gemeente Eindhoven
Wethouder van jeugd, welzijn en zorg Raadsnummer
11R4259
Inboeknummer
11bst00388
Beslisdatum B&W 15 maart 2011 Dossiernummer
11.11.551
RaadsvoorstelBesluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011.2)
Inleiding Naar aanleiding van een aantal uitspraken van de rechtbanken en Centrale Raad van Beroep is er een landelijke discussie ontstaan of de raad bepaalde bevoegdheden mag delegeren aan het college in het kader van de Wmo. In Eindhoven hebben we een aantal bezwaarzaken betreffende de hoogte van het PGB hulp bij het huishouden. Hierin wordt de delegatiebepaling als argument naar voren gehaald. Doelstelling Uitvoering geven aan de wettelijke plicht op grond van de Wmo om klachtgericht maatwerk te bieden aan mensen met een beperking die ondersteuning nodig hebben in hun persoonlijk en maatschappelijk functioneren, door middel van het verstrekken van individuele voorzieningen. Voorstel 1. - Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011.2) met bijbehorende toelichting eenmalig vaststellen en per 1 januari 2011met terugwerkende kracht in werking laten treden. - Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011) met bijbehorende toelichting intrekken per 1 januari 2011. Argumenten 1.1 Om te voorkomen dat er in bezwaar en beroepszaken op de delegatiebepaling zaken worden beslecht in plaats van op de inhoud van de zaak laten we het besluit eenmalig vaststellen door de raad De verordening voor de individuele voorzieningen wordt vastgesteld door de raad (laatste keer op 30 november 2010). Het besluit en de beleidsregels die daaruit volgen worden vastgesteld door B&W en aan de raad met een RIB ter informatie (laatste keer 21 december 2010). Deze werkwijze is al afkomstig uit de periode van de WVG. Er is nu een discussie ontstaan wat er wel en niet in de verordening moet en
Raadsnummer
11R4259
wat in het besluit mag worden geregeld. De discussie is ontstaan doordat de Wmo wettekst afwijkt van de WVG tekst. Om te voorkomen dat er bij een bezwaar of beroepzaak de discussie alleen wordt gevoerd op de procedure of het nu wel of niet een bevoegdheid is van B&W willen we eenmalig het Besluit laten vaststellen door de Raad. Momenteel hebben we bezwaarzaken tegen de hoogte van het PGB voor hulp bij het huishouden. Hierin speelt de delegatiebepaling een belangrijke rol. In de loop van dit jaar zal de landelijke discussie en uitspraken van de Centrale Raad van Beroep hierin meer inzicht geven.
Kanttekeningen 1.1 Het Besluit is een nadere uitwerking van de verordening en in het kader van het dualisme een B&W taak Het besluit is een nadere uitwerking van de kaders die zijn vastgesteld in de verordening. De verordening bepaald het recht op een voorziening en de voorwaarden, alsmede globaal welke voorzieningen er zijn. Daarmee is de Verordening kaderstellend. In het Besluit staat de nadere uitwerking van de verordening, alsmede de bedragen voor PGB en vergoedingen. Aangezien deze bedragen jaarlijks veranderen door indexatie en rijksbeleid wordt het Besluit minimaal een keer per jaar door B&W vastgesteld, zodat het Besluit altijd actueel is. 1.2 Eventuele inhoudelijke wijzigingen hebben gevolgen voor de ingeboekte bezuinigingen. Met het besluit is invulling gegeven aan de bezuinigingen die middels de begroting (van november 2010) zijn vastgesteld. Mocht het besluit inhoudelijk wijzigen dan heeft dit directe gevolgen voor de realisatie 2011 en zullen er mogelijke tekorten ontstaan. Omdat het Besluit met terugwerkende kracht per 1-1-2011 in werking treed heeft het ook gevolgen voor de reeds afgegeven beschikkingen. De consequentie hiervan is dat er voor het aanpassen van de beschikkingen extra uitvoeringskosten zijn. Kosten De kosten van de toekenning van de individuele voorzieningen worden gedekt uit het Wmo-budget. Communicatie De verordening wordt gepubliceerd middels een gemeenteblad. Planning en uitvoering Het Besluit treedt met terugwerkende kracht in per 1 januari 2011. Aangezien het huidige besluit niet afwijkt en de uitvoering hiermee al werkt verandert er niks voor de uitvoering.
2
Raadsnummer
11R4259
Evaluatie Via de reguliere tussenberichten zal uw Raad geïnformeerd worden over de uitvoering van deze verordening.
1 Bijlage(n) Als bijlage(n) bij dit voorstel behoren: b Bijlage over PGB bedragen hulpmiddelen en Toelichting op het Besluit a De bijlagen worden meegestuurd a De bijlagen liggen ter inzage in de leeskamer Een ontwerp-raadsbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
, secretaris.
3
Raadsnummer
11R4259
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 maart 2011; besluit: 1.
- Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011.2) met bijbehorende toelichting eenmalig vaststellen en per 1 januari 2011met terugwerkende kracht in werking laten treden. - Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011) met bijbehorende toelichting intrekken per 1 januari 2011.
Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011.2) Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 1.1 Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: a. Verzamelinkomen: zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001. b. Belastbaar loon: zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964. c. Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan belanghebbende maatschappelijke ondersteuning is verleend. d. Basisassortiment natura voorzieningen: voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een basisassortiment. Dit is het brede basisassortiment dat is aanbesteed door de gemeente Eindhoven. e. Bijlage: Bijlage met bedragen PGB 2011 per voorzieningen categorie. f. Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011). g. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Hoofdstuk 2 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen 2.1 Verstrekking van Persoonsgebonden budget (PGB) Op het PGB, zoals bedoeld in art. 1.1 onder v van de verordening, zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. Een PGB wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;
4
Raadsnummer
b.
c. d. e.
f.
11R4259
de omvang van het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van belanghebbende. De toekenning van het te verstrekken PGB, de voorwaarden, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld. Bij de beschikking wordt indien van toepassing een Programma van Eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het PGB te verwerven voorziening dient te voldoen. Na verzending van de beschikking, wordt het PGB, eventueel in delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van belanghebbende.
2.2 Indexering bedragen PGB 1. De indexering van de PGB bedragen voor de voorzieningen is gekoppeld aan de indexering van de voorzieningen in de natura. 2. Het college bepaalt per jaar of er geïndexeerd wordt. 2.3 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen. Het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de gemiddelde levensduur die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het PGB te verwerven voorziening. 2.4 Afwijzingsgronden PGB. Verstrekking als PGB vindt niet plaats indien: a. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB; b. aan belanghebbende eerder een PGB is verleend op grond van de verordening en belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen; c. op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat belanghebbende het PGB om financiële redenen niet kan aanwenden voor de aanschaf/inzet van de voorziening; d. belanghebbende een zodanig progressief ziektebeeld heeft dat in geval van natura-verstrekking de voorziening niet in bruikleen maar in natura wordt verstrekt. 2.5 Algemene verplichtingen PGB. Bij de verlening van het PGB gelden in ieder geval de volgende verplichtingen: a. het PGB wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten; b. voor het PGB dient belanghebbende 1 offerte te overleggen;
5
Raadsnummer
11R4259
c. de geïndiceerde voorziening die belanghebbende inkoopt met het PGB dient compenserend, veilig, belanghebbende gericht en kwalitatief verantwoord te zijn. d. belanghebbende dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan. e. belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het PGB ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende de tijd dat hij over de voorziening beschikt. Bij een PGB voor hulp bij het huishouden bewaart belanghebbende de documenten 5 jaar. 2.6 Verantwoording PGB. 1. De verantwoording van het PGB door belanghebbende aan het college vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar. 2. De omvang van de steekproef is 2% van de verstrekte PGB. 3. Het college kan tevens buiten de steekproef om klanten verzoeken om hun PGB te verantwoorden. 4. Belanghebbende is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken op verzoek van het College per omgaande te verstrekken. 5. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het College beoordeeld of er aanleiding bestaat het PGB geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.
Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden 3 A. Hulp bij het huishouden Het recht op hulp bij het huishouden is bepaald in artikel 4.2 van de Verordening. 3.1 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor 1-1-2009 1. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbende die een indicatie hebben die dateert van vóór 1`januari 2009 als volgt plaats, wanneer men kiest voor een particuliere hulp: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse in 2011 bedraagt: i. Klasse 1 (0 - 1,9 uur): € 754,-; ii. Klasse 2 (2 - 3,9 uur): € 2.286,-; iii. Klasse 3 (4 - 6,9 uur): € 4.192,-; iv. Klasse 4 (7 - 9,9 uur): € 6.478,-; v. Klasse 5 (10 -12,9 uur): € 8.766,-; vi. Klasse 6 (13 -15,9 uur): € 11.501,-;
6
Raadsnummer
11R4259
b. bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend, wordt een uurbedrag van € 14,50 gehanteerd 2. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbenden die een indicatie hebben die dateert van vóór 1 januari 2009 als volgt plaats, wanneer men hulp inkoopt bij een erkende thuiszorginstelling: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse in 2011 bedraagt: i. Klasse 1 (0 - 1,9 uur): € 964,-; € 2.923,-; ii. Klasse 2 (2 - 3,9 uur): iii. Klasse 3 (4 - 6,9 uur): € 5.360,-; iv.Klasse 4 (7 - 9,9 uur): € 8.283,-; v. Klasse 5 (10 -12,9 uur): € 11.209,-; vi.Klasse 6 (13 -15,9 uur): € 14.130,-; b. bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend, wordt een uurbedrag van € 18,54 gehanteerd. 3.
De PGB-bedragen voor hulp bij het huishouden worden maandelijks betaalbaar gesteld.
3.2 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie vanaf 1-1-2009 1. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbenden die een indicatie hebben die dateert vanaf 1 januari 2009 plaats door een bedrag per uur beschikbaar te stellen om hulp bij het huishouden in te kopen. Belanghebbenden kunnen kiezen voor de inzet van een particuliere hulp of hulp via een erkende thuiszorginstelling. a. er wordt een bedrag van € 14,50 per uur beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen in de vorm van een particuliere hulp; b. er wordt een bedrag van € 18,54 per uur beschikbaar gesteld wanneer men hulp inkoopt via een erkende thuiszorginstelling. 2. De PGB-bedragen voor hulp bij het huishouden worden maandelijks betaalbaar gesteld. 3.3 Ondersteuning voor PGB-houder hulp bij het huishouden 1. Het College heeft de SVB gecontracteerd die belanghebbende voor hulp bij het huishouden kan ondersteunen bij de verplichtingen die het PGB met zich meebrengt. 2. Deze ondersteuning bevat: • Vraagbaak functie • Collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand
7
Raadsnummer
• •
11R4259
Indien van toepassing de totale salarisadministratie Indien van toepassing een vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte en arbodienstverlening
3B. Woonvoorzieningen Het recht op een woonvoorziening is bepaald in artikel 4.5 van de Verordening. 3.4 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het basisassortiment 2. Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening. 3. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 4. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. 5. De noodzaak voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. 6. Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. 7. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening. 3.5 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen buiten het basisassortiment Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. In de offerte is (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. 3.6 PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen 1. Het PGB voor onderhoud, reparatie voor hulpmiddelen in het kader van wonen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor het onderhoud en reparatie van de vervoersvoorziening. 4. Het PGB voor onderhoud en reparatie worden jaarlijks uitgekeerd. 3.7 De gemaximeerde financiële vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten In navolging van hetgeen gesteld in artikel 4.4 sub b van de Verordening krijgt: 1. De hoofdbewoner van de woonruimte een gemaximeerde financiële vergoeding van €2.043,-
8
Raadsnummer
2.
11R4259
De burger die op verzoek van de gemeente de woonruimte ontruimt ontvangt de gemaximeerde financiële vergoeding van € 3.404,-
3.8 PGB voor woningaanpassing 1. Het PGB voor de woningaanpassing als bedoeld in artikel 4.4 sub c. van de Verordening wordt vastgesteld op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. 2. Indien belanghebbende niet de eigenaar is van de woning waarin de woningaanpassing dient te worden aangebracht, wordt het PGB voor de woningaanpassing als bedoeld in artikel 4.4 sub c. van de Verordening, conform artikel 5 lid 3 van de verordening, betaald aan de eigenaar van de woning. 3. Belanghebbende is een eigen bijdrage verschuldigd voor de woningaanpassing. 3.9 PGB voor keuring, onderhoud en reparatie. 1. Het PGB wordt verstrekt voor keuring, onderhoud en reparatie van de hieronder opgesomde voorzieningen: a. stoelliften; b. rolstoel- of sta-plateauliften; c. woonhuisliften; d. hefplateauliften; e. balansliften; f. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; g. elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren; h. toilet voorzien van onderspoel en toiletföhn. 2. De omvang van het PGB wordt na overleg van de factuur achteraf bepaald en betaald. 3.10 Vergoeding voor tijdelijke huisvesting. 1. De hoogte van de vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt: a. de werkelijke kosten met een maximum van € 630,-- per maand, als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte; b. de werkelijke kosten met een maximum van € 315,-- per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een nietzelfstandige woonruimte. 2. De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting, is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 sub a van de Wet op de Huurtoeslag. 3. De tegemoetkoming wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet
9
Raadsnummer
11R4259
bewoond kan worden en belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. 4. De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt; 5. De vergoeding wordt verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.
3.11 Vergoeding voor huurderving. 1. De hoogte van de vergoeding in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van € 630,-- per maand. 2. De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt; 3. De eerste maand komt niet in aanmerking voor vergoeding.
Hoofdstuk 4. Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Het recht op een individuele vervoersvoorziening is bepaald in artikelen 5.2, 5.3 en 5.4 van de Verordening. 4.1 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment. 1. Het PGB voor vervoersvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst- compenserende voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de Bijlage. 4.2 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen 1. Het PGB voor vervoersvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. 4. De noodzaak voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het programma van eisen van de voorziening. 5. Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.
10
Raadsnummer
11R4259
4.3 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten basisassortiment Het PGB voor vervoersvoorzieningen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt bepaald op basis van, het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende , met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de gemiddelde levensduur. 4.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorziening 1. Het PGB voor onderhoud, reparatie vervoersvoorzieningen en indien van toepassing verzekering is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering worden jaarlijks uitgekeerd. 4.5 Vervoerskostenvergoedingen 1. Maximale normbedragen (bedragen 2011): a. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een (eigen) auto/ vervoer derden geldt een normbedrag van € 1.090,31 per jaar; b. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van € 702,98 per jaar; c. de vergoeding voor een al dan niet aangepaste (niet-elektrische) gesloten buitenwagen, bedraagt maximaal 50% van de gemaximeerde vergoeding zoals op genomen in artikel 4.5 lid 1 onder b; d. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een normbedrag van € 1.090,31 per jaar; e. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van € 1.635,46 per jaar; f. voor een vergoeding in de begeleidingskosten openbaar vervoer geldt een normbedrag van € 545,15 per jaar; 2. De vervoerskostenvergoeding wordt verstrekt als een gemaximeerde vergoeding op basis van declaraties. 3. Het college kan de bedragen van de vervoerskostenvergoeding jaarlijks per 1 januari indexeren op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS). 4. In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt voor gebruikers van andere vervoersvoorzieningen zoals scootmobiel, aangepaste fietsen en elektrische buiten rolstoelen, ongeacht de snelheid, 75% van de gemaximeerde vergoeding voor taxi, gebruik eigen auto of vervoer door derden. 5. Belanghebbende die gebruik kunnen maken van andere vervoersvoorzieningen, zoals scootmobiel, aangepaste fietsen en de elektrische buiten rolstoel krijgen maximaal 225 zones in het CVV. 6. In afwijking van het gestelde in het eerste lid krijgen partners met een gezamenlijke huishouding in totaal 150% van de normbedragen vergoed.
11
Raadsnummer
11R4259
7. In afwijking van het gestelde in het eerste lid gelden voor kinderen tot 15 jaar de onderstaande vergoedingen: a. 0 tot 4 jaar geen vergoeding; b. 4 tot 12 jaar per jaar 25% van het normbedrag genoemd onder het eerste lid, onder c; c. 12 tot 15 jaar per jaar 50% van het normbedrag. 8. In afwijking van het gestelde in lid 1 wordt voor de aanpassing van de eigen auto een PGB toegekend. De hoogte van het PGB wordt vastgesteld op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. Voor de aanpassingen aan de eigen auto is een eigen bijdrage verschuldigd. Hoofdstuk 5. Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning. Het recht op een rolstoelvoorziening is bepaald in artikel 6.2 van de Verordening. 5.1. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment. 1. Het PGB voor rolstoelvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 5.2. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen 1. Het PGB voor rolstoelen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor aanpassingen en/of opties. 4. De noodzaak voor de aanpassingen en/of opties wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. 5. Het PGB voor aanpassingen / opties wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening. 5.3. PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten basisassortiment Het PGB voor rolstoelvoorzieningen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende In de offerte is (indien van toepassing)
12
Raadsnummer
11R4259
opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. 5.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen 1. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering voor vervoersvoorzieningen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt jaarlijks uitgekeerd.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden Het recht op een voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden is bepaald in artikel 7.2 en 7.4 van de Verordening. 6.1 Gemaximeerde financiële vergoeding voor individuele sportvoorziening 1. Voor een sportvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 lid a. van de Verordening, wordt uitsluitend een gemaximeerde financiële vergoeding verstrekt. 2. De voorwaarden van de sportvoorziening wordt vastgesteld in een programma van eisen. 3. De hoogte van deze vergoeding is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 6.000,-- welk bedrag bedoeld is als vergoeding in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportvoorziening voor een periode van vijf jaar. 4. De werkelijke kosten van de sportvoorziening wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. In de offerte is opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. 6.2 Gemaximeerde financiële vergoeding individuele vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik 1. Indien zich een uitzonderingssituatie voordoet als omschreven in artikel 7.4 van de Verordening wordt een gemaximeerde financiële vergoeding verstrekt voor bovenregionaal vervoer. 2. Per kalenderjaar wordt de bovenregionale vervoersbehoefte van belanghebbende in kilometers bepaald. 3. Voor het verzorgen van het vervoer voor het in lid 2 bepaalde aantal kilometers geldt het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. 4. Op basis van deze offerte wordt de gemaximeerde financiële vergoeding per kalenderjaar vastgesteld.
13
Raadsnummer
11R4259
5. De gemaximeerde financiële vergoeding wordt vooraf uitbetaald aan belanghebbende.
Hoofdstuk 7 De toekenning 7.1 De eigen bijdrage 1. Bij een PGB wordt de eigen bijdrage niet ingehouden op het uit te keren PGBbedrag. Dit betekent dat belanghebbende, evenals bij voorzieningen in natura, geld moet reserveren om de eigen bijdrage te betalen. 2. De hoogte en duur van de eigen bijdrage is: - Hulp bij het huishouden: hoogte eigen bijdrage: € 14,50 per uur; duur: wordt per 4 weken voor de totale duur van de verstrekking opgelegd - Woning- en autoaanpassingen: hoogte eigen bijdrage: bedrag van de aanpassing, duur: gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken - Hulpmiddelen in het kader van wonen en vervoersmiddelen: hoogte eigen bijdrage: kosten van de voorziening (incl onderhoud) gedeeld door de gemiddelde levensduur; duur: voor de totale duur dat belanghebbende over de voorziening opgelegd in perioden van 4 weken. 3. Vanaf 1-1-2011 gaan belanghebbende een eigen bijdrage betalen 4. In afwijking van het gestelde in lid 3 geldt voor belanghebbende die reeds voor 11-2011 een vervoersmiddel bezitten geldt een overgangsregeling van 5 maanden voordat zij een eigen bijdrage gaan betalen. 5. In afwijking van het gestelde in lid 3 geldt voor belanghebbende die reeds voor 11-2011 een hulpmiddel in het kader van wonen hebben gekregen zullen geen eigen bijdrage gaan betalen. 7.2 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, jonger dan 65 jaar. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,80 (in 2011) per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 22.636,- (in 2011) dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt. 7.3 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, ouder dan 65 jaar. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,80 (in 2011) per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 15.838,- ( in 2011 ) dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt. 7.4 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, een van beide of beide partners jonger dan 65 jaar. Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar, dienen te betalen bedraagt € 25,40 (in 2011) per vier
14
Raadsnummer
11R4259
weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven €27.902,- (in 2011) dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt. 7.5 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, beide partners ouder dan 65 jaar. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,40 (in 2011) per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 22.100 (in 2011) dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt. Hoofdstuk 8 Inlichtingen, intrekking en terugvordering 8.1 Heronderzoek. 1. Het college kan een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op of het gebruik van de ingevolge de verordening toegekende voorzieningen. 2. Indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat belanghebbende niet langer recht heeft op een voorziening ingevolge de Verordening, kan het college de voorziening intrekken. 8.2 (Tijdelijk) uitsluiten van een voorziening 1. Bij wangedrag waarvoor belanghebbende verantwoordelijk te houden is, wordt de belanghebbend eerst gewaarschuwd dat tijdelijk uitsluiting volgt. 2. bij uitsluiting gelden de volgende termijnen - 1e keer: 1 maand uitsluiten van voorziening - 2e keer: 2 maanden uitsluiten van voorziening - 3e keer: 6 maanden uitsluiten van voorziening Hoofdstuk 9 Overige bepalingen 9.1 Citeertitel. 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: "Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011.2)". Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2011. 2. Hiermee komt het "Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011)" te vervallen per 1 januari 2011. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 april 2011.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
fvw/YG11008478
15