Leerlijn Voeding
Leeritem A.1.1.Handen wassen en desinfecteren A.1.2.Juiste kleding dragen tijdens het koken A.1.3.Recept lezen A.1.4.Tijdklok bedienen A.1.5.Kooktoestel bedienen A.1.6.Oven bedienen A.1.7.Materialen herkennen en benoemen A.1.8.Ingrediënten herkennen en benoemen A.1.9.Ingrediënten wegen en meten A.1.10.Ingrediënten in een recept verhoudingsgewijs kunnen vermeerderen A.1.11.Hygiënisch werken A.1.12.werkplek compleet en schoon achterlaten A.1.13.Gerecht bereiden A.1.14.Maaltijd bereiden A.1.15.Gezond voedingspakket samenstellen A.1.16.Snijtechnieken beheersen A.1.17.Goed omgaan met de materialen in de keuken A.1.18.Gedragscode voedselbereiding kennen en hanteren A.1.19.Warenetiketten op verpakkingen van voedingsmiddelen adequaat interpreteren A.1.20.Veilig werken in de keuken A.1.21.Benoemen wat de schijf van vijf is en de belangrijkheid ervan weten A.1.22.Levensmiddelen plaatsen in de juiste vakken van de schijf van vijf A.1.23.Voedselbederf herkennen en voorkomen Wonen en huishoudkunde A.2.1.Dranken maken en serveren A.2.2.Tafel dekken A.2.3.Hygiënisch werken A.2.4.Vaatwasser bedienen A.2.5.Voorraad levensmiddelen controleren op houdbaarheid A.2.6.Boodschappenlijst maken A.2.7.Boodschappen doen A.2.8.Afrekenbon lezen A.2.9.Levensmiddelen op de juiste plaats bewaren A.2.10.Veilig tillen A.2.11.Schoonmaakmiddelen herkennen en benoemen A.2.12.Schoonmaakmaterialen herkennen en benoemen A.2.13.Etiketten lezen op schoonmaakmiddelen en wasmiddelen A.2.14.Nat schoonmaken A.2.15.Droog schoonmaken A.2.16.Etiketten in textiel lezen A.2.17.Kleding aan de hand van voorschriften wassen A.2.18.Op de hand wassen A.2.19.Wasmiddelen herkennen en benoemen A.2.20.Wasmachine en droger bedienen A.2.21.Veilig omgaan met was- en schoonmaakmiddelen A.2.22.Omgaan met het strijkijzer A.2.23.Veilig omgaan met materialen en machines in de woonkamer Uiterlijke verzorging A.3.1.Belang van lichamelijke verzorging kennen A.3.2.Handen verzorgen A.3.3.Gezicht verzorgen A.3.4.Gebit verzorgen A.3.5.Haren verzorgen A.3.6.Voeten verzorgen A.3.7.Scheren A.3.8.Make-up aanbrengen A.3.9.Kennis hebben van diverse verzorgingsproducten A.3.10.Bij iedere gelegenheid de juiste kleding en schoenen kiezen A.3.11.Weten wanneer kleding aangeschaft moet worden A.3.12.Zelfstandig kleding aanschaffen Gezondheidskunde A.4.1.Zelfstandig een evenwichtige verdeling maken tussen arbeid, rust en ontspanning A.4.2.Weten wat een goede lichaamshouding is A.4.3.Belang van een goede lichaamshouding en beweging kennen A.4.4.Weten waarom beweging goed is voor de gezondheid A.4.5.Eigen lichaamstemperatuur meten en interpreteren A.4.6.Beslissen wanneer een bezoek aan de dokter of tandarts noodzakelijk is A.4.7.Afspraak maken bij de dokter of tandarts A.4.8.Adequaat communiceren bij het bezoek aan de arts of tandarts. A.4.9.Doel van medicijnen kennen A.4.10.Verantwoord medicijngebruik A.4.11.Belang van een zorgverzekering kennen A.4.12.Weten welke uitwerking genotmiddelen op korte en lange termijn hebben A.4.13.Bewust omgaan met genotmiddelen A.4.14.Op goede wijze omgaan met mensen die je verzorgt Seksuele vorming A.5.1.Lichamelijke verschillen aangeven tussen mannen en vrouwen A.5.2.Veranderingen van een meisje in de puberteit benoemen A.5.3.Veranderingen van een jongen in de puberteit benoemen A.5.4.Kenmerken van de voortplantingsorganen van de vrouw benoemen A.5.5.Kenmerken van de voortplantingsorganen van de man benoemen A.5.6.Weten hoe een zwangerschap ontstaat en verloopt A.5.7.Weten wat seksueel overdraagbare aandoeningen zijn A.5.8.Verschillende voorbehoedsmiddelen kennen A.5.9.Een condoom kunnen gebruiken A.5.10.Weten wat zelfbevrediging is A.5.11.Instanties voor (seksuele) vragen en/of problemen kennen A.5.12.Weten dat er verschillende seksuele geaardheden zijn A.5.13.Weten wat ongewenste intimiteiten zijn A.5.14.Weten wat seksuele mishandeling is A.5.15.Weten wat pedofilie en incest is A.5.16.Gevolgen van een tienermoederschap kennen A.5.17.Weten wat loverboys zijn
Items TCSP 2011-2012 Het Atrium
A.6.1.Alle euromunten en -biljetten (her)kennen A.6.2.Weten dat er ook andere valuta is dan de euro A.6.3.Geldbedragen opschrijven en uitspreken A.6.4.Verschillende manieren van betalen benoemen A.6.5.Aankopen contant afrekenen A.6.6.Wisselgeld controleren A.6.7.Wisselgeld teruggeven d.m.v. doortellen A.6.8.Weten wat inkomsten en uitgaven zijn A.6.9.Onderscheid maken tussen noodzakelijke en luxe lasten A.6.10.Onderscheid kunnen maken tussen verschillende lasten A.6.11.Weten wat een budget is A.6.12.Zelfstandig een budget opstellen A.6.13.Weten wat lenen inhoudt A.6.14.Weten wat sparen inhoudt A.6.15.Een prijsvergelijking maken A.6.16.Formulier invullen om een rekening te openen Burgerschap A.7.1.Eigen woonomgeving verkennen en kunnen benoemen A.7.2.Opnoemen welke instellingen of clubs voor vrijetijdsbesteding in aanmerking komen A.7.3.Een inschrijfformulier van een instelling, club of vereniging invullen A.7.4.Gebruik maken van de openbare bibliotheek A.7.5.Weten dat Nederland een democratie is en begrijpen wat dit betekent A.7.6.De Nederlandse staatsinrichting op hoofdlijnen beschrijven A.7.7.Een aantal grote politieke partijen in Nederland noemen A.7.8.De rol van politieke partijen kennen A.7.9.Omschrijven hoe de parlementsverkiezingen behoren te verlopen A.7.10.Omschrijven voor welke volksvertegenwoordigingen er verkiezingen zijn A.7.11.Zelfstandig een woonruimte zoeken. A.7.12.Een huurcontract lezen en interpreteren. A.7.13.Formulier huursubsidie aanvragen en invullen A.7.14.Weten dat bij problemen contact opgenomen kan worden met een hulpverleningsinstelling A.7.15.Weten wat de sociale zekerheid in Nederland inhoudt A.7.16.Zich gedragen volgens algemeen geldende waarden en normen A.7.17.Actuele onderwerpen navertellen en er een mening over geven A.7.18.Kennis van de invloed van reclames hebben A.7.19.Respect tonen voor de medemens A.7.20.Weten wat een multiculturele samenleving inhoudt A.7.21.Op hoofdlijnen de rechten en plichten van een werknemer omschrijven Zelfstandig reizen A.8.1.Verschillende manieren van vervoer kennen A.8.2.Op een plattegrond locaties opzoeken m.b.v. een register A.8.3.Met een plattegrond een route bepalen tussen verschillende locaties A.8.4.Een reis plannen met een digitale reisplanner voor het openbaar vervoer A.8.5.Een reis plannen met routeplanners op internet (ANWB, Routenet, etc.) A.8.6.Aankomst- en vertrektijden aflezen van overzichtsborden A.8.7.Weten welke vervoersbewijzen er zijn voor het openbaar vervoer A.8.8.Verkeersregels voor voetgangers en fietsers kennen A.8.9.Verkeersregels voor bromfietsen en scooters kennen A.8.10.Zelfstandig naar school reizen A.8.11.Zelfstandig naar stage reizen A.8.12.Zelf zorgen voor vervoer naar een activiteit buiten school A.8.13.Zellfstandig naar locaties buiten school reizen A.8.14.Veilig en op tijd aankomen bij locaties buiten school Agenda, tijd, klok, kalenderA.9.1.De dagen van de week kennen A.9.2.De maanden van het jaar kennen A.9.3.De seizoenen en jaargetijden kennen A.9.4.Opbouw van uren in een dag weten A.9.5.Weten hoeveel minuten er in een uur zitten en hoeveel seconden in een minuut A.9.6.Begrippen 'over', 'half' en 'voor' kennen A.9.7.Verschil tussen de kleine en grote wijzer van een klok kennen A.9.8.Analoog klokkijken A.9.9.Digitaal klokkijken A.9.10.Weten wat AM en PM betekent A.9.11.Tijd aflezen uit schema's zoals openingstijden van een winkel, reisadvies of bustijden A.9.12.Begrippen zomer- en wintertijd kennen A.9.13.Weten dat er verschillende tijdzones zijn A.9.14.Het aantal dagen van de maanden kennen A.9.15.Rekenen met eenheden van tijd A.9.16.Het verschil tussen eerste dag van de week en eerste dag van de maand kennen A.9.17.Het begrip schrikkeljaar kennen en wat het inhoudt A.9.18.Opzoeken in de agenda op welke dag een bepaalde datum valt A.9.19.Afspraken plannen in een agenda A.9.20.Datumnoteringen lezen en schrijven Omgaan met geld
Items TCSP 2011-2012 Het Atrium
Nederlands
Rekenen en wiskunde
Informatiekunde
B.1.1.Alfabet toepassen B.1.2.Adres of telefoonnummer opzoeken B.1.3.Inhoudsopgave lezen en gebruiken B.1.4.Woordenboek gebruiken B.1.5.Informatie opzoeken over een grote aanschaf en verschillende producten kunnen vergelijken B.1.6.Informatie over t.v.-programma's opzoeken en begrijpen B.1.7.Voorschriften lezen en (het belangrijkste) begrijpen B.1.8.Advertentie lezen en begrijpen B.1.9.Symbolen lezen en begrijpen B.1.10.Informatie op internet opzoeken en begrijpen B.1.11.Tabellen lezen en begrijpen B.1.12.Gebruiksaanwijzing lezen en (het belangrijkste) begrijpen B.1.13.Bijsluiter van een product lezen en (het belangrijkste) begrijpen B.1.14.Stembiljet lezen en (kunnen) gebruiken B.1.15.Weten wat een archief is en ermee kunnen werken B.1.16.Leesboek kiezen, lezen en over de inhoud vertellen B.1.17.In een tekst een feit opzoeken B.1.18.Zich op eigen niveau mondeling goed uitdrukken B.1.19.Goed luisteren en informatie opslaan uit een gesprek B.1.20.Informatie op de juiste wijze overdragen B.1.21.Gesprek voeren B.1.22.Sollicitatiegesprek voeren B.1.23.Eigen keuze B.2.1.Persoonlijke gegevens kunnen invullen en gebruiken B.2.2.(Ansicht)kaart uitkiezen, schrijven en een enveloppe adresseren en versturen B.2.3.Verjaardagskalender invullen en gebruiken B.2.4.Agenda goed invullen en gebruiken B.2.5.Zich op eigen niveau schriftelijk goed uitdrukken. B.2.6.Aangeven wanneer en hoe je een zakelijke e-mail kunt schrijven en beantwoorden B.2.7.Abonnement afsluiten en opzeggen B.2.8.Sollicitatieformulier invullen B.2.9.Sollicitatiebrief schrijven B.2.10.Tekst samenvatten B.2.11.Belangrijkste zaken van een bericht of boodschap goed samenvatten B.2.12.Afkortingen gebruiken, opzoeken en begrijpen B.3.1.Optellen en aftrekken van getallen tot de 20 B.3.2.Optellen en aftrekken van getallen tot de 100 B.3.3.Getallen lezen, uitspreken en schrijven B.3.4.Zakrekenmachine op de juiste manier gebruiken B.3.5.Eenvoudig schema aflezen B.3.6.Datumnoteringen lezen B.3.7.Rekenen met geldbedragen B.3.8.Benodigde meetinstrumenten op de juiste wijze gebruiken B.3.9.Lengtematen kennen en er mee kunnen meten B.3.10.Een maat inschatten B.3.11.Verschil tussen een vierkant en rechthoek weten en deze kunnen tekenen B.3.12.Begrippen omtrek, oppervlakte, inhoud, lengte, breedte kennen. B.3.13.Eenvoudige vlakke afbeeldingen van ruimtelijke figuren interpreteren en beschrijven B.3.14.Omtrek van een figuur uitrekenen B.3.15.Oppervlakte berekenen B.4.1.Inschatting maken van de benodigde tijd om een bepaalde afstand af te leggen B.4.2.Eenvoudige grafiek aflezen B.4.3.Inhoud geven aan rekenkundige en wiskundige begrippen zoals meer, minder, langer, korter B.4.4.Afronden B.4.5.Begrip procent kennen B.4.6.Schattend rekenen a.d.h.v. referentiematen B.4.7.Inhoud schatten B.4.8.Maateenheden benoemen en de inhoud bepalen B.4.9.inhoud mbt de prijs vergelijken B.4.10.Gewicht mbt de prijs vergelijken B.4.11.Gemiddelde berekenen B.4.12.Verschillende temperaturen optellen en aftrekken B.4.13.Aflezen en bepalen van coördinaten B.4.14.Breuken ½, ¼, ¾ kennen. B.4.15.In voor hem of haar betekenisvolle situaties vermenigvuldigen en/of delen B.4.16.Met behulp van een rekenmachine procenten berekenen B.4.17.Verschil weten tussen bruto en netto B.5.1.Verschillende onderdelen van de computer kunnen benoemen B.5.2.Correct werken met de muis B.5.3.Belangrijke toetsen en hun functie op het toetsenbord kennen B.5.4.Documenten en afbeeldingen printen B.5.5.Basishandelingen in Windows uitvoeren B.5.6.E-mailbericht openen en versturen B.5.7.E-mailbericht met bijlage versturen B.5.8.Basishandelingen in Word uitvoeren B.5.9.Basishandelingen in Paint uitvoeren B.5.10.Basishandelingen in Excel uitvoeren B.5.11.Basishandelingen in PowerPoint uitvoeren B.5.12.Basishandelingen van een browser kunnen uitvoeren B.5.13.Spellingscontrole gebruiken B.5.14.Werken met tabellen en randen in Word B.5.15.Uitgebreide figuur bewerkingen kunnen verrichten in Paint B.5.16.Teksten bewerken in Paint B.5.17.Werken met (uitgebreide) formules in Excel B.5.18.Werken met effecten en tijdsinstellingen in PowerPoint B.5.19.Gericht informatie op Internet zoeken B.5.20.Gegevens van internet verwerken in andere toepassingen B.5.21.Groot werkstuk in Word maken B.5.22.Werken met grafieken en tabellen in Excel B.5.23.Diploma IVIO Informatiekunde
Items TCSP 2011-2012 Het Atrium
B.6.1.Mondeling voorstellen en daarop adequaat reageren B.6.2.Eigen naam spellen B.6.3.Getallen 1 t/m 100 uitspreken en verstaan B.6.4.verschillende lichaamsdelen benoemen B.6.5.Uitnodiging voor een feestje maken en lezen B.6.6.Vertellen wanneer hij/zij jarig is B.6.7.In losse woorden en simpele korte zinnen iets of iemand beschrijven B.6.8.Vertellen hoe een recept gemaakt moet worden B.6.9.De weg wijzen aan de hand van een plattegrond B.6.10.Toeristisch programma maken voor twee dagen B.6.11.Zeggen hoeveel iets kost B.6.12.Profiel (hobbies, eigenschappen) van zichzelf maken B.6.13.Afspraak maken B.6.14.Vertellen wat hij/zij graag doet in de vakantie B.6.15.Engels menu lezen B.6.16.Vertellen hoe zijn/haar kamer eruit ziet B.6.17.Zeggen als hij/zij iets niet verstaat B.6.18.Vertellen over een winkel product B.6.19.Afscheid nemen in het Engels B.6.20.Begrijpen waar een Engels liedje over gaat B.6.21.Engelse namen voor kleuren kennen B.6.22.Vertellen wat hij /zij graag eet B.6.23.In redelijk vloeiend Engels een tekst lezen Wereldoriëntatie B.7.1.Omgaan met kaart en atlas B.7.2.Basistopografie van Nederland beheersen B.7.3.Kennis hebben van verschillende soorten weer en klimaat B.7.4.Weten wat nodig is om op reis te gaan (paspoort, visum, reisverzekering, valuta, inenting) B.7.5.Verschillende instanties m.b.t. reizen benoemen (ambassade, bank, GG en GD) B.7.6.Verschillende in Nederland aanwezige natuurlandschappen kennen B.7.7.Weten welk klimaat we in Nederland hebben B.7.8.Verschil tussen landbouw, industrie en dienstverlening weten B.7.9.Verschillende soorten van industrie benoemen B.7.10.Landschappen uit andere landen en werelddelen kennen B.7.11.Basistopografie van Europa beheersen B.7.12.Andere klimaten dan het Nederlandse klimaat kennen B.7.13.Basistopografie van de wereld beheersen Gymnastiek C.1.1.Omgaan met winst en verlies C.1.2.Veilig omgaan met jezelf C.1.3.Veilig omgaan met elkaar C.1.4.In teamverband spelen C.1.5.Zich aan afspraken houden C.1.6.Verantwoordelijk en veilig bewegen t.o.v. jezelf en anderen C.1.7.Eerlijk spelen (fair play) C.1.8.Openstaan voor het aanleren van nieuwe spelen, oefeningen en/of vaardigheden C.1.9.Kritiek kunnen ontvangen van leerlingen en leerkracht C.1.10.Accepteren van de eigen grenzen C.1.11.Doorzetten als een beweging of oefening niet lukt C.1.12.Veilig omgaan met toestellen C.1.13.Veilig omgaan met spelmaterialen C.1.14.Materiaal neerzetten en opruimen C.1.15.Zelfstandig alleen kunnen werken C.1.16.Zelfstandig in tweetallen kunnen werken C.1.17.Zelfstandig in groepjes kunnen werken C.1.18.Overleggen en onderhandelen met anderen (samenwerken) C.1.19.Hulp verlenen aan medeleerling(en) bij een oefening of beweging C.1.20.Leiding geven en ontvangen bij sport en spel C.1.21.Lesdeel kunnen geven Expressie, tehatex en dans C.2.1.Werkstuk naar eigen wens inkleuren C.2.2.Recht en rond knippen C.2.3.Schetsen C.2.4.Plaatje overtrekken op carbonpapier C.2.5.Werken met houtskool C.2.6.Werken met de primaire, secundaire en tertiaire kleuren C.2.7.Met behulp van aangegeven verhoudingen een gezicht tekenen C.2.8.Diepte in een werkstuk creeëren C.2.9.Omgaan met naald, draad en een naaimachine C.2.10.Zagen met een figuurzaag en een handzaag C.2.11.Durven bewegen C.2.12.Beweging kunnen imiteren C.2.13.Zelfstandig een dans kunnen doen C.2.14.Lesbrief lezen en kunnen uitvoeren C.2.15.Zelf een stukje beweging kunnen bedenken Engels
Items TCSP 2011-2012 Het Atrium
Emoties en zelfbeeld
Omgaan met anderen
Zelfstandig werken
Hobby en vrije tijd
C.3.1.Emoties herkennen bij zichzelf C.3.2.Emoties labelen als positief/negatief C.3.3.Emoties kunnen verwoorden C.3.4.Situaties beschrijven waarin bepaalde emoties een rol spelen C.3.5.Uiten van blijdschap C.3.6.Uiten van frustraties en woede C.3.7.Uiten van verdriet C.3.8.Uiten van jaloezie C.3.9.Weten wat helpt om uit een emotie (zoals bijv. agressie) te komen C.3.10.Emoties bij zichzelf kunnen stoppen (bijv. woede) C.3.11.Hulp kunnen vragen bij omgaan met eigen emoties C.3.12.Emoties herkennen bij een ander C.3.13.Omgaan met emoties van een ander C.3.14.Rekening houden met de emoties van een ander C.3.15.Hulp kunnen vragen bij omgaan met emoties van een ander C.3.16.Hulp kunnen vragen bij ruzie C.3.17.Ruzie uit kunnen praten C.3.18.Ruzie kunnen afsluiten C.3.19.Iemand een compliment geven C.3.20.Een compliment in ontvangst kunnen nemen C.3.21.Opbouwende kritiek kunnen geven C.3.22.Kritiek kunnen ontvangen C.3.23.Opkomen voor jezelf C.4.1.Praatje maken met iemand die je kent C.4.2.Iemand aankijken C.4.3.Jezelf voorstellen C.4.4.Belangstelling tonen door vragen te stellen C.4.5.Antwoord geven op vragen van de ander C.4.6.Een afspraak maken om iets te gaan doen met een ander C.4.7.Je aan je een afspraak houden C.4.8.Anderen aan gemaakte afspraken houden C.4.9.Vragen wat een ander wil. C.4.10.Samen met een ander iets doen. C.4.11.De ander aanspreken op zijn/haar gedrag C.4.12.Iemand helpen C.4.13.Iets over hebben voor een ander C.4.14.Iets kunnen delen met een ander C.4.15.Laten merken dat jij er bent C.4.16.Een mening hebben en durven geven C.4.17.Meningsverschil uitpraten C.4.18.Excuses aanbieden C.4.19.Je inleven in een ander C.4.20.Opkomen voor een ander C.4.21.Vertrouwelijke informatie niet verder vertellen C.4.22.Advies vragen en opvolgen C.4.23.Eigen keuze C.5.1.Informatie van de zelfstandig werkkaart lezen C.5.2.Weten welke materialen er nodig zijn voor een vak C.5.3.Weten waar de materialen te vinden zijn C.5.4.Keuze maken uit diverse taken tijdens het zelfstandig werkuur C.5.5.Geconcentreerd met een taak aan de slag gaan C.5.6.Zonder hulp een taak uitvoeren C.5.7.Om hulp vragen indien nodig C.5.8.Gemaakte taak zelf nakijken. C.5.9.Fouten verbeteren. C.5.10.Gemaakte taak laten aftekenen C.5.11.Zelfstandig verder gaan na afgeronde taak C.5.12.Weekrooster overzien ten aanzien van zelfstandig werken. C.5.13.Partner zoeken om mee samen te werken (werken in tweetallen) C.5.14.Taken verdelen (werken in tweetallen) C.5.15.Taak uitvoeren (werken in tweetallen) C.5.16.Gemaakte werk bespreken (werken in tweetallen) C.5.17.Meerdere partners zoeken om mee samen te werken (groepswerk) C.5.18.Eerlijke taakverdeling maken. (groepswerk) C.5.19.Taak uitvoeren (groepswerk) C.5.20.Gemaakte werk bespreken (groepswerk) C.5.21.Maandrooster overzien ten aanzien van zelfstandig werken C.6.1.Creatief werkstuk maken en aan een ander schenken C.6.2.Gesprek voeren met iemand die hij/zij niet kent C.6.3.Iemand vrijwillig helpen C.6.4.Keuze maken uit verschillende vormen van vrije tijdsbesteding C.6.5.Openstaan voor nieuwe activiteiten C.6.6.Aangeven waarom hij/zij kiest een een bepaalde activiteit C.6.7.Zich goed gedragen in andere groepssamenstellingen C.6.8.Vertellen hoe hij/zij een activiteit vond C.6.9.Vertellen hoe een activiteit ging C.6.10.Aangeven als hij/zij een verkeerde keuze heeft gemaakt C.6.11.Zelf zorgen voor spullen voor een activiteit buiten school C.6.12.Probeert eerst alles zelf op te lossen C.6.13.Omgaan met een aangepast rooster C.6.14.Zichzelf vermaken op een vrij moment in de klas zonder een ander daarbij te storen C.6.15.Weten wat hij/zij leuk vindt om te doen na schooltijd
Items TCSP 2011-2012 Het Atrium
Dramatische expressie
Keuken - Horeca
Schoonmaak
C.7.1.Onderscheid maken tussen spel en werkelijkheid C.7.2.Opdrachten uitvoeren waarbij een beroep op verbeelding wordt gedaan C.7.3.Emoties blij, bang, boos en verdrietig herkennen en uitbeelden in het spel C.7.4.Een geleid rollenspel spelen C.7.5.Inleven in een rol C.7.6.Een improviserend rollenspel spelen C.7.7.Het wie, wat, waar duidelijk maken tijdens een improviserend rollenspel C.7.8.Stemgebruik en houding aanpassen aan zijn rol C.7.9.Non-verbaal spel spelen C.7.10.Meerdere scenes achter elkaar spelen C.7.11.Gebruik maken van rekwisieten in een spel C.7.12.In het spel dagelijkse situaties betrekken C.7.13.Vanuit een voorstellingsvermogen handelingsmogelijkheden voor de situatie vinden C.7.14.Spelimpulsen aan een ander geven C.7.15.Spelimpulsen van een ander ontvangen en daar op gepaste wijze op reageren C.7.16.Spelspanning laten ontstaan C.7.17.Reflecteren op het eigen spel C.7.18.Beoordelen het spel volgens de criteria is gespeeld C.7.19.Bewegingen kunnen imiteren C.7.20.Zich vrij bewegen op een podium C.7.21.In een spel statusverschillen laten zien D.1.1.Letten op persoonlijke hygiëne en op de hygiëne van de werkplek D.1.2.Keukenmaterialen kennen, herkennen en veilig gebruiken D.1.3.Vaatwasser correct bedienen D.1.4.Keukenapparatuur veilig gebruiken D.1.5.Keuken en het magazijn volgens de regels schoonmaken D.1.6.Veilig en milieubewust handelen D.1.7.Eieren bakken, koken en pellen D.1.8.Weegschaal bedrijfsklaar maken en kunnen wegen en meten D.1.9.Eenvoudige maaltijd bereiden en opdienen D.1.10.Veilig met de frituur omgaan D.1.11.Gerechten opmaken D.1.12.Producten portioneren D.1.13.Tomaat ontvellen en in partjes snijden D.1.14.Hakken, raspen en dun schillen D.1.15.Koksmes hanteren en er veilig mee omgaan D.1.16.Uitsmijters, sandwiches en salades bereiden en broodjes smeren en beleggen D.1.17.Omgaan met bestellingen D.1.18.Gedrag op de werkplek afstemmen op gedragscode bedrijf D.1.19.Klanten netjes, duidelijk en vriendelijk benaderen D.1.20.Begrippen julienne en brunoise kennen en deze toepassen D.1.21.Bekend zijn met het first in-first out systeem, afdekken, etiketteren, hygiënisch proeven en invriezen D.1.22.Zelfstandig een maaltijd bedenken, inkopen en bereiden D.1.23.Effectief afruimen en sorteren van materialen D.2.1.Belang van schoonmaken onderkennen D.2.2.Verschil tussen kleine en grote huishouding kennen D.2.3.Onderscheid kennen tussen vuil en schoon D.2.4.De drie gouden schoonmaakregels kennen D.2.5.Juiste lichaamshouding aannemen bij schoonmaakwerkzaamheden D.2.6.Schoonmaakkleuren D.2.7.Werken in de juiste schoonmaakvolgorde D.2.8.Materialen en middelen van het stofwissen kennen D.2.9.Volgens de juiste methode een ruimte stofwissen D.2.10.Materialen en middelen van het enkelvoudig moppen kennen D.2.11.Weten wanneer enkelvoudig moppen moet worden toegepast D.2.12.Volgens de juiste methode een ruimte enkelvoudig moppen D.2.13.Materialen en middelen van het interieuronderhoud kennen D.2.14.Volgens de juiste methode interieuronderhoud toepassen D.2.15.Veilig werken met schoonmaakmiddelen (synthetisch) D.2.16.Schoonmaakwerk voorbereiden D.2.17.Werken volgens een tijdsplanning en werkschema D.2.18.Eigen werk controleren en gebruikte materialen opruimen D.2.19.Materialen en middelen van het sanitair kennen D.2.20.Volgens de juiste methode sanitaironderhoud toepassen D.2.21.Werkvolgorde bij het schoonmaken van de schappen kennen en toepassen D.2.22.Werkvolgorde bij het wassen van een winkelruit kennen en toepassen D.2.23.Gebruikte symbolen in de schoonmaak kennen
Items TCSP 2011-2012 Het Atrium
Dienstverlening
Plant en dier
Techniek
D.3.1.Zorgen voor een schone en opgeruimde werkplek D.3.2.Helpen bij het behandelen van binnengekomen en te verzenden post D.3.3.Helpen bij het kopiëren en opruimen van de poststukken m.b.v. scanner of computer D.3.4.Voorraad met kantoorspullen bijhouden D.3.5.Invoeren van eenvoudige gegevens en opstellen van overzichtslijsten m.b.v. computer D.3.6.Cadeau verpakken D.3.7.Display maken D.3.8.Etaleren D.3.9.Benodigde materiaal en gereedschap juist gebruiken en onderhouden D.3.10.Producten goed vervoeren en indien nodig zorgen voor opslag D.3.11.Gevaarlijke situaties in winkel of magazijn herkennen en adequaat reageren D.3.12.Gesprek voeren met een klant D.3.13.Gesprek voeren met een lastige klant D.3.14.Informatie krijgen van een klant D.3.15.Informatie overdragen aan een klant D.3.16.Informatie vragen D.3.17.Order lezen D.3.18.Order controleren D.3.19.Order pikken D.3.20.De (elektrische) nietmachine op juiste wijze hanteren D.3.21.Papier snijden D.3.22.Vullen volgens de pricipes first in-first out en last in-first out D.4.1.Veilig werken D.4.2.Met rekenhulpen werken D.4.3.Communicatie voeren met hulpmiddelen D.4.4.Onderscheid maken D.4.5.Overeenkomsten vinden D.4.6.Rangschikken D.4.7.Sorteren D.4.8.Informatie verwerken D.4.9.Directe communicatie D.4.10.Indelen D.4.11.Indirecte communicatie D.4.12.Indelen/etaleren/presenteren D.4.13.Informatie ordenen D.4.14.Afrekenen met kassa D.4.15.Betalen D.4.16.Budgeteren D.4.17.Bestelling uitrijden D.4.18.Dozen inpakken D.4.19.Intern transport D.4.20.Barcodescanner hanteren D.4.21.Inventariseren D.5.1.Verschillende soorten tuingereedschap kennen D.5.2.Behalen van oorkonde tuingereedsschapsleer D.5.3.Jezelf goed verzorgen en zorgen voor hygiëne op de werkplek volgens daar geldende regels D.5.4.Voorzichtig omgaan met de levende en kwetsbare producten D.5.5.Behalen oorkonde vissenbak verzorgen D.5.6.Behalen oorkonde konijn verzorgen D.5.7.Dieren op de juiste manier verzorgen, oppakken, en vasthouden D.5.8.Planten en gewassen kweken D.5.9.Bloemen en groenten zaaien D.5.10.Groenten oogsten D.5.11.Behalen oorkonde plantenkennis D.5.12.Bloembollen op de juiste manier planten en weten wanneer je plant en kan oogsten D.5.13.Behalen bollendiploma D.5.14.Kennis hebben over de bouw, vorm, eigenschappen en functie van planten, dieren en mensen D.5.15.Veel voorkomende planten en dieren in eigen omgeving onderscheiden en weten hoe ze functioneren in hun leefomgeving D.5.16.Met zorg omgaan met het milieu en behalen milieudiploma D.5.17.Getuigschrift behalen tuinwerkzaamheden voor Vestia D.5.18.Branche-erkend certificaat dierenverzorging D.5.19.Branche/erkend certificaat onderhoud groen D.5.20.Omgeving en/of klanten niet tot overlast zijn bij de werkzaamheden D.5.21.Verantwoording kunnen afleggen over het werk D.5.22.Goed omgaan met opbouwende kritiek D.5.23.Branche-erkend certificaat bosmaaier D.6.1.Meewerken aan een positieve werksfeer D.6.2.Opdracht uitvoeren ook als het niet leuk is D.6.3.Meewerken aan het opruimen van de gehele werkruimte D.6.4.Basisgereedschap kennen D.6.5.Weten waar basisgereedschap voor wordt gebruikt D.6.6.Eenvoudig voorbereidend werk uitvoeren D.6.7.Gebruiksaanwijzing herkennen D.6.8.Weten dat in een gebruiksaanwijzing te vinden is en wat je allemaal nodig hebt D.6.9.Eenvoudige metingen verrichten D.6.10.Fouten, verstoringen en afwijkingen in het eigen werk- of productieproces zien D.6.11.Op het juiste moment hulp vragen D.6.12.Fouten en problemen oplossen D.6.13.Materiaal op goede manier verwerken D.6.14.Materiaal op goede manier verstellen D.6.15.Materiaal op goede manier vervangen D.6.16.Materiaal op juiste wijze afwerken D.6.17.Efficiënt en kostenbewust omgaan met materialen en gereedschappen D.6.18.Precieze metingen verrichten D.6.19.Hulp verlenen als dat nodig is D.6.20.Samenwerken aan een opdracht D.6.21.Eigen administratie bijhouden rondom het werk D.6.22.Verband leggen tussen eigen belangstelling en arbeid D.6.23.Eigen werk plannen
Items TCSP 2011-2012 Het Atrium
Techniek
Stagecriteria
Beroepscompetenties
D.7.1.Basismateriaal kennen D.7.2.Instructie toepassen D.7.3.Werken met het juiste materiaal en gereedschap D.7.4.Vertellen dat in gebruiksaanwijzingen te vinden is wat je allemaal moet doen D.7.5.Juiste kleding, bril en/of oorbeschermers gebruiken als dat nodig is D.7.6.Om hulp kunnen vragen D.7.7.Op goede wijze omgaan met kritiek D.7.8.Op de eigen werkplek blijven D.7.9.Langere tijd achtereen aan het werk blijven D.7.10.Doorzetten bij tegenslag D.7.11.Eigen werkplek opruimen D.7.12.Veilig werken met het basisgereedschap D.7.13.Machinegereedschap kennen D.7.14.Weten waar het machinegereedschap voor wordt gebruikt D.7.15.Veilig werken met het machinegereedschap D.7.16.Speciaalmateriaal kennen D.7.17.Instructie na een langere periode nog steeds toepassen D.7.18.Speciaalgereedschap kennen D.7.19.Weten waar het speciaalgereedschap voor wordt gebruikt D.7.20.Veilig werken met het speciaalgereedschap D.7.21.Zelfstandig gebruiksaanwijzingen hanteren D.7.22.Zelfstandig werken D.7.23.Gevaarlijke situaties tijdens techniekles herkennen en er adequaat op reageren D.8.1.Op tijd komen D.8.2.Afspraken nakomen D.8.3.Mondeling opdrachten begrijpen D.8.4.Zelfstandig reizen van en naar de stageplek D.8.5.Omgaan met de regels in het bedrijf D.8.6.Mondelinge instructies begrijpen D.8.7.Werkzaamheden of handelingen begrijpen na praktisch voordoen D.8.8.Enkelvoudige opdracht uitvoeren D.8.9.Leiding ontvangen in het werk D.8.10.Gevaarlijke situaties herkennen en adequaat er op reageren D.8.11.Werk voorbereiden D.8.12.Werk controleren D.8.13.Fouten en problemen oplossen D.8.14.Nauwkeurig werken D.8.15.Taakgericht werken D.8.16.Werken op een Flexplek D.8.17.Zakelijk telefoongesprek voeren en beantwoorden D.8.18.(Mede)verantwoordelijkheid dragen D.9.1.Motivatie tonen om te leren D.9.2.Met docent/leidinggevende in kaart brengen wat goed gaat en wat nog niet D.9.3.Met docent/leidinggevende bepalen welke (arbeids)competenties nog verder ontwikkeld moeten worden D.9.4.Met docent/leidinggevende bepalen welke activiteiten daartoe moeten worden ondernomen D.9.5.Uiteenlopende bronnen raadplegen D.9.6.Aangeven wanneer werkdruk te hoog wordt en dan om hulp vragen D.9.7.Lezen en begrijpen van relevante informatie D.9.8.Kennis nemen van de (tijds)planning D.9.9.Geïnteresseerde houding tonen en actief luisteren D.9.10.Na overleg het werk in stappen verdelen D.9.11.Met anderen in begrijpelijke taal communiceren D.9.12.Flexibel omgaan met wisselende taken D.9.13.In toenemende mate het leerproces zelf sturen D.9.14.Zonodig ervaren collega's of leidinggevende(n) raadplegen D.9.15.Kennis en ervaring delen D.9.16.Deelnemen aan werkbesprekingen D.9.17.Juiste afweging maken om het probleem zelf te verhelpen of hulp in te roepen D.9.18.Klant/cliënt waar nodig verwijzen naar een ervaren collega D.9.19.Handelen conform richtlijnen en voorschriften van de sector/de branche/het stagebedrijf D.9.20.Hulp bieden bij het verhelpen van een probleem D.9.21.Vragen naar wensen en behoeften van de klant/cliënt D.9.22.Werken volgens kwaliteitssysteem van de sector/branche/(stage)werkgever D.10.1.Proberen beheerst om te gaan met je eigen gevoelens D.10.2.Gemaakte afspraken nakomen D.10.3.Werken volgens bedrijfsvoorschriften (stage) D.10.4.Nauwkeurig en geconcentreerd werken D.10.5.De communicatie afstemmen op de ander en de situatie D.10.6.Een boodschap duidelijk overbrengen D.10.7.De werkopdracht en werkinstructie ontvangen en begrijpen D.10.8.Aantonen dat je de boodschap van de ander begrepen hebt D.10.9.Signaleren van fouten, verstoringen en afwijkingen in het eigen werk- of productieproces D.10.10.Controleren van eigen werkproces en resultaat D.10.11.Evalueren van eigen werk- of productieproces D.10.12.Alle vereiste formulieren, werkbonnen e.d. volledig en duidelijk invullen D.10.13.Efficiënt en kostenbewust omgaan met materialen en gereedschappen D.10.14.Verzamelen en neerzetten van gereedschap en materialen D.10.15.Melden van onveilige situaties en niet-milieubewust handelen D.10.16.Loyaal opstellen ten opzichte van het (stage)bedrijf en het personeel D.10.17.Beperken van hinder voor klanten/cliënten tengevolge van werkzaamheden tot een minimum D.10.18.Sollicitatiebrief schrijven D.10.19.CV opstellen D.10.20.Sollicitatiegesprek voeren D.10.21.Ondernemen van passende activiteiten om werk te vinden D.10.22.Kennen en gebruik maken van rechten en plichten als werknemer D.10.23.Binnen de mogelijkheden van je functie deelnemen aan besluitvorming binnen het bedrijf
Items TCSP 2011-2012 Het Atrium