VERSLAVINGSBELEID HERIJKT
April 2005
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
2
1.
Samenvatting
3
2.
Inleiding
5
Afbakening beleidsterrein verslavingszorg
6
Gemeentelijke verantwoordelijkheid Verslavingszorg en de visie op sociaal beleid Grotestedenbeleid III Integraal Veiligheidsprogramma (IVP)
6 7 7 8
3. 3.1 3.2 3.3 3.4
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
5.
Het vigerende verslavingszorgbeleid
10
Uitgangspunten huidige beleid Voorzieningen voor preventie, behandeling en harm reduction Bestrijden van overlast Afstemming van beleid met regiogemeenten, AWBZ en justitie Productdefiniëring en -normering Samenvatting stand van zaken huidig beleid
10 11 13 15 15 16
Overzicht van relevante ontwikkelingen
17
5.1 Voorzieningen en hun schaalniveau 5.2 Omvang en samenstelling van de doelgroep en de ontwikkeling daarvan 5.3 Middelengebruik 5.4 Integrale visie op verslaving 5.5 Landelijk beleid wordt repressiever 5.5.1 Verslavingsbeleid 5.5.2 Overig landelijk beleid
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
7.
Herijking van het verslavingszorgbeleid
24
Consequenties voor uitgangspunten gemeentelijk beleid: handhaven, bijstellen ... of? Verbeteren bereik verslavingszorg Bestrijding overlast Afstemming regio, zorgkantoor, productdefiniëring Toeleiding naar zorg Inkadering bij uitstroom
24 24 26 27 28 28
Agenda voor de toekomst
29
7.1 Verslavingszorg 7.2 Overlastbestrijding 7.3 Randvoorwaardelijk
8.
Communicatie
8.1 Communicatie bij de totstandkoming van de nota 8.2 Communicatie na vaststelling
9.
17 18 19 20 21 22 23
Financiën
29 30 31
34 34 34
35
1.
Samenvatting
In 1977 verscheen de eerste nota van de gemeente Dordrecht over verslaving. Als reactie op maatschappelijke onrust over verontrustend drugsgebruik onder jongeren kwam de gemeente met een nota drugsbeleid. Deze nota werd 17 jaar later in 1994 opgevolgd door de verslavingsnota "Over Zorg & over last". Deze nota geldt sedertdien als richtinggevend kader voor de verslavingszorg. Door toenemende behoefte om overlast tegen te gaan en het veiligheidsgevoel te verhogen is door de raadscommissie Onderwijs en Welzijn in het 4e kwartaal 2002 geopperd om een gebruikersruimte te realiseren. De wethouder heeft aangegeven dit op termijn breder te willen bediscussiëren; in het verlengde daarvan constateerde hij dat de beleidsnota 10 jaar oud is. Tegen deze achtergrond is besloten om het huidige verslavingsbeleid te herijken. De herijking van het beleid richt zich met name op de uitgangspunten uit de vigerende nota. In hoeverre zijn de uitgangspunten nog actueel? Welke doelen streven de instellingen voor verslavingszorg en de gemeenten na? Dient het beleid te worden bijgesteld? Zo ja, op welke wijze? Wat worden de speerpunten voor de toekomst? De nota is van toepassing op de WZV-regio Dordrecht, bestaande uit de Drechtsteden en Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. De verslavingszorgnota is richtinggevend voor het regionale en lokale verslavingszorgbeleid. De gemeente Dordrecht is als centrumgemeente verantwoordelijk voor het verslavingszorgbeleid. De doelstellingen uit het vigerende verslavingszorgbeleid zijn nog steeds actueel: • realiseren van breed aanbod voor preventie, behandeling en harm reduction. • ingrijpen wanneer de verslaving een bedreiging voor de volksgezondheid of de openbare orde vormt. • streven naar afstemming met betrokken gemeenten en tussen verschillende vormen van verslavingszorg (met name gemeente (ambulant) en AWBZ (intramuraal)). • streven naar productnormering. Concluderend kan worden gesteld dat er met het vigerende beleid relatief veel harddrugsverslaafden door de hulpverlening worden bereikt. Het aantal alcoholverslaafden in de hulpverlening blijft ver achter bij de grote groep van burgers die kampt met alcoholproblemen. Dit is overigens een landelijke tendens. Het bestrijden van overlast blijkt een moeilijke opgave. Het soort overlast dat wordt ervaren is voornamelijk het samenscholen van verslaafden op straat, plein of park. Ook het heen- en weergeloop van verslaafden op straat en de door hun veroorzaakte vervuiling op straat en in portieken is hinderlijk voor de bewoners. Recent heeft de gemeenteraad opdracht gegeven tot onderzoek naar de behoefte en mogelijkheid van een hostelvoorziening om overlast door dakloze, chronisch verslaafden tegen te gaan. Tevens heeft de gemeente Dordrecht een grote groep veelplegers geïdentificeerd en een convenant gesloten over de persoonsgebonden aanpak van veelplegers. Welke belangrijke ontwikkelingen zijn in de afgelopen jaren van invloed op het verslavingszorgbeleid? Allereerst is er de verhouding tussen voorzieningen in de gemeente Dordrecht en de omliggende gemeenten. Voorzieningen worden in fysieke zin ook steeds dichter bij de burger aangeboden. Dat betekent dat verslavingszorgvoorzieningen ook buiten Dordrecht gelokaliseerd worden. Binnen de gemeente Dordrecht is er steeds meer sprake van wijkgerichte voorzieningen en activiteiten. Verder is er in de afgelopen jaren een meer integrale visie op verslavingszorg ontstaan, parallel aan de visie op de geestelijke gezondheidszorg. Het zal niemand verbazen dat de maatschappij op dit moment anders met drugs en verslaving omgaat dan een aantal jaren geleden. Er treedt verharding op en er is minder tolerantie voor enige overlast die verslavingsproblematiek met zich meebrengt. Dit is terug te vinden in het landelijk beleid, dat steeds repressiever wordt. De doelgroep van de verslavingszorg ontwikkelde zich (landelijk) als volgt. Het aantal alcoholverslaafden is redelijk constant. Met name het gebruik van cannabis, cocaïne en xtc is gestegen, vooral onder jongeren tussen 20 en 24 jaar. De groep heroïneverslaafden is een vaste,
steeds ouder wordende groep. Een belangrijk deel kampt met meervoudige problemen en leeft in de marge van de samenleving. Deze groep van chronisch verslaafden krijgt steeds meer aandacht met voorzieningen voor harm reduction. Ontwikkelingen in het aanbod, de vraag, de visie op de verslavingszorg, de maatschappij en landelijk beleid zijn niet van dien aard dat dit moet leiden tot een rigoureuze wijziging in de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid. De einddoelstelling van het beleid is gericht op preventie van gezondheidsrisico's en negatieve maatschappelijke gevolgen die voortvloeien uit gebruik van verslavende middelen. Dit is nog steeds actueel. Nog steeds zijn preventie, herstellen en draaglijk maken belangrijke doelen en willen we dat aanbod hierbinnen toegankelijk is voor alle mensen met verslavingsproblemen op het gebied van drugs, alcohol en gokken. Nog steeds is overlastbestrijding nodig. De zakelijke, Nederlandse benadering is een effectieve benadering; gezondheidsbescherming en normalisering staan voorop en criminalisering en marginalisering wordt tegengegaan. De uitgangspunten van toen (1994) zijn heden ten dagen nog steeds actueel en kunnen in principe gehandhaafd blijven. De ontwikkelingen op de verschillende onderdelen vragen echter wel om het leggen van accenten binnen de uitgangspunten. Het leggen van accenten is nodig om middelen in de toekomst gerichter in te kunnen zetten dan nu het geval is. Voor de toekomst kiest de gemeente om het accent meer dan voorheen te leggen op de gebieden preventie en 'harm reduction'. Ten aanzien van deze laatste gaat het dan met name om de groep die zichzelf niet weet te redden in de maatschappij: de chronisch verslaafden. De zorgverlening aan verslaafden wordt steeds meer onder de AWBZ gebracht. Gemeentelijke middelen uit de doeluitkering zullen voornamelijk worden ingezet voor preventie, toeleiding naar zorg en inkadering bij uitstroom. In de nota zijn acties geformuleerd die aansluiten bij deze accentlegging.
2.
Inleiding
In 1977 verscheen de eerste nota van de gemeente Dordrecht over verslaving. Als reactie op maatschappelijke onrust over verontrustend drugsgebruik onder jongeren kwam de gemeente met een nota drugsbeleid. Deze nota werd 17 jaar later in 1994 opgevolgd door de verslavingsnota "Over Zorg & over last". Deze nota geldt sedertdien als richtinggevend kader voor de verslavingszorg. Nu, 10 jaar later, is wederom de behoefte ontstaan om het verslavingsbeleid tegen het licht te houden. De directe aanleiding is gelegen in de vergadering van de raadscommissie Onderwijs en Welzijn van de gemeente Dordrecht van 30 oktober 2002. Bij de bespreking van de stadsbegroting 2003 en de meerjarenbegroting 2004 - 2006 is door de fractie van Groen Links geopperd om in verband met het tegengaan van overlast en het verhogen van het veiligheidsgevoel een gebruikersruimte te realiseren. De wethouder heeft aangegeven dit op termijn breder te willen bediscussiëren; in het verlengde daarvan constateerde hij dat de beleidsnota 10 jaar oud is. Tegen deze achtergrond is besloten om het huidige verslavingsbeleid te herijken. De nota is van toepassing op de WZV-regio Dordrecht, bestaande uit de Drechtsteden en Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. De verslavingszorgnota is richtinggevend voor het regionale en lokale verslavingszorgbeleid. De gemeente Dordrecht is als centrumgemeente verantwoordelijk voor het verslavingszorgbeleid. De nota is inhoudelijk met de betrokken gemeenten in deze regio in het Ambtelijk Overleg Welzijn en Volksgezondheid en het Portefeuillehoudersoverleg besproken. Ook het Grotestedenbeleid III (GSBIII)1 is aanleiding om het huidige beleid tegen het licht te houden. In het landelijk beleidskader van GSBIII wordt, wat betreft de doelgroep verslaafden, een nadrukkelijker accent gelegd bij de chronisch verslaafden; overlast en veelplegers zijn belangrijke items in het GSBIII. De relatie met het verslavingszorgbeleid is evident. Vanaf 1 januari 2006 krijgt de gemeente met de Wet maaatschappelijke ondersteuning (WMO) nog sterker de verantwoordelijkheid en regie voor deze doelgroep. Verslavingszorg is één van de prestatievelden uit deze concept-wet. De herijking van het beleid richt zich met name op de uitgangspunten uit de vigerende nota. In hoeverre zijn de uitgangspunten nog actueel? Welke doelen streven de instellingen voor verslavingszorg en de gemeenten na? Dient het beleid te worden bijgesteld? Zo ja, op welke wijze? Wat worden de speerpunten voor de toekomst? De beantwoording van deze vragen staat centraal in deze nota. Daartoe zijn de huidige situatie en de relevante ontwikkelingen in kaart gebracht ten aanzien van de volgende thema's: de doelgroep (omvang, bereik en middelengebruik), het aanbod, visie op verslavingszorg, de maatschappij en landelijk beleid. Achtereenvolgend komen aan de orde: afbakening van beleidsterrein (hoofdstuk 3), bestaand beleid en conclusies voor toekomstig beleid (hoofdstuk 4), belangrijke ontwikkelingen in vraag, aanbod, visie op verslavingszorg, maatschappij en landelijk beleid (hoofdstuk 5), consequenties voor staand beleid en accenten voor de toekomst (hoofdstuk 6), communicatie (hoofdstuk 7) en financiën (hoofdstuk 8).
1
Samenwerken aan de Krachtige stad, uitwerking van het stelsel Grotestedenbeleid 2005-2009 (GSBIII), ministerie van BZK, Den Haag, 21 april 2004.
3.
Afbakening beleidsterrein verslavingszorg
De meeste mensen zullen bij verslaafden het beeld hebben van de verloederde, overlastgevende, op straat bivakkerende verslaafde, die het niet heeft gered in de samenleving. Voor een deel is dit beeld ook juist. Een deel van de doelgroep van de verslavingszorg is verloederd en niet in staat zich zelfstandig te handhaven in de maatschappij. Deze groep maakt gebruik van de verslavingszorg als springplank- en vangnetvoorziening (sociale verslavingszorg). Bij de sociale verslavingszorg gaat het om verslaafden met een problematiek, die de verslaving sec overstijgt; kenmerkend voor deze groep zijn de problemen met zelfredzaamheid. Van de andere kant is er een grote groep mensen met een verslavingsprobleem die zich goed weet te redden en te handhaven in de maatschappij. Die hebben gewoon een baan, een huis, een gezin, doen aan sport, etc.. Deze groep maakt gebruik van de verslavingszorg als onderdeel van de sociale basisinfrastructuur (algemene verslavingszorg). Bij de zorg voor verslaafden zijn meerdere instellingen en gemeentelijke beleidsterreinen betrokken. Op deze manier kan de zorg voor deze groep burgers zo goed mogelijk georganiseerd en gefaciliteerd worden. Hoewel de twee perspectieven zorg én overlast een rol spelen bij het verslavingszorgbeleid, ligt de nadruk in deze nota op zorg. Deze nota beperkt zich tot verslavingsproblematiek op het vlak van drugs, alcohol en gokken. Verslaving op andere gebieden (roken, eetverslaving, internet, e.d.) wordt in deze nota buiten beschouwing gelaten, omdat dit veel al problemen zijn die primair bij andere zorgverlenende (bijvoorbeeld de huisarts, GGD, algemene GGZ) instanties dan de verslavingszorg terecht komen. In de eerste paragraaf wordt aangeven welke verantwoordelijkheid de gemeente Dordrecht als centrumgemeente voor de verslavingszorg draagt. Het beleid is richtinggevend voor het verslavingsbeleid in de hele WZV-regio Dordrecht. Vervolgens wordt in paragraaf 2 de relatie gelegd met het (lokaal) sociaal beleid. Kerngedachte hierbij is dat burgers die het (tijdelijk) op eigen kracht niet meer redden terug moeten kunnen vallen op een vangnetvoorziening. In paragraaf 3 worden de relevante doelstellingen van het GSBIII benoemd. Speerpunt hierin is het verbeteren van de ambulante verslavingszorg én het terugdringen van de overlast. Ten slotte gaat paragraaf 4 in op de doelstellingen van het integraal veiligheidsprogramma. 3.1 Gemeentelijke verantwoordelijkheid Sinds 1995 zijn 43 centrumgemeenten verantwoordelijk voor de (ambulante) verslavingszorg. De centrumgemeenten ontvangen hiervoor, op basis van de Welzijnswet, financiële middelen van het ministerie van VWS in een doeluitkering. Deze middelen zijn bedoeld voor activiteiten op het terrein van verslavingsbeleid, bestaande uit ambulante hulpverlening gericht op verslavingsproblemen, en preventie van verslavingsproblemen inclusief activiteiten in het kader van de bestrijding van overlast door verslaving. De gemeente Dordrecht is een van deze centrumgemeenten. Het huidige werkgebied betreft de WZV-regio Dordrecht. Deze regio betreft de Drechtsteden en de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. De verslavingszorgnota is richtinggevend voor het lokale/regionale verslavingszorgbeleid. De regio heeft in 2002 ook een Convenant OGGZ afgesloten, waarin betrokken partijen zich inzetten voor de verbetering van de positie van kwetsbare groepen. Verslaafden maken daar deel van uit. Verslavingsproblematiek kan worden belicht vanuit het perspectief gezondheidszorg en/of vanuit het perspectief openbare orde en rechtshandhaving. Vanuit de zorg gericht op het voorkómen danwei beperken van de risico's van het gebruik van verslavende middelen en vanuit de veiligheidsoptiek gericht op het beperken van de maatschappelijke schade (overlast, criminaliteit en openbare orde problemen) die samengaat met het gebruik van verslavende middelen. In deze nota zijn beide perspectieven aan de orde, maar het zwaartepunt ligt bij de invalshoek
gezondheidszorg. Vanuit het perspectief gezondheidszorg kan bijgedragen worden aan het tegengaan en bestrijden van overlast veroorzaakt door verslaafden. Als centrumgemeente stimuleert Dordrecht • •
een breed aanbod op het gebied van verslavingszorg afstemming tussen zorg, openbare orde en rechtshandhaving
Daarnaast heeft iedere gemeente een eigen verantwoordelijkheid voor de zorg aan deze kwetsbare groepen. In dat kader richt de gemeente Dordrecht zich meer op het onderdeel 'harm reduction' en de doelgroep chronisch verslaafden. Onder 'harm reduction' wordt verstaan het draaglijk maken van de verslaving voor de gebruiker zelf, de directe omgeving (relaties, kinderen, de buurt) en de samenleving. 3.2 Verslavingszorg en de visie op sociaal beleid Binnen de Drechtsteden is een visie op sociaal beleid op regionaal niveau ontwikkeld. Het doel van sociale ontwikkeling is het verhogen van de kwaliteit van samenleven in de regio. Het gaat daarbij om het verhogen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, het bevorderen van de samenhang in de samenleving en het delen van verantwoordelijkheid door overheid, burgers en instellingen. Om dit bereiken zal de sociale basisinfrastructuur van de regio op een hoogwaardig niveau moeten zijn. Het gaat dan om sociaal in de brede zin van het woord: het toewerken naar een regio met een breed aanbod aan voorzieningen op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur, sport en recreatie waar bewoners aanbod van hun gading kunnen vinden. Het stimuleren en in stand houden van een sterke sociale basisinfrastructuur is een topprioriteit van de Drechtsteden. In de nota "Deelname, samenhang en verantwoordelijkheid" (2003) is de visie op het sociaal beleid in de gemeente Dordrecht vastgelegd. De missie van het sociale beleid is het bevorderen van de sociale kwaliteit. Zorgdragen voor een adequate sociale basisinfrastructuur en het organiseren van een springplank en vangnet zijn daarin belangrijke elementen. De sociale basisinfrastructuur richt zich op alle Dordtse burgers. Burgers hebben behoefte aan een infrastructuur met voorzieningen (winkels, vrije tijdsbesteding, scholen, verenigingen, kinderopvang, zorgvoorzieningen, etc.). Een goed voorzieningenniveau draagt bij aan de deelname van burgers aan de maatschappij. Bij een springplank en vangnet ligt de focus meer op burgers die het op eigen kracht niet redden. Er is een groep burgers die niet of onvoldoende in staat is om het hoofd boven water te houden en het eigen leven adequaat te organiseren. Deze mensen dienen terug te kunnen vallen op vangnetvoor-zieningen waarvoor de gemeenschap verantwoordelijkheid draagt. De overheid is verantwoordelijk voor het organiseren van het vangnet. Het is de verantwoordelijkheid van burgers om niet langer dan nodig gebruik te maken van deze voorzieningen en te streven naar eigen verantwoordelijkheid. Vanaf 1 januari 2006 krijgt de gemeente met de Wet maaatschappelijke ondersteuning (WMO) nog sterker de verantwoordelijkheid en regie voor deze doelgroep. Verslavingszorg is één van de prestatievelden uit deze concept-wet. 3.3 Grotestedenbeleid III De doeluitkering Maatschappelijke opvang en Verslavingsbeleid gaat, in de nieuwe convenantsperiode van het Grotestedenbeleid van 2005 tot en met 2009 (GSBIII), onderdeel uitmaken van de Brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid. Landelijk is hiervoor een beleidskader2 gemaakt. In relatie tot de verslavingszorg staan hierin doelstellingen opgenomen. De GSBdoelstellingen zijn een belangrijk richtinggevend kader voor de toekomst en niet in de laatste plaats omdat de gemeente hierop financieel afgerekend kan worden. In het GSBIII worden één 2
Samenwerken aan de Krachtige stad, uitwerking van het stelsel Grotestedenbeleid 2005-2009 (GSB III), ministerie van BZK, Den Haag, 21 april 2004
direct en twee indirect aan de groep verslaafden gerelateerde outputdoelstellingen geformuleerd, compleet met indicatoren waarop de gemeente haar ambitie dient te formuleren. 1.
Het verbeteren van het bereik van de ambulante verslavingszorg. Dit zal worden afgemeten aan het aantal cliënten in behandeling en het percentage regulier afgesloten behandelingen.
2.
Het verminderen van de criminaliteit gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers, mede door de realisatie van preventieve maatregelen en een sluitend systeem van nazorg ten behoeve van deze doelgroep. Als outputindicatoren zijn hiervoor benoemd het percentage jeugdige en volwassen allochtone en autochtone veelplegers waarvoor door een stad nazorg- en/of resocialisatietrajecten worden aangeboden én afgerond ten opzichte van het totale aantal geregistreerde jeugdige en volwassen veelplegers.
3.
Het verminderen van overlast op straat veroorzaakt door personen, mede door de hulpverlening gericht op overlastgevende personen. Dit zal worden gemeten op basis van het percentage overlastgevenden dat in maatschappelijke opvang (24 uur per dag beschikbaar in crisissituaties) kan worden geplaatst ten opzichte van het totale aantal geregistreerde overlastgevenden.
Het GSB lijkt zich ten aanzien van verslaafden nadrukkelijker te richten op de chronisch verslaafden. Dit ademen voornoemde doelstellingen uit, maar ook de algemene tekst van het GSB-beleidskader, zoals: "Mensen die de aansluiting met de samenleving hebben verloren, worden opgevangen en verzorgd, zoveel mogelijk geïntegreerd, en niet aan zichzelf overgelaten. Dit ook om te voorkomen dat zij overlast veroorzaken en voor zover aan de orde, terugkeren in de criminaliteit" en "Gemeenten dienen zich meer te richten op de groep die onvoldoende bereikt wordt" en "Een laagdrempelige benadering gericht op 'harm reduction' is nodig voor deze groep.". De GSB-doelen uit het landelijk beleidskader zijn lokaal/regionaal vertaald in het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP 2005-2009). Op het terrein van de verslavingszorg ligt daarin de nadruk op voortzetting van het huidige beleid. Preventie, herstel en draaglijk maken zijn hierbinnen belangrijke pijlers. De afgelopen jaren zijn binnen de verslavingszorg verbeteringen ingevoerd die het bereik van de ambulante verslavingszorg hebben vergroot: meldmogelijkheden, outreachende hulpverlening, 24-uurs bereikbaarheid, participatie van de verslavingszorg in wijkzorgnetwerken, participatie van de verslavingszorg in het hulpverleningsteam huiselijk geweld, e.d.. Deze lijn wordt voortgezet en waar mogelijk verbeterd. In het GSB beleidskader van het rijk worden outputdoelstellingen op het terrein van veiligheid gehanteerd. De onderstaande doelstellingen hebben een relatie met het terrein van de verslavingszorg. In het Integraal Veiligheidsprogramma van de gemeente Dordrecht worden deze doelstellingen vertaald naar beleid. • • • •
Het verminderen van criminaliteit gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers; Het verminderen van overlast op straat; Het verbeteren van de aanpak van huiselijk geweld; Het verminderen van criminaliteit in risicogebieden.
3.4 Integraal Veiligheidsprogramma (IVP) Vanuit het overlastperspectief biedt het Integraal Veiligheidsprogramma voor de gemeente Dordrecht belangrijke aanknopingspunten. De hoofddoelstellingen van dit IVP zijn: • • •
Toename van het veiligheidsgevoel in 2006; Afname persoonsgebonden slachtofferschap van criminaliteit; Het voorkomen, reduceren en beheersen van fysieke veiligheidsrisico's.
Specifiek op het thema overlast zijn drie doelstellingen geformuleerd: • • •
Afname overlast algemeen (indicatorscore overlast) Afname 'vaak' overlast hangjongeren Afname 'vaak' en 'soms' drugsoverlast
4.
Het vigerende verslavingszorgbeleid
De huidige nota "Over Zorg & over last" dateert uit 1994. Deze nota geldt sedertdien als richtinggevend kader voor de verslavingszorg. Nu, 10 jaar later, is wederom de behoefte ontstaan om het verslavingsbeleid tegen het licht te houden. De navolgende paragrafen staan uitgebreider stil bij de doelen van het vigerende verslavingsbeleid en de realisatie daarvan tot nu toe. Allereerst worden de uitgangspunten van het huidige beleid weergegeven. In paragraaf 2 volgt een overzicht van de voorzieningen in de regio op het gebied van preventie, behandeling en 'harm reduction' (draaglijk maken). Cijfers geven het bereik van de doelgroep aan. Het bestrijden van overlast staat centraal in paragraaf 3. Zowel de voorzieningen en de resultaten in veiligheidsbeleving worden weergegeven. Paragraaf 4 en 5 gaan in op de afstemming met de regiogemeenten, het zorgkantoor en het formuleren van productdefinities en -normering. In paragraaf 6 ten slotte worden conclusies getrokken over het beleid tot nu toe. 4.1 Uitgangspunten huidige beleid In de bestaande nota wordt, in navolging van het rijksbeleid, uitgegaan van een zakelijke benadering van het verschijnsel verslaving, waarbij gezondheidsbescherming en maatschappelijke integratie voorop staan en criminalisering en marginalisering wordt tegen gegaan. Het Nederlandse beleid gaat uit van acceptatie van het verschijnsel verslaving en de inspanningen van het beleid zijn vooral gericht op opvang, hulp en maatschappelijke integratie van gebruikers en verslaafden. De regio hanteert in de nota als doelen voor de verslavingszorg: •
Preventie - preventieprogramma's - voorlichting {zowel algemeen als aan risicogroepen) - consultatie
•
Behandeling - mogelijkheden tot behandeling met als doel abstinentie (oftewel afkicken), ook wel cure genoemd - werken aan maatschappelijk herstel
•
Harm reduction - draaglijk maken van de verslaving voor de gebruiker zelf, de directe omgeving (relaties, kinderen, de buurt) en de samenleving - medische en maatschappelijke begeleiding van verslaafde, ook wel care genoemd - werken aan maatschappelijk herstel, meer gericht op handhaven in maatschappij aangezien abstinentie niet altijd haalbaar is
Het verslavingszorgbeleid heeft tot doel dat in het voorzieningenpakket van de verslavingszorg een aanbod is voor deze drie terreinen (preventie, behandeling en harm reduction). Of een verslaafde hiervan vervolgens gebruikmaakt, en van welke variant, behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Verder heeft het beleid tot doel in te grijpen wanneer de verslaving een bedreiging voor de volksgezondheid of de openbare orde vormt. Andere doelen uit het vigerende beleid zijn, meer randvoorwaardelijk geformuleerd, streven naar afstemming met betrokken gemeenten en tussen verschillende vormen van verslavingszorg (met name gemeente (ambulant) en AWBZ (intramuraal)) en streven naar productnormering.
10
4.2 Voorzieningen voor preventie, behandeling en harm reduction Het gaat hierbij om voorzieningen gericht op preventie, behandelingsvoorziening met abstinentie als doel en het bieden van begeleidingsvoorzieningen om de schade van de verslaving voor de gebruiker en de omgeving te beperken. In de regio en de gemeente Dordrecht zijn voorzieningen aanwezig die gericht zijn op alle doelen van de verslavingszorg: preventie, behandeling en harm reduction. De grootste organisatie in de regio die hierop aanbod heeft ontwikkeld is DeltaBouman. Met deze organisatie heeft de gemeente een subsidierelatie. Andere organisaties die, in meer of mindere mate, een aanbod hebben binnen het bovengestelde doel zijn de GGD, het algemeen maatschappelijk werk, het Leger des Heils, zelfhulpgroepen. De Hoop en De Grote Rivieren. Met de laatste twee organisatie heeft de gemeente op dit moment geen subsidierelatie in het kader van de verslavingszorg. Preventie Het preventieaanbod in de regio richt zich op organisaties, professionals en intermediairen. In het onderwijs, de GGZ, dienstverlenende instellingen en voor ouders worden voorlichtingsprojecten uitgevoerd. Uitvoerende organisaties zijn DeltaBouman, de GGD Zuid-Holland-Zuid en De Hoop. De Hoop ontwikkelt een specifiek project rond alcohol en werk, gericht op preventie en hulpverlening. Behandeling Op het vlak van herstel in termen van abstinentie is een verslavingskliniek in Dordrecht aanwezig ten behoeve van cliënten uit de regio. Deze kliniek heeft 16 bedden. Door DeltaBouman wordt de kliniek vanuit bedrijfsmatig oogpunt als te klein ervaren. De kliniek zou moeten groeien naar zo'n 30 tot 35 bedden. Ook vanuit zorgaspect is behoefte aan een uitbreiding van de klinische voorziening. Nu gaan cliënten uit de regio nog naar klinische voorzieningen in Rotterdam. Een uitbreiding op de huidige locatie is in fysieke zin niet realiseerbaar. DeltaBouman is hierover in overleg met het Zorgkantoor Waardenlanden als financier van de kliniek en met het Albert Schweitzerziekenhuis en de Grote Rivieren als mogelijke inhoudelijke samenwerkingspartners van een grotere kliniek. Stichting De Hoop is een landelijk werkende organisatie, die verslavingszorg biedt vanuit een christelijke levensbeschouwelijke identiteit. Het bieden van hulp gebeurt vanuit een behandelvisie die is gebaseerd op bijbelse normen en waarden. De Hoop wordt grotendeels AWBZ-gefinancierd. Het aanbod van de Hoop is geconcentreerd in Dorp De Hoop (Dubbeldam); daarnaast zijn er in Dordrecht nog andere lokaties (voornamelijk in de Binnenstad). De Hoop heeft 90 bedden en biedt een uitgebreid behandelaanbod: polikliniek (intake en ambulante behandeling), motivatiecentrum (pré-klinische instapfase voor wanneer de drempel voor opname in de kliniek nog te hoog is), deel- en voltijdbehandeling, begeleid wonen, werkprojecten, scholingsmogelijkheden. Opname en behandeling in De Hoop is gericht op abstinentie. Detoxificatie is een belangrijk onderdeel in de behandeling. 'Harm-reduction' als doel van een verslavingsbehandeling wordt door De Hoop op principiële gronden afgewezen. Het aanbod is primair gericht op 'cure'. Hoewel De Hoop een landelijke functie heeft is ongeveer 20% van het aantal cliënten afkomstig uit Dordrecht en directe omgeving. De Grote Rivieren geeft Detoxbehandeling als overbrugging naar behandeling door DeltaBouman. Er zijn plannen om in het tweede kwartaal van 2005 te starten met een kleinschalig dagvullend behandelprogramma voor de cliënten met een dubbele diagnose (psychiatrische stoornis én drugsverslaving). Harm reduction Op het vlak van herstel en draaglijk maken zijn in de regio de volgende voorzieningen van DeltaBouman aanwezig: methadonverstrekking, begeleid wonen, arbeidstoeleiding, werkgewenningsbedrijf, actieve zorg (outreachende activiteiten), ambulante behandeling (cure), ambulante begeleiding (harm reduction).
11
De Grote Rivieren werkt met een grote groep psychiatrische patiënten met een verslaving, de zogenaamde dubbele-diagnose-groep. Zij bieden kleinschalige behandeling, dagactiviteitencentra, woonvormen en arbeidsprojecten in de hele regio. De financiering geschiedt op dit moment nog geheel vanuit de AWBZ. De Grote Rivieren participeert in de zorgnetwerken waardoor zij goed in staat zijn hulp te bieden en toe te leiden naar zorg. De Hoop heeft plannen voor een inloopcentrum aan de Spuiweg en biedt reïntegratie en arbeidstoeleiding voor ex-verslaafden. Er is een belangrijke relatie tussen deze activiteiten en de bestrijding van overlast. In paragraaf 4.3 worden de activiteiten rond overlastbestrijding verder uitgewerkt. Aantal in de hulpverlening Jaarlijks staan zo'n 1400 personen ingeschreven bij DeltaBouman, waarvan ongeveer de helft afkomstig uit Dordrecht en de andere helft uit de regio. Op basis van de geschatte totale omvang van gebruikers afgezet tegen het aantal personen dat hulp heeft gezocht bij de ambulante verslavingszorg is landelijk in beeld te brengen wat het bereik is van de hulpverlening. In onderstaande tabel wordt het bereik van DeltaBouman (cijfers 20013) afgezet tegen de landelijke percentages op basis van het bereikte aantal cliënten binnen de potentiële doelgroep. Middel
Regio (incl. Dordrecht)
Aantal Potentiële cliënten groep Alcohol 640 19.700 Cannabis 53 9.800 188 Cocaïne 1.300 Amfetamine 24 700 XTC 1.600 L 13 Heroïne/opiaten 306 700 Gokken 101 1.600 Anders 3
Landelijk bereik4
Dordrecht Bereik 3,2% 0,5% 14,5% 3,4% 0,8% 43,7% 6,3%
Aantal Potentiële cliënten groep 339 6.258 28 3.053 99 407 13 204 7 509 162 204 54 509 1
Bereik 5,4% 0,9% 24,3% 6,4% 1,4% 79,4% 10,6%
3,1% 1,0% 22.6% 2,1% 0.4% 58% 5,0%
Met enige voorzichtigheid blijkt dat het bereik van de verslavingszorg/DeltaBouman op de Dordtse schaal zeer goed is te noemen en op regionale schaal is dit verschillend. Met enige voorzichtigheid, omdat de potentiële doelgroep op basis van een vertaling van landelijke cijfers naar de Dordtse en regionale schaal tot stand is gekomen (het betreft een schatting). De Grote Rivieren heeft ongeveer 60 tot 70 mensen in Dordrecht in beeld met een dubbele diagnose (psychiatrische stoornis én verslavingsprobleem). Bij De Hoop meldden zich in de afgelopen 4 jaar ongeveer 200 cliënten per jaar uit Dordrecht en directe omgeving. Ontwikkelingen in het bereik Landelijk worden anno 2002 zo'n 56.000 personen bereikt door de ambulante verslavingszorg5. In de nota 'Over zorg & over last' uit 1994 wordt het zelfde aantal genoemd. Tussen 1994 en 2002 is er landelijk in het bereik dus niet zoveel veranderd. Ook de situatie in Dordrecht is niet schrikbarend gewijzigd. In 1994 stonden 741 Dordtse cliënten ingeschreven; in 2002 zijn dit er
3
Uitgegaan wordt van 2001 omdat de cijfers over 2002 door een gewijzigde registratie een vertekend beeld geven. Bron: Ladis. Voor de berekening van amfetamine en xtc is gebruik gemaakt van Nationale Drugsmonitor (p. 135) en Nationale Drugsprevalentie Onderzoek 5 Ladis, Kerncijfers verslavingszorg 2002; het aantal van 56.000 is inclusief alcohol
4
12
801. In de tussenliggende jaren fluctueert dit tussen de 700 en 800/850 cliënten. Regionaal worden jaarlijks 1.200 tot 1.400 cliënten bereikt. 4.3 Bestrijden van overlast Sedert 1994 zijn binnen de verslavingszorg en ook in breder verband dan alleen de verslavingszorg projecten opgezet met het oogmerk de overlast te bestrijden en tegen te gaan. Repressie (opsporing en vervolging) is een onderdeel in de bestrijding van overlast; deze taak rust op de schouders van politie en justitie. Vanuit zorgoogpunt kan ook een bijdrage worden geleverd aan overlastbestrijding. Achter overlastgevend gedrag kan namelijk complexe problematiek schuil gaan als oorzaak van deze overlast. Verslaving kan één van deze achterliggende problemen zijn; ook psychiatrische patiënten met een verslaving geven veel overlast. Door zorg te verlenen op dit achterliggende probleem kun je daarmee de overlast tegen gaan. In dit kader zijn in de regio de activiteiten en projecten opgezet: Netwerk Hulpverlening/Huisvesting, het laatste kans beleid van de woningcorporaties, actieve zorg, begeleid wonen en arbeidstoeleiding opgezet. Bij het Netwerk Hulpverlening/Huisvesting kunnen meldingen van complexe overlast worden gemeld door de leden van het netwerk. Het tweede kans beleid heeft betrekking op personen die overlast veroorzaken in hun woonomgeving en elders een nieuwe kans wordt geboden; duidelijke afspraken worden gemaakt met de zorgmakelaar van de GGD om nieuwe overlast te voorkomen. Actieve zorg is een vorm van outreachende hulpverlening van DeltaBouman. Op basis van overlastmeldingen worden medewerkers van de Actieve zorg ingezet om aan huis praktische en professionele hulp te bieden. Daar waar het meldpunt en de actieve zorg zich meer richten op acute overlastsituaties, zijn de projecten begeleid wonen en arbeidstoeleiding, in relatie tot overlast, meer als preventief te beschouwen. Door cliënten goed toe te rusten voordat ze zelfstandig gaan wonen kan overlast worden voorkomen. De Grote Rivieren maakt vermindering van overlast zichtbaar door met de buurtbewoners van het Kasperspad een nulmeting en vervolgmetingen uit te voeren. Aan het Kasperspad is een inloop gevestigd die dagelijks onderdak biedt aan minimaal 30 drugsverslaafden. Overlast in beeld De meest recente cijfers ten aanzien van de beleving van de inwoners van Dordrecht van verslavingsgerelateerde overlast zijn terug te vinden in de monitor Leefbaarheid en Veiligheid. Het betreft cijfers over 2003. Uit cijfers van de monitor Leefbaarheid en Veiligheid in Dordrecht 20036 blijkt dat bijna de helft van de inwoners van Dordrecht vindt dat drugsoverlast in hun buurt (bijna) nooit voorkomt. Eén op de tien Dordtenaren (12%) zegt er vaak last van te hebben. Ten opzichte van voorgaande jaren is hierin nauwelijks verandering opgetreden (fluctueert tussen 9% en 12%). In vergelijking tussen wijken zijn het de bewoners van de Binnenstad, Noordflank en Oud Krispijn die vaak drugsoverlast bij hen in de buurt ervaren. In deze wijken geven ongeveer drie op de tien bewoners aan vaak te kampen te hebben met drugsoverlast. Het soort overlast dat wordt ervaren is voornamelijk het samenscholen van verslaafden op straat, plein of park. Ook het heen- en weergeloop van verslaafden op straat en de door hun veroorzaakte vervuiling op straat en in portieken is hinderlijk voor de bewoners. De verschillende vormen van drugsoverlast komen met name in de Noordflank en Binnenstad veel voor. Dat de problematiek zich vooral voordoet in de Noordflank en de Binnenstad heeft te maken met de aantrekkingskracht van het centrum van de stad. Een andere verklarende factor is dat in de Noordflank en de Binnenstad opvangvoorzieningen zijn voor niet alleen verslaafden maar ook daken thuislozen en psychiatrische patiënten, waaronder zich eveneens drugsgebruikers bevinden. Tot slot is een verklarende factor de aanwezigheid van coffeeshops in deze twee wijken. 6
Leefbaarheid en veiligheid in Dordrecht 2003, vierde meting onder inwoners van Dordrecht over hun beleving van en hun waardering voor de leefbaarheid en veiligheid, SGB, juni 2004.
13
In het Integraal Veiligheidsprogramma (IVP) Dordrecht van 2002 is drugsgerelateerde overlast, naast andere vormen van overlast, opgenomen. Als doelstelling is opgenomen om de drugsgerelateerde overlast ten opzichte van 2001 met een derde te doen afnemen in 2006. Dit betekent dat het hierboven genoemde aandeel van één op de tien inwoners (9% in 2001) van Dordrecht dat vaak overlast ervaart wordt teruggebracht naar 6% in 2006. Anno 2004 is hierop geen positieve ontwikkeling te constateren; in 2003 ervaart 12% vaak drugsoverlast. Een andere indicator die in het IVP gebruikt wordt is het aantal meldingen van drugsgerelateerde overlast in het Bedrijfsprocessensysteem (Bps) van de politie. Ook voor deze indicator geldt het doel om dit met een derde terug te brengen in 2006. Ten opzichte van 2001 gaat het dan in 2006 om 130 meldingen als doelstelling. Liet het Bps tussen 1999 en 2003 nog een verdubbeling zien van het aantal drugsgerelateerde overlastmeldingen (van 167 in 1999 naar 329 in 2003). In 2004 nemen de meldingen af naar 211. Hiermee zit Dordrecht weer op het overlastniveau van 20027 en komt het streefgetal van 130 meldingen in zicht. De relatie tussen maatschappelijke opvang en overlast in de openbare ruimte betreft voornamelijk de onderlaag van de dak- en thuislozen, de zwervers. Voor deze groep is er in de maatschappelijke opvang de laagdrempelige opvang (slaaphuis met 25 plaatsen) en dagopvang (50 plaatsen). Er is in Dordrecht nog geen zicht op het aantal overlastgevenden in deze voorzieningen. Het is dan ook te vroeg om een concrete doelstelling te formuleren. De gemeente heeft met het rijk afgesproken om in 2005 een registratie te voeren op het totale aantal permanent overlastgevenden. Hieronder wordt niet alleen drugsgerelateerde overlast verstaan, maar ook overlast door alcohol of psychiatrische problematiek. Tot slot is relevant het signaal van het Leger des Heils over het toegenomen aantal buitenslapers. Een schatting van het Leger des Heils komt neer op een aantal van ongeveer 45 personen. Dit is een sterke stijging ten opzichte van ongeveer een jaar geleden toen de schatting van zo'n 10 tot 20 personen aan de orde was. Aannemelijk is dat een deel van deze groep te kampen heeft met een verslavingsprobleem. De gemeenteraad heeft op 10 november 2004 een motie aangenomen waarin wordt gevraagd om onderzoek naar een hostelvoorziening. Een hostelvoorziening is bedoeld voor mensen die dakloos zijn en chronisch verslaafd en waarbij verschillende behandelmethoden al meerdere keren zijn mislukt. De doelgroep houdt zich op in het huidige Slaaphuis en buiten op straat. De realisatie- en exploitatiemogelijkheden worden aan de hand van behoefte, potentiële locaties, kosten en financieringsmogelijkheden onderzocht. Ervaringen uit andere steden, waar al hostelvoorzieningen aanwezig zijn, worden meegenomen. Aandacht voor veelplegers Openbare orde en veiligheid in relatie tot zorg is landelijk steeds meer een actueel thema. In de nota "Naar een veiliger samenleving"8 stelt het kabinet zich tot doel de criminaliteit en overlast in de openbare ruimte met circa 20% tot 25% te doen afnemen ultimo 2006. Een belangrijke groep waarop het kabinet zich richt zijn de stelselmatige daders of de veelplegers. Het rijk legt in haar beleid het accent bij onder andere deze doelgroep. Het gaat om een groep personen die veelvuldig strafbare feiten pleegt, die volhardt in haar crimineel gedrag en die stelselmatig daarvoor met de politie in aanraking komt. De veelplegers maken landelijk ongeveer 12% van alle verdachten uit en zijn verantwoordelijk voor ongeveer 20% van alle geregistreerde en opgehelderde criminaliteit. Drugs- en/of alcoholgebruikers zijn oververtegenwoordigd als veelpleger bij vermogensdelicten (diefstal, straatroof, overvallen, e.d.) al dan niet gecombineerd met gebruik van geweld; ruim drie kwart van de verdachten in deze categorie is veelpleger. Uit onderzoek blijkt dat op 1 januari 2004 in totaal 312 veelplegers (10 delicten waarvan 1 in 2003) vanaf 18 jaar in Dordrecht zijn. In hoeveel gevallen er sprake is van een verslavingsprobleem is nog niet bekend.
7 8
Veiligheidsmon'rtor i.k.v. IVP-Dordrecht, oktober 2003 Nota van het ministerie van Justitie en ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2002
14
4.4 Afstemming van beleid met regiogemeenten, AWBZ en justitie Het onderwerp verslaving is ondergebracht in het reguliere ambtelijk overleg welzijn en volksgezondheid. Ongeveer 1 keer per jaar wordt apart gesproken over de verslavingszorg met de regiogemeenten. Dit overleg gaat dan meestal over het concept jaarplan van DeltaBouman. Ad hoc komen eveneens onderwerpen aan de orde met betrekking tot verslavingszorg; vooral verslavingspreventie. Als centrumgemeente moet Dordrecht overleg voeren met de omliggende gemeenten over de inzet van de middelen (Welzijnswet, art. 12). Dit zou verbeterd kunnen worden; het is nu nog te vrijblijvend zowel voor Dordrecht als voor de regiogemeenten. Het moet meer geformaliseerd worden. Gedacht kan worden aan het voorleggen van de plannen van de centrumgemeente ten aanzien van de inzet van de middelen voor een bepaald jaar (of langere periode). Regiogemeenten kunnen daarop reageren. Uiteindelijk is het de centrumgemeente die de inzet van de middelen bepaalt (na overleg met de regiogemeenten). Dit zou ook in een duidelijk tijdpad neer te zetten waarin ook de terugkoppeling over de definitieve inzet van middelen wordt aangegeven. Vooruitlopend op de grotere betrokkenheid van de regio is de nota besproken in het Ambtelijk Overleg en het Portefeuillehoudersoverleg Volksgezondheid en Welzijn van de regio Drechtsteden, Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Tot aan 2002 was de scheiding tussen AWBZ en gemeentelijke financiering op zich helder. De kliniek in Dordrecht werd AWBZ-gefinancierd en het overige aanbod van DeltaBouman via de gemeente Dordrecht. Door de fusie van DeltaBouman met psychiatrisch ziekenhuis Delta en het daarmee verder onderbrengen van de verslavingszorg onder de GGZ kwam de AWBZ ook op andere onderdelen om de hoek kijken. Ook met de modernisering en functionele indeling van de AWBZ sedert april 2003 zijn er meer mogelijkheden om activiteiten uit de AWBZ te financieren. Deze ontwikkelingen hebben de afbakening tussen gemeentelijke financiering en AWBZfinanciering meer diffuus gemaakt. Sinds begin 2004 is de gemeente in overleg met DeltaBouman en het zorgkantoor Waardenlanden over de inzet van de middelen per financier om weer tot een heldere afbakening te komen. Met de recente aankondiging om deze fusie per 1 juli 2005 ongedaan te maken komen deze afspraken weer in een ander daglicht te staan. Afstemming justitie Wat betreft volwassen verslaafden voert DeltaBouman reclasseringstaken uit. Bij jeugdige delinquenten zijn dat de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdreclassering. Structurele begeleiding door de verslavingsreclassering van DeltaBouman laat de huidige financiering niet toe. Politie ZHZ en DeltaBouman laten weten dat de aansluiting tussen rechtshandhaving en zorg beter kan, zowel voor als na detentie. Zij vragen de gemeente hierin een coördinerende taak te nemen.Algemene afstemming tussen gemeente en justitie heeft plaats in de lokale driehoek. De verslavingsreclassering is betrokken in de veelplegeraanpak. Samen met andere betrokken partijen, hebben zij een convenant getekend inzake de persoonsgebonden aanpak (PGA) van veelplegers (zie ook 4.3 en 6.3). 4.5 Productdefiniëring en -normering Sedert 2001 is de gemeente Dordrecht met DeltaBouman een proces gestart van kostprijzen en omschrijving van activiteiten/produkten. Dit moet ertoe leiden dat er, meer dan voorheen, een helder overzicht gaat ontstaan van de activiteiten die DeltaBouman biedt, voor welke doelgroep, hoeveel personen uit die doelgroep kunnen worden bereikt, welke resultaten daarmee worden verwacht en wat dit kost. Dit biedt de gemeente meer mogelijkheden om de inzet meer te sturen. Onder producten wordt dan ook de beschikbaarheid van bepaalde voorzieningen of diensten verstaan. Er is een overzicht ontstaan van de activiteiten die door DeltaBouman worden verricht. Het betreft de volgende activiteiten: screening en diagnostiek, preventie, outreachende zorg en acute
15
dienst, bereikbaarheid, actieve zorg, methadonverstrekking, wonen, Bouplaats en arbeidstoeleiding. Per activiteit is de formatieomvang aangegeven. Idealiter gebeurt dit op basis van gegevens als benodigd aantal uren voor het verrichten van een activiteit e.d.. Voor sommige activiteiten is dit wat makkelijker in beeld te brengen; voor anderen is dit een stuk lastiger. Voor de methadonverstrekking is bekend om hoeveel personen het jaarlijks gaat, hoeveel verstrekkingen daarmee gemoeid zijn, hoeveel tijd dat kost, etc.. Op basis hiervan kun je vervolgens de benodigde formatie aangeven. Voor een activiteit als preventie is dit wat lastiger te benoemen; onder de preventie vallen meerdere deelactiviteiten waarvan niet altijd even duidelijk is hoeveel tijd die in beslag nemen. Op basis van ervaringsgegevens wordt geprobeerd dit toch ingekleurd te krijgen. De gemeente Dordrecht beschouwt voornoemde als een groeimodel met als eindpunt de situatie waarbij per activiteit helder is (c.q. onderbouwd is) hoeveel fte nodig is en hoeveel mensen daarmee worden bediend; dan ontstaat ook de mogelijkheid om tussen activiteiten op basis van behoefte te schuiven c.q. te sturen. Net als bij de GGD Zuid-Holland Zuid streeft de gemeente Dordrecht naar een productenboek van DeltaBouman. 4.6 Samenvatting stand van zaken huidig beleid Samenvattend kan worden gesteld dat de doelstellingen uit het vigerende verslavingszorgbeleid nog steeds actueel zijn. Afgaande op de beschikbare cijfers over het bereik van de doelgroep en de ontwikkeling daarvan kan gesteld worden dat er relatief veel harddrugsverslaafden worden bereikt door de huidige voorzieningen. Het aantal alcoholverslaafden in de hulpverlening blijft ver achter bij de grote groep van burgers die kampt met alcoholproblemen. Dit is overigens een landelijke tendens. Het bereik van de hulpverlening kan in de regio verder verbeterd worden. De preventieactiviteiten in de regio richten zich op het terugdringen van verslaving, zonder specifiek in te gaan op het middel (alcohol, gokken of drugs). Het bestrijden van overlast blijkt een moeilijke opgave. De overlast in Noordflank en Binnenstad lijkt verband te houden met het aanwezig zijn van (verslaafden)voorzieningen in deze wijken. Het soort overlast dat wordt ervaren is voornamelijk het samenscholen van verslaafden op straat, plein of park. Ook het heen- en weergeloop van verslaafden op straat en de door hun veroorzaakte vervuiling op straat en in portieken is hinderlijk voor de bewoners. Veelplegers dragen in ieder geval bij aan de overlast door criminaliteit. Het is nog niet duidelijk of deze groep ook een of andere vorm van verslaving heeft. Voor de rijksoverheid is deze groep belangrijk genoeg om er apart beleid voor op te stellen. Ook de gemeente Dordrecht heeft een grote groep veelplegers geïdentificeerd en een convenant gesloten over een persoonsgebonden aanpak van veelplegers. Overlast blijft een belangrijk aandachtspunt in het verslavingszorgbeleid, waarbij verbetering moet worden bereikt. In dat kader heeft de gemeenteraad recent opdracht gegeven tot onderzoek naar de behoefte en mogelijkheid van een hostelvoorziening om overlast door dakloze, chronisch verslaafden tegen te gaan. Afstemming tussen de centrumgemeente en de regio is tot nu toe te vrijblijvend geweest. Het beleidsterrein is te belangrijk en de consequenties ervan te verstrekkend om zo te laten. De afstemming kan bevorderd worden door de plannen voor te leggen aan de regiogemeenten. Het overleg tussen het zorgkantoor Waardenlanden en de centrumgemeente blijft actueel. Aanleiding voor meer duidelijkheid tussen de financieringsstromen AWBZ en doeluitkering zijn niet alleen de aangekondigde defusie van DeltaBouman, maar ook de mogelijke overheveling van gelden naar de gemeente krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning. De productdefiniëring van DeltaBouman heeft inzicht opgeleverd in een groot deel van de door hen verrichte activiteiten en de bijbehorende kostprijs. Per activiteit is de formatieomvang aangegeven. Dit is als het ware een groeimodel met als eindpunt de situatie waarbij per activiteit helder is (c.q. onderbouwd is) hoeveel fte nodig is en hoeveel mensen daarmee worden bediend; dan ontstaat ook de mogelijkheid om tussen activiteiten op basis van behoefte te schuiven c.q. te sturen.
16
5.
Overzicht van relevante ontwikkelingen
Welke ontwikkelingen uit de afgelopen tien jaar zijn van invloed op het verslavingszorgbeleid? De tijd heeft uiteraard niet stilgestaan en in dit hoofdstuk worden een aantal relevante ontwikkelingen geschetst. Allereerst is er de verhouding tussen voorzieningen in de gemeente Dordrecht en de omliggende gemeenten. Voorzieningen worden in fysieke zin ook steeds dichter bij de burger aangeboden. Dat betekent dat verslavingszorgvoorzieningen ook buiten Dordrecht gelokaliseerd worden. Binnen de gemeente Dordrecht is er steeds meer sprake van wijkgerichte voorzieningen en activiteiten. De omvang van de doelgroep en de ontwikkeling van het middelengebruik staan centraal in de paragrafen 2 en 3. In de afgelopen jaren is er een meer integrale visie op verslavingszorg ontstaan, parallel aan de visie op de geestelijke gezondheidszorg. Dit heeft uiteraard gevolgen voor het aanbod van de hulpverlening. In paragraaf 4 wordt dit verder uiteengezet. Het zal niemand verbazen dat de maatschappij op dit moment anders met drugs en verslaving omgaat dan een aantal jaren geleden. Er treedt verharding op en er is minder tolerantie voor enige overlast die verslavingsproblematiek met zich meebrengt. Sterker nog, het gedoogbeleid op zich staat eveneens onder druk. Dit heeft consequenties voor het landelijk beleid. In paragraaf 5 komen deze uitgebreid aan bod. 5.1 Voorzieningen en hun schaalniveau Het aanbod voor verslavingszorg betreft in de meeste gevallen een regionaal aanbod dat hoofdzakelijk gelokaliseerd is in Dordrecht. Voor een belangrijk deel is de doelgroep ook afkomstig uit Dordrecht. Op zich is dit niet vreemd. Verslavingsproblematiek is een grootstedelijke problematiek. Steden met meer dan 100.000 inwoners kennen in verhouding meer inwoners met een verslavingsprobleem dan kleinere gemeenten; van de gehele Nederlandse bevolking woont zo'n 31 % in een gemeente met meer dan 100.000 inwoners en zo'n 46% van de verslaafden is woonachtig in een gemeente met meer dan 100.000 inwoners. Deze verhouding is ook van toepassing op de Dordtse WZV-regio. Met andere woorden: in grote steden zijn de cliënten uit de verslavingszorg oververtegenwoordigd in verhouding tot kleinere gemeenten9. Door de in verhouding grotere problematiek in Dordrecht ten opzichte van de overige regiogemeenten is het niet vreemd dat het meeste aanbod ook in Dordrecht gelokaliseerd is. Dit doet in fysieke zin het meest recht aan de zorginhoudelijke aansluiting tussen vraag en aanbod. Van de andere kant heeft dit ook het risico in zich dat cliënten in Dordrecht blijven. Daarmee blijft deze verhouding tussen de regio en de gemeente Dordrecht in omvang van de problematiek in stand. Het feit dat er ook verslaafden in de regiogemeenten zijn, betekent dat er ook buiten Dordrecht een aanbod moet zijn. In de grotere kernen, Leerdam en Gorinchem, is dat er ook. In Leerdam is een methadonpost en wordt behandeling geboden; in Gorinchem wordt eveneens behandeling geboden. De gemeente Dordrecht streeft naar een evenwichtige spreiding van het verslavingszorgaanbod over de regio. Een schaalniveau van voorzieningen dat nog niet aan de orde is gekomen betreft het wijkniveau binnen de stedelijke schaal van Dordrecht. Het aanbod is vooral regionaal en stedelijk georganiseerd c.q. toegankelijk. Vanuit de verslavingszorg wordt deels geparticipeerd in wijknetwerken rond voornamelijk sociale problematiek; dit is vaak in samenwerking met andere organisaties en betreft geen fysieke vestigingen van de verslavingszorginstellingen in een wijk, specifiek voor die wijk. Ook zijn outreachende activiteiten van de verslavingszorg gericht op individuen woonachtig ergens in een wijk; het betreft een stedelijke activiteit (in principe bedoeld voor alle wijken en inwoners met verslavingsproblemen) waarvan de begeleiding in de woning van betrokkene plaatsheeft. We verwachten dat in de toekomst de wijkgerichte insteek toe zal nemen. 9
SIVZ, Kerncijfers verslavingszorg 2002, Houten, december 2003
17
Outreachend werken wordt steeds belangrijker (vanuit zowel zorg- als overlastoogpunt), maar ook een ontwikkeling als de vermaatschappelijking van de zorg, de OGGZ en het mogelijk in dit kader realiseren van lokale zorgnetwerken op wijk-/ of stedelijk niveau zal de fysieke gang naar en aanwezigheid in een wijk van de verslavingszorg doen vergroten. 5.2 Omvang en samenstelling van de doelgroep en de ontwikkeling daarvan De precieze omvang van het aantal gebruikers is moeilijk aan te geven. Er bestaat inzicht in het aantal personen dat bij de verslavingszorg terecht komt. Een groot deel komt hier echter niet en wordt in de maatschappelijke voorzieningen, zoals het Leger des Heils opgevangen. Schatting omvang doelgroep (landelijk) Op basis van divers onderzoek komt men landelijk tot de onderstaande schattingen van de omvang van het aantal gebruikers10. Het betreft recent gebruik (in de afgelopen maand). De cijfers met betrekking tot alcoholmisbruik hebben betrekking op de leeftijdsgroep van 18 tot en met 64 jaar. De overige cijfers hebben betrekking op de leeftijdsgroep 12 jaar en ouder. Soort gebruik Alcoholmisbruik/alcoholisme Cannabis Cocaïne Amfetamine XTC Heroïne/opiaten Gokken
Absolute aantal mensen Percentage gebruikers 820.000 8,2 407.800 3,0 0,4 54.600 0,2 29.700 67.100 0,5 27.700 0,2 70.000 0,5
Schatting omvang doelgroep regionaal Een vertaling van deze landelijke cijfers naar Dordrecht en de regio levert de onderstaande schatting van de omvang van het aantal gebruikers. Op 1 januari 2003 heeft Dordrecht 120.100 inwoners11, waarvan 101.750 in de leeftijd van 12 jaar en ouder en 76.315 in de leeftijd van 18 tot 65 jaar. Voor de regionale cijfers is onderscheid gemaakt naar 18 tot 65 jarigen (ongeveer 240.000 inwoners) en 12 jaar en ouder (ongeveer 325.000 inwoners). Het percentage gebruikers blijft dan uiteraard hetzelfde als het landelijke percentage. Soort gebruik
Alcoholmisbruik/alcoholisme Cannabis Cocaïne Amfetamine XTC Heroïne/opiaten Gokken
Absolute aantal mensen12 Drechtsteden (excl. Gemeente Totaal Dordrecht Dordrecht) en Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden 13.400 6.300 6.700 3.100 900 400 200 500 1.100 500 500 200 1.100 500
10
19.700 9.800 1.300 700 1.600 700 1.600
Bronnen: Licit and illicït drug use in the Netherlands (2001) Cedro; Voortgangsrapportage drugsbeleid 2001-2002 (oktober 2002), Ministerie VWS; en Alcoholnota 2001-2003, Ministerie VWS; en Ladis 11 Dordt op z'n droogst, SGB, gemeente Dordrecht 12 afgerond op honderdtallen
18
Ontwikkelingen in de omvang Alcohol is (nog steeds) het meest gebruikte middel. Het aantal gebruikers is redelijk constant. Het jaarbericht 2002 van de Nationale Drugsmonitor concludeert dat de Nederlander ten opzichte van 1997 meer drugs gebruikt. Met name het gebruik van cannabis, cocaïne en xtc is gestegen. In totaal steeg het aantal gebruikers van cannabis sinds 1997 met 82 duizend naar 408.000 gebruikers. Het gebruik steeg vooral onder jongeren tussen 20 en 24 jaar. Het percentage cocaïne gebruikers verdubbelde van 0,2% naar 0,4% in de algemene bevolking. Het aantal xtc-gebruikers steeg van 0,3% naar 0,5%. Het aantal opiaatverslaafden bleef gelijk, zo ook het aantal drugsgebruikers van 12 tot 15 jaar. Naar stedelijk/regionaal niveau zijn deze gegevens niet terug te leiden. Van de 179.000 harddruggebruikers zijn er tussen de 26.000 en 30.000 als problematische harddrugsverslaafden13 te beschouwen. Ze zijn moeilijk te bereiken voor hulpverlening en vaak gemarginaliseerd. Het betreft voornamelijk opiaatverslaafden en/of polydrugsgebruikers. Een belangrijk deel kampt met meervoudige problemen en leeft in de marge van de samenleving. Zij hebben talloze schulden en boetes. Administratieve chaos in hun leven is eerder regel dan uitzondering. Enige vorm van zinvolle dagbesteding ontbreekt vaak en huisvesting is een groot probleem. Voor Dordrecht zou dit betekenen dat er zo'n 200 problematisch harddruggebruikers zijn; dit is een ruwe schatting14. DeltaBouman komt op een aantal van ongeveer 220 personen in het methadonprogramma; hiervan zijn er zo'n 100 als problematisch verslaafde te duiden. Het Leger des Heils signaleert steeds meer buitenslapers. Een recente schatting komt neer op ongeveer 45 personen. Drugs en alcoholgebruik zal in verhouding een groot aandeel uitmaken van de problematiek van deze groep. 5.3 Middelengebruik Voor dit overzicht is gebruikgemaakt van landelijke gegevens van het Trimbosinstituut, regionale gegevens van de GGD Zuid-Holland-Zuid en wijkgegevens van het sociaal geografisch bureau (SGB) van de gemeente Dordrecht. Alcoholgebruik Alcohol is het meest gebruikte genotmiddel in Nederland. Sinds de jaren negentig stijgt het gebruik per hoofd van de bevolking licht. Alcoholverslaving staat in de top-10 van gezondheidsproblemen in ons land. Zo'n 3.000 tot 4.000 mensen sterven jaarlijks aan de gevolgen van alcoholmisbruik.Ter vergelijking: het aantal drugsdoden is circa 75 per jaar. De regio beschikt niet over lokale/regionale cijfers ten aanzien van de omvang van het aantal alcoholisten. In de "Gezondheidsmonitor Zuid-Holland Zuid 2000" uitgevoerd door de GGD, is wel informatie beschikbaar over het aantal zware drinkers van 18 jaar en ouder (minstens een maal per week zes of meer glazen). Het percentage zware drinkers in de regio Zuid-Holland Zuid ligt op 6%; in Dordrecht is dit 8%. Dit ligt dus onder het landelijk gemiddelde van 13%. De gezondheidsmonitor Zuid-Holland Zuid geeft aan, wat betreft zware drinkers, dat de wijken die boven het stedelijk gemiddelde (8%) uitkomen zijn: Binnenstad (10%), Nieuw Krispijn (10%), Wielwijk (10%), Noordflank (9%), Oud-Krispijn (9%), Reeland (9%) en Sterrenburg (9%). Vanuit de Jeugdmonitor 2001 is ten aanzien van het gebruik van Dordtse jongeren in relatie tot de wijken het volgende te zeggen. Veel verschil tussen de wijken wat betreft het aandeel drinkers is er niet. Wel valt op de dat er in Wielwijk (36%) relatief weinig jongeren weieens alcohol drinken en dat dit in de Binnenstad (70%) relatief hoog is (stedelijk gemiddelde 59%). Jongeren uit het Reeland hebben in de vier weken voor het onderzoek vaker alcohol gedronken dan jongeren uit andere wijken. Zo heeft 18% van hen dit vaker dan 10 keer gedaan en ligt het gemiddelde in deze wijk op 7,3 keer (stedelijk: 5,4 keer).
13
The Netherlands Drug Situation 2002, EMCDDA 26.000-30.000 is gemiddeld 28.000. Dit komt neer op 0,2% van de bevolking (12 jaar e.o). Komt voor Dordrecht neer op ruim 200 personen. 14
19
Drugsgebruik Landelijk is een lichte stijging te zien in het drugsgebruik tussen 1997 en 2001. Cannabis is de populairste drug gebleven en gestegen van 326.000 naar 408.000 recente gebruikers. Uit cijfers15 van het Nationale Prevalentie Onderzoek blijkt dat van alle drugs cannabis de meest gebruikte is. 17% van de ondervraagden gaf aan ooit wel eens cannabis geprobeerd te hebben, 5% deed dit het voorafgaande jaar en 3% gebruikte de laatste maand nog. De gebruikspercentages van harddrugs (cocaïne, xtc, amfetamine, heroïne en hallucinogene paddestoelen) liggen op een aanzienlijk lager niveau. Het aantal recente gebruikers van hard drugs is echter wel gestegen sinds 1997. Het aantal recente gebruikers van cocaïne en xtc is bijna verdubbeld. Bij xtc was de stijging het meest prominent onder vrouwen. In de Gezondheidsmonitor Zuid-Holland Zuid 2000 blijkt dat van de gebruikers in de regio 14% elke dag gebruikt, 29% een paar keer per week, 16% een paar keer per maand en 41 % een paar keer per jaar. Andere soorten drugs worden in de gezondheidsmonitor niet genoemd. Van de Dordtse inwoners gebruikt 3% softdrugs. Hieronder vallen zowel de inwoners die elke dag softdrugs gebruiken als de inwoners die slechts een keer per jaar softdrugs gebruiken. Het aantal respondenten dat softdrugs gebruikte was te laag om dit verder te onderscheiden naar frequentie van gebruik. Gebruikers van softdrugs zijn in verhouding vooral aanwezig in de Binnenstad (8% ten opzichte van het stedelijk gemiddelde van 3%); Noordflank en Crabbehof staan op de tweede plaats (ieder 6%). Relatief veel jongeren uit de Binnenstad (45%) en de Noordflank (38%) hebben wel eens één of meer soorten drugs gebruikt (stedelijk: 25%). Relatief weinig jongeren uit Wielwijk hebben ooit drugs gebruikt (9%). In de Binnenstad (15%) en de Noordflank (16%) hebben wat meer jongeren zeer recent nog drugs gebruikt dan in andere wijken. Uit cijfers van DeltaBouman over nieuw ingeschreven cliënten blijkt dat het merendeel afkomstig is uit de Binnenstad/Noordflank (tussen 30%-40%), gevolgd door oud/nieuw Krispijn en Wielwijk/Crabbehof (ieder tussen 15%-20%) en Reeland en Stadspolders (ieder tussen 10%15%). De overige wijken zitten op 0% tot 5%. Gokken Van de jongeren16 heeft 12% in het afgelopen jaar wel eens geld in een gokkast of fruitautomaat gegooid. Dit aandeel is iets gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Van de jongeren die het afgelopen jaar wel eens hebben gegokt heeft iets minder dan de helft (46%) dit ook de afgelopen maand nog gedaan. In 2001 bedroeg dit aandeel nog 54%. Gemiddeld hebben jongeren die wel eens gokte in het afgelopen jaar dit 7,7 keer gedaan. De gokfrequentie is in vergelijking met voorgaande jaren toegenomen (in 1999: 5 keer; in 2001: 7 keer). Een vijfde van de jongeren die wel eens gokte heeft in het afgelopen jaar 11 keer of meer geld in een gokkast/fruitautomaat gegooid. In 1999 was dit 11% en in 2001 was dat 7%.17 De verwachting is dat de problematiek rond gokverslaving de komende jaren zal toenomen vanwege de toegenomen mogelijkheden om via internet te gokken. Het gokken onttrekt zich daarmee, net als in het verleden het alcoholgebruik, steeds vaker aan het zicht en daarmee aan de sociale controle. 5.4 Integrale visie op verslaving Lange tijd is verslaving aangemerkt als een gedragsstoornis ontstaan door psychosociale factoren. Het centrale concept hierbij is agogie. Maatschappelijk werkers proberen verslaafden op te voeden, proberen bepaalde gedragingen te bevorderen en andere gedragingen juist af te leren. Verslaving is aangeleerd gedrag en kan ook weer worden afgeleerd. Binnen dit gedragsmodel wordt ervan uitgegaan dat de verslaafde een keuze heeft bij het bepalen van zijn gedrag. Als
15
Nationale Prevalentie Onderzoek (2002) door het Centrum voor Drugsonderzoek (Cedro) in totaal zijn er 16.232 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar 17 Monitor Jongeren Dordrecht 2003, SGB Gemeente Dordrecht 16
20
verslaving een vorm van aangeleerd dwangmatig gedrag is kan een verslaafde dus ook de keus maken om dit gedrag in de toekomst niet meer te tonen. Een verslaafde heeft er ooit, zo is de redenering, vanwege zijn of haar persoonlijke zwakte, voor gekozen om drugs of andere middelen te consumeren, dus kan de verslaafde er ook voor kiezen om vrijwillig afstand te doen van zijn gewoonte. Verslavingszorg in het gedragsmodel besteedt veel aandacht aan de beïnvloeding van de keuzes die verslaafden geacht worden te kunnen maken. Maatschappelijk werk is daarbij uitstekend geschikt om gedragsaanpassingen te weeg te kunnen brengen. Het gedragsmodel weerspiegelt een alom heersende opvatting over verslaving. Verslaving is van oudsher gezien als een gedragsprobleem met maatschappelijke verschijnselen en werd dienovereenkomstig met maatschappelijk werk en gedragstherapie behandeld. Op basis van deze visie op de verslavingszorg zijn in het verleden ambulante, deeltijd- en klinische programma's ontwikkeld voor de behandeling. Die behandelingen bleken echter maar ten dele gunstige resultaten op te leveren. Sedert de jaren negentig18 komt de visie naar voren waarin verslaving meer wordt gezien als een hersenaandoening met een chronisch karakter. Hoewel steeds duidelijker wordt dat er een genetische kwetsbaarheid bestaat voor de ontwikkeling van verslaving is deze biologische verklaring niet voldoende om in alle gevallen het ontstaan van verslaving bevredigend te kunnen verklaren. Deze stroming kent een integrerende benadering: het bio-psycho-sociale model (BPS-model). In dit model wordt verslaving opgevat als een resultante van zowel biologische, psychische en sociale processen die leiden tot het vicieuze proces dat we verslaving noemen. Dit model onderkent dat het optreden van verslaving c.q. het afhankelijk raken van middelen en te blijven (of terug te vallen in verslaving na het bereiken van abstinentie) onder andere afhankelijk is van de individuele kwetsbaarheid. De kwetsbaarheid is verschillend tussen mensen. De kwetsbaarheid wordt bepaald door de interactie tussen genetische aanleg (nature) en omgeving (nurture). Naast de invloed van genetische factoren zijn ervaringen en omstandigheden die een individu tijdens zijn ontwikkeling meemaakt van invloed op het ontstaan van verslaving. Of iemand in de loop van zijn leven verslaafd raakt is vanuit deze optiek een onvoorspelbare uitkomst van de interactie tussen genetische aanleg en sociale omgeving. Naast de factor kwetsbaarheid is het optreden van verslaving afhankelijk van (de verslavende eigenschappen van) het middel en de mate van beschikbaarheid ervan. De verslavingszorginstellingen in de regio Dordrecht baseren zich alle op dit model, waarbij er onderlinge verschillen zijn in de wijze waarop dit in de behandeling tot uitdrukking komt. Hierdoor is er een gevarieerd aanbod van verslavingszorg dat recht doet aan de verscheidenheid van de verslaafden. 5.5 Landelijk beleid wordt repressiever De vergrijzing in Nederland zal van invloed zijn op (potentiële) cliënten in de verslavingszorg. Verwacht kan worden dat met de Nederlandse bevolking ook verslaafden zullen vergrijzen. In 1994 was de grootste leeftijdsgroep bij DeltaBouman de groep tussen 30-34 jaar. 16 jaar daarvoor was de gemiddelde leeftijd 22 jaar. In 2001 is de gemiddelde leeftijd van cliënten bijna 37 jaar. De samenleving kenmerkt zich door individualisering, een hoger levenstempo, de druk op toenemende arbeidsproductiviteit en de afnemende bereidheid en mogelijkheid om mensen binnen de eigen kring op te vangen. Ook is het huidig economische klimaat niet florissant te noemen. Risicofactoren voor maatschappelijke uitval en versterkende factoren voor het ontstaan en instandhouding van verslaving.
18
Lesher, A., Addiction is a brain disease, and it marters, Science, 1997; Nutt, D., Alcohol and the brain, 1999; Mispa (Nijmegen institute for scientist practinioners in addiction) gelieerd aan universtiteit van Nijmegen
21
De maatschappij kenmerkt zich verder door een toenemende verharding en minder tolerantie. Enerzijds is de afgelopen jaren een zekere gewenning opgetreden ten aanzien van middelengebruik; anderzijds is de tolerantie voor criminaliteit, overlast en ander onmaatschappelijk gedrag van verslaafden afgenomen. De publieke mening over mensen met problemen is verhard en de motivatie om te helpen is afgenomen. 5.5.1 Verslavingsbeleid Het Nederlandse alcohol- en drugsbeleid is sedert 1994 in de basis niet veranderd. Nog steeds is de einddoelstelling van het landelijk beleid de preventie van gezondheidsrisico's en negatieve maatschappelijke gevolgen die voortvloeien uit het ge- en misbruik van deze middelen. De einddoelstelling is uitgewerkt in doelstellingen per middel. Bij alcohol gaat het om het bevorderen van alcoholmatiging en het beperken van het risico op alcoholgerelateerde problemen in specifieke situaties (bijvoorbeeld in het gezin, op het werk, in het verkeer en tijdens het uitgaan). Bij drugs gaat het om het voorkomen dan wel beperken van risico's van druggebruik voor het individu, zijn directe omgeving en de samenleving. Het verslavingsbeleid wordt vorm gegeven door verschillende ministeries. Het ministerie van VWS vanuit de invalshoek van de volksgezondheid, het ministerie van Justitie vanuit de invalshoek van het strafrecht en openbare orde, het ministerie van Verkeer en Waterstaat vanuit de invalshoek verkeersveiligheid. Zowel het alcohol- als het drugsbeleid is primair volksgezondheidsbeleid, derhalve voert het ministerie van VWS de coördinatie op het landelijk verslavingsbeleid. Alhoewel in de basis van het rijksbeleid weinig is gewijzigd, zijn de afgelopen jaren hierbinnen wel nieuwe accenten gelegd. Zo is de afgelopen jaren nadrukkelijk aandacht uitgegaan naar zorg op maat, case management, integrale aanpak van de verslavingsproblematiek, afstemming binnen de verslavingszorg, differentiatie binnen de intramurale verslavingszorg (niet alleen abstinentie, ook 'time-out' mogelijkheden), veelplegers en zijn er experimenten gestart. Deze nieuwe accenten vonden hun oorsprong in onder andere toenemende signalen van verslavingsgerelateerde overlast, het besef dat voor sommige harddrugverslaafden abstinentie geen haalbaar doel is, het besef dat verslavingsproblematiek niet op zichzelf staat maar veelal gerelateerd is aan problemen van andere aard (dakloosheid, psychiatrische aandoeningen, gezondheidsproblemen, sociale achterstandssituaties), tegenvallende resultaten van sommige alleen op abstinentie gerichte vormen van behandeling en het besef dat sommige problemen niet in beeld van de hulpverlening komen. De nieuwe accenten duiden op een toenemende aandacht voor de groep problematisch chronisch verslaafden. De groep in de marge van de samenleving, die al jaren verslaafd is, met meervoudige problemen kampt, etc.. Vanuit deze nieuwe accenten zijn de afgelopen jaren zaken ontwikkeld als bijvoorbeeld gebruiksruimtes, experiment strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV), experiment medische heroïneverstrekking, afkicken onder narcose, time-out voorziening, e.d.. Allerlei zaken gericht op stabilisering en verbetering van de situatie van de verslaafde cliënt. Bepaalde groepen verslaafden zijn niet gebaat bij de traditionele verslavingszorg (lees: op abstinentie gericht). Zij hebben veeleer behoefte aan basale voorzieningen, aan praktische ondersteuning bij het maatschappelijk functioneren en bij resocialisatie (sociale verslavingszorg). Recent heeft het kabinet (april 2004) haar standpunt kenbaar gemaakt richting de Tweede Kamer met betrekking tot het cannabisbeleid. Er zijn aanwijzingen dat cannabis leidt tot psychische problemen en dat het THC-gehalte (werkzame stof) in cannabis is toegenomen. Het kabinet handhaaft het huidige softdrugsbeleid. Wel beoogt het kabinet een strakkere invulling van dit beleid. Het kabinet wil voor de toekomst dat het beleid ten aanzien van de straathandel, drugstoerisme en teelt van cannabis scherper wordt en dat het huidige terugdringen van coffeeshops wordt voortgezet. Het kabinet wil onderzoek laten verrichten naar de gezondheidsrisico's van hoge THC-gehaltes en de relatie tussen cannabisgebruik en psychische problemen. In het uiterste geval zou, indien de risico's vergelijkbaar zijn met die van harddrugs, plaatsing van cannabissoorten met een zeer hoog THC-gehalte op Lijst l van de Opiumwet het
22
gevolg kunnen zijn. Het kabinet kiest voor een repressieve insteek. Vanuit gemeenten, met name Amsterdam, zijn geluiden om zowel de criminaliteit als ook de gezondheidsbescherming in relatie tot soft drugs op een andere wijze aan te pakken. Insteek daarbij is om de 'achterdeur' van het softdrugsbeleid net als de voordeur (coffeeshops) te reguleren. Door regulering en normalisering van de achterdeur (de teelt) wordt de angel voor een deel uit de criminaliteit gehaald. Tevens maakt dit een stelsel van kwaliteitstoezicht mogelijk; dit biedt de mogelijkheid om gezondheidsproblemen tegen te gaan die mogelijk samenhangen met ongewenst hoge THCniveaus en het gebruik van pesticiden en groeiverbeteraars. De Amsterdamse gemeenteraad heeft de grote gemeenten in Nederland gevraagd een manifest van deze strekking te steunen. De gemeente Dordrecht heeft dit niet ondertekend. 5.5.2 Overig landelijk beleid Sedert 1 april 2003 is de AWBZ gemoderniseerd. Kern van de wijziging is dat de instellingsgebonden, aanbodgerichte aanpak wordt vervangen door zeven functionele, meer vraaggerichte aanspraken: huishoudelijke verzorging, verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, behandeling en verblijf. Het wordt voor zorgaanbieders mogelijk over de grenzen van de oude sectoren zorg aan te bieden en de mogelijkheden worden vergroot om toegelaten te worden als zorgaanbieder in de AWBZ omdat instellingen per functie een toelating kunnen krijgen. DeltaBouman Dordrecht lift mee met DeltaBouman Rotterdam. DeltaBouman is op alle functies toegelaten. De inzet van DeltaBouman is om alles wat met zorg te maken heeft en onder de functies van de AWBZ te brengen is, via de AWBZ gefinancierd te krijgen. DeltaBouman legt de focus wat betreft de gemeentelijke middelen enerzijds bij de toeleiding en signalering ofwel het binnen krijgen van met name cliënten die zelfstandig die stap niet zetten en anderzijds bij uitstroom zorgen voor inkadering (werk, woning, etc.). Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2006 een nieuwe wet in te voeren, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Het kabinet vindt dat de lokale overheid een collectieve vangnetvoorziening moet organiseren als burgers niet in staat zijn zelf hun verantwoordelijkheid ten aanzien van welzijn en zorg te regelen. De aanspreekbaarheid en verantwoordelijkheid van gemeenten om deze voorzieningen op te zetten wil het kabinet wettelijk regelen in de wet maatschappelijke ondersteuning. In deze nieuwe wet worden de huidige welzijnswet en de WVG opgenomen. Ook zullen delen van de AWBZ onder de reikwijdte van deze wet gebracht worden. Verslavingszorg is dan één van de prestatievelden uit deze wet.
23
6.
Herijking van het verslavingszorgbeleid
6.1 Consequenties voor uitgangspunten gemeentelijk beleid: handhaven, bijstellen ... of? Ontwikkelingen in het aanbod, de vraag, de visie op de verslavingszorg, de maatschappij en landelijk beleid zijn niet van dien aard dat dit moet leiden tot een rigoureuze wijziging in de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid. Nog steeds zijn voorkomen, herstellen en draaglijk maken belangrijke doelen voor de verslavingszorg. Nog steeds is het belangrijk dat op deze drie onderdelen aanbod is. Er is vraag naar voorlichting en consultatie; er is vraag naar mogelijkheden te komen tot abstinentie; en er is vraag naar activiteiten gericht op 'harm reduction'. Nog steeds is een zakelijke benadering van het verschijnsel verslaving (in vergelijking met andere landen heeft deze benadering zich bewezen) een effectieve benadering; gezondheidsbescherming en normalisering staan voorop en criminalisering en marginalisering wordt tegengegaan. De uitgangspunten van toen (1994) zijn heden ten dagen nog steeds actueel en kunnen in principe gehandhaafd blijven. De ontwikkelingen op de verschillende onderdelen vragen echter wel om het leggen van accenten of prioriteitstelling binnen de uitgangspunten. Het leggen van accenten is nodig om middelen in de toekomst gerichter in te kunnen zetten dan nu het geval is. Voor de toekomst kiest de gemeente om het accent meer dan voorheen te leggen op de gebieden preventie en 'harm reduction'. Ten aanzien van deze laatste gaat het dan met name om de groep die zichzelf niet weet te redden in de maatschappij: de chronisch verslaafden. Aangenomen wordt dat de gewijzigde registratie van overlastgevenden mede aanleiding kan zijn voor het bijstellen van beleid voor deze doelgroep. 6.2 Verbeteren bereik verslavingszorg Preventie Als primaire doelgroep voor preventieactiviteiten kiest de regio voor jongeren. Jongeren experimenteren op allerlei gebieden (ook met verslavende middelen); vanuit preventief oogpunt valt daar de meeste winst te behalen. GGD en DeltaBouman stemmen hun preventieprogramma's op elkaar af. De jongeren worden bereikt op school (o.a. met de projecten Gezonde school en genotmiddelen, Veiligheid in en om de school) en in het uitgaanscircuit. Allereerst is de preventie gericht op het voorkomen van alcohol- en drugsgebruik door jongeren. Tevens wordt onderzocht of risicoprofielen opgesteld kunnen worden om zo gerichter je preventie in te kunnen zetten. In tweede instantie gaat het erom (gezondheids)schade te voorkomen door jongeren, wanneer ze eenmaal experimenteren, dat op een verantwoorde wijze te laten doen. De gezondheidsrisico's in relatie tot het gebruik van drugs en alcohol dienen dan helder gecommuniceerd te worden. Ook de risico's verbonden aan softdrugsgebruik; alhoewel deze nog onderzocht moeten worden is het wel belangrijk dat gebruikers bekend zijn met het gegeven dat er een mogelijke relatie bestaat tussen softdrugs en psychische problemen. Het gegeven dat erfelijkheid een medebepalende factor is in het ontstaan (en in standhouden) van verslaving dient gecommuniceerd te worden. Zowel richting primaire doelgroep van preventie, als ook de secundaire doelgroep. Hieronder bevinden zich personen en organisaties die dicht bij de primaire doelgroep staan: ouders, scholen, jongerenwerk, etc.. In preventieprogramma's dient aangesloten te worden bij 'evidence-based' projecten. Dit wil zeggen dat er gebruik wordt gemaakt van methodieken die wetenschappelijk bewezen effecten opleveren. Landelijk wordt gewerkt aan het verkrijgen van inzicht in effectieve verslavingspreventie19.
19
GGZ-Nederland, project Resultaten Scoren, ontwikkelcentrum Preventie en innovatie, gefinancierd door ministerie van VWS.
24
Behandeling In het regionale meerjarenprogramma is afgesproken om, conform de GSB doelstellingen, het bereik van de ambulante verslavingszorg te verbeteren en de beschikbare behandelcapaciteit in de regio minimaal te handhaven (2003:1148 cliënten). /•/arm reduction Door de integrerende visie op verslavingszorg, ontwikkelingen in landelijk verslavingsbeleid en GSB is de behoefte ontstaan om het aanbod verder te differentiëren. Het is aanbod met name op het vlak van harm reduction. Een bepaalde groep zal waarschijnlijk altijd verslaafd blijven; meerdere pogingen om abstinent te geraken zijn gestrand en ze zijn al jaren verslaafd. Vanuit dit gegeven is er behoefte aan aanbod dat in ieder geval de kwaliteit van leven van deze groep zo goed mogelijk maakt. In veel gevallen betreft het ook de groep die voor veel overlast en criminaliteit zorgt en waarvoor vanuit de samenleving steeds minder tolerantie is. Het beoogde aanvullende aanbod kan vanuit zowel zorg- als overlastperspectief een positieve ontwikkeling betekenen. In het aanbod van harm reduction voor chronisch verslaafden hebben de instellingen aangegeven behoefte te hebben aan voorzieningen die structuur brengen in het leven van de verslaafde. •
• •
Behoefte aan uitbreiding van de kliniek en oprichting van een polikliniek: De bestaande kliniek is te klein en medicatie en diagnostiek worden steeds belangrijker. De methadonpost kan opgaan in de polikliniek. Behoefte aan een dagactiviteitencentrum (DAC): inloopfunctie voor met name chronisch verslaafden met activiteiten op het vlak van recreatie, educatie en arbeid. Behoefte aan Internaat en uitbreiding Begeleid wonen: een deel van de chronisch verslaafden is met het huidige aanbod niet te helpen. Kwaliteit van leven verbeteren door meer structuur aan te brengen op het vlak van wonen in een meer of minder beschermde omgeving (internaat en/of begeleid wonen). Naast het wonen kan de structuur verder worden geboden door het DAC.
De gemeente Dordrecht is in principe bereid medewerking te verlenen aan realisatie van bovenstaande voorzieningen binnen de verslavingszorg van de Dordtse regio. De realisatie van deze voorzieningen is in grote mate afhankelijk van de financiering van het Zorgkantoor. De gemeente verwacht dat bij realisatie samenwerking wordt gezocht met aanpalende voorzieningen zoals het Leger des Heils en de Grote Rivieren. DeltaBouman maakt een ontwikkelplan waarin bovengenoemde voorzieningen onderdeel uitmaken en waarin op basis van lokale/regionale behoeften (vanuit de doelgroep) de omvang van deze voorzieningen wordt aangegeven, alsmede de meest voor de hand liggende locatie (vanuit zorgperspectief en overlastperspectief), kosten en financiering. Nadat met medische heroïneverstrekking landelijk is geëxperimenteerd in een aantal gemeenten, wordt het nu landelijk ingevoerd. Medische heroïneverstrekking heeft positieve resultaten opgeleverd. De criminaliteit is gedaald en de verslaafde komt tot rust en heeft tijd om elementen als wonen, dagbesteding, werk, e.d. op orde te krijgen. Er gelden strikte criteria om als verslaafde hieraan deel te mogen nemen. Het gaat om chronisch verslaafden. De medische heroïneverstrekking kan de structurering van het leven van de verslaafde verder versterken. Bij de landelijke invoering wordt door de Commissie Invoeringsaspecten Behandeling Heroïneverslaafden (CIBH) een andere regioindeling voorgestaan dan de WZV-centrumgemeenten indeling. Het CIBH adviseert 15 units in 11 regio's. In deze regioindeling valt Dordrecht onder de regio Rotterdam. Het college van B&W van de gemeente Dordrecht heeft zich uitgesproken om primair aansluiting te zoeken bij Rotterdam (de unit in Rotterdam i.p.v. Dordrecht), zodat Dordtse cliënten die aan de criteria voldoen op basis van het zogenaamde regiocriterium in Rotterdam behandeld kunnen worden. Een belangrijke reden hiervoor is het ontbreken van voldoende verslaafden uit de WZVregio Dordrecht die aan de criteria van medische heroïneverstrekking voldoen.
25
6.3 Bestrijding overlast De aanpak van overlast en criminaliteit en het terugdringen van recidive vraagt niet alleen inzet van de politie en het openbaar ministerie, maar ook een vergaande samenwerking met en tussen de justitiële organisaties en gemeentelijke diensten. Persoonsgebonden aanpak veelplegers Dit betekent rond de aanpak van veelplegers een persoonsgebonden aanpak (PGA), waarbij rond iedere cliënt een traject wordt ingezet waaraan de (keten)partners hun medewerking verlenen. Eén 'plan van aanpak' voor elke PGA-cliënt dus, waarin aandacht is voor vergelding, structuur, behoefte aan begeleiding om de problematiek op verschillende leefgebieden op te lossen. Effectief ingrijpen is dus niet alleen zorgen voor detentie maar is ook gericht op gedragsverandering dié leidt tot minder recidive in de criminele loopbaan of wellicht tot het beëindigen van de criminele carrière. Eén 'plan van aanpak' voor elke PGA-cliënt betekent ook dat per cliënt ook één casemanager verantwoordelijk is voor de inhoudelijke begeleiding, voor de bewaking rond het gehele traject, voor alle overdrachtsmomenten en dat één casusmanager als aanspreekpunt fungeert voor de PGA-cliënt. Een gerichte interventie is maximaal effectief bij een integrale aanpak, waarbij maatwerk geleverd wordt in de justitiële afdoening en in het resocialisatie- en/of reïntegratietraject. Deze integrale aanpak geeft de rechter een breder en genuanceerder beeld van de persoon van de verdachte. Lokaal is een convenant afgesloten waarin afspraken zijn gemaakt met betrokken instellingen over het een persoonsgebonden aanpak van veelplegers. Deze persoonsgebonden aanpak zorgt voor het beter in beeld krijgen en begeleiden van notoire veelplegers en recidive voorkomen. Op dit moment is ook een Convenant Nazorg in voorbereiding. Dit convenant is gericht op het bieden van nazorg aan veelplegers. De nazorg van veelplegers heeft betrekking op de situatie dat betrokkene uit het justitiële circuit komt. De nazorg heeft dan betrekking op huisvesting, (verslavings)zorg, scholing, arbeid, inkomen en schuldsanering. Strafrechtelijke opvang verslaafden De wet Strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV) is in april 2001 in werking getreden. Het betreft een landelijk experiment binnen zes grote steden. De wet voorziet in een strafrechtelijke maatregel, die gedwongen plaatsing voor de duur van maximaal twee jaar van verslaafde criminelen in een speciale justitiële inrichting voor verslaafden mogelijk maakt. Het doel is terugdringen overlast en oplossen/beheersbaar maken van de individuele verslavingsproblematiek. De rol van de gemeenten betreft de fase van resocialisatie. In 2007 volgt de effectevaluatie van het experiment op basis waarvan de Tweede Kamer zal besluiten tot voortzetting en/of uitbreiding naar andere gemeenten. De instellingen en politie in de regio verwachten veel van deze aanpak. De gemeente Dordrecht staat in beginsel positief tegenover een SOV, maar wil eerst de resultaten van het landelijk experiment afwachten. Geïntegreerde gebruikersruimten Gebruikersruimten zijn in diverse grote steden de afgelopen jaren gerealiseerd. Uit onderzoek van het Trimbosinstituut blijkt dat het aantal gebruikersruimten voor harddrugsverslaafden in Nederland snel toeneemt; van 20 naar 32 in 2 jaar tijd. De nieuw geopende centra zijn vooral kleinschalig. De dak- en thuisloze verslaafde kan er in alle rust drugs gebruiken en de overlast op straat neemt daardoor af. Hoe groot de groep gebruikers op straat in Dordrecht is, is niet duidelijk. Ook is niet duidelijk in welke mate hiervan overlast wordt ervaren. Een aparte gebruikersruimte wordt door de gemeente Dordrecht niet nagestreefd; de meeste door de bevolking ervaren drugsoverlast (monitor Leefbaarheid en Veiligheid) betreft het rondhangen van verslaafden en het straatgeloop van verslaafden. Een aparte gebruikersruimte biedt hiervoor in haar opinie geen oplossing (de dagopvang van het Leger des Heils c.q. een DAC is hiervoor een oplossing). Ook met het oog op een eventuele uitbreiding van de medische heroïneverstrekking (bij voorkeur in Rotterdam) wordt een aparte gebruikersruimte minder evident, omdat je daarmee een deel van de groep, die van deze ruimte gebruik zou maken, al bereikt. De instellingen voor verslavingszorg en de politie Zuid-Holland-Zuid zijn voorstander van geïntegreerde voorzieningen; één locatie waar begeleiding en zorg in combinatie met
26
middelengebruik mogelijk zijn. De ruimte voor middelengebruik is daarbij geen voorziening op zich, maar nadrukkelijk gekoppeld aan de activiteiten voor hulpverlening en dagbesteding. De overlast van het rondzwerven over straat wordt hiermee teruggedrongen en de doelgroep kan goed bereikt worden met hulpverlening en dagbesteding. De gemeente Dordrecht wil eerst meer inzicht verkrijgen in de omvang van het gebruik op straat en de overlast door drugsgebruik. Hiertoe wordt een overlastregistratie opgezet; insteek is om met gebruikmaking van de bestaande registratie van de politie en in samenwerking met de politie de permanente overlast in beeld te brengen en dit periodiek te volgen (in het kader van de GSBIII doelstellingen op het gebied van overlast (zie 4.3)). Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek is de gemeente bereid na te gaan of een geïntegreerde gebruikersruimte noodzakelijk en haalbaar is. 6.4 Afstemming regio, zorgkantoor, productdefiniëring Afstemming regio Het regionale aanbod van de verslavingszorg is geconcentreerd in Dordrecht. Enerzijds doet dit recht aan het gegeven dat de doelgroep zich verhoudingsgewijs meer voordoet in de grote stad. Anderzijds brengt dit ook een bepaalde druk met zich mee, bijvoorbeeld overlast. Vanuit Dordrecht worden mensen bediend uit andere gemeenten van de regio. Vanuit Dordrecht is behoefte om het aanbod evenwichtiger spreiden over de regio. De gemeente Dordrecht stelt een notitie op waarin een verkenning wordt gedaan naar hoe een evenwichtige spreiding van het zorgaanbod voor verslaafden er uit zou kunnen zien. Deze notitie dient inzichtelijk te maken waar het huidige aanbod is gevestigd, wat vanuit het zorgperspectief in de grote stad aanwezig dient te zijn en wat ook in de regio zou kunnen worden gelokaliseerd (zoals begeleid wonen en een kliniek) en de zorgbehoefte per gemeente (kwantitatief en kwalitatief). Mogelijk wordt het onderzoek verbreed naar het aanbod voor daken thuislozenzorg, GGZ en jongeren. Voor het onderdeel wonen kan gebruik gemaakt worden van het regionale onderzoek naar huisvesting en zorg van speciale doelgroepen (zie ook paragraaf 6.6.) In de welzijnswet staat opgenomen dat centrumgemeenten overleg voeren met omliggende gemeenten over de inzet van de middelen. De centrumgemeente bepaalt de inzet van de middelen. Tot op heden is hieraan ad hoc invulling aangegeven. De afstemming dient meer gestructureerd te worden. Jaarlijks wordt de subsidie-aanvraag (voorzien van begroting en activiteitenplan) van DeltaBouman in de maand september/oktober besproken (voor 1 september dient de instelling haar aanvraag te hebben ingediend voor het daarop volgende jaar) met de regiogemeenten (ambtelijk en bestuurlijk). Afstemming zorgkantoor De financiering van de verslavingszorg is complex. Door het onderbrengen van de verslavingszorg binnen de GGZ, gevolgd door de modernisering van de AWBZ is de scheiding tussen gemeentelijke verantwoordelijkheid (ambulante verslavingszorg) en de verantwoordelijkheid van het zorgkantoor meer diffuus geworden. Deze onduidelijkheden brengen tevens mogelijkheden. Mogelijkheden in de financiële sfeer en daarmee mogelijkheden in verbeteringen van de zorgverlening. Om toch helderheid te behouden in financiële geldstromen is een grove indeling de volgende: alles wat met het verlenen van zorg te maken heeft wordt gefinancierd door het zorgkantoor. De taak van de gemeente en de inzet van gemeentelijke middelen hebben betrekking op het toeleiden van cliënten naar de zorg en condities creëren voor succesvolle uitstroom. De uitstroom van een cliënt dient ingekaderd te geschieden: wonen, werk, dagbesteding, financiën, etc.. De gemeente Dordrecht zal in overleg met het Zorgkantoor tot een heldere afbakening komen.
27
6.5 Toeleiding naar zorg Voor een groot deel komen mensen met verslavingsproblemen zelfstandig bij de hulpverlening terecht. Een deel lukt dat, om wat voor reden dan ook, niet. De gemeentelijke focus en inzet van middelen zal gericht zijn om dit deel naar de zorg te leiden. Outreachend werken (inclusief actieve zorg en participatie in wijkzorgnetwerken), signaleringsteams, bemoeizorgteams, 24 uurs bereikbaarheid, e.d. zijn activiteiten die binnen dit kader vallen. De focus op toeleiding zal ook een positieve bijdrage leveren aan het bestrijden van overlast. In de subsidieverlening van DeltaBouman zal nadrukkelijk ingezet worden op activiteiten die de toeleiding bevorderen. Afspraken hierover worden in de subsidiebeschikking vastgelegd. 6.6 Inkadering bij uitstroom De problematiek van verslaafden is complex en ontstijgt vaak de competentie van de verslavingszorg. Om antwoorden te bieden op deze complexiteit en om cliënten minimaal te kunnen handhaven in de maatschappij is het belangrijk dat naast zorgverlening ook een aanbod op aanpalende terreinen is: werk, dagbesteding, etc.. Via het realiseren van een DAC, internaat en begeleid wonen wordt hieraan binnen de verslavingszorg invulling gegeven. Aanvullend hierop zal de gemeente de inkadering van de uitstroom nader structureren. De gemeenten moeten het aanbod van de verslavingszorg enerzijds en het aanbod van de gemeentelijke instanties op het vlak van wonen, werken en uitkeringenbeleid anderzijds op elkaar afstemmen. De gemeente Dordrecht neemt hierin het voortouw door een beleidsgroep in het leven te roepen waarin van belang zijnde gemeentelijke sectoren (SD, SO, OOV) gevraagd worden te participeren. In het regionaal Meerjaren Ontwikkelingsprogramma 2005-2009 staat opgenomen dat binnen de regio Drechtsteden gespreide huisvesting en zorg voor bijzondere groepen (waaronder verslaafden) wordt nagestreefd20. Resultaten uit dit project kunnen worden gebruikt voor de gemeentelijke inventarisatie om de uitstroom c.q. verdere stappen naar maatschappelijk herstel verder te bevorderen (naar werk, naar zelfstandig wonen, e.d.).
20
Regionaal Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (2005-2009) Dordrecht/Drechtsteden, 12 augustus 2004, p. 16.
28
7.
Agenda voor de toekomst
In het vorige hoofdstuk zijn de speerpunten voor de toekomst benoemd. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe een en ander gerealiseerd wordt. 7.1 Verslavingszorg Actie Doel
Hoe Wie Wanneer Toelichting
Actie Doel
Hoe Wie Wanneer Toelichting
Preventieprogramma gericht op jongeren Voorkomen van gebruik, danwei voorkomen (gezondheids)schade wanneer geëxperimenteerd/gebruikt wordt Activiteiten die hun nut hebben bewezen (evidence-based) DeltaBouman en GGD Jaarlijks DeltaBouman en GGD stellen jaarlijks een 'evidence-based' preventieprogramma op gericht op jongeren (via intermediairen). Intermediairen: School, ouders, maar ook uitgaanscircuit. Geografisch breed inzetten (regiogemeenten). Het programma wordt jaarlijks door de centrumgemeente besproken met de regiogemeenten. Uitbreiden aanbod chronisch verslaafden Differentiatie zorgverlening, beter aansluiten bij vraag, chronisch verslaafden verleiden naar zorg, reductie overlast DAC, Internaat/begeleid wonen, polikliniek, kliniek DeltaBouman, Zorgkantoor (financiën). Gemeenten (ruimte) DeltaBouman ontwikkelt plan (medio 2005) Er is behoefte om het bestaande aanbod uit te breiden en te differentiëren. Het realiseren van het aanbod is primair een zaak van de instelling(en) en Zorgkantoor. De gemeente stimuleert om het aanbod in samenhang/gezamenlijk aan te pakken en heeft een taak in het faciliteren ten aanzien van het zoeken naar ruimte.
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Verslavingszorg in de Maatschappelijke Opvang Bieden van verslavingszorg aan cliënten die in de MO zijn opgevangen Verslavingszorg/DeltaBouman is op gezette tijden aanwezig in de opvang DeltaBouman en Leger des Heils Continu
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Onderzoek naar hostelvoorziening Zicht krijgen op de realisatie- en exploitatiemogelijkheden van een Hostel. Onderzoek door sociaal geografisch bureau Dordrecht Centrumgemeente 2005 Een dergelijke hostelvoorziening is bedoeld voor mensen die dakloos zijn en chronisch verslaafd en waarbij verschillende behandelmethoden al meerdere keren zijn mislukt. Ervaringen uit andere steden, waar al hostelvoorzieningen aanwezig zijn, worden meegenomen. Het onderzoek richt zich op het in beeld brengen van behoefte, randvoorwaarden ten aanzien van lokaties, kosten en financieringsmogelijkheden.
29
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Onderzoek naar noodzaak en haalbaarheid geïntegreerde gebruikersruimten Afnemen van overlast door zorg en begeleiding te bieden en tevens de dak- en thuisloze verslaafde in alle rust drugs te laten gebruiken. Nader te bepalen Nader te bepalen Indien onderzoek naar permanent overlastgevenden hiertoe aanleiding geeft De instellingen voor verslavingszorg en de politie Zuid-Holland-Zuid zijn voorstander van geïntegreerde voorzieningen; één locatie waar begeleiding en zorg in combinatie met middelengebruik mogelijk zijn. De ruimte voor middelengebruik is daarbij geen voorziening op zich, maar nadrukkelijk gekoppeld aan de activiteiten voor hulpverlening en dagbesteding. Een aparte gebruikersruimte wordt vooralsnog door de gemeente Dordrecht niet nagestreefd. Eerst wordt de permanente overlast in beeld gebracht. Realiseren van mogelijkheid voor medische heroïneverstrekking aan verslaafden uit de regio Dordrecht. Verbeteren leefsituatie van verslaafden die aan de criteria voldoen Aansluiting zoeken bij behandelunit(s) in Rotterdam Centrumgemeente en DeltaBouman 2006 Op basis van het regiocriterium kunnen Dordtse cliënten, die aan de criteria voldoen, in Rotterdam behandeld worden. Een belangrijke reden hiervoor is het ontbreken van voldoende verslaafden uit de WZV-regio Dordrecht (zie 6.2 harm reduction). Formuleren van concreet zorgaanbod (preventie en behandeling) gericht terugdringen van verslaving aan alcohol en gokken. Verbeteren van bereik van voorzieningen om verslaving van alcohol en gokken te verminderen Nader te bepalen (deels binnen preventieprogramma) Instellingen voor verslavingszorg, GGD 2006 Gelet op het feit dat alcoholverslaving nog steeds de meest voorkomende vorm van verslaving is, stimuleert de centrumgemeente activiteiten op dit gebied. Er worden op dit moment slechts 3-5% van de alcoholverslaafden bereikt door de zorginstellingen. Door de opkomst van internet lijkt ook gokken zich in toenemende mate aan het gezichtsveld te kunnen onttrekken. De gemeenten maken zich hierover zorgen en stimuleren aanbod op het gebied van gokken
7.2 Overlastbestrijding Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Registratie van permanente overlast (verslaafden, dak- en thuislozen, GGZpatiënten) Permanente overlast in beeld Via gebruikmaking bestaande registratie politie Gemeente en politie Medio 2005 In het GSBIII/rMOP is afgesproken dat de stad een registratie gaat voeren ten aanzien van permanente overlast. Aansluiting wordt gezocht bij de bestaande politieregistratie. Vanuit deze registratie wordt de permanente overlast (personen met meerdere overlastincidenten op hun naam) in beeld gebracht. Gemeente maakt hierover afspraken met de politie en wenst dit jaarlijks te volgen. Hierdoor kunnen ontwikkelingen in beeld worden gebracht hetgeen aanleiding kan zijn voor het bijstellen van beleid.
30
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Onderzoeken van mogelijkheden inzet strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV) Tegengaan overlast Gedwongen plaatsing voor de duur van maximaal twee jaar van verslaafde criminelen in een speciale justitiële inrichting voor verslaafden. Centrumgemeente Aansluitend aan landelijke evaluatie in 2007 De instellingen en politie in de regio verwachten veel van strafrechtelijke opvang van verslaafden (SOV). Sinds 2001 is er een landelijk experiment in een aantal grote gemeenten. De gemeente Dordrecht staat in beginsel positief tegenover een SOV, maar wil eerst de resultaten van het landelijk experiment afwachten Uitvoering geven aan Convenant persoonsgebonden aanpak veelplegers en ondertekenen Convenant Nazorg PGA zorgt voor het beter in beeld krijgen en begeleiden van notoire veelplegers en recidive voorkomen. Participatie verslavingszorg in nazorgconvenant Gemeente Dordrecht, politie, OM, DeltaBouman en andere convenantspartijen 2005 Er bestaat al een PGA-convenant. Op dit moment is ook een Convenant Nazorg in voorbereiding. Dit convenant is gericht op het bieden van nazorg aan veelplegers. De nazorg van veelplegers heeft betrekking op de situatie dat betrokkene uit het justitiële circuit komt. De nazorg heeft dan betrekking op huisvesting, (verslavings)zorg, scholing, arbeid, inkomen en schuldsanering.
7.3 Randvoorwaardelijk Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Gemeentelijke middelen nadrukkelijker inzetten op preventie en harmreduction (toeleiden naar zorg en inkadering bij uitstroom) Voorkomen gebruik, voorkomen gezondheidsschade, toeleiden naar zorg, inkadering bij uitstroom Via subsidiebeschikking Gemeente Continu De gemeentelijke middelen uit de doeluitkering zullen nadrukkelijker worden ingezet op preventie en harmreduction. Via subsidieverlening worden activiteiten op voornoemde gebieden nadrukkelijker gestimuleerd. Notitie over zorgaanbod voor verslavingszorg in de regio Evenwichtige spreiding van het zorgaanbod over de regio Notitie Gemeenten en instellingen 2005 (lopend onderzoek huisvesting bijzondere doelgroepen); 2006 (notitie zorgaanbod in de regio) Deze notitie dient inzichtelijk te maken waar het huidige aanbod voor verslavingszorg is gevestigd, wat vanuit het zorgperspectief in de grote stad aanwezig dient te zijn en wat ook in de regio zou kunnen worden gelokaliseerd (zoals begeleid wonen en een kliniek) en de zorgbehoefte per gemeente (kwantitatief en kwalitatief). Mogelijk wordt het onderzoek verbreed naar het aanbod voor andere doelgroepen (dak- en thuislozenzorg, GGZ en jongeren). Als eerste wordt gebruikgemaakt van het lopende onderzoek in de regio naar de spreiding van de huisvesting van bijzondere doelgroepen (waaronder verslaafden).
31
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Afstemming Zorgkantoor en centrumgemeente Afbakening verantwoordelijkheden Periodiek ambtelijk en bestuurlijk overleg Zorgkantoor en centrumgemeente Continu De afstemming is een continu proces gezien lopende ontwikkelingen als bijvoorbeeld de WMO.
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Opstellen productenboek Helder zicht op de activiteiten en vergroten sturingsmogelijkheden Productenboek DeltaBouman 2006 Al enige tijd wordt geprobeerd om de activiteiten van DeltaBouman beter te beschrijven en te kwantificeren in tijd, benodigde fte, bereik onder de doelgroep, etc.. We beschouwen dit als een groeimodel. Dit moet uitmonden in een productenboek waarin de producten van de verslavingszorg in de regio staan beschreven.
Actie Doel Hoe
Periodiek overleg regiogemeenten (ambtelijk en bestuurlijk) Afstemming inzet middelen doeluitkering Plannen centrumgemeente worden jaarlijks ingebracht in regionaal overleg Welzijn en Volksgezondheid Centrumgemeente en regiogemeenten Continu In ieder geval zal op die manier jaarlijks de subsidieaanvraag van DeltaBouman besproken worden met de regiogemeenten. Deze subsidie-aanvraag, voorzien van begroting en activiteitenplan, dient vóór 1 september te worden ingediend voor het daaropvolgende jaar.
Wie Wanneer Toelichting
Actie Doel Hoe Wie Wanneer Toelichting
Beleidsoverleg Uitstroom In aanvulling op uitstroomactiviteiten binnen de verslavingszorg de uitstroom verder inkaderen Via beleidsoverleg aanvullende activiteiten onderzoeken Interne sectoren Start 2005 Binnen de verslavingszorg zijn diverse activiteiten gericht op het maatschappelijk herstel en participatie in de maatschappij van verslaafden. Aanvullend hierop bezien welke mogelijkheden er zijn om vanuit gemeentelijk aanbod de uitstroom verder te bevorderen.
32
Actie Doel Hoe
Invulling geven aan prestatieveld verslavingszorg (uit WMO) Uitvoeren regiefunctie 1 . Het verbeteren van het bereik van de ambulante verslavingszorg. a. aantal cliënten in behandeling b. percentage regulier afgesloten behandelingen 2. Het verminderen van de criminaliteit gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers (preventie en nazorg). a. percentage jeugdige en volwassen allochtone en autochtone veelplegers waarvoor door een stad nazorg- en/of resocialisatietrajecten worden aangeboden én afgerond ten opzichte van het totale aantal geregistreerde jeugdige en volwassen veelplegers. 3. Het verminderen van overlast op straat veroorzaakt door personen, mede door de hulpverlening gericht op overlastgevende personen. a. percentage overlastgevenden dat in maatschappelijke opvang (24 uur per dag beschikbaar in crisissituaties) kan worden geplaatst ten opzichte van het totale aantal geregistreerde overlastgevenden. 4. Toename van het veiligheidsgevoel in 2006 a. Afname overlast algemeen (indicator overlast) b. Afname score 'vaak' van overlast door hangjongeren c. Afname score 'vaak' en 'soms' overlast drugsoverlast (in 2006: 130 drugsgerelateerde meldingen en overlastscore 'vaak' op 6%) Er is in Dordrecht nog geen zicht op het aantal overlastgevenden in de voorzieningen voor maatschappelijke opvang, zoals het slaaphuis en de dagopvang. Het is dan ook te vroeg om een concrete doelstelling te formuleren. De gemeente heeft met het rijk afgesproken om in 2005 een registratie te voeren op het totale aantal permanent overlastgevenden (zie ook punt 3.) 5. Afname persoonsgebonden slachtofferschap van criminaliteit 6. Het voorkomen, reduceren en beheersen van fysieke veiligheidsrisico's
Wie Wanneer Toelichting
Centrum- en regiogemeenten 2006 Vanaf 1 januari 2006 krijgt iedere gemeente met de Wet maaatschappelijke ondersteuning (WMO) nog sterker de verantwoordelijkheid en regie voor deze doelgroep. De gemeente Dordrecht richt zich in dat kader meer op 'harm reduction' en de doelgroep chronisch verslaafden. Voor de gemeente Dordrecht zijn de doelstellingen uit het lokaal sociaal beleid, GSB III en het Integraal Veiligheidsprogramma richtinggevend
33
8.
Communicatie
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de totstandkoming van de nota en hoe de relevante partijen daarbij zijn betrokkenen. Daarnaast komt de communicatie na vaststelling van de nota aan de orde. 8.1 Communicatie bij de totstandkoming van de nota Bij de totstandkoming van de nota zijn diverse partijen betrokken om informatie in te winnen en draagvlak te creëren. Op 21 januari 2005 zijn alle betrokken partijen uitgenodigd voor een bijeenkomst over het conceptbeleid. Hierbij waren aanwezig vanuit de gemeente Dordrecht de sectoren Stadsontwikkeling en Onderwijs & Welzijn. Als externe partners waren aanwezig DeltaBouman, De Grote Rivieren, De Hoop en de politie Zuid-Holland-Zuid. De Sociale Dienst, het Programmabureau Wijkgericht werken, de GGD Zuid-Holland-Zuid en het Leger des Heils waren ook uitgenodigd. Daarnaast zijn deze partijen ook regelmatig via e-mail gevraagd om op nieuwe versie van het concept te reageren. De sector 00V, het OM en het Leger des Heils hebben schriftelijk op de nota gereageerd. Daarnaast hebben De Hoop en De Grote Rivieren regelmatig via de e-mail tussentijdse reacties aangeleverd. Binnen de gemeente Dordrecht is de nota in de beleidsgroep Sociale Veiligheid aan de orde geweest. Om de betrokkenheid met de regiogemeenten te stimuleren is het concept-plan besproken in het Ambtelijk Overleg en Portefeuillehoudersoverleg Welzijn en Volksgezondheid. De zienswijzen van al deze partijen zijn zoveel als mogelijk in de nota verwerkt. 8.2 Communicatie na vaststelling De vaststelling van de nota is belangrijk nieuws om naar buiten te brengen, waarbij moet worden ingegaan op de kern van de herijking. De belangrijkste boodschap is dat de uitgangspunten van 10 jaar geleden nu nog steeds actueel zijn, maar dat de gemeente nadrukkelijker de focus legt bij preventie en harm reduction. Bij preventie is de primaire doelgroep de jongeren; bij harm reduction wordt de nadruk meer gelegd bij de chronisch verslaafden die veelal ook voor overlast zorgen. De gemeente ziet voor zichzelf vooral een taak in het toeleiden naar zorg en het inkaderen bij uitstroom/maatschappelijk herstel. De primaire doelgroepen voor communicatie in de fase na vaststelling van de nota zijn: algemeen publiek, instellingen en regiogemeenten. Het doel van de communicatie is om deze groepen te informeren over het herijkte beleid en de opgenomen acties. Hoe: •
• •
algemeen publiek: via persbericht en een artikel met de belangrijkste punten uit de nota op de gemeentepagina in de Stem van Dordt; instellingen: zie algemeen publiek en aanvullend hierop toesturen van de nota en via artikel in Welwijs (electronische nieuwsbrief van O&W) regiogemeenten: primair via toesturen nota
Verder wordt op de momenten dat acties uit de nota ten uitvoer komen hierover gecommuniceerd. Afhankelijk van de actie en wie we via communicatie willen bereiken (algemeen publiek, instellingen, gemeenten) worden bijpassende communicatiemiddelen gekozen (persbericht. Welwijs, e.d.).
34
9.
Financiën
De gemeente Dordrecht is centrumgemeente voor de WZV-regio Dordrecht. Zij beheert de gelden uit de doeluitkering Maatschappelijke opvang en Verslavingsbeleid. De beschikbaar gestelde gelden binnen deze doeluitkering ten behoeve van verslavingsbeleid worden in totaliteit besteed aan de voorzieningen voor verslavingszorg. Het gaat om een bedrag van circa € 1 miljoen (niveau 2005). Deze middelen zijn bedoeld voor activiteiten op het terrein van verslavingsbeleid, bestaande uit ambulante hulpverlening gericht op verslavingsproblemen, en preventie van verslavingsproblemen inclusief activiteiten in het kader van de bestrijding van overlast door verslaving. De nota verslavingszorgbeleid dient als richtsnoer bij de prioteitstelling en verdeling van de middelen. Ten opzichte van de huidige (financiële) situatie betekent dat geen wijziging van beleid. De doeluitkering Maatschappelijke opvang en Verslavingsbeleid gaat, in de nieuwe convenantsperiode van het Grotestedenbeleid van 2005 tot en met 2009 (GSBIII), onderdeel uitmaken van de Brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid. Met ingang van 1-1-2006 krijgen de gemeenten te maken met de Wet maatschappelijke opvang en daarin is verslavingszorg opgenomen als één van de prestatievelden. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er in de financiering van dit beleidsterrein wijzigingen optreden.
35