Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2013) HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 1.1 Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning en aanverwante regelingen en de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2013). 2. In dit besluit wordt verstaan onder: a. Verzamelinkomen: zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001. b. Belastbaar loon: zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964. c. Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan belanghebbende maatschappelijke ondersteuning is verleend. d. Basisassortiment natura voorzieningen: voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een basisassortiment. Dit is het brede basisassortiment dat is aanbesteed door de gemeente Eindhoven. e. Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2013). f. Een erkende zorginstelling: de instelling die is toegelaten tot Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Dit betekent dat er afspraken zijn gemaakt met de zorgkantoren en dat de thuiszorginstelling geregistreerd is als instelling in het kader van de AWBZ en/of de ZvW (Zorgverzekeringswet). Deze erkenning staat op de sites van de betreffende zorginstelling, of een instelling met een HKZ-keurmerk (stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) of een daarmee vergelijkbaar keurmerk, of een instelling, die een onderaannemer is van een zorginstelling waarmee de gemeente Eindhoven een contract heeft gesloten om Hulp bij het Huishouden uit te voeren.
HOOFDSTUK 2. VERSTREKKINGSVORMEN INDIVIDUELE EN COLLECTIEVE VOORZIENINGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3.6 VAN DE VERORDENING 2.1 Vorm voorzieningen voor het voeren van een huishouden De te verstrekken voorziening voor het voeren van een huishouden kan bestaan uit: a. hulp bij het huishouden in natura; b. een PGB, dat kan worden ingezet voor particuliere hulp bij het huishouden of hulp bij het huishouden via een erkende thuiszorginstelling. 2.2 Vorm voorzieningen voor het wonen in een geschikte woning De te verstrekken voorziening voor het wonen in een geschikte woning kan bestaan uit: a. een hulpmiddel in het kader van wonen in natura; b. een PGB in te zetten voor een hulpmiddel in het kader van wonen; c. een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten; d. een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing; e. een financiële tegemoetkoming bij tijdelijke huisvesting; f. een financiële tegemoetkoming bij huurderving.
1
2.3 Vorm voorzieningen voor het zich verplaatsen in en rond de woning De te verstrekken voorziening voor het zich verplaatsen in en rond de woning kan bestaan uit: a. een rolstoelvoorziening in natura; b. een PGB, in te zetten voor een rolstoelvoorziening. 2.4 Vorm voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel De te verstrekken voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel kan bestaan uit: a. een collectieve vervoersvoorziening; b. een vervoermiddel in natura; c. een PGB in te zetten voor een vervoermiddel; d. een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten; e. een financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van een in eigendom zijnde auto. 2.5 Vorm voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden De te verstrekken voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden kan bestaan uit: a. een voorziening in natura; b. een PGB in te zetten voor een voorziening; c. een financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorziening voor boven regionaal gebruik; d. een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening.
HOOFDSTUK 3. ALGEMENE BEPALINGEN 3.1 Verstrekking van PGB 1. Een PGB wordt alleen verstrekt voor individuele voorzieningen; 2. Bij PGB voor hulpmiddelen heeft, zoals bij de verstrekkingen in natura, een gereviseerd middel de voorkeur in verband met de kosten en de duurzaamheid. 3. Een toegekende individuele voorziening wordt alleen in de vorm van een PGB verstrekt op verzoek van belanghebbende. 4. De toekenning van het te verstrekken PGB, de daaraan verbonden verplichtingen, de omvang, de looptijd ervan en, indien van toepassing, een Programma van Eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het PGB te verwerven voorziening dient te voldoen, worden bij beschikking vastgesteld. 5. Na verzending van de beschikking en overleggen van de door het college geaccepteerde offerte danwel formulier bankgegevens hulp bij het huishouden en zorgovereenkomst, wordt het PGB, eventueel in delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van belanghebbende. 3.2 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen Het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de gemiddelde technische levensduur die, voor zover van toepassing, algemeen gebruikelijk is voor de met het PGB te verwerven voorziening. 3.3 Algemene verplichtingen PGB Bij de verlening van het PGB gelden in ieder geval de volgende verplichtingen: a. het PGB wordt uitsluitend besteed binnen de grenzen van het vooraf door het college bepaalde doel; b. voor het PGB Hulp bij het Huishouden dient belanghebbende een formulier bankgegevens hulp
2
c. d.
e. f.
bij het huishouden en een zorgovereenkomst te overleggen; voor het PGB hulpmiddelen dient belanghebbende 1 offerte en de factuur te overleggen; de voorziening die belanghebbende met het PGB inkoopt om het door het college geïndiceerde resultaat te kunnen bereiken, dient compenserend, veilig, op belanghebbende gericht en kwalitatief verantwoord te zijn. belanghebbende dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan. belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het PGB ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende de tijd dat hij over de voorziening beschikt. Bij een PGB voor hulp bij het huishouden bewaart belanghebbende de documenten 5 jaar.
Artikel 3.4 Verstrekking woningaanpassing 1. Een voorziening voor een woningaanpassing wordt slechts verstrekt indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling, mits de gemeente waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de belanghebbende reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt. 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. 4. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een voorziening bewerkstelligen dat de belanghebbende de woonruimte zelf en enkele essentiële ruimten daarin kan bereiken. 5. Een voorziening voor een gemeenschappelijke ruimte kan slechts bestaan uit het verbreden van toegangsdeuren, het aanbrengen van automatische deuropeners, hellingbanen, het aanleggen van drempelhulpen of vlonders, extra trapleuningen (bij een portiekwoning), een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.
HOOFDSTUK 4. PGB VOOR HULP BIJ HET HUISHOUDEN EN ONDERSTEUNING PGB-HOUDER 4.1
Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor 11-2009 1. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor een belanghebbende die een indicatie heeft die dateert van vóór 1 januari 2009 als volgt plaats, wanneer belanghebbende kiest voor een particuliere hulp: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse bedraagt (normbedragen 2013): * Klasse 1 (0 - 1,9 uur): € 776,-; * Klasse 2 (2 - 3,9 uur): € 2.353,-; * Klasse 3 (4 - 6,9 uur): € 4.316,-; * Klasse 4 (7 - 9,9 uur): € 6.669,-; * Klasse 5 (10 -12,9 uur): € 9.025,-; * Klasse 6 (13 -15,9 uur): € 11.840,-; b. Er wordt een uurbedrag van € 14,93 gehanteerd bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend.
3
2. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor een belanghebbende die een indicatie heeft die dateert van vóór 1 januari 2009 als volgt plaats, wanneer belanghebbende hulp inkoopt bij een erkende thuiszorginstelling: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse bedraagt (normbedragen 2013): * Klasse 1 (0 - 1,9 uur): € 992,-; * Klasse 2 (2 - 3,9 uur): € 3.009,-; * Klasse 3 (4 - 6,9 uur): € 5.518,-; * Klasse 4 (7 - 9,9 uur): € 8.527,-; * Klasse 5 (10 -12,9 uur): € 11.540,-; * Klasse 6 (13 -15,9 uur): € 14.547,-; b. Er wordt een uurbedrag van € 19,09 gehanteerd bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend. 3. De PGB-bedragen voor hulp bij het huishouden worden maandelijks betaalbaar gesteld. 4.2 1.
2. 3. 4. 5. 6.
Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie vanaf 1-12009 De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor een belanghebbende, die een indicatie heeft die dateert vanaf 1 januari 2009, plaats door een bedrag per uur beschikbaar te stellen om hulp bij het huishouden in te kopen. Bij indicatie van meer uren dan 8 uur per 4 weken wordt de tijdsnormering toegepast conform de bijlage ‘Uitgebreide indicatie hulp bij het huishouden’ behorende bij dit Besluit. Belanghebbende kan kiezen voor de inzet van een particuliere hulp bij het huishouden of hulp bij het huishouden via een erkende thuiszorginstelling. Voor de inzet van een particuliere hulp als bedoeld in het derde lid, wordt er een bedrag van € 14,93 per uur beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen. Voor de inzet van hulp via een erkende zorginstelling als bedoeld in het derde lid, wordt een bedrag van € 19,09 per uur beschikbaar gesteld. De PGB-bedragen voor hulp bij het huishouden worden maandelijks betaalbaar gesteld.
4.3 Ondersteuning voor PGB-houder hulp bij het huishouden 1. Het college biedt belanghebbende kosteloos ondersteuning aan bij de verplichtingen die het PGB hulp bij het huishouden met zich meebrengt. 2. De ondersteuning als bedoeld in het eerste lid bestaat uit: • vergoeding van bij ziekte van zorgverlener doorbetaald loon, indien sprake is van een arbeidsrelatie waarbij belanghebbende verplicht is tot inhouding en afdracht van sociale premies en/of loonheffing op het loon van de zorgverlener, • het beheer van collectieve verzekeringen • het beheer van collectieve voorzieningen • het verzorgen van de salarisadministratie, indien sprake is van een arbeidsrelatie waarbij belanghebbende verplicht is tot inhouding en afdracht van sociale premies en/of loonheffing op het loon van de zorgverlener, • het geven van informatie en advies op arbeidsrechtelijk terrein en • het beschikbaar stellen van modelovereenkomsten.
HOOFDSTUK 5. PGB VOOR HULPMIDDELEN
4
5.1 1.
2. 3. 4.
5. 6.
5.2 1.
2.
Hoogte PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen binnen het basisassortiment Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopstcompenserende voorziening. De basisbedragen zijn vastgelegd in de bijlage ‘PGB per voorzieningencategorie voor binnen-basisassortiment’ behorende bij dit besluit. De basisbedragen, als bedoeld in het eerste lid, worden, indien van toepassing, verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. De noodzaak voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het door het college vastgestelde programma van eisen van de voorziening. Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de door het college geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. De PGB-bedragen als bedoeld in het eerste en tweede lid vormen samen het totale PGB voor de voorziening. Indien het toegekende totale PGB niet hoger is dan € 5.000,- dan wordt dat bedrag ineens uitbetaald aan belanghebbende of, indien van toepassing, aan de eigenaar van de woning. Bedraagt het PGB meer dan € 5.000,- dan wordt het ineens uitbetaald aan de leverancier. Hoogte PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen buiten het basisassortiment Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de door het college geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. In de offerte is opgenomen de aanschafprijs en de geraamde onderhouds- en reparatiekosten en, indien van toepassing, de keuringskosten en verzekeringskosten gedurende de gemiddelde technische levensduur. Indien het toegekende PGB als bedoeld in het eerste lid niet hoger is € 5.000,- dan wordt dat bedrag ineens uitbetaald aan belanghebbende of, indien van toepassing, aan de eigenaar van de woning. Bedraagt het PGB meer dan € 5.000,- dan wordt het ineens uitbetaald aan de leverancier.
5.3 Hoogte PGB voor onderhoud, reparatie, keuring en verzekering van trapliften, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen 1. Het PGB voor onderhoud, reparatie en, indien van toepassing, verzekering en keuring van trapliften, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage ‘PGB per voorzieningencategorie voor binnenbasisassortiment’behorende bij dit besluit. 3. Het PGB als bedoeld in het eerste lid van rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen wordt jaarlijks uitgekeerd. 4. Het PGB als bedoeld in het eerste lid van trapliften wordt voor de eerste 5 jaar ineens uitbetaald aan de eigenaar van de woning en daarna jaarlijks.
HOOFDSTUK 6. FINANCIËLE TEGEMOETKOMING 6.1 Financiële tegemoetkoming voor keuring, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening 1. Een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt voor keuring, onderhoud en reparatie van de hieronder opgesomde woonvoorzieningen, indien deze bij een woningaanpassing zijn geplaatst:
5
a. b. c. d. e.
rolstoel- of sta-plateauliften; woonhuisliften; hefplateauliften; balansliften; de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; f. elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren; g. toilet voorzien van onderspoel en toiletföhn. 2. De omvang van de financiële tegemoetkoming wordt na overleg van de factuur achteraf bepaald en betaald. 6.2 Financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het zich lokaal verplaatsen 1. De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het zich lokaal verplaatsen bedraagt voor (normbedragen 2013): a. de kosten van het gebruik van een (eigen) auto/ vervoer derden €1.142,17 per jaar; b. de kosten van het gebruik van een bruikleenauto € 736,41per jaar; c. de kosten van het gebruik van een al dan niet aangepaste (niet-elektrische) gesloten buitenwagen, 50% van de vergoeding zoals op genomen in het eerste lid onderdeel b; d. de kosten van het gebruik van een taxi € 1.142,17 per jaar op basis van declaraties; e. de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi € 1.713,23 per jaar op basis van declaraties; f. de begeleidingskosten openbaar vervoer € 571,08 per jaar; 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de financiële tegemoetkoming voor gebruikers van andere vervoersvoorzieningen zoals scootmobiel, aangepaste fietsen en elektrische buiten rolstoelen, ongeacht de snelheid, maximaal 75% van de gemaximeerde vergoeding voor taxi, gebruik eigen auto of vervoer door derden. 3. Een belanghebbende, die gebruik kan maken van andere vervoersvoorzieningen, zoals een scootmobiel, aangepaste fiets en elektrische buiten rolstoel, krijgt maximaal 225 zones in het CVV. 4. In afwijking van het eerste lid krijgen partners met een gezamenlijke huishouding in totaal maximaal150% van de normbedragen vergoed. 5. In afwijking van het eerste lid gelden voor kinderen tot 15 jaar de onderstaande vergoedingen: a. 0 tot 4 jaar geen vergoeding; b. 4 tot 12 jaar per jaar maximaal 25% van het normbedrag genoemd onder het eerste lid, onderdeel a tot en met f; c. 12 tot 15 jaar per jaar maximaal 50% van het normbedrag genoemd onder het eerste lid, onderdeel a tot en met f. 6. De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het zich lokaal verplaatsen wordt per kwartaal achteraf uitbetaald. 6.3 Financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van auto in eigendom voor het zich lokaal verplaatsen 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van de eigen auto wordt vastgesteld op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de door het college geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. 2. In de offerte als bedoeld in het eerste lid is opgenomen de kosten van en voor het aanbrengen van de voorziening in de auto en, indien van toepassing, de keuringskosten van de Rijksdienst voor het Wegverkeer en onderhouds- en reparatiekosten van de in de auto aangebrachte voorziening. 6.4 Financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik
6
1.
2. 3.
4.
Belanghebbende kan voor een vervoersvoorziening, die verder reikt dan het lokaal vervoer, in aanmerking komen als het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen; De bovenregionale vervoersbehoefte van belanghebbende wordt per kalenderjaar in kilometers bepaald. De financiële tegemoetkoming voor het verzorgen van het vervoer voor het in het tweede lid bepaalde aantal kilometers wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de door het college geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. De financiële tegemoetkoming wordt per kwartaal achteraf uitbetaald aan belanghebbende.
6.5 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening 1. Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor de aanschaf van een sportvoorziening, als sportbeoefening uitsluitend mogelijk is met een sporthulpmiddel. 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming, als bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 6.000,-, welk bedrag bedoeld is als vergoeding voor de aanschaf-, onderhouds- en reparatiekosten, voor de duur van een periode van vijf jaar. 3. In een programma van eisen wordt vastgesteld aan welke voorwaarden de voorziening moet voldoen. 4. De werkelijke kosten van de sportvoorzieningen als bedoeld in het tweede lid worden bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de door het college geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. In de offerte moet een raming van de onderhouds-en reparatiekosten gedurende de gemiddelde levensduur zijn opgenomen.
HOOFDSTUK 7. EIGEN BIJDRAGE/EIGEN AANDEEL 7.1 Hoogte en duur eigen bijdrage/eigen aandeel 1. Een belanghebbende is een eigen bijdrage/eigen aandeel verschuldigd aan het college voor: a. hulp bij het huishouden; b. een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning; c. hulpmiddelen in het kader van wonen en vervoermiddelen; d. een aanpassing van een in eigendom zijnde auto. 2. Voor de berekening van de door belanghebbende per periode van weken verschuldigde maximale eigen bijdrage/eigen aandeel, wordt aangesloten bij de bedragen genoemd in artikel 4.1 Besluit maatschappelijke ondersteuning. 3. De hoogte en duur van de maximale eigen bijdrage/het eigen aandeel is bij: a. Hulp bij het huishouden: € 14,93 per uur, per 4 weken voor de totale duur van de verstrekking. b. een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van belanghebbende: het bedrag van de aanpassing, gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken. c. Een aanpassing van een in eigendom zijnde auto: het bedrag van de aanpassing, gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken. d. Hulpmiddelen in het kader van wonen en vervoersmiddelen die niet in eigendom zijn verschaft: de kosten van de voorziening inclusief de kosten voor onderhoud, reparatie en, indien van toepassing, verzekering voor de totale duur dat belanghebbende over de voorziening beschikt.
7
4.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid is een belanghebbende geen eigen bijdrage verschuldigd a. voor een hulpmiddel in het kader van wonen die hij reeds voor 1-1-2011 heeft gekregen. b. voor een tillift, badlift en badplank. 5. Bij een PGB wordt de eigen bijdrage niet ingehouden op het uit te keren PGB-bedrag. Dit betekent dat belanghebbende, evenals bij voorzieningen in natura, geld moet reserveren om de eigen bijdrage te betalen.
HOOFDSTUK 8. HERONDERZOEK, HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING 8.1 Heronderzoek, herziening, intrekking en terugvordering Het college maakt gebruik van haar bevoegdheden als bedoeld in artikel 6.1 tweede lid, 6.2 tweede lid, 6.3 en 6.4 van de Verordening.
HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN 9.1 Indexering 1. Het college bepaalt per jaar het indexeringspercentage van de PGB-bedragen, voorzieningen in natura en de financiële tegemoetkomingen 2. De indexering van de PGB-bedragen voor de voorzieningen is gekoppeld aan de indexering van de voorzieningen in de natura. 9.2 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven gemeente Eindhoven (2013) in werking treedt. Het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2012.1) en de Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven gemeente Eindhoven (2012) worden per die datum ingetrokken. 9.3 Citeertitel Dit besluit kan worden aangehaald als: "Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2013).
8
Bijlage 1: Uitgebreide indicatie Hulp bij het Huishouden Bij het indiceren van meer uren dan de maximaal 8 uur per 4 weken zal de tijdsnormering toegepast worden zoals beschreven in dit hoofdstuk. Ook hierbij geldt dat het maximale minuten betreft. 1. Licht huishoudelijk werk Activiteiten licht huishoudelijk werk b Stoffen b Afwassen/machine in en uitruimen: Een vaatwasser wordt als algemeen gebruikelijk gezien. Als deze niet aanwezig is maar wel een adequate oplossing biedt voor het probleem dan is de aanschaf hiervan voorliggend op het inzetten van hulp b Opruimen b Bedden opmaken Eenpersoonshuishouden Nr. Activiteiten 1.1 a 1e week volledig 1.1 b 2e week onderhoudsbeurt Totaal licht huishoudelijk werk
Tweewekelijks 60 minuten 30 minuten
Per 4 weken 120 minuten 60 minuten 180 minuten
Meer en minderwerk eenpersoonshuishouden Meer of minder hulp bij Meer of minder minuten per week Meer Meer Huisdieren (betreft alleen hulphonden) 15 minuten per week
Per 4 weken Meer 60 minuten
Minder Enige meewerkcapaciteit uit de omgeving
Minder 60-120-180 minuten
Meerpersoonshuishouden Nr. Activiteiten 1.1 a 1e week volledig 1.1 b 2e week onderhoudsbeurt Totaal licht huishoudelijk werk
Minder 15-30-45 minuten per week
Tweewekelijks 90 minuten 45 minuten
Meer- en minderwerk meerpersoons huishouden Meer of minder hulp bij Meer of minder minuten per week Meer Meer Huisdieren (betreft alleen hulphonden) 15 minuten per week Minder Enige meewerkcapaciteit uit de omgeving
Minder 15-30-45-60-70 minuten per week
Per 4 weken 180 minuten 90 minuten 270 minuten
Per 4 weken Meer 60 minuten Minder 60-120-180-240-280 minuten
2. Zwaar huishoudelijk werk Zwaar huishoudelijk werk is onderverdeeld in diverse deelactiviteiten, leidend tot een totale tijdsnormering. Wanneer een cliënt een of meerdere deelactiviteiten zelf kan verrichten of uitvoering hiervan zelf kan organiseren, door bijvoorbeeld inzet van sociaal netwerk, kan voor overblijvend deel van de totale tijdsnormering geïndiceerd worden.
9
Het uitgangspunt is dat alleen de dagelijks in gebruik zijnde kamers worden schoongemaakt. Een logeerkamer of hobbyruimte valt hier niet onder. Uitgangspunt bij de indicatiestelling is een tweewekelijkse uitvoering. zwaar huishoudelijk werk Week 1 en 3: Week 2 en 4: Per 4 weken volledig onderhoud Keuken 30 minuten 30 minuten 120 minuten Sanitair (Badkamer en toilet) 30 minuten 30 minuten 120 minuten Woonkamer (dweilen en stofzuigen) 30 minuten 10 minuten 80 minuten Slaapkamer (incl. bedden verschonen) 30 minuten 10 minuten 80 minuten Huisvuil weghalen 10 minuten 10 minuten 40 minuten Ramen zemen (1x per 6 weken) 10 minuten 20 minuten Totaal 140 minuten 90 minuten 460 minuten
Meer en minder werk Meer of minder hulp bij Meer: Slaapkamer bij 2 personen in gebruik Slaapkamer 2 en > Zeer zware vervuiling Kinderen jonger 12 jaar
Meer of minder minuten
Per 4 weken
10 minuten extra per 2 weken
20 minuten
10 minuten extra per 2 weken Max. 60 minuten per week Max. 15 minuten per week per kind
20 minuten 240 minuten (tijdelijke indicatie) 60 minuten per kind
3. Wassen Tot de activiteiten wassen van kleding en linnengoed behoren: sorteren, wassen in wasmachine, centrifugeren, ophangen, afhalen, vouwen. De aanwezigheid van een droger is algemeen gebruikelijk. Als deze niet aanwezig is maar wel een adequate oplossing biedt voor het probleem, is de aanschaf hiervan voorliggend op de inzet van hulp. Uitgangspunt is dat strijken niet langer wordt geïndiceerd. Activiteiten Wassen Meer/minder werk Meer of minder hulp bij Meer Kinderen 12 jonger Bijzondere situaties
Minuten 30 minuten
Meer of minder minuten Meer 30 min per kind 30 min per week
Per 4 weken 120 minuten
Per 4 weken Meer 120 min per kind 120 minuten
4. Boodschappen Activiteiten boodschappen: lijst maken, boodschappen kopen, boodschappen opruimen Eenpersoons- meerpersoonshuishoudens Als voorliggend worden de algemene boodschappendiensten gezien. Verder wordt van de klant verwacht als dit niet werkt dat hij zijn eigen netwerk hiervoor vraagt. Als dat niet afdoende is dan kennen we in
10
Eindhoven kennen we het project boodschappenmaatje van de vrijwillige hulpdienst, deze is als collectieve voorziening ingezet. Individuele voorziening wordt alleen ingezet indien bovenstaande oplossingen niet voldoende compenserend zijn. Activiteiten Boodschappen Meer- en minderwerk Meer of minder hulp bij Meer Gezinseenheid >4 personen en of kinderen jonger 12 jaar
Minuten 60 minuten per week
Per 4 weken 240 minuten
Meer of minder minuten per week Meer
Per 4 weken Meer
60 minuten
240 minuten
5. Organisatie van het huishouden Activiteiten organisatie van het huishouden: - organisatie huishoudelijke activiteiten - plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden Activiteiten Organisatie van het huishouden
Per week 30 minuten per week
Per 4 weken 120 minuten
Meer- en minderwerk Activiteiten Meer of minder hulp bij Meer of minder minuten Helpen bij het organiseren van Meer het huishouden, de dagstructuur Bij matig/ernstig regieverlies 30 minuten per week en administratie ter vergroting van de zelfredzaamheid Alleen als er geen individuele begeleiding (AWBZ) is geïndiceerd kan er meerwerk worden geïndiceerd. Het betreft hier dan een tijdelijke oplossing om te bekijken of het op een andere manier geregeld kan worden. Bijvoorbeeld via eigen netwerk of informele zorg, dan wel individuele begeleiding Advies, instructie en voorlichting voor eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens Activiteiten behorend bij advies, instructie en voorlichting: - instructie omgaan met hulpmiddelen - instructie huishoudelijke werk - instructie textielverzorging - instructie boodschappen doen - instructie koken
Activiteiten Advies, instructie en voorlichting
Minuten 3x per week 30 minuten gedurende maximaal 6 weken
Meer- en minderwerk
11
Meer of minder hulp bij Meer Communicatieproblemen
Meer of minder minuten Meer Max. 3x per week 30 minuten gedurende maximaal 6 weken
6. Normering activiteiten ten behoeve van de verzorging van kinderen Deze normtijden worden gebruikt bij het berekenen van de totale benodigde tijd voor de activiteiten met betrekking tot kinderen. Hiervoor wordt de normtijd vermenigvuldigd met het aantal keer per dag en het aantal keer per week. Dit levert dan de totaaltijd op van de activiteiten met betrekking tot kinderen. b Naar bed brengen 10 min per keer per kind b Uit bed halen 10 min per keer per kind b Wassen en kleden 30 min per dag per kind b Eten en/of drinken geven 20 min per maaltijd b Babyvoeding (flesje/potje) 10 min per keer per kind b Naar school/crèche brengen/halen 15 min per keer per gezin Het is hierbij mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor 1 keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.
7. Uitzonderingen Maaltijden Voor de compensatie van belemmeringen gericht op activiteit “maaltijden” wordt doorverwezen naar de algemene voorzieningen zoals eetpunten, tafeltje dekje, kant-en-klaar maaltijden. Mocht dit echt niet voldoende zijn en er toch (tijdelijk) een individuele voorziening moeten worden toegekend, dan gelden de volgende uitgangspunten. Eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens Activiteiten Broodmaaltijd Maaltijd opwarmen
Minuten 15 per keer (1x per dag) 7 dagen per week = 105 min idem
Per 4 weken Max420 minuten idem
Strijken Gemeente Eindhoven sluit zich aan bij de modelbeleidsregels van het VNG waarin wordt gesteld dat strijkvrije kleding en een wasmachine/droger algemeen gebruikelijk/voorliggend zijn. Mocht dit echt niet voldoende zijn en er toch (tijdelijk) een individuele voorziening moeten worden toegekend, dan gelden de volgende uitgangspunten. Eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens Activiteiten Strijken (alleen van bovenkleding)
Minuten 20 minuten per week
Per 4 weken 80 minuten
12
Bijlage 2: Protocol gebruikelijke zorg Eindhoven Grenzen leefeenheid Wat betreft de definiëring van leefeenheid zijn er situaties die op een grensgebied liggen. Bij kloostergemeenschappen bijvoorbeeld is wel sprake van een leefeenheid, maar is over het algemeen een taakverdeling, die zich niet leent voor overname. In die situatie kan wel geïndiceerd worden voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de eigen kamer indien met dit niet zelf meer kan. Gemeenschappelijke ruimten die kenmerkend voor kloosters zijn kunnen niet worden geïndiceerd omdat zij het niveau sociale woningbouw te boven gaan (bibliotheken, gebedsruimten, gemeenschapsruimten, refters) en behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap. Voor AWBZ-instellingen geldt dat huishoudelijke verzorging in de functie verblijf is opgenomen en dus niet geïndiceerd kan worden. Voor particuliere tehuizen die verzorging bieden geldt dat daar hulp bij het huishouden voor het eigen appartement of de eigen kamer geïndiceerd kan worden in zoverre de zorg niet door betrokkene wordt betaald. Dan gaat het immers om reeds aanwezige professionele zorg en is er geen tekort of probleem. Dit geldt ook voor door het tehuis verzorgde wasverzorging of maaltijdverzorging. Gebruikelijke zorg en thuiswonende kinderen Thuiswonende kinderen worden uitgezonderd van gebruikelijke zorg, tot het einde van de kwalificerende leerplicht (tot maximaal 18 jaar). Dit stelt hen in de gelegenheid om te participeren in sociale en maatschappelijke verbanden. Ook worden kinderen zo beschermd tegen een te groot verantwoordelijkheidsgevoel voor een huishouding waarin de vader of moeder door een beperking of chronische ziekte niet volledig functioneert. Het uitzonderen van gebruikelijke zorg betekent dat thuiswonende kinderen niet worden meegenomen in het bepalen van het recht op hulp bij het huishouden. Dit wil echter niet zeggen dat thuiswonende kinderen niet verondersteld worden te helpen in het huishouden. Ieder kind zal moeten leren de eigen kamer bij te houden, te helpen met het dekken van de tafel, te helpen bij de afwas etc. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld in verband met studie op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. Vanaf 23 jaar wordt men verondersteld alle taken horende bij het huishouden te kunnen verrichten. Studie of werk in relatie tot gebruikelijke zorg Ook studie of werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke zorg af te zien. Immers, iedereen die werkt zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Dat geldt ook voor tweeverdieners. Fysieke afwezigheid Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Als door langdurige afwezigheid in verband met werk er in de dagelijkse praktijk sprake is van een 1-persoonshuishouden dan kan er geen gebruikelijke zorg worden verleend. Dit hoeft niet altijd zo ver te gaan dat iemand een aaneengesloten periode van ten minste zeven etmalen van huis is. Ook in de situatie dat iemand 5 dagen van huis is, 1 dag thuis is en vervolgens weer 5 dagen van huis is kan er van die persoon in alle redelijkheid niet verwacht worden dat deze op de ene dag dat hij/zij thuis is alle huishoudelijke werkzaamheden op zich neemt.
13
De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben. Het gaat te ver chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de offshore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken. Het aanleren van huishoudelijke activiteiten Bij gebruikelijke zorg wordt geen rekening gehouden met het feit of men al dan niet wil of al dan niet gewend is huishoudelijke taken te verrichten. In situaties dat personen uit de leefeenheid die nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan, dit niet kunnen, kan via een tijdelijke indicatie hulp geboden worden bij het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Wanneer in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog te trainen of aan te leren is, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (> 75 jaar) wordt, indien nodig, hulp voor de zwaar huishoudelijke taken geïndiceerd die anders tot gebruikelijke zorg zouden worden gerekend. Lichte huishoudelijke taken vallen in die situaties wel onder de gebruikelijke zorg. Sekse, religie en cultuur Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van de leefeenheid wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een samenleving waarin een ieder gelijke aanspraken op hulp bij het huishouden maakt. Korte levensverwachting In geval belanghebbende een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan ter ontlasting van de leefeenheid van belanghebbende worden afgeweken van de normering van gebruikelijke zorg. Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van een van de ouders Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). De zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang is niet structureel in de Wmo. Voor de verzorging (wassen, aankleden e.d.) van de kinderen kan, zo nodig, wel een beroep op ondersteuning vanuit de Wmo worden gedaan. Eigen oplossingen gaan daarbij voor. Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De indicatiesteller onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen. Is dit niet mogelijk dan dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) crèche, opvang op school buitenschoolse opvang, gastouder e.d. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Zijn de hierboven genoemde mogelijkheden reeds maximaal gebruikt, zijn deze afwezig of is er slechts kortdurend overbrugging nodig dan kan in noodgevallen Hulp bij het huishouden worden ingezet. Structurele opvang van kinderen is geen taak binnen de Wmo. Leefsituatie, perspectief en belastbaarheid van de leefeenheid als wegingsfactor Er zal altijd onderzocht moeten worden wat het effect van het toepassen van gebruikelijke zorg is op iemands thuissituatie. Rekening moet worden gehouden met de leefsituatie, het perspectief en de belastbaarheid van de leefeenheid. De huisgenoten worden hierover gesproken.
14
Het kan noodzakelijk zijn om in de individuele situatie af te wijken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt reeds overbelast dreigt te raken. Onder overbelasting wordt verstaan: ‘ meer belasten dan de draagkracht toelaat’. In medische kringen wordt dan gesproken over het (on)evenwicht tussen draagkracht (=belastbaarheid) en draaglast ( =belasting). Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren. Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer: b lichamelijke conditie van de degene die gebruikelijke zorg levert (mantelzorger / partner); b geestelijke conditie van degene die gebruikelijke zorg levert; b wijze van omgaan met problemen (coping); b motivatie voor zorgtaak; b sociaal netwerk. Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer: b omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken; b ziektebeeld en prognose; b inzicht van degene die gebruikelijk zorg levert in ziektebeeld van belanghebbende woonsituatie bijkomende sociale problemen; b bijkomende emotionele problemen. Het perspectief (stabiele of instabiele situatie / kan situatie nog verbeteren of verslechtert deze alleen nog maar) en de tijdsduur van de situatie (langdurig aangewezen zijn op gebruikelijke zorg doordat iemand een chronische ziekte of lichamelijke beperking heeft) hebben invloed op de draagkracht en draaglast van degene die gebruikelijke zorg levert. In het onderzoek naar de draagkracht en draaglast dient dit meegenomen te worden. In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van belanghebbende kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen en de draagkracht binnen de leefeenheid te hervinden. Hetzelfde geldt als een partner ten gevolge van het plotselinge overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
15
Bijlage 3: PGB per voorzieningencategorie voor binnen-basisassortiment voorzieningen (prijspeil 2013) De bedragen uit deze bijlage zijn de maximale bedragen voor het PGB. Totaal PGB bestaat uit PGB voor aanschaf eventueel verhoogd met een PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. NB: Voor elektrische rolstoelen en scootmobielen dient daarnaast een bedrag van € 49,98 per jaar (prijspeil 2012) te worden uitgekeerd voor de verzekering van het hulpmiddel. Voorzieningencategorie
Max PGB voor aanschaf
en/of modulaire
Vast bedrag per jaar voor onderhoud en reparatie, (inclusief btw)
aanpassingen)
Prijspeil 2013
(inclusief btw / exclusief maatwerk
Prijspeil 2013
Rolstoelen volwassenen Handbewogen incidenteel gebruik Transportrolstoel voor passief gebruik Transportrolstoel voor semi-actief gebruik Lichtgewicht transportrolstoel
€ € €
528,27 548,01 764,44
€ € €
83,11 83,11 83,11
€ € € €
2.441,64 1.358,21 1.719,27 1.610,36
€ € € €
142,94 111,28 121,75 111,28
€
1.440,86
€
111,28
Rolstoelen volwassenen Elektrisch bewogen Gebruik binnenshuis Gebruik binnen/buiten Gebruik buiten/binnen Gebruik buiten
€ € € €
5.574,71 6.109,29 5.835,64 7.121,13
€ € € €
571,53 571,53 571,53 571,53
Kindervoorzieningen Handbewogen rolstoel incidenteel gebruik Buggy Vouwframe
€ €
474,24 1.136,23
€ €
71,48 142,94
Rolstoelen volwassenen Handbewogen permanent gebruik Passief met nadruk op comfort Actief met vouwframe Actief met vastframe Actief met frame geschikt voor comfort en heavy duty Rolstoel geschikt voor trippelaandrijving
16
Voorzieningencategorie
Max PGB voor Max PGB voor aanschaf exclusief maatwerk
Vast bedrag Vast bedrag per jaar voor onderhoud en reparatie,
en/of modulaire
(inclusief btw)
aanpassingen)
Prijspeil 2013
(inclusief btw /
Prijspeil 2013
Kindervoorzieningen Handbewogen rolstoel permanent gebruik Passief Actief met vouwframe Actief met vast frame Actief met frame geschikt voor comfort
€ € € €
2.151,44 1.752,19 1.831,07 2.791,08
€ € € €
142,94 212,35 212,35 210,54
Kinderrolstoelen elektrisch bewogen Gebruik buiten/binnen Laagverstelling t/m grond
€ 7.256,59 € 11.028,42
€ €
599,70 599,70
Autostoeltje
€
2.275,58
€
71,48
Vervoersvoorzieningen fietsvoorzieningen Driewielfiets Driewiel-ligfiets Duofiets Handbike /aankoppelfiets
€ € € €
1.218,58 2.347,13 2.569,33 2.533,88
€ € € €
109,47 109,47 134,02 134,02
€ € € € €
2.569,20 4.081,49 5.246,28 4.538,13 5.172,93
€ € € € €
290,54 357,23 357,23 357,23 269,99
€ € €
2.824,46 4.954,69 98,65
€ € €
264,31 264,31 28,05
Elektrisch bewogen vervoersvoorzieningen Scootmobiel 8 km* Scootmobiel 15 km* Scootmobiel (15 km)met extra vering* Scootmobiel (15 km) voor heavy duty* Elektrische handbike/ aankoppelfiets* * Bij aanschaf van een tweede hands scootmobiel wordt de hoogte van het PGB bepaald aan de hand van de prijs die belanghebbende hiervoor heeft betaald. Het restantbedrag dient belanghebbende aan het college te restitueren. Hulpmiddelen in het kader van wonen Roerende woonvoorzieningen Tillift Passief gebruik Tillift actief gebruik Transferplank
17
Voorzieningencategorie
Max PGB voor aanschaf exclusief maatwerk
Vast bedrag per jaar voor onderhoud en reparatie,
en/of modulaire
(inclusief btw)
aanpassingen)
Prijspeil 2013
(inclusief btw /
Prijspeil 2013
Draaischijf Toiletstoel Douche/toiletrolstoel Passief gebruik Douche/toiletrolstoel Passief gebruik met kantelbare zitunit Douche/toiletrolstoel actief gebruik Elektrische badlift Badplank
€ € € €
99,65 142,61 487,71 1.136,74
€ € € €
28,05 28,05 28,05 71,48
€ € €
729,32 988,50 47,61
€ € €
71,48 71,48 28,05
Max PGB Trapliften (prijspeil 2013 inclusief BTW) Trapliften buitenbocht Rechte trap Enkel-scheluwe trap Trap met benedenkwart Trap met bovenkwart Enkel-scheluwe trap met bovenkwart Trap met hoekbordes Trap met hoekbordes en bovenkwart Trap twee kwarten Trap met 180 graden bocht Spiltrap
Buitenbocht € 2.504,14 € 2.951,12 € 3.785,84 € 3.785,84 € 3.785,84 € 3.785,84 € 4.038,94 € 4.038,94 € 4.038,94 n.v.t.
€ € € € € € € € €
Binnenbocht n.v.t. 2.951,12 3.974,31 3.974,31 4.103,56 3.785,84 4.232,81 4.232,81 4.232,81 4.232,81
Opklapbaar raildeel Extra veiligheidsgordel Parkeerbocht Onderhoud inclusief reparatie eerste 5 jaar (bedrag bedoeld voor 5 jaar) Jaarlijks onderhoud na 5 jaar per jaar
€ € € €
516,98 59,24 258,49 527,76
€ € €
n.v.t. 59,24 258,49 527,76
€
113,09
€
113,09
18
Artikelsgewijze toelichting Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2013)
Algemene toelichting Voor het uitvoeren van de individuele voorzieningen Wmo worden er drie bestuurlijke stukken opgesteld. In de eerste plaats is er de Verordening waarin de Raad de kaders heeft vastgesteld voor de verstrekking van de individuele voorzieningen. Op de tweede plaats volgt het Besluit maatschappelijke ondersteuning waarin de termijnen en bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld, zijn bepaald. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in dit besluit opgenomen. HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 1.1. Begripsbepalingen Lid 1 De tekst spreekt voor zich. Lid 2 Onderdeel a Het genoemde artikel uit de Wet inkomstenbelasting 2001 luidt: met verzamelinkomen wordt bedoeld het gezamenlijk bedrag van: b het inkomen uit werk en woning; b het inkomen uit aanmerkelijk belang; en b het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen. Onderdeel b Het genoemde artikel uit de Wet op de loonbelasting 1964 luidt: De belasting wordt geheven over het belastbare loon. Belastbaar loon is het gezamenlijke bedrag aan loon. De overige begripsbepalingen spreken voor zich. HOOFDSTUK 2. VERSTREKKINGSVORMEN INDIVIDUELE EN COLLECTIEVE VOORZIENINGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3.6 VAN DE VERORDENING In dit hoofdstuk wordt aangegeven in welke vorm de individuele/collectieve voorziening toegekend kan worden. HOOFDSTUK 3. ALGEMENE BEPALINGEN 3.1 Verstrekking van PGB Lid 1 De tekst spreekt voor zich. Lid 2 De omvang van het PGB wordt vastgesteld op basis van de prijzen voor de voorzieningen in natura.
19
Hierbij wordt bij het PGB hulpmiddelen (net als bij de verstrekkingen in natura) in eerste instantie gekeken naar gereviseerde hulpmiddelen. Zowel een kostenaspect als zorg voor het milieu/duurzaamheid liggen hieraan ten grondslag. Lid 3 Verstrekking van een PGB vindt plaats op verzoek van belanghebbende. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat belanghebbende dit wenst. Lid 4 Dit onderdeel bepaalt dat in elk geval de belangrijkste aspecten van het PGB in de toekenningsbeschikking worden vastgelegd. Het gaat om de omvang ervan (de hoogte van het budget), de voorwaarden, maar het kan ook gaan om de periode waarover het wordt toegekend. Lid 5 De tekst spreekt voor zich. 3.2 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen Het PGB voor een hulpmiddel geldt voor de gemiddelde technische levensduur van het hulpmiddel. De aanbieders van hulpmiddelen hanteren een gemiddelde technische levensduur van 7 jaar. Voor trapliften hanteren de aanbieders echter een periode van 10 jaar. Wij sluiten ons aan bij de termijn die voor de betreffende voorziening algemeen gebruikelijk is 3.3 Algemene verplichtingen PGB Aan het verstekken van een PGB worden algemene verplichtingen verbonden voor belanghebbende. Indien belanghebbende zich niet aan deze algemene verplichtingen voldoet kan het college besluiten het PGB niet te verstrekken of het reeds verstrekte PGB terug te vorderen. 3.4 Voorwaarden voorzieningen voor het wonen in een geschikte woning Lid 1 Bij de bepaling van hoofdverblijf is de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie leidend. De gemeente waar de aanvrager van de voorziening is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie heeft de verplichting tot compensatie van beperkingen. Het is noodzakelijk de zinsnede 'of zal hebben' op te nemen voor situaties waarin belanghebbende naar een andere gemeente wil verhuizen en in die gemeente een woning wil laten bouwen of aanpassen voordat deze daadwerkelijk wordt betrokken. Lid 2 Het tweede lid bepaalt dat de gemeente waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft verklaard, dat haar niet bekend is dat ten behoeve belanghebbende reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt. Deze verklaring van de gemeente waar belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft (de gemeente waar de AWBZ-instelling staat), heeft tot doel te voorkomen dat de belanghebbende in meerdere gemeenten een aanvraag indient voor het bezoekbaar maken van een woonruimte. Er wordt voor maximaal één woonruimte een financiële tegemoetkoming verstrekt voor het bezoekbaar maken. Lid 3 De tekst spreekt voor zich. Lid 4 De gemeente Eindhoven kent de bepaling voor het zogenaamde bezoekbaar maken van een woonruimte voor bezoek van de belanghebbende aan ouders of andere familieleden. “Bezoekbaar maken” wordt in de
20
verordening gelimiteerd tot het toegankelijk maken van de woonruimte zelf en enkele essentiële ruimten daarin (belanghebbende kan de woonkamer plus een toilet bereiken). Lid 5 Op basis van het feit dat voorzieningen op grond van de wet in hoofdzaak zijn gericht op het individu, worden in beginsel geen voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van wooncomplexen verstrekt; zie artikel 4.3, onder f van de Verordening. Voor de situaties die niet uitgesloten zijn in artikel 4.3, onder f van de Verordening is het bepaalde in dit lid bedoeld. De opsomming is limitatief, dat wil zeggen dat er niet meer wordt verstrekt dan de in dit lid opgesomde voorzieningen. HOOFDSTUK 4. PGB VOOR HULP BIJ HET HUISHOUDEN EN ONDERSTEUNING PGB-HOUDER Hulp bij het huishouden kan in natura bij gecontracteerde leveranciers worden afgenomen of middels en PGB. Wanneer men gebruik maakt van een PGB kan men kiezen voor een hulp via een erkende thuiszorginstelling of een particuliere hulp. 4.1. Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor 1-1-2009 Met ingang van 1 januari 2009 wordt de omvang van de hulp bij het huishouden niet meer uitgedrukt in het klassensysteem dat we kennen uit de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten), maar in uren, afgerond naar decimalen, per week. Voor belanghebbenden die een geldige indicatie hebben die dateert van voor 1 januari 2009 blijft de indicatie in klassen van kracht tot het moment van verlengings- of uitbreidingsaanvraag. Bij de verlenging- of uitbreidingsindicatie wordt belanghebbende vervolgens in uren geïndiceerd. Voor het bepalen van de hoogte van het PGB is op 1 januari 2007 het klassensysteem met de bijbehorende bedragen, dat in de AWBZ werd gehanteerd, overgenomen. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur. De bedragen die worden uitgekeerd zijn bestemd om hulp bij het huishouden voor in te kopen. Jaarlijks wordt het bedrag geïndexeerd. Wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot additionele uren boven de hoogste klasse 6 dan wordt per uur een bedrag vergoed van € 19,09. Met ingang van 1 januari 2011 worden de PGB-bedragen hulp bij het huishouden maandelijks betaalbaar gesteld ongeacht de hoogte van het PGB bedrag. 4.2 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden met een indicatie vanaf 1 januari 2009 Met ingang van 1 januari 2009 wordt de omvang van de hulp bij het huishouden niet meer uitgedrukt in het klassensysteem dat we kennen uit de AWBZ, maar in uren, afgerond naar decimalen, per week. Per 1 januari 2010 kennen we twee verschillende uurtarieven voor PGB. Het eerste tarief ad € € 19,09 uur is gebaseerd op de bedragen uit het klassensysteem wat overgenomen is vanuit de AWBZ. Het bedrag in klasse 1 is gebaseerd op 1 uur zorg. Dit tarief wordt gehanteerd wanneer men particuliere hulp inkoopt via een erkende thuiszorginstelling. Van een erkende zorginstelling is sprake als: - de instelling is toegelaten tot WTZi, (Wet toelating zorginstellingen). Dit betekent dat er afspraken zijn gemaakt met de zorgkantoren en dat de thuiszorginstelling geregistreerd is als instelling in het kader van de AWBZ en/of de ZvW (Zorgverzekeringswet). Deze erkenning staat op de sites van de betreffende zorginstelling, of
21
-
een instelling een HKZ-keurmerk (stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) of een daarmee vergelijkbaar keurmerk heeft, of - een instelling een onderaannemer is van een zorginstelling die een contract heeft gesloten met de gemeente Eindhoven om Hulp bij het Huishouden uit te voeren. Het uurtarief van € 19,09 en de aanvullende service (zie verderop) is vergelijkbaar met het uurtarief voor zorg in natura, zoals bepaald in de verordening. Het laagste uurtarief dat op grond van de aanbesteding tot stand is gekomen bedraagt € 20,13 (inclusief overhead en marge van de zorgaanbieder). Het tweede tarief ad € 14,93 per uur wordt gehanteerd wanneer belanghebbende geen gebruik wil maken van zorg in natura (momenteel 15 aanbieders) of een erkende zorginstelling, maar van particuliere hulp. Van een particuliere hulp is sprake als de zorgverlener niet behoort tot een erkende zorginstelling zoals hiervoor genoemd. Voorbeelden hiervan zijn een alfahulp, buurvrouw, buurman, kennis etc.. Het uurtarief van € 14,93 is gebaseerd op een gemiddeld uurtarief dat de alfahulpen in Nederland per uur ontvangen en welk uurtarief ook geadviseerd wordt door de belangenorganisatie van Alfahulpen ‘Alphatrots’. Deze particuliere hulpen zijn niet afdrachtplichtig, omdat zij binnen de regeling dienstverlening aan huis vallen. Dit betekent concreet dat het bruto uurloon dat zij ontvangen ook netto uurloon is. Alleen wanneer de particuliere hulp meer dan 3 dagen per week werkt verandert dit. Meer dan 3 dagen per week werken is echter meer uitzondering dan regel. Het uurtarief van € 14,93 wordt dan ook geacht toereikend te zijn. Naast de hiervoor genoemde tarieven van € 19,09 en € 14,93 per uur biedt de gemeente Eindhoven belanghebbende gratis de volgende service (verleend door een derde) aan: - vergoeding van bij ziekte van zorgverlener doorbetaald loon. Belanghebbende heeft zijn PGB beschikbaar om vervanging te regelen gedurende de periode dat de zorgverlener ziek is; - het beheer van collectieve verzekeringen en het beheer van collectieve voorzieningen; - het beschikbaar stellen van modelovereenkomsten aan belanghebbende; - het geven van informatie en advies op arbeidsrechtelijk terrein aan belanghebbende; - het op verzoek van belanghebbende verzorgen van de salarisadministratie, indien sprake is van een arbeidsrelatie waarbij belanghebbende verplicht is tot inhouding en afdracht van sociale premies en/of loonheffing op het loon van de zorgverlener. Met deze gratis service wordt de continuïteit van de zorg voor belanghebbende gewaarborgd en is het PGB-budget vollledig beschikbaar om de benodigde zorg in te kopen. Met ingang van 1 januari 2011 worden de PGB-bedragen hulp bij het huishouden maandelijks betaalbaar gesteld ongeacht de hoogte van het PGB-bedrag. 4.3 Ondersteuning voor belanghebbende met PGB hulp bij het huishouden Belanghebbende die een PGB ontvangt voor hulp bij het huishouden is opdrachtgever of werkgever voor degene die de zorg komt leveren. Dit brengt bepaalde verplichtingen met zich mee zoals het bijhouden van een deugdelijke (salaris)administratie, de verplichting om het loon door te betalen bij ziekte (als belanghebbende werkgever is) en het hebben van een verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid. De gemeente Eindhoven wil belanghebbende bij deze verplichtingen ondersteunen en biedt belanghebbende deze diensten gratis aan.
HOOFDSTUK 5. PGB VOOR HULPMIDDELEN Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die in het basisassortiment van de gemeente Eindhoven zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen.
22
5.1 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen binnen het basisassortiment Lid 1 Indien het hulpmiddel binnen het basisassortiment valt, wordt er een vast bedrag per voorzieningencategorie verstrekt. In de Bijlage ‘PGB per voorzieningencategorie voor binnenbasisassortiment’ behorend bij dit besluit worden deze bedragen weergegeven. De bedragen zijn gebaseerd op (het gemiddelde van) de bedragen die door de leveranciers van het basisassortiment worden gehanteerd. Lid 2 en lid 3 Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit indicatie- en/of het door het college vastgestelde programma van eisen), worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. Lid 4 en lid 5 Van de offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud, reparatie en, indien van toepassing, verzekering voor de gemiddelde technische levensduur bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan belanghebbende uitgekeerd. De aanbieders van hulpmiddelen hanteren een gemiddelde technische levensduur van 7 jaar. Voor trapliften hanteren de aanbieders echter een periode van 10 jaar. Wij sluiten ons aan bij de termijn die voor de betreffende voorziening algemeen gebruikelijk is. Lid 6 Bedraagt het toegekende PGB € 5.000,- of minder dan wordt het PGB uitbetaald aan belanghebbende of, in het geval van bijvoorbeeld een woningaanpassing aan de woningeigenaar. Bedraagt het PGB meer dan € 5.000,- dan wordt het PGB uitbetaald aan de leverancier. 5.2 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen buiten het basisassortiment Lid 1 Indien het hulpmiddel buiten het basisassortiment valt dient belanghebbende één offerte te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen de geraamde onderhouds- reparatie- en, indien van toepassing, keuringskosten en verzekeringkosten gedurende de gemiddelde technische levensduur. Het is ook mogelijk dat het college een (tegen)offerte wordt opgevraagd. Van de offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud, reparatie en, indien van toepassing, verzekering voor de gemiddelde technische levensduur)bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan belanghebbende uitgekeerd. De aanbieders van hulpmiddelen hanteren een gemiddelde technische levensduur van 7 jaar. Voor trapliften hanteren de aanbieders echter een periode van 10 jaar. Wij sluiten ons aan bij de termijn die voor de betreffende voorziening algemeen gebruikelijk is. Lid 2 Bedraagt het toegekende PGB € 5.000,- of minder dan wordt het PGB uitbetaald aan belanghebbende of, in het geval van bijvoorbeeld een woningaanpassing aan de woningeigenaar. Bedraagt het PGB meer dan € 5.000,- dan wordt het PGB uitbetaald aan de leverancier.
23
5.3 PGB voor onderhoud, reparatie, keuring en verzekering van trapliften, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen Lid 1 en lid 3 Voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing, keuring en verzekering is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken. Zo blijft belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Lid 2 Bij voorzieningen uit het basisassortiment is het PGB een vast bedrag zoals vermeld in de Bijlage ‘PGB per voorzieningencategorie voor binnen-basisassortiment’ behorend bij dit besluit. Bij voorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte met het laagste totaalbedrag overgenomen. Lid 4 De tekst spreekt voor zich.
HOOFDSTUK 6. FINANCIËLE TEGEMOETKOMING 6.1 Financiële tegemoetkoming voor keuring, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening De limitatieve lijst aan voorzieningen zijn aan belanghebbenden verstrekt in het kader van woningaanpassingen. Belanghebbende is eigenaar van de voorziening en kan voor keuring, onderhoud en reparatie, na overleg van de factuur, een PGB krijgen. Aangezien we deze voorzieningen niet in natura verstrekken kan de keuring, onderhoud en reparatie ook niet in natura geschieden. 6.2
Financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het zich lokaal verplaatsen
Lid 1 In dit lid zijn de normbedragen weergegeven, zoals die gehanteerd worden bij de vaststelling van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding. Deze normbedragen worden als financiële tegemoetkomingen per kwartaal achteraf verstrekt op basis van de werkelijke kosten. De financiële tegemoetkoming voor kosten voor het gebruik van een taxi en een rolstoeltaxi wordt betaald op basis van declaraties. Lid 2 en lid 3 De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten en CVV wordt verlaagd als belanghebbende op de korte/midden lange afstanden al kan voorzien in zijn vervoersbehoefte, bijvoorbeeld omdat hij/zij beschikt over een (aangepaste) fiets, scootmobiel of elektrische buiten rolstoel. Lid 4 Partners die een gezamenlijk huishouden voeren hebben mogelijk geheel of gedeeltelijk dezelfde vervoersbehoefte. Daarom krijgen zij in totaal 150% van de normbedragen ofwel 75% per persoon. Lid 5 Het verplaatsingsgedrag van/voor kinderen is over het algemeen anders, daarom gelden voor kinderen andere normbedragen dan voor volwassenen. Daarbij is gekozen voor een indeling in leeftijdscategorieën, waaraan normbedragen gekoppeld zijn. Vanaf 15 jaar gelden de normbedragen, zoals opgenomen in het eerste lid van dit artikel. Lid 6 De tekst spreekt voor zich.
24
6.3
Financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van auto in eigendom voor het zich lokaal verplaatsen
Lid 1 De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van een eigen auto wordt bepaald aan de hand van het laagste bedrag, dat is vermeld in de door het college opgevraagde offertes of door haar geaccepteerde offerte, die door belanghebbende is aangeleverd. Lid 2 In de offerte dient te staan: de kosten van de in de auto aan te brengen voorziening, de kosten voor het aanbrengen van die voorziening. Voor zover van toepassing dient in de offerte te worden vermeld het bedrag van keuring door de Rijksdienst voor het Weg verkeer (RDW), de onderhoudskosten en reparatiekosten. Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven (eventueel met een maatwerk/modulaire aanpassing) zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen. 6.4 Financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik Lid 1 Bovenregionaal vervoer valt niet onder de compensatieplicht CRvB 30-11-2011, nr. 10/4121 Wmo. De reisservice voor bovenregionaal vervoer wordt binnen heel Nederland verzorgd door Valys: iedereen met een handicap, ongeacht het inkomen, kan gebruik maken van Valys. Het regelt van deur tot deur reizen, gebruik makend van vervoer per taxi. Als er medische redenen zijn waardoor men geen gebruik kan maken van Valys en belanghebbende raakt zonder de bovenregionale contacten in een sociaal isolement, dan kan er sprake zijn van een afwijkende vervoersbehoefte waarvoor een individuele oplossing wordt bezien. Door deze oplossing kan belanghebbende medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan. Lid 2 De bovenregionale vervoersbehoefte wordt per individu bepaald aan de hand van het aantal benodigd kilometers per kalenderjaar Lid 3 Voor het verzorgen van het vervoer voor het aantal bepaalde kilometers per kalenderjaar wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de door het college opgevraagde offertes of door haar geaccepteerde offerte, die door belanghebbende is aangeleverd. Lid 4 De tekst spreekt voor zich. 6.5
Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening
Lid 1 Sporten is bij uitstek een van de activiteiten waar belanghebbende met een beperking medemensen kan ontmoeten en sociale verbanden aan kan gaan. Het college hecht er waarde aan dat belanghebbende met een beperking een sportactiviteit kan blijven uitoefenen, ook al is de betreffende sportactiviteit niet de enige manier is om medemensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan (buitenwettelijk begunstigend beleid).
25
Lid 2 Komt belanghebbende in aanmerking voor een individuele sportvoorziening dan ontvangt hij een financiële tegemoetkoming waarmee hij de sportvoorziening kan aanschaffen. De hoogte van de vergoeding is gemaximeerd tot € 6.000,- , welk bedrag bedoeld is voor de aanschaf-, onderhouds- en reparatiekosten, voor de duur van een periode van vijf jaar. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden tot het maximum van € 6.000,- gedekt. Lid 3 De tekst spreekt voor zich. Lid 4 De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van het laagste bedrag, dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de door het college geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. In de offerte moet een raming van de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur zijn opgenomen.
HOOFDSTUK 7. EIGEN BIJDRAGE/EIGEN AANDEEL 7.1 Hoogte en duur eigen bijdrage/eigen aandeel Lid 1 Hierin wordt gemeld in welke gevallen (limitatieve opsomming) er een eigen bijdrage of eigen aandeel aan belanghebbende wordt gevraagd, en de maximale hoogte en duur van die eigen bijdrage en het eigen aandeel. Het gaat om: a. hulp bij het huishouden; b. een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning; c. hulpmiddelen in het kader van wonen en vervoermiddelen; d. een aanpassing van een in eigendom zijnde auto. Lid 2 Voor de berekening van de hoogte van de eigen bijdrage/ het eigen aandeel per periode van weken wordt aangesloten bij de bedragen, genoemd, in artikel 4.1 Besluit maatschappelijke ondersteuning. Lid 3 De duur van de eigen bijdrage is maximaal 39 perioden van 4 weken als het gaat om (art. 4.1 lid 5 Bmo): b een voorziening die bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak danwel b een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van belanghebbende. Voor overige voorzieningen (behoudens die vrijgesteld zijn van eigen bijdrage/eigen aandeel) geldt geen maximumperiode, maar gelden de totale kosten van de voorziening (de kostprijs) die de gemeente heeft gemaakt gedurende de periode van de voorziening als maximum: zodra de belanghebbende de totale kosten van de voorziening heeft betaald, kan geen eigen bijdrage (of eigen aandeel) meer van belanghebbende worden gevraagd. Dit geldt ook indien de hierboven genoemde 39 perioden van 4 weken nog niet zijn verstreken. De rechtbanken vinden het belangrijk dat in de verordening is opgenomen wat onder ‘kostprijs’ wordt verstaan, nu de wetgever geen definitie daarvan heeft gegeven. De CRvB heeft hierover nog geen
26
uitspraak gedaan. De rechters zijn van mening dat de economische waarde van de in bruikleen verstrekte voorziening niet bepalend is voor de kostprijs, maar de terzake door het college betaalde kosten (zie o.a. Rb Arnhem 08-09-2011, AWB 11/1869). Lid 4 Een belanghebbende die al vóór 01-01-2011 een hulpmiddel in het kader van wonen heeft gekregen is geen eigen bijdrage verschuldigd voor dat hulpmiddel. Bij verstrekking van een nieuw hulpmiddel geldt wel een eigen bijdrage. Voor een tillift, badlift en een badplank is ook geen eigen bijdrage verschuldigd, omdat bij het gebruik van deze hulpmiddelen meestal naast belanghebbende zelf een ander nodig is (dit is expliciet bepaald in onze verordening). Lid 5 Het PGB dat wordt uitgekeerd aan belanghebbende is bestemd voor de aanschaf van de voorziening (inclusief eventuele reparatie, onderhoud, keuring en verzekering) dan wel voor het inkopen van de dienstverlening (hulp bij het huishouden). Dit betekent dat het uitgekeerde PGB niet gebruikt mag worden om de eventuele eigen bijdrage te betalen.
HOOFDSTUK 8. HERONDERZOEK, HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING 8.1 Heronderzoek, herziening, intrekking en terugvordering Om te kunnen vaststellen dat de voorziening nog de juiste is voor belanghebbende kan er jaarlijks een onderzoek worden ingesteld naar het recht op of het gebruik van de voorziening. Indien wordt vastgesteld dat de voorziening niet langer de juiste is, al dan niet als gevolg van onjuiste inlichtingen van belanghebbende treft het college een passende maatregel. Deze maatregel kan bestaan uit een herziening/intrekking en terugvordering van de voorziening.
HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN 9.1 Indexering Het college besluit of er wordt geïndexeerd. De bedragen worden in januari geïndexeerd. De indexering van de PGB-bedragen volgt de ontwikkeling in de indexering bij de betreffende natura voorzieningen. Dit betekent dat er niet geïndexeerd kan worden, indien dat bij natura ook niet gebeurt. De hoogte van het indexeringspercentages voor voorzieningen in natura wordt contractueel met de aanbieder(s) vastgelegd. Voor het overige geldt dat, als het college besluit te indexeren, dit gebeurt conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit is vastgelegd in de verordening. Artikel 9.2 Inwerkingtreding De tekst spreekt voor zich. Artikel 9.3 Citeertitel De tekst spreekt voor zich.
27