Serviceaanwijzing
VIESMANN
voor de vakman
Vitocrossal 200 Type CT2 Condenserende HR-gasketel met MatriX-cilinderbrander voor aardgas H-G20 en L-G25 Auf deutsch erhältlich! Geldigheidsaanwijzingen zie laatste pagina
VITOCROSSAL 200
5688 792 B/fl
4/2009
Bewaren a.u.b.!
Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen Volg deze veiligheidsaanwijzingen nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij de veiligheidsaanwijzingen Gevaar Dit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel.
Wat te doen bij een gasgeur Opgelet Dit teken waarschuwt voor materiële schade en schade aan het milieu.
Aanwijzing Gegevens met het woord "Aanwijzing" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Deze handleiding is alleen bedoeld voor erkende installateurs. ■ Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen door installateurs worden uitgevoerd die hiertoe erkend zijn door de bevoegde gasmaatschappij. ■ Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektrovakmensen worden uitgevoerd. ■ De eerste inbedrijfstelling moet door de installateur van de installatie of een door hem aangewezen vakman plaatsvinden. Voorschriften Respecteer bij de werkzaamheden ■ de wettelijke voorschriften inzake ongevalspreventie, ■ de wettelijke voorschriften inzake de milieubescherming, 2
Gevaar Ontsnappend gas kan explosies veroorzaken met zeer ernstige verwondingen als gevolg. ■ Niet roken! Vermijd open vuur en vonkvorming. Nooit schakelaars van verlichting en elektrische toestellen bedienen. ■ Gasafsluitkraan sluiten. ■ Ramen en deuren open zetten. ■ Personen verwijderen uit de gevarenzone. ■ Gas- en elektriciteitsonderneming van buiten het gebouw verwittigen. ■ Stroom naar het gebouw vanuit een veilige plaats (buiten het gebouw) laten onderbreken. Wat te doen bij een rookgasgeur Gevaar Rookgassen kunnen levensbedreigende vergiftiging veroorzaken. ■ Verwarmingsinstallatie buiten bedrijf stellen. ■ Opstelruimte ventileren. ■ Deuren van woonverblijven sluiten.
5688 792 B/fl
!
■ de bepalingen inzake de ongevallenverzekering, ■ de betreffende veiligheidsbepalingen van de normen NBN, NBN EN, AREI/ RGIE en de voorschriften BELGAQUA
Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen (vervolg) Werkzaamheden aan de installatie ■ Bij gas als brandstof de gasafsluitkraan sluiten en beveiligen tegen onverhoeds openen. ■ Installatie van het net schakelen en controleren op nog aanwezige spanning (bijv. met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar). ■ Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen.
!
Opgelet Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische modules beschadigd worden.
Herstelwerkzaamheden Opgelet De reparatie van componenten met een veiligheidstechnische functie brengt de veilige werking van de installatie in gevaar. Defecte onderdelen moeten door originele onderdelen van Viessmann worden vervangen.
!
Opgelet Reserveonderdelen en slijtende onderdelen die niet met de verwarmingsinstallatie werden gekeurd, kunnen de werking van de installatie nadelig beïnvloeden. Het monteren van niet-toegelaten onderdelen en het uitvoeren van niet-goedgekeurde wijzigingen en montages kunnen de veiligheid in gevaar brengen en de garantie beperken. Bij vervanging uitsluitend originele wisselstukken van Viessmann of door Viessmann goedgekeurde wisselstukken gebruiken.
5688 792 B/fl
!
Accessoires, wisselstukken en slijtende onderdelen
3
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Handelingen - eerste inwerkingstelling, inspectie en onderhoud......................... Aanvullende info over de stappen........................................................................
5 7
Storingen oplossen Diagnose.............................................................................................................. 41 Diagram van het tijdsverloop van de automatische branderregeling Verloopdiagram van de branderautomaat............................................................ 52 Aansluitschema's Aansluitschema van de automatische branderregeling....................................... 54 Aansluitschema van de netfiltereenheid............................................................... 55 Overzicht van de componenten........................................................................ 56 Regeling Coderingen op de regeling instellen..................................................................... 58 Wisselstuklijsten................................................................................................ 59 Protocol .............................................................................................................. 65 Eisen aan de waterkwaliteit............................................................................... 66 Technische gegevens........................................................................................ 70 Verklaringen Conformiteitsverklaring......................................................................................... 72 Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV.................................................. 73
5688 792 B/fl
Index.................................................................................................................... 74
4
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Handelingen - eerste inwerkingstelling, inspectie en onderhoud Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie
5688 792 B/fl
Stappen voor het onderhoud
Pagina
•
1. Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer controleren......................................................................
7
•
2. Verwarmingsinstallatie met water vullen en ontluchten.......................................................................
7
• • • • • • • •
3. Sifon vullen met water....................................................
7
4. Installatie in werking stellen..........................................
8
•
•
5. Gastype controleren....................................................... 10 6. Omzetting op aardgas L-G25......................................... 10
• • • • • • • •
• • • • • • • •
•
•
15. Verbrandingsruimte en verwarmingsoppervlakken reinigen............................................................................ 20
• •
• •
16. Afdichtingen en isolatie controleren............................ 21
•
•
18. Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer aansluiten........................................................................ 22
•
•
19. Condenswaterafvoer en neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) controleren....................................... 23
7. Rustdruk en aansluitdruk controleren.......................... 12 8. CO2-gehalte meten.......................................................... 13 9. CO-gehalte meten 10. Rookgastemperatuur meten 11. Ionisatiestroom meten .................................................. 16 12. Installatie buiten werking stellen.................................. 17 13. Keteldeur openen........................................................... 18 14. Neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) loskoppelen van de ketel en de afvoerslang aansluiten........................................................................ 20
17. Alle aansluitingen aan verwarmingswaterzijde controleren op lekken.................................................... 22
5
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Handelingen - eerste inwerkingstelling,… (vervolg) Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud
• •
•
•
• •
• •
• •
22. Keteldeur sluiten............................................................. 25
•
• • • •
•
•
26. Filterelement in de gasleiding (indien aanwezig) controleren, evt. vervangen
• •
• • • • • • • •
27. Alle gasverbindingen controleren op dichtheid.......... 27
• • • • • • • •
•
20. Vlamrooster controleren................................................ 24 21. Ontstekingselektroden en ionisatie-elektrode controleren...................................................................... 24 23. Brander reinigen............................................................. 25 24. Brander monteren........................................................... 26 25. Automatische dichtheidstest van de beide kleppen van de gascombinatieregelaar...................................... 26
28. Instelling draaischuifklep controleren.......................... 28 29. Afsluitende meting uitvoeren........................................ 29 30. Waterkwaliteit controleren............................................. 29 31. Veiligheidskleppen controleren op werking 32. Expansievat en druk van de installatie controleren.... 30 33. Rookgasafdichtingen controleren................................ 31 34. Controleren of de mengklep goed werkt en vrij is van lekken............................................................................... 32 35. Controleren of de isolatie stevig is aangebracht 36. Rookgasinstallatie controleren op dichtheid
•
37. Luchttoevoeropeningen van de stookruimte controleren (alleen bij open werking) 38. Informeren van de installatiegebruiker......................... 32 39. Gebruiks- en servicedocumentatie............................... 32
5688 792 B/fl
• •
Pagina
6
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer controleren De veiligheidstemperatuurbegrenzer mag niet hoger dan 110 °C ingesteld zijn, eventueel op max. 110 °C instellen.
Montage- en serviceaanwijzing van de regeling
Verwarmingsinstallatie met water vullen en ontluchten Vulhoeveelheid, waterhardheid en pHwaarde op pagina 29 en 30 invullen.
Aanwijzing ”Eisen aan de waterkwaliteit” vanaf pagina 66 respecteren.
Sifon vullen met water 1. Sifon losmaken en vullen met water (anders kan er rookgas ontsnappen). 2. Ongehinderde afvoer van condenswater controleren.
5688 792 B/fl
3. Sifon weer monteren.
7
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Installatie in werking stellen Gebruiksaanwijzing en serviceaanwijzing van de regeling en gebruiksaanwijzing van de neutraliseringsinstallatie 1. Druk van de verwarmingsinstallatie controleren. Toegestane werkdruk van de verwarmingsketel: 5,5 bar 2. Bij open werking: controleren of de ventilatie van de stookruimte open staat. 3. Gasaansluitdruk controleren. 4. Afsluitkleppen van de gasleiding openen.
5688 792 B/fl
5. Hoofdschakelaar (buiten de stookruimte) inschakelen .
8
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) A B
6. Installatieschakelaar B op de regeling inschakelen. Als het storingslampje A op de regeling brandt en de display C op de branderautomaat knippert, eerst ontgrendelen; daartoe ontstoringsknop D op de branderautomaat indrukken. Aanwijzing Bij de eerste inwerkingstelling kan het toestel storing geven omdat er nog onvoldoende gas in de gasleiding is (storingslampje op de regeling gaat branden). Gasleiding nog een keer ontluchten en branderautomaat ontgrendelen.
C
D
7. Coderingen op de regeling van de verwarmingsketel volgens de tabel op pagina 58 aanpassen. Montage- en serviceaanwijzing van de regeling 8. Functie van de neutraliseringsinstallatie incl. het waterslot in de sifon controleren. Gebruiksaanwijzing van de neutraliseringsinstallatie 9. Afdichtingen en afsluitingen controleren en indien nodig aantrekken.
5688 792 B/fl
Aanwijzing Wij raden aan alle verwarmingswateraansluitingen na ca. 500 bedrijfsuren te controleren op dichtheid (zie pagina 22).
9
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) 10. Een paar dagen na de inwerkingstelling keteldeur en rookkastdeksel controleren en schroeven aantrekken.
Gastype controleren 1. Gastype en Wobbe-index (Wo) bij de gasleverancier navragen. ■ Met de aardgasinstelling H-G20 kunnen de CV-ketels in het Wobbe-indexbereik 12,0 tot 16,1 kWh/m3 (43,2 tot 58,0 MJ/m3) gebruikt worden. ■ Met de aardgasinstelling L-G25 kunnen de CV-ketels in het Wobbe-indexbereik 10,0 tot 13,1 kWh/m3 (36,0 tot 47,2 MJ/m3) gebruikt worden.
2. In de toestand bij levering is de brander ingericht voor aardgas H-G20. Indien nodig de brander volgens de gegevens van de gasleverancier op het andere gastype laten omzetten (zie pagina 10). 3. Gastype opnemen in het protocol (op pagina 65).
Omzetting op aardgas L-G25 01. Gasafsluitkraan sluiten.
05. Schroefverbinding A losdraaien.
02. Installatieschakelaar aan de regeling uitschakelen. 03. Hoofdschakelaar (buiten de stookruimte) resp. netspanning uitschakelen en beveiligen tegen opnieuw schakelen.
5688 792 B/fl
04. Aansluitleidingen van de gascombinatieregelaar aftrekken.
10
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) F G
10. Schroefverbinding A vastdraaien. 11. Compensatieslang G op de gascombinatieregelaar steken. 12. Meegeleverde sticker "Ingesteld op ..." F over de aanwezige sticker plakken. 13. Brander in werking stellen (zie pagina 8). Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Gasdichtheid van de schroefverbinding controleren.
A C E BD
! 06. Compensatieslang G van de gascombinatieregelaar aftrekken.
Opgelet Het gebruik van lekzoekspray kan tot functiestoringen leiden. Lekzoekspray mag niet met elektrische contacten in aanraking komen.
07. Gascombinatieregelaar van de flens E losmaken. 08. Diafragma C met de rubberkurkpakking D eruit nemen.
5688 792 B/fl
09. Gascombinatieregelaar (zonder plaat C en zonder rubberkurkpakking D, maar met O-ring B) op de flens E bevestigen; daarbij de fabrieksschroeven M 5 × 16 door M 5 × 12 (meegeleverd) vervangen.
11
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Rustdruk en aansluitdruk controleren Rustdruk
6. Meetwaarde in protocol (op pagina 65) opnemen. Aansluitdruk 1. Brander in werking stellen. A
Aanwijzing Inwerkingstelling, zie pagina 8. Brander op max. vermogen zetten; daartoe de testschakelaar voor schoorsteenvegers op de regeling gebruiken. 2. Aansluitdruk (dynamische druk) meten, zie tabel pagina 12.
1. Gasafsluitkraan sluiten. 2. Schroef in de meetaansluiting A losmaken, niet eruit draaien. 3. Drukmeettoestel op de meetaansluiting A aansluiten.
Aanwijzing De aansluitdruk (dynamische druk) moet tussen 20 en 50 mbar liggen. De gasdrukbewaker is vanuit de fabriek op minstens 10 mbar ingesteld. Instelling niet veranderen. 3. Meetwaarde in protocol (op pagina 65) opnemen. 4. Gasafsluitkraan sluiten.
4. Gasafsluitkraan openen. 5. Rustdruk meten (max. 60 mbar).
12
Maatregel
Geen instelling uitvoeren en de gasleverancier verwittigen Opgelet! De verwarmingsketel mag slechts tijdelijk (noodwerking) met deze instelling gebruikt worden. Gasleverancier verwittigen.
5688 792 B/fl
Aansluitdruk (dynamische druk) onder 15 mbar 15 tot 20 mbar
5. Drukmeettoestel eraf halen, meetaansluiting A sluiten.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Aansluitdruk (dynamische druk) 20 tot 50 mbar boven 50 mbar
Maatregel
Verwarmingsketel in werking stellen Aparte gasdrukregelaar met nulafsluiter van de ketelinstallatie inschakelen en druk op 20 mbar zetten. Gasleverancier verwittigen.
CO2-gehalte meten Meting voorbereiden 1. Gasafsluitkraan openen. 2. Brander in werking stellen. C D E
5688 792 B/fl
F
3. Gelijktijdig toets ”S” E en ”-” D indrukken. Op de display C verschijnt het volgende: ■ onder status: ”d” (= regelstop) ■ onder service: modulatiegraad in % (”00” = 100 % = maximumvermogen, ”0” = 0 % = minimumvermogen)
13
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) CO2-meting bij het hoogste vermogen 1. Toets ”+” F indrukken tot de serviceindicator op ”00” (= 100%) is aangekomen. 2. CO2-gehalte op de rookgasbuis meten.
C D
Brandervermogen in kW 404 503 628
E F
Toegestane CO2– gehalte in % 8,6 ± 0,3 8,6 ± 0,3 8,6 ± 0,3
3. Als het CO2-gehalte veranderd moet worden: ■ afdekkap Beraf halen. ■ instelschroef A in zeer kleine stappen draaien (inbussleutel 3 mm ) tot het CO2-gehalte in het aangegeven bereik ligt: – naar rechts draaien → CO2-gehalte daalt – naar links draaien → CO2-gehalte stijgt A
4. Meetwaarde opnemen in het protocol (op pagina 65).
5688 792 B/fl
B
14
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) CO2-meting bij het laagste vermogen 1. Toets ”-” D indrukken tot de serviceindicator op ”0” (minimumvermogen) is aangekomen. 2. CO2-gehalte op de rookgasbuis meten. Toegelaten CO2-gehalte, zie tabel pagina 14.
C D E F
B
A
3. Als het CO2-gehalte veranderd moet worden: ■ afdekking B eraf achroeven. ■ instelschroef A in zeer kleine stappen draaien (Torx 40) tot het CO2-gehalte in het aangegeven bereik ligt: – naar rechts draaien → CO2-gehalte stijgt – naar links draaien → CO2-gehalte daalt
5688 792 B/fl
4. Meetwaarde opnemen in het protocol (op pagina 65). Meetwaarden nog een keer controleren Opnieuw het hoogste en laagste vermogen via de bedieningseenheid van de branderautomaat aansturen. Als de waarden niet overeenkomen met de toegestane CO2-gehaltes volgens de tabel op pagina 14, de stappen voor maximum- en minimumvermogen opnieuw uitvoeren. 15
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) 5. Toetsen ”S” E en ”-” D gelijktijdig indrukken. Brander loopt naar de oorspronkelijke modulatiegraad, waarbij de status ”d” (=regelstop) is gestart. Daarna gaat de brander terug naar de werkingsmodus.
Ionisatiestroom meten A
B
D C
01. Hoofdschakelaar uitschakelen. 02. Stekker C van de ionisatiestroomkabel lostrekken. 03. Hoofdschakelaar inschakelen. Na een aanlooppoging van de brander moet uitschakeling wegens storing plaatsvinden. In het display B wordt de foutcode ”F A7” knipperend aangegeven.
04. Hoofdschakelaar uitschakelen. Aanwijzing Voor de meting met een Testomatik-gas is meetleiding nr.1 nodig. De meting kan ook met een multimeter worden uitgevoerd. 05. Stekker C van de ionisatiestroomkabel verbinden met de adapter D.
07. Hoofdschakelaar indrukken en de ontstoringsknop indrukken. 16
5688 792 B/fl
06. Bus A van de meetkabel aansluiten aan de ionisatie-elektrode.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) 08. Ionisatiestroom meten. Aanwijzing De ionisatiestroom moet ca. 2 tot 3 s na het openen van de gasklep en tijdens werking min. 3 µA bedragen.
10. Hoofdschakelaar uitschakelen, meettoestel verwijderen en connector van de ionisatiestroomkabel aansluiten. 11. Hoofdschakelaar inschakelen.
09. Meetwaarde opnemen in het protocol (op pagina 65).
Installatie buiten werking stellen 1. Hoofdschakelaar resp. netspanning uitschakelen en beveiligen tegen onverhoeds weer inschakelen.
2. Aansluitstekkers fÖ, fA, lÖ en fÖ/ aBH van de brander aftrekken. 3. Gasafsluitkraan sluiten.
5688 792 B/fl
Gevaar Netspanning is levensgevaarlijk. Bij onderhoudswerkzaamheden moet de gasventilator spanningsvrij zijn.
17
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Keteldeur openen
E A
F B C D
1. Branderkap A eraf halen. 2. Branderleidingen C met stekkers fA en lÖ op de branderautomaat losmaken en uit de branderbehuizing halen.
3. Netleiding D met stekker fÖ en aansluitleiding regeling F met stekkers fÖ/aBH aan de brander en de trekbelemmering losmaken en uit de branderbehuizing halen.
5688 792 B/fl
4. Gasaansluitbuis B demonteren.
18
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
6x
E
5. Zes schroeven aan de keteldeur E losdraaien en de keteldeur openzwenken. Opgelet Krassen in de verbrandingsruimte kunnen leiden tot corrosie. Geen gereedschap of andere voorwerpen in de verbrandingsruimte leggen.
5688 792 B/fl
!
19
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) loskoppelen van de ketel en de afvoerslang aansluiten 1. Slang A naar de neutraliseringsinstallatie van de sifon B afhalen. 2. Afvoer- resp. reinigingsslang C op de sifon aansluiten en naar de afloop aftappen.
C
B A
Verbrandingsruimte en verwarmingsoppervlakken reinigen
!
Opgelet Krassen op onderdelen die met rookgas in aanraking komen, kunnen leiden tot corrosie. Alleen kunstofborstels, geen staalborstels of scherpe voorwerpen gebruiken. 5688 792 B/fl
Verbrandingskamer en verwarmingsoppervlakken grondig reinigen met een waterstraal.
20
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Voor de normale reiniging verwarmingsoppervlakken grondig afspoelen met een waterstraal. Bij vastzittend vuil, oppervlakteverkleuringen of roet-afzetting kunnen reinigingsproducten worden gebruikt. Let daarbij op het volgende: ■ geen reinigingsproducten met oplosmiddelen gebruiken. Let erop dat er geen reinigingsmiddel tussen ketellichaam en isolatie komt. ■ roetafzettingen verwijderen met alkalische middelen met tensidebijvoeging (bijv. Faucch 600). ■ aanslag en oppervlakteverkleuringen (geel-bruin) weghalen met licht-zure, chloridevrije reinigingsmiddelen op basis van fosforzuur (bijv. Antox 75 E). ■ opgeloste aanslag uit de ketel verwijderen, verwarmingsoppervlakken en rookgasverzamelkast grondig afspoelen met een waterstraal.
Fabrikantgegevens van het reinigingsproduct. Aanwijzing ”Fauch 600” en ”Antox 75 E” Fabrikant: Hebro Chemie GmbH Rostocker Straße 40 D -41199 Mönchengladbach
Afdichtingen en isolatie controleren 1. Afdichtingen en afdichtingskoorden van de keteldeur controleren op beschadiging.
3. Beschadigde onderdelen vervangen.
5688 792 B/fl
2. Isolatieonderdelen van de keteldeur controleren op beschadiging.
21
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Alle aansluitingen aan verwarmingswaterzijde controleren op lekken Gevaar Bij werkzaamheden aan onder druk staande onderdelen bestaat gevaar op verwondingen. Verwarmingswateraansluitingen mogen pas worden geopend wanneer de verwarmingsketel niet langer onder druk staat. Het aftappen van de CV-ketel met een zuigpomp alleen met open ventilatie uitvoeren.
Aanwijzing Aansluitingen voor regelinrichtingen en minimumdrukbewaking (watergebrekbeveiliging) ook controleren op lekken.
Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer aansluiten
5688 792 B/fl
Aanwijzing Het condenswaterafvoersysteem minstens eenmaal per jaar van binnen reinigen.
22
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) 1. Afvoer- resp. reinigingsslang C eraf trekken. 2. Condenswaterafvoersysteem (slang, buizen) van binnen reinigen. 3. Neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) reinigen volgens de gegevens van de fabrikant. Gebruiksaanwijzing van de neutraliseringsinstallatie Aanwijzing Het neutraliseringsmiddel kan via de fa. Viessmann met bestelnr. 9521 702 worden besteld. C B A D
4. Onderste gedeelte A van de sifon B eraf schroeven en uitspoelen. 5. Onderste gedeelte A van de sifon B vullen met water en erop schroeven. 6. Slang D van de neutraliseringsinstallatie weer op de sifon aansluiten.
Condenswaterafvoer en neutraliseringsinstallatie (indien aanwezig) controleren Water in de verbrandingsruimte gieten. Aanwijzing Het water moet zonder opstuwen via de condenswaterafvoer wegstromen.
5688 792 B/fl
Indien nodig de condenswaterafvoer nog een keer reinigen.
23
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Vlamrooster controleren Montageaanwijzing
Vervangen van brandercomponenten 1. Schroefverbinding A van de gasaansluitbuis losmaken. 2. Schroeven aan de keteldeur losdraaien en de keteldeur openzwenken. 3. Draadgaas en deksel van het vlamrooster B controleren op beschadiging. Lichte golfvormige vervormingen van het vlamrooster B kunnen geen kwaad.
A
4. Indien nodig, het vlamrooster B vervangen.
B
24
6±1
5688 792 B/fl
8,5 ± 1
Ontstekingselektroden
7+ 1,5
Ontstekingselektroden en ionisatie-elektrode controleren
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Ontstekingselektrodes en ionisatieelektrode controleren op juiste afstand tot het vlamrooster en controleren op beschadigingen (indien nodig vervangen).
15,5 ±1
Ionisatie-elektrode
Keteldeur sluiten Aanwijzing Schroeven op de keteldeur met een aanhaalmoment van minstens 18 Nm gelijkmatig kruislings aantrekken.
Brander reinigen 3. Venturi-mengbuis D met gascombinatieregelaar A en gasaansluitbuis B eraf halen en de aansluitleidingen eraf trekken. F A B C
E D
1. Schroefverbinding C van de gasaansluitbuis B losmaken.
Gevaar Netspanning is levensgevaarlijk. Bij onderhoudswerkzaamheden moet de gasventilator spanningsvrij zijn. Aanwijzing Let op de juiste plaats van de pakking tussen ventilatorhuis en branderflens.
5688 792 B/fl
2. Venturi-mengbuis D van de ventilator E afschroeven.
4. Aansluitleidingen van de ventilator E aftrekken en de ventilator demonteren.
25
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) 5. Ventilatorhuis en ventilatorloopwiel reinigen met perslucht reinigen.
6. Indien nodig het vlamrooster F van binnen uitzuigen.
Brander monteren 2. Aansluitleidingen op de ventilator E steken.
E
A B C
D
1. Ventilator E monteren. Aanwijzing Let op de juiste plaats van de pakking tussen ventilatorhuis en branderflens.
3. Venturi-mengbuis D met gascombinatieregelaar A en gasaansluitbuis B op de ventilator E schroeven en de aansluitleidingen erop steken. 4. Schroefverbinding C op de gasaansluitbuis B bevestigen. Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Gasdichtheid van de schroefverbinding en de afdichting tussen ventilatorhuis en branderflens controleren.
Automatische dichtheidstest van de beide kleppen van de gascombinatieregelaar In beide gevallen moet de gascombinatieregelaar worden vervangen. Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Gasdichtheid op de meetaansluiting controleren.
5688 792 B/fl
De branderautomaat voert bij branderstart een automatische dichtheidscontrole van de keppen uit. Bij dichtheid van de kleppen gaat de brander naar normale werkingstoestand en branderstart over. Bij ondichtheid van de eerste klep wordt op het display van de automatische branderregeling de foutcode ”F AE”, bij ondichtheid van de tweede klep de foutcode ”F AF” aangegeven.
26
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Alle gasverbindingen controleren op dichtheid Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. De volgende stappen absoluut uitvoeren. 1. Bij losgelaten gasverbindingen nieuwe pakkingen plaatsen en vastschroeven.
4. Brander in werking stellen (zie pagina 8). 5. Afdichtingspunten aan de uitgang van de gascombinatieregelaar en afdichtingspunt tussen ventilator en branderflens alsook afdichtingspunten tussen ventilator en venturibuis controleren op dichtheid.
2. Gasafsluitkraan openen. 3. Afdichtingspunten aan de ingang van de gascombinatieregelaar op dichtheid controleren. Opgelet Het gebruik van lekzoekspray kan leiden tot functiestoringen. Lekzoekspray mag niet in aanraking komen met elektrische contacten.
5688 792 B/fl
!
27
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Instelling draaischuifklep controleren
0
0
2. Stand van de draaischuifklep bij branderstilstand controleren. De draaischuifklepvensters B moeten geheel geopend zijn en de schaalverdelingringD op de luchtklepservomotor moet met betrekking tot de markering C op ”0” staan.
28
3. Controleren of de compensatieleiding A tussen gascombinatieregelaar en verdelerbuis is aangesloten. 4. Brander in werking stellen.
5688 792 B/fl
1. Gasafsluitkraan openen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) 5. Stand van de draaischuifklep tijdens de startfase controleren. De draaischuifkleppen B moeten gedurende ca. 5 seconden bijna sluiten, de schaalring D staat tijdens deze periode op de volgende instellingen:
Nom. vermoInstelling draaigen in kW schuifklep in ° 370 30 460 35 575 30
Afsluitende meting uitvoeren 1. Afsluitende meting volgens de punten op pagina 13 tot 16 uitvoeren.
2. Meetwaarden opnemen in het protocol (op pagina 65).
Waterkwaliteit controleren Het bijvulwatervolume, de totale hardheid en de pH-waarde in de tabellen invullen. Eisen aan de waterkwaliteit, zie vanaf pagina 66. Vulwater
Bijvulwater
Tellerstand
m3
m3
m3
Totaal watervolume m3
Datum
—
5688 792 B/fl
— — — — — — — — — — — — — — — — — Max. vulhoeveelheid: ...........................m3
29
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Totale hardheid voedingswa- ketelwater ter
pH-waarde ketelwater
Waterbereiding product doseerhoeveelheid
Datum
De pH-waarde moet tussen 8,2 en 9,5 liggen.
Expansievat en druk van de installatie controleren Aanwijzing Gegevens van de fabrikant van het expansievat respecteren. Controle uitvoeren een bij koude installatie.
3. Water bijvullen tot bij afgekoelde installatie de vuldruk 0,1 tot 0,2 bar hoger is dan de voordruk van het expansievat. Toegest. werkdruk: 5,5 bar
5688 792 B/fl
1. Installatie zo ver leegmaken tot manometer ”0” aangeeft resp. kapventiel op expansievat sluiten en de druk in de installatie verlagen.
2. Als de voordruk van het expansievat lager is dan de statische druk van de installatie, stikstof bijvullen tot de voordruk 0,1 tot 0,2 bar hoger is.
30
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) Rookgasafdichtingen controleren
A
B
C
D
5688 792 B/fl
1. Rookgaskastafdichting A tussen rookgasverzamelkast D en ketellichaam E controleren op dichtheid.
E
2. Lipafdichting B van het ketelaansluitstuk controleren op dichtheid. Aanwijzing De afdichtingen kunnen bij volledige belasting met een dauwspiegel worden gecontroleerd. Indien nodig de isolatie weghalen. Ook sporen van condenswater aan de buitenkant van de rookgasverzamelkast D wijzen op lekken. 31
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg) 3. Indien nodig de afdichting van de rookgasverzamelkast A aan de spanbeugels C naspannen of vernieuwen. Lipafdichting B bij lekken vernieuwen.
Controleren of de mengklep goed werkt en vrij is van lekken 1. Motorhendel lostrekken van de mengklephandgreep. 2. Controleren of mengklep soepel werkt.
3. Mengklep controleren op lekkage. Bij lekkage O-ring-afdichtingen vervangen. 4. Motorhendel inklikken.
Informeren van de installatiegebruiker De installateur moet de gebruiker van de installatie informeren over de bediening.
Gebruiks- en servicedocumentatie 1. Klantenkaart invullen en afscheuren: ■ gedeelte voor de gebruiker van de installatie aan het overhandigen ■ gedeelte voor de verwarmingsfirma bewaren.
5688 792 B/fl
2. Alle wisselstukkenlijsten, gebruiksen overhandigen serviceaanwijzingen in de map steken en aan de gebruiker van de installatie.
32
Luchtdrukschakelaar Werking
A
Het signaal van de luchtdrukschakelaar A wordt in de volgende werkingssituaties geanalyseerd: ■ voor de ventilatorstart (ruststandcontrole) ■ in de voorventilatiefase ■ in de regelwerking, mits op een vermogen van minstens het startvermogen wordt gewerkt. Bij een vermogen minder dan het startvermogen wordt niet bewaakt.
Uitschakeling door storing
5688 792 B/fl
De luchtdrukschakelaar veroorzaakt op de automatische branderregeling in de volgende situaties een uitschakeling wegens storing: ■ als de ruststandcontrole na 5 pogingen (antipendelfunctie) niet succesvol is geweest (d.w.z. het luchtdrukschakelaarcontact is binnen 30 seconden niet geopend) ■ als in de voorventilatiefase het minimumdebiet niet doorgepompt is (uitschakeling wegens storing via de antipendelfunctie) ■ als in de regelwerking de luchtdrukschakelaar uitvalt of de luchtdruk buiten het toegestane bereik ligt
De storingsuitschakeling wordt met de storingsindicatoren ”F AA” en”F AB” op het display van de automatiche branderregeling aangegeven. Dat kan verholpen worden door op de ontstoringsknop te drukken (minstens ¼ sec.). Er wordt dan van een ernstige storing uitgegaan. De storingsuitschakeling door de luchtdrukschakelaar wordt in de regeling als storing gemeld. De luchtdrukschakelaar is vanuit de fabriek ingesteld. Dit garandeert een hygiënische verbranding. Verder wordt daardoor voor een minimum aan voorventilatie gezorgd, omdat de luchtdrukschakelaar dan ook bij minimumvermogen nog schakelt.
33
Branderautomaat Indicatie- en bedieningseenheid Werking In de branderautomaat is een indicatie- en bedieningseenheid geïntegreerd. In het indicatieveld zijn de werkingstoestanden, de service- en parametertoestanden en de storings- en foutmeldingen zichtbaar. Status
Service A
Het display bestaat uit drie 7-segmentelementen. Vier toetsen dienen voor het instellen op de verschillende werkingsniveaus.
B
S C
A Ontstoringsknop (reset) B LED: links – warmteaanvraag, midden – vlam, rechts – storing C Keuzetoets (select)
Werkingsindicatie In de normale werking wordt op de statusweergave de werkingstoestand aangegeven. Dit gebeurt ook bij storing na het indrukken van de ontstoringstoets. De volgende weergaven worden automatisch doorlopen. Bij optredende storingen, zie storingscodes vanaf pagina 41. Dit kan op elk moment via de ontstoringsknop A (5 tot 10 sec. indrukken) verlaten worden. Wachtstand
Status Service
Start Warmteaanvraag Systeemtests 5688 792 B/fl
Status Service
34
Branderautomaat (vervolg) Stilstandscontrole Ventilatorstart
Status Service
Kleptest
Status Service
Voorventilatie
Status Service
Voorontsteking
Status Service
Beveiligingstijd Vlamvorming
Status Service
Vlamstabilisering
Status Service
Werking met vlam
Status Service
Naventilatie
5688 792 B/fl
Status Service
35
Branderautomaat (vervolg) Wachtstand
Status Service
Indicatie
Status (1-cijferig) Werkingsindicatie bij Actuele werkingstoenormale werking stand/status, zie pagina 34 en 36 Werkingsindicatie voor Meldcode ”A” afwijkende werking van resp. ”C”, zie tabel de normale toestand pagina 41 Info-indicatie Status 1 tot 7 Service-indicator Storingsindicator
Storingsgeheugen
Meldcode ”d”, zie pagina 38 Meldcode ”F”, zie tabel pagina 41 Status 0 tot 9
Service (2-cijferig) Indicator”FL” bij aanwezig vlamsignaal
Zie Pagina 35
—
Tabel pagina 41 Info over actuele teller- Pagina standen 36 Actuele modulatiePagina graad 38 Storingscode-indicaTabel tor knippert, zie pagina pagina 41 41 Opvraag van de laat- Pagina ste 10 storingen 40
Info-indicator De info-indicator wordt vanuit de werkingsindicator geactiveerd. Via de info-indicator kan informatie over de actuele tellerstanden zoals opstartteller en permanente bedrijfsurenteller worden opgeroepen. Als binnen 20 sec. geen verdere toets wordt ingedrukt, wordt deze modus automatisch beëindigd. Om bij de volgende status te komen, steeds S indrukken. De indicator kan na elke status worden verlaten als de ontstoringsknop (reset) A wordt ingedrukt.
5688 792 B/fl
a en S gelijktijdig indrukken om de info-indicator te activeren.
36
Branderautomaat (vervolg) Status Service
Kwaliteit van de ionisatiestroom Aanwijzing Een waarde > 50 voor de kwaliteit van de ionisatiestroom is zeer goed. Bij kleinere waarden de ionisatiestroom meten; deze moet dan > 3 μA bedragen. Anders de ionisatieleiding en ionisatie-elektrode controleren. Terugzetbare opstartteller 1e plaats
Status Service
Terugzetbare opstartteller 100e plaats
Status Service
Terugzetbare opstartteller 1000e plaats
Status Service
Terugzetbare bedrijfsurenteller 1e plaats
Status Service
Terugzetbare bedrijfsurenteller 100e plaats
Status Service
Terugzetbare bedrijfsurenteller 1000e plaats
5688 792 B/fl
Status Service
37
Branderautomaat (vervolg) Handmatige bediening en service-indicator Voor het oproepen van de service-indicator en voor handmatige werking moet er om warmte gevraagd worden door de regeling. In de service-indicator wordt de actuele modulatiegraad in % aangegeven. Indicator: ”d 0” laagste vermogen ”d 00” maximumvermogen Status Service
1. b en S gelijktijdig indrukken, de brander gaat op handbediening. In het display verschijnt ”d” regelstop onder status. 2. Laagste vermogen instellen: b indrukken tot op de display ”d 0” verschijnt. 3. Bovenste warmtevermogen instellen: a indrukken tot op de display ”d 00” verschijnt. 4. b en S gelijktijdig indrukken, de brander gaat weer in de modulerende werking en loopt naar de oorspronkelijke modulatiegraad, waarbij de status ”d” = regelstop werd gestart.
Storingsindicator De ontstoringsindicator wordt automatisch geactiveerd, als de automatische branderregeling op stoorstand gaat. De laatste opgetreden storing wordt weergegeven. Status Service
5688 792 B/fl
A Storingscode van de laatst opgetreden storing (zie tabel pagina 41)
38
Branderautomaat (vervolg) Status Service
1. Knop a indrukken. Zolang de knop is ingedrukt, wordt de werkingsfase waarin de storing is opgetreden onder ”Service” aangegeven. (periode van ”01”tot ”36”. Zie verloopdiagram pagina 52). 2. Knop b indrukken. Zolang de knop is ingedrukt, wordt een extra foutindicatie onder ”Service” aangegeven. 3. Ontstoringsknop langer dan ¼ sec. indrukken. De werkingsindicator verschijnt weer en de automatische branderregeling is ontgrendeld.
Storingsgeheugen De laatste tien storingen die zich hebben voorgedaan, worden opgeslagen en kunnen opgevraagd worden. Daarbij worden de recentste storingcodes het eerst opgevraagd, de oudste het laatst. Als binnen 20 sec. geen toets of de ontstoringsknop wordt ingedrukt, wordt de storingsgeheugen-indicator automatisch beëindigd. Aanwijzing Omdat de brander na een storing opnieuw opstart is het absoluut nodig de het storingsgeheugen uit te lezen om de oorzaak van de storing te vinden. 1. Opvragen van de storing 1. Ontstoringsknop en toetsa gelijktijdig indrukken. Laatst opgetreden storing wordt weergegeven: onder ”Status” verschijnt eerst ”0”. onder ”Service” verschijnt de storingscode.
5688 792 B/fl
Status Service
39
Branderautomaat (vervolg) Status Service
2. Toets S indrukken om de voorlaatste tot de tien na laatste storing op te vragen. Indicator onder ”Status” 0 . . . 9
Storing Laatste storing . . . Tien na laatste storing
Onder ”Service” verschijnt de desbetreffende storingscode. 3. Knop S indrukken. De werkingsindicator verschijnt weer. 2. Specificatie van elke afzonderlijke storing Status Service
1. Knop a indrukken. Zolang de knop is ingedrukt, wordt het statusnummer/de werkingsfase waarin de storing is opgetreden onder ”Service” aangegeven. (waarde van ”01”tot ”36”. Zie verloopdiagram pagina 52).
5688 792 B/fl
2. Knop b indrukken. Zolang de knop is ingedrukt, wordt een extra foutindicatie onder ”Service” aangegeven.
40
Storingen oplossen
Diagnose Storingen met storingsindicator op het display en bedieningseenheid (storingscodes) Meldcodes
5688 792 B/fl
Meldcode A
Gedrag van de installatie Brander start niet
Storingsoorzaak
Maatregel
Gasstromingdruk te laag, gasdrukbewaker schakelt systeem uit Geen gas
Gasstroomdruk controleren, gasdrukwbewaker controleren
A
Brander start niet
c00
Brander start niet Nieuwe parametergeheugenstick
F
Brander geeft storing Zie storingscode
Gegevensovername van nieuwe parametergeheugenstick door wachtwoord
F1 (knippe- Brander start niet rend)
Parametergeheugenstick zit niet correct of is defect
F2 (knippe- Brander start niet rend) 9 Wachtprogramma
Aangesloten display is ongeldig. Geen gas aan de gasdrukbewaker VPS of niet gesloten veilighiedscircuit. Storing in het storingsgeheugen uitlezen; brander start na tijdprogramma zelfstandig weer op. Brander start na 2 min., na 5 min. en dan na 1 uur uit zichzelf.
Gasleverancier verwittigen Wachtwoord ingeven (hexadecimaal getal tussen 0 en 255 resp. 00 en FF). Zie montageaanwijzing brandercomponenten. Zie maatregelen storingscode Parametergeheugenstick controleren of vervangen. Zie montageaanwijzing brandercomponenten. Actueel display gebruiken Ongrendeling door lang de ontstorknop te drukken tot ”9” knippert
41
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg) Algemeen optredende processtoringen
F AA
F AA
F Ab
F Ab
Scherm- Gedrag van de weerinstallatie gave F AA Tijdens de ruststandcontrole van de luchtdrukschakelaar ontstaat ventilatordruk F AA Contact van de luchtdrukschakelaar niet in ruststand F Ab Luchtdrukschakelaar meldt geen luchtdruk, ventilator loopt niet F Ab Luchtdrukschakelaar gaat uit tijdens de werking
F Ab
F Ab
Ventilator loopt niet
F Ad
A
Gasdrukschakelaar meldt geen gasdruk
F AE
F AE
F AF
F AF
F A0 en F A1
F A0 en F A1
Branderautomaat op storing Branderautomaat op storing Statusduur te lang, ventilatorstart
*1
Storingsoorzaak Maatregel
Windinvloed op ventilator
Rookgastrek (schoorsteen) controleren
Luchtdrukschake- Luchtdrukschakelaar defect laar vervangen
Luchtdrukschakelaar defect, niet correct aangesloten of ingesteld Rookgasopstuwing, condenswateropstuwing
Luchtdrukschakelaar vervangen, correct aansluiten of instellen Rookgasstuwing verhelpen, condenswaterstuwing controleren, automatische branderregeling ontstoren Ventilator defect, Leidingen controlekabels defect of ren, eventueel venonderbroken tilator vervangen Gasafsluitkraan Gasafsluitkraan gesloten, gasopenen, gasdrukschakelaar stroomdruk controdefect leren, evt. gasfilter reinigen Klep 1 lek Gascombinatieregelaar vervangen Klep 2 lek Gascombinatieregelaar vervangen Interne fout, venti- Branderautomaat lator kan zijn of ventilator vergewenste waarde vangen niet bereiken
Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen.
42
5688 792 B/fl
Storingscode*1
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg) Storingscode*1
5688 792 B/fl
F A2
Scherm- Gedrag van de weerinstallatie gave 9 Branderautomaat op storing
F A3
c00
F A4 en F A5
F A4 en F A5
F A6
F A6
F A7
F A7
F A7
F A7
*1
Storingsoorzaak Maatregel
Onderbreking veiligheidscircuit is geopend (brugstekker fJ) Geen wachtwoord Waarden in de voor parameterge- branderautomaat heugentick ingeen parametergegeven binnen heugenstick zijn 3 min. verschillend; timeout, omdat wachtwoord niet is ingegeven Branderautomaat Interne fout van op storing de terugmelding van de gasbeveiligingskleppen, uitgangsrelais schakelt niet IonisatievlambeGascombinatierewaker meldt gelaar lekt; er strooilicht tijdens stroomt gas uit en het opstarten of na verbrandt de naventilatie. Geen vlammelIonisatie-elekding tijdens veilig- trode verkeerd heidstijd, ionisatie- ingesteld, stekker vlambewaker van de ionisatiemeldt geen vlam- leiding niet ingesignaal stoken Geen vlammelOntstekingselekding tijdens veilig- trodes verkeerd heidstijd, ionisatie- ingesteld vlambewaker meldt geen vlamsignaal
Veiligheidscircuit controleren (brugstekker fJ) Wachtwoord invoeren. Zie montageaanwijzing brandercomponenten.
Branderautomaat vervangen
Gascombinatieregelaar vervangen
Ionisatie-elektrode instellen (zie pagina 24), stekker op de ionisatieelektrode steken Ontstekingselektroden instellen (zie pagina 24)
Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen. 43
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg) Scherm- Gedrag van de Storingsoorzaak Maatregel weerinstallatie gave F A7 F A7 Geen vlammelIsolatiemantel van Ontstekingselekding tijdens veilig- de ontstekingstroden vervangen heidstijd, ionisatie- elektrodes vlambewaker gescheurd meldt geen vlamsignaal F A7 F A7 Geen vlammelVerkeerde gasGastype instellen ding tijdens veilig- type ingesteld (zie pagina 10) heidstijd, ionisatievlambewaker meldt geen vlamsignaal F A7 F A7 Geen vlammelGascombinatiere- Gascombinatiereding tijdens veilig- gelaar gaat niet gelaar controleren, heidstijd, ionisatie- open evt. vervangen vlambewaker meldt geen vlamsignaal F A7 F A7 Geen vlammelAansluitingen ”L Adertoewijzing ding tijdens veilig- 1” en ”N” aan de controleren en heidstijd, ionisatie- netaansluiting van eventueel veranvlambewaker de regeling of de deren meldt geen vlam- branderautomaat signaal mogen niet verwisseld zijn I Gevaar Aan stekkerklemmen van de automatische branderregeling ligt netspanning aan. Aansluitingen ”L 1”, ”N ” en aardleider controleren. *1 Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen. 44
5688 792 B/fl
Storingscode*1
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg) Storingscode*1 F A7
F A8
5688 792 B/fl
F A8
Scherm- Gedrag van de weerinstallatie gave F A7 Geen vlammelding tijdens veiligheidstijd, ionisatievlambewaker meldt geen vlamsignaal F A8 Vlam dooft tijdens werking F A8 Vlam dooft tijdens werking
F A8
F A8
Vlam dooft tijdens werking
F A8
F A8
Vlam dooft tijdens werking
F A9
F A9
F A9
F A9
Vlam dooft tijdens stabiliseringstijd Vlam dooft tijdens stabiliseringstijd
F A9
F A9
Vlam dooft tijdens stabiliseringstijd
F A9
F A9
Vlam dooft tijdens stabiliseringstijd
*1
Storingsoorzaak Maatregel
Verbrandingsken- Brander instellen waarden niet opti- (zie pagina 13) maal
Verkeerde gastype ingesteld Vlamrooster defect
Gastype instellen (zie pagina 10) Vlamrooster controleren, indien beschadigd vervangen Verkeerde paraParamergeheumergeheugengenstick vervanstick geplaatst gen en vrijgeven VerbrandingsBrander instellen waarden niet opti- (zie pagina 13) maal Verkeerde gasGastype instellen type Vlamrooster Vlamrooster condefect troleren, indien beschadigd vervangen Verkeerde paraParamergeheumergeheugengenstick vervanstick geplaatst gen en vrijgeven VerbrandingsBrander instellen waarden niet optimaal
Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen. 45
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg)
F 04
Scherm- Gedrag van de weerinstallatie gave F 04 Vergrendeling van de branderautomaat
F 11
geen
F 12
geen
F 13
F 13
F 16
geen
F 4b
F 4b
F 4c
geen
*1
Brander schakelt uit, indicator alleen in het storingsheugen Brander schakelt uit, indicator alleen in het storingsheugen Branderautomaat op storing
Storingsoorzaak Maatregel
Branderautomaat is in de laatste 15 min. meer dan 5 maal ontgrendeld
Onderspanningsherkenning
Wachten resp. verder ontgrendelen, d.w.z. ontstoringsknop ca. 10 sec. indrukken tot de storingsindicator begint te knippperen, dan direct de ontstoringsknop loslaten Controle elektriciteitsnet
Elektriciteitsuitval, Controle elektriciherkenning span- teitsnet ningsuitval Veiligheidscircuit niet potentiaalvrij
Veiligheidscircuit controleren (brugstekker fJ) Branderautomaat EMV-storing Installatie op EMVop storing storingen laten controleren Parametergeheu- Parameterset Stick in de brandergenstick niet geactiveerd, maar automaat steken, gevonden stick niet in de stick vervangen branderautomaat gestoken; stick defect Afstelling parame- Parameters kon- Stick of branderautergeheugenstick den niet door de tomaat vervangen stick worden overgenomen
Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen.
46
5688 792 B/fl
Storingscode*1
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg)
5688 792 B/fl
Storingscode*1 F 4d
Scherm- Gedrag van de weerinstallatie gave F 4d Verkeerd wachtwoord voor parametergeheugenstick
F 4F
F 4F
Type parametergeheugenstick
F 40
geen
Branderautomaat op storing
*1
Storingsoorzaak Maatregel
Ingegeven wacht- Wachtwoord en woord voor de stick controleren. stick niet geldig Zie montageaanwijzing brandercomponenten. Stick past niet bij Stick of branderaude branderautotomaat vervangen. maat I Gevaar Aan stekkerklemmen van de branderautomaat ligt netspanning aan. Stick alleen vervangen als de branderautomaat niet onder netspanning staat. Verkeerde Stick vervangen. opgave gewenste I Gevaar waarde ventilator Aan stekkerkin parameterset lemmen van de branderautomaat ligt netspanning aan. Stick alleen vervangen als de branderautomaat niet onder netspanning staat.
Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen. 47
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg)
F 41
Scherm- Gedrag van de weerinstallatie gave F 41 Afwijking ventilatortoerental
F 42
F 42
Geen terugmelding van de ventilator
F 43
F 43
Branderautomaat op storing
F 50
F 50
Branderautomaat op storing
F 53
9
Geen gas aan de gasdrukbewakter, klepdichtheidscontrole
*1
Storingsoorzaak Maatregel
Ventilator defect, leiding ”100A” defect of onderbroken, ventilator voor het gewenste toerental niet geschikt Ventilator defect, externe stroomverzorging van de ventilator niet aangesloten of defect, leiding ”100A” defect of onderbroken, ventilator geblokkeerd (eventueel door vreemde voorwerpen) Interne storing van de branderautomaat en bij de test van de ionisatie-ingang Interne fout van de terugmelding van de servomotor, uitgangsrelais schakelt niet Gasklep opent niet, gasklep lekt
Kabel controleren, eventueel kabel ”100A” of ventilator vervangen
Leiding ”100A” controleren, externe stroomverzorging controleren, leiding of ventilator vervangen, vreemde voorwerpen verwijderen
Branderautomaat vervangen
Branderautomaat vervangen
Gascombinatieregelaar vervangen. Na het vervangen van de gascombinatieregelaar uitgebreide ontgrendeling (zie pagina 46)
Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen.
48
5688 792 B/fl
Storingscode*1
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg) Storingscode*1 F 54
F 55
Scherm- Gedrag van de weerinstallatie gave F 54 PWM-waarden verkeerd
F 55
Fout van de parametergeheugenstick
Storingsoorzaak Maatregel
EEPROM van de Stick vervangen. stick veranderd of I Gevaar gewist; stick Aan de stekdefect kerklemmen van de branderautomaat ligt netspanning aan. Stick alleen vervangen als de branderautomaat niet onder netspanning staat. Stick defect Stick vervangen. I Gevaar Aan de stekkerklemmen van de branderautomaat ligt netspanning aan. Stick alleen vervangen als de branderautomaat niet onder netspanning staat.
Interne systeemfout
5688 792 B/fl
Interne systeemfouten treden op, als de correcte programma-afloop niet meer gegarandeerd kan worden.
*1
Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen. 49
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg) Storingcode*1
Schermweergave 01, 02, 05 01, 02, tot 0d, 0F, 05 tot 0d, 14, 15, 17, 0F, 14, 1A tot 1c, 15, 17, 1E, 45, 47, 1A tot 1c, Ac, b0 1E, 45, 47, Ac, b0 F 0E, F F 0E, F
1d
1d
03
03
Gedrag van de installatie
Storingsoorzaak Maatregel
Fout in het bereik- Interne systeemvan de branderau- fout en EMV tomaat
Branderautomaat vervangen
Fout in het bereik EEPROM, interne Installatie laten van de branderau- systeemfout, controleren op tomaat EMV-storing EMV-storingen branderautomaat vervangen Fout in het bereik Processorstoring Installatie laten van de branderaucontroleren op tomaat EMV-storingen branderautomaat vervangen Storing in de bran- Te hoge tempera- Omgevingstempederautomaat tuur (> 60 °C) ratuur controleren
Storingen zonder storingsindicator
Huilgeluiden
*1
Storingsoorzaak Gasdebiet te hoog
Maatregel Gasdebiet instellen volgens het nom. vermogen van de ketel. Gasdebiet instellen volgens het nom. vermogen van de ketel. Condenswaterafvoer controleren.
Te weinig of te veel lucht Condenswaterstuw in de rookgasinstallatie Rookgaskanaal niet Rookgasafvoer controleren. in orde CO2-instelling niet Brander instellen volgens de gegecorrect, luchtgebrek vens op pagina 13. resp. luchtoverschot
Elke storingscode wordt in het storingsgeheugen opgeslagen en de laatste 10 kunnen worden uitgelezen.
50
5688 792 B/fl
Storing Storingen bij de verbranding wegens pulsatie
Storingen oplossen
Diagnose (vervolg) Storing CO2-gehalte te laag
Storingsoorzaak Verkeerde instelling
CO-vorming resp. brander rookt
Te weinig of te veel lucht Druk van de rookgasinstallatie gebrekkig Gasdebiet te hoog
Gasdebiet instellen volgens het nom. vermogen van de ketel (zie aansluitwaarde pagina 70). Toestand van de naschakeloppervlakken van de ketel controleren, evt. reinigen.
5688 792 B/fl
Te hoge rookgastemperatuur
Maatregel Controleren of de brander op het juiste gastype is ingesteld, eventueel gasdiagragma vervangen (zie vanaf pagina 10). Brander instellen volgens de gegevens op pagina 13. Instelling corrigeren. Ventilatie van de stookruimte controleren. Rookgasinstallatie controleren.
51
52
5688 792 B/fl
Fase
Uitgang
Ventilatorrelais PWM (ventilator) Vlamsignaal
LuchtdrukIngang schakelaar Gasdrukschakelaar minIngang Gasdruk, schakelaar Ingang Lekkagecontrole Parameter Ingang Lekkagecontrole
Ingang
Uitgang
Uitgang
Uitgang
Uitgang
Uitgang
Ontsteking
Extra klep / servomotor Veiligheidsklep 1 Veiligheidsklep 2
Veiligheidscircuit Ingang optioneel Alarm Uitgang optioneel TemperatuurIngang regelaar
0 1
Uitgang egaal resp. blijft Ingang egaal resp. blijft
Ingang
8 9 10 11 12 13 14 16 17 18 19 20 21 23 24 25 32 33 34 1
Uitgang
3 4 6 7
35 36
Diagram van het tijdsverloop van de automatische branderregeling
Verloopdiagram van de branderautomaat
Diagram van het tijdsverloop van de automatische branderregeling
Verloopdiagram van de branderautomaat (vervolg) Na warmteaanvraag door de regelaar loopt het programma af: Tijdsduur 0 ... 0 ... max. 2 min max. 5 s max. 2 min max. 5 s 0,1 s 1 tot 3 s 1 tot 240 s 1 tot 3 s 0,1 s 1 tot 240 s 0 tot 1 h max. 2 min 0 ... 0 tot 1 min. 0,5 tot 9,4 s 0,5 s 1 tot 200 s max. 2 min 0 ... 1 tot 30 s 1 tot 60 s 0 tot 1 h 0 tot 1 h 0 ... 0 ... 0 ...
5688 792 B/fl
Fase 00 Storing 01 Wachten op warmteaanvraag 03 Ruststand van de ventilator 04 Ruststandcontrole van de luchtdrukbewaker 06 Ventilatorstart 07 Wachten op luchtdruk 08 VPS-beslissing: klepdichtheidscontrole 09 VPS: kleptussenruimte leegmaken 10 VPS-testtijd: klep 1 11 VPS: kleptussenruimte vullen 12 VPS-detectie: gasdruk 13 VPS-testtijd: klep 2 14 Voorventilatietijd 16 Ontstekingsstand 17 Gasdetectie: Gasdrukbewaker min. 18 Voorontstekingstijd 19 Veiligheidstijd (SZA) ontsteking 20 SZA vlamherkenning 21 Stabilieringstijd vlam 23 Overgang op regelwerking 24 Regelwerking 25 Overgang na regeluitschakeling 32 Nabrandtijd 33 Naventilatietijd 34 Blokkeringstijd opnieuw inschakelen 01 Wachten op warmteaanvraag Bij storingsuitschakeling: 35 Geen gas: gasdrukbewaker min. 36 Wachtprogramma
53
Aansluitschema's
Aansluitschema van de automatische branderregeling O
A
N M
B
L
K C
H G
D
C
E
A Branderautomaat MPA 5113 B Vitotronic-regeling C Ventilatormotor met PWM-aansturing en terugmelding D Vlambewaking d.m.v. ionisatiestroom E Display met ontgrendelingsfunctie F Naar de filtereenheod G Luchtdrukschakelaar H Gasdrukbewakter VPS K Gasdrukbewaker min. L Ontstekingseenheid 54
M Magneetklep 2e trap (BV 2) N Magneetklep 1e trap (BV 1) O Servoaandrijving voor draaischuifklep B2 Brug van het beveiligingscircuit F1 Voorzekering F2 Veiligheidstemperatuurbegrenzer F3 Temperatuurregelaar H1 Bedrijfsurenteller modulatie H2 Storingsmelding H3 Bedrijfsurenteller modulatie
5688 792 B/fl
F
Aansluitschema's
Aansluitschema van de netfiltereenheid
B
C
A
A B C
Netfilter Bescherming Naar de ventilator (stekker a-Ö)
Netaansluiting 230 V~/50 Hz fÖ fÖ/aBH regeling Rookgasklep gD
5688 792 B/fl
Aanwijzing De netleiding moet worden beveiligd. De maximumbeveiligingswaarde bedraagt 16 A. De netaansluiting (230 V~/50 Hz) moet via een vaste aansluiting plaatsvinden.
55
Overzicht van de componenten
Overzicht van de componenten MatriX-cilinderbrander A B C D
E
G
H
F
Branderframe Luchtdrukschakelaar Gasventilator Indicatie-eenheid en bedieningseenheid
E F G H
Gascombinatieregelaar Draaischuifklep met stelmotor Venturi-mengbuis Netfiltereenheid met bescherming
5688 792 B/fl
A B C D
56
Overzicht van de componenten
Overzicht van de componenten (vervolg)
P
B O
K
D N
L
M
H
L M N O p
Ionisatie-elektrode Gasaansluitbuis Branderautomaat Ontstekingseenheid Vlamrooster
5688 792 B/fl
B Luchtdrukschakelaar D Indicatie-eenheid en bedieningseenheid H Netfiltereenheid met bescherming K Ontstekingselektroden
57
Regeling
Coderingen op de regeling instellen Serviceaanwijzing Vitotronic
In combinatie met de volgende regelingen: ■ Vitotronic 100, type GC1 ■ Vitotronic 200, type GW1 ■ Vitotronic 300, type GW2
5688 792 B/fl
Codeeradres Nom. vermogen van de MatriX-cilinderbrander Codeerstekker in kW 404 503 628 02 2 2 2 1042 05 0 0 0 08 70 60 75 09 3 4 5 15 11 13 13 0A 33 33 33
58
Wisselstuklijsten
Wisselstuklijsten
5688 792 B/fl
Aanwijzingen voor bestellingen van wisselstukken! Vermeld het best. nr. en serienr. (zie kenplaatje) evenals het positienummer van het wisselstuk (van deze wisselstukkenlijst). Courante onderdelen vindt u in de plaatselijke vakhandel. Onderdelen 001 Branderframe 002 Kleine en bevestigingsonderdelen 2a inschroefaansluiting R ⅛ 2b lenskopschroef A M4 x 45 2c schroef EJOT-PT KBL 40 2d slang 6 x 1,5, 320 mm lang 2e stiftschroef M8 x 20 2f cilinderschroef Z4 M4 x 12 2g Zeskantmoer M8 2h platkopschroef M6 x 20 2i kabelbindstrips 114,7 x 2,5 003 Vlamrooster 004 Afdichting vlamrooster 006 Ontstekingskabel 007 Ontstekingstransformator 009 Ionisatiekabel 010 Branderautomaat 011 Display en bedieningspaneel voor branderautomaat 012 Leidingsinvoering voor branderautomaat 013 Aansluitleiding ontstekingstransformator 014 Aansluitleiding servomotor 015 Aansluitleiding gasdrukbewaker min. 016 Aansluitkabel gasklep 017 Luchtdrukbewaker met aansluitkabel 018 Servoaandrijving 019 Gasventilator 020 Afdichting gasventilator 021 Draaischuifklep
022 023 024 025 026 027 028 029 030 031 032 033 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218
Scharnierstang M5 Venturi-mengbuis Diafragma aardgas H-G20 Gascombinatieregelaar Branderkap Smeerinjector Parametergeheugenstick Set compensatie Aansluitleiding gasdrukbewaker VPS Netfiltereenheid Bescherming Afdichting flens Rookgaskast Afdichting rookgaskast Keteldeur Isolatieblok en -mat Houder en clip Stankafsluiter (sifon) Vastzetbeugel voor deurscharnier Pakking 20 x 15 Bout B 12 x 85 Afdichting PN 6 DN 100 Afdichting PN 16 DN 50 Frontplaat bovenaan Voorplaat onderaan Bovenste isolatiemat vooraan Onderste isolatiemat vooraan Isolatiestrip Rail linksvoor Rail rechtsvoor Zijplaat Zijplaat regeling Isolatiemantel Afdekplaat links Afdekplaat rechts Bovenplaat Rail linksachter Rail rechtsbuiten Bovenste isolatiemat achteraan Onderste isolatiemat achteraan Achterplaat boven Achterplaat midden 59
Wisselstuklijsten
Wisselstuklijsten (vervolg) 219 220 221 222 223 224 225 226 227
Achterplaat onderaan Consoleachterwand Console Kanaalhouder Leidingskanaal onderste deel Leidingskanaal bovenste deel Trekbelemmering Kantbescherming Stut
Slijtende onderdelen 005 Ontstekingsektroden 1 en 2 met Oringen 008 Ionisatie-elektrode met O-ring
Spuitbuslak, vitozilver Lakstift, vitozilver Pakkingsmateriaal Dirko-HT Montageaanwijzing Serviceaanwijzing
A Kenplaatje MatriX-brander B Sticker ”Ingesteld op ...” C Branderkabel (zie wisselstuklijst in de serviceaanwijzing van de ketelcircuitregeling) D Kenplaatje verwarmingsketel, naar keuze links of rechts E Ketelcircuitregeling (zie wisselstuklijst in de serviceaanwijzing van de ketelcircuitregeling)
5688 792 B/fl
Wisselstukken zonder afbeelding 300 Meegeleverde isolatie 301 Decoratief plakband
302 303 304 305 306
60
Wisselstuklijsten
Wisselstuklijsten (vervolg) MatriX-cilinderbrander 004
017
A
2i
B
012 010
2b
003
2d
006
2c
013
011
012
028 009
033 2f 007
031 2h
005
001
032 015 025
019
008
2e
2h
024 020
026
2g 016
2a
030 2e 2g
023 2i
5688 792 B/fl
014 029
018
027
021 029
022
61
Wisselstuklijsten
Wisselstuklijsten (vervolg) Vitocrossal 200, type CT2 202 104
103 107
106
106 102
203
106
C 225 201
5688 792 B/fl
C
62
Wisselstuklijsten
Wisselstuklijsten (vervolg) 207
212
110 109
213
210 200 108 211
108
205 207
204 227
101
5688 792 B/fl
100
105
209
227
63
Wisselstuklijsten
Wisselstuklijsten (vervolg) 218
217
215 214 216 207
206 D
219 208
E 222
220 223
207
64
226
224
5688 792 B/fl
221
Protocol
Protocol Instel- en meetwaarden
Eerste inwerkingstelling
Rustdruk Aansluitdruk (dynamische druk) = bij aardgas H-G20 = bij aardgas L-G25 Gastype aankruisen Kooldioxidegehalte CO2 ■ bij maximum gemeten nom. vermogen ingesteld ■ bij minimum nom. gemeten vermogen ingesteld Zuurstofgehalte O2 ■ bij maximum gemeten nom. vermogen ingesteld ■ bij minimum nom. gemeten vermogen ingesteld Koolmonoxidege- gemeten halte CO ingesteld
mbar
Rookgastempera- gemeten tuur (bruto) ingesteld Ionisatiestroom ■ bij maximum nom. vermogen ■ bij minimum nom. vermogen
°C °C
Onderdruk
hPa hPa
mbar mbar
Vol.-% Vol.-% Vol.-% Vol.-% Vol.-% Vol.-% Vol.-% Vol.-% ppm ppm
μA μA
5688 792 B/fl
gemeten ingesteld
Onderhoud/ service
65
Eisen aan de waterkwaliteit
Eisen aan de waterkwaliteit Aanwijzing Onze garantie geldt als aan de hierna genoemde vereisten wordt voldaan.
De garantie geldt niet voor schade als gevolg van waterschade en ketelsteenvorming.
Voorkomen van schade door steenvorming Er moet worden voorkomen dat zich teveel steenvorming (calciumcarbonaat) op de verwarmingsvlakken afzet. Voor verwarmingsinstallaties met werkingtemperaturen tot 100 °C geldt de VDI-richtlijn 2035 blad 1 ”Voorkomen van schade in warmwaterverwarmingsinstallaties - kalksteenvorming in tapwateropwarming- en warmwaterverwarmingsinstallaties” met de volgende richtwaarden (zie ook de betreffende verklaringen in de orginele tekst van de richtlijn). Totale vermogen kW > 50 tot ≤ 200 > 200 tot ≤ 600 > 600
Som aardalkaliën mol/m3 ≤ 2,0 ≤ 1,5 < 0,02
Bij verwarmingsinstallaties met de volgende omstandigheden moet het vul- en bijvulwater onthard worden: ■ De som van de aardalkaliën van het vul- en bijvulwater ligt boven de richtwaarde. ■ Hogere vul- en bijvulwaterhoeveelheden zijn te verwachten. ■ Het specifieke installatievolume is hoger dan 20 liter/kW vermogen. Bij installaties met meerdere ketels moet daarbij het vermogen van de kleinste ketel worden ingezet.
5688 792 B/fl
Bij de richtwaarden wordt uitgegaan van de volgende vereisten: ■ De som van het totale vul- en bijvulwater tijdens de levensduur van de installatie overschrijdt niet het drievoudige van de waterinhoud van de verwarmingsinstallatie. ■ Het specifieke installatievolume is minder dan 20 liter/kW vermogen. Bij installaties met meerdere ketels moet daarbij het vermogen van de kleinste ketel worden ingezet. ■ Alle maatregelen ter voorkoming van corrosie door water volgens VDI 2035 blad 2 zijn genomen.
Totale hardheid °dH ≤ 11,2 ≤ 8,4 < 0,11
66
Eisen aan de waterkwaliteit
Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg)
5688 792 B/fl
■ Bij installaties > 50 kW moet voor het vastleggen van de vul- en bijvulwatervolumes een waterteller worden ingebouwd. De ingevulde waterhoeveelheden en de waterhardheid moeten in de onderhoudschecklisten van de CVketel worden genoteerd. ■ Bij installaties met een specifiek installatievolume hoger dan 20 liter/kW vermogen (bij installaties met meerdere ketels moet daarbij het vermogen van de kleinste ketel ingezet worden) moeten de eisen van de volgend hogere groep van het totale vermogen (volgens de tabel) toegepast worden. Bij grote overschrijdingen (> 50 liter/kW) moet tot een totaal van de aardalkaliën ≤ 0,02 mol/m3 worden onthard. Werkingsaanwijzingen: ■ Bij uitbreidings- en reparatiewerkzaamheden behoeven alleen de absoluut noodzakelijke netgedeeltes afgetapt te worden. ■ Filters, vuilvangers of andere was-of afscheidingsinrichten in het verwarmingswatercircuit moeten na de eerste keer of na het opnieuw vullen vaker, later naar behoefte in functie van de watervoorbereiding (bijv. hardheid) gecontroleerd, gereinigd en gebruikt worden. ■ Als de verwarmingsinstallatie met volledig onthard water wordt gevuld, zijn bij de inwerkingstelling geen verdere maatregelen nodig. Als de verwarmingsinstallatie niet met volledig onthard water, maar met water volgens de eisen in bovenstaande tabel is gevuld, moet bij de inwerkingsstelling ook op het volgende gelet worden:
■ De inwerkingstelling van een installatie moet trapsgewijs plaatsvinden, beginnend met het geringste vermogen van de ketel, bij hoog verwarmingswaterdebiet. Daarmee wordt een plaatselijke concentratie van kalkafzettingen op de verwarmingsoppervlakken van de warmtegenerator voorkomen. ■ Bij meerketelinstallaties moeten alle CV-ketels gelijktijdig in werking gesteld worden, zodat de totale kalkhoeveelheid niet op de warmteoverdrachtsvlakken van één ketel terecht komt. ■ Als aan de waterzijde maatregelen nodig zijn, moet al bij de eerste vulling van de verwarmingsinstallatie de inwerkingstelling met behandeld water plaatsvinden. Dat geldt ook voor elke nieuwe vulling, bijv. na reparatie of uitbreiding van de installatie en voor alle bijvulwatervolumes. Als deze aanwijzingen gerespecteerd worden, wordt de vorming van kalkafzettingen op de verwarmingsvlakken geminimaliseerd. Als door het niet respecteren van de VDI-richtlijn 2035 schadelijke kalkafzettingen zijn ontstaan, is een verlaging van de levensduur van de ingebouwde verwarmingstoestellen in de meeste vallen al begonnen. Het verwijderen van de kalkafzettingen kan een optie zijn om het goed functioneren weer te herstellen.
67
Eisen aan de waterkwaliteit
Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Deze maatregel moet door een vakbedrijf worden uitgevoerd. De verwarmingsinstallatie moet voor het opnieuw in werking stellen op schade onderzocht worden. Om het opnieuw, overmatig vormen van kalksteen te voorkomen, moeten de foute werkingsparameters absoluut gecorrigeerd worden.
Voorkomen van schade door corrosie aan de waterzijde Gesloten installaties – bijv. met expansievat – bieden bij de juiste grootte en juiste systeemdruk een goede bescherming tegen het binnendringen van zuurstof uit de lucht in de installatie. De druk moet op elk punt van de verwarmingsinstallatie, ook aan de zuigzijde van de pomp, en bij elke werkingstoestand boven de druk van de omringende atmosfeer liggen. De voordruk van het expansievatmoet minstens bij het jaarlijkse onderhoud worden gecontroleerd. Het gebruik van gasdoorlatende onderdelen, bijv. niet-diffusiedichte kunststofleidingen in vloerverwarmingen, moet vermeden worden. Als deze toch worden gebruikt, moet er een systeemscheiding aangebracht worden. Deze moet het door de kunststofbuizen stromende water door een warmtewisselaar van corrosiebestendig materiaal van de andere verwarmingscircuits – bijv. van de warmtegenerator – scheiden.
5688 792 B/fl
De corrosiebestendigheid aan verwarmingswaterzijde van de in de verwarmingsinstallaties en warmtegeneratoren gebruikte ijzermaterialen berust op de afwezigheid van zuurstof in het verwarmingswater. De zuurstof in de verwarmingsinstallatie, komende van het 1e vulwater, of door navulling, reageert, zonder schade te veroorzaken, met de materialen van de installatie. Het karakteristieke zwart worden van het water na een bepaalde werkingstijd geeft aan dat hier geen vrij zuurstof meer aanwezig is. De Technische Regels, in het bijzonder VDI-Richtlijn 2035-2 adviseren daarom verwarmingsinstallaties zo te dimensioneren en te gebruiken dat de constante toevoer van zuurstof in het verwarmingswater niet mogelijk is. Het binnendringen van zuurstof tijdens het gebruik kan normaal gesproken alleen plaatsvinden: ■ via doorstroomde open expansievaten, ■ door onderdruk in de installatie, ■ via luchtdoorlatende onderdelen,
68
Eisen aan de waterkwaliteit
Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg)
5688 792 B/fl
Bij een corrosietechnisch gesloten verwarmingsinstallatie, waarbij met de hiervoor genoemde punten rekening is gehouden, zijn geen extra corrosiebeschermingsmaatregelen nodig. Als er echter gevaar bestaat van zuurstofintrede, moeten extra beschermmaatregelen worden genomen, bijv. door het toevoegen van zuurstofbindendmiddel natriumsulfiet (5 - 10 mg/liter). De pHwaarde van het verwarmingswater moet 8,2 - 9,5 bedragen. Als onderdelen van aluminium aanwezig zijn, gelden daarvan afwijkende voorwaarden. Als voor de bescherming tegen corrosie chemicaliën worden gebruikt, adviseren wij om bij de fabrikant van de chemische stoffen in kwestie een attest aan te vragen waarin de fabrikant bevestigt dat de chemicaliën geen gevaar vormen voor de materialen waarvan de ketel en de andere componenten van de verwarmingsinstallatie zijn gemaakt. Als u vragen heeft over waterbehandeling, raden we aan dat u zich met uw vragen tot een gespecialiseerde firma wendt. Meer gedetailleerde gegevens staan in de VDI-richtlijn 2035-2 en EN 14868.
69
Technische gegevens
Technische gegevens
MatriX-cilinderbrander Nom. vermogen verwarmingsketel TV/TR = 50/30 °C TV/TR = 80/60 °C Brandertype Spanning Frequentie Opgen. vermogen Motortoerental Modulatiebereik
*2
kW kW kW
135-404 168-503 209-628 123-370 153-460 192-575 127-381 158-474 198-593 CE-0085 BS 0399
m3/h m3/h
13,4-40,3 16,7-50,2 21,0-62,8 15,6-46,9 19,4-58,3 24,2-73,0
% % %
97,6 108,0 0,25
97,8 108,2 0,24
97,9 108,2 0,23
W W
575 80
620 85
880 95
kW kW
135-404 123-370 VM IV-1
168-503 153-460 VM IV-2 230 50 620 4130 33-100
209-628 192-575 VM IV-3
V Hz W t.p.m. %
575 5340 33-100
880 4300 33-100
Aansluitwaarden zijn uitsluitend ter informatie (bijv. voor gasaanvraag) of voor een benaderende en volumetrische aanvullende controle van de instelling. Wegens de fabrieksmatige instelling mogen de ingestelde gasdrukken niet afwijken van deze waarden. Ref.: 15 °C, 1013 mbar
70
5688 792 B/fl
Gasketel, categorie I2E(R)B Nominaal vermogen TV/TR = 50/30 °C TV/TR = 80/60 °C Nominale warmtebelasting Productidentificatienummer Aansluitwaarden*2 Bij max. belasting met ■ aardgas H-G20 ■ aardgas L-G25 Productkenmerken (conform EnEV) Rendement η bij ■ 100 % van het nom. vermogen ■ 30 % van het nom. vermogen Onderhoudsverlies qB,70 (verwarmingsketel) Elektrisch opgenomen vermogen bij ■ hoogste nom. vermogen ■ laagste nom. vermogen
Technische gegevens
Technische gegevens (vervolg) Afmetingen gasdiafragma (aardgas H-G20)
Nominaal vermogen 404 kW 503 kW 628 kW
Afmeting a mm 17,8 22,0 24,0
a
5688 792 B/fl
a
71
Verklaringen
Conformiteitsverklaring Wij, Viessmann Werke GmbH&Co KG, D-35107 Allendorf, verklaren op eigen verantwoordelijkheid dat het product Vitocrossal 200, type CT2, 404 tot 628 kW ■ met ketelcircuitregeling Vitotronic ■ met ketelcircuitregeling Vitotronic en MatriX-cilinderbrander aan de volgende normen beantwoordt: EN 13836 EN 15417 EN 297 EN 303 EN 483 EN 50366 EN 55014-1
EN 55014-2 EN 60335-1 EN 60335-2-102 EN 61000-3-2 EN 61000-3-3 EN 676 TRD 702
Overeenkomstig de bepalingen van de volgende richtlijnen wordt dit product met _-0085 gekenmerkt: 2006/95/EG 2004/108/EG 90/396/EEG 92/ 42/EEG Dit product voldoet aan de vereisten van de Rendementsrichtlijn (92/42/EEG) voor condensatieketels. Bij de energetische keuring van verwarmings- en luchtbehandelingsinstallaties conform DIN V 4701-10, zoals vereist door de Duitse EnEV-voorschriften, kan bij de bepaling van de installatiewaarden voor het product Vitocrossal 200 worden uitgegaan van de productwaarden die bij de Europese typehomologatie overeenkomstig de rendementsrichtlijn werden bepaald (zie tabel Technische gegevens). Deze verwarmingsketel voldoet aan de eisen van het geldende TRD-reglement.
Viessmann Werke GmbH&Co KG
vert. Manfred Sommer 72
5688 792 B/fl
Allendorf, 2 april 2009
Verklaringen
Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV Wij, Viessmann Werke GmbH&Co KG, D-35107 Allendorf, bevestigen dat het volgende product voldoet aan de NOx -grenswaarden die in 1. BImSchV § 7 (2) worden gesteld: Vitocrossal 200, type CT2 met MatriX-cilinderbrander
Allendorf, 2 april 2009
Viessmann Werke GmbH&Co KG
5688 792 B/fl
vert. Manfred Sommer
73
Index
Index
B Branderautomaat...............................34 Brander monteren..............................26 Brander reinigen................................25 C CO2–gehalte meten...........................13 Coderingen........................................58 D Diafragma..........................................71 Diagnosetabel....................................41 Dichtheid van de gasverbindingen.....27 Draaischuifklep..................................54 Dynamische druk...............................12 E Eisen aan het ketelwater....................66 Expansievat.......................................30 G Gastype controleren...........................10 Geldigheidsaanwijzing.......................76 I Indicatie- en bedieningseenheid........34 Info-indicator......................................36 Installatie buiten werking stellen........17 Installatiedruk controleren..................30 Installatie in werking stellen.................8 Instelling draaischuifklep controleren.28 Interne systeemfout...........................49 Ionisatie-elektrode controleren...........24 Ionisatiestroom...................................16 K Kleppen van de gascombinatieregelaar controleren.........................................26 74
L Luchtdrukschakelaar..........................33 O Omzetting op aardgas L-G25.............10 Ontstekingselektrodes en ionisatieelektrode controleren.........................24 Overzicht van de componenten.........56 P Protocol..............................................65 R Rookgasafdichtingen controleren......31 Rustdruk.............................................12 S Service-indicator................................38 Servoaandrijving................................54 Storingen zonder storingsindicator....50 Storingscode......................................41 Storingsgeheugen..............................39 Storingsindicator................................38 T Technische gegevens........................70 V Verloopdiagram..................................52 Vlamrooster controleren.....................24 W Waterkwaliteit, eisen..........................66 Waterkwaliteit controleren..................29 Werkingsindicatie...............................34 Wisselstuklijst.....................................59
5688 792 B/fl
A Aansluitdruk.......................................12 Aansluitschema..................................54 Afsluitende meting uitvoeren..............29
75
5688 792 B/fl
Brander 7311 947 7 00001 ␣␣␣, 7311 948 7 00001 ␣␣␣, 7311 949 7 00001 ␣␣␣, Viessmann Belgium bvba-sprl Hermesstraat 14 B-1930 ZAVENTEM Tel. : 02 712 06 66 Fax : 02 725 12 39 e-mail :
[email protected] www.viessmann.com
76
chloorvrij gebleekt papier
Gedrukt op milieuvriendelijk,
Verwarmingsketel 7311 544 7 00001 ␣␣␣, 7311 545 7 00001 ␣␣␣, 7311 546 7 00001 ␣␣␣,
5688 792 B/fl
Geldig voor de betreffende verwarmingsketels met brander vanaf het overeenkomstige fabricagenr.
Technische wijzigingen voorbehouden.
Geldigheidsaanwijzing