Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011) Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 1.1 Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: a. Verzamelinkomen: zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001. b. Belastbaar loon: zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964. c. Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan belanghebbende maatschappelijke ondersteuning is verleend. d. Basisassortiment natura voorzieningen: voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een basisassortiment. Dit is het brede basisassortiment dat is aanbesteed door de gemeente Eindhoven. e. Bijlage: Bijlage met bedragen PGB 2011 per voorzieningen categorie. f. Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2011). g. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Hoofdstuk 2 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen 2.1 Verstrekking van Persoonsgebonden budget (PGB) Op het PGB, zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. Een PGB wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen; b. de omvang van het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten. c. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van belanghebbende. d. De toekenning van het te verstrekken PGB, de voorwaarden, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld. e. Bij de beschikking wordt indien van toepassing een Programma van Eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het PGB te verwerven voorziening dient te voldoen. f. Na verzending van de beschikking, met daarin vermeld de voorwaarden van het PGB, wordt het PGB, eventueel in delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van belanghebbende. 2.2 Indexering bedragen PGB 1 Jaarlijks per 1 januari wordt het PGB voor hulp bij het huishouden geïndexeerd op basis van de prijsindex voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg van het CBS. 2 Jaarlijks per 1 januari wordt de PGB opslag voor lidmaatschap belangenorganisatie geïndexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS). 3 Jaarlijks wordt per 1 januari het PGB voor hulpmiddelen binnen het basisassortiment geïndexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS). 1. De indexering van de PGB bedragen voor de voorzieningen is gekoppeld aan de indexering van de voorzieningen in de natura. 2. Het college bepaalt per jaar of er geïndexeerd wordt. 2.3 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen.
Het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de gemiddelde levensduur die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het PGB te verwerven voorziening. 2.4 Afwijzingsgronden PGB. Verstrekking als PGB vindt niet plaats indien: a. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB en hiervoor geen beheerder kan worden aangewezen; b. aan belanghebbende eerder een PGB is verleend op grond van deze verordening en belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen; c. op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat belanghebbende het PGB om financiële redenen niet kan aanwenden voor de aanschaf/inzet van de voorziening; d. belanghebbende een zodanig progressief ziektebeeld heeft dat in geval van natura-verstrekking de voorziening niet in bruikleen maar in natura middels een huurconstructie wordt verstrekt. 2.5 Algemene verplichtingen PGB. Bij de verlening van het PGB gelden in ieder geval de volgende verplichtingen: a. het PGB wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten; b. voor het PGB dient belanghebbende in principe 2 offertes 1 offerte te overleggen; c. de geïndiceerde voorziening die belanghebbende inkoopt met het PGB dient adequaat compenserend, veilig, belanghebbende gericht en kwalitatief verantwoord te zijn. d. belanghebbende dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan. e. belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het PGB ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende vijf zeven jaar of, indien de gemiddelde levensduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking van het college. 2.6 Opslag PGB voor lidmaatschap belangenorganisatie 1. De opslag voor een lidmaatschap bij een belangenorganisatie is een vast bedrag per PGB houder per jaar van €39,46 (bedrag 2010). 2. De opslag voor lidmaatschap belangenorganisatie wordt gekenmerkt toegekend aan de belanghebbende. 2.6 Verantwoording PGB. 1. De verantwoording van het PGB door belanghebbende aan het college vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar. 2. De omvang van de steekproef is 2% van de verstrekte PGB. 3. Het college kan tevens buiten de steekproef om klanten verzoeken om hun PGB te verantwoorden. 4. Belanghebbende is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken op verzoek van het College per omgaande te verstrekken. 5. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het College beoordeeld of er aanleiding bestaat het PGB geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.
Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden
3 A. Hulp bij het huishouden 3.1 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor 1-12009 1. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbende die een indicatie hebben die dateert van vóór 1`januari 2009 als volgt plaats, wanneer men kiest voor een particuliere hulp: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse in 2011 bedraagt: i. Klasse 1 (0 - 1,9 uur): € 754,-; ii. Klasse 2 (2 - 3,9 uur): € 2.286,-; iii. Klasse 3 (4 - 6,9 uur): € 4.192,-; iv. Klasse 4 (7 - 9,9 uur): € 6.478,-; v. Klasse 5 (10 -12,9 uur): € 8.766,-; vi. Klasse 6 (13 -15,9 uur): € 11.501,-; b. bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend, wordt een uurbedrag van € 14,50 gehanteerd 2. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbenden die een indicatie hebben die dateert van vóór 1 januari 2009 als volgt plaats, wanneer men hulp inkoopt bij een erkende thuiszorginstelling: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse in 2011 bedraagt: i. Klasse 1 (0 - 1,9 uur): € 964,-; ii. Klasse 2 (2 - 3,9 uur): € 2.923,-; iii. Klasse 3 (4 - 6,9 uur): € 5.360,-; iv. Klasse 4 (7 - 9,9 uur): € 8.283,-; v. Klasse 5 (10 -12,9 uur): € 11.209,-; vi. Klasse 6 (13 -15,9 uur):€ 14.130,-; b. bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend, wordt een uurbedrag van € 18,54 gehanteerd. 3.
De PGB-bedragen voor hulp bij het huishouden worden maandelijks betaalbaar gesteld.
3.2 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie vanaf 1-1-2009 1. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbenden die een indicatie hebben die dateert vanaf 1 januari 2009 plaats door een bedrag per uur beschikbaar te stellen om hulp bij het huishouden in te kopen. Belanghebbenden kunnen kiezen voor de inzet van een particuliere hulp of hulp via een erkende thuiszorginstelling. a. er wordt een bedrag van € 14,50 per uur beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen in de vorm van een particuliere hulp; b. er wordt een bedrag van € 18,54 per uur beschikbaar gesteld wanneer men hulp inkoopt via een erkende thuiszorginstelling. 2.
De PGB-bedragen voor hulp bij het huishouden worden maandelijks betaalbaar gesteld.
3.3 Ondersteuning voor PGB-houder hulp bij het huishouden 1. Het College heeft de SVB gecontracteerd die belanghebbende voor hulp bij het huishouden kan ondersteunen bij de verplichtingen die het PGB met zich meebrengt.
2.
Deze ondersteuning bevat: • Vraagbaak functie • Collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand • Indien van toepassing de totale salarisadministratie • Indien van toepassing een vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte en arbodienstverlening
3B. Woonvoorzieningen 3.4 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het basisassortiment 2. Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate compenserende voorziening. 3. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 4. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. 5. De noodzaak voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. 6. Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen. 7. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening. 3.5 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen buiten het basisassortiment Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin. In de offerte is (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. 3.6 PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen 1. Het PGB voor onderhoud, reparatie voor hulpmiddelen in het kader van wonen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor het onderhoud en reparatie van de vervoersvoorziening. 4. Het PGB voor onderhoud en reparatie worden jaarlijks uitgekeerd. 3.7 De gemaximeerde financiële vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten 1. De hoofdbewoner van de woonruimte en/of degene die op verzoek van de gemeente de woonruimte ontruimt ontvangt de gemaximeerde financiële vergoeding. 2. Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 4.4 sub b. van de Verordening bedraagt € 3.404,-. In navolging van hetgeen gesteld in artikel 4.4 sub b van de Verordening krijgt: 1. De hoofdbewoner van de woonruimte een gemaximeerde financiële vergoeding van €2.043,2. De burger die op verzoek van de gemeente de woonruimte ontruimt ontvangt de gemaximeerde financiële vergoeding van € 3.404,-
3.8 PGB voor woningaanpassing 1. Het PGB voor de woningaanpassing als bedoeld in artikel 4.4 sub c. van de Verordening wordt vastgesteld op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen. 2. Indien belanghebbende niet de eigenaar is van de woning waarin de woningaanpassing dient te worden aangebracht, wordt het PGB voor de woningaanpassing als bedoeld in artikel 4.4 sub c. van de Verordening, conform artikel 7 lid 2 Wet maatschappelijke ondersteuning, betaald aan de eigenaar van de woning. 3. Belanghebbende is een eigen bijdrage verschuldigd voor de woningaanpassing. 4. De eigen bijdrage voor de woningaanpassing wordt over maximaal 39 perioden van vier weken geheven.
3.9 PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden Het PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur.
3.9 PGB voor keuring, onderhoud en reparatie. 1. Het PGB wordt verstrekt voor keuring, onderhoud en reparatie van de hieronder opgesomde voorzieningen: a. stoelliften; b. rolstoel- of sta-plateauliften; c. woonhuisliften; d. hefplateauliften; e. balansliften; f. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; g. elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren; h. toilet voorzien van onderspoel en toiletföhn. 2. De omvang van het PGB wordt na overleg van de factuur achteraf bepaald en betaald. 3.10 Vergoeding voor tijdelijke huisvesting. 1. De hoogte van de vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt: a. de werkelijke kosten met een maximum van € 630,-- per maand, als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte; b. de werkelijke kosten met een maximum van € 315,-- per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte. 2. De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting, is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 sub a van de Wet op de Huurtoeslag. 3. De tegemoetkoming wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.
4. De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt; 5. De vergoeding wordt verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.
3.11 Vergoeding voor huurderving. 1. De hoogte van de vergoeding in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van € 630,-- per maand. 2. De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt; 3. De eerste maand komt niet in aanmerking voor vergoeding.
Hoofdstuk 4. Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 4.1 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment. 1. Het PGB voor vervoersvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopstadequate compenserende voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de Bijlage. 4.2 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen 1. Het PGB voor vervoersvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopstadequate compenserende voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. 4. De noodzaak voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport programma van eisen van de voorziening. 5. Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Eén offerte is voldoende. 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening. 4.3 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten basisassortiment Het PGB voor vervoersvoorzieningen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende , met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de gemiddelde levensduur. 4.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorziening 1. Het PGB voor onderhoud, reparatie vervoersvoorzieningen en indien van toepassing verzekering is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering worden jaarlijks uitgekeerd.
4.5 PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Het PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. 4.5 Vervoerskostenvergoedingen 1. Maximale normbedragen (betreft nog bedragen 2010): a. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een (eigen) auto/ vervoer derden geldt een normbedrag van € 1.077,39 per jaar; b. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van € 694,64 per jaar; c. de vergoeding voor een al dan niet aangepaste (niet-elektrische) gesloten buitenwagen, bedraagt maximaal 50% van de gemaximeerde vergoeding zoals op genomen in artikel 4.5 lid 1 onder b; d. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een normbedrag van € 1.077,39 per jaar; e. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van € 1.616,07 per jaar; f. voor een vergoeding in de begeleidingskosten openbaar vervoer geldt een normbedrag van € 538,68 per jaar; 2. De vervoerskostenvergoeding wordt verstrekt als een gemaximeerde vergoeding op basis van declaraties. 3. Het college kan de bedragen van de vervoerskostenvergoeding jaarlijks per 1 januari indexeren op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS). 4. In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt voor gebruikers van andere vervoersvoorzieningen zoals scootmobiel, aangepaste fietsen en elektrische buiten rolstoelen alle gemotoriseerde en/of elektrische verplaatsingsmiddelen (bijvoorbeeld een scootmobiel), ongeacht de snelheid, 75% van de gemaximeerde vergoeding voor taxi, gebruik eigen auto of vervoer door derden. 5. Belanghebbende die gebruik kunnen maken van andere vervoersvoorzieningen, zoals scootmobiel, aangepaste fietsen en de elektrische buiten rolstoel krijgen maximaal 225 zones in het CVV 6. In afwijking van het gestelde in het eerste lid krijgen partners met een gezamenlijke huishouding in totaal 150% van de normbedragen vergoed. 7. In afwijking van het gestelde in het eerste lid gelden voor kinderen tot 15 jaar de onderstaande vergoedingen: a. 0 tot 4 jaar geen vergoeding; b. 4 tot 12 jaar per jaar 25% van het normbedrag genoemd onder het eerste lid, onder c; c. 12 tot 15 jaar per jaar 50% van het normbedrag. 8. In afwijking van het gestelde in lid 1 wordt voor de aanpassing van de eigen auto een PGB toegekend. De hoogte van het PGB wordt vastgesteld op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende twee door het College geaccepteerde offertes. Voor de aanpassingen aan de eigen auto is een eigen bijdrage verschuldigd. Hoofdstuk 5. Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning. 5.1. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment.
1. Het PGB voor rolstoelvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopstcompenserende adequate voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 5.2. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen 1. Het PGB voor rolstoelen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende adequate voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor aanpassingen en/of opties. 4. De noodzaak voor de aanpassingen en/of opties wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. 5. Het PGB voor aanpassingen / opties wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Eén offerte is voldoende. 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening. 5.3. PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten basisassortiment Het PGB voor rolstoelvoorzieningen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende In de offerte is (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. 5.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen 1. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering voor vervoersvoorzieningen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt jaarlijks uitgekeerd. 5.5 PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning Het PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden
6.1 Gemaximeerde financiële vergoeding voor individuele sportvoorziening 1. Voor een sportvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 lid a. van de Verordening, wordt uitsluitend een gemaximeerde financiële vergoeding verstrekt. 2. De voorwaarden van de sportvoorziening wordt vastgesteld in een programma van eisen. 3. De hoogte van deze vergoeding is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 6.000,-- welk bedrag bedoeld is als vergoeding in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportvoorziening voor een periode van drie vijf jaar. 4. De werkelijke kosten van de sportvoorziening wordt bepaald op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. In de offerte is opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudsen reparatiekosten gedurende de gemiddelde levensduur. 6.2 Gemaximeerde financiële vergoeding individuele vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik 1. Indien zich een uitzonderingssituatie voordoet als omschreven in (het tweede deel van) artikel 7.4 van de Verordening wordt een gemaximeerde financiële vergoeding verstrekt voor bovenregionaal vervoer. 2. Per kalenderjaar wordt de bovenregionale vervoersbehoefte van belanghebbende in kilometers bepaald. 3. De belanghebbende vraagt bij twee vervoerders een offerte op Voor het verzorgen van het vervoer voor het in lid 2 bepaalde aantal kilometers geldt het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. 4. Op basis van deze goedkoopste offerte wordt de gemaximeerde financiële vergoeding per kalenderjaar vastgesteld. 5. De gemaximeerde financiële vergoeding wordt vooraf uitbetaald aan belanghebbende. 6.3 PGB voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden Het PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur.
Hoofdstuk 7 De toekenning 7.1 De eigen bijdrage Het PGB dat voor een individuele Wmo voorziening wordt uitgekeerd is bestemd voor de aanschaf (en eventuele reparatie, onderhoud en verzekering) van de voorziening dan wel voor de inkoop van dienstverlening. Voor hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en aanpassingen eigen auto is een eigen bijdrage verschuldigd. De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden bedraagt maximaal € 12,97 (was in 2009 € 12,60) per uur. Het CAK berekent, legt op en int de eigen bijdrage. 1. Bij een PGB wordt de eigen bijdrage niet ingehouden op het uit te keren PGB-bedrag. Dit betekent dat belanghebbende, evenals bij voorzieningen in natura, geld moet reserveren om de eigen bijdrage te betalen.
Het bedrag genoemd in voorgaand lid en de bedragen genoemd in de artikelen 7.2, 7.3, 7.4 en 7.5 worden door het Rijk bepaald in de AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning). 2. De hoogte en duur van de eigen bijdrage is: - Hulp bij het huishouden: hoogte eigen bijdrage: € 14,50 per uur; duur: wordt per 4 weken voor de totale duur van de verstrekking opgelegd - Woning- en autoaanpassingen: hoogte eigen bijdrage: bedrag van de aanpassing, duur: gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken - Hulpmiddelen in het kader van wonen en vervoersmiddelen: hoogte eigen bijdrage: kosten van de voorziening (incl onderhoud) gedeeld door de gemiddelde levensduur; duur: voor de totale duur dat belanghebbende over de voorziening opgelegd in perioden van 4 weken. 3. Vanaf 1-1-2011 gaan belanghebbende een eigen bijdrage betalen 4. In afwijking van het gestelde in lid 3 geldt voor belanghebbende die reeds voor 1-1-2011 een vervoersmiddel bezitten geldt een overgangsregeling van 5 maanden voordat zij een eigen bijdrage gaan betalen. 5. In afwijking van het gestelde in lid 3 geldt voor belanghebbende die reeds voor 1-1-2011 een hulpmiddel in het kader van wonen hebben gekregen zullen geen eigen bijdrage gaan betalen. 7.2 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, jonger dan 65 jaar. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,80 (in 2011) per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 22.636,- (in 2011) dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt.
7.3 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, ouder dan 65 jaar. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,80 (in 2011) per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 15.838,- ( in 2011 ) dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt. 7.4 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, een van beide of beide partners jonger dan 65 jaar. Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar, dienen te betalen bedraagt € 25,40 (in 2011) per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven €27.902,- (in 2011) dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt. 7.5 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, beide partners ouder dan 65 jaar. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,40 (in 2011) per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 22.100 (in 2011) dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt.
Hoofdstuk 8 Inlichtingen, intrekking en terugvordering 8.1 Heronderzoek. 1. Het college kan een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op of het gebruik van de ingevolge de verordening toegekende voorzieningen. 2. Indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat belanghebbende niet langer recht heeft op een voorziening ingevolge de Verordening, kan het college de voorziening intrekken. 8.2 (Tijdelijk) uitsluiten van een voorziening
1. 2.
Bij wangedrag waarvoor belanghebbende verantwoordelijk te houden is, wordt de belanghebbend eerst gewaarschuwd dat tijdelijk uitsluiting volgt. bij uitsluiting gelden de volgende termijnen - 1e keer: 1 maand uitsluiten van voorziening - 2e keer: 2 maanden uitsluiten van voorziening - 3e keer: 6 maanden uitsluiten van voorziening
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen 9.1 Citeertitel. 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: "Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2010)". Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2011. 2. Hiermee komt het "Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009)", nr. 68 te vervallen.
Bijlage: PGB 2010 per voorzieningencategorie voor binnen-basisassortiment voorzieningen De vermelde bedragen PGB voor aanschaf van de individuele voorziening is gebaseerd op de gemiddelde cataloguswaarde van beide aanbieders in natura, minus een korting van maximaal 35%. Totaal PGB bestaat uit PGB voor aanschaf eventueel verhoogd met een PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. NB: Voor elektrische rolstoelen en scootmobielen dient daarnaast een bedrag van € 48,28 per jaar (prijspeil 2010) te worden uitgekeerd voor de verzekering van het hulpmiddel. Voorzieningencategorie
PGB voor aanschaf (inclusief btw / exclusief maatwerk en/of modulaire aanpassingen)
Vast bedrag per jaar voor onderhoud en reparatie, (inclusief btw)
Prijspeil 2010 Prijspeil 2010
Rolstoelen volwassenen Handbewogen incidenteel gebruik Transportrolstoel voor passief gebruik
€
510,27
€
80,27
Transportrolstoel voor semi-actief gebruik Lichtgewicht transportrolstoel
€ €
529,34 738,39
€ €
80,27 80,27
Rolstoelen volwassenen Handbewogen permanent gebruik Passief met nadruk op comfort Actief met vouwframe Actief met vastframe Actief met frame geschikt voor comfort en heavy duty Rolstoel geschikt voor trippelaandrijving
€ € € € €
2.358,43 1.311,92 1.660,69 1.555,48 1.391,77
€ € € € €
138,08 107,49 117,60 107,49 107,49
Rolstoelen volwassenen Elektrisch bewogen Gebruik binnenshuis Gebruik binnen/buiten Gebruik buiten/binnen Gebruik buiten
€ € € €
5.384,75 5.901,13 5.636,80 6.878,49
€ € € €
552,05 552,05 552,05 552,05
Voorzieningencategorie
PGB voor aanschaf
en/of modulaire
Vast bedrag per jaar voor onderhoud en reparatie,
aanpassingen)
(inclusief btw)
€ €
€ €
(inclusief btw / exclusief maatwerk
Kindervoorzieningen Handbewogen rolstoel incidenteel gebruik Buggy Vouwframe
458,09 1.097,51
69,04 138,08
Kindervoorzieningen Handbewogen rolstoel permanent gebruik Passief
€
2.078,13
€
138,08
Actief met vouwframe Actief met vast frame Actief met frame geschikt voor comfort
€ € €
1.692,50 1.768,68 2.695,98
€ € €
205,12 205,12 203,37
Kinderrolstoelen elektrisch bewogen Gebruik buiten/binnen Laagverstelling t/m grond
€ 7.009,32 € 10.652,64
€ €
579,27 529,27
Autostoeltje
€
2.198,04
€
69,04
Vervoersvoorzieningen fietsvoorzieningen Driewielfiets Driewiel-ligfiets Duofiets Handbike /aankoppelfiets
€ € € €
1.177,05 2.267,15 2.481,78 2.447,54
€ € € €
105,74 105,74 129,46 129,46
Elektrisch bewogen vervoersvoorzieningen Scootmobiel 8 km Scootmobiel 15 km Scootmobiel (15 km)met extra vering Scootmobiel (15 km) voor heavy duty Elektrische handbike/ aankoppelfiets
€ € € € €
2.481,66 3.942,42 5.067,52 4.383,50 4.996,67
€ € € € €
280,65 345,06 345,06 345,06 260,80
Hulpmiddelen in het kader van wonen Roerende woonvoorzieningen Tillift Passief gebruik Tillift actief gebruik Transferplank Draaischijf
€ € € €
2.728,22 4.785,86 95,29 96,25
€ € € €
255,30 255,30 27,09 27,09
Voorzieningencategorie
PGB voor aanschaf (inclusief btw / exclusief maatwerk en/of modulaire
Vast bedrag per jaar voor onderhoud en reparatie (inclusief
aanpassingen)
btw)
Toiletstoel Douche/toiletrolstoel Passief gebruik Douche/toiletrolstoel Passief gebruik met kantelbare zitunit
€ € €
137,74 471,09 1.098,01
€ € €
27,09 27,09 69,04
Douche/toiletrolstoel actief gebruik Elektrische badlift Badplank
€ € €
704,46 954,82 45,98
€ € €
69,04 66,04 27,09
Trapliften (prijspeil 2008 inclusief BTW) Trapliften buitenbocht Rechte trap Enkel-scheluwe trap Trap met benedenkwart Trap met bovenkwart Enkel-scheluwe trap met bovenkwart Trap met hoekbordes Trap met hoekbordes en bovenkwart Trap twee kwarten Trap met 180 graden bocht Spiltrap
Buitenbocht € 2.419 € 2.851,€ 3.657,€ 3.657,€ 3.657,€ 3.657,€ 3.901,€ 3.901,€ 3.901,n.v.t.
€ € € € € € € € €
Binnenbocht n.v.t. 2.851,3.839,3.839,3.964,3.657,4.089,4.089,4.089,4.089,-
Opklapbaar raildeel Extra veiligheidsgordel Parkeerbocht Onderhoud inclusief reparatie eerste 5 jaar (bedrag bedoeld voor 5 jaar) Jaarlijks onderhoud na 5 jaar per jaar
€ € € €
499,57,250,510,-
€ € €
n.v.t. 57,250,510,-
€
109,-
€
109,-
Toelichting Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Algemene toelichting Voor het uitvoeren van de individuele voorzieningen Wmo worden er drie bestuurlijke stukken opgesteld. In de eerste plaats is er de Verordening waarin de raad de kaders heeft vastgesteld voor de verstrekking van de individuele voorzieningen. Op de tweede plaats volgt het Besluit maatschappelijke ondersteuning waarin de termijnen en bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld, zijn bepaald. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in dit besluit opgenomen. Dan volgt als derde de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning. Hierin staat op verstrekking niveau de uitvoeringsregels van de individuele voorzieningen. Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 1.1. Begripsbepalingen Onder a, het genoemde artikel uit de Wet inkomstenbelasting 2001 luidt: met verzamelinkomen wordt bedoeld het gezamenlijk bedrag van: b het inkomen uit werk en woning; b het inkomen uit aanmerkelijk belang; en b het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen. Onder b, het genoemde artikel uit de Wet op de loonbelasting 1964 luidt: met belastbaar loon wordt bedoeld het loon verminderd met de zeedagenaftrek. De belasting wordt geheven op het belastbare loon. De overige begripsbepalingen spreken voor zich. Hoofdstuk 2. Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen 2.1 Verstrekking van PGB Verstrekking van een PGB vindt plaats op verzoek van belanghebbende. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat belanghebbende dit wenst. Sub b. De omvang van het PGB wordt vastgesteld op basis van de prijzen voor de voorzieningen in natura. Korting op hulpmiddelen kan wel oplopen tot 65% van de catalogusprijs. Hoewel het PGB gerelateerd is aan de goedkoopst adequate compenserende voorzieningen in natura acht de gemeente Eindhoven het niet reëel dat een individuele belanghebbende een dergelijke hoge korting kan bedingen. Daarom wordt door de gemeente Eindhoven maximaal een korting van 35% op de catalogusprijs doorberekend aan belanghebbende. Sub d bepaalt dat in elk geval de belangrijkste aspecten van het PGB in de toekenningsbeschikking worden vastgelegd. Het gaat om de omvang ervan (de hoogte van het budget), de voorwaarden , maar het kan ook gaan om de periode waarover het wordt toegekend. Het spreekt voor zich dat dergelijke beschikkingen uiterst zorgvuldig worden geformuleerd. In sub e is neergelegd de algemene eis dat er een Programma van Eisen wordt vastgesteld, waarin wordt aangegeven aan welke eisen de met het PGB te verwerven voorziening moet voldoen. Als niet aan het Programma van Eisen wordt voldaan kan dat gevolgen hebben voor de afrekening van het toegekende budget.
Sub f is beschreven dat belanghebbende een beschikking krijgt waarin de voorwaarden van het PGB staan. Hierin staan de belangrijkste bepalingen van de besteding van de PGB beschreven. 2.2 Indexering bedragen PGB Lid 1: PGB voor hulp bij het huishouden. Dit artikel geeft een nadere specificatie van welke CBS prijsindex voor het PGB voor hulp bij het huishouden zal worden gehanteerd. Dit is, analoog aan de indexering van de tarieven voor zorg in natura, de CBS index voor de lonen in de gezondheids- en welzijnssector. Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geïndexeerd. Deze bedragen worden reeds in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen. Daarom zal de gemiddelde prijsindex voor de lonen in de gezondheids- en welzijnszorg over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voor de indexering per 1 januari van het volgende jaar. In dit Besluit staan reeds de bedragen genoemd voor 2010. Lid 2: opslag PGB voor lidmaatschap belangenorganisatie Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geïndexeerd met het prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS. Deze bedragen worden reeds in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen. Daarom zal de gemiddelde prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voor de indexering per 1 januari van het volgende jaar. In dit Besluit staan reeds de bedragen genoemd voor 2010. Lid 3: PGB voor hulpmiddelen binnen het basispakket. Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geïndexeerd met het prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS. De bedragen worden in januari geïndexeerd. Als periode wordt gehanteerd december tot en met november van het voorafgaande jaar. De indexering van de PGB-bedragen volgt de ontwikkeling in de indexering bij de betreffende natura voorzieningen. Dit betekent dat er niet geïndexeerd kan worden indien dat bij natura ook niet gebeurd. Tevens geeft dit aan welk indexcijfer wordt gebruikt. 2.3 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen. Het PGB voor een hulpmiddel geldt voor de gemiddelde levensduur van het hulpmiddel. Die is doorgaans 5 7 jaar. Voor trapliften geldt echter een periode van 10 jaar. 2.4 Afwijzingsgronden PGB. In principe heeft belanghebbende de keuzevrijheid tussen een voorziening in natura of een PGB. Echter er kunnen zich situaties voordoen waarin geen PGB wordt verstrekt. Dit geldt in de situaties waarin het zeer te betwijfelen valt dat belanghebbende het PGB (goed) kan aanwenden. 2.5 Algemene verplichtingen PGB. Aan het verstekken van een PGB worden algemene verplichtingen verbonden voor belanghebbende. Indien hij zich hieraan houdt heeft hij het recht het PGB vrij te besteden. Indien belanghebbende zich niet aan deze algemene verplichtingen voldoet kan de gemeente Eindhoven besluiten het PGB niet te verstrekken of het reeds verstrekte PGB terug te vorderen. 2.6 Opslag PGB voor lidmaatschap belangenorganisatie Lid 1. Naast het bedrag voor een hulpmiddel of het inzetten van hulp bij het huishouden wordt er ook een PGB verstrekt voor het afsluiten van een abonnement bij een belangenorganisatie voor PGB- houders
(bijvoorbeeld Per Saldo). Deze opslag wordt een keer per jaar verstrekt per PGB-houder, ongeacht het aantal PGB’s. Per kalenderjaar wordt de opslag PGB voor het lidmaatschap van een belangenorganisatie geïndexeerd. Deze bedragen worden al in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen. Daarom zal de gemiddelde consumentenprijsindex (CPI alle huishouden CBS) over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voor de indexering per 1 januari van het volgende jaar. Lid 2. Het bedrag wordt jaarlijks overgemaakt en is gekenmerkt voor besteding aan het lidmaatschap van een belangenorganisatie. Over de besteding hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.
2.6 Verantwoording PGB. Vanuit interne controle zal de gemeente Eindhoven steekproeven uitvoeren om na te gaan of het PGB goed wordt besteed. Als belanghebbende wordt geselecteerd zal hij alle van toepassing zijnde documenten (offertes, rekeningen, overige documentatie) moeten overleggen aan de gemeente voor onderzoek. De documenten moeten door belanghebbende gedurende 5 jaar worden bewaard. Naast de steekproef kan de gemeente ook andere klanten vragen hun PGB te verantwoorden als er twijfel bestaat over de correcte besteding. In Eindhoven is het percentage voor de steekproef vastgesteld op 2%.
Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden 3 A Hulp bij het huishouden Hulp in het huishouden kan in natura bij gecontracteerde leveranciers worden afgenomen of middels een PGB. Wanneer men gebruik maakt van een PGB kan men kiezen voor een hulp via een erkende thuiszorginstelling of een particuliere hulp. 3.1. Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor 1-12009 Met ingang van 1 januari 2009 wordt de omvang van de hulp bij het huishouden niet meer uitgedrukt in het klassensysteem dat we kennen uit de AWBZ, maar in uren, afgerond naar decimalen, per week. Voor belanghebbenden die een geldige indicatie hebben die dateert van voor 1 januari 2009 blijft de indicatie in klassen van kracht tot het moment van verlengings- of uitbreidingsaanvraag. Bij de verlengings- of uitbreidingsindicatie wordt belanghebbende vervolgens in uren geïndiceerd. Voor het bepalen van de hoogte van het PGB voor deze belanghebbenden is op 1 januari 2007 het klassensysteem met de bijbehorende bedragen overgenomen dat in de AWBZ werd gehanteerd. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur. De bedragen die worden uitgekeerd zijn bestemd om hulp bij het huishouden voor in te kopen. Jaarlijks wordt het bedrag geïndexeerd. Wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot additionele uren boven de hoogste klasse 6 dan wordt per uur een bedrag vergoed van € 18,54. Met ingang van 1 januari 2011 worden de PGB-bedragen hulp bij het huishouden maandelijks betaalbaar gesteld ongeacht de hoogte van het PGB bedrag. 3.2 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden met een indicatie vanaf 1 januari 2009
Met ingang van 1 januari 2009 wordt de omvang van de hulp bij het huishouden niet meer uitgedrukt in het klassensysteem dat we kennen uit de AWBZ, maar in uren, afgerond naar decimalen, per week. Jaarlijks wordt het bedrag geïndexeerd. Voor het bepalen van de hoogte van het PGB voor belanghebbenden die vanaf 1 januari 2009 een indicatie voor Hulp bij het huishouden hebben ontvangen wordt een tarief per uur gehanteerd. Per 1 januari 2010 kennen we twee verschillende uurtarieven voor PGB. Het eerste tarief is gebaseerd op de bedragen uit het klassensysteem wat overgenomen is vanuit de AWBZ. Het bedrag in klasse 1 is gebaseerd op 1 uur zorg. Dit tarief wordt gehanteerd wanneer men particuliere hulp inkoopt via een erkende thuiszorginstelling. Het tweede tarief wordt gehanteerd wanneer men particuliere hulp inkoopt. Dit bedrag is gebaseerd op een gemiddeld uurtarief die de alfahulpen in Nederland per uur ontvangen. Van een erkende zorginstelling is sprake als: - De instelling is toegelaten tot WTZi, (Wet toelating zorginstellingen). Dit betekent dat er afspraken zijn gemaakt met de zorgkantoren en dat de thuiszorginstelling geregistreerd is als instelling in het kader van de AWBZ en/of de ZvW (Zorgverzekeringswet). Deze erkenning staat op de sites van de betreffende zorginstelling, of - Een erkende instelling een HKZ-keurmerk heeft, of - Een erkende instelling heeft een contract met de gemeente Eindhoven om hulp bij het huishouden in natura uit te voeren (na aanbesteding), of - Een instelling is een onderaannemer van een zorginstelling die na aanbesteding een contract heeft met de gemeente Eindhoven om Hulp bij het Huishouden uit te voeren Belanghebbenden die reeds in 2009 een PGB ontvingen komen in aanmerking voor een overgangsregeling. Deze overgangsregeling duurt 6 maanden. In deze periode moeten de cliënten aangeven of ze gebruik willen maken van een particuliere hulp of van hulp via een erkende thuiszorginstelling. Met ingang van 1 januari 2011 worden de PGB-bedragen hulp bij het huishouden maandelijks betaalbaar gesteld ongeacht de hoogte van het PGB bedrag.
3.3 Ondersteuning voor belanghebbende met PGB hulp bij het huishouden Belanghebbende die een PGB ontvangt voor hulp bij het huishouden is opdrachtgever of werkgever voor degene die de zorg komt leveren. Dit brengt bepaalde verplichtingen met zich mee zoals het bijhouden van een deugdelijke (salaris)administratie, de verplichting om het loon door te betalen bij ziekte (als belanghebbende werkgever is) en het hebben van een verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid. De gemeente Eindhoven wil belanghebbende bij deze verplichtingen ondersteunen en heeft daartoe een overeenkomst gesloten met de Sociale verzekeringsbank (SVB). Belanghebbende kan contact opnemen met de SVB en daar de volgende diensten afnemen: b vraagbaak: belanghebbenden kunnen met vragen rondom de besteding van het PGB bij een callcentrum terecht; b collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand; b indien van toepassing neemt de SVB de totale salarisadministratie over van belanghebbende. Dit is als belanghebbende werkgever is van de hulpverlener; b indien van toepassing vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte en arbo-dienstverlening.
3B Woonvoorzieningen.
PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen Onder hulpmiddelen in het kader van wonen worden onder meer verstaan de roerende woonvoorzieningen, de traplift en de Opplusvoorzieningen. Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die in het basisassortiment van de gemeente Eindhoven zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen. 3.4 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het basisassortiment Indien het hulpmiddel binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voorzieningencategorie verstrekt. Dit betreft de traplift en de roerende woonvoorzieningen. In de bijlage worden deze bedragen weergegeven. De bedragen zijn gebaseerd op (het gemiddelde van) de bedragen die door de leveranciers van het basisassortiment worden gehanteerd. Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit indicatie- en/of selectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor de aanpassingen en/of opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het hulpmiddel binnen het basisassortiment is één offerte voldoende. 3.5 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen buiten het basisassortiment Indien het hulpmiddel buiten het basisassortiment valt dient belanghebbende 2 offertes te overleggen met daarin één offerte te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. Het is ook mogelijk dat er door het college een offerte wordt aangevraagd. Van de offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 7 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan belanghebbende uitgekeerd. Onder meer Opplusvoorzieningen vallen buiten het basisassortiment. 3.6 PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken. Zo blijft belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij voorzieningen uit het basisassortiment is het PGB een vast bedrag zoals vermeld in de Bijlage. Bij voorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen. 3.7 De gemaximeerde financiële vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten Een verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt aan belanghebbende die gaat verhuizen naar een reeds aangepaste woning of aan de burger van een geschikte/ makkelijk geschikt te maken woning die deze vrij maakt. Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding is een gemaximeerde financiële vergoeding. 3.8 PGB voor woningaanpassing Onder een woningaanpassing wordt verstaan: een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking, bijvoorbeeld de aanbouw van een gelijkvloerse slaapkamer of aanpassingen aan de badkamer. De woningaanpassing wordt niet in natura verstrekt. In dat geval zou de Eindhoven namelijk als opdrachtgever optreden. Omdat er met de woningaanpassingen grote bedragen gemoeid zijn, wordt boven de Europese aanbestedingsdrempel uitgekomen en zou de gemeente via een aanbesteding een aannemer moeten contracteren. De verwachting is dat belanghebbende dan wel de verhuurder bij dergelijke grote woningaanpassingen de regie in eigen hand wil houden en dat een aanbesteding ten koste gaat van de keuzevrijheid van de woningeigenaar. Daarom wordt De woningaanpassing wordt in de vorm van een PGB verstrekt aan de eigenaar van de woning (belanghebbende of verhuurder).
3.9 PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden. Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd. 3.9 PGB voor keuring, onderhoud en reparatie. De limitatieve lijst aan voorzieningen zijn aan belanghebbenden verstrekt in het kader van woningaanpassingen. Belanghebbende is eigenaar van de voorziening en kan voor keuring, onderhoud en reparatie na overleg van de factuur een PGB krijgen. Omdat we deze voorzieningen niet in natura verstrekken kan de keuring, onderhoud en reparatie ook niet in natura geschieden. 3.10 Gemaximeerde financiële vergoeding voor tijdelijke huisvesting. De vergoeding wordt verstrekt voor de woning die aangepast wordt en niet voor de woning waarin belanghebbende tijdelijk verblijft. Belanghebbende kan alleen huurtoeslag ontvangen voor de woning, waar hij/zij woont. Belanghebbende zal dus zelf bij de belastingdienst de huurtoeslag moeten aanvragen voor zijn/haar tijdelijke woning. Op het moment dat belanghebbende verhuist naar de tijdelijke woning, stopt de huurtoeslag op de aan te passen woning. Meer informatie hierover kan belanghebbende contact opnemen met de Belastingdienst, en is te verkrijgen op internet via www.toeslagen.nl. 3.11 Gemaximeerde financiële vergoeding voor huurderving. Voor de maximale hoogte van de vergoeding voor huurderving wordt aangesloten bij het bedrag dat maximaal subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag. Huurderving wordt maximaal 6 maanden vergoed en de eerste maand komt niet in aanmerking voor een vergoeding.
Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel PGB voor vervoersmiddelen Onder vervoermiddelen worden de hulpmiddelen verstaan die belanghebbende nodig heeft om zich te kunnen verplaatsen op korte en middenlange afstand te weten de scootmobiel en de bijzondere fietsen, zoals een driewielfiets. Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen vervoersmiddelen die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven, eventueel met een (maatwerk) aanpassing/optie zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen. 4.1 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het basisassortiment Indien het vervoersmiddelen binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voorzieningencategorie verstrekt. In een bijlage worden deze bedragen weergegeven. De bedragen zijn gebaseerd op de natura voorzieningen. het gemiddelde van de bedragen die door de leveranciers van het basisassortiment worden gehanteerd. 4.2 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen
Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit medisch advies en/of selectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor de aanpassingen en/of opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het vervoersmiddel binnen het basisassortiment is één offerte voldoende. 4.3 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten het basisassortiment Indien het vervoersmiddel buiten het basisassortiment valt dient belanghebbende twee één offerte te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. Het is ook mogelijk dat er door het college een offerte wordt aangevraagd. Van de offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 7 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan belanghebbende uitgekeerd. 4.4 PGB onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorzieningen Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken. Zo blijft belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij vervoersmiddelen uit het basisassortiment is het PGB voor onderhoud een percentage. Bij voorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen. 4.5. PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd. 4.5 Vervoerskostenvergoedingen In artikel 4.5 zijn de normbedragen weergegeven, zoals die gehanteerd worden bij de vaststelling van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding. Deze normbedragen worden als gemaximeerde financiële vergoedingen per kwartaal verstrekt op basis van declaraties van de werkelijke kosten. Lid 3. Het college besluit of er wordt geïndexeerd. Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geïndexeerd met het prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS. De bedragen worden in januari geïndexeerd. Als periode wordt gehanteerd december tot en met november van het voorafgaande jaar. Lid 4 en 5: Belanghebbende worden gekort in hun vervoersvergoeding en CVV als zij op de korte/midden lange afstanden al kunnen voorzien in hun vervoersbehoefte. Bijvoorbeeld omdat zij beschikken over een (aangepaste) fiets, scootmobiel of elektrische buiten rolstoel. Lid 6. Partners die een gezamenlijke huishouden voeren hebben grotendeels dezelfde vervoersbehoefte hebben. Daarom krijgen zij in totaal 150% van de normbedragen ofwel 75% per persoon. Lid 7. Omdat het verplaatsingsgedrag van/voor kinderen over het algemeen anders is dan bij volwassenen gelden voor kinderen andere normbedragen, opgenomen in het derde lid. Daarbij is gekozen voor een indeling in leeftijdscategorieën, waaraan normbedragen gekoppeld zijn. Vanaf 15 jaar geldt het normbedrag, zoals opgenomen in de verordening.
Wanneer voor een kind rolstoelvervoer noodzakelijk is, wordt per individueel geval nagegaan of van deze normbedragen afgeweken moet worden. Lid 8: voor de aanpassing eigen auto wordt een PGB verstrekt. Hiervoor is belanghebbende wel een eigen bijdrage verschuldigd.
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning PGB voor rolstoelvoorzieningen Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven, eventueel met een (maatwerk) aanpassing/optie zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen. 5.1 PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment Indien de rolstoelvoorziening binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voorzieningencategorie verstrekt. In een bijlage worden deze bedragen weergegeven. De bedragen zijn gebaseerd op de natura voorzieningen het gemiddelde van de bedragen die door de leveranciers van het basisassortiment worden gehanteerd. 5.2 PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit medisch advies en/of selectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor de aanpassingen en/of opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het hulpmiddel binnen het basisassortiment is één offerte voldoende.
5.3 PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten basisassortiment Indien de rolstoelvoorziening buiten het basisassortiment valt dient belanghebbende één offerte (dit kan ook een door het college opgevraagde offerte zijn) te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. Van de offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 7 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan belanghebbende uitgekeerd. 5.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken. Zo blijft belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij rolstoelvoorzieningen uit het basisassortiment is het PGB voor onderhoud een percentage. Bij rolstoelvoorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen. 5.5 PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden 6.1 Gemaximeerde financiële vergoeding voor individuele sportvoorziening Sporten is bij uitstek een activiteit waar belanghebbende met een beperking medemensen kan ontmoeten en sociale verbanden aan kan gaan. De raad heeft, in het kader van het vierjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011 besloten het enge begrip sportrolstoel (wat voortkwam uit de Wvg) te vervangen door de brede sportvoorziening. Belanghebbende die in aanmerking komt voor een individuele sportvoorziening ontvangt een gemaximeerde financiële vergoeding waar hij de sportvoorziening mee aan kan schaffen voor een periode van drie vijf jaar. De hoogte van de vergoeding is gemaximeerd op € 6.000,-. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden tot dit maximum gedekt. Om de werkelijke kosten van de sportvoorziening wordt bepaald door op basis van het laagste bedrag dat is vermeld in de offerte opgevraagd door het college of de geaccepteerde offerte die is aangeleverd door belanghebbende. In de offerte moet een indicatie voor onderhoudskosten opgenomen worden gedurende de gemiddelde levensduur. dient de belanghebbende twee offertes te overleggen. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 3 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als financiële vergoeding aan de belanghebbende uitgekeerd. 6.2 Gemaximeerde financiële vergoeding individuele vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik Voor zogenaamd bovenregionaal vervoer binnen heel Nederland verzorgt Valys de reisservice. Iedereen met een handicap, ongeacht het inkomen, kan gebruik maken van Valys. Het regelt van deur tot deur reizen, gebruik makend van vervoer per taxi. Als er medische redenen zijn waardoor men geen gebruik kan maken van Valys en belanghebbende raakt zonder de bovenregionale contacten in een sociaal isolement, dan kan er sprake zijn van een afwijkende vervoersbehoefte waarvoor een individuele oplossing wordt bezien. Door deze oplossing kan belanghebbende medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan. 6.3 PGB voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de gemiddelde levensduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.
Hoofdstuk 7 De toekenning 7.1 De eigen bijdrage Lid 1. De PGB’s die worden uitgekeerd aan belanghebbende zijn bestemd voor de aanschaf van de voorziening (inclusief eventuele reparatie, onderhoud en verzekering) dan wel voor het inkopen van de dienstverlening (hulp bij het huishouden). Dit betekent dat het uitgekeerde PGB niet gebruikt mag worden om de eventuele eigen bijdrage te betalen.
Lid 1 en 2. Hierin wordt gemeld in welke (limitatieve opsomming) er wel een eigen bijdrage aan belanghebbende wordt gevraagd.. Lid 3 t/m 5 Eigen bijdragen zoals weergegeven gaan in per 1-1-2011. Voor belanghebbende die reeds in 2010 gebruik maken van vervoersmiddelen en/of hulpmiddel in het kader van wonen geldt een overgangsregeling. Het CAK gegevens hebben betrekking op de inkomensgegevens van belanghebbende van twee jaar terug, het zogenaamde peiljaar. Bij achteruitgang in het huidige inkomen (ten opzichte van dat in het peiljaar) is een verlegging van het peiljaar mogelijk. Dit kan belanghebbende bij het CAK aangevraagd worden. Lid 5. De bedragen komen uit de AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning1). Hierin worden door de wetgever nadere regels gesteld aan de gemeenten over het heffen van een eigen bijdrage. 7.2 t/m 7.4 hoogte eigen bijdrage per gezinssituatie en leeftijd Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als minimum maximum bedrag aan eigen bijdrage laat gelden voor welke groepen. Van het meerdere aan verzamelinkomen wordt maximum 15% als eigen bijdrage aangemerkt. De gemeente Eindhoven kiest ervoor om de AMvB te volgen.
Hoofdstuk 8 Inlichtingen, intrekking en terugvordering 8.1 Heronderzoek Om te kunnen vaststellen dat de voorziening nog de juiste is voor belanghebbende kan er jaarlijks een onderzoek worden ingesteld naar het recht op of het gebruik van de voorziening. Indien wordt vastgesteld dat de voorziening niet langer de juiste is, wordt deze ingetrokken en al dan niet vervangen door een passende voorziening. Deze termijn van uitsluiting van een voorziening 8.2 Tijdelijk uitsluiten van een voorziening Er moet duidelijk onderzoek gedaan worden of het wangedrag past in het ziektebeeld van de persoon. Indien de gedraging past binnen het ziektebeeld van belanghebbende mag deze niet worden uitgesloten. Hoofdstuk 9 Overige bepalingen Artikel 9.1 spreekt voor zich.
1
Besluit houdende regels met betrekking tot de uikeringen t.b.v. beleid op het terrein van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdragen en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten.