Datum:
25 november 2005 Steven Eersels/ Bart Gille (Sertius cvba)
Ref:
omzendbrief_def.doc
Verwerkbaarheid en contractuele sanering van bedrijfsafvalwaters via openbare zuiveringsinfrastructuur herbekeken Op 23 September 2005 heeft de Vlaamse Regering definitief de nieuwe omzendbrief over de verwerking van bedrijfsafvalwaters via de openbare zuiveringsinfrastructuur1 goedgekeurd. Hiermee wordt afgestapt van het huidige evaluatiekader, vastgelegd in de omzendbrief van 21 november 2001 met betrekking tot de beoordeling van de verenigbaarheid van de lozing van bedrijfsafvalwater op de openbare riolering met de beleidsaanpak inzake RWZI-exploitatie (zogenaamde Circulaire Dua, gepubliceerd in het B.S. van 14 december 2001,en gewijzigd bij omzendbrief van 4 juli 2003 ). De beleidsaanpak vastgelegd in de omzendbrieven van 21 november 2001 en 4 juli 2003 werd door vele bedrijven enerzijds als te strikt ervaren om een lange termijnevaluatie te maken inzake aansluiting op een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en anderzijds werd er te weinig rekening gehouden met het kostentechnisch aspect (BBT-toets) van een eventuele afkoppeling. Niet zelden moesten hiervoor immers kostelijke effluentleidingen aangelegd worden en/ of bijkomende zuiveringsinfrastructuur geïnstalleerd op het bedrijf zonder dat dit dadelijk in verhouding stond met een verbetering van de waterkwaliteit. Met de nieuwe omzendbrief wordt een meer integrale benadering beoogd waarbij via openbare zuiveringsinfrastructuur – zonder de werking van deze zuiveringsinfrastructuur te hypothekeren – tot win-win-akkoorden kan worden gekomen op basis van gemotiveerde milieudoelstellingen en een correcte kostenaanrekening. Afkoppeling mag niet leiden tot onverantwoorde kosten voor bedrijven, noch tot het verschuiven van milieuhinder. Tezamen hiermee werd een besluit goedgekeurd dat de regels vastlegt voor de contractuele sanering van bedrijfsafvalwater door een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Omzendbrief en besluit werden beide goedgekeurd na advies van de Raad van State (procedure spoedbehandeling) om de bedrijven toe te laten nog vóór einde 2005 een contract af te sluiten met Aquafin om het fiscaal aftrekbaar maken van de saneringsvergoeding nog voor 2005 mogelijk te maken. De omzendbrieven LNM 2001/01 van 21 november 2001 en LNW 2003/01 van 4 juli 2003 worden ingetrokken.
Uitgangspunt : bedrijfsafvalwater mag op riool Het algemeen uitgangspunt is dat bedrijfsafvalwater geloosd kan worden op de RWZI via een openbare riolering tenzij dat dit aanleiding geeft tot het minder goed functioneren van de RWZI of het rioleringsstelsel. Daarnaast zal het principe van preventie van vervuiling en vermijden van bedrijfsafvalwater verder worden ondersteund. Dit is zondermeer één van de belangrijke wijzigingen ten opzichte van de vroegere omzendbrief waarbij er nog vanuit werd gegaan dat bedrijven met een grote vuilvracht (N1> 600 en/of N2> 200 en/of N3> 400) en/of met een negatieve invloed op de RWZI-exploitatie – de zogenaamde Prioritaire bedrijven - zelf dienden in te staan voor de zuivering van de afvalwaters en lozing op een geschikt oppervlaktewater.
1
BS 14/11/2005
Kleine bedrijven en bedrijven met een kleine impact Het huishoudelijk afvalwater van alle bedrijven evenals het bedrijfsafvalwater van zogenaamde kleine bedrijven kan steeds worden verwerkt door de RWZI . Als kleine bedrijven worden bedrijven beschouwd die •
onder de N drempels vallen (N1 < 600 en N2< 200 en N3< 400)
•
en geen grote hoeveelheid verdund afvalwater lozen (niet meer dan 200 m³/d met een gemiddelde BZV <100 mg/l)
•
en geen andere stoffen lozen in hoeveelheden, die de werking van de RWZI kunnen verstoren
De mogelijkheid tot verwerking op een RWZI geldt ook voor het afvalwater van ziekenhuizen, verzorgingsinstellingen, gevangenissen, onderwijsinstellingen, kantoorgebouwen, zwembaden, horeca en campings tenzij anders geformuleerd in het vergunningenbesluit van deze inrichtingen. Een nieuwe categorie van bedrijven, die ook op de RWZI mogen blijven lozen zijn de zogenaamde bedrijven met een kleine impact Dit zijn bedrijven die •
lozen boven één van de N drempels
•
en geen grote hoeveelheid verdund afvalwater lozen
•
en geen andere stoffen lozen in hoeveelheden, die de werking van de RWZI verstoren
•
en slechts een “beperkte capaciteit” van de RWZI invullen
Deze “beperkte capaciteit” wordt gedefinieerd als zijnde een •
vergund debiet van minder dan 5 % van de hydraulische capaciteit van de RWZI (op basis van ontwerp 1 DWA)
•
geloosde vracht van minder dan 15 % van de ontwerp BZV vracht en minder dan 5 % van de ontwerp CZV en zwevende stoffen vracht
•
geloosde stikstof of fosforvracht van minder dan 5 % van de ontwerpvracht
We merken op dat de omzendbrief voor beide categorieën van bedrijven vermeldt dat de verwerkingsmogelijkheid slechts geldt voor zover de in de milieuvergunning opgelegde lozingsvoorwaarden worden gerespecteerd. Dit zal ook contractueel met de NV Aquafin (cfr verder) worden vastgelegd.
Geval per geval benadering voor andere bedrijven Voor de bedrijven, die niet vallen onder de definitie van klein bedrijf of bedrijf met een kleine impact wordt een specifieke benadering toegepast waarbij het uitgangspunt blijft dat verwerking op de RWZI mogelijk is tenzij de werking van de zuiveringsinfrastructuur hierdoor niet meer voldoet of in de toekomst niet meer dreigt te voldoen. Tevens mogen er door de verwerking van deze bedrijfsafvalwaters geen toewijsbare negatieve effecten zijn op de kwaliteit van het oppervlaktewater door het bestaan van overstorten. In de praktijk vormt dit laatste in Vlaanderen nogal eens een probleem door de veelal gemengde rioleringsinfrastructuur. De aansluitingen zullen geval per geval getoetst worden aan de hand van de volgende criteria. Verwerkbaarheid afvalwater De afvalwaters worden in de regel als goed
verwerkbaar beschouwd indien er een goede verhouding bestaat tussen de parameters BZV, CZV en de nutriënten stikstof en fosfor. •
CZV/BZV < 4
•
BZV/N > 4
•
BZV/P > 25
Tevens mag het lozingspatroon geen pieken vertonen (eventueel dient hier een buffering voor te worden aangelegd) Indien er voldoende zuiveringscapaciteit op de RWZI is kan afvalwater, dat aan bovenstaande criteria voldoet, zonder probleem verwerkt worden. In het andere geval kunnen lozingen van deze afvalwaters enkel indien bijkomende zuiveringscapaciteit wordt uitgebouwd. De omzendbrief bepaalt dat bedrijven dan mede moeten instaan voor de financiering hiervan. Twee bijzondere types van goed verwerkbaar afvalwater zijn zogenaamde valoriseerbare afvalwaters (bvb afvalwaters rijk aan koolstofbronnen voor denitrificatie) en complementaire afvalwaters (bvb afvalwaters die binnen de mix van toekomende afvalwaters op de RZWI een positieve invloed hebben op de verhoudingen CZV/BZV, BZV/N of BZV/P). Hydraulische impact Als de hydraulische impact nefast is voor de goede werking van de RWZI of indien de hydraulische impact leidt tot veelvuldige overstorten dienen maatregelen te worden uitgewerkt. Ook de overheid wordt hierin expliciet aangehaald als belangrijke actor zodat bedrijven niet steeds alleen dienen in te staan voor de uitwerking en financiering van bvb effluentleidingen. Een bijzondere categorie binnen deze groep vormen de reeds verregaande gezuiverde en/ of verdunde afvalwaters. Deze afvalwaters dienen bij voorkeur te worden afgekoppeld en geloosd in een geschikt oppervlaktewater of kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, tenminste voor zover deze aanwezig zijn. Gevaarlijke stoffen RWZI’s zijn niet uitgebouwd voor de sanering van gevaarlijke stoffen. Afvalwaters met deze stoffen ( N2 > 200 of grote hoeveelheden aanwezig van andere gevaarlijke stoffen) dienen bij voorkeur aan de bron te worden gesaneerd dit in overeenstemming met het principe van BBT. Alternatieven voor aansluiting op de riolering Een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige omzendbrief is dat expliciet vermeld wordt dat indien op basis van één van vorige criteria geoordeeld zou worden dat een afkoppeling opportuun is, er een alternatief voor lozing mogelijk moet zijn. Als mogelijke alternatieven worden hierbij vermeld een natuurlijke of kunstmatige waterloop (bvb beken/ rivieren en kanalen) met voldoende grote capaciteit op kwalitatief en kwantitatief vlak, een regenweerafvoerleiding (bvb RWA leiding) of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater (bvb gracht). De omzendbrief geeft aan dat deze voorzieningen nabijgelegen dienen te zijn hetgeen in veel dossiers een belangrijk element zal vormen bij de beoordeling of afkoppeling überhaupt mogelijk is.. In ieder geval dienen redelijke overgangstermijnen voorzien te worden in functie van de ernst van het probleem en de mogelijkheden van de bedrijven. Afleveren en aanpassen van vergunningen Wanneer een vergunningsaanvraag of lopende vergunning niet in overeenstemming is met de principes van deze omzendbrief zullen de bevoegde administraties maximaal overleg plegen met het bedrijf om tot een wijziging van de vergunningsvoorwaarden te komen waarbij de goede werking van de RWZI wel verzekerd is. De concrete invulling van dit overleg wordt door de omzendbrief niet aangegeven.
Contracten tussen Aquafin en bedrijven Zoals voorzien in het programmadecreet van 24 december 2004 kunnen bedrijven contracten afsluiten met de NV Aquafin voor de sanering van de afvalwaters, die niet afkomstig zijn van huishoudelijke activiteiten en aangesloten zijn op een RWZI. De nadere regels daartoe worden uitgewerkt in een Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de regels inzake contractuele sanering van bedrijfsafvalwaters op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit besluit bepaalt dat voor kleine bedrijven en bedrijven met een kleine impact type-contracten zullen worden opgesteld, met een gestandaardiseerde financieringsvoorwaarde (saneringsvergoeding) in functie van de aangeleverde vuilvracht. De saneringsvergoeding zal hierbij minimaal zo hoog zijn als vastgesteld zou worden bij de huidige heffingsregeling. De andere bedrijven, die vallen onder de geval per geval benadering én waarvoor de verwerking van het afvalwater geen specifieke investeringskosten (bvb bijkomende doseerinstallatie, uitbreiding RWZI capaciteit ) of exploitatiekosten (bvb extra analyses, extra werkuren ,dosering koolstofbron…) met zich meebrengt, kunnen tevens gebruik maken van deze typecontracten met gestandaardiseerde financieringsvoorwaarde. Indien wel specifieke investeringen en/of exploitatiekosten door Aquafin noodzakelijk zijn, zal een specifiek contract worden opgemaakt waarbij de motivering en wijze van vaststelling van de specifieke investeringskosten en/of exploitatiekosten duidelijk dienen te worden aangegeven. Specifieke investeringskosten en/of exploitatiekosten worden integraal ten laste gelegd van het betrokken bedrijf; ze komen bovenop de normale saneringsvergoeding, die overeenstemt met de huidige heffingsregeling. Om de lozing van valoriseerbare en complementaire bedrijfsafvalwaters niet financieel te bestraffen wordt in deze gevallen afgeweken van het feit dat de saneringsvergoeding minimaal het bedrag moet zijn zoals bepaald met de huidige heffingsregeling. In de”circulaire Dua” waren er ook een aantal contractmogelijkheden opgenomen (bv. valoriseerbare afvalwaterstromen, complementaire afvalwaters, uitbreiding RWZI zuiveringscapaciteit, aanleg leidingen) waarvan echter door het bedrijfsleven zeer weinig gebruik werd gemaakt, omwille van het rigide en rechtsonzekere karakter ervan. Via een creatieve invulling van de contractaanpak, zoals vandaag voorgesteld door de Vlaamse Regering moet het in bepaalde gevallen mogelijk zijn om bepaalde bedrijfsafvalwaters, die op het eerste zicht niet verenigbaar zijn met de RWZI, toch verder op de RWZI te kunnen blijven lozen .Dit kan impliceren dat er op de betrokken RWZI een investering dient te gebeuren (bv. plaatsing van een extra beluchter), maar waarvoor er nu een duidelijk “contractueel kader” vastligt om het betrokken probleem op te lossen. De nieuwe omzendbrief laat ook de mogelijkheid om de samenstelling van het afvalwater van een exploitant te wijzigen, zodat het verwerkbaar wordt op de RWZI. In een praktijkgeval werd zo door de dosering van een koolstofbron ter hoogte van de RWZI de vermelde verhouding ter hoogte van de RWZI aangepast zodat het bedrijfsafvalwater behandelbaar werd gemaakt voor de RWZI en hierop kon blijven lozen. Gelinkt aan de nieuwe contractaanpak zou dit betekenen dat het bedrijf in kwestie éénmalig haar deel betaalt in de installatie (investering) noodzakelijk voor het bijdoseren van de koolstofbron (opslagtank en doseerinstallatie), en jaarlijks haar deel van de exploitatiekosten(kostprijs van de koolstofbron) in functie van de toegeleverde samenstelling van het afvalwater.Voor sommige bedrijven kan dit een praktische oplossing betekenen. Voor het bekomen van een contract richt het bedrijf een aanvraag aan de NV Aquafin. Het besluit bepaalt de verplichte inhoud van dit aanvraagdossier . Uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van deze aanvraag formuleert Aquafin een voorstel van contract en legt dit voor aan de VMM in de hoedanigheid van economisch en ecologisch toezichthouder.De VMM adviseert aan de Minister voor Leefmilieu en Aquafin uiterlijk 30 dagen na ontvangst van het ontwerpcontract . De Minister bekrachtigt al dan niet het ontwerpcontract binnen de veertien dagen na ontvangst. Uiterlijk 80 dagen na de aanvraag deelt de N.V. Aquafin haar beslissing tot het al dan niet toekennen van een contract mee aan de aanvrager, en legt hem in voorkomend geval het contract ter ondertekening
voor.Deze termijn van 80 dagen is dwingend. Tegen de beslissing van de N.V. Aquafin is beroep mogelijk bij de Minister voor leefmilieu.
Heffing wordt voor rioollozers omgezet in fiscaal aftrekbare vergoeding Door het afsluiten van een contract wordt de huidige fiscaal niet-afrekbare heffing voor riool-lozers omgezet in een fiscaal aftrekbare vergoeding, hetgeen een belangrijke financiële incentive kan zijn om zo snel mogelijk deze contracten af te sluiten. Via de bedrijfsbelasting kan immers tot 34 % van deze vergoeding gerecupereerd worden !
[email protected] [email protected]