NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN
“NOORD- & LANDZIGT” GEMEENTE ALBLASSERDAM
18 september 2012 mr. I.R.A.H.C. Delsing Nicolaas
Gemeente Alblasserdam Nota van beantwoording zienswijzen “Noord- & Landzigt”
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING
3
2 2.1 2.2
ZIENSWIJZE Algemeen Zienswijze
4 4 5
2
1
INLEIDING
Van 5 juli 2012 tot en met 15 augustus 2012 heeft het ontwerpbesluit “Noord- & Landzigt” gedurende zes weken ter inzage gelegen. Op grond van artikel 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) is de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) doorlopen en is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het ontwerpbesluit “Noord- & Landzigt” van de gemeente Alblasserdam. Van deze gelegenheid heeft één persoon gebruik gemaakt. De ingekomen zienswijze is ontvankelijk. De ontvankelijke zienswijze zal in het navolgende hoofdstuk worden samengevat en van een reactie voorzien. Tevens zal worden aangegeven of de zienswijze zal leiden tot een aanpassing van het ontwerpbesluit. De gewenste aanpassingen naar aanleiding van de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure zullen worden verwerkt in het uiteindelijke besluit vrijstelling en bouwvergunning.
3
2
ZIENSWIJZEN
2.1
Algemeen Het ontwerpbesluit “Noord- & Landzigt” heeft in het kader van de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure met ingang van 5 juli 2012 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen in het gemeentehuis te Alblasserdam. Gedurende deze termijn van ter-inzagelegging kon eenieder een zienswijze inbrengen. Binnen de gestelde termijn is één zienswijze ontvangen. De ingediende zienswijze wordt in de nota samengevat weergegeven. Dit betekent niet dat die onderdelen van de zienswijze, die niet expliciet worden genoemd, niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken. De zienswijze is in zijn geheel beoordeeld. De zienswijze is binnen de gestelde termijn ontvangen en derhalve ontvankelijk.
4
2.2
Zienswijze Volgnummer Naam/Adres Datum Datum ontvangst
:1 : T. de Gelder, W.B. van der Veldestraat 28, 2953 VX Albasserdam : 13 augustus 2012 : 16 augustus 2012
Samenvatting reactie: Woning van reclamant is gelegen naast het projectgebied. Reclamant is verbaasd dat hij niet persoonlijk op de hoogte is gesteld. Reactie gemeente: Op grond van artikel 19a, vierde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) is op de voorbereiding van het besluit omtrent de vrijstelling afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Op grond van artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging (van het ontwerpbesluit) in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijk inhoud. Op 4 juli 2012 heeft de gemeente door vermelding van de zakelijke inhoud in het huis-aanhuisblad Klaroen kennis gegeven van het ontwerpbesluit vrijstelling en bouwvergunning van 20 nieuwbouwwoningen in het projectgebied Noord- en Landzigt te Alblasserdam. De gemeente heeft voor de kennisgeving van het ontwerpbesluit gehandeld conform de wettelijke verplichting. Actie:
geen aanpassingen noodzakelijk.
Samenvatting reactie: De in het ontwerpbesluit opgenomen bestemmingen zijn niet correct weergegeven. De overwegingen in het ontwerpbesluit zijn ten aanzien van dit punt dan ook op verkeerde aannames gebaseerd. Reactie gemeente: In het ontwerpbesluit is per abuis een onjuiste bestemming opgenomen. Inmiddels is het bestemmingsplan Dijklint op 9 augustus 2012 in werking getreden. Voor de overweging in het ontwerpbesluit dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan is dat niet van belang. De gronden binnen het projectgebied Noord- en Landzigt hebben namelijk zowel in het bestemmingplan Kinderdijk 1970 als in het (conserverende) bestemmingsplan Dijklint (grotendeels) de bestemming Recreatie. Dit wordt ook door reclamant terecht opgemerkt. Daarmee blijft het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan. Ook de overwegingen opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing blijven gelden, omdat de gronden binnen het projectgebied Noord- en Landzigt zowel in het bestemmingplan Kinderdijk 1970 als in het (conserverende) bestemmingsplan Dijklint (grotendeels) de bestemming Recreatie hebben. Actie: de eerste overweging van het ontwerpbesluit, waarin wordt geconstateerd dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan actualiseren. Samenvatting reactie: Naar de mening van reclamant voldoet het flora- en faunaonderzoek niet, omdat voor de meeste soorten het onderzoek is beperkt of achterwege gebleven op basis van terrein- en biotoopkenmerken en de daarop gebaseerde verwachte aan- of afwezigheid van die soorten. Reclamant geeft voorts aan dat het projectgebeid in potentie een biotoop vormt. Verder vermeldt reclamant het voorkomen van beschermde plantensoorten.
5
Reactie gemeente: Aanvullend onderzoek naar andere soorten dan vleermuizen en uilen is vanuit de Flora- en faunawet niet nodig. In 2011 is een actualisatie van de in 2003/2004 uitgevoerde onderzoeken uitgevoerd in de vorm van een verkennend natuurwaardenonderzoek (quickscan) met veldbezoek. De resultaten en conclusies van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport Uilen& Vleermuizenonderzoek TROS-gebouw te Alblasserdam, hierna te noemen “flora- en faunarapport”. Op basis hiervan is voor verschillende soortgroepen het hierna volgende geconcludeerd. Beschermde vissoorten zoals de grote modderkruiper en kleine modderkruiper zijn op basis van terrein- en biotoopkenmerken niet uit te sluiten in het projectgebied. In het flora- en faunarapport is vermeld dat de sloot waarschijnlijk behouden zal blijven. Echter zal een in het projectgebied aanwezige sloot worden verplaatst. In het flora- en faunarapport is aangegeven dat als de sloot gedempt wordt, dit volgens een vooraf opgesteld werkprotocol uitgevoerd dient te worden, en dat de nieuw aan te leggen sloot geschikt moet worden gemaakt voor de kleine en grote modderkruiper. Deze maatregelen worden uitgewerkt in het flora- en faunarapport. Door het nemen van deze maatregelen zijn negatieve effecten op de beschermde vissoorten redelijkerwijs uit te sluiten. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is daarom niet nodig. Reclamant geeft voorts aan dat het projectgebeid in potentie een biotoop vormt. In het floraen faunarapport is echter geoordeeld dat de wateren in het projectgebeid niet voldoen aan de habitateisen van deze soorten. De sloten zijn dichtbegroeid met kroos en andere waterplanten en erg voedselrijk. De heikikker komt juist voor in voedselarme, zure wateren in venige gebieden en de rugstreeppad komt voor in pioniersituaties met ondiepe wateren die snel opwarmen. (In 2004 zijn deze soorten daarom ondanks intensieve inventarisatie niet aangetroffen.) Reclamant geeft geen waarnemingen waaruit zou blijken dat de soorten toch in het gebied voorkomen. Verder vermeldt reclamant het voorkomen van beschermde plantensoorten. Volgens het floraen faunarapport komt in het projectgebied inderdaad de beschermde dotterbloem voor. Hierbij is tevens vermeld dat deze plant onder beschermingsniveau 1 van de Flora- en faunawet valt. Voor soorten van beschermingsniveau 1 geldt ex artikel 75 van de Flora- en faunawet een vrijstelling voor de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. In het projectgebied komen volgens het flora- en faunarapport ook beschermde zoogdieren en amfibieën van beschermingsniveau 1 voor. Hiervoor geldt dezelfde algemene vrijstelling. Het veldbezoek is uitgevoerd door een ecoloog van BRO. BRO is lid van het Netwerk Groene Bureaus. Het NGB is de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en heeft als doel kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging. BRO voert de werkzaamheden uit volgens de door het NGB vastgestelde gedragscode (versie juni 2008, aangevuld in februari 2010). De medewerkers binnen de discipline ecologie voldoen aan de door het Ministerie van EL&I genoemde voorwaarden voor ter zake deskundigen op het gebied van ecologisch onderzoek. Aangezien het uitgevoerde natuuronderzoek door een ter zake deskundige is uitgevoerd en beoordeeld is dat behalve voor uilen en vleermuizen geen aanvullende inventarisaties nodig zijn, is het flora- en faunaonderzoek niet tekort geschoten. Wel zal het onderzoek worden aangevuld met een ecologisch werkprotocol voor het verplaatsen van de in het plangebied gelegen sloot. Actie: het onderzoek worden aangevuld met een ecologisch werkprotocol voor het verplaatsen van de in het plangebied gelegen sloot. Samenvatting reactie: Reclamant gaat er vanuit dat voor de verkeersontsluiting van het projectgebeid nog een afzonderlijk vergunningstraject moet worden doorlopen, omdat de verkeersontsluiting niet in het ontwerpbesluit wordt genoemd en er nu slechts een voetpad ligt. Reactie gemeente: Onderdeel van de aanvraag om bouwvergunning en van het (ontwerp)besluit vrijstelling en bouwvergunning vormt de situatietekening. Deze situatietekening is ook opgenomen in de
6
ruimtelijke onderbouwing op pagina 10. Op de situatietekening is de verkeersontsluiting van het projectgebied ingetekend. Voor dit deel van de verkeersontsluiting wordt vrijstelling van het bestemmingsplan verleend, waarmee de verkeersontsluiting voor dit deel kan worden aangelegd. Het laatste deel van de verkeersontsluiting (tussen de woningen aan de W.B. van der Veldestraat) is al aangelegd en heeft in het bestemmingsplan Kom de bestemming Verkeer – Verblijfsgebied. Deze als zodanig aangewezen gronden zijn (onder andere) bestemd voor woonerven, wijkontsluitingswegen (30 km/u) en pleinen (zie artikel 15.1 a van de voorschriften van bestemmingsplan Kom). Voor de verkeersontsluiting is derhalve geen apart vergunningtraject nodig. Actie:
geen aanpassingen noodzakelijk.
Samenvatting reactie: Reclamant gaat er vanuit dat een apart vergunningtraject moet worden doorlopen voor het kappen van bomen en struiken. Reactie gemeente: Afhankelijk van de vraag of genoemde bomen en struiken vallen onder de Bomenverordening 2008, is een apart vergunningtraject op grond van de Bomenverordening 2008 mogelijk vereist. Actie:
geen aanpassingen noodzakelijk
Samenvatting reactie: Reclamant is van mening dat waar een gebied met de bestemming Recreatie wordt bebouwd met woningen dit gevolgen moet hebben voor de waarde van de naastgelegen bestaande woningen. Voor reclamant is het niet duidelijk of er met een waardedaling als gevolg van woningbouw naast de bestaande woningen rekening is gehouden. Reactie gemeente: In het kader van het opstellen van de (anterieure) overeenkomst tussen de ontwikkelaar van het projectgebied en de gemeente is door de gemeente onderzoek gedaan naar de financiële uitvoerbaarheid van het bouwplan. Gebleken is dat de ontwikkelaar over voldoende middelen beschikt om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Wanneer de kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd is er sprake van een positief saldo. Uit het onderzoek (waaronder een inventarisatie van planschade) is verder gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten zijn te verwachten. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in schade ten gevolge van het besluit vrijstelling en bouwvergunning kan worden ingediend. Deze moet worden ingediend binnen vijf jaar na het moment waarop het besluit onherroepelijk is geworden. Burgemeester en wethouders heffen een recht van de indiener van een aanvraag. Het recht bedraagt € 300, welk bedrag bij verordening van de gemeenteraad met ten hoogste twee derde deel kan worden verhoogd of verlaagd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. In ieder geval blijft voor rekening van de aanvrager van schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade. Zie afdeling 6.1. van de Wet ruimtelijke ordening. Actie:
geen aanpassingen noodzakelijk
7