Nota van zienswijzen op ‘Verslaving meester’; notitie regionaal verslavingsbeleid 2010-2013, Nieuwe Waterweg Noord’ Het concept van bovenstaande nota is ter advisering voorgelegd aan de Wmo Adviesraden van Vlaardingen, Schiedam en Maassluis. Daarnaast is het stuk toegestuurd aan de ongeveer 25 organisaties en instellingen die volgens de laatste bekende informatie deel uitmaken van het regionaal Oggz-platform. Van genoemde drie Wmo Adviesraden zijn zienswijzen ontvangen, alsmede van Bouman GGZ. Het Basisberaad, GGZ Delfland en MDNW hebben eveneens gereageerd (MDNW overigens met de mededeling dat ze geen verdere opmerkingen had). Ook zijn reacties ontvangen van het Zorgkantoor DWO/NWN en vanuit de subcommissie Wmo van de gemeenteraad van Schiedam In het vervolg geven wij bij ingebrachte opmerkingen of zienswijzen telkens onze reactie. Deze is steeds cursief weergegeven.
I. Wmo Adviesraad Vlaardingen De nota geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende op- en aanmerkingen. 1. In het algemeen geeft de nota op zich een goede basis om het verslavingsbeleid verder te ontwikkelen en daadwerkelijk toetsbaar en realiseerbaar te maken. Echter in deze fase is dat zeker nog niet het geval. Er lijkt sprake van een worsteling om de problematiek helder in beeld te krijgen. En dat is nog niet helemaal gelukt. De laatste alinea van blz 12 geeft een goed beeld van deze worsteling. (Dat zou pleiten voor..., Daarnaast lijkt een toenemend beroep op de verslavingszorg op een toename.... Ter relativering van... ) Kortom, één en al onzekerheid. Terechte constatering. We hebben onze voornemens en keuzes op grond van deze opmerkingen met name op genoemde pagina daarom stelliger geformuleerd. 2. Een probleem lijkt ook te zijn de omvang/afbakening van de regio. Sommige cijfers en activiteiten zijn op plaatselijk niveau, sommige op Waterweg Noord niveau, weer andere bovenregionaal. Niet altijd duidelijk wordt welke activiteiten op welk niveau worden aangepakt, c.q. moeten worden aangepakt. Het is nu eenmaal een gegeven dat, naast inzet op regionaal niveau – keuzes die daarbij worden gemaakt vormen de basis voor deze notitie – gemeenten ook nog ‘eigen’ activiteiten op lokaal niveau uitvoeren. We hadden deze ongenoemd kunnen laten maar hebben ervoor gekozen om daarvan toch, in een aparte paragraaf, een opsomming te geven. Wat de beschikbare cijfers betreft: betere gegevens dan de door de GGD verzamelde cijfers in de gezondheidsenquêtes van 2005 en 2008 en de Oggz-monitor uit 2007 zijn er op dit moment niet beschikbaar. 3. De cijfers die in de nota worden genoemd komen uit heel verschillende bronnen. Ook is de bron niet altijd genoemd. Uit de cijfers wordt de omvang van de problemen niet echt duidelijk. Tevens ontbreekt een goede nulmeting. Het verdient aanbeveling hier nog eens kritisch naar te kijken. Dat laatste blijven we zeker doen. Overigens hanteren we in onze doelstellingen, voorzover in cijfermatige termen geformuleerd, de beschikbare gegevens uit het verleden steeds als ijkpunt (= nulmeting). We hebben verder aanvullende bronvermeldingen opgenomen, daar waar de herkomst van cijfers onduidelijk was 4. M.b.t. de streefaantallen geldt hetzelfde als wij eerder hebben aangegeven bij de nota Vlaardingen Santé. Onduidelijk is hoe men is gekomen tot een streefpercentage. Soms is het genoemde percentage heel ambitieus, soms is men al tevreden met een paar tiende procenten vermindering. Meer samenhang in de terugdringingpercentages, of een motivering waarom de ene doelstelling veel ambitieuzer is dan de ander lijkt ons op zijn plaats.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
1
Terechte opmerking die heeft geleid tot meer eenvormigheid in het formuleren van streefcijfers: voor alle negatieve indicatoren geldt dat waarde eind 2013 10% lager moet zijn dan de nu bekende waarde. Zie overigens ook onze reactie op de opmerking van de subcommissie Wmo van de Schiedamse gemeenteraad verderop (blz. 13 bij punt 9) 5. Ook is niet duidelijk welke prestatie-eisen aan instantie zoals Bouman GGZ, GGD, Leger des Heils, Groene Luiken etc. worden gesteld. Hoe zit het met tussentijdse managementrapportages of toetsingsmomenten, om zonodig het beleid op tijd bij te kunnen sturen? Opmerking is terecht. Daarom hebben we juist bij de ‘activiteiten’ onder ‘Preventie’ (activiteit f) en onder ‘Zorg en opvang’ (activiteit c) het voornemen opgenomen om, middels de systematiek van de zg, ‘beleidsgestuurde contractfinanciering’(bcf) toetsbare resultaatafspraken te maken met betrekking tot een aantal producten en diensten van Bouman GGZ. Daarnaast dient inderdaad ook meer duidelijkheid te komen ten aanzien van de prestaties/resultaten van andere genoemde uitvoeringsorganisaties waarvan wij gebruik maken. Overigens ontvangen wij van gesubsidieerde organisatie 2x per jaar rapportages. Mede omdat wij in onze subsidievoorwaarden zelf tot nu toe niet altijd even duidelijk zijn geweest ten aanzien van de verlangde prestaties, valt daar in een aantal gevallen tot op heden onvoldoende relevante informatie uit af te leiden. We willen hierin zo snel mogelijk verbetering brengen. 6. De belangrijkste partner op het gebied van de verslavingszorg is Bouman GGZ. Niet goed duidelijk wordt wat Bouman nu precies doet t.b.v. Vlaardingen en de regio. Concrete gegevens omtrent ingezette formatie en disciplines, aantallen ingeschreven en behandelde patiënten zijn lastig en soms in het geheel niet terug te vinden. Het is zinvol deze belangrijke partner te vragen haar gegevens omtrent omvang en aard van de problematiek eens op papier te zetten. Zie onze reactie bij de vorige opmerking 7. Een brede klacht van gebruikers van de verslavingszorg is het gebrek aan nazorg. Met als gevolg het zwarte gat met terugval en recidive. Resultaat: persoonlijk lijden maar ook herstart van de dure behandeling. Suggestie: nota beoordelen op dit aspect. Is de nazorg door bijv. Bouman goed geborgd? Is een aanvullend Steunpunt – mede bemenst door verslavingszorgervaringsdeskundigen een noodzaak? De notitie gaat in dit opzicht uitsluitend in op wat wij als gemeente – met ons beperkte budget - op dit vlak kunnen bieden. Daarnaast zijn er ook voorzieningen die op andere wijze worden gefinancierd en daarom in de notitie niet worden genoemd. Zo zou genoemde nazorg in de praktijk uit ambulante begeleiding kunnen bestaan. Dergelijke begeleiding kan uit de AWBZ worden betaald mits iemand daarvoor is geïndiceerd omdat de problematiek daarvoor ernstig genoeg is. Is dat niet het geval dan kan getracht worden om in aanmerking te komen voor een gemeentelijke voorziening, bijvoorbeeld thuiszorg. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om in de drie gemeenten deel te nemen aan het activiteitenaanbod in de verschillende dagactiviteitencentra in de drie NWN-gemeenten. Naast dagbesteding is contact met lotgenoten en doorbreking van sociaal isolement hiervan de meerwaarde. In alle gevallen worden mensen wél geacht zelf initiatieven te nemen. Ons is bekend dat Bouman GGZ cliënten die bij hen behandeld worden voor ‘zware‘ verslavingsproblematiek bij verbetering van de situatie niet zonder meer ‘los’ laat. Wij hebben hier echter geen rechtstreekse controle op: onze subsidierelatie met Bouman beperkt zich tot het afnemen van preventieve activiteiten waaronder ‘outreachende’ zorg (methadonzorg wordt vanaf 2009 vanuit de Zorgverzekeringswet gefinancierd) 8. De begrippen “Ervaringsdeskundigheid” en “Ervaringsdeskundige” worden beide gebruikt. Het hebben van cliëntervaring maakt iemand nog niet tot “Ervaringsdeskundige”. Zo ook m.b.t. organisaties: ‘het werken met ex-cliënten maakt die organisatie nog niet tot een 'Ervaringsdeskundigen-organisatie'. Dit geldt ook voor het Basisberaad en de stichting Incentive, organisaties welke bovendien bestuurlijk nauw met elkaar verbonden zijn. Hebben beide organisaties zich aantoonbaar inhoudelijk ingezet c.q. zijn zij ingevoerd in de Vlaardingse situatie? Op basis van de periodieke contacten met beide organisatie, hebben wij de overtuiging dat het antwoord op de vragen in de laatste zin ‘ja’ is. Overigens is het Basisberaad in mei 2009 failliet verklaard. Volgens onze huidige informatie is ‘Zorgbelang’ bereid om de meest relevante activiteiten van het Basisberaad voort te gaan zetten.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
2
Wij willen daarom in najaar 2009 met deze organisatie gesprekken, bedoeld om te komen tot subsidieafspraken voor de realisatie van periodieke raadpleging van de doelgroep ‘mensen met oggzgerelateerde problematiek waaronder verslaving’. Ons streven blijft er namelijk op gericht om inzicht te krijgen in wensen/behoeften, meningen en ervaringen van deze doelgroep ten aanzien van gemeentelijke voorzieningen. 9. Een groot probleem lijkt ons het financieel kader. Er lijkt sprake te zijn van een ongedekte cheque van ongeveer een miljoen per jaar. Niet duidelijk is hoe dit wordt aangezuiverd. Het lijkt de Wmo Adviesraad dat de nota zonder dekking een lege huls blijkt te zijn. In de bijgevoegde begroting voorzien wij inderdaad een tekort van bijna een miljoen euro. Bij de Kadernota- / Voorjaarsnota-discussies in de drie NWN-gemeenten is door de drie gemeenteraden geld gereserveerd om dit tekort te dekken. De besluitvorming hierover had op het moment waarop deze conceptnotitie ter advisering werd voorgelegd nog niet plaats gevonden. Het was daardoor nog niet mogelijk om hier in dit stuk meer duidelijkheid over te verschaffen. Opmerkingen per bladzijde 10. Blz 3 t/m 5: In de samenvatting ontbreken in de diverse schema’s éénmaal de opdrachtgever en verschillende malen de uitvoerder. Is voor zover mogelijk aangevuld: wie beleidsvoornemens gaat uitvoeren is op dit moment nog niet in alle gevallen te zeggen. 11. Blz 5, punt 16: De zin loopt niet. Is aangepast 12. Blz 6: De uitspraak dat mensen alcohol, tabak of drugs gebruiken om een prettig, energiek en/of ontspannen gevoel te krijgen is wel erg kort door de bocht. Vaak worden middelen ook gebruikt om een probleem op te lossen (medicijnen) of problemen aan te kunnen c.q. weg te drukken. Verder worden in de betreffende zin wel alcohol, tabak of drugs genoemd, maar niet gokken en medicijnen. Wij hebben de betreffende zin aangepast conform de gemaakte opmerkingen 13. Blz 7, Laatste zin, eerste alinea, dat verslaving vaak samengaat met verstandelijke handicaps lijkt ons onjuist We hebben dat onderdeel van de zin geschrapt 14. Blz. 7, Doelstelling: Vervang het woord ‘genotmiddelen’ door ‘verslavende middelen’ Dit advies hebben we opgevolgd 15. Blz. 7: tevens zou volgens de Raad aan de doelstelling moeten worden toegevoegd dat burgers worden ondersteund als zij in hun omgeving te maken krijgen met overlast als gevolg van gebruik/misbruik van verslavende middelen. Burgers die overlast, bijvoorbeeld ten gevolge van gebruik/misbruik van verslavende middelen door anderen ondervinden kunnen nu al een beroep doen op politie en voorzieningen op het gebied van openbare orde/veiligheid. De aanbevolen formulering zou wellicht onterecht verwachtingen scheppen ten aanzien van de reikwijdte van de gemeentelijke ondersteuning 16. Blz. 7: de laatste zin van 2.1 kan er beter uit. Het gaat bij verslavingszorg ook om ’cure’. En met de hier gevolgde redenering zou ook algemene gezondheidszorg alleen ‘care’ zijn. We hebben de laatste zin verwijderd
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
3
17. Blz 10/11, cijfers: Ook hier een niet erg systematische opsomming. Soms wordt er vergeleken met een landelijk cijfer, soms ook niet. De meest recente regionale gezondheidsenquête stamt uit 2005, o.i. te weinig recent om hier beleid op te maken. Ook hier net als in de nota Santé soms vergelijkingen die wat onwaarschijnlijk voorkomen (Bijv in Vlaardingen gebruikt 4% van de jongeren van 14/15 jaar cannabis, landelijk is dat 10%. Is dat wel aannemelijk? Bij 16/18 jaar ontbreekt de vergelijking met landelijk ) Voor een deel van de gemaakte opmerkingen verwijzen we naar onze reactie bij opmerking 3. Inderdaad blijkt uit de gezondheidsenquête van 2005 dat het gebruik van cannabis onder 14/15jarigen gedurende de voorgaande 4 weken, in onze regio beneden het landelijk gemiddelde ligt. Een vergelijkbaar cijfer voor 16-18-jarigen hebben we niet beschikbaar. Wél is bekend dat het gebruik van cannabis in 2005 gedurende de voorgaande maand onder 13 t/m 17-jarigen leerlingen in het voortgezet onderwijs landelijk op 7% lag, terwijl het vergelijkbare cijfer onder Vlaardingse 13 t/m 17jarigen 4% is. We hebben deze informatie in een noot toegevoegd. 18. Blz 15/16, punt E facetbeleid: Wat houdt de afstemming met openbare orde en veiligheid in? En moeten ook niet sportkantinehouders deelnemen aan de preventiecursus van de GGD? Daarnaast zouden wij in overweging willen geven het schenken van alcohol in sportkantines overdag te verbieden. Ook zou er aandacht moeten worden gegeven aan het alcoholgebruik in bedrijven, bijv het stimuleren van het opstellen van een alcoholbeleid. Ambtenaren van Welzijn (Wz) en Openbare orde en Veiligheid (OoV) overleggen periodiek met elkaar en wisselen informatie uit. Zo voorkomen we bijvoorbeeld dat vanuit OoV met een verslavingsorganisatie afspraken worden gemaakt over voorlichting op het gebied van preventie (dat doet Wz al). Wz kan bijvoorbeeld in de voorlichtingsactiviteiten aandacht laten besteden aan datgene wat de gemeente op handhavingsgebied allemaal doet (geen drank/drugs in het grootste deel van het openbaar gebied, ontzegging van de toegang tot alle horecagelegenheden bij veroorzaken overlast e.d.), om duidelijk te maken dat overlastgevend gedrag niet zonder gevolgen is. De afstemming heeft vooral betrekking op het ketenonderdeel ‘preventie’. Wat het verbieden van het schenken van alcohol in sportkantines overdag en het stimuleren van bedrijven tot het opstellen van een intern alcoholbeleid betreft, dat zijn interessante suggesties voor de wijze waarop wij de uitvoering van ons (preventief) verslavingsbeleid de komende jaren ter hand gaan nemen. Voorliggende notitie biedt voor die uitvoering slechts een kader. Wij zullen aan genoemde suggesties aandacht besteden. Tenslotte: het lijkt ons niet nodig om sportkantinehouders op te leggen deel te nemen aan de cursus die coffeeshophouders ter verkrijging en behoud van een exploitatievergunning verplicht moeten volgen. De inhoud hiervan is helemaal gericht op het voorkomen van problemen door verkoop en gebruik van cannabisproducten binnen een coffeeshop. Verkoop en gebruik van cannabisproducten in sportkantines komt in het algemeen niet voor. 19. Blz 16, signalering en toeleiding: Aangegeven wordt dat hulp alleen kan worden aangeboden als er een beroep op wordt gedaan. Veel overmatig alcohol gebruikende jonge mensen ervaren het drinken echter niet als een probleem en peinzen er dan ook niet over om hulp te zoeken. De negatieve lichamelijk gevolgen komen ook pas veel later aan het licht. Aansporing tot zoeken van hulp zal bij deze groep niet helpen. Alleen preventie, voorlichting en concrete maatregelen (legitimatie bij verkoop, drankgebruik verbieden op bepaalde plekken) kunnen hier helpen. We zijn het met deze constatering eens, maar deze is volgens ons niet in strijd met de huidige tekst 20. Blz 18, hoofdstuk 5, derde alinea: In ons advies op de regionale nota Beleidskader OGGZ hebben wij reeds aandacht en een oplossing gevraagd voor de hier gesignaleerde gevolgen bij het stellen van een contra-indicatie voor middelengebruik bij opname. Wij herhalen onze reactie die we ook op deze zienswijze bij de Oggz-notitie hebben gegeven: mét de Wmo Adviesraad zijn we van mening dat er in onze regio ook voor verslaafden huisvestings- en opvangmogelijkheden dienen te bestaan. Wél dienen we oog te hebben voor het feit dat verslaafden niet altijd als vanzelfsprekend met niet-verslaafden samen in één voorziening kunnen worden gehuisvest.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
4
21. Blz 19, laatste alinea, methadonzorg Bouman: Het gaat hier alleen over methadon en dan nog in algemene bewoordingen. Waar zit dit programma, zijn het alleen Vlaardingse gebruikers of is het een regioprogramma? Is er geen afkickprogramma? Wat gebeurt er aan alcoholhulpverlening, dat wordt hier helemaal niet genoemd. En gokken? En welke hulp is er voor medicijnverslaafden? Het product ‘methadonzorg’ van Bouman GGZ is een regionale voorziening die op de polikliniek (pk) in Vlaardingen wordt geboden. Het gaat hier om een vorm van ondersteuning, vergelijkbaar met maatschappelijk werk, geboden aan de groep van geregistreerde methadongebruikers – mensen die zelfstandig hun leven leiden - die op de pk periodiek methadon verstrekt krijgt (de verstrekking zélf, valt hier niet onder). Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om per individueel geval na te gaan welke knelpunten of belemmeringen men eventueel ervaart bij het zelfstandig functioneren. Zo nodig worden mensen doorverwezen naar relevante voorzieningen. Op deze manier wordt bijgedragen aan stabilisatie van de situatie van deze groep verslaafden. Overigens valt methadonzorg vanaf 2009 onder de Zorgverzekeringswet. Wij geven hiervoor met ingang van dit jaar dus geen subsidie meer en hebben onze beleidsvoornemens in dit opzicht in de notitie herzien (bij voltooïng van de concepttekst van deze notitie was dit ons nog niet precies bekend). Reeds met ingang van 2009 maken we daarom met Bouman GGZ uitsluitend afspraken over de uitvoering van een reeks van preventieve activiteiten. Voor een deel bewegen die zich op het gebied van voorlichting. Daaronder valt ook het benaderen van intermediairs (eerstelijnszorg, thuiszorgorganisaties, ouderenadviseurs) die in de positie zijn om het - volgens landelijke onderzoeksresultaten - toenemende overmatige gebruik van medicijnen en alcohol onder senioren te signaleren. Daarnaast hebben de afspraken vooral betrekking op de uitvoering van ‘outreachende activiteiten’: met name het actief benaderen van ‘zorgmijders’ die deels kampen met verslavingsproblemen vinden we van belang. Welk verslavingsmiddel hier speelt (alcohol, drugs. medicijnen) doet er hierbij niet toe. Wat andere specifieke activiteiten die Bouman verder onderneemt bij slachtoffer van verslaving door overmatig gebruik van verschillende verslavende middelen – naast de door ons gesubsidieerde –: onze beleidsnotitie is geen uitputtend overzicht van alle producten die Bouman kan bieden; slechts de producten die wij, middels subsidieverlening (laten) inzetten, worden beschreven. 22. Blz 24: De Wmo Adviesraad vraagt zich af wat de concrete taak van een vangnetfunctionaris is, dit mede gezien het forse bedrag van deze post. De vangnetfunctionaris – 1 fte + administratieve ondersteuning + kosten werkplek – is binnen de gemeente Vlaardingen aangesteld om signalen vanuit de gehele organisatie over mensen die, door schulden, (dreigende) huisuitzetting, meervoudige problematiek en dergelijke in de problemen geraken, op te pikken en vervolgens zoveel mogelijk passende acties in gang te zetten. In de praktijk betekent dit vaak het inbrengen van casussen in het Lokaal Zorgnetwerk, verzamelplaats van vrijwel alle organisaties die een rol kunnen vervullen bij de aanpak van gesignaleerde Oggz-problematiek (Want onder die noemer vallen de gesignaleerde probleemgevallen in de praktijk)
II. Wmo Adviesraad Schiedam Inleiding De Adviesraad spreekt haar waardering uit voor de notitie als geheel. De nota is helder en duidelijk geschreven. In de notitie is aandacht besteed aan ketenaanpak preventie, zorg/opvang, herstel/nazorg. Het advies is om vooral preventief te handelen en hierin meer te investeren. Dit advies geldt voor zowel de jongeren als de ouderen. Een aantal zaken zijn al opgenomen in de Oggz-nota zodat er al een goede samenhang is. Algemene reacties 1. De Adviesraad is van mening dat er met deze nota betere resultaten geboekt moeten worden dan de vorige nota. Zij adviseert al na 1½ jaar een tussenevaluatie te houden, zodat er eventueel bijgestuurd kan worden. Wij houden voor wat betreft de afspraken over uitvoering van activiteiten met maatschappelijke organisaties op basis van jaarrapportages en onze ervaringen de vinger aan de pols
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
5
Daardoor zijn we, ten aanzien van de doelstellingen met betrekking tot ‘Zorg en opvang’ en ‘Nazorg en herstel’, snel in staat om na te gaan of het de goede kant op gaat, zo niet om eventueel beleidsaanpassingen door te voeren. Voor deze doelstellingen nemen we het advies om tijdens de looptijd van de notitie tussentijds te evalueren dus over. Ten aanzien van het al of niet bereiken van de doelstellingen op het gebied van ‘preventie’ zijn we echter afhankelijk van het ritme van de GGD: zijn neemt de gezondheidsenquêtes af waaruit de gegevens afkomstig zijn aan de hand waarvan we kunnen nagaan wat er van onze doelstellingen terecht komt. De eerstvolgende gezondheidsenquête is pas weer in 2011. 2. Verder merkt de Wmo Adviesraad op dat de opvangmogelijkheden en de expertise van GGZDelfland niet genoemd worden in de nota. GGZ Delfland is één van de organisaties die deel nemen aan de Lokale Zorgnetwerken (LZN) in onze gemeenten. Zij dragen daarbinnen vaak bij aan de zo belangrijke ‘outreachende’ hulpverlening aan gesignaleerde ’zorgmijders’. Omdat deze netwerken ook in de nauw aan deze notitie gerelateerde notitie over regionaal Oggzbeleid uitvoerig zijn beschreven, wordt in deze notitie slechts kort op het LZN ingegaan en wordt geen opsomming gegeven van alle deelnemende partijen. GGZ-Delfland wordt overigens wél genoemd als (mede) exploitant van het MAC in Schiedam, een door ons overgenomen correctie op de tekst het overzicht in paragraaf 6.2. naar aanleiding van de terechte opmerking bij punt 11 in dit advies. Er zijn overigens wel meer organisaties die in onze regio actief zijn op het gebied van verslavingsbeleid zonder dat wij als gemeente een relatie met hen hebben. Die worden dan evenmin genoemd. Opmerkingen/vragen per hoofdstuk Hoofdstuk 2.2. Ketenaanpak Preventie: 1. Het voorstel is om de jongerenwerkers voldoende vaardigheden te bieden zodat zij voorlichting kunnen geven en een signalerende rol kunnen vervullen. In dit kader wordt verwezen naar het Oggz beleidskader ‘de jongerenwerkers zullen beter worden toegeleid naar signaleringsmogelijkheden’ In het kader van LAM (Lokaal alcoholmatigingsbeleid) vormen jongerenwerkers nadrukkelijk ook een doelgroep daar waar het gaat om het streven naar vergroting van de signaleringsmogelijkheden. In de uitvoering van het op preventie gericht deel van ons beleid wordt hieraan dus aandacht besteed. Hoofdstuk 3. Omvang verslavingsproblematiek in de regio Jeugd (14/15-jarigen) regio NWN 2. Opgemerkt wordt dat in de gemeenten Vlaardingen en Maassluis de omvang van het problematisch gebruik van genotmiddelen, gokgedrag of verslaving hoger zijn dan in de gemeente Schiedam. De cijfers geven dit inderdaad aan. Volwassenen 18 – 65 jaar (roken, alcoholgebruik, gokken) 3. Deze problemen komen ook voor bij de jongeren van 14 jaar en jonger die roken of alcohol gebruiken. De jeugdverenigingen, scouts, scholen kunnen hierin preventief optreden door bijvoorbeeld voorlichting te geven. Scholen, zowel voor basis- als voor voortgezet onderwijs, worden in het kader van het GGDprogramma ‘Gezonde Rijnmondse School, thema ‘genotmiddelenpreventie’ (alle drie de NWNgemeenten nemen dit product af van de GGD), reeds benaderd om hun medewerking te krijgen bij de uitvoeren van voorlichting op dit gebied. In de uitvoering van het regionaal door Bouman GGZ uitgevoerde project ‘Lokaal Alcolmatigingsbeleid (LAM)’ worden ook andersoortige ‘vindplaatsen’ van jongeren bij dergelijke voorlichtingsactiviteiten betrokken. 4. De vraag is: op welk onderzoek deze gegevens zijn gebaseerd?
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
6
De meeste gegevens zijn afkomstig uit de GGD gezondheidsenquête (gze) van 2005. We hebben ondertussen ook enkele gegevens opgenomen, afkomstig uit de gze 2008. Gegevens hieruit waren nog niet beschikbaar toen de Wmo Adviesraden om advies werd gevraagd. 5. Gevraagd wordt om nader onderzoek te verrichten naar het drankgebruik van meisjes en van de Polen die woonachtig zijn in NWN. Dit soort informatie valt tot nu toe niet te halen uit genoemde gezondheidsenquêtes (gze) die voor alle 29 gemeenten die samen de GGD Rotterdam Rijnmond besturen, volgens eenzelfde format worden afgenomen. Afzonderlijke gemeenten kunnen een beperkt aantal soorten aanvullende vragen laten stellen. Wél leidt dit tot meerkosten. We zullen de komende periode sowieso bezien in hoeverre we, ter controle van de effectiviteit van ons beleid, behoefte hebben aan aanvullende informatie bovenop de standaard informatie uit de gze. Wél wegen we daarbij kosten en opbrengst in de zin van extra beleidsrelevante informatie af. De voorgestelde groepen nemen we als aandachtspunt daarbij mee. Cliënten per primair probleemmiddel in de ambulante verslavingszorg in Nieuwe Waterweg Noord over de jaren 2003-2005 6. Aandachtspunt: de gegevens die in deze tabel zijn verwerkt, zijn zorgwekkend te noemen gezien de stijgende lijn over de jaren 2003 tot 2005. We zijn het eens met deze constatering Hoofdstuk 4.1.1. Wat willen we bereiken? Doelstellingen: voor jongeren 14/15 jaar binnen NWN geldt eind 2013. 7. De doelstellingen 1 t/m 5 geldt alleen voor de jongeren. Er zijn geen doelstellingen geformuleerd voor de ouderen. Terwijl steeds meer ouderen in problemen komen door drankgebruik. Soms is het drankgebruik van de ouderen toe te schrijven aan vereenzaming. Gevraagd wordt om ook aan deze groep de nodige aandacht te schenken. Naar onze mening doen we dat ook, zoals blijkt uit doelstelling 9 waarin het streven wordt aangegeven om het percentage ‘zware drinkers’ onder 55-plussers de komende jaren terug te dringen. Ook beschrijven we in paragraaf 4.1.2., onder B, dat we streven naar verbetering van signaleringsvaardigheden onder huisartsen, met name bedoeld om tijdig overmatig alcohol- of medicijnengebruik onder senioren te onderkennen. Doelstelling 9: Voor 18-65 jarigen geldt eind 2013: het percentage ‘zware drinkers’ maximaal 15% (nu 15,5%). 8. Het terugdringen van ½ % in een periode van 4 á 5 jaar is te laag. Het ambitieniveau moet wat hoger bijgesteld worden. Om meer éénduidigheid te krijgen hanteren we ten aanzien van negatieve indicatoren de lijn dat alle streefpercentages eind 2012 ongeveer 10% lager zouden moeten liggen dan de cijfers die we nu beschikbaar hebben. Dat leidt in dit geval tot de gewenste hogere ambitie Doelstelling 10: voor 55-plussers geldt eind 2013: het percentage ‘zware’ drinkers is maximaal 7,5% (nu 8%). 9. Waarom geldt het halen van deze doelstelling alleen voor de 55-plussers en niet ouder? Deze vraag begrijpen we niet: genoemde doelstelling heeft betrekking op iedereen die ouder is dan 55 Hoofdstuk 5. Ketenonderdeel II: Zorg en Opvang Kanttekening hierbij: mensen met verslavingsproblematiek komen alleen voor opvang in aanmerking als zij binnen de voorziening totaal afzien van gebruik van alcohol en/of drugs: exploitanten hanteren middelengebruik als contra-indicatie voor opname.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
7
10. De Adviesraad is er unaniem mee eens dat er opvang moet komen voor mensen met een Verslavingsproblematiek die nu tussen wal en schip raken. Deze mensen komen nu in aanmerking voor een zorgtraject als zij totaal afzien van het gebruik van alcohol en drugs. Dit is een moeizame weg voor de mensen en vaak niet haalbaar. Deze situatie komt heel tegenstrijdig over. Daarom vullen wij de geciteerde passage ook aan met de uitspraak dat we willen nagaan of er daardoor sprake is van een ‘witte vlek’ in ons aanbod omdat wij van mening zijn dat er ook voor mensen met chronische verslavingsproblematiek opvang/huisvesting moet zijn. Wij trachten dan ook met uitvoeringsorganisaties op het gebied van maatschappelijke opvang te komen tot afspraken die bij die zienswijze aansluiten. Hoofdstuk 6.2. Onze huidige inzet In de regio gaat het daarbij om de volgende voorzieningen: 11. de volgende wijzigingen hierin aan te brengen: * DAC Sd. wordt niet door Pameijer geëxploiteerd. * DAC Schiedam bestaat niet. * MAC Schiedam, exploitanten St. Incentive en GGZ Delfland. * De Wissel is niet in de tabel opgenomen. Deze stichting hoort ook in het rijtje thuis. Opmerkingen over DAC en Mac zijn overgenomen. Wél is het zo dat in dit overzicht uitsluitend voorzieningen zijn vermeld die (mede) door gemeentelijke subsidieverlening worden gefinancierd. Omdat dit voor ‘de Wissel’ niet geldt, is zij niet in het overzicht opgenomen. Er zijn wellicht nog wel meer voorzieningen die op basis van particulier initiatief worden gefinancierd en geëxploiteerd en (deels) van betekenis zijn voor de opvang van verslaafden.
III. Wmo Adviesraad Maassluis Het is een uitstekende notitie met een goede structuur, duidelijke formulering en ambitieuze doelenen is een prima uitgangspunt voor beleid. Uit de notitie wordt duidelijk dat de problemen op verslavingsgebied groot zijn in ernst en in aantal zowel bij jeugdigen vanaf 14 jaar als bij volwassenen. De Wmo-adviesraad heeft een aantal opmerkingen en aanbevelingen: 1. Verslavende en genotmiddelen worden in de nota door elkaar gebruikt. Wij pleiten voor genotmiddelen die, wanneer zij vaak en in grote hoeveelheden worden gebruikt,”verslavende”middelen worden. Wij gebruiken, mede op advies van de Wmo Adviesraad Vlaardingen (zie hun opmerking 14 bij blz. 7 van de notitie) het begrip ‘verslavende middelen’ 2. In de nota behoren genotmiddelen en drugs te worden gedefinieerd. Vervanging van het woord ‘genotmiddelen’ door ‘verslavende middelen’ maakt volgens ons ondubbelzinnig duidelijk wat wordt bedoeld. Wat onder drugs wordt verstaan is beschreven onder hoofdstuk 3, onder het kopje ‘Drugsgebruik Regio NWN’ 3. Gemeenten werken aan vooral “niet gebruik”van genotmiddelen. Wij willen vragen naar hun eigen alcoholmatigingsbeleid. Zijn er bij voorbeeld alcoholvrije recepties in het gemeentehuis? Voorzover wij weten niet. Dit is een suggestie die we wellicht bij de uitvoering van het beleid waarvoor onze notitie het kader vormt, kan worden betrokken. 4. In de notitie wordt geen aandacht besteed aan de oudere verslaafden vanaf ongeveer 55 jaar, die dan vaak al stokoud zijn.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
8
Afgezien van voorlichtingsactiviteiten uit het onderdeel ‘preventie’ die vooral op jongeren zijn gericht, wordt er in de uitvoering van ons verslavingsbeleid geen onderscheid gemaakt naar of specifieke aandacht besteed aan bepaalde leeftijdscategorieën. Dat betekent dat alle inwoners, ook ouderen, tot de doegroep behoren. 5. Een groot probleem is de opvang voor deze groep, met complexe zorgvragen, zich in een ziekenhuis of verplegingshuis niet thuisvoelen en met name de terminale oudere met een verslavingsprobleem, voor wie alleen het Leger des Heils in Rotterdam een uitstekende opvang biedt. Het budget voor verslavingsbeleid is beperkt. Meer financiële ruimte dan voor datgene wat we ons nu hebben voorgenomen om te doen, is er niet. Wél blijven we natuurlijk alert op signalen vanuit de samenleving. Mochten die signalen wijzen op onhoudbare situaties voor sommige groepen en mocht breed het gevoel bestaan dat wij als gemeenten aan de aanpak daarvan prioriteit moeten geven, dan passen wij onze keuzes aan. 6. Bij preventie wordt aangegeven dat er op de scholen voorlichting gaat geven worden. Jongerencentra zouden ook preventieve activiteiten kunnen ontplooien, die aanvullend zijn op de voorlichting van de scholen. In het kader van het LAM-project worden die inderdaad ook benaderd. We hebben dat naar aanleiding van deze opmerking expliciet in de tekst opgenomen 7. Er moet meer worden gesignaleerd. Uit onderzoek is bekend dat slechts 10% van de huisartsen achter fysieke en psychische signalen problematisch drugsgebruik signaleert. Hoe krijgen we de huisartsen naar de deskundigheidsbevordering? We beschrijven in ieder geval (paragraaf 4.1.2, onder onderdeel B) het streven om eerstelijnszorginstellingen te overtuigen van het nut van het volgen van voorlichting, gericht op verbetering van vaardigheden tot signalering van verslavingsproblemen. 8. In de begroting is er sprake van een tekort. Hoe wordt dat opgelost te meer als door verbeterde signalering het beroep op steun en zorg nog groter wordt? Ondertussen hebben de gemeenteraden van Vlaardingen, Schiedam en Maassluis ‘eigen’ middelen gereserveerd om het gesignaleerde tekort te dekken. Dat was op het moment van adviesaanvraag nog niet het geval. 9. Met uitvoeringsorganisaties wilt u eventueel afspraken gaan maken over nieuwe initiatieven. Wij gaan ervan uit dat dit daadwerkelijk zal gebeuren. Als er nieuwe initiatieven zijn en wij zijn van mening dat die van toegevoegde waarde zijn voor het halen van onze beleidsdoelstellingen omdat ze een goede aanvulling bieden op dan wel meer opleveren dan bestaande initiatieven, maken wij daartoe afspraken met relevante uitvoeringsorganisaties, mits financieel haalbaar. 10. Ketenaanpak is een hele goede benadering. Van belang is dat in iedere schakel van deze keten deskundigen worden ingezet en waar nodig deskundigheidsbevordering zal worden gestimuleerd, met name in herstel/nazorgfase. Wij nemen van door ons gesubsidieerde professionele organisaties producten en diensten af, onder van tevoren bepaalde voorwaarden. De organisaties met wie wij binnen de ketenaanpak samenwerken zijn allen gecertificeerd en uit dien hoofde verplicht om te werken met personeel dat aan voorgeschreven kwalificaties voldoet. De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt hierop toezicht. Onder de aanname dat deze kwaliteitsnormen worden gehandhaafd, hebben instellingen wat ons betreft de vrijheid om zelf te bepalen welk personeel met welke specifieke kwaliteiten worden ingezet om bij te dragen aan het behalen van onze doelstellingen. Ook ten aanzien van eventuele bijscholing en deskundigheidsbevordering, soms nodig om te kunnen omgaan met nieuwe ontwikkelingen, gaan wij ervan uit dat instellingen – in het besef dat zij aan noodzakelijke kwaliteitseisen dienen te voldoen – hun verantwoordelijkheid nemen. Wij willen ons in beginsel niet met de interne bedrijfsvoering gaan bemoeien.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
9
11. Passende huisvesting is heel belangrijk in dezelfde fase. Een gesignaleerd probleem is dat veel patiënten uit de opvang worden gehuisvest in twee straten, met name de G.A. Bredero-laan en de Vondellaan, wat helaas leidt tot snelle terugval in gebruik. Wij zouden een betere spreiding willen adviseren. Op het moment dat cliënten uit mo-voorzieningen genoeg hersteld zijn om zelfstandig (al dan niet met een bepaalde hoeveelheid begeleiding) in een ‘gewone’ woning te worden gehuisvest, zijn wij afhankelijk van de medewerking van corporaties. Die hebben in de praktijk slechts in beperkte mate woningen voor ‘uitstromers’ uit de mo beschikbaar. Hoewel wij ervan uitgaan dat corporaties dit zelf ook ongewenst vinden, zullen wij in onze contacten met hen erop aandringen dat wij bij voorkeur liever geen concentratie van ex-cliënten uit de mo in één straat of wijk willen. Overigens is het de verantwoordelijkheid van gemeenten afzonderlijk om te zorgen voor passende vervolghuisvesting voor mensen die voldoende hersteld zijn om te kunnen uitstromen uit de mo. 12. Een ander gesignaleerd probleem is het schorsingsbeleid van instellingen voor opvang. Dit houdt in dat iemand in de opvang, bij gebruik van middelen of bij b.v. weigeren van huishoudelijke taken, voor een aantal dagen uit de opvang wordt gezet, zonder geld. Veelal komen deze mensen op straat terecht en gaan dan snel over tot gebruik en omdat zij geen geld hebben is de kans op misdaad nog eens vergroot. Zij vallen bovendien andere kwetsbare mensen lastig door bij hen aan te bellen voor onderdak, vaak in het weekeinde en ’s nachts. Er zijn instellingen die, als sanctie op gebruik, besluiten tot kamerarrest. Je mag dan twee dagen niet van je kamer af en wordt in deze dagen intensief begeleid door deskundige hulpverleners. Het moge duidelijk zijn dat we deze aanpak prefereren. Mocht er aantoonbaar een verband bestaan tussen het gehanteerde sanctiebeleid van een door ons gesubsidieerde mo-organisatie en het ontstaan van overlast, dan zullen we in gesprek gaan met zo’n instelling gaan om dergelijke problemen aan te pakken. Wij zullen uw suggestie daarbij in het achterhoofd houden. 13. Is er bij de medewerkers van het Wmo-loket deskundigheid aanwezig ten aanzien van verslavingsproblematiek? Wmo-loketmedewerkers kennen de ‘sociale kaart’ van hun gemeente en zijn op grond daarvan bijvoorbeeld in staat om mensen op de juiste manier door te verwijzen wanneer ze hulp zoeken voor de aanpak van verslavingsproblemen. Ze zijn in het algemeen zelf geen verslavingsdeskundige. 14. Is er een koppeling tussen het toekomstige meldpunt OGGZ en lokaal zorgnetwerk enerzijds en het Wmo-loket anderzijds? Hoewel over de precieze positionering van een toekomstig Oggz-meldpunt nog is besloten, ligt het inderdaad voor de hand om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de structuur van reeds bestaande loketten en netwerken. 15. Samenwerking en afstemming van de verschillende loketten is belangrijk, via b.v. internet. We moeten waken voor teveel loketten die alle bemand en onderhouden moeten worden en evaluatie van de verschillende loketten moet worden gepland. We zijn het hier mee eens 16. Mensen met verslavingsproblematiek komen alleen voor opvang in aanmerking als zij binnen de voorzieningen afzien van gebruik van alcohol en/of drugs. Wat voor actie zal er worden ondernomen om deze groep in beeld te krijgen en wij adviseren mogelijkheden te onderzoeken voor opvang en huisvesting van deze groep. Wij hebben in hst. 5 (inleiding, 4e alinea) als standpunt verwoord dat wij van mening zijn dat er ook voor mensen met chronische verslavingsproblematiek een vorm van opvang of huisvesting dient te zijn.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
10
17. Ambulante verslavingszorg moet er ook ’s avonds en ’s nachts zijn en in het weekeind. SPV-ers kunnen dan proberen op straat contact te krijgen met verslaafden. Een sympathiek voorstel waarvan de noodzaak voor ons op dit moment nog niet is aangetoond en waarvoor in ieder geval bij de gemeenten – voor zover die bij de realisatie de financiële voorwaarden zouden moeten scheppen - op dit moment de middelen ontbreken. 18. Alle inspanningen ten aanzien van problematische gebruikers moeten, naast de zorg, erop gericht zijn dat een cliënt zijn huis kan behouden. Dat werkt erg preventief en kan voorkomen dat iemand nog verder afglijdt. Hoe gaat de gemeente dat aanpakken? Alle gemeenten hebben een vorm van ‘laatste kansbeleid’ ontwikkeld, bedoeld om dreigende huisuitzetting te voorkomen. De precieze inrichting hiervan is overigens een zaak van de afzonderlijke gemeenten. 19. StOED ontvangt ieder jaar 90.000 Euro. Kunt u inzicht geven waaraan deze middelen worden besteed. Voorzover de middelen van StOED afkomstig zijn uit de centrumuitkering voor maatschappelijke opvang, verslavingszorg en oggz, worden hiervoor 5 plaatsen sociaal pension en 1 plaats daderopvang ten behoeve van de gehele regio NWN geboden.
IV. Subcommissie Wmo uit de gemeenteraad van Schiedam 1. De subcommissie Wmo adviseert de mogelijkheid te onderzoeken om een relatie te leggen met het WWB-beleid, zoals een verplicht afkickprogramma, zodat kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Ook kan onderzocht worden of een koppeling kan worden gemaakt met het vrijwilligersbeleid. Het beleid inzake de uitvoering van de WWB is een zaak van de afzonderlijke gemeenten en dat geldt dus ook voor de wijze waarop wordt omgegaan met uitkeringsgerechtigden met verslavingsproblemen. Wél is bekend dat bijvoorbeeld de gemeente Vlaardingen in een pilot met Bouman GGZ de mogelijkheid wil bezien om bij verslaafde uitkeringsgerechtigden aanwezige drempels en blokkades voor reïntegratie weg te nemen. Zulke lokale initiatieven vallen echter buiten het regionaal aangepakte deel van het verslavingsbeleid waarover de notitie gaat. 2. De subcommissie Wmo ervaart een grondige evaluatie van het voorgaande beleid als een gemis. De huidige opsomming van resultaten geeft volgens de subcommissie Wmo een negatief beeld over het gevoerde beleid van de afgelopen jaren. Dat heeft volgens ons veel te maken met het feit dat de vorige nota over ons regionaal verslavingbeleid vooral een beschrijvend karakter had. De opgenomen actiepunten waren verder algemeen geformuleerd zonder dat duidelijk was welk resultaatniveau werd nagestreefd om te kunnen beoordelen of de ondernomen acties geslaagd waren. Soms maakte de formulering het onmogelijk om de eventuele realisatie te meten (bijvoorbeeld bij het actiepunt ‘het intensiveren van de bereikbaarheid van hulp en advies). Dat één en ander niet bijdraagt tot een positief beeld over het gevoerde verslavingsbeleid over de afgelopen jaren achten wij daarom voorstelbaar al is er volgens ons geen reden om dit beleid als negatief te kenschetsen. Wij kunnen die mening echter inderdaad niet met feiten staven. In de huidige notitie hebben we de gesignaleerde tekortkomingen uit de vorige nota willen vermijden. Wij zijn van mening dat de daarin opgenomen doelstellingen voldoende concreet zijn geformuleerd om eind 2012 te beoordelen of ons verslavingsbeleid succesvol is geweest of niet. 3. De subcommissie Wmo merkt op dat de relatie verslavingszorg en veiligheid summier staat genoemd in de nota. De subcommissie Wmo adviseert om hier meer aandacht aan te besteden en/of beter aan te geven waarom hier niet voor is gekozen. Die keuze is inderdaad bewust. Voorliggende notitie beschrijft datgene wat wij in regionaal verband willen bereiken op het gebied van verslavingsbeleid. Daarbij behorende uitvoering wordt dan ook op regionale schaal of ten behoeve van de gehele regio aangepakt.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
11
Aan dat criterium voldoet het handhavings- en veiligheidsbeleid dat door de NWN-gemeenten wordt uitgevoerd niet. Dit beleid is de verantwoordelijkheid van de gemeenten afzonderlijk. Er is samenwerking op bepaalde terreinen, er zijn natuurlijk ook overeenkomsten, maar van een regionale aanpak is tot nu toe nauwelijks sprake. Het is dan ook op dit moment nog niet mogelijk om een regionaal verhaal op te stellen waarin zowel verslavingsbeleid als beleid op het gebied van handhaving-/veiligheid, integraal worden beschreven. De gemeente Schiedam neemt overigens de komende periode het voortouw om regionaal de mogelijkheid tot een meer intensieve samenwerking op dit gebied te onderzoeken. Uiteraard onderkennen wij het belang van handhaving bij het voorkomen/aanpakken van verslavingsproblemen. Daarom hebben we in onderdeel 2 van de bijlage bij de notitie ook beknopt een aantal aspecten van handhavings-/ veiligheidsbeleid van de drie NWNgemeenten opgenomen. Daarom ook vindt er binnen de afzonderlijke gemeenten afstemming plaats tussen de afdelingen die zich met deze verschillende, maar elkaar deels overlappende taakvelden bezig houden. 4. Verder mist de subcommissie Wmo de rol van de politie in de beleidsontwikkeling. De politie speelt ook een belangrijke rol op het gebied van signalering en preventie. De subcommissie Wmo noemt hierbij als voorbeeld de preventieve alcoholcontroles bij de Kathedraal in Vlaardingen. De politie Rotterdam Rijnmond is in de gelegenheid gesteld om, net als andere maatschappelijke organisaties die een rol spelen bij het voorkomen en aanpakken van verslaving, te reageren op een eerder concept van deze notitie. Het uitblijven van een reactie hebben wij opgevat als instemming met de inhoud van de toen voorgelegde versie. 5. De subcommissie Wmo benadrukt het belang van een goede campagne voor alcoholmatiging (vergelijkbaar met het anti-roken beleid) Vanuit het LAM-project worden lokaal dergelijke publiciteitsacties uitgevoerd. Overigens ‘liften’ wij graag mee op de grote aandacht die er ook op landelijk niveau geregeld is de laatste tijd (promotie van belang van totale onthouding van gebruik vóór 16 jaar; aandacht voor het eventueel doorvoeren van een verbod op verkoop van alcoholische dranken aan jongeren beneden 18; intensivering handhaving verkoopverbod alcohol aan jongeren onder 16). Het is moeilijk om dan in te schatten wat het effect is van lokale publiciteit en wat in dit verband dan een ‘goede’ campagne is. 6. De subcommissie onderschrijft het belang van het betrekken van de omgeving van de verslaafde bij de hulpverlening. Zij zou graag meer inzicht krijgen in de wijze waarop de omgeving van de verslaafden betrokken wordt bij dit beleid. Wij subsidiëren St. Incentive,, een organisatie die mede bestaat uit ervaringsdeskundigen. Zij legt zich toe op het organiseren van lotgenotencontacten onder (ex)verslaafden, verstrekt zo nodig informatie en advies en vervult tevens een rol daar waar het gaat om het tijdig signaleren van (terugval) problemen. Bij voorkomende incidenten van overmatig alcoholgebruik onder jongeren, besteedt Bouman GGZ nadrukkelijk ook aandacht aan nazorg en voorlichting aan ouders. Daarnaast: ook bij veel verslaafden is mantelzorg vaak het belangrijkste onderdeel van zorg/hulpverlening in de directe omgeving. Ten aanzien van mantelzorg treden wij in toenemende mate ondersteunend op (via informatie/advies en respijtzorg). De Stichting Mantelzorg Nieuwe Waterweg Noord is hierbij onze belangrijkste gesubsidieerde uitvoeringsorganisatie. Het belang van betrokkenheid van de omgeving komt in ons beleid verder tot uiting via het subsidiëren van dagbestedings- en inloopvoorzieningen waar mensen met verslavingsproblematiek terecht kunnen voor deelname aan activiteiten. Die deelname voorkomt sociaal isolement, leidt tot contact met lotgenoten en biedt op die wijze aan mensen die na behandeling in een herstelfase zitten, een soort van vangnet dat bijdraagt aan het voorkomen van terugval. 7. Een laatste vraag van de subcommissie Wmo betreft het potentieel: men vraagt zich af of hier onderzoek naar gedaan wordt. Met ander woorden: wat is de totale omvang van de verslavingszorg. Hoe kunnen wij de verslaafden bereiken die niet bij een instelling bekend zijn? Het is duidelijk dat verslavingszorg alleen maar kan worden geboden als mensen die verslaafd zijn in beeld zijn. Signalering en – in de gevallen dat er sprake is van zorgmijdend gedrag – trachten deze mensen te stimuleren/motiveren tot aanvaarding van hulp zijn, dan de juiste instrumenten.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
12
Dat is ook de reden dat we, via ontwikkeling van een nieuw laagdrempelig en breed bekend meldpunt waar mensen signalen over gevallen van oggz-gerelateerde problematiek (verslaving maakt hiervan vaak deel uit), de signaleringsmogelijkheden willen versterken. Daarnaast steken we ook relatief veel geld in ‘outreachende zorg’ op regionaal niveau, via Bouman, maar ook via de door alle drie de NWN-gemeenten lokaal gefinancierde lokale zorgnetwerken. Ten aanzien van de doelstellingen heeft de subcommissie Wmo de volgende opmerkingen: 8. De doelstellingen dienen smart geformuleerd te worden, het is nu niet meetbaar en onduidelijk wat wij precies in de regio willen bereiken. Wat zijn de bijvoorbeeld de prestatiedoelstellingen? In de samenvatting worden alle 16 doelstellingen nog eens op een rijtje gezet. Zeker 13 daarvan zijn min of meer concreet geformuleerd en prima geschikt om eind 2012 de effectiviteit van ons beleid te toetsen. Bij deze als beleidskader fungerende notitie worden nog uitvoeringsprogramma’s opgesteld. De eerste zal betrekking hebben op de periode t/m 2010; daarin zullen ondernomen activiteiten en daarbij nagestreefde resultaten worden benoemd. 9. Doelstellingen zijn erg krap geformuleerd; bv. van 15.5 naar 15%; de subcommissie vraagt zich af waar dit op is gebaseerd. Als we uitvoeringsorganisaties als GGD en Bouman GGZ mogen geloven, is het al heel wat als we erin slagen bestaande waarden van negatieve indicatoren te stabiliseren. Desondanks hebben we meer ambities. Wat in dit verband realistische streefcijfers zijn is nogal arbitrair. In ieder geval hebben we gekozen voor meer eenduidigheid: de waarde van negatieve indicatoren zou eind 2012 met ongeveer 10% gedaald moeten zijn ten opzichte van nu bekende gegevens. 10. De subcommissie Wmo zou graag zien dat in de notitie een totaaloverzicht wordt opgenomen van de doelstellingen voor de regio in de komende periode, met bijbehorende begroting: wat gaat het kosten en zijn de beschikbare middelen toereikend. Die lijst van doelstellingen is opgenomen, evenals een totale begroting. Of die voldoende hoog is om alle doelstellingen te bereiken valt niet te zeggen. Evenmin valt per doelstelling een begroting te maken: zo draagt een breed op preventie gericht project als LAM hopelijk bij tot het bereiken van meerdere doelstellingen, evenals het door alle drie de gemeenten op scholen aangeboden GGDvoorlichtings- en bewustmakingsthema ‘genotmiddelenpreventie’. Ander voorbeeld: de subsidies voor de maatschappelijke opvangorganisaties dragen hopelijk bij tot het beschikbaar komen van voldoende maatschappelijke opvang en zorg, maar ook tot de doelstellingen gericht op verhoging van de uitstroom uit de voorzieningen en de daling van de gemiddelde verblijfsduur. 11. Een van de doelstellingen is het in kaart brengen van de problematiek (o.a. bij de methadonzorg). De subcommissie Wmo vraagt zich af waarom dit in de voorafgaande periode niet is gedaan. In de vorige nota is daarover geen concrete doelstelling over opgenomen, zoals dergelijke doelstellingen in die nota ook in ander opzicht vrijwel ontbraken. Wij hebben als gemeenten dat blijkbaar toen niet als een prioriteit beschouwd. Zie verder onze reactie bij punt 1 Met inachtneming van bovengenoemde aanbevelingen/opmerkingen hebben wij met instemming kennis genomen van de notitie "Verslaving meester" 2010 - 2013 voor de regio Nieuwe Waterweg Noord. 12. Als extra aandachtspunt verzoeken wij u de stand van zaken met betrekking tot de huidige lokale ontwikkelingen op de verschillende deelterreinen in de notitie te actualiseren. Dat hebben we voor zover mogelijk gedaan.
V. Bouman GGZ Naar onze mening is het een ambitieuze notitie geworden met een set activiteiten die zeker bijdragen aan het realiseren van de doelstelling. We werken graag mee aan de realisatie hiervan.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
13
We hebben een aantal kanttekeningen en suggesties, waarvan wij hopen dat deze bijdragen aan een verdere ontwikkeling en aanscherping van de notitie. Doelstellingen 1. De geformuleerde doelstellingen onder preventie zijn SMART, maar wij vragen ons af op basis waarvan zijn ze geformuleerd. Is het aannemelijk dat de streefcijfers ook haalbaar zijn? De basis ligt in onze wens om aan de inspanningen en activiteiten die wij in onze regio laten verrichten om verslaving te voorkomen of beperken, concrete doelen te verbinden. Hoe realistisch die zijn, weten we niet. We beschikken niet over gegevens waaruit valt af te leiden wat voor onze regio, gegeven onze mogelijkheden, haalbare doelstellingen zijn. Het realiteitsgehalte van onze streefcijfers valt in ieder geval nu wel aan het eind van de looptijd van de notitie te toetsen. 2. De doelstellingen onder zorg en opvang betreffen met name methadonzorg. Dit wordt echter sinds 1-1-2009 niet meer gemeentelijk gefinancierd en is daarom achterhaald als onderwerp doelstelling in de notitie. Opmerking is correct. Zie onze reactie bij opmerking 21 van de Wmo Adviesraad Vlaardingen Hoofdstuk 2 3. In de visie (2.1) zou het wellicht goed zijn meer nadruk te leggen op vroegtijdig signaleren en ingrijpen, waardoor ernstiger problematiek wordt voorkomen. Nu worden met name tegengaan van startend gebruik en tegengaan van problematiek bij verslaving genoemd. De stap ertussen (ingrijpen bij risicovol gebruik om ernstiger gezondheidsschade of verslaving te voorkomen) wordt niet genoemd. Dit geldt eveneens voor 2.2 Ketenaanpak, onder de omschreven functies van preventie. Wij hebben dit advies over genomen 4. In paragraaf 2.3 zou het goed zijn bij signaleren en toeleiden niet alleen mensen die al verslaafd zijn te noemen, maar ook de mensen waarbij sprake is van problematisch middelengebruik. Het gaat daarbij om mensen die niet verslaafd zijn, maar wel ten gevolge van het gebruik problemen ondervinden in maatschappelijke zin: werk, opleiding, gezin, sociale contacten, schulden, etc. In dezelfde paragraaf hoort in onze optiek naast wonen en werk ook sociale participatie in brede zin onder herstel/nazorg. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om opbouw van sociale netwerken, zoals contacten met familie, buren, participatie aan verenigingsleven, participatie aan sociale activiteiten etc. Wij hebben het eerste deel van dit advies over genomen. Wat de laatste drie regels betreft: we zijn het eens over de wenselijkheid van sociale participatie (en de in dat verband genoemde aspecten) als bijdrage aan herstel. We nemen één en ander echter niet op in de tekst, omdat daarmee richting gemeenten verwachtingen worden gewekt die wij met onze beperkte middelen niet waar kunnen maken. 5. In paragraaf 2.6 wordt gesproken over toeleiding naar AWBZ-gefinancierde zorg. Het gaat echter ook om toeleiding naar via zorgverzekeringswet gefinancierde zorg. Wij hebben dit advies over genomen Hoofdstuk 4 6. In paragraaf 4.1.2. wordt verwezen naar de websites www.alcoholdebaas.nl en www.minderdrinken.nl: wij willen graag onder de aandacht brengen dat Bouman GGZ sinds oktober 2008 een soortgelijke site heeft, die beide sites in een combineert en deels gefinancierd door de GGD Rotterdam Rijnmond. Op www.alcoholenik.nl kunnen mensen informatie vinden, een alcohol zelftest doen en een training volgen met of zonder begeleiding om het alcoholgebruik te controleren, te stoppen of te minderen. Wij hebben deze informatie toegevoegd in de notitie 7. Onder het facetbeleid handhaving regelgeving hebben wij op basis van ervaring in andere regio’s nog de suggestie activiteiten te richten op deskundigheidsbevordering supermarktpersoneel, barpersoneel (ook in vrijwilligersorganisaties), politie etc.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
14
Een nuttig advies dat wij niet in de notitie opnemen omdat dan de verwachting wordt gewekt dat we het dan ook gaan uitvoeren terwijl we als gemeenten de hiervoor benodigde middelen niet hebben. 8. Onder 4.2.1. denken wij dat het nuttig is bij intermediairs in te zetten op deskundigheidsbevordering, zodat zij eerder en beter signaleren. Daarnaast zou door training van gesprekstechnieken een handvat gegeven kunnen worden om bij de personen die hulp nodig hebben de problematiek bespreekbaar te maken en hen te motiveren hulp te aanvaarden. Ter aanvulling: het gaat daarbij niet alleen om verslaafden, maar ook om mensen die risicovol of problematisch middelen gebruiken om erger te voorkomen. Overigens wordt in deze paragraaf bij toeleiding de groep 18-65 jaar genoemd, maar wat te doen aan de problematiek bij jongeren onder de 18 en ouderen? De omvang van de problematiek onder deze groepen is niet te verwaarlozen. Zie onze reactie bij punt 7. Wellicht kan dit voorstel ook bijdragen tot een toename van de signalering van tot dusver verborgen verslavingsproblematiek. Vooralsnog beperken we ons, voor wat betreft de uitvoering, om budgettaire redenen tot de ontwikkeling van een laagdrempelig meldpunt als bijdrage tot deze doelstelling. 9. Onder 4.2.3, Activiteiten wordt genoemd H. Aanpak knelpunten LZN. Niet duidelijk wordt welke knelpunten dat zijn. We zijn het met deze opmerking eens en hebben deze niet concreet omschreven activiteit geschrapt. Hoofdstuk 5 10. Aangegeven wordt dat gebruik van alcohol/drugs een contra-indicatie vormt voor opvang. Dit is ook onze observatie, waarbij wij tegelijkertijd zien dat onder de populatie die gebruik maakt van opvang er veelal sprake van middelenproblematiek is. Wij zijn voorstander van het kijken naar oplossingen voor dit probleem, bijvoorbeeld de mogelijkheden van deskundigheidsbevordering van Bouman GGZ aan de exploitant van de voorziening, gecombineerd met een consultatiefunctie en onderzoeken op welke wijze het mogelijk is zorg te leveren op locatie (in opvang) door Bouman GGZ. We zullen deze suggestie betrekken bij de uitvoering van onze beleidsvoornemens op dit punt. Wellicht geeft dit een richting aan die bijdraagt tot een oplossing voor het gesignaleerde probleem. 11. In paragraaf 5.1 en 5.2 wordt ingegaan op de methadonzorg. Zoals eerder genoemd is dit achterhaald, aangezien dit niet meer gemeentelijk wordt gefinancierd. Zie onze opmerking bij punt 2
VI. Zorgkantoor DWO/NWN 1. Wij willen u wijzen op enkele kleine onjuistheden op financieel gebied in de notitie. Op pag. 8 en wederom op pag. 19 wordt gesteld dat gespecialiseerde behandeling van verslaving wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. Dit is niet correct. Vanaf 2008 is de zogenaamde ‘op genezing gerichte’ ofwel curatieve GGZ overgeheveld van de AWBZ naar de basisverzekering. Behandeling van verslavingsproblematiek valt dus onder de Zorgverzekeringswet en niet onder de AWBZ. We hebben de tekst op dit punt gecorrigeerd 2. Op pag. 15 geeft u de volgende zin weer over internet-hulpverlening: ‘We zullen bezien via welke intermediairs of vormen van communicatie de (potentiële) doelgroep op deze, voorlopig nog, kosteloze mogelijkheden voor ondersteuning gewezen kan worden.’ Inderdaad zijn vormen van e-health zoals aangeboden worden via diverse websites toenemend populair. Uw stelling dat ze ook kosteloos zijn dient genuanceerd te worden. E-health lijkt misschien kosteloos voor de gebruiker te zijn, maar de meeste vormen van e-health worden door de GGZ-instelling die eigenaar is van de website uiteindelijk als GGZ-DBC bij de verzekeraar van de gebruiker in rekening gebracht. De gebruiker kan geconfronteerd worden met een nota voor het eigen risico. We hebben de tekst op dit punt gecorrigeerd
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
15
VII. Basisberaad en GGZ Delfland 1. Beide organisaties wijzen op het feit dat het MAC in Schiedam wordt geëxploiteerd door GGZ Delfland (en niet door St. Incentive) en dat er daarnaast niet ook nog eens een DAC in Schiedam bestaat. We hebben de tekst op dit punt gecorrigeerd. 2. Twee nadere opmerkingen vanuit het Basisberaad: • De Groene Luiken is geen volwaardig activiteitencentrum maar een inloopvoorziening • Stichting Incentive is geen vangnet met dienstverlening voor (ex) GGZ-cliënten, maar verzorgt vooral activiteiten (uitjes) voor deze doelgroep We hebben de tekst op beide punten aangepast.
Nvz op notitie reg. Verslavingsbeleid, vs. 22 sept.’09
16