Monitor en evaluatie Verslavingsbeleid Katwijk 2000 - 2007 Maart 2008
2
Inhoudsopgave Samenvatting.............................................................................................................................. 5 1 Inleiding ............................................................................................................................. 9 2 Onderzoeksvragen en methoden ...................................................................................... 11 2.1 Genotmiddelengebruik en verslavingszorg .............................................................. 11 2.2 Evaluatie verslavingsbeleid Katwijk 2000 - 2007.................................................... 11 3 Cijfers alcohol .................................................................................................................. 13 3.1 Jongeren, volwassenen en ouderen .......................................................................... 13 3.2 Uitgaande jongeren en alcohol ................................................................................. 17 4 Cijfers soft- en harddrugs................................................................................................. 18 4.1 Cannabis ................................................................................................................... 19 4.2 Cocaïne, XTC en amfetamine .................................................................................. 21 4.3 Uitgaande jongeren en drugs.................................................................................... 21 5 Cijfers verslavingszorg..................................................................................................... 23 5.1 Stichting De Brug..................................................................................................... 23 5.2 Brijder verslavingszorg ............................................................................................ 25 5.3 Totaal gebruik verslavingszorg ................................................................................ 26 6 Evaluatie gemeentelijk verslavingsbeleid ........................................................................ 27 6.1 Beleids- en werkplannen Stichting Kocon ............................................................... 27 6.2 WIZDIZ-vragenlijst ................................................................................................. 29 6.3 Interviews ................................................................................................................. 30 7 Conclusies en beschouwing ............................................................................................. 35 7.1 Conclusies ................................................................................................................ 35 7.2 Beschouwing over effecten van preventiebeleid...................................................... 38 8 Aanbevelingen.................................................................................................................. 41 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
Organogram Stichting Kocon ................................................................................. 43 Gegevensbronnen ................................................................................................... 45 Beleidsdocumenten Platform Kocon ...................................................................... 47 Wizdiz-vragenlijst................................................................................................... 49 Lijst geïnterviewden 2007 ...................................................................................... 51 Overzicht partijen en betrokkenen.......................................................................... 53 Tabellen cijfers alcohol- en drugsgebruik .............................................................. 55 Resultaten in kort bestek......................................................................................... 57
3
Colofon: Opdrachtgever: Uitvoerder: Onderzoekers:
Gemeente Katwijk GGD Hollands Midden Hanneke Tielen Dorien Krab Publicatienummer: 07032 Bestellen: 071-516 33 36 Email:
[email protected]
© maart 2008
4
Samenvatting De GGD Hollands Midden heeft in opdracht van de gemeente Katwijk de Monitor Alcohol en Drugs uit 2000 geactualiseerd. Alle beschikbare cijfers over alcohol- en drugsgebruik en het gebruik van de verslavingszorg tussen 2000 en 2007 zijn op een rij gezet. Daarnaast is een procesevaluatie uitgevoerd ten aanzien van het verslavingsbeleid van de gemeente Katwijk. Beleids- en werkplannen die tussen 2000 en 2007 zijn verschenen, zijn geanalyseerd en er zijn interviews gehouden met vijftien direct betrokkenen bij de ontwikkeling en uitvoering van het gemeentelijk verslavingsbeleid. Ten slotte is een beperkte literatuurstudie gedaan naar effecten van preventie.
Alcoholgebruik De gemiddelde leeftijd waarop kinderen met alcohol kennismaken is in de vijf jaar voorafgaande aan 2003 jonger geworden. Onder 12-14 jarigen zijn meer meisjes alcohol gaan drinken. Het aantal glazen dat door 12-17 jarigen bij één gelegenheid wordt gedronken is in zeven jaar tijd toegenomen van 3,3 in 1996 naar 5,7 in 2003. In Katwijk is de mate van alcoholgebruik door de jeugd gelijk aan dat in de rest van Zuid-Holland Noord. Onder volwassenen vanaf 35 jaar wordt in Katwijk in 2005 door minder mensen alcohol gedronken en zij drinken ook minder glazen per gelegenheid, dan elders in Zuid-Holland Noord.
Drugsgebruik Het cannabisgebruik onder 12-17 jarigen is in 2003 gelijk aan vijf jaar ervoor. Ook het gebruik van cocaïne, XTC en/of amfetamine onder 18-26 jarigen is in dezelfde periode gelijk gebleven. Op een willekeurige uitgaansdag in 2002 had 8% van de mannelijke cafébezoekers en 1% van de vrouwen cocaïne gebruikt. In de jongerencentra wordt meer cocaïne gebruikt onder de jongens dan in de cafés en discotheken. Het cannabis- en cocaïnegebruik is in Katwijk gelijk aan elders in Zuid-Holland Noord.
Verslavingszorg Het aantal cliënten van De Brug schommelt tussen 1999 en 2007 tussen de 80 en 100. Het aantal cliënten van Brijder Verslavingszorg dat uit Katwijk komt is toegenomen van 149 naar 245. De grootste toename geldt de alcoholverslaafden. De samenstelling van de cliënten van De Brug en Brijder Verslavingszorg is verschoven naar minder heroïneverslaafden, meer alcohol- en cocaïneverslaafden. Deze trends komen overeen met de landelijke ontwikkelingen.
Verslavingsbeleid Stichting Kocon is in 2004 opgericht met Platform Kocon als opvolger van Platform Verslavingszorg Katwijk. Het Platform heeft haar prioriteiten verlegd van drugs- naar alcoholbestrijding. Alcohol is als probleem op de gemeentelijke politieke agenda gezet en het collectieve bewustzijn ten aanzien van alcoholproblemen onder jongeren, is vergroot. De geïnterviewden zijn tevreden met de onderlinge samenwerking in het Platform, de open sfeer waarin wordt gediscussieerd en de beleidsruimte die de gemeente het Platform geeft. Taakverdeling en verantwoordelijkheden tussen stichting, Platform en gemeente zijn in 2004 in een convenant vastgelegd. In de praktijk blijkt hierover op de werkvloer niet altijd duidelijkheid te bestaan.
5
De doelgroep waarop het Platform haar activiteiten richt, heeft zich in de loop der jaren uitgebreid: de leeftijd van de jongeren wordt steeds jonger (basisschool), ouders worden actiever betrokken bij de voorlichting en er zijn steeds meer ketenpartners benaderd voor het maken van afspraken, zoals horeca, supermarkten en jongerencentra. De laatste jaren is de nadruk meer op handhaving en juridische mogelijkheden gaan liggen. Hierbij lopen de gemeente en het Platform aan tegen landelijke wet- en regelgeving wat de mogelijkheden voor eigen plannen beperkt. Inhoudelijk verschuift de laatste jaren de aandacht van verslavingspreventie en –zorg naar maatschappelijke opvang en reïntegratie. De Brug ontvangt bijvoorbeeld ook niet-verslaafden en begeleidt ex-gedetineerden. Het Platform neemt steeds meer taken op zich waardoor de voorbereiding en evaluatie in de knel komen. Voor sommigen is dit een zorgelijke ontwikkeling.
Aanbevelingen 1. Preventie overmatig alcoholgebruik De meest recente wetenschappelijke inzichten geven aan dat preventie van overmatig alcoholgebruik alleen werkt als bewustwording, voorlichting en signalering samen gaan met beperking van de beschikbaarheid van alcohol, controle en handhaving. Bovendien blijkt uit onderzoek dat ‘zelfregulering door de sector’ niet werkt zonder controle en handhaving door de overheid. Dit leidt tot onderstaande aanbevelingen: - beperken van de omvang en inhoud van alcoholreclame en marketing - handhaven en/of verhogen van leeftijdsgrenzen voor verkoop alcohol, beperken verkooppunten - verlagen van wettelijk toegestane alcoholpromillage in het verkeer en at random uitgevoerde ademanalyses met inbeslagname van het rijbewijs Katwijk start in 2008 een pilot project waarin zij zelf de alcoholverkoop aan jongeren tot en met vijftien jaar gaat controleren. Dit is een veelbelovende weg, mits het gepaard gaat met implementatie in de gehele gemeente zodat maatregelen elkaar op verschillende niveaus versterken: - mobiliseren van het brede publiek (op maatregelen aansluitende voorlichting) - ondersteunen van alcoholaanbieders en –verkopers om beleid aan te passen - controle en handhaving (scholen, jongerencentra, horeca, detailhandel, sportclubs, verkeer) - beperking van alcoholverkooppunten - een aantal jaren achtereen volhouden
2. Stichting Kocon en gemeentelijk alcoholpreventiebeleid De tevredenheid over Platform Kocon als openbaar discussieforum en plannenbedenker is groot. De ‘Proeftuinfunctie’ dient te worden behouden. Er moet meer aandacht en tijd komen voor evaluatie van de uitgedachte en uitgevoerde plannen en bijstellen van het beleid. De gemeente zal de rol van het Platform moeten formuleren bij de ontwikkeling van een integrale visie waarin de samenhang duidelijk wordt tussen de nieuwe nota verslavingsbeleid, de WMO-prestatievelden en het Regionaal Kompas. De capaciteit van de secretariële ondersteuning van het Platform dient hieraan te worden aangepast.
6
3. Meetbare doelen Cijfers over alcoholgebruik in de bevolking zijn niet direct bruikbaar als prestatie-indicatoren voor beleid. Om activiteiten te kunnen evalueren is het nodig van te voren een aantal meetbare doelen te stellen. Beginwaarden moeten bekend zijn. Achteraf kan dan gemakkelijker worden nagegaan in hoeverre de werkelijke resultaten tegemoetkomen aan de gewenste en verwachte.
7
8
1
Inleiding
In 2000 heeft de gemeente Katwijk voor het eerst een monitor laten uitvoeren waarin gegevens zijn verzameld over het alcohol- en drugsgebruik in Katwijk. Daarnaast is een aantal jongeren geïnterviewd naar hun motivaties en attituden ten opzichte van het gebruik. Tenslotte zijn de preventieactiviteiten op een rij gezet. Het onderzoeksbureau Eysinck, Smeets en Etman uit Den Haag heeft het onderzoek uitgevoerd. De gegevens waren afkomstig van de GGD Hollands Midden (voorheen GGD Zuid-Holland Noord), Stichting De Brug, Brijder Verslavingszorg (voorheen Parnassia), Politie Hollands Midden en het jongerenwerk.
De gemeente Katwijk heeft in de zomer van 2007 de GGD Hollands Midden verzocht de cijfers uit de Monitor 2000 te actualiseren. De gemeente heeft in de afgelopen jaren veel energie gestoken in preventieactiviteiten gericht op jeugd en jongeren ten aanzien van het alcoholgebruik. De vraag is hoe het alcoholgebruik onder jongeren zich in deze periode heeft ontwikkeld. De meest recente beschikbare gegevens over alcohol- en drugsgebruik onder jongeren zijn echter uit 2003. De ontwikkeling tussen 2003 en 2007 is dus niet bekend. In het najaar van 2008 is de volgende peiling door de GGD onder jongeren gepland.
Naast de actualisatie van de cijfers is de GGD verzocht het verslavingsbeleid 2000 – 2007 te evalueren. De gemeente wil weten wat de effecten van haar beleid zijn geweest. Een effectevaluatie is echter niet haalbaar om verschillende redenen. Ten eerste ontbreekt specifieke kennis over de beginsituatie bij een duidelijk omschreven doelgroep. Het is te veelomvattend om interventies van de afgelopen zeven jaar afzonderlijk te evalueren naar wijze van uitvoering, aantal bereikte mensen en dergelijke. Ten slotte zijn effectevaluaties altijd lastig omdat effecten door externe invloeden (die niets met het beleid te maken hebben) niet zijn uit te sluiten. Daarom is gekozen voor beperking tot de uitvoerders van het beleid (gemeente, Platform Kocon en partners) en het analyseren van alle beleidsplannen en verslagen die tussen 2000 en 2007 zijn gepubliceerd. De doelgroepen van het beleid (jongeren, intermediairs) zijn niet bij de evaluatie betrokken. De evaluatie zal zich richten op de inhoud van het beleid, de samenwerking, het draagvlak en randvoorwaarden.
9
10
2
Onderzoeksvragen en methoden 2.1
Genotmiddelengebruik en verslavingszorg
Onderzoeksvragen 1
In welke mate gebruiken Katwijkers alcohol en/of drugs?
2
Hoe verhoudt het alcohol- en drugsgebruik van Katwijkers zich ten opzichte van inwoners in de regio?
3
Wat is de ontwikkeling in het alcohol- en drugsgebruik sinds 2000?
4
Hoeveel Katwijkers maken gebruik van de verslavingszorg?
5
Wat is de ontwikkeling in het gebruik van de verslavingszorg sinds 2000?
Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg zijn in 2006 gefuseerd tot de gemeente Katwijk. De actualisatie van de cijfers geldt voor Katwijk van na de fusie. De cijfers van Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg die dateren van voor 2006 zijn samengevoegd.
Methoden Om de ontwikkeling van het alcohol- en drugsgebruik in kaart te brengen wordt geput uit de resultaten van onderstaande onderzoeken. De onderzoeken die sinds 2000 in Katwijk zijn uitgevoerd naar het alcohol- en/of drugsgebruik van jongeren, volwassenen en ouderen, staan in chronologische volgorde.
Onderzoeken in Katwijk vanaf 2000. - Alcohol- en Drugs Monitor 2000, gemeente Katwijk, februari 2001 - Alcohol Meetkeet 2002, onderzoek in horeca en voetbalkantines, april 2003
807 respondenten
- Veilig in Katwijk Stappen, enquête onder 13-15 jarige Katwijkers, 2003
585 respondenten
- Gezondheidspeiling 2003 jongeren 12-26 jaar, oktober 2003 - Scholierenpeiling 2003 genotmiddelen en gokken, oktober 2004
3697 respondenten 705 respondenten
- Stichting Alexander, panelgesprekken met 14-25 jarigen, december 2004 - Gezondheidspeiling 2005 volwassenen en ouderen 19-94 jaar, juni 2006
26 jongeren 3486 respondenten
Om de ontwikkeling van het gebruik van de verslavingszorg in kaart te brengen worden cliëntgegevens opgevraagd bij Stichting De Brug en Brijder Verslavingszorg (voorheen Parnassia circuit verslavingszorg) van 1999 tot en met 2006.
2.2
Evaluatie verslavingsbeleid Katwijk 2000 - 2007
Onderzoeksvragen 6
Welke plannen uit de beleids- en werkplannen zijn gerealiseerd?
7
Hoe is het proces rondom het verslavingsbeleid verlopen sinds 2000?
8
Wat zijn de knelpunten en welke aanbevelingen voor toekomstig beleid kunnen worden gedaan?
11
Methoden Voor het beantwoorden van de vragen zijn de beleids- en werkplannen van het Platform Kocon betreffende alcohol- en drugspreventie doorgenomen, verschenen tussen 1 januari 2000 en 1 mei 2007. Uit jaarverslagen en voortgangsrapportages is bekeken in hoeverre plannen zijn gerealiseerd.
Om inzicht te krijgen in het beleidsproces sinds 2000, is aan de direct betrokkenen van het 1
verslavingsbeleid een vragenlijst gestuurd, de zogenaamde WIZDIZ . De WIZDIZ-vragenlijst (Werkgroep Integrale Zorg, Diagnose-instrument Integrale Zorg) is een instrument om een proces in de openbare gezondheidszorg te meten. De WIZDIZ is ontwikkeld aan de Universiteit Maastricht met behulp van onderzoek naar Hartslag Limburg en de succes- en faalfactoren voor samenwerking in netwerken. De succes- en faalfactoren zijn onderverdeeld in vier clusters, die gezamenlijk de (on)mogelijkheden
van
samenwerking
bepalen:
‘lokale
context’
(de
dagelijkse,
praktische
omstandigheden in het gebied van het netwerk); ‘draagvlak’ (commitment); ‘management’ (besturing en beheersing van het netwerk); ‘externe factoren’ (de bredere context van het netwerk). Per cluster (met respectievelijk 16, 14, 32 en 5 vragen) wordt een gemiddelde score van de respondenten berekend, die worden ingedeeld in vier categorieën: (zeer) ongunstig; niet gunstig, niet ongunstig en (zeer) gunstig. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met vijftien direct betrokkenen bij de ontwikkeling en/ of uitvoering van het verslavingsbeleid in de gemeente Katwijk (Bijlage 5).
1
Procesmanagement in public health; ontwerp, analyse & verandering. Bohlmeijer E, Ruland E, Raak Av, MurVeenman I (redactie).Trimbos Instituut, Utrecht. 2005.
12
3
Cijfers alcohol
3.1
Jongeren, volwassenen en ouderen
Hoeveel mensen drinken alcohol? Het merendeel van de kinderen heeft de eerste ervaring met alcohol als zij op de basisschool zitten. In 2003 heeft 64% van de Katwijkse leerlingen in groep 7 en 8 tenminste één keer alcohol gedronken. De overgang naar het voortgezet onderwijs gaat gepaard met een toename van het aantal leerlingen dat kennis maakt met alcohol. In de eerste twee klassen heeft 85% ooit alcohol gedronken en in de derde klas 94%. peiling 2 : 12-26 jaar 2003; 27-94 jaar 2005
De eerste kennismaking met
100 90
alcohol
vindt
op
steeds
80
jongere leeftijd plaats. In 1996
70
had nog maar 32% van de
percentage 50 drinkers
basisschoolleerlingen ooit een
40
60
Katwijk peiling 2 overig ZHN peiling 2
30
keer alcohol gedronken. In zeven
jaar
tijd
is
het
20 10 0
percentage
12-14 15-17 18-23 24-26 27-34 35-49 50-64 65-74 75-94
leeftijd
basisschoolleerlingen
dat
ervaring heeft met alcohol verdubbeld.
Figuur 1 Alcoholgebruik de afgelopen vier weken in Katwijk en overig Zuid-Holland Noord
Naarmate leerlingen ouder worden wordt het normaler om regelmatig alcohol te drinken. Op 12-14 jarige leeftijd heeft een kwart de afgelopen vier weken alcohol gedronken. Dit percentage loopt op tot bijna 80% op 15-17 jarige leeftijd en bijna 90% boven de achttien jaar. Pas boven de 35 jaar neemt het percentage alcoholdrinkers weer af tot onder de 80%. Van de hoogbejaarden (75-94 jaar) drinkt nog 65%.
In Katwijk drinken evenveel jongeren alcohol als in overig Zuid-Holland Noord. Onder Katwijkse inwoners tussen 35 en 94 jaar wordt door minder mensen alcohol gedronken dan in overig ZuidHolland Noord (zie figuur 1)
Is het percentage drinkers toe- of afgenomen? Het percentage drinkers is in Katwijk tussen de eerste en tweede peiling onder jongeren en jongvolwassenen toegenomen en onder 35-plussers afgenomen. Figuur 2 laat de verschillen tussen de eerste en tweede peiling zien naar leeftijd.
13
De toename onder jongeren geldt voor de meisjes van 12-14 jaar en vrouwen van 18-23 jaar. In overig Zuid-Holland Noord zijn ook meer jonge meisjes en vrouwen gaan drinken. Meisjes hebben hun achterstand ten opzichte van peiling 1: 12-26 jaar 1998, 27-64 jaar 2000 peiling 2: 12-26 jaar 2003, 27-94 jaar 2005
jongens ingelopen. Het percentage drinkers onder
100 90
35-64 jarigen is in Katwijk juist
80
afgenomen. De ouderen zijn
70
pas bij de tweede peiling bij het
percentage 50 drinkers
onderzoek betrokken.
60
Katwijk peiling 2 Katwijk peiling 1
40 30 20
De daling van het percentage
10 0
drinkers onder 35-plussers heeft
12-14 15-17 18-23 24-26 27-34 35-49 50-64 65-74 75-94
leeftijd
in de rest van Zuid-Holland
Figuur 2 Alcoholgebruik de afgelopen vier weken in Katwijk; eerste en tweede peiling
Noord niet plaatsgevonden.
Vergelijking met landelijke cijfers: het aandeel scholieren dat op jonge leeftijd alcohol drinkt is tussen 1999 en 2003 toegenomen. Onder twaalfjarigen nam het percentage drinkers tussen 2003 en 2005 weer wat af. Het percentage drinkers onder volwassenen bleef tussen 2001 en 2005 stabiel.
Hoeveel jongeren drinken vijf of meer glazen bij één gelegenheid? Bij de tweede peiling in 2003 (figuur 3) drinkt in Katwijk 7% van de 12-14 jarigen en ruim 30% van de 15-17 jarigen vijf of meer glazen alcohol bij één gelegenheid in de afgelopen twee weken. De helft van de 18-23 jarigen drinkt deze hoeveelheid en eenderde van de 24-26 jarigen. De 18-23 jarigen zijn hiermee de ‘grootste drinkers’. Van de drinkers is een kwart van de 12-14 jarigen een veeldrinker (vijf of meer glazen bij één gelegenheid), vier van de tien 15-17 jarigen drinken veel, 60% van de 18-23 jarigen en 40% van de 24-26 jarigen.
veel drinken : 5 of meer glazen bij één gelegenheid in afgelopen twee weken
Volgens het Trimbos-instituut is 60
‘veel drinken’ onder jongeren 50
meer regel dan uitzondering. In 40
2003 hoorde tweederde van de drinkende 12-16 jarigen tot de
Katwijk 2003 Katwijk 1998
percentage 30 veeldrinkers
overig ZHN 2003 overig ZHN 1998
20
veeldrinkers. Bij het Trimbos-
10
instituut is naar de afgelopen zes
maanden
gevraagd.
0 12-14
In
15-17
18-23
leeftijd
Katwijk is gevraagd naar de afgelopen Daardoor
twee is
het
weken.
Figuur 3 Percentage veeldrinkers onder jongeren
landelijk
percentage veel hoger dan het Katwijkse.
14
24-26
Zijn jongeren meer of minder glazen per gelegenheid gaan drinken? De resultaten van de gezondheidspeiling onder jongeren tussen 12-26 jaar van de GGD en de scholierenpeiling onder 10-18 jarigen van het Trimbos-instituut spreken elkaar tegen. Volgens de gezondheidspeiling is het percentage ‘veeldrinkers’ (vijf of meer glazen bij één gelegenheid) tussen 1998 en 2003 in Katwijk gelijk gebleven en in de rest van Zuid-Holland Noord iets gedaald (figuur 3).
Uit de scholierenpeiling van het Trimbos-instituut blijkt dat leerlingen in het voortgezet onderwijs tussen 1996 en 2003 gemiddeld meer glazen alcohol bij één gelegenheid zijn gaan drinken (tabel 1). Deze trend is voor Katwijk en Zuid-Holland Noord hetzelfde. Tabel 1 Gemiddeld aantal glazen alcohol bij één gelegenheid (leerlingen voortgezet onderwijs) Katwijk Overig ZHN 2003 1996 2003 1996 n = 236 n = 299 n = 1375 n = 2411 leeftijd 12-14 jaar 5,1 1,8 3,4 1,6 15-17 jaar 6,6 5,1 6,0 4,5 geslacht jongen 6,1 3,8 5,7 3,7 meisje 5,2 2,9 4,2 2,5 totaal 5,7 3,3 5,0 3,1
Recentere landelijke cijfers van het Trimbos-instituut duiden op een verdere toename van het percentage veeldrinkers onder leerlingen in het voortgezet onderwijs tussen 2003 en 2005.
Uit de gezondheidspeiling komt bovendien naar voren dat het percentage veeldrinkers in Katwijk in 1998 onder dat van de rest van Zuid-Holland Noord lag. In 2003 zijn de twee percentages gelijk, met uitzondering van de 24-26 jarigen. In deze groep is het percentage ‘veeldrinkers’ in Katwijk onder dat van Zuid-Holland Noord gebleven.
Hoeveel jongeren onder de 16 jaar kopen wel eens alcohol? Het is wettelijk verboden aan jongeren onder de 16 jaar alcohol te verkopen. Toch gebeurt het regelmatig. Een kwart van de 12-15 jarige Katwijkers zegt wel eens alcohol te kopen. Dat doen ze vooral in de supermarkt (13%) en in café of discotheek (14%). Tien procent koopt wel eens bij de slijter en een veel kleiner percentage koopt wel eens alcohol in de sportkantine of jongerencentrum (beide 2%) of ergens anders (3%). Het valt op dat Katwijkse jongeren onder de 16 jaar vaker alcohol kopen dan leeftijdgenoten elders in Zuid-Holland Noord. In overig Zuid-Holland Noord koopt één van de tien 12-15 jarigen wel eens alcohol. Vergelijking met landelijke cijfers: in 2004 gaf een kwart van de 12-16 jarigen aan wel eens alcohol te kopen. Dit percentage komt overeen met het Katwijkse percentage.
15
Hoeveel volwassenen zijn excessieve drinkers? Excessieve drinkers zijn mensen die 20 glazen alcohol of meer drinken per week. Dit komt neer op drie glazen of meer per dag. De doorgetrokken blauwe lijn in figuur 4 toont het percentage excessieve drinkers in Katwijk naar leeftijd in 2005. In dit jaar behoort 18% van de 18-34 jarigen tot de excessieve drinkers. Dit percentage is een stuk lager voor 35-49 excessief drinken : 20 glazen alcohol of meer per week
jarigen (7%). Het percentage
25
excessieve drinkers onder 5020
64 jarigen neemt weer toe tot 12%.
Op
neemt
hogere het
leeftijd
percentage
Katwijk 2005
percentage 15 excessieve drinkers 10
Katwijk 2000 overig ZHN 2005 overig ZHN 2000
excessieve drinkers sterk af tot 8% van de 65-74 jarigen. Van de Katwijkse 75-plussers
5
0 18-34
35-49
heeft niemand gerapporteerd meer dan 20 glazen per week
50-64
65-74
75-94
leeftijd
Figuur 4 Percentage excessieve drinkers
te drinken.
Onder jongvolwassenen tot 34 jaar zijn in Katwijk ongeveer evenveel excessieve drinkers als onder leeftijdgenoten in overig Zuid-Holland Noord. De leeftijdsgroepen vanaf 35 jaar tellen in Katwijk minder excessieve drinkers dan in overig Zuid-Holland Noord. Ook onder ouderen in Katwijk zijn minder excessieve drinkers dan in overig Zuid-Holland Noord. Bij de ouderen zijn het vooral de vrouwen die minder drinken.
Is het percentage excessieve drinkers toe- of afgenomen? De 18-34 jarige Katwijkers zijn meer gaan drinken. Figuur 4 toont dat in 2000 slechts 12% tot de excessieve drinkers behoorde en in 2005 is dit gestegen naar 18%. Het percentage excessieve drinkers onder oudere volwassenen is gelijk gebleven. In overig Zuid-Holland Noord is men in alle leeftijdsgroepen tot 65 jaar meer gaan drinken. De grootste toename heeft plaats gevonden bij de jongere groep van 18-34 jaar.
Vergelijking met landelijke cijfers is lastig vanwege definitieproblemen. Volgens het CBS is sprake van ‘zwaar drinken’ zodra op één of meer dagen per week minstens zes glazen alcohol wordt gedronken. Volgens deze definitie was in 2005 elf procent van de bevolking van twaalf jaar en ouder een zware drinker. Dit is ongeveer evenveel als tien jaar geleden. ‘Probleemdrinkers’ zijn mensen die niet alleen boven een bepaalde drempelwaarde drinken, maar daarnaast door hun alcoholgebruik problemen ondervinden. Volgens deze definitie is 17% van de mannen en 4% van de vrouwen een probleemdrinker. Probleemdrinken komt het meest voor in de leeftijd van 16-24 jaar: 34% van de mannen en 9% van de vrouwen in deze leeftijdsgroep is een probleemdrinker.
16
3.2
Uitgaande jongeren en alcohol
Het alcoholgebruik is voor veel jongeren gekoppeld aan het uitgaan. Jongeren die uitgaan drinken vaker alcohol en ook meer glazen dan jongeren die niet uitgaan. Van de 13-15 jarigen die niet uitgaan, drinkt 40% wel eens alcohol tegenover tweederde van de leeftijdgenoten die wel uitgaan.
Hoeveel jongeren gaan regelmatig uit? In tabel 2 staat het percentage jongeren dat regelmatig (een paar keer per maand) uitgaat naar café of discotheek. De helft van de Katwijkse 12-13 jarigen en zes van de tien 14-15 jarigen gaan regelmatig uit. Van de 16-17 en 18-23 jarigen gaat ruim 80% regelmatig uit. Ruim de helft van de 24-26 jarigen gaat regelmatig uit. Het valt op dat minderjarigen in Katwijk vaker uitgaan dan leeftijdgenoten uit overig Zuid-Holland Noord. De 18-23 jarigen gaan even vaak uit en de 24-26 jarigen uit Katwijk gaan minder vaak uit dan leeftijdgenoten in overig Zuid-Holland Noord.
Tabel 2 Percentage jongeren dat meerdere keren per maand uitgaat 2003 rest van Zuid-Holland Katwijk Noord Leeftijd % % 12-13 jaar 52 32 14-15 jaar 62 49 16-17 jaar 83 75 18-23 jaar 82 85 24-26 jaar 55 73
Onderzoek onder 13-15 jarigen (VIKS, 2003) levert hogere percentages op. Hieruit zou blijken dat 80% van de 13-15 jarigen regelmatig in Katwijk uitgaat.
Hoeveel jongeren drinken alcohol als zij uitgaan? Een kwart van de uitgaande jongeren onder de zestien jaar drinkt alcohol als zij uitgaan (gezondheidspeiling 2003). Ander onderzoek onder 13-15 jarigen (VIKS, 2003) levert een hoger percentage op: 70% zegt op een uitgaansdag alcohol te drinken. Zeven van de tien 16-17 jarigen drinken alcohol tijdens het uitgaan en acht van de tien 18-26 jarigen.
Hoeveel glazen alcohol drinken jongeren op een uitgaansdag? In 2002 is in Katwijk onderzoek gedaan naar het alcohol- en druggebruik onder cafébezoekers, bezoekers van twee voetbalkantines en twee jongerensociëteiten. In 2004 is hetzelfde onderzoek uitgevoerd in Noordwijk. In tabel 3 staan cijfers over het alcoholgebruik Tabel 3 Alcoholgebruik bij het uitgaan 16-30 jarigen
Ruim de helft van de cafébezoekers
heeft
Katwijk 2002
Noordwijk 2004
Alcohol gedronken voor het uitgaan (indrinken)
56%
54%
Alcohol gedronken in locatie op moment invullen vragenlijst
mannen vrouwen
81% 65%
87% 75%
Gemiddeld aantal glazen gedronken op een uitgaansdag in het weekend
mannen vrouwen
13,6 6,4
12,7 6,7
alcohol gedronken voordat
zij
uitgaan.
Onder
jongeren onder de twintig jaar is dit percentage veel hoger
(ongeveer
70%).
Het percentage dat op een uitgaansdag alcohol drinkt ligt boven de 90%.
17
Mannen drinken gemiddeld 13,6 glazen op een uitgaansdag. Bijna drie glazen hebben zij al op voordat zij uitgaan. Dit is het zogenaamde indrinken. Vrouwen drinken gemiddeld 6,4 glazen op een uitgaansdag, waarvan 1,4 glazen voor het uitgaan. Driekwart van de cafébezoekers in Katwijk en Noordwijk zijn vaste stappers (gaan elke week uit). In de Katwijkse cafés komen vooral Katwijkse jongeren. In Noordwijk komt de meerderheid van de bezoekers uit de regio.
De verschillen tussen Katwijkse en Noordwijkse cafébezoekers zijn klein. Dezelfde vragenlijst in voetbalkantines leverde gelijke cijfers op. Hier wordt dus evenveel gedronken als in cafés.
Uit onderzoek onder 13-15 jarigen (VIKS 2003) blijkt dat bijna de helft van de uitgaanders ‘indrinkt’. Bij het indrinken drinken zij evenveel glazen als later op de avond in het café. Zij drinken gemiddeld zes glazen voordat zij uitgaan en later op de avond in het café ook zes glazen. Ruim 80% zegt dat het ook gezellig kan zijn zonder alcohol. Echter, uit panelgesprekken met jongeren blijkt dat zij verlangen naar een plek voor 16-minners waar ongestoord alcohol kan worden gedronken (St. Alexander 2004).
18
4
Cijfers soft- en harddrugs
4.1
Cannabis
De meest gebruikte illegale drug is cannabis. Cannabis wordt vooral thuis, bij vrienden of in de buitenlucht gebruikt. Een minderheid (16% van de gebruikers) gebruikt cannabis tijdens het uitgaan.
Hoeveel mensen gebruiken cannabis? De kennismaking met cannabis vindt voor veel jongeren plaats als zij op de middelbare school zitten. Op de basisschool heeft 0,3% van de leerlingen in groep zeven en acht ooit cannabis geprobeerd. In het voortgezet onderwijs 21% en in het middelbaar beroepsonderwijs 46%.
In 2003 heeft 6% van de Katwijkse 12-17 jarigen in de afgelopen vier weken cannabis gebruikt. Er is geen verschil tussen jongens en meisjes. Dit is evenveel als leeftijdgenoten in overig Zuid-Holland Noord. Onder jongvolwassenen van 18-26 jaar gebruikt 7% cannabis. Dit is duidelijk minder dan leeftijdgenoten in overig Zuid-Holland Noord (11%).
Vergelijking met landelijke cijfers: in 2003 had 19% van de middelbare scholieren ooit cannabis gebruikt. Dit is evenveel als in Zuid-Holland Noord. Het cannabisgebruik de afgelopen vier weken lag op 8%. Ook dit percentage ligt op hetzelfde niveau als in Katwijk en overig Zuid-Holland Noord.
De cijfers over cannabisgebruik onder Katwijkse volwassenen zijn verouderd, De eerste en enige meting stamt uit 2000. In dat jaar had 14% van de 18-64 jarigen ooit cannabis gebruikt, 4% het afgelopen jaar en 1,2% de afgelopen vier weken. Het percentage dat ooit cannabis had gebruikt was in Katwijk lager dan in overig Zuid-Holland Noord (18%). Het actuele gebruik was in Katwijk gelijk aan overig Zuid-Holland Noord.
Vergelijking met landelijke cijfers: in 2001 had bijna 19% van de Nederlandse bevolking tussen 15 en 64 jaar ooit cannabis gebruikt. Dit percentage is hoger dan het Katwijkse percentage, maar gelijk aan het percentage in overig Zuid-Holland Noord. Het gebruik het afgelopen jaar was 5% en het gebruik de afgelopen vier weken 4%. Het actuele gebruik in Katwijk was in 2000 dus lager dan in Nederland.
Is cannabisgebruik toe- of afgenomen? In figuur 5 staan de percentages voor 1998 en 2003 voor Katwijk en overig Zuid-Holland Noord. Het lijkt alsof in Katwijk tussen 1998 en 2003 het percentage cannabisgebruikende 12-17 jarigen is toegenomen. Deze toename is statistisch niet significant (kan toevallige uitschieter zijn). Ook het verschil tussen Katwijk en overig Zuid-Holland Noord in 2003 kan toevallig zijn.
De conclusie is dan ook dat onder jongeren het cannabisgebruik in Katwijk gelijk is gebleven. In de rest van Zuid-Holland Noord is het cannabisgebruik onder jongeren van 12-17 jaar afgenomen. In 1998 gebruikten minder Katwijkse jongeren cannabis dan jongeren in overig Zuid-Holland Noord.
19
Omdat het gebruik in overig Zuid-Holland Noord is verminderd en in Katwijk gelijk is gebleven, zijn de percentages in 2003 voor Katwijk en overig Zuid-Holland Noord gelijk.
Het gebruik van cannabis door 18-26 jarigen is in Katwijk en in overig Zuid-Holland Noord stabiel gebleven. Hierbij valt op dat het percentage cannabisgebruikers in Katwijk onveranderd lager is dan in overig Zuid-Holland Noord. 12
Omdat in de gezondheidspeiling van 2005 onder volwassenen het drugsgebruik
niet
meer
10
is
8
nagevraagd, zijn geen trendcijfers over
drugsgebruik
volwassenen
in
Katwijk
percentage 6
onder Katwijk
overig ZHN
4
beschikbaar. 2
Vergelijking met landelijke cijfers: na
een
toename
van
0 1998
het
2003 12-17 jaar
1998
2003 18-26 jaar
cannabisgebruik onder jongeren tussen 1992 en 1996 is het
Figuur 5 Percentage cannabisgebruikers afgelopen vier weken
gebruik tussen 1996 en 2003 weer iets gedaald. Deze daling heeft in de regio Zuid-Holland Noord alleen plaatsgevonden in de Rijnstreek. In Katwijk is het cannabisgebruik gestabiliseerd. Onder volwassenen in Nederland is het percentage dat ooit cannabis heeft gebruikt tussen 1997 en 2003 iets gestegen (van 19% naar 22%). Het gebruik de afgelopen vier weken is gestabiliseerd van 4% naar 3%.
Hoe komen jongeren aan cannabis? Omdat cannabis wettelijk alleen in coffeeshops te krijgen is en jongeren onder de achttien jaar hier niet mogen kopen, is in 2003 aan jongeren gevraagd hoe zij aan hun cannabis komen. Alle 12-14 jarige gebruikers hebben de cannabis van vrienden gekregen. Van de 15-17 jarigen heeft bijna de helft de cannabis wel eens in een coffeeshop gekocht. Driekwart betrekt de cannabis van vrienden, 20% koopt bij een koerier en 5% koopt cannabis wel eens op school.
Driekwart van de Katwijkse gebruikers tot 26 jaar, koopt cannabis wel eens in een coffeeshop (in Lisse, Leiden of elders). In overig Zuid-Holland Noord koopt 80% van de gebruikers in een coffeeshop. Katwijkse jongeren maken vaker gebruik van een koerier (62% versus 20% in overig ZuidHolland Noord) of vrienden (70% versus 20% in overig Zuid-Holland Noord), waarschijnlijk omdat Katwijk geen coffeeshop heeft. De cannabismarkt in Katwijk trekt overigens alleen Katwijkers (inclusief Rijnsburgers en Valkenburgers) aan. Jongeren uit de regio komen niet naar Katwijk om cannabis te kopen.
20
4.2
Cocaïne, XTC en amfetamine
Cocaïne, XTC en amfetamine zijn opwekkende middelen die bij een bepaalde groep uitgaanders populair zijn. Omdat ze vooral tijdens het uitgaan worden gebruikt, worden ze partydrugs genoemd.
Hoeveel mensen gebruiken partydrugs? Het gebruik van partydrugs is onder een kleine groep populair en is sterk geassocieerd met uitgaan. De percentages actuele gebruikers in de ‘algemene bevolking’ zijn te klein om harde uitspraken te kunnen doen over mannen en vrouwen, trends in de tijd of vergelijkingen tussen Katwijk en de rest van Zuid-Holland Noord.
Het actuele partydruggebruik is onder 12-17 jarigen in Katwijk bij de laatste peiling in 2003 ongeveer 3%, onder 18-26 jarigen 2%. In de rest van Zuid-Holland Noord gebruikt ongeveer 1% van de 12-17 jarigen partydrugs en 5% van de 18-26 jarigen. De verschillen met Katwijk lijken groot maar kunnen op toeval berusten.
In 2000 bleek 7% van de 18-34 jarige Katwijkers ooit partydrugs te hebben gebruikt, 3% had het afgelopen jaar nog partydrugs gebruikt en 1,3% de afgelopen maand. Vergeleken met overig ZuidHolland Noord (10% ooit gebruikt) hadden minder jongvolwassen Katwijkers ervaring met partydrugs. Boven de 35 jaar zijn er bijna geen gebruikers meer.
Is het gebruik van partydrugs toe- of afgenomen? Tussen 1998 en 2003 is het partydruggebruik onder Katwijkse jongeren en jongvolwassenen waarschijnlijk gelijk gebleven. In overig Zuid-Holland Noord is alleen onder 18-26 jarige mannen een toename van het actuele gebruik gemeten (van 4% naar 8%).
Vergelijking met landelijke cijfers: tussen 1992 en 1996 steeg het percentage actuele cocaïnegebruikers onder 12-18 jarigen van 1,6% naar 3%. Daarna is tot 2003 het percentage gebruikers weer iets gedaald. Jongens hadden vaker ervaring met cocaïne dan meisjes. Tussen 2001 en 2005 is het percentage 15-64 jarigen dat ooit cocaïne heeft gebruikt toegenomen van 2,1% naar 3,4%. Het actuele gebruik is gelijk gebleven op 0,3%.
4.3
Uitgaande jongeren en drugs
De meeste gebruikers van partydrugs hebben met deze middelen kennis gemaakt tijdens het uitgaan. Onder een deel van uitgaande jongeren is het gebruik van partydrugs populair. Daarbij is XTC de laatste jaren gedeeltelijk verdrongen door cocaïne. Bij onderzoek in Katwijkse cafés in 2002 en Noordwijkse cafés in 2004 bleek dat zowel in Katwijk als Noordwijk 8% van de mannelijke bezoekers en 1% van de vrouwen cocaïne had gebruikt op de uitgaansdag. In Katwijk werd in twee jongerensociëteiten door 16% van de mannen cocaïne gebruikt. Dit is tweemaal zoveel als de mannen in de cafés.
21
22
5
Cijfers verslavingszorg
Inwoners van Katwijk met een verslavingsprobleem kunnen zich melden bij stichting De Brug of bij Brijder Verslavingszorg (voorheen Parnassia circuit verslavingszorg). Stichting De Brug is in 1995 in Katwijk begonnen als een vrijwilligersorganisatie. In 2006 heeft zij een AWBZ-erkenning gekregen met zes professionals voor hulpverlening in dienst. Vanaf 2007 biedt De Brug ook deeltijdbehandeling. Het verzorgingsgebied van Brijder Verslavingszorg is Noord- en Zuid-Holland. In Zuid-Holland Noord heeft zij vestigingen in Katwijk, Lisse, Leiden en Alphen aan den Rijn.
5.1
Stichting De Brug
Het aantal verslaafde cliënten van De Brug nam tussen 1999 en 2001 toe van 82 naar 101 personen. Daarna daalde het weer naar 74. Vanaf 2003 ligt het aantal cliënten tussen de 80 en 90. Door problemen met het registratiesysteem is het aantal cliënten in 2004 onbekend. In 2006 zijn 89 cliënten bij De Brug ingeschreven (figuur 6). Een toename van 8% sinds 1999.
In 1999 hebben 70 personen het inloophuis bezocht. In 2006 is dit aantal toegenomen tot 94. Voor een groot deel zijn het cliënten. De laatste jaren wordt het inloophuis ook door daklozen en expsychiatrische patiënten bezocht. Een groot deel van hen is ook verslaafd, vaak aan alcohol. De Brug begeleidt steeds meer partners en andere familieleden van haar cliënten. In 1999 zijn 29 familieleden begeleid. In 2006 is dit aantal bijna verdubbeld en zijn 55 familieleden van cliënten begeleid.
120 100 80 aantal personen
60 40 20 0
Figuur 6
1999
2000
2001
2002
2003
aantal verslaafde clienten
82
98
101
74
86
aantal bezoekers inloophuis
70
72
81
74
80
aantal familieleden
29
33
38
26
30
2004
2005
2006
82
89
91
93
94
22
45
55
Aantal verslaafde cliënten, aantal bezoekers inloophuis en aantal familieleden 1999-2006
23
Figuur 7 laat zien dat er bij de cliënten een verschuiving heeft plaatsgevonden in verslavende middelen. Veel cliënten gebruiken meer dan één middel. De combinatie cocaïne met alcohol komt het meeste voor. Omdat het niet altijd duidelijk is welk middel als hoofdverslaving is aangemerkt, zijn in figuur 7 alle middelen die door de cliënten worden gebruikt weergegeven. Het aantal cliënten dat heroïne gebruikt is sterk afgenomen van 55 in 1999 naar 18 in 2006. Cannabis
70 60
50 heroine cannabis
40
alcohol
aantal clienten
cocaine
30
overige drugs andere verslaving
20
10
0 1999
2000
2001
2006
jaar Figuur 7 Aantal verslaafde cliënten bij stichting De Brug naar middel van verslaving 1999-2006
was in 1999 het tweede meest gebruikte middel met 30 gebruikers. Dit aantal is in 2006 licht gedaald naar 26. Het aantal alcoholverslaafden is bijna verdriedubbeld van 15 in 1999 naar 41 in 2006. Het aantal alcoholverslaafden is in 2006 de grootste groep en heeft heroïne ruimschoots van de eerste plaats verdrongen. Het aantal cocaïnegebruikers is evenals alcohol meer dan verdubbeld van 15 in 1999 naar 39 in 2006. Cocaïne staat in 2006 vlak onder alcohol op de tweede plaats. Ook het gebruik van overige drugs (XTC, speed, medicijnen, psychofarmaca) is toegenomen. Van de 82 cliënten in 2006 gebruiken 58 cliënten (70%) meer dan één verslavend middel. De Brug behandelt steeds meer cliënten met andere verslavingen zoals gok-, eet- en seksverslaving.
Niet alle cliënten van De Brug komen uit Katwijk. In 2006 komen 56 cliënten uit Katwijk, 24 cliënten komen uit de regio Zuid-Holland Noord en 9 cliënten komen van buiten de regio.
24
Project Reïntegratie ex-gedetineerden In 2002 is door het Platform Kocon in samenwerking met De Brug het project ‘Reïntegratie Exgedetineerde Verslaafden’ gestart. Het doel is de opvang en begeleiding van ex-gedetineerden zodat ze niet terugvallen in hun verslaving en hun maatschappelijk herstel wordt bevorderd. In de loop der jaren worden ook ex-gedetineerden begeleid die niet verslaafd zijn. In 2005 zijn zogenaamde Koconwoningen beschikbaar gesteld waarin vier ex-gedetineerde verslaafden wonen in 2006. Ze volgen een strak behandelprogramma. Tabel 4 toont de ontwikkeling van de aanmeldingen en resultaten vanaf 2002 tot en met 2006. Het aantal deelnemers groeit elk jaar, evenals het aantal dat het traject met succes afrondt. Het aantal niet-succesvolle uitvallers is vanaf 2004 gedaald. Tabel 4 Overzicht deelnemers project Reïntegratie Ex-gedetineerden Uitvallers Afvallers jaar 2002 2003 2004 2005 2006 totaal
5.2
Aanmeldingen 13 19 19 29 19 99
Afgewezen 8 8
Deelnemers
Succes
(elders opvang, vernieuwd doel)
(beëindigd, geen doel)
(doel behalend)
(positief afgerond)
6 5 1 6 3 21
5 3 8 6 5 27
2 7 16 23 48
1 3 5 6 15
Brijder verslavingszorg
In figuur 8 staan de aantallen cliënten uit Katwijk die zijn ingeschreven bij Brijder verslavingszorg tussen 1999 en 2006. Bij de uitsplitsing naar verslavend middel gaat het om het middel dat als hoofdverslaving is aangemerkt. Onder ‘overig’ valt overige drugs, gokken en onbekend.
275 250 225 200 175 150 125 100 75 50 25 0
aantal clienten
Totaal Katwijk alcohol heroïne en overige opiaten cocaïne cannabis overig
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Totaal Katwijk
149
139
152
189
211
239
239
245
alcohol
54
48
33
61
97
118
116
120
heroïne en overige opiaten
60
63
73
75
65
66
63
66
cocaïne
6
3
3
6
12
17
13
17
cannabis
2
3
3
3
9
8
9
11
overig
27
22
40
44
28
30
38
31
jaren
Figuur 8 Aantal cliënten Brijder verslavingszorg totaal en naar verslavend middel 1999-2006
25
Tussen 1999 en 2001 schommelt het aantal cliënten tussen de 139 en 152. Vanaf 2002 neemt het aantal cliënten sterk toe tot 245 in 2006. Een toename van 63% sinds 1999. Deze toename wordt verklaard doordat de verslavingszorg in 2002 een financiële impuls kreeg met de opdracht meer aandacht te besteden aan alcoholverslaving. Het aantal cliënten met een alcoholverslaving is na 2001 sterk toegenomen van 33 naar 120. Het aantal heroïnecliënten is sinds 1999 redelijk stabiel gebleven met 66 cliënten in 2006 De toename van het aantal cliënten met een cocaïne- of cannabisverslaving heeft ook bijgedragen aan de groei na 2002. Het totale aantal is echter veel kleiner dan de alcoholverslaafden. Het aantal cocaïneverslaafden is verdriedubbeld van 6 in 1999 naar 17 in 2006. Het aantal cannabisverslaafden is zelfs vijf keer zo groot geworden van 2 in 1999 naar 11 in 2006.
5.3
Totaal gebruik verslavingszorg
In 2006 zijn 56 inwoners uit Katwijk ingeschreven bij De Brug en 33 cliënten die niet in Katwijk wonen. Bij Brijder Verslavingszorg zijn 245 Katwijkers ingeschreven. De overlap tussen cliënten van De Brug en Brijder is niet bekend. Het totale gebruik van verslavingszorg in Katwijk in 2006 ligt tussen de 245 en 334 personen.
26
6
Evaluatie gemeentelijk verslavingsbeleid
In 1992 is het Platform Verslavingszorg opgericht vanuit particulier initiatief vanwege zorgen die men had over de ervaren drugsproblematiek in Katwijk. Vanaf het begin bestond er een breed draagvlak in de gemeente en overeenstemming dat zorg voorrang had boven overlastbestrijding. Deelname aan het Platform was en is nog steeds op vrijwillige basis. In de loop der tijd is de organisatie geprofessionaliseerd. Vergaderingen zijn structureel elke maand met agenda en notulen, beleids- en werkplannen worden opgesteld, de gemeente Katwijk betaalt de secretarisfunctie en koopt capaciteit gezondheidsbevordering in van de GGD ten behoeve van activiteiten van het Platform. In 2004 is de Stichting Kocon opgericht en valt het Platform hieronder met de naam Platform Kocon. De financiële en beleidsontwikkelingstaken zijn hiermee uit elkaar getrokken. Lidmaatschap van het bestuur van de Stichting, inclusief de voorzitter, is onbezoldigd. Het bestuur van de Stichting beheert de financiën en ondersteunt projecten, die door het Platform worden ontwikkeld. Het gemeentelijk budget voor verslavingsbeleid wordt aan de Stichting uitbesteed. Het Platform ontwikkelt beleid en draagt zorg voor de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten. Met de oprichting van Stichting Kocon zijn de activiteiten van het Platform uitgebreid naar Rijnsburg en Valkenburg (samen met Katwijk de ‘KRVgemeenten’). Activiteiten van het Platform Kocon concentreren zich rond de drie peilers preventie, zorg
en
maatschappelijk
herstel.
Het
Platform
Kocon
is
uitgegroeid
tot
het
lokale
samenwerkingsverband van instellingen en vrijwilligers op het gebied van alcohol en drugs. Een overzicht van alle partijen en betrokkenen staat in Bijlage 6. Een vereenvoudigd organogram van de Stichting Kocon is weergegeven in Bijlage 1.
6.1
Beleids- en werkplannen Stichting Kocon
Rond 2000 is in de beleidsplannen de nadruk verschoven van het drugsgebruik naar het overmatig alcoholgebruik, omdat de omvang hiervan zowel lokaal als landelijk veel groter bleek dan aanvankelijk werd aangenomen. Doelstellingen in 2000 voor wat betreft alcoholmisbruik waren in het bijzonder gericht op het ontmoedigen van startend gebruik, het wijzen op de risico’s van overmatig gebruik en het terugdringen van structureel overmatig gebruik. In 2000 is al aangegeven dat dit een ingewikkeld en langdurig proces zou zijn. Men stelde in 2000 in het Platform vast dat de houding van de samenleving tegenover (overmatig) alcoholgebruik vooral één was van acceptatie: er werd eerder positief dan negatief over gesproken. De afgelopen jaren is met de vele voorlichtingsactiviteiten gericht op jongeren, maar ook volwassenen en ouders, aandacht gevraagd voor de risico’s van overmatig alcoholgebruik. Via (ludieke) acties heeft vrijwel iedereen in Katwijk kennis kunnen maken met kritische geluiden ten aanzien van overmatig gebruik van alcohol.
In Bijlage 3 staat de lijst beleids- en werkdocumenten die zijn geraadpleegd. Het gaat hier om een selectie van de meest relevante stukken van het Platform Kocon. Er zijn veel activiteiten gepland en uitgevoerd, aanvankelijk vooral voor preventie, vanaf 2002 ook voor maatschappelijke re-integratie. Vanaf 2006 is men zich meer gaan bezighouden met kwetsbare groepen, onder andere mensen met een minimum inkomen en dak- en thuislozen. De verslavingszorg komt minder in de werkplannen van het Platform voor, mede omdat dit wordt gezien als een taak van de reguliere hulpverlening.
27
De doelgroep waarop het Platform haar activiteiten richt, heeft zich in de loop der jaren uitgebreid: de leeftijd van de jongeren wordt steeds jonger (basisschool), ouders worden actiever betrokken bij de voorlichting en er zijn steeds meer ketenpartners benaderd voor het maken van afspraken, zoals horeca, supermarkten en jongerencentra. Op dit moment is men ook (weer) in overleg met sportverenigingen. De laatste jaren is de nadruk meer op handhaving en juridische mogelijkheden gaan liggen. Hierbij loopt het Platform aan tegen landelijke wet- en regelgeving wat de mogelijkheden voor eigen plannen beperkt.
Uit rapportages en evaluaties van het Platform wordt een beeld geschetst van de plannen die tussen 2000 en 2007 zijn gerealiseerd. De lijst hieronder is niet uitputtend maar geeft de belangrijkste resultaten weer. 1. Het maatschappelijk debat over de aanpak van overmatig alcoholgebruik wordt open en breed gevoerd. Vergeleken met 2000 is in 2007 bij veel partijen het gevoel van urgentie gegroeid om het overmatig gebruik van alcohol terug te dringen. Veel partijen zijn door het Platform Kocon bereikt, bij elkaar gebracht en gemobiliseerd rondom het thema alcohol.
2. Voorlichtingsactiviteiten
over
de
schadelijkheid
van
overmatig
alcoholgebruik
zijn
geïntensiveerd in het onderwijs bij jongeren en hun ouders, binnen de eerstelijn-organisaties en in de openbare ruimte. Een aantal succesvolle voorbeelden: •
Themabijeenkomsten voor opvoeders waarbij handvatten worden aangereikt om op een effectieve wijze met kinderen te praten over genotmiddelengebruik. Tevens wordt aan de hand van kennistestjes, discussieonderwerpen en oefeningen ingegaan op de verschillende thema’s rond genotmiddelengebruik en de risico’s hiervan.
•
Informatie, consult en advies in de bibliotheken waarvoor via kranten en lokale televisie de aandacht wordt gevraagd.
•
De educatieve maatregel voor minderjarigen waarbij alcoholmisbruik op straat kan worden aangepakt. De burgemeester stuurt ouders van minderjarigen een brief bij een proces-verbaal, voor alcoholmisbruik. In deze brief wordt verwezen naar een voorlichtingsspreekuur.
•
In dit spreekuur wordt zowel ingegaan op de kant van openbare orde en veiligheid als de kant van de volksgezondheid.
3. Het aanbod aan deskundigheidsbevordering ten aanzien van houding en aanpak van overmatig alcoholgebruik is uitgebreid in verschillende sectoren zoals het jongerenwerk, de horeca en in sportvoorzieningen. Een aantal succesvolle voorbeelden: •
In het jongerenwerk worden vrijwilligers met regelmaat geschoold in het hanteren van grenzen. Vrijwilligers worden ook geschoold in het verlenen van EHBO bij drank- en drugsincidenten.
•
Deskundigheidsbevordering voor docenten in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, waarin leerkrachten alcoholproblematiek zowel bij leerlingen als bij ouders/opvoeders leren signaleren, bespreekbaar maken en bekend raken met mogelijkheden voor verwijzen.
28
•
Het aanbod voor thema-avonden voor ouders van leerlingen is voortdurend in ontwikkeling en wordt binnenkort (opnieuw) onder de aandacht gebracht.
4. Een convenant is gesloten tussen gemeente en horeca. In het convenant zijn afspraken gemaakt over bijvoorbeeld certificering van de portiers, een veilige omgeving na sluitingstijd, het bellen van de politie bij onrust, de inzet van taxi’s en het plaatsen van urinoirs. Het convenant met jongerencentra is gebaseerd op maatregelen om de beschikbaarheid van alcohol te beperken, handhaving en prijsbeleid. Een convenant voor sportverenigingen is in de maak. Dit convenant richt zich op beperken van de beschikbaarheid van alcohol en handhaving.
5. De ontwikkeling van voorzieningen voor opvang, begeleiding en reïntegratie van exgedetineerde verslaafden is gestart en breidt zich uit. In 2006 hebben in vier jaar tijd in totaal 15 van de 48 deelnemers het reïntegratietraject met succes afgerond. Zevenentwintig personen zijn voortijdig gestopt. Sinds 2004 neemt het aantal niet-succesvolle uitstromers iets af en het aantal succesvolle uitstromers toe.
6. Een methadonprogramma met begeleiding voor heroïneverslaafden is door Brijder Verslavingszorg gerealiseerd.
7. In de nota ‘Communicerende Vaten’ is aan de landelijke politiek (i.c. de Tweede Kamer) aangegeven welke problemen er lokaal zijn wat betreft de mogelijkheden tot handhaving. In samenwerking tussen gemeente en Platform worden alle mogelijkheden waarmee een lokale overheid door middel van handhaving alcoholmatiging kan bereiken in kaart gebracht en ingezet. Als blijkt dat de maatregelen niet voldoende krachtig zijn, zal dit zeker opnieuw bij de rijksoverheid onder de aandacht worden gebracht.
6.2
WIZDIZ-vragenlijst
Acht van de vijftien personen die zijn geïnterviewd, hebben de WIZDIZ-vragenlijst ingevuld over het beleidsproces en de samenwerking binnen het Platform Kocon: de voorzitter en secretaris van het Platform Kocon, twee preventiefunctionarissen van de GGD Hollands Midden, de beleidsmedewerker zorg van de gemeente Katwijk, een politieagent, een jongerenwerker en de manager van Stichting De Brug.
De gemiddelde scores voor de vier in de vragenlijst onderscheiden clusters (lokale context, draagvlak, management en externe factoren) worden weergegeven in tabel 5. Het management is in de vragenlijst niet gespecificeerd. Iedereen kon voor zichzelf invullen wie hij of zij als ‘manager’ ziet. Hierdoor is de waardering over het management niet terug te voeren tot één persoon of één directie.
29
Tabel 5
Gemiddelde scores WIZDIZ-vragenlijsten
Clusters
Gemiddelde score (maximum)
Resultaat
lokale context
29 (32)
(zeer) gunstig
draagvlak
24 (28)
(zeer) gunstig
management
60 (64)
(zeer) gunstig
externe factoren
9 (10)
(zeer) gunstig
In de tweede kolom in tabel 5 staat tussen haakjes achter de gemiddelde score het maximum aantal punten dat een cluster kan krijgen. Op alle vier clusters wordt gemiddeld zeer gunstig gescoord. Als per item wordt gekeken, blijkt een aantal items ongunstiger te scoren.
De vier items met de laagste scores staan in tabel 6. Binnen de cluster ‘lokale context’ worden de concurrentie en ingrijpende veranderprocessen binnen de organisaties door een aantal betrokkenen als knelpunt gezien. Daarnaast krijgen binnen de cluster ‘draagvlak’, afhankelijkheid tussen de organisaties en de verschillende culturen en visie op zorgverlening een lage score. Vrijwel iedereen 1
gaf deze items een lagere score. In Bijlage 4 is de gehele WIZDIZ -vragenlijst opgenomen.
Tabel 6
Items met minder gunstige scores (<11, maximum score 14* of 16)
Cluster Lokale context
Draagvlak
Item
Score
Tussen de deelnemers is concurrentie afwezig
9 (16)
In de deelnemende organisaties zijn ingrijpende veranderingsprocessen afwezig
7 (14*)
De deelnemers weten dat ze van elkaar afhankelijk zijn om hun eigen doelen te
10 (16)
realiseren Cultuur van de deelnemers en hun visie op zorgverlening komen overeen
7 (14*)
* Niet door iedereen ingevuld
6.3
Interviews
Vijftien personen zijn geïnterviewd: de wethouder zorg, twee beleidsmedewerkers (verslavings-)zorg en de beleidsmedewerker openbare veiligheid van de gemeente Katwijk, de voorzitter en secretaris van
Platform
Kocon,
de
voorzitter
en
penningmeester
van
Stichting
Kocon,
twee
preventiefunctionarissen van de GGD Hollands Midden, het hoofd Preventie en de regiomanager van Brijder verslavingszorg, de manager van Stichting De Brug, een politieagent en een jongerenwerker. Tijdens de interviews is afgesproken geen namen te rapporteren bij citaten. Zo kon iedereen vrijuit de problemen benoemen, wat meer informatie opleverde. De vraagstelling was open; in Bijlage 5 staan de onderwerpen die zijn besproken. De opmerkingen van de geïnterviewden zijn geordend in drie thema’s: organisatie/structuur, inhoud en samenwerking.
30
Organisatie / structuur Het Platform Kocon is een netwerk van professionals en vrijwilligers uit diverse organisaties met een onafhankelijke voorzitter en een door de gemeente Katwijk gefinancierde secretaris. Het Platform Kocon komt eens per maand bijeen. In de bijeenkomsten is ruimte voor voorbeelden uit de dagelijkse praktijk (vooral ingebracht door politie, jongerenwerk en De Brug), creatieve ideeën en voor de uiteenlopende politieke en religieuze meningen. Over het algemeen vindt men het prettig niet met een strakke agenda te werken. Mede door de effectieve voorbereiding van voorzitter en secretaris verlopen de overleggen naar ieders tevredenheid. Ideeën voor de ontwikkeling en uitvoering worden weggezet in werkgroepen, die grotendeels op vrijwilligers draaien, en projectgroepen (bijvoorbeeld maatschappelijke opvang), waarin professionals een belangrijke rol hebben. Aansturing vindt plaats vanuit het Platform, vooral via de voorzitter en secretaris. Voor een aantal werkgroepen is de voorzittersrol overgedragen aan de GGD. In een in 2004 opgesteld convenant zijn afspraken tussen de toenmalige KRV-gemeenten (Katwijk-Rijnsburg-Valkenburg) en het Platform vastgelegd. Hierin zijn onder andere de taken en bevoegdheden beschreven en zijn afspraken gemaakt voor afstemming en overleg. Verantwoording wordt afgelegd aan de wethouder volksgezondheid (elke drie maanden vindt overleg met de voorzitter en secretaris van het Platform plaats). Het convenant lijkt onder de leden van het Platform niet erg te leven, aangezien niemand hierover melding heeft gemaakt. Eenmaal per jaar vindt overleg plaats met de GGD en Brijder Verslavingszorg (voorheen Parnassia circuit verslavingszorg). Jaarlijks wordt een werkplan geschreven, dat wordt vastgesteld door de gemeente. Sinds 2000 zijn veel rapporten geschreven, waarover sommigen twijfel hebben of deze ook werkelijk door bijvoorbeeld het gemeentebestuur worden gelezen. Het bestuur van Stichting Kocon had aanvankelijk vooral een financiële taak, namelijk het controleren van de inkomsten en uitgaven en mogelijk andere geldstromen aanboren. De ambitie is echter om meer beleidsmatig en bestuurlijk een functie te gaan vervullen. Ook de gemeente vindt dit een goede ontwikkeling. Alle partijen geven aan de korte lijnen in de gemeente te waarderen. Een aantal mensen ziet voordeel in meer samenwerken op regionaal niveau. De gemeente heeft als motto: lokaal regisseren, regionaal registreren (uitvoering en aansturing lokaal houden, maar bereid om informatie regionaal uit te wisselen).
De volgende knelpunten zijn aangegeven: •
Het Platform Kocon steunt erg op de voorzitter en secretaris; een kwetsbare situatie. Taken zouden meer moeten worden gedelegeerd en borging van de continuïteit verdient meer aandacht.
•
Door de inhoudelijke druk is er onvoldoende tijd en aandacht voor evalueren en bijstellen. Hiervoor zou een structuur (beleidscyclus) opgesteld moeten worden, waarbij het bestuur van de Stichting verantwoording aflegt aan de gemeente.
•
Hoewel in het convenant van 2004 expliciete afspraken zijn beschreven over afbakening van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen het Platform Kocon en de KRVgemeenten (Katwijk-Rijnsburg-Valkenburg), is hierover onder de deelnemers van het Platform toch
nog
onduidelijkheid.
Formeel
is
de
gemeente
eindverantwoordelijk
voor
de
besluitvorming en de toetsing van het activiteitenplan en het Platform voor de ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten.
31
•
De Brijder zit in een lastige positie, omdat zij voor de hele regio werkt en hierover afspraken maakt met de centrumgemeente Leiden. Door interne organisatorische ontwikkelingen is de afgelopen jaren geen sprake geweest van continuïteit in persoon en inzet vanuit de Brijder. Verwachtingen van de verschillende partijen (o.a. deelnemers Platform en de Brijder) lopen uiteen. De samenwerking tussen de Brug en Brijder heeft in het verleden problemen opgeleverd. De wethouder heeft een aantal malen een bemiddelingsgesprek met deze partijen gevoerd; op het moment van dit onderzoek waren partijen tevreden over de onderlinge samenwerking.
Dit heeft geleid tot de volgende aanbevelingen: •
Er moet kritisch naar de taken van de voorzitter en secretaris worden gekeken; worden de juiste dingen gedaan en zijn zij de aangewezen persoon om de taken uit te voeren? Zijn de capaciteit en middelen nog wel voldoende voor alle taken, die door de secretaris worden uitgevoerd? Een voorstel is om de taak van de voorzitter van het Platform als gesprekspartner voor de gemeente over te hevelen naar de bestuursvoorzitter van de Stichting.
•
Het is belangrijk om structureel aandacht te blijven besteden aan de in het convenant beschreven afspraken. De gemeente zal ook hierin de regie moeten nemen. De afstemming tussen de wethouder en de voorzitter en de secretaris van het Platform zal expliciet uitgedragen moeten worden naar alle Platformleden. Zo blijven de afspraken en kaders voor iedereen duidelijk.
•
De beleidscyclus (plan – do – check – act) moet volledig worden gemaakt. Dus toetsing en aanpassing van het activiteitenplan waar nodig. De gemeente zal hier de regie over voeren. De rapportage moet hieraan worden aangepast, zodat het voor iedereen inzichtelijk is.
Inhoud De inhoud van de werkzaamheden van het Platform Kocon is de afgelopen jaren verschoven. Startend met het aandachtsgebied drugs (in verband met overlast door heroïne gebruikende jongeren), is dit rond 2000 verschoven naar alcohol. De laatste jaren zijn aanpalende gebieden als de voedselbank en maatschappelijke opvang op de agenda van het Platform Kocon gekomen. Trends worden zo vroeg mogelijk gesignaleerd en lijken elkaar steeds sneller op te volgen. Het Platform wil graag op deze ontwikkelingen inspringen, wat voor de gemeente soms te snel gaat. In het convenant staat dat mag worden afgeweken van het activiteitenplan als actuele ontwikkelingen zich voordoen. Het is onduidelijk hoe de afweging wordt gemaakt om te kiezen voor de actualiteit en daarmee een deel van het activiteitenplan te laten vallen. Ook de doelgroep verandert; er wordt op steeds jongere leeftijd (overmatig) genotmiddelen gebruikt; de ouders, maar ook de scholen krijgen een grotere rol binnen de activiteiten van het Platform. De aanpak van de preventie is veranderd: eerst werd gewaarschuwd, daarna meer voorgelicht, vervolgens waren de acties gericht op vergroting van de weerbaarheid en leren grenzen stellen en tenslotte is men zich gaan oriënteren op mogelijkheden tot verbeterde handhaving en uitbreiding van mogelijkheden ten aanzien van wet- en regelgeving. Het Platform Kocon schroomt niet om hierin landelijk het voortouw te nemen. Nadeel is wel dat het om deze reden vaak niet mogelijk is evidence-
32
based te werken. Er wordt een spanningsveld ervaren tussen de proeftuin en experimenteerruimte van het Platform enerzijds en door de kaders van het convenant en activiteitenplan anderzijds.
Alle inbreng is mogelijk in het Platform Kocon, wat door velen wordt gewaardeerd. De laatste tijd is veel tijd besteed aan het komen tot een visie om met een eensluidende preventieboodschap naar buiten te treden. Sommigen vragen zich af of alle onderwerpen wel in dit gremium moeten worden bediscussieerd. Indien zaken niet goed lopen (bijvoorbeeld methadonprogramma) wordt dat besproken in het Platform Kocon en wordt gezamenlijk naar een oplossing gezocht.
Hoewel het moeilijk is om via een effectmeting aan te tonen dat het verslavingsbeleid werkelijk leidt tot minder overmatig gebruik van genotmiddelen, zijn er zeker successen te benoemen: •
zes Harddrugsverslaafden uit de 90’er jaren zijn nu nog steeds clean.
•
VIKS heeft aangetoond dat jongeren die dreigen te ontsporen heel goed positief bij de maatschappij betrokken kunnen raken en geen problemen meer hebben met de politie
•
Er is met inbreng van het Platform een nieuwe APV vastgesteld betreffende de bepalingen met betrekking tot drank- en horecaregelgeving.
•
Met de jongerencentra is een convenant gesloten over hun alcoholbeleid
•
Maaltijdvoorziening Inloophuis (gemiddeld 10 deelnemers per dag)
•
vijf Koconwoningen voor maatschappelijke re-integratie van ex-gedetineerde verslaafden
•
vijftien deelnemers project re-integratie hebben traject succesvol afgerond
•
Opzet 24-uurs opvang en maatschappelijke opvang in Katwijk
•
Goede inbedding preventieprogramma ‘weet wat je wilt’ op basisscholen en speciaal onderwijs
De volgende knelpunten werden benoemd: •
De taken voor het Platform Kocon blijven groeien, waardoor zaken niet altijd goed kunnen worden uitgewerkt en geen tijd over is voor evaluatie en reflectie.
•
Door gebrek aan evidence-based interventies en het ontbreken van effectmetingen, is er twijfel over wat alle inspanningen uiteindelijk opleveren.
•
Is het wenselijk dat het Platform Kocon zich niet meer uitsluitend met verslavingsbeleid bezighoudt maar ook met aanpalende gebieden? Is hier wel voldoende menskracht en expertise voor in huis?
Hier vloeien de volgende aanbevelingen uit voort: •
Goed prioriteiten stellen en afstemming tussen Platform Kocon en gemeente wat ieders taak is. Ook inhoudelijk wordt meer inbreng van de gemeente verwacht.
Er moet een goede
balans zijn tussen structurele plannen enerzijds en activiteiten, die inspringen op nieuwe ontwikkelingen, anderzijds. Tevens moet er een keuze worden gemaakt of het Platform zich alleen
met
verslavingsbeleid
bezig
houdt
of
ook
met
aanpalende
gebieden
als
maatschappelijke opvang, voedselbank en sociale zekerheid. Een nota verslavingsbeleid kan in aansluiting op ontwikkelingen rond het lokaal gezondheidsbeleid en de WMO een visie geven op de integrale aanpak van het verslavingsprobleem met goede randvoorwaarden.
33
•
Een duidelijke scheiding maken tussen uitvoering, beleid en bestuur, beschrijven in een beleidsplan c.q. verslavingsnota. De creativiteit en het enthousiasme van het Platform Kocon zullen hierbij zo min mogelijk worden belemmerd, maar dit is volgend en niet leidend.
•
Meer lokaal overstijgende aansluiting zoeken, zowel voor de financiering (subsidies van landelijke organisaties) en uitvoering (evicence-based interventies en best practices) als voor effectmeting (gevestigde onderzoeksinstituten op het gebied van verslavingsbeleid).
Samenwerking Over het algemeen is men zeer positief over de samenwerking. Er is in de afgelopen jaren veel tijd en energie in de samenwerking gestoken, waardoor veel respect en vertrouwen is opgebouwd. Vooral over de inzet van de voorzitter en secretaris van het Platform Kocon is men zeer tevreden. Daarnaast wordt de gemeente Katwijk geprezen om haar vooruitstrevende rol op dit gebied en het brede draagvlak op zowel politiek-bestuurlijk als ambtelijk niveau. De gemeente is trots op de voorbeeldfunctie die zij op dit gebied landelijk heeft. De lijnen zijn kort en zaken worden snel opgepakt. Binnen het Platform Kocon hebben de enthousiaste deelnemers hart voor de zaak en wordt men niet beperkt door zogenaamd kader-denken. Een enkeling vindt dat het Platform Kocon wel wat ‘vers bloed’ kan gebruiken, vooral om de aansluiting met de jongere doelgroep te houden.
Er worden twee knelpunten genoemd: •
Brijder is onvoldoende lokaal betrokken; er is veel wisseling van personeel en deelname aan het Platform Kocon is niet continu. Ook de uitvoering voldoet niet altijd aan de verwachtingen, hoewel bijvoorbeeld het indicatieteam re-integratie veelplegers wel goed functioneert.
•
Er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de relatie met de gemeente, waardoor deze ook duidelijk is verbeterd. Door een aantal wordt deze toch nog steeds als vertragend ervaren. Voorbeelden: een aantal zaken duurt vrij lang, zoals de 24-uurs opvang, het starten met een postadres voor daklozen en de nazorg voor ex-gedetineerden. Daarnaast wordt bij nieuwe (creatieve) plannen teveel vastgehouden aan de regelgeving, zo wordt gezegd, en te weinig creatief meegedacht.
Het Platform heeft hierbij mogelijk onvoldoende begrip voor de
gemeentelijke kaders.
Aanbevelingen: •
Eén contactpersoon vanuit Brijder voor Katwijk. Het is raadzaam de verwachtingen over en weer uit te spreken en tot een overeenstemming te komen. De gemeente kan eventueel ook uren van Brijder inkopen (vergelijk situatie GGD) om continuïteit en inzet te garanderen.
•
De gemeente Katwijk is alert op bureaucratie en onnodig ingewikkelde procedures en zoekt mee naar creatieve oplossingen in een ‘wij-sfeer’. Het Platform houdt zich aan de in het convenant vastgelegde afspraken en toont begrip voor de gemeentelijke kaders.
34
7 Conclusies en beschouwing 7.1
Conclusies
Trends alcohol- en drugsgebruik 1. De gemiddelde leeftijd waarop kinderen met alcohol kennismaken is in de vijf jaar voorafgaande aan 2003 jonger geworden. Onder 12-14 jarigen zijn meer meisjes alcohol gaan drinken.
Onder
overige
jongeren
is
het
percentage
drinkers
gelijk
gebleven.
Het aantal glazen dat bij één gelegenheid wordt gedronken is gelijk gebleven volgens de gezondheidpeiling van de GGD, toegenomen volgens de scholierenpeiling van het Trimbosinstituut.
2. Onder oudere volwassenen (vanaf 35 jaar) wordt in Katwijk minder alcohol gedronken dan onder volwassenen in de rest van Zuid-Holland Noord. Minder mensen drinken alcohol en zij drinken minder glazen per gelegenheid. Onder oudere volwassenen tot 65 jaar is in 2005 ten opzichte van 2000 een afname van het percentage alcoholdrinkers gemeten maar niet van het percentage excessieve drinkers. Naar oorzaken kunnen we alleen raden. De maatschappelijke discussie werd in 2005 al een aantal jaren gevoerd. Wellicht heeft deze discussie volwassen inwoners bewuster gemaakt van de schadelijke kanten van alcoholgebruik.
3. Het cannabisgebruik onder 12-17 jarigen is in 2003 gelijk aan vijf jaar ervoor. Het gebruik is ook gelijk aan dat in Zuid-Holland Noord en aan het Nederlandse gemiddelde. Van de 18-26 jarigen gebruiken minder mensen cannabis dan in Zuid-Holland Noord. De helft van de 15-17 jarige cannabisgebruikers koopt cannabis wel eens in een coffeeshop, terwijl wettelijk alleen 18-plussers hier mogen kopen. In Katwijk wordt meer gebruik gemaakt van koeriers en vrienden om aan cannabis te komen dan in de rest van Zuid-Holland Noord. Dit is waarschijnlijk een gevolg van het feit dat Katwijk geen coffeeshops heeft.
4.
Het gebruik van partydrugs is in 2003 gelijk gebleven aan het peiljaar 1998. In de rest van Zuid-Holland Noord lijkt het gebruik onder jongvolwassenen (18-26 jaar) iets toegenomen. Op een uitgaansdag in 2002 had 8% van de mannen en 1% van de vrouwen cocaïne gebruikt tijdens het uitgaan. In twee jongerensociëteiten was het cocaïnegebruik onder de mannelijke bezoekers tweemaal zo hoog als in de cafés.
5. Het is wettelijk verboden aan jongeren onder de 16 jaar alcohol te verkopen. Een kwart van de 12-15 jarigen koopt wel eens alcohol, meestal in de supermarkt en/ of discotheek. De helft van de 12-13 jarigen, tweederde van de 14-15 jarigen en acht van de tien 16-17 jarigen gaan elke week uit. Katwijkse jongeren gaan vaker uit dan jongeren uit de rest van Zuid-Holland Noord.
35
Trends gebruik verslavingszorg 6. Het aantal verslaafde cliënten van De Brug schommelt tussen 1999 en 2007 tussen de 80 en 100. Het aantal cliënten van Brijder Verslavingszorg neemt in deze periode toe van 149 naar 245, een toename van 64%. De grootste toename geldt de alcoholverslaafden.
7. Onder cliënten van de verslavingszorg is het aantal heroïnecliënten afgenomen en het aantal alcoholverslaafden toegenomen. Dit is in lijn met de landelijke trend. Het cannabis- en cocaïnegebruik zijn in Katwijk onder de algemene bevolking gelijk gebleven. Wel zoeken steeds meer mensen met cannabis- en/ of cocaïneverslaving hulp bij de verslavingszorg. Ook dit is in lijn met de landelijke trend.
8. Het inloophuis van De Brug wordt steeds vaker bezocht door niet-verslaafden, zoals daklozen of ex-psychiatrische patiënten. De begeleiding van partners en familieleden van verslaafden neemt toe. Het aantal ex-gedetineerden dat succesvol uitstroomt uit het project ‘reïntegratie’ neemt toe. Hiermee breidt De Brug uit van een specifieke verslavingsvoorziening naar een voorziening voor maatschappelijke opvang en herstel.
Ontwikkelingen en resultaten verslavingsbeleid 9. Platform Kocon heeft in de afgelopen zeven jaar veel energie gestoken in het bespreekbaar maken van het overmatig alcoholgebruik in Katwijk. Hoewel het alcoholgebruik in Katwijk niet hoger was en is dan in de regio, heeft het Platform Kocon, gesteund door de gemeente, het overmatig alcoholgebruik op de politieke agenda gezet.
10. Platform Kocon heeft ingezet op preventie van overmatig alcoholgebruik en uitbreiding van voorzieningen
voor
verslaafden.
Bij
preventie
ging
het
om
intensivering
van
voorlichtingsactiviteiten en uitbreiding van deskundigheidsbevordering. Bij voorzieningen ging het om ondersteuning van De Brug en het ontwikkelen van een reïntegratietraject voor exgedetineerde verslaafden.
11. Of de intensivering van het preventiebeleid op individueel niveau effect heeft gehad is nooit onderzocht. Kennis over de schadelijke gevolgen van het eigen drinkgedrag is waarschijnlijk wel verhoogd (hoewel niet objectief gemeten), maar dit hoeft niet direct tot het matigen van het alcoholgebruik te leiden. De preventieboodschap moet concurreren met andere invloeden. Bijvoorbeeld agressieve alcoholreclame, voorbeeld van ouders, invloed van leeftijdgenoten, matige handhaving van regels, enzovoort. Deze factoren wegen waarschijnlijk zwaarder bij de keuze om wel of niet (veel) te drinken, dan preventieboodschappen. De cijfers over alcoholgebruik op bevolkingsniveau zijn niet geschikt om direct het effect van het preventiebeleid te meten. De cijfers zijn gebaseerd op een representatieve steekproef van alle jongeren. De jongeren die door de activiteiten zijn bereikt zitten in het beste geval met kleine aantallen in de steekproef. Bovendien zijn de meest recente gegevens in april 2003 verzameld. De preventieactiviteiten voor jongeren zijn pas in 2002 op de basisschool gestart
36
en in 2003 in het voortgezet onderwijs. Effecten van deze activiteiten kunnen in april 2003, in een steekproef onder 12-18 jarige jongeren, niet zichtbaar zijn.
12. Volgens een aantal geïnterviewden is het Platform Kocon in Katwijk uitgegroeid tot hèt beleidsontwikkelend orgaan op het gebied van alcoholmatiging, drugspreventie en voorzieningen voor verslaafden. Zij heeft het vertrouwen verworven van de gemeente en maatschappelijke partners. De samenwerking is goed. Alle geïnterviewden zijn blij met de open sfeer waarin wordt gediscussieerd. Door haar eigen succes en enthousiasme neemt het Platform steeds meer taken op zich. Waar zij in de eerste plaats is opgericht om het drugs- en alcoholgebruik aan te pakken, wordt zij steeds vaker door de gemeente ingeschakeld met vraagstukken over maatschappelijke opvang en activering. Deze verschuiving is ook merkbaar bij de samenstelling van de cliënten van stichting De Brug.
13. De oprichting van de stichting Kocon, waar het Platform Kocon onder valt, heeft de bestuurlijke en uitvoerende taken uit elkaar getrokken. Betrokkenen vinden positief dat het Platform zich niet meer bezig hoeft te houden met financiële zaken en fondsenwerving. De interviews met medewerkers van het Platform Kocon, verslavingszorg, jongerenwerk, GGD, politie en gemeente, leveren een aantal knelpunten op in de samenwerking en organisatie: •
Men is tevreden met de aansturing door de voorzitter en secretaris van het Platform. Tegelijkertijd maakt men zich zorgen over het te sterk afhankelijk zijn van twee personen. Dit maakt de continuïteit van het Platform kwetsbaar.
•
Door de vele taken die het Platform op zich neemt, laat de voorbereiding van activiteiten soms te wensen over en is er onvoldoende tijd voor het evalueren en bijstellen van beleid. Sommigen vragen zich af of het Platform zich niet moet beperken
tot
verslavingspreventie
en
–zorg
en
minder
met
aanpalende
beleidsterreinen zoals maatschappelijke opvang. •
De verdeling van taken en bevoegdheden tussen het Platform (of Stichting) en de gemeente Katwijk is niet voor iedereen even duidelijk. Het ontbreken van een gesloten beleidscyclus wordt genoemd als één van de redenen voor deze onduidelijkheid. Het convenant uit 2004, waarin de taken en bevoegdheden staan beschreven, leeft onvoldoende bij de leden van het Platform.
•
De relatie tussen Platform en gemeente is duidelijk verbeterd en men is blij dat ambtenaren
en
gemeentebestuur
bereid
zijn
‘voorop
te
lopen’
met
de
beleidsontwikkeling. Toch vinden sommige mensen dat de implementatie van activiteiten soms onnodig lang duurt. Zij wijten dit voor een deel aan te lang vasthouden aan regels door de gemeente en het niet creatief mee zoeken naar de beleidsruimte binnen de regels. Anderzijds vraagt de gemeente ook om begrip voor de kaders waaraan zij gebonden is. •
De mensen die het beleid uitvoeren hebben behoefte aan feedback over de effecten van hun werk.
37
•
De continuïteit van de inzet van Brijder Verslavingszorg voor de gemeente Katwijk was niet gewaarborgd door interne reorganisaties van Brijder en het feit dat zij voor een grote regio moet werken.
14. In het proces van gewenste gedragsverandering is de eerste stap die van onwetendheid 2
(precontemplatie) naar bewust zijn van het probleem (contemplatie) . Door de intensieve discussies die in Katwijk in de vele werkgroepen zijn gevoerd en de activiteiten in samenwerking met een groot aantal maatschappelijke partijen, is deze eerste stap collectief gezet. Waarschijnlijk is het draagvlak nu aanwezig voor het zetten van de volgende twee stappen: concrete voorbereidingen treffen (preparatie) voor het implementeren van krachtiger maatregelen (actie). De laatste stap is borging en handhaving van de maatregelen.
7.2
Beschouwing over effecten van preventiebeleid
Zoals in de inleiding is gesteld is de beleidsevaluatie in dit rapport een procesevaluatie en geen effectmeting. Een effectmeting was niet mogelijk onder andere omdat benodigde gegevens ontbreken over de specifieke beginsituatie bij nauw omschreven doelgroepen. Voor betrouwbare resultaten worden hoge eisen gesteld aan de opzet en uitvoering van een effectmeting. Daarom worden effectmetingen meestal uitgevoerd door wetenschappelijke onderzoeksbureaus en universiteiten.
Hieronder
twee
voorbeelden
van
effectstudies
waaruit
blijkt
dat
preventieprogramma’s, die tegelijkertijd verschillende aspecten aanpakken en zich richten op de gehele wijk of gemeente het meeste effect hebben op alcoholmatiging. Twee evaluaties van zelfregulering laten nauwelijks effect zien.
Community- interventie Het eerste voorbeeld is een vijf jaar durend Amerikaans preventieprogramma met als doel 3
alcoholgerelateerde agressie en ongevallen terug te dringen . De interventie bestond uit vijf onderdelen: 1. mobiliseren van de bevolking via allerlei kanalen om de beoogde maatregelen te ondersteunen, 2. horeca ondersteunen bij het ombuigen van hun schenkbeleid naar verantwoord schenken 3. beperken alcoholverkoop aan minderjarigen door middel van cursussen aan detailhandel 4. verhoogde inzet alcoholcontrole in het verkeer en striktere handhaving drank- en horecawet 5. beperken alcoholverkooppunten in de gemeente. De effecten waren: 16% afname van
nachtelijke
alcoholgerelateerde
ongevallen,
43%
afname
van
alcoholgerelateerde
verwondingen op eerste hulpafdelingen, afname van het aantal glazen dat per gelegenheid werd gedronken en halvering van het percentage dat met ‘teveel op’ aan het verkeer deelnam. Het percentage drinkers bleef gelijk.
2
Prochaska, J. & DiClemente, C. (1983). Stages and processes of self-change in smoking: Toward an integrative model of change. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 51, 390-395. 3 Holder, Harold D. et al, Effect of community-based interventions on high-risk drinking and alcohol-related injuries, JAMA 2000, 284: 2341-2347.
38
Preventie op scholen In Katwijk loopt sinds 2002 het preventieprogramma ‘De gezonde school en genotmiddelen’, gericht op alle leerlingen, ongeacht hun risicostatus. Het programma omvat de pijlers: kennis en vaardigheden leerlingen, kennis en opvoedingstips voor ouders, vroegsignaleren & begeleiden en schoolregels (docenten en management). Zowel Nederlands als Amerikaans onderzoek
4
tonen een groot effect op kennis over alcohol en
een klein doch meetbaar effect op alcoholgebruik. Het effect op gebruik ebt na ongeveer een jaar weg. Uit het Amerikaanse onderzoek blijkt dat de toepassing van interactieve methoden (discussies in plaats van frontale lessen) en de inzet van leeftijdgenoten (‘peer education’) het beste werken. Inbedding in een ‘alcoholvrije’ schoolomgeving (schoolregels handhaven) en tegelijkertijd mobiliseren van de ‘community’ (ouders, supermarkt op de hoek enzovoort) hebben een aanvullend positief effect. Omdat de effecten tijdelijk zijn is het belangrijk om gedurende de gehele schoolcarrière aandacht te houden voor alcoholmatiging.
Zelfregulering Twee voorbeelden van zelfregulering zijn geëvalueerd: het convenant ‘Veilig Uitgaan’ in Utrecht en de door de alcoholbranche ontwikkelde Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken (RvA). 5
Bij een procesevaluatie van het convenant Veilig Uitgaan in Utrecht is geconcludeerd dat de intensieve samenwerking tussen partners wordt gewaardeerd. Verder doet slechts een derde van de horeca mee aan het afgesproken deurbeleid, is het lastig om te stoppen met schenken bij overmatig gebruik en is het geweld op straat gelijk gebleven. In 1990 heeft de alcoholbranche de reclamecode ontwikkeld als reactie op het voornemen van de regering om alcoholreclame op radio en TV te verbieden. Een belangrijk artikel van de code is dat alcoholreclame niet op minderjarigen wordt gericht. In 2007 wordt door de Stichting Alcoholpreventie (STAP) geconcludeerd dat de alcoholbranche zelf zegt dat de code werkt, maar 6
dat verschillende wetenschappelijke onderzoeksresultaten het tegenovergestelde beweren . De code is multi-interpretabel en daardoor moeilijk te controleren of men zich eraan houdt. Uit onderzoek blijkt dat veel jongeren worden bereikt door alcoholreclame en dat zij zich ook vaak aangesproken voelen.
Conclusie Bij de opzet en uitvoering van preventieprogramma’s zijn een multisectorale aanpak op verschillende terreinen tegelijkertijd, strikte handhaving, het motiveren van een breed publiek en het langdurig volhouden van de maatregelen, belangrijk om effect te sorteren. Op scholen zijn een interactieve aanpak en ‘peer education’ effectieve methoden. Zelfregulering door sectoren die zelf belang hebben bij alcoholverkoop, biedt onvoldoende garantie op uitvoering van de afgesproken maatregelen en realiseren van de beoogde effecten. 4
Cuijpers, R. et at, Verslavingspreventie, een overzichtsstudie, Deel 4, ZonMW, programma verslaving, Den Haag 2006 5 Snippe, J. et al, Convenant Veilig Uitgaan Binnenstad Utrecht: procesevaluatie, Intraval, GroningenRotterdam, mei 2006 6 Stichting Alcoholpreventie, Zelfregulering beschermt jongeren niet tegen alcoholreclame; Samenvattende beschrijving van beschikbare bronnen over het functioneren van de zelfregulering van alcoholreclame in Nederland, STAP, januari 2007
39
40
8 Aanbevelingen 1. Community interventies Voorlichting over nadelige gevolgen van schadelijk gedrag, zoals overmatig alcoholgebruik, maakt mensen bewuster van en vergroot hun kennis over de consequenties van dat gedrag. De gewenste gedragsverandering, het alcoholgebruik matigen, komt echter niet tot stand zonder extra maatregelen. De voordelen van het drinken lijken al gauw meer waard dan de nadelen. Er zijn dus krachtiger (samenhangende) maatregelen nodig om het overmatig alcoholgebruik te kunnen terugdringen. Krachtige maatregelen maken de voorlichting ook een stuk geloofwaardiger, 7
waardoor de voorlichting meer effect kan sorteren . Voorlichting en maatregelen dienen hand in 8
hand te gaan. Maatregelen, waarvan het effect is bewezen , zijn onder andere: •
Alcoholmarkt reguleren met accijnzen.
•
Beperken van de omvang en inhoud van alcoholreclame en marketing.
•
Handhaven en verhogen van leeftijdsgrenzen voor de verkoop van alcohol.
•
Beperken van het aantal verkooppunten en training van barpersoneel.
•
Een lager wettelijk toegestaan bloedalcoholpromillage en at random uitgevoerde ademanalyses in het verkeer en inbeslagname van het rijbewijs
•
Kortdurende interventies in de eerstelijnsgezondheidszorg voor mensen met beginnende alcoholproblemen (vroegsignalering). 9
In de Hoofdlijnenbrief alcoholbeleid van de minister Volksgezondheid staan de voorgenomen maatregelen van de regering die overeenkomen met bovenstaande punten en deze verder uitwerkt. Katwijk is al bezig de wettelijke ruimte op te zoeken die zij kan benutten voor lokale interventies. Voor een effectief preventiebeleid is dit een veelbelovende weg. De hoofdlijnenbrief van de rijksoverheid, waarin lokale overheden meer bevoegdheden krijgen om alcoholpreventiebeleid uit te voeren, lijkt die ruimte ook te gaan geven.
De maatregelen werken het beste als ze intersectoraal in de gehele gemeente worden geïmplementeerd (‘community intervention’ of ‘wijkgerichte aanpak’) zodat de maatregelen elkaar op verschillende niveaus kunnen versterken: •
mobiliseren van het brede publiek (op maatregelen aansluitende voorlichting)
•
ondersteunen van alcoholaanbieders en –verkopers om beleid aan te passen
•
handhaving (scholen, jongerencentra, horeca, detailhandel, sportclubs, verkeer)
•
beperking van alcoholverkooppunten
•
een aantal jaren achtereen volhouden
7
Prof. Dr. P.H.M. van Hoesel, Essay Over de kwaliteit van overheidsbeleid, Basis, Tijdschrift voor beleidsonderzoek nr 2/ 2007 pagina 15. 8 Lex Lemmers, Nieuwe koers alcoholbeleid noodzakelijk? Preventie Actueel, themanummer Effectief Alcoholbeleid, 11 juli 2007 9 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Hoofdlijnenbrief alcoholbeleid, kenmerk VGP/ADT 2811524, 19 november 2007
41
2
Stichting Kocon en gemeentelijk alcoholpreventiebeleid
Alle betrokkenen zijn tevreden met hoe het Platform Kocon functioneert als openbaar discussieforum, waar veel ideeën en plannen worden ontwikkeld en uitgevoerd. Het is dan ook zaak om deze werkwijze te behouden en na te gaan in hoeverre in de randvoorwaardelijke sfeer verbeteringen mogelijk zijn. Uit de door de geïnterviewden genoemde knelpunten komen de volgende aanbevelingen voort: a. Het is wenselijk de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van gemeente, stichtingsbestuur en platform opnieuw tegen het licht te houden en te verhelderen. Hierbij is het convenant uit 2004, wat opnieuw bij de partijen onder de aandacht moet worden gebracht, leidend. Betrokkenen zien graag de ‘proeftuinfunctie’ van het platform behouden. Het is van belang duidelijk te maken hoe keuzes worden gemaakt tussen verschillende signalen en waar de balans ligt tussen creatieve ideeën en de mogelijkheden en beperkingen binnen de praktijk van alledag. b. Het is wenselijk de beleidscyclus te vervolmaken. Tot nu toe wordt veel energie gestoken in bedenken en implementeren van plannen, maar minder op evalueren en bijstellen van het beleid. Meer aandacht voor deze laatste twee onderdelen van de beleidscyclus kan gevolgen hebben voor de afspraken ten aanzien van tijdstip van verslaglegging en terugrapportage tussen stichting/ platform en gemeente. c.
In de praktijk is de beleidsinhoud van het Platform al verbreed van verslavingspreventie naar meer OGGZ-problematiek en maatschappelijke opvang (vergelijk de prestatievelden 7, 8 en 9 in de WMO). Het is van belang dat de gemeente formeel een keuze maakt. Het Platform beperkt zich tot de oorspronkelijke verslavingspreventie of richt zich op een integrale aanpak van deze complexe problematiek. De gemeente zal de rol van het Platform moeten formuleren bij de ontwikkeling van een integrale meerjarenvisie (nieuwe nota verslavingsbeleid), de WMO-prestatievelden (maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingszorg) en het Regionaal Kompas (regionaal project met als doel ‘alle daklozen onder dak in 2013’) De capaciteit van de secretariële ondersteuning van het Platform zal hieraan moeten worden aangepast.
d. Om de bijdrage van Brijder Verslavingszorg voor de gemeente Katwijk te garanderen, valt te overwegen uit te zoeken of extra capaciteit van Brijder kan worden ingekocht.
3
Meetbare beleidsdoelen en prestatie-indicatoren
De cijfers over alcoholgebruik uit de gezondheidspeilingen zijn niet direct bruikbaar als prestatieindicatoren voor beleid. Om activiteiten te kunnen evalueren, is het wenselijk bij elk nieuw plan van te voren een aantal meetbare doelen en prestatie-indicatoren te formuleren. De beginwaarde moet per indicator voor aanvang van de activiteit bekend zijn of worden geschat. Na afloop kan men vaststellen of de doelen zijn gehaald en wat de activiteiten hebben opgeleverd. Deze informatie kan worden gebruikt als feedback aan de uitvoerders en beleidsmakers.
42
Bijlage 1 Organogram Stichting Kocon
Stichting Kocon Bestuur Platform Kocon
Begeleidingsteam
Indicatieteam Re-integratie veelplegers Werkgroepen 2007
Projectgroepen
Naleving, voedselbank, drieluik 15 jaar Platform: tvreeks, symposium, campagne
Genotmiddelen, maatschappelijke opvang
43
44
Bijlage 2 Gegevensbronnen Onderzoek: ES&E
1
Alcohol- en Drugsmonitor 2000, gemeente Katwijk, februari 2001
Trimbos-instituut
2
Peilstationsonderzoek genotmiddelen en gokken onder scholieren 1996, 1999, 2003
3
Nationale Drugs Monitor, jaarbericht 2006
4
Gezondheidspeiling 12-26 jaar 1998 en 2003
5
Gezondheidspeiling volwassenen 18-65 jaar 2000 en 2005
6
Gezondheidspeiling ouderen 65-94 jaar 2005
7
Rapportage Alcohol Meetkeet, Katwijk, 15 april 2003
8
Quick Scan Uitgaansdrugs en Preventie, Noordwijk, maart 2005
Werkgroep VIKS
9
Veilig in Katwijk Stappen, 2003
Stichting Alexander
10 Gezelligheid & meer: wat er is en wat er wordt gemist aan uitgaan in
GGD Hollands Midden
Katwijk, december 2004
Cliëntgegevens verslavingszorg: Stichting De Brug
Jaren 1999 - 2006
Brijder Verslavingszorg
Jaren 1999 - 2006
Cliëntgegevens ex-gedetineerde verslaafden: Stichting De Brug
Jaarverslag 2006
45
46
Bijlage 3 Beleidsdocumenten Platform Kocon 1. Het alcoholplan. Een voorstel voor alcoholmatigingsbeleid in Katwijk. Platform Kocon Verslavingszorg Katwijk. Katwijk, augustus 2000. 2. Jaarverslag 2000. Platform Kocon Verslavingszorg Katwijk. 3. Alcohol en Drugs Monitor 2000. Gemeente Katwijk. 4. Jaarverslag 2001. Platform Kocon Verslavingszorg Katwijk. 5. Voortgangsrapportage Alcoholplan. Platform Kocon Verslavingszorg Katwijk. Katwijk, juli 2002. 6. Alcoholplan Katwijk. Voorstel voor alcoholmatigingsbeleid. Activiteitenplan 2003-2004. Platform Kocon Verslavingszorg Katwijk. Katwijk, december 2002. 7. Rapportage Alcohol Meetkeet. GGD Zuid-Holland Noord en Platform Kocon Verslavingszorg Katwijk. Katwijk, 15 april 2003. 8. Project Veilig In Katwijk Stappen (VIKS). Verslag van de activiteiten en aanbevelingen. Platform Kocon Verslavingszorg Katwijk. Katwijk, april 2004. 9. Evaluatieverslag Project Re-integratie 2002-2004. Platform Kocon Verslavingszorg Katwijk. Katwijk, augustus 2004Activiteitenplan 2005 voor Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg. Platform Kocon, 1 februari 2005. 10. Tussentijdse rapportage Project Re-integratie Katwijk – Periode januari tot juli 2005. Platform Kocon. 11. Samenvatting knelpunten ex-verslaafden en ex-gedetineerden. Platform Kocon, december 2005. 12. Evaluatieverslag Project Re-integratie 2005. Platform Kocon. Katwijk, april 2006. 13. Tussentijdse rapportage Project Re-integratie – januari tot juli 2006. Platform Kocon. Katwijk, juli 2006. 14. Activiteitenplan 2007. Platform Kocon, Katwijk, november 2006. 15. Realisatie verslavingspreventie Activiteitenplan 2005 + 2006. Platform Kocon. CONCEPT 16. Alle inwoners tellen mee. Een notitie voor het gemeentebestuur van Katwijk met voorstellen op het gebied van inkomen, schulden en maatschappelijk herstel van kwetsbare inwoners. Platform Kocon. Katwijk, februari 2007. 17. Project “Broodnodig”. Een voorstel voor een tijdelijk project voor praktische financiële hulpverlening voor kwetsbare inwoners uit Katwijk met een zeer laag besteedbaar inkomen. Platform Kocon. Katwijk, maart 2007. 18. Evaluatieverslag Project Re-integratie 2006. Platform Kocon. Katwijk, april 2007.
47
48
Bijlage 4 Wizdiz-vragenlijst Elk item krijgt een score van 0, 1 of 2 punten. 0 = (zeer) ongunstig 1 = niet gunstig, niet ongunstig 2 = (zeer) gunstig
Cluster 1. Omstandigheden lokale context 1.1 Tussen de deelnemers bestaan samenwerkingsrelaties 1.2 De deelnemers werken al jaren met elkaar samen 1.3 De deelnemers zijn bereid om nieuwe samenwerkingsvormen uit te proberen 1.4 Tussen de deelnemers is concurrentie afwezig 1.5 De betrekkingen tussen de deelnemers zijn harmonieus 1.6 Tussen de deelnemende zorgvoorzieningen zijn machtsverschillen afwezig 1.7 De deelnemers zijn bekend met elkaars werk en organisatie 1.8 In de deelnemende organisaties zijn ingrijpende veranderingsprocessen afwezig 1.9 Fusieprocessen tussen deelnemers onderling zijn afwezig 1.10 De deelnemers hebben de geldelijke middelen om gemaakte afspraken na te komen 1.11 De deelnemers hebben de personele middelen om gemaakte afspraken na te komen 1.12 De deelnemers hebben de expertise om gemaakte afspraken na te komen 1.13 De verzekeraar/financier denkt mee 1.14 De verzekeraar/financier geeft de benodigde financiële steun 1.15 De verzekeraar/financier interpreteert de geldende financieringsregels ruimhartig 1.16 De verzekeraar/financier werkt/werkte mee aan de opzet en uitvoering van de plannen voor het initiatief Totaal aantal punten lokale context: 22 – 32 (zeer) gunstig 11 – 21 niet gunstig, niet ongunstig 0 – 10 (zeer) ongunstig
Cluster 2. Omstandigheden draagvlak 2.1 De deelnemers vertrouwen elkaar 2.2 De doelen van het initiatief sluiten aan bij de belangen van de deelnemers 2.3 De deelnemers vinden het initiatief een onmisbaar middel voor het realiseren van hun eigen doelen 2.4 De deelnemers weten dat ze van elkaar afhankelijk zijn om hun eigen doelen te realiseren 2.5 Het initiatief is een oplossing voor problemen in de zorg die de deelnemers urgent vinden 2.6 De doelen van het initiatief genieten prioriteit bij de deelnemers 2.7 De deelnemers vinden dat voor hen aan uitvoering van het initiatief meer voordelen zitten dan nadelen 2.8 De deelnemers onderschrijven de gemaakte afspraken 2.9 De deelnemers zijn het eens met de manier waarop het initiatief is opgezet en wordt uitgevoerd 2.10 De deelnemers zijn het eens met de gemaakte verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 2.11 Cultuur van de deelnemers en hun visie op zorgverlening komen overeen 2.12 De deelnemers zetten voldoende geldelijke middelen in voor het initiatief 2.13 De deelnemers zetten voldoende personele middelen in voor het initiatief 2.14 De deelnemers zetten voldoende expertise in voor het initiatief Totaal aantal punten draagvlak: 19 – 28 (zeer) gunstig 9 – 18 niet gunstig, niet ongunstig 0 – 8 (zeer) ongunstig
Cluster 3. Omstandigheden management 3.1 Bij de opzet en uitvoering van het initiatief is/wordt binnen het netwerk rekening gehouden met de belangen en wensen van de deelnemers 3.2 De deelnemers nemen/namen deel aan de opzet van het initiatief 3.3 Voor het initiatief is/wordt een plan opgesteld (projectplan, beleidsplan, activiteitenplan e.d.) 3.4 Het plan is voor de deelnemers duidelijk 3.5 Het plan biedt houvast voor de voortgang 3.6 Het plan biedt ruimte voor koerswijziging 3.7 De bestaande verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het initiatief is voor de deelnemers duidelijk 3.8 De bestaande verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden past bij de vereisten van het initiatief 3.9 De afstemming tussen de deelnemers is geregeld
49
3.10 De communicatiestructuur past bij de vereisten van het initiatief 3.11 De deelnemers worden op tijd op de hoogte gebracht van ontwikkelingen/ gebeurtenissen et cetera in en rondom het initiatief 3.12 Er is sprake van openheid in de communicatie tussen de deelnemers 3.13 Binnen het netwerk bestaat tolerantie voor het maken van fouten 3.14 De voortgang in het initiatief en de omstandigheden worden regelmatig gemonitored 3.15 De bevindingen uit de monitoring worden gebruikt om te besluiten over maatregelen en beleid 3.16 Een of meer personen hebben de taak gekregen het initiatief te managen 3.17 De manager(s) heeft (hebben) formele bevoegdheden om te kunnen managen 3.18 De manager(s) biedt (bieden) de benodigde materiële ondersteuning aan de deelnemers 3.19 De manager(s) biedt (bieden) de benodigde sociaal-emotionele ondersteuning aan de deelnemers 3.20 De manager(s) geeft (geven) vertrouwen aan de deelnemers 3.21 De manager(s) biedt (bieden) ruimte aan de deelnemers om zelf activiteiten te ontplooien 3.22 De manager(s) geniet(en) respect bij de deelnemers 3.23 De manager(s) geniet(en) gezag bij de deelnemers 3.24 De manager(s) heeft (hebben) overtuigingskracht 3.25 De manager(s) heeft (hebben) leiderschapskwaliteiten 3.26 De manager(s) heeft (hebben) de benodigde onderhandelingsvaardigheden 3.27 De manager(s) heeft (hebben) de benodigde communicatieve vaardigheden 3.28 De manager(s) is (zijn) in staat compromissen te bereiken 3.29 De manager(s) is (zijn) in staat zich in te leven in de wensen, behoeften, gevoelens, belangen et cetera van de deelnemers 3.30 De manager(s) is (zijn) alert op kansen en barrières/bedreigingen in de omgeving en het initiatief 3.31 De manager(s) is (zijn) in staat kansen te grijpen die zich voordoen in het initiatief en de omgeving 3.32 De manager(s) is (zijn) in staat barrières /bedreigingen te verhelpen of te omzeilen die zich voordoen in het initiatief en de omgeving Totaal aantal punten management: 43 – 64 (zeer) gunstig 21 – 42 niet gunstig, niet ongunstig 0 – 20 (zeer) ongunstig
Cluster 4. Omstandigheden externe factoren 4.1 Het initiatief past binnen het beleid van de overheid (rijk, provincie, gemeente) 4.2 Het initiatief past binnen de geldende wet- en regelgeving voor de zorgverlening 4.3 Het initiatief past binnen de geldende regels voor reguliere financiering 4.4 Het initiatief past binnen bestaande subsidieregelingen 4.5 De doelen van het initiatief zijn maatschappelijk gezien hoog gewaardeerd Totaal aantal punten externe factoren: 7 – 10 (zeer) gunstig 3 – 6 niet gunstig, niet ongunstig 0 – 2 (zeer) ongunstig
50
Bijlage 5 Lijst geïnterviewden 2007 Geïnterviewden: Hans Moolenburgh en Thea Guijt (voorzitter en secretaris Platform Kocon)
6 juni
Aafke van Rhijn en Pel van Hattum (preventiefunctionarissen GGD HM)
5 juli
Loes Remmelzwaal (beleidsmedewerker Zorg Gemeente Katwijk)
3 juli
Marcel van Tol (jongerenwerker Factor W)
10 juli
IJsbrand van de Plas (agent Politie Hollands Midden)
10 juli
Diana Bancken (manager de Brug)
25 juli
Nico van de Stel en Leen van Rijn (voorzitter en penningmeester St. Kocon) 31 juli Willemien Willems (hoofd Preventie Brijder Verslavingszorg)
1 augustus
Ronald Bos (regiomanager Brijder Verslavingszorg)
22 augustus
Paul Broersen (beleidsmedewerker OOV gemeente Katwijk)
11 september (telefonisch)
Wim van Duijn (wethouder Zorg)
16 november
Baukje Rienstra (beleidsmedewerker Zorg gemeente Katwijk)
16 november
Onderwerpen in interviews: •
Wat waren de doelen in 2000? Zijn de doelen in de jaren daarna bijgesteld?
•
Zijn deze doelen behaald? Hoe weet je dat?
•
Hoe staat het met het draagvlak?
•
Hoe is de samenwerking sinds 2000?
•
Hoe is met de communicatie? Hoe lopen de lijnen en zijn deze duidelijk voor iedereen?
•
Zijn er duidelijke afspraken over taken/bevoegdheden/verantwoordelijkheden?
•
Is het mogelijk om de instellingen aan de (harde/zachte) afspraken te houden? Hoe?
•
Wat is de rol van de doelgroepen?
•
Wat zijn de belangrijkste knelpunten?
•
Welke aanbevelingen doe je voor de toekomst?
51
52
Bijlage 6 Overzicht partijen en betrokkenen Stichting Kocon De stichting fungeert als rechtspersoon van het Platform en bestaat uit zes bestuursleden op vrijwillige basis. Zij beheert de financiën en is gesprekspartner voor de gemeente Katwijk.
Samenstelling Platform Kocon De maandelijkse platformbijeenkomsten worden bijgewoond door medewerkers van de volgende organisaties: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Bureau Jeugdzorg Rijnland Factor Welzijn - Jongerenwerk Gemeente Katwijk – Afdeling Maatschappelijke Zaken GGD Hollands Midden Huisartsen Politie Hollands Midden Brijder Verslavingszorg – onderdeel van de Parnassia Groep Stichting De Brug Stichting Voorkom! GGZ Rivierduinen (tijdelijk vacant)
Op uitnodiging van het Platform nemen regelmatig andere organisaties deel aan de Platformvergaderingen. De uitwerking van de verschillende activiteiten vindt plaats met behulp van diverse project- en werkgroepen vanuit het Platform. De voorzitter en secretaris zorgen voor de coördinatie of afstemming hiervan. De platformleden participeren daarnaast in reguliere overlegbijeenkomsten zoals het Signaleringsteam, het lokaal Zorgoverleg, het ZorgAdviesTeam (ZAT) en de Werkgroep Preventieprojecten basisscholen.
Project- en werkgroepen Platform Kocon Projectgroep Genotmiddelen, Opvoeding en Gezin De projectgroep richt zich op de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten voor ouders en andere opvoeders. De voortgang en bewaking liggen in handen van de projectleider van het Platform (16 uur per week aanvullende diensten vanuit de GGD Hollands Midden). Aan de projectgroep nemen deel: - GGD Hollands Midden - Bureau Jeugdzorg Rijnland - Brijder Verslavingszorg – Parnassia Groep - Algemeen Maatschappelijk Werk - Expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding (JSO) - Leerlingbegeleider - Opvoedbureau - HALT Project Reïntegratie Structurele activiteit van het Platform gefinancierd door centrumgemeente Leiden (Doeluitkering) en de gemeente Katwijk. Uitvoering hulpverlening (ex-gedetineerden en/of ex-verslaafden) door medewerkers casemanagement in dienst van Stichting De Brug voor 20 uur per week. Daarnaast worden de deelnemers (gemiddeld 15 op jaarbasis) begeleid door vrijwilligers die iedere 6 weken een uitwisselings- en/of trainingsbijeenkomst bijwonen. Indicatieteam Reïntegratie Het Indicatieteam bespreekt het traject van deelnemers die in aanmerking komen voor een ‘Koconwoning’ van het Project Reïntegratie en stemt de aanpak af. Het indicatieteam bestaat uit medewerkers van: - Stichting De Brug (casemanagement Project Reïntegratie) - GGZ Duin- en Bollenstreek (Outreachend Team) en - Parnassia Groep – Mobiele Team
53
Begeleidingsteam Reïntegratie Het Begeleidingsteam bespreekt tweemaal per jaar, of vaker indien nodig, de algemene voortgang van het project. Het Begeleidingsteam bestaat uit medewerkers van Stichting De Brug, Politie Hollands Midden en Parnassia Verslavingsreclassering. Projectgroep Maatschappelijke Opvang De Projectgroep Maatschappelijke Opvang ontstond vanuit de Werkgroep Veelplegers en de dak- en thuislozen problematiek. Sinds mei 2007 is een projectleider aangesteld vanuit de gemeente Katwijk. De projectgroep bestaat uit vertegenwoordigers van: - Stichting De Brug - Stichting De Binnenvest - Woonstichting KBV - Gemeente Katwijk (Wethouder en afdeling Maatschappelijke Zaken en Communicatie) - GGZ Duin- en Bollenstreek - Parnassiagroep- Verslavingszorg Werkgroep Alcohol en Kerken De werkgroep bestaat uit 17 personen uit verschillende Kerken in de KRV-gemeenten. De werkgroep is momenteel niet actief. Werkgroep Naleving De werkgroep richt zich op activiteiten van verslavingspreventie in combinatie met wet- en regelgeving en naleving. De werkgroep bestaat uit twee vrijwilligers en medewerkers van de Gemeente Katwijk (Afd. Veiligheid), Politie Hollands Midden en GGD Hollands Midden. Daarnaast zijn medewerkers van STAP en de Universiteit Twente betrokken bij de werkgroep. De voortgang en bewaking liggen in handen van de coördinator verslavingspreventie van het Platform. Werkgroep Drieluik De werkgroep ontwikkelt een campagne naar aanleiding van 15 jaar Platform. De campagne bestaat uit een televisiereeks (RTVKatwijk) een symposium en een actie gericht op jongeren. De werkgroep bestaat uit een vrijwilliger en medewerkers van het Platform, Politie Hollands Midden en de gemeente Katwijk (Afd. Communicatie).
Overigen Jongerenwerk en sportsector Voor het ontwikkelen van activiteiten verslavingspreventie op het gebied van o.a. jongerenwerk en sport zijn diverse overleggen. De voortgang en bewaking liggen in handen van de coördinator verslavingspreventie Werkgroep Voedselbank Katwijk De werkgroep Voedselbank Katwijk zorgt voor de dagelijkse gang van zaken en stemt werkzaamheden af met de projectmedewerkster van het Project Broodnodig van het Platform. De werkgroep wordt ondersteund door de voorzitter en secretaris van het Platform. Project Broodnodig Eén jarig project voor de periode 1 juni 2007 tot en met 31 mei 2008 voor inwoners van Katwijk met een zeer laag inkomen (o.a. klanten Voedselbank Katwijk). De hulpverlening wordt uitgevoerd hulpverlening door beroepskracht HBO Maatschappelijke Dienstverlening in dienst van Factor W voor 32 uur per week.
54
Bijlage 7 Tabellen cijfers alcohol- en drugsgebruik Tabel 1 Alcoholgebruik jongerenpeiling GGD 2003 - 1998
Afgelopen 4 weken gedronken
Geslacht jongen
meisje
Meer dan 4 keer gedronken in 4 weken (vaak drinken)
Leeftijd 12-14 jaar 15-17 jaar 18-23 jaar 24-26 jaar 12-14 jaar 15-17 jaar 18-23 jaar 24-26 jaar 12-14 jaar 15-17 jaar 18-23 jaar 24-26 jaar 12-14 jaar 15-17 jaar 18-23 jaar 24-26 jaar
jongen meisje Afgelopen 2 weken vijf of meer glazen bij één gelegenheid (veel drinken)
12-14 jaar 15-17 jaar 18-23 jaar 24-26 jaar jongen meisje
Katwijk 2003 1998 % % 25 21 87 64 92 98 94 91 27 19 69 74 79 62 68 68 26 21 78 69 85 81 82 79 5* 2 24 28 44 43 34* 33* 41 45 17 16 7 6 33 28 49 42* 32* 37 45 46 21 17
Overig ZHN 2003 1998 % % 24 25 74 75 92 91 90 89 22 15 70 71 83 77 73 77 23 20 72 74 88 84 82 81 1 3 21 31 48 47 46 51 43 49 24 26 3 6 33 40 53 53 44 47 49 53 27 28
vet = 2003 significant verschillend van 1998 *Katwijk significant verschillend van overig ZHN
Tabel 2 Alcoholgebruik scholierenpeiling Trimbos-instituut 2003 - 1996
Gemiddeld aantal glazen alcohol bij één gelegenheid
12-14 jaar 15-17 jaar jongen meisje totaal
Katwijk 2003 1996 n = 236 n = 299 5,1 1,8 6,6 5,1 6,1 3,8 5,2 2,9 5,7 3,3
Overig ZHN 2003 1996 n = 1375 n = 2411 3,4 1,6 6,0 4,5 5,7 3,7 4,2 2,5 5,0 3,1
vet = 2003 significant verschillend van 1996
55
Tabel 3 Alcoholgebruik volwassenenpeiling GGD 2005 - 2000
Jaarprevalentie
(zeer) excessief drinken (20 glazen of meer per week)
18-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar man vrouw totaal 18-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar man vrouw totaal
Katwijk 2005 2000 % % 86 85 78* 89 78* 90 88 94 73 81 80 88 18 11 7* 7 12 11 20 17 4 2 13 9
Overig ZHN 2005 2000 % % 87 89 87 92 89 92 92 94 84 88 88 91 21 11 15 12 18 14 28 18 7 5 18 12
vet = 2005 significant verschillend van 2000 * significant verschillend van overig ZHN
Tabel 4 Alcoholgebruik ouderenpeiling GGD 2005
Jaarprevalentie
65-74 jaar 75-94 jaar man vrouw totaal 65-74 jaar 75-94 jaar man vrouw totaal
(zeer) excessief drinken (20 glazen of meer per week)
Katwijk (N = 284) % 70 65 82 57 68 8 <1 11 1 5
Overig ZHN (N = 2.462) % 83 72 87 72 78 11 5 14 3 8
vet = Katwijk significant verschillend van overig ZHN
Tabel 5 Cannabis- en partydrugsgebruik jongerenpeiling GGD 2003 - 1998
Afgelopen 4 weken cannabis gebruikt
leeftijd 12-17 jaar totaal 18-26 jaar
Afgelopen 4 weken partydrugs gebruikt
totaal 12-17 jaar totaal 18-26 jaar totaal
vet = 2003 significant verschillend van 1998 *Katwijk significant verschillend van overig ZHN
56
geslacht jongen meisje jongen meisje jongen meisje jongen meisje
Katwijk 2003 1998 % % 4,7 4,3 8,0 1,5 6,3 2,9 8,8* 8,1* 5,6 6,4 7,3 7,3 3,8 1,4 2,4 1,4 3,1 1,4 1,8 6,0 1,9 2,1 1,8 3,6
Overig ZHN 2003 1998 % % 4,5 9,5 3,5 5,4 4,0 7,6 17,5 15,4 5,3 5,3 11,0 10,3 0,5 1,2 0,7 1,0 0,6 1,2 8,0 5,3 2,0 1,8 4,8 3,5
Bijlage 8 Resultaten in kort bestek 1
Cijfers alcohol- en drugsgebruik Jongeren 1
De leeftijd waarop kinderen kennis maken met alcohol is jonger geworden. Tweederde van de leerlingen in groep 7 en 8 van de basisschool heeft ervaring met alcohol
2
Het percentage jonge meisjes (12-14 jaar) dat regelmatig alcohol drinkt is in vijf jaar tijd toegenomen van een vijfde naar een kwart. In 2003 drinken in deze leeftijdsgroep evenveel meisjes als jongens. Vijf jaar eerder liepen meisjes in dit opzicht nog achter op jongens.
3
Met uitzondering van jonge meisjes (zie punt 2) is het percentage jongeren dat regelmatig alcohol drinkt gelijk gebleven.
4
De resultaten over de hoeveelheid alcohol dat per gelegenheid wordt gedronken, zijn tegenstrijdig. Volgens de gezondheidspeiling 2003 van de GGD is in Katwijk de omvang van de groep die ‘veel drinkt’ (vijf of meer glazen bij één gelegenheid) in vijf jaar tijd gelijk gebleven. In de rest van Zuid-Holland Noord is het percentage ‘veeldrinkers’ onder jongeren afgenomen. Volgens de scholierenpeiling van het Trimbos-instituut in hetzelfde jaar, is het gemiddeld aantal glazen dat per gelegenheid wordt gedronken, in Katwijk toegenomen, evenals in de rest van Zuid-Holland Noord.
5
Als Katwijk met Zuid-Holland Noord wordt vergeleken, dan drinken in Katwijk evenveel jongeren alcohol en is het percentage ‘veeldrinkers’ gelijk aan dat van overig Zuid-Holland Noord. Vijf jaar eerder was het percentage ‘veeldrinkers’ in Katwijk kleiner dan in de rest van Zuid-Holland Noord. Volgens de scholierenpeiling van het Trimbos-instituut drinken leerlingen in het voortgezet onderwijs in Katwijk gemiddeld evenveel glazen bij één gelegenheid als scholieren in de rest van Zuid-Holland Noord.
6
Een kwart van de 12-15 jarigen koopt wel eens alcohol, meestal in de supermarkt of in een café/ disco.
7
Het percentage cannabisgebruikers onder 12-17 jarigen is in Katwijk gelijk gebleven (circa 5%). In de rest van Zuid-Holland Noord is het cannabisgebruik iets gedaald. In 1998 gebruikten minder Katwijkse jongeren cannabis dan leeftijdgenoten in de rest van ZuidHolland Noord. In 2003 is het percentage cannabisgebruikers in Katwijk gelijk aan dat in de rest van Zuid-Holland Noord.
8
Het percentage cannabisgebruikers onder 18-26 jarigen is gelijk gebleven (circa 7%), evenals in de rest van Zuid-Holland Noord. Het percentage jongvolwassenen dat cannabis gebruikt is in Katwijk lager dan in de rest van Zuid-Holland Noord (11%), zowel in 1998 als in 2003.
9
Het gebruik van partydrugs (cocaïne, XTC en speed) is populair onder een kleine groep uitgaanders. Ongeveer 8% van de mannen en 1% van de vrouwen gebruikt cocaïne op een uitgaansdag. Het cocaïnegebruik in het Katwijkse uitgaansleven is even hoog als dat in Noordwijk.
57
Uitgaande jongeren 10 eer dan de helft van de 12-15 jarigen in Katwijk gaat regelmatig uit. In Katwijk gaan meer jongeren regelmatig uit dan leeftijdgenoten in de rest van Zuid-Holland Noord. Van de 13-15 jarigen die uitgaan, drinkt tweederde wel eens alcohol tegenover 40% van de leeftijdgenoten die niet uitgaan. 11 Volgens de gezondheidspeiling in 2003 drinkt een kwart van de uitgaande 13-15 jarige Katwijkers alcohol als zij uitgaan. Een ander onderzoek (VIKS) zegt dat zeven van de tien 1315 jarigen alcohol drinken bij het uitgaan. 12 Van de uitgaande jongeren tot 20 jaar drinkt 70% alcohol voordat zij uitgaan (indrinken). 13 In de voetbalkantines worden gemiddeld per persoon evenveel glazen alcohol gedronken als in de cafés. 14 Acht procent van de mannen en 1% van de vrouwen heeft op een uitgaansdag cocaïne gebruikt. In jongerensociëteiten wordt op een uitgaansdag door meer jongeren cocaïne gebruikt (10%) dan in de cafés en discotheken (5%). 15 In Katwijk wordt op een uitgaansdag evenveel glazen alcohol gedronken als in Noordwijk. In Katwijk gebruiken evenveel café- en discobezoekers cocaïne en/ of cannabis op een uitgaansdag als in Noordwijk.
Volwassenen en ouderen 16 In Katwijk is het percentage volwassenen van 35-94 jaar dat alcohol drinkt, lager dan onder volwassenen in overig Zuid-Holland Noord. 10
17 Het percentage excessieve drinkers
onder 18-34 jarigen is in vijf jaar tijd toegenomen van
12% naar 18%. Het percentage van 18% is gelijk aan dat in overig Zuid-Holland Noord. 10
18 Het percentage excessieve drinkers onder 35-64 jarigen is gelijk gebleven. Zowel in 2000 als in 2005 is dit percentage in Katwijk duidelijk lager dan in de rest van Zuid-Holland Noord. 19 Het percentage ouderen (65-94 jaar) dat alcohol drinkt en het percentage excessieve drinkers
2
10
onder ouderen, is lager dan in de rest van Zuid-Holland Noord.
Cijfers verslavingszorg 20 In 2006 zijn 245 inwoners van Katwijk ingeschreven bij Brijder Verslavingszorg en 89 cliënten zijn ingeschreven bij Stichting De Brug. In hoeverre deze twee groepen elkaar overlappen is niet bekend. Drieëndertig cliënten van De Brug komen uit de regio of daarbuiten. 21 Sinds 1999 is het aantal ingeschreven cliënten bij Brijder toegenomen met 63%. De toename bestaat voor het grootste deel uit alcoholcliënten. Het aantal heroïnecliënten is gelijk gebleven (66 in 2006). Het aantal cocaïne- en cannabiscliënten is tussen 1999 en 2006 toegenomen van 6 naar 17 respectievelijk van 2 naar 11 cliënten. 22 Sinds 1999 heeft het aantal ingeschreven cliënten bij De Brug geschommeld tussen 82 in 1999, met een piek van 101 in 2001, en 89 in 2006. Het aantal heroïnecliënten is gedaald van 55 cliënten in 1999 naar 18 in 2006. Het aantal cliënten dat alcohol als hoofdverslaving of tweede verslaving heeft, is in dezelfde periode toegenomen van 15 naar 41 cliënten. Het
10
Excessief drinken = 20 glazen alcohol of meer per week
58
aantal
cocaïnegebruikers
is
toegenomen
van
15
naar
39
cliënten.
Het
aantal
cannabisgebruikers is gelijk gebleven met 26 cliënten in 2006. Het aantal cliënten dat andere middelen gebruikt (XTC, speed, medicijnen, psychofarmaca) is toegenomen van 9 naar 16. Van de 89 cliënten gebruiken 58 cliënten (70%) meer dan één middel. De combinatie van alcohol met cocaïne is favoriet. 23 De Brug behandelt steeds meer mensen met andere verslavingen dan aan genotmiddelen, zoals gok-, eet- of seksverslaving. In 2006 gaat het om 16 cliënten. 24 Het aantal partners en andere familieleden dat bij De Brug aanklopt voor begeleiding is tussen 1999 en 2006 toegenomen van 29 naar 55. 25 Het aantal bezoekers van het inloophuis van De Brug is tussen 1999 en 2006 toegenomen van 70 naar 94 personen. In de laatste jaren komen niet alleen verslaafden naar het inloophuis maar ook daklozen en ex-psychiatrische patiënten.
3
Realisatie beleidsplannen 26 Het maatschappelijk debat over de aanpak van overmatig alcoholgebruik wordt open en breed gevoerd. Veel partijen zijn door het Platform Kocon bij elkaar gebracht en gemobiliseerd rondom het thema alcohol. 26 Preventieactiviteiten met als doel alcoholmatiging, zijn geïntensiveerd op scholen, bij jongeren en ouders. 27 Het aanbod aan deskundigheidsbevordering ten aanzien van houding en aanpak van overmatig alcoholgebruik in het jongerenwerk, onderwijs en ouders is uitgebreid. 28 Een
convenant
is
gesloten
tussen
gemeente
en
horeca.
Een
convenant
voor
sportverenigingen is in de maak. In het convenant met de horeca zijn afspraken gemaakt over bijvoorbeeld certificering van de portiers, een veilige omgeving na sluitingstijd, het bellen van de politie bij onrust, de inzet van taxi’s en het plaatsen van urinoirs. Een convenant met een supermarkt is door de gemeente voorgesteld, maar door de supermarkt afgewezen. 29 De ontwikkeling van voorzieningen voor opvang, begeleiding en reïntegratie van exgedetineerde verslaafden is gestart en breidt zich uit. In 2006 hebben in vier jaar tijd in totaal 15 van de 48 deelnemers het reïntegratietraject met succes afgerond. Zevenentwintig personen zijn voortijdig gestopt. Sinds 2004 neemt het aantal niet-succesvolle uitstromers iets af en het aantal succesvolle uitstromers toe. 30 Een methadonprogramma met begeleiding voor heroïneverslaafden is door Brijder Verslavingszorg gerealiseerd.
4
Evaluatie beleidsproces 31 Zowel uit de vragenlijsten als uit de interviews komt een positieve beoordeling van de werkzaamheden van het Platform Kocon in de gemeente Katwijk naar voren. Het Platform is uitgegroeid van een ‘vrijwilligersclubje’ tot ‘professionele’ organisatie met een bestuur, vergaderagenda en notulen, beleids- en werkplannen. Na de fusie van drie gemeenten zijn de werkzaamheden uitgebreid naar Rijnsburg en Valkenburg. Het Platform speelt in op signalen uit de lokale bevolking zoals een bijdrage leveren aan de opzet van een voedselbank.
59
32 Er zijn sinds 2000 veel plannen gemaakt, waarvan het merendeel (soms met enige vertraging) is uitgevoerd. In de plannen zijn diverse verschuivingen zichtbaar: van drugs naar alcohol, van volwassenen naar jongeren/jongvolwassenen, van preventie naar meer maatschappelijke voorzieningen zoals maatschappelijke opvang en voedselbank. De beleidscyclus is niet gesloten, zodat evaluatie van de jaarplannen en de eventuele aanpassingen niet inzichtelijk zijn. 33 Volgens een aantal geïnterviewden zullen aanpassingen in de werkwijze van de stichting nodig zijn om aan de ambities van het platform te voldoen. De inhoud van het convenant uit 2004, waarin taken en bevoegdheden staan vermeld, leeft niet voldoende onder de platformleden. Het is van belang wat de gemeente Katwijk van het platform verwacht. Wederzijdse verwachtingen kunnen gevolgen hebben voor de taken van de voorzitter en secretaris van het Platform Kocon en voor het bestuur van de stichting, maar ook voor de inzet vanuit de gemeente. 34 Een belangrijk knelpunt voor betrokkenen is het aantonen dat alle werkzaamheden ook werkelijk tot het terugdringen van het (overmatig) gebruik van genotmiddelen leiden. Hoewel alle geïnterviewden succesverhalen kunnen vertellen (op casusniveau of bereikte plannen), is er geen effectmeting verricht. Voor sommigen werkt dit negatief op de motivatie. 35 Men is over het algemeen tevreden over de onderlinge samenwerking. Volgens sommige partners staat onderlinge concurrentie de samenwerking enigszins in de weg. Ook interne veranderingsprocessen kunnen de samenwerking negatief beïnvloeden, zoals dat bij Brijder het geval was. De cultuur van de deelnemers en hun visie op zorgverlening komen niet in alle gevallen overeen, maar de inhoudelijke discussie hierover wordt over het algemeen naar ieders tevredenheid gevoerd in de overleggen van het Platform Kocon.
60