VC
Vitaal Christendom een tijdschrift voor geloofsopbouw
#1207
29 se p t 2 0 1 2 | ok t - nov | jaarg ang 63
U en ik, wij moeten Jezus zien, en wij hebben de persoonlijke ontmoeting met God nodig > P.22
B i j b e l st u d i e
P r a k ti s c h C h r i st e n d o m
Missie
Onze liefde tot Jezus
Vergeven, kan je mensen daarbij helpen?
Zending - Missie een gedachte van God?!
4
9
17
Vooraf
A
ls u deze uitgave van Vitaal Christendom onder ogen krijgt, zijn we al weer een heel eind in de herfsttijd opgerukt. De herfsttijd, met zijn stormen, zijn vergelend en vallend blad en met al de tekenen dat de natuur bezig is aan zijn jaarlijks stervensproces. Toch ligt in dit proces alweer de kiem van nieuw leven. En is het niet ook zo met ons als kinderen van God? Ook in ons moest de oude mens sterven, om te kunnen opstaan tot nieuw leven in Christus. Maar daaraan moest wel de dood aan het kruis van onze Heiland vooraf gaan. Zonder sterven geen leven!! Gode zij dank voor die genade! Tevreden genoeg, of met genoeg tevreden, is het eerste artikel van deze VC. Het wil ons erbij bepalen hoe we als christenen staan onder de huidige langdurige economische crisis. Hier en daar wat ‘inleveren’, is voor iedereen de boodschap. En dan toch tevreden zijn? Jazeker, in alle omstandigheden van het leven, wat God ook op onze weg zendt, vergenoegd en dankbaar zijn! De Bijbelstudie verplaatst zich de komende tijd van het leven van Jezus naar Zijn leer. Deze keer echter nog iets over Petrus en zijn houding t.a.v. de Meester. We stellen vast: Een man die geleerd heeft van zijn fouten en in zijn verdere leven heel bruikbaar was (een rots) in de dienst voor Zijn Heer. We vervolgen de serie “Boodschappers van een Heldere Dag” met de beschrijving van het leven van de pionier E.E. Byrum. Vergeving, kan je mensen daarbij helpen? Vergeven begint ermee een aangedaan onrecht uit handen te geven”. In het maatschappelijk leven schakelen mensen een rechter in; de zaak is van hun schouders af. De rechter wijst op een of andere wijze vonnis. Maar, wat voor ons meer voor de hand ligt, wij brengen een aangedaan onrecht in het geloof bij God. Hij neemt het bij ons weg. Vergeving is vaak geen eenvoudige zaak, maar het is wel de weg die God zegent. Dit artikel gaat daar nader op in. Voor de kinderen een artikel over Eten en drinken in de Bijbelse tijd. Erg interessant! De vervolgserie over het Boek Handelingen handelt deze keer over het verblijf van Paulus en Barnabas in Ikonium In de rubriek Zending een uitvoerig artikel over zendingswerk in Kenia. Zendingswerk, komt die gedachte bij God vandaan? Het antwoord is: Absoluut. Het artikel maakt ons dit duidelijk. Tot slot “de Blik op God” een vervolg op de artikelenserie over het leven van Job. Waarin de zeer interessante discussie tussen Job en zijn vrienden. Ik hoop dat u weer een zegen mag ontvangen. H.W. Asma
Inhoud 03 Wo o r d Stu die Tevreden genoeg, of met genoeg tevreden? 04 Bij be lstu die Onze liefde tot Jezus 07 Lite ratu u r Boodschappers van een “Heldere Dag” Enoch E. Byrum - deel 5 09 P ra k tisc h Chr iste nd o m Vergeving, kan je mensen daarbij helpen?
12 K inde r e n Eten en drinken 14 H a nde linge n Paulus en Barnabas in Ikonium 17 M iss ie Zending - Een gedachte van God?! 20 A rtik e l De blik op God
Woo r dSt u d i e - Gera rd Kra m er
V C // 1 2 07 // 3
Tevreden
genoeg,
o f m et g e n o e g t e v r e d e n ?
Bovenstaande titel is niet alleen maar bedoeld als doordenkertje tijdens de economische recessie. Het is tevens een woordspeling die alvast aandacht vraagt voor de relatie die er in het Grieks is tussen de woorden ‘genoeg’ en ‘tevreden’. Genoeg zijn, tevreden zijn Het Griekse werkwoord arkeoo betekent allereerst ‘genoeg zijn’. Het komt in die betekenis voor in Mattheüs 25:9 (‘opdat er niet misschien voor ons en voor u helemaal niet genoeg is’); Johannes 6:7 (‘Voor tweehonderd denaren broden is voor hen niet genoeg dat ieder een klein beetje krijgt’); Johannes 14:8 (‘Heer, toon ons de Vader en het is ons genoeg’). Beroemd is verder de door Paulus in 2 Korinthiërs 12:9 geciteerde uitspraak van de Heer: ‘Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’. Daarnaast kan de mediale vorm van dit werkwoord (Gr. arkeomai) betekenen: ‘tevreden zijn’, zoals in Lukas 3:14 (‘weest tevreden met uw soldij’); 3 Johannes:10 (‘en hiermee niet tevreden [zijnde]’). In twee aan christenen gerichte Schriftplaatsen is tevredenheid uitdrukkelijk een opdracht, nl. 1 Timotheüs 6:8 (‘Hebben wij echter voedsel en kleding, dan zullen wij daarmee tevreden zijn’) en Hebreeën 13:5 (‘Laat uw wandel zonder geldzucht zijn en weest tevreden met wat u hebt’). Ook treffen we een met dezelfde stam gevormde uitdrukking aan (Gr. arketon en arketos) in Mattheüs 6:34 (‘voor elke [dag] is zijn eigen kwaad genoeg’), Mattheüs 10:25 (‘Het is de discipel genoeg dat hij wordt als zijn meester’), en 1 Petrus 4:3 (‘De voorbijgegane tijd is genoeg geweest om de wil van de volken te volbrengen’). Tevreden, tevredenheid, zichzelf genoeg Het Griekse woord voor ‘tevreden’ is autarkès. In het Nieuwe Testament komt het alleen in Filippenzen 4:11 voor: ‘Ik heb geleerd tevreden te zijn met de omstandigheden waarin ik mij bevind’. Het is samengesteld uit de stam van het zojuist besproken werkwoord arkeoo, voorafgegaan door autos, dat ‘zelf’ betekent. Iemand die autarkès is, is dus in die zin te-
vreden dat hij aan of voor zichzelf genoeg is. Er hoeft niets meer bij. De Nederlandse woorden ‘autarkisch’ en ‘autarkie’ zijn hiervan afgeleid. Ze duiden op het (al dan niet economisch) streven zo min mogelijk afhankelijk te zijn van anderen. En dat is precies wat het geval is met iemand die tevreden is: hij is niet ongelukkig als een ander meer heeft, en is ook niet uit op dat meerdere. Hij heeft zelf genoeg. Toch is tevredenheid iets dat zelfs een man als Paulus heeft moeten leren! En juist daarom mag hij anderen ertoe oproepen tevreden te zijn. Daarbij tilt hij echter het begrip ‘tevredenheid’ naar een hoger, specifiek christelijk plan, zoals hieronder blijkt. Het Griekse woord autarkeia, ‘tevredenheid’, komt voor in 2 Korinthiërs 9:8. Daar staat letterlijk: ‘opdat u in alles, altijd alle tevredenheid hebbend, overvloedig bent tot alle goed werk’. De gecursiveerde woorden zijn in de Telosvertaling weergegeven als: ‘altijd in bezit van al het nodige’. Dit is echter een tevredenheid die laat zien dat het ‘zelf genoeg hebben’ geen doel is, maar resulteert in vrijgevigheid naar anderen toe! Het ‘zelf’ van de christen is niet geïsoleerd en ik-gericht, maar richt zich op de ander! Ten slotte komt het woord autarkeia voor in 1 Timotheüs 6:6, waar Paulus schrijft: ‘Nu is de godsvrucht met tevredenheid inderdaad een grote winst’. Daar zien we het geheim van de ware christelijke tevredenheid: die is gekoppeld aan de godsvrucht, d.i. aan de verering van God! Deze ‘godsvrucht met tevredenheid’ zien we prachtig uitgedrukt in Filippenzen 4:1213, waar de apostel schrijft: ‘Ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd zijn als in honger lijden, zowel in overvloed hebben als in gebrek lijden. Ik vermag alles door Hem die mij kracht geeft’. //
4
O n ze l ief d e tot J ezus Matt. 16:13-30 // Joh. 21:15-17
N
a een behandeling van het leven van Jezus lijkt de tijd rijp voor een overdenking van Zijn leer. Naar Hem kijkend komt toch altijd de vraag: wat
leer ik hieruit voor mijn leven dat ik leef te midden van de mensen die God mij gegeven heeft en de omstandigheden waarin ik verkeer? Ik verheug me erop in deze rubriek daarop door te gaan. Maar laten we op de overgang van het éne naar het andere thema eerst nog even stilstaan bij onze persoonlijke liefde (lees genegenheid/betrokkenheid) tot Jezus. De Heidelbergse catechismus vraagt op een plaats; wie is dan deze Middelaar, die echt God en echt en rechtvaardig mens is .. ?
Bert Hage
Wie is deze Jezus? U kent Hem toch ... ? Nu niet zozeer in die zin dat u iets over Hem kunt nazeggen, wat u uit de Bijbel hebt onthouden. Maar nu meer op een manier zoals Jezus dat Zijn volgelingen op een zeker moment eens vroeg: “Wie zegt Gij dat ik ben?” Als Jezus die vraag heeft uitgesproken laat Petrus zijn hart de vrije loop en getuigt vrijelijk: “U bent de Christus (d.i. de gezalfde Koning), de Zoon van de levende God”. Hij zegt met andere woorden: U bent in absolute zin betrouwbaar, op U en Uw bestuur kan een mens zich pas echt verlaten! Wat een prachtig getuigenis .. ! Hij huldigt hier de Man die hij in zijn leven diep is gaan bewonderen. Een huldiging recht uit het hart van Petrus.
Bijbelstudie
Petrus was samen met zijn broer Andreas de eerste nieuwtestamentische volgeling van de Heere Jezus. Niet zomaar één van hen, maar zelfs de allereerste! Lees Mark. 1:14-18. Verwonderd en vol verwachtingen zijn ze Hem terstond gevolgd. Op dat allereerste moment vraagt Jezus nog niet zo direct: “wie denk jij dat Ik ben?” Het proefwerk komt pas na het onderwijs. Maar nu, na die rondreizen komt hier een proefwerk. En dan blijkt hier niet alleen dat Petrus een goede leerling is (dat is hij ook) maar veel meer nog, Hij
heeft de Leraar leren kennen en van harte lief gekregen. Lees Joh. 1:35-43; Jezus had iets toekomstigs in Petrus gezien, iets waar Petrus zelfs in zijn stoutste dromen niet op was gekomen. Johannes doet er verslag van, dat Jezus in Simon Petrus een rots van een man zag. Jezus wijst Petrus erop dat Hij van het soort materiaal is waar Jezus Zijn Gemeente mee wilde gaan bouwen. Jezus had een welgevallen aan Petrus. Dat wil zeggen: Jezus verheugde zich erin om met deze man te gaan samenwerken. Niet eens zozeer om wie hij op dat moment was, maar veel meer vanwege de persoonlijkheid achter het gezicht. Petrus moest nog gaan worden die Hij in Gods ogen al lang was. Dat wordt een rots! Dat is een machtige gedachte: Jezus ziet wie we nu zijn en tegelijkertijd ziet Hij iets dat we in Zijn plan kunnen worden. Het is voor alle mensen de bedoeling om tot de persoonlijke bestemming te komen. Die gedachte roept op tot een persoonlijk streven om te worden die we in Gods ogen in zekere zin allang zijn. Nu moest die persoonlijkheid van Petrus nog heel veel worden bijgeschaafd voordat die geschiktheid en bruikbaarheid ook tot volle bloei kon komen.
V C // 1 2 07 // 5
Voordat Petrus tot dit prachtige getuigenis komt had hij al het één en ander geleerd: Hij had de Bergrede gehoord, wonderbare spijzigingen beleefd en de nodige genezingen. Hij had Jezus over het meer zien wandelen, hij had zelf op het water gestaan, vlak daarna was hij bijna verdronken en had Jezus hem gered, allemaal ervaringen die vooraf gingen aan die prachtige belijdenis. Kortom, een hele opleiding. En als ze dan in Caesarea Filippi zijn aangekomen, daar aan de voet van de bijna 2200 meter hoge berg Hermon vraagt Jezus Zijn volgelingen wie Hij voor hen is? En voor u en mij .. ? Zou hij niet evenzeer benieuwd zijn om bij gelegenheid van ons te horen wat Hij voor ons betekent? Wie is Hij voor u, welke gevoelens wekt zijn Persoon op in uw leven? Ja, eigenlijk weet Hij dat allang, dat wist Hij van Petrus ook, maar dat betekent blijkbaar niet dat Hij het niet ook uit onze eigen mond wil horen. Wij zijn toch Zijn volgelingen? Wij leven een stuk later in de tijd, maar wij zijn net als Petrus, Andreas, Johannes, Thomas en de latere Paulus volgelingen van Jezus. Het is eens allemaal begonnen met Andreas en Petrus; dat waren de eerste volgelingen van Jezus. We lezen hoe dit later meerdere geroepen worden, hetzij door toedoen van Jezus zelf, hetzij door de volgelingen van Jezus. De groep is groeiende! Naast de twaalf mannen komen er vrouwen bij, kinderen komen erbij, ja, op de Pinksterdag komen er 3000 zielen in één keer bij. Het worden er 1 miljoen, en na 2000 jaar is het een schare geworden die de modernste rekenmachine niet meer tellen kan. De ene generatie na de andere leert Hem kennen en sluit zich aan. En van die ontelbare schare
bent u ook één volgeling van de Jezus. “En volgeling,” zegt Jezus tegen u, “wie zeg jij dat Ik ben .. ?” Wat gaat u antwoorden .. ? Op welke wijze gaat u antwoorden .. ? Met welke woorden gaat u dat doen en welke daden zetten uw woorden kracht bij .. ? Sommigen hebben het zelfs niet onder woorden kunnen brengen. In Joh. 12:111 staat de geschiedenis van Maria die het Hem vertelt door Hem te zalven met geurige balsem ter waarde van een gemiddeld jaarsalaris. Er zit iets vergelijkbaars in het getuigenis van Petrus en de daad van Maria; ook zij huldigt haar Heer en Heiland gedreven door de liefde tot Hem. Ter aanvulling hier nog een aantal overige uitspraken: in Joh. 20:28, Rom. 9:5, Openb. 1:5 en 2 Petr. 3:18. Een greep uit de veelheid aan uitspraken gedaan door mensen wier hele leven achter die woorden stond. Het leven van die mensen klinkt zelfs nog harder in onze oren door dan de prachtige woorden die ze uitspreken. Zij beantwoorden deze oneindig terugkerende vraag van Jezus met woord en daad. De vraag is eigenlijk: “In hoeverre ken je Mij, beschrijf Mij eens met je eigen woorden”. Jezus, de grote Koning, wil het uit de eigen mond van elke afzonderlijke volgeling uit alle tijden horen. Hoor Hem maar vragen in Joh 21:15-17 aan Petrus, of Hij hem wel echt liefheeft. Een verbazingwekkend diepgaande en indringende wijze van vragen. Hoe kon Petrus weten hoe lief de anderen Jezus hadden? Korte tijd geleden had Petrus nog onomwonden aangegeven dat Hij Jezus liever had dan alle anderen. Maar dat had blijkbaar toch niet kunnen verhinderen dat hij Jezus in de tussentijd driemaal had verloochend. Overigens .. , Petrus was
wel aanwezig in het paleis van de Hogepriester, dat kan niet van veel discipelen gezegd worden. En zo dicht aan het front gebeuren dan dingen die niet goed te praten zijn. Maar het is makkelijk praten voor degene die zich nooit aan het front begeven, hoe het had moeten zijn. Makkelijk oordelen voor degene die de Meester in zulke situaties liever op een wat grotere afstand volgen. Petrus is een ware held in het Koninkrijk van God! Een haan kraait, een blikwisseling met Jezus en een zwaard ging door de ziel van Petrus. Diepgaand berouw. Op basis van het berouw van Petrus was tussen Jezus en hem alles al weer in orde. En toch nu nog dit onderzoek van de zijde van Jezus. “Hebt gij mij liever dan deze?” Antwoord: “U weet dat ik u liefheb.” Petrus had veel geleerd, hij was er nu niet meer zo van overtuigd dat hij Jezus liever had dan al zijn medegenoten. Wat hij wist is dat hij Jezus liefhad! Dat wel, maar meer dan die anderen? Dat stukje maakte de vraag moeilijk. Wist de Jezus niet hoe het stond met de liefde van Petrus? Was dit onderzoek nodig voor de Heer Jezus, de Kenner van alle harten? Door deze vragen werd Petrus genoodzaakt tot zelfonderzoek. Heeft Jezus het recht ons zo te bevragen, mag Hij u onderzoeken .. ? Jezus accepteert het antwoord van Petrus. Hij corrigeert hem niet en zegt niet: weet je nog, daar in het paleis van de hogepriester? Hieruit lezen we tevens de liefde van Jezus tot Petrus. Alhoewel jij Mij verloochend hebt, heb ik jou niet afgeschreven. Hoe staat het met de liefde tussen Jezus en mij ... ? Niet omdat het met die
6
BIJ BELSTUDIE
Wij zijn toch Zijn volgelingen? Wij leven een stuk later in de tijd, maar wij zijn net als Petrus, Andreas, Johannes, Thomas en de latere Paulus volgelingen van Jezus liefdesband zo slecht gesteld zou zijn. Dat hoeft toch zeker niet de aanleiding te zijn om over deze vraag na te denken. Op het moment van het onderzoek was de liefde voor de Heere Jezus in het hart van Petrus brandende. En ook dan, of beter gezegd juist dan ziet de Meester aanleiding om ons te laten nadenken over de vraag hoe het staat met onze liefde tot Hem .. ? De liefde tot Jezus is dé drijfveer in het leven van een kind van God. Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Kunnen mensen op aarde überhaupt ooit uitputtend doorgron-
den wie Jezus is? Als we maar reeds konden beseffen dat wij als kinderen van God ons op aarde met vragen bezig mogen houden waarin de engelen begerig zijn om dat in te zien. We begrijpen gedeeltelijk wat het betekent dat Hij ons heeft liefgehad voor de grondlegging der wereld… Wat voor ons overblijft is hakkelend en stamelend zeggen: “Heer hoe groot, hoe diep, hoe wijd .. “ Wij willen u liefhebben, en U – Kenner der harten - weet hoe lief wij u hebben! Willen wij bruikbaar zijn zoals Petrus
bruikbaar is geweest, dan moeten we Jezus toestaan vragen te stellen over onze relatie ten opzichte van Hem. Hoe kun je voor de lammeren of de schapen zorgen als de liefde tot de Herder niet aanwezig is? Het is de liefde tot de Herder die ons dringt om voor de schapen van Hem te zorgen. Dingen doen, meningen uiten en beslissingen nemen kan een mens ook buiten de liefde tot Jezus om. Lees maar in Openb. 2: “Ik weet uw werken……” in dit geval veel liefdadigheid buiten de liefde om. Aan de persoonlijke offerbereidheid lezen we de mate van liefde af. //
liter at u u r - J oh n W. V. S m i th †
1. Van mensen en bewegingen
2. D.S. Warner
V C // 1 2 07 // 7
3 . Enoch E. Byrum
4. Herbert M. Riggle
5. Frederick G. Smith
6. Nora S. Hunter
BOODSCHAPPERS VAN EEN “HELDERE DAG” Enoch E. Byrum - deel 5
De kwestie kwam sterk in het middelpunt van de belangstelling te staan tijdens de jaarlijkse conferentie te Moundsville in 1899. Byrum‘s vastberaden standpunt, die werd ondersteund door andere vooraanstaande leiders, leidde tot een heldere en duidelijke uitspraak. De “dwaalgeesten” zouden afstand moeten nemen van hun valse leer of de conferentie en daarmee de beweging verlaten. Sommigen van hen deden dat inderdaad. Na de conferentie berichtte de Trumpet in haar verslag: “De meesten van hen die deze valse leer aanhingen verlieten het conferentieterrein, en het werk van God vond weer krachtige voortgang.“ Er is geschat dat bijna de helft van de leidende predikers de beweging vanwege deze kwestie aanvankelijk verlieten. Velen van hen beleden binnen een aantal jaren openlijk hun dwaling en keerden terug in de beweging. Hoewel Byrum zeker niet de enige was, die deze dwaling bestreed, komt hem zeker de eer toe, dat hij in de beweging vastgehouden heeft aan een duidelijke en klare lijn voor wat betreft de belangrijke leer van de heiligmaking. Naast al zijn andere activiteiten vond Byrum ook nog tijd om een groot aantal boeken te schrijven. Qua omvang is hij een van de meest vruchtbare schrijvers geweest die de beweging ooit heeft voortgebracht. Naast de ontelbare bladzijden die hij gedurende een periode van meer dan vijftig
jaar voor de Gospel Trumpet schreef, was hij de auteur van tenminste achttien boeken. De meesten daarvan behaalden een grote oplage en beleefden meerdere drukken. Hoewel exacte aantallen ontbreken, wordt het totaal aantal exemplaren dat van zijn boeken verscheen geschat op een half miljoen. Zijn eerste boek verscheen in 1892. Het was getiteld: “Divine Healing of Soul and Body”**(Goddelijke genezing van ziel en lichaam). •
**In zijn boek “Life Experiences” (Levenservaringen) zegt Byrum dat “The Boy‘s Companion” zijn eerste boek was, maar de copyright datum van dit boek is 1893, een jaar later dan “Divine Healing”. Het is mogelijk dat er eerder een editie is uitgegeven zonder copyright.
Toen hij de noodzaak inzag om over het thema “Goddelijke genezing” te schrijven, verzamelde hij een groot aantal (ongeveer 50) getuigenissen van mensen die een lichamelijke en geestelijke gezondmaking hadden ervaren en voegde daar een aantal hoofdstukken met raad, voorlichting en Bijbelse ondersteuning aan toe. In 1898 waren twintigduizend exemplaren van het boek verkocht en een volgende druk ging ter perse. In 1919 herschreef hij het boek geheel en publiceerde het onder een nieuwe titel: “Miracles and Healing”. Hij schreef nog twee andere boeken speciaal over dit onderwerp en in de meeste andere van zijn boeken kwam
8
John W.V. Smith †
het onderwerp Goddelijke genezing ook meerdere malen ter sprake. De twee boeken van Byrum die de grootste oplage bereikten waren: “The Secret of Salvation”(Het geheim van de Verlossing), voor het eerst verschenen in 1896, en “The Christian’s Treasure” (De Schat van de Christen), verschenen in 1937. Van het eerste boek, dat bestond uit vele korte hoofdstukken met eenvoudige raadgevingen, gebaseerd op Bijbelteksten over hoe een ziel verlost kan worden en verlost blijven, werden in de eerste vijf jaar veertigduizend exemplaren verkocht. Later verscheen het in de vorm van een paperbackeditie, waarvan zelfs nog meer exemplaren verkocht werden. De totale verkoopcijfers zijn niet exact bekend, maar zeker is dat er meer dan honderdduizend exemplaren van de drukpersen zijn gekomen. Het tweede van deze beide meest populaire boeken bestond geheel uit passages uit de Heilige Schrift die betrekking hadden op verschillende problemen en zorgen van persoonlijke aard, die dan kort behandeld werden. Kort voor zijn overlijden werkte Byrum aan een project om van dit boek één miljoen exemplaren in paperbackvorm uit te reiken aan de mannen en vrouwen die gedurende de Tweede Wereldoorlog in militaire dienst waren. Hoeveel exemplaren er werkelijk uitgereikt zijn is onbekend. Andere boeken van Byrum’s hand die ook zeer populair waren zijn o.a. “What shall I do to be saved?”(Wat moet ik doen om gered te worden?); “Startling Incidents, (Schokkende Gebeurtenissen); “The Ordinances of the Bible”, (De Bijbelse Verordeningen) en “Riches of Grace”, (Rijkdom
van Genade). In 1928 publiceerde hij een autobiografisch werk, getiteld: “Life Experiences”; (Levenservaringen). Zijn laatste boek was: “Thoughts on the Life of Faith” (Gedachten over het Geloofsleven) dat in 1940 verscheen. Byrum‘s boeken lezen niet moeilijk. Het zijn zeker geen wetenschappelijke werken. Hij schreef in een eenvoudige en praktisch gerichte stijl en zijn thema’s handelden meestal over de alledaagse problemen in het geestelijk leven. Een aantal van zijn boeken bevatten hoofdzakelijk getuigenissen, zowel uit zijn eigen ervaring als die van anderen. Het thema dat in Byrum’s boeken en geschriften steeds terugkeert, komt tot uitdrukking in een deel van de titel van zijn laatste boek. Fundamentele, waarachtige christelijkheid was voor hem geen theorie; voor hem was het eenvoudig: “een leven uit geloof”. Zoals dit korte overzicht van zijn boeken aantoont, was Byrum oprecht in zijn geloof en stond hij onder de leiding van de Heilige Geest. Als er één bijzonder aspect uit zijn hele leven opvalt, dan is het zijn gevoeligheid ten aanzien van “de leidingen des Heren”. In zijn eigen privéleven zou hij bijna geclassificeerd kunnen worden als een mysticus. God was voor hem zo reëel dat hij meende in staat te zijn Gods wil te kennen in elke aangelegenheid of situatie. Hij zag dromen, indrukken en omstandigheden als mogelijke instrumenten, door welke God Zichzelf openbaarde. Zijn geschriften en boeken bevatten de ene verwijzing na de andere van gebeurtenissen waarin hij Gods leiding ondervond op een haast bovennatuurlijke wijze. De meest gebruikte uitdrukking in al zijn bespiegelingen was: “The Lord showed me” (De Heer toonde mij) of: “I was impressed” (Ik was onder de indruk). (wordt vervolgd)
Pr a k tisch C hrist e n d om - I l se D esae ger
V C // 1 2 07 // 9
Vergeving,
kan j e m ens en d a arb ij h elpen?
W
ie al eens diep gekwetst geweest is, maar de stap heeft kunnen zetten om het echt los te laten bij God, om te vergeven, heeft waarschijnlijk kunnen ervaren welke vrijheid dit brengt. Wat je op dat moment ervaart, wens je ook anderen toe. Bovendien, als je de bijbel leest, kan je niet voorbij aan het feit dat vergeving iets erg belangrijks is, centraal in het christelijk geloof. Al te vaak merk ik echter ook in gesprekken met christenen die zeggen vergeven te hebben, dat het hen geen stap vooruit gebracht heeft, dat het hen soms nog meer vast zet… Is er daar iets misgelopen? Is er echt vergeven? Kan je hen erbij helpen? De bedoeling van dit artikel is niet om uit te pluizen wat vergeving wel of niet is. Wel wil ik hier een beeld aanhalen van J.S. Pasterkamp (2004), dat duidelijk maakt waar het om gaat als ik het over vergeving heb. Je zou vergeving kunnen vergelijken met een rechtszaak. Je gaat naar de rechter, en vertelt hem wat jou is aangedaan en welke gevolgen het had. Het feit dat je naar een rechter stapt, maakt dat je niet meer zelf vecht voor je recht, maar dat je het in zijn handen geeft. Je hebt het losgelaten, kan er nu zelf geen oordeel meer over vormen, dat doet de rechter. Zo is vergeven ook loslaten bij de Allerhoogste Rechter. Het onrecht is daarmee niet weg, de onverdiende pijn die het achterliet ook niet, maar je vertrouwt in Zijn oordeel. Misschien volgt er voor de dader een veel zwaardere straf dan je zelf verwachtte, of misschien volgt er een kwijtschelding van schulden. Loslaten betekent dat het niet meer jouw zaak is. Het is een daad van geloof in het feit dat Hij de meest rechtvaardige Rechter is. Als je dit leest, merk je meteen dat vergeven geen eenvoudige opdracht is. Het is heel vaak een proces waar iemand doorgaat. Het
10
is een proces waar je iemand bij kan ondersteunen, maar waar jammer genoeg ook veel fouten in gemaakt worden. In wat volgt wil ik stilstaan bij verschillende elementen waarmee je kan helpen in het proces van vergeving. 1. Is het tijd om te vergeven? Dit is de eerste vraag die gesteld moet worden. Is de persoon die gekwetst is er aan toe om te vergeven? Rika is christen. Ze zit in een depressie, en heeft een gesprek met iemand in de gemeente. Ze vertelt over de problemen met haar man, en wat hij haar en de kinderen al zo lang aandoet. Maar ze zit ook zo in de knoop met zichzelf, omwille van wat ze vroeger meemaakte… Is dit het moment om over vergeving te beginnen? Het zou kunnen als je met deze vrouw nu over vergeving begint, dat ze nog meer in een negatieve spiraal terecht komt. Misschien gaat ze zich schuldig voelen omdat ze nog niet vergeven heeft. Of ze vertelt je dat ze elke keer vergeving uitspreekt als haar man haar pijn doet, maar eigenlijk stopt ze haar pijn ergens in een potje met een dekseltje erop, en hoopt dat het er niet meer uitkomt. In dat potje ontstaat er beetje bij beetje bitterheid… Gevoelens die weggestoken worden groeien en vervormen, en komen uiteindelijk op heel verwrongen manieren toch naar buiten. Meestal is het nodig dat mensen minstens een tijdje uit hun pijnlijke situatie gehaald worden, zodat ze alles wat meer van op afstand kunnen gaan zien. Eerst moet de knoop in de wirwar van gevoelens wat ontward worden voor je verder kan. En in het geval van Rika, die in een depressie zit : ze zal eerst wat op kracht moeten kunnen komen voor ze andere stappen kan zetten.
Pr ak tisc h Ch riste ndom
Tegelijk heb ik het ook al meegemaakt dat mensen konden vergeven, ook al veranderde de situatie niet. Meestal werden deze mensen niet dagelijks met de pijn geconfronteerd. Ze hadden ruimte genoeg tussendoor om ook wat afstand te nemen. Ik haal dit aan omdat ik wil laten weten dat het niet onmogelijk is om te vergeven als men nog in de pijnlijke situatie zit. Degene die helpt, wil ik vooral aansporen om te kijken of het niet nodig is om ervoor te zorgen dat het pijn doen eerst stopt, en wat de meest aangewezen manier is om dat aan te pakken. Helpt communicatie nog? Is het mogelijk van gewoon even afstand te nemen? Moet er iemand een tijdje opgenomen worden?…. Daarnaast is het best ook mogelijk dat iemand niet meer in de pijnlijke situatie zit, maar dat vergeven toch nog niet aan de orde is. “Nu wordt het wel tijd om te vergeven” is een boodschap die dit soort mensen jammer genoeg vaak te horen krijgt van medechristenen, maar die hen eerder achteruit dan vooruit helpt. Wat hen dichter naar vergeven toebrengt, bespreek ik in het volgende punt. Geef mensen de tijd die ze nodig hebben, is mijn eerste conclusie. Je kan wel nagaan of ze zelf al met vergeving bezig geweest zijn, en op welke manier. Het feit dat het onderwerp op een voorzichtige manier aan de orde is geweest, kan genoeg zijn om het later zelf op te nemen. 2. Waar zit de pijn? Als mensen naar een rechtbank willen stappen, om een rechtszaak aan te spannen tegen iemand die hen onrecht aandeed, dan doen ze dat altijd met een goed voorbereid dossier. Ze verwoorden precies wat er gebeurd is, wat ze zelf nog probeerden te doen om erger te voorkomen, welke vreselijke gevolgen het
gehad heeft. Meestal doen ze dit met behulp van een advocaat die gespecialiseerd is in het opstellen van dit soort dossiers. Mensen die naar hun allerhoogste Rechter stappen met hun pijn, doen dit jammer genoeg maar al te vaak met een klein, verfrommeld papiertje met wat onduidelijke woordjes erop. Zelf kregen ze niet beter op papier waar het om draaide. Ze leerden ook van geen kwaad te mogen spreken over mensen, dus was het wel erg moeilijk om een goed dossier op te maken. “Maar die allerhoogste Rechter weet toch wat er is gebeurd, waarom zouden we dan zo’n dossier moeten maken?”, hoor ik sommige mensen denken. Ja, het klopt, God weet van die ellende. Toch is die duidelijkheid belangrijk, maar dan vooral omdat de gekwetste persoon zelf het nodig heeft. Het onder woorden kunnen en mogen brengen van wat er gebeurd is, van de moeite die er gedaan is om toch anderen niet te kwetsen, van de schade die de gebeurtenissen hebben veroorzaakt, is vaak al de helft van het genezingsproces. Pas als je dat kan, weet je ook dat je het niet meer wegsteekt in een potje met een dekseltje erop. Het wordt ook dan pas duidelijk wat je vergeeft (of gaat vergeven). Heel wat mensen hebben erg moeilijke dingen meegemaakt, of zitten nog met bitterheid van dingen die lang geleden gebeurd zijn, en krijgen zelf niet duidelijk wat ze in dat dossier willen steken. Dan is het goed dat er een soort van “advocaat”, iemand die gewoon is om hierbij te helpen, mee gaat kijken naar de hele zaak. Het belangrijkste wat deze “advocaat” moet gaan doen, is op een heel diepe manier gaan luisteren, en van binnenuit proberen te begrijpen wat er zich allemaal om en in deze persoon heeft afgespeeld. Hij/zij zal dan de gekwetste
V C //1 2 07 // 11
erkenning geven voor het onrecht dat gebeurde, en voor wat deze persoon toch heeft willen geven in de situatie. Onrecht wordt onrecht genoemd, en de inspanning die men leverde mag ook gezien worden. De advocaat wordt niet de verdediger van de andere partij! De “advocaat” kan ook de vraag stellen of er mensen zijn die het onrecht gezien hebben (“getuigen”). Als dat mogelijk is –dat is zeker niet altijd zo- kan het zinvol zijn dat de gekwetste ook met deze mensen eens gaat praten. Zij zijn nog beter geplaatst dan de advocaat om onrecht als onrecht te benoemen. Getuigen hebben een belangrijke rol in een proces. In het proces met onze allerhoogste Rechter hebben ze als functie de gekwetste naar de situatie helpen kijken, los van gedachten en gevoelens die de herinnering soms vervormen. 3. Niet samenvallen Erkenning geven voor het onrecht dat iemand is aangedaan, wil niet zeggen dat deze persoon ‘groot gelijk’ krijgt. Je gaat zien wat het hem/haar gekost heeft, wat voor invloed dat gehad heeft in het leven van deze persoon. Als je echt gaat proberen in te voelen wat er zich allemaal om en in de persoon heeft afgespeeld, dan neem je beurtelings de positie in van alle betrokkenen. Dit beurtelings kijken doe je vooral om écht recht te doen aan de gekwetste persoon. Je probeert de situatie in zijn geheel te overschouwen. Je hebt heel veel liefde en begrip voor de gekwetste persoon, maar valt er niet mee samen, want dan kan je ook niet meer helpen. Eigenlijk maak je je dossier volledig door alles in rekening te brengen. Een goede advocaat zet zijn cliënt aan tot realiteitszin, en houdt alvast rekening met de elementen waar de rech-
ter ook rekening mee zal houden. Het gaat er niet om dat de strafmaat voor de tegenpartij zo groot mogelijk is, het gaat over een rechtvaardig oordeel. Ook hier kan het goed zijn dat de gekwetste contacten legt met andere betrokken personen, met “getuigen”, en soms zelfs met de dader. Vooral dit laatste is dikwijls niet mogelijk. Wat vaker mogelijk is, is op zoek gaan naar mensen die de dader goed kennen, die zicht hebben op wat er allemaal heeft meegespeeld. Door de gesprekken met deze mensen kan er meestal een breder beeld komen van wat er gebeurd is, hoe elk op zich op situaties gereageerd heeft, welke reacties eigen waren aan de gekwetste, wat er bij de dader meespeelde… 4. Het dossier overdragen aan de Rechter Het meest zinvolle einde van dit proces, is als het dossier overgedragen wordt aan de Rechter, dat je alles aan God gaat geven, het bij Hem gaat loslaten, gaat vergeven. Belangrijk hierbij is dat dit een keuze is van de gekwetste zelf. Het is niet omdat er een rechtbank is, dat je er gebruik van moet maken. Je mag kiezen om zelf een oordeel te vormen. Laat een ander ook kiezen of hij zelf een oordeel zal vormen, of het oordeel aan God overlaat. Bij een keuze is het wel goed om te weten wat de gevolgen zijn. De bijbel zegt : “met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden’ (Luc 6:38). Je kan kiezen tussen gerechtigheid en genade, zegt John Arnott (2000). Gerechtigheid is goed, genade is beter. Gerechtigheid wil zeggen dat als iemand jou iets verkeerds aandoet, dan moet dat rechtgezet worden. Als je zelf een oordeel wilt vormen, vraag je gerechtigheid voor de ander, maar val je zelf ook onder de wet van de gerechtigheid (je wordt volgens
dezelfde wet geoordeeld). De fouten die je maakte moeten rechtgezet worden. Je valt niet meer onder de genade. Genade is dat je de straf die je verdient, niet krijgt omdat Jezus jouw zonden droeg aan het kruis. Als je je oordeel over de ander bij God kan loslaten, vallen de fouten die je zelf maakte (en waarvoor je berouw toonde) ook onder de genade. Omdat we allemaal fouten maken, is genade het beste wat we kunnen krijgen. God vraagt ons daarvoor om zelf ook los te laten. Niemand kan daartoe verplicht worden. BESLUIT Het is belangrijk dat mensen de boodschap van het belang van vergeving meekrijgen, zodat ze weten wat de gevolgen van vergeven en van niet-vergeven zijn. Minstens even belangrijk is het om rekening te houden met het ritme, de mogelijkheden en omstandigheden van degene die je wilt helpen. Vergeven is niet iets wat je ‘eventjes doet’, het is iets wat diep gaat. //
Ilse Desaeger is psychologe en medewerkster in het Bethesda centrum te Antwerpen.
LITERATUUR •
Arnott, J. (2000). Het belang van vergeving. Vlissingen : Bread of Life.
•
Michielsen, M., Van Mulligen, W. & Hermkens, L. (Eds.) (1998). Leren over leven in loyaliteit : over contextuele hulpverlening. Amersfoort/ Leuven : Acco.
•
Pasterkamp, J.S. (2004). Vergeven, deur tot Gods wonderen. Lezing tijdens Herstelweek 2004.
•
Swildens, H., de Haas, O., Lietaer, G. & Van Balen, R. (Eds.) (1991). Leerboek gesprekstherapie: de cliëntgerichte benadering. Amersfoort/Leu-ven: Acco.
12
Astrid Asma - Ki nd e r e n
Eten en drinken
D
eze keer ga ik jullie iets vertellen over wat de mensen in de tijd van de bijbel aten en dronken,zo kunnen we samen eens kijken of dit lijkt op wat wij nu eten en drinken. Het samen eten als gezin (familie) was heel belangrijk, dat is in onze tijd nog net zo, want het is niet gezellig als je alleen aan tafel moet zitten . Er werd veel brood gegeten zodat dit het belangrijkste voedsel was in die tijd. De mensen verbouwden zelf gerst en tarwe op het land. Ook olijven werden heel veel gegeten tijdens de maaltijd. Als groenten aten ze prei, uien, komkommers en ook linzen en bonen, hier maakten ze dan soep van. We kennen immers de linzen soep die Jacob aan Esau heeft geven in ruil voor zijn eerste geboorte recht. Als fruit kenden de mensen granaatappels, vijgen en druiven, dadels, moerbeien. Van gedroogde vijgen, dadels en druiven werden ook weer koeken gemaakt. Ze aten ook kaas en yoghurt gemaakt van geitenmelk of schapenmelk. Vis werd ook veel gegeten, want dit konden ze zelf vangen. Bijvoorbeeld in het meer van Galilea. Nu zijn jullie ook vast benieuwd of de kinderen in die tijd ook zulke lekker snoepgoed hadden als dat jullie nu kunnen eten. Nou dat valt tegen, er was bijvoorbeeld geen suiker in die tijd, wel hadden ze honing die haalden ze uit bijennesten. Ze kookten druivensap of de peulen van de johannesbroodboom (carobbeboom) hier maakten ze dan stroop van. Dus geniet maar extra van de heerlijke zoetigheid die jullie nu kennen. Vlees werd eigenlijk bij bijzondere gebeurtenissen gegeten, zoals op bruiloften of het Paasfeest. Als je rijk was dan kon je vaker vlees eten maar voor de armere mensen was dit niet weggelegd. Ik wil jullie ook vertellen van de wonderen die de Here Jezus met eten heeft gedaan. Denk maar eens aan de tijd dat het volk Israël in de woestijn zonder eten en drinken zat. Toen zorgde God voor water uit de rots en elke dag viel er manna op de grond (dit was een witte, zoete stof) hier konden ze brood
van bakken. En de kwartels, kleine wilde vogels die ze konden braden en opeten. Denk ook maar eens aan de wonderbare visvangst, de discipelen vingen niets terwijl ze de hele nacht aan het vissen waren, Jezus zei tegen hun; Gooi het net maar eens aan de ander kant van de boot, en wat gebeurde er toen? Juist, het hele net zat boordevol. Dan is er ook nog de wonderbare spijziging, kennen jullie dat verhaal ook? Er was volgens de discipelen niet genoeg te eten voor alle mensen die Jezus gevolgd waren. Ze hadden nog vijf broden en twee vissen. Toen heeft de Here Jezus ook een groot wonder gedaan, zodat er ook nog heel veel eten overbleef, wel twaalf manden vol. Misschien weet je nog wel meer wonderen die de Here Jezus gedaan heeft met eten of drinken. De mensen moesten natuurlijk ook drinken, maar ze konden niet het water uit de kraan drinken zoals wij dat kunnen. Ook hadden ze geen supermarkt waar allemaal drinken te koop was. Wat hebben wij dan veel keus in wat we kunnen drinken. Volwassen mensen in die tijd dronken wijn, wat ze ook weer zelf konden maken, en ze dronken de melk van de geit of het schaap wat ze hadden. Zoals je hebt kunnen lezen, is er toch wel een groot verschil met ons eten en drinken. Maar ondanks dat wij van alles hebben, zijn er ook mensen in deze tijd die honger hebben en geen geld om van al dat lekkers te kopen. Zullen we extra voor deze mensen bidden? En blij zijn dat wij het zo goed mogen hebben? Zoek je de volgende teksten weer op? Genesis 18:1-8 Abraham geeft eten en onderdak aan vreemdelingen; Genesis 25:27-34 Ezau verkoopt zijn geboorterecht voor linzensoep; Exodus 16:1-20 Manna en kwartels in de woestijn; Johannes 2:1-11 Jezus op een bruiloft; Johannes 6:1-13 Jezus geeft meer dan 5000 mensen te eten. //
V C //1 2 07 // 13
Paulus en Barnabas in Ikonium, Lystre en Derbe d e el 29 LEESWIJZER Jezus’ getuigen in Judea en Samaria (Hoofdstuk. 8-12) Filippus, zending in Samaria Petrus en Johannes helpen Fillippus en de kamerheer Saul, Saul, waarom vervolgt u mij Saulus tot apostel geroepen
De eerste zendingsreis II Handelingen 14 : 1- 10 En het gebeurde in Ikonium dat zij samen de synagoge van de Joden binnengingen en zo spraken dat een grote menigte, zowel van Joden als van Grieken, geloofde. Maar de Joden die ongehoorzaam waren, wekten in de zielen van de heidenen onrust en verbittering tegen de broeders. Zij verbleven daar dan lange tijd en spraken
De tussentijd
vrijmoedig, in vertrouwen op de Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord van Zijn
Saulus ontmoet Petrus
genade en tekenen en wonderen door hun hand liet gebeuren. En de bevolking van
Petrus op zendingsreis
de stad raakte verdeeld. Sommigen waren voor de Joden, anderen voor de apostelen.
Heidenen vinden nieuw leven
En toen er een oploop ontstond, zowel van heidenen als van Joden, met hun leiders,
Antiochië - zendingscentrum
om hen smadelijk te behandelen en te stenigen, vluchtten zij, toen dit tot hen
Gods oordeel over Agrippa I
doorgedrongen was, naar de steden van Lycaonië, namelijk Lystre en Derbe, en de
De eerste zendingsreis I De eerste zendingsreis II Paulus en Barnabas in Ikonium
omgeving ervan. En zij verkondigden daar het Evangelie. En er zat in Lystre een man die geen macht had over zijn voeten: hij was kreupel van de moederschoot af en had nooit kunnen lopen. Deze hoorde Paulus spreken. Die keek hem doordringend aan en toen hij zag dat hij geloof had om gezond te worden, zei hij met luide stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en liep rond.
Edmund Krebs † †
(Lees verder in uw Bijbel vers 11-28)
Handelingen
Paulus en Barnabas in Ikonium, Lystre en Derbe Gedachten over Hand.14:1-28 Met de uitbreiding van het Christendom werden de grenzen van het land Palestina overschreden. Niet alleen Samaria werd van de boodschap de heils doordrongen, maar zeer spoedig werd in Antiochië, Syrië een enclave van het Christendom gesticht. Van daaruit drongen de verkondigers van het Evangelie via Cyprus door naar Klein-Azië. Het valt op, dat de zendelingen niet eerst in de kustplaatsen hun werk begonnen, maar in het binnenland doordrongen. Uit de geschiedenis weten we, dat vanuit Europa Alexander de Grote KleinAzië, het huidige Turkije, veroverde en daar de Griekse cultuur inclusief de taal heenbracht. Eveneens vonden er
in deze tijd veel stichtingen van steden plaats. Op het leger van de veroveraars volgden verscheidene bevolkingsgroepen, zoals bijvoorbeeld de Kelten, nu Galliërs, uit Gallië met hun Europese cultuur en taal. Onder de bewoners van de steden daar waren ook Joodse kooplieden vertegenwoordigd. Paulus begon meestal eerst in hun synagogen zijn werkzaamheid. De Romeinen waren de volgende, die in het land hun sporen indrukten. De oorspronkelijke, kleine koninkrijken verdwenen en het land werd door de Romeinen in provincies (gewesten) ingedeeld. Straten werden aangelegd en evenzo werd voor rust en veiligheid in het land gezorgd. Zo konden de apostelen nu met hun Evangelie door het land trekken. We hebben tot nu toe Paulus en Barnabas op hun eerste zendingsreis tot aan
HANDELIN GEN
14
Het duurde niet lang, of de stenen vlogen en troffen apostel Paulus, die meteen dood neerviel. de hoofdstad van het gewest Galatië begeleid. Antiochië was ten noorden van het Taurusgebergte op een hoogvlakte, ongeveer 1.200 meter boven de zeespiegel, gelegen. Dit gebied wordt tegenwoordig Anatolië genoemd. Hoewel Paulus en zijn begeleiders spoedig de stad uitgewezen werden, bleef daar een levendige heidenchristelijke gemeente achter. Het volgende doel van de zendelingen was de op 120 km oostelijk gelegen stad Ikonium, het tegenwoordige Konya, in de landstreek Lycaonië. Paulus en Barnabas in Ikonium Antiochië, Ikonium, Lystre en Derbe waren de vier steden, waarin de apostel Paulus en Barnabas op de eerste zendingsreis onder de heidenen in Klein-Azië werkten. Van de vier genoemde steden is heden echter alleen Ikonium, nu Konya, nog op dezelfde plaats te vinden. Konya ligt eveneens aan de Grieks- Romeinse leger- en handelsweg, de Via Sebaste. Konya heeft tegenwoordig ongeveer 250.000 inwoners. In die tijd waren Ikonium evenals Antiochië Romeinse kolonieën, waar veteranen, Romeinse beambten en Galliërs gevestigd waren. De kolonie diende ter beveiliging van het achterland en moest ook de veiligheid van de legerweg waarborgen. Ook in Ikonium was een Jodenwijk met een synagoge. In de omgeving van Ikonium werden veel schapen en de toentertijd zeer
gewilde zwarte angorageiten gefokt. Hun wol en huiden werden in de stad bewerkt en verhandeld. Daardoor kon Paulus daar ook in zijn beroep als tentenmaker uitoefenen, om zo in zijn onderhoud te voorzien. Paulus en zijn metgezellen bleven een lange tijd in Ikonium. Zij predikten in de synagoge van de Joden en een grote menigte werd gelovig Hoewel de Joden in Antiochië het stadsbestuur opgestookt hadden en ze de stad uitgewezen werden, gingen Paulus en Barnabas in Ikonium weer in de synagoge. “Het Woord van God moest eerst tot u gesproken worden.” Het is aan te nemen, dat de in Hand.14:1 genoemde Grieken proselieten waren, want ze hoorden de predicaties van de apostel Paulus en werden gelovig. Dit verwekte opnieuw haat en nijd van de Joden tegen de apostelen en ook tegen de gelovigen. De apostelen hadden echter de gelegenheid, het Woord van genade te betuigen. Er geschiedden tekenen en wonderen door hun handen. Er wordt niet vermeld, van welke aard deze tekenen en wonderen waren, maar ze werkten tot versterking van het geloof van de bekeerden. De verstandhoudingen zijn ook hier snel gezuiverd. De gelovige Joden en heidenen stonden achter de apostelen. Toen er echter een storm opstak De apostelen werden door de oversten van de Joden, en door die van de stad
in het oog gehouden. Ook door de informatie van de gelovigen bemerkten ze, dat er een vervolging werd voorbereid. Jezus had zelf tegen de discipelen gezegd: “Wanneer ze u in de ene stad vervolgen, vlucht dan naar de andere” (Matth.10:23a). Toen ze nu de situatie beseften, vluchtten ze naar Lystre. In Ikonium lieten ze de volgelingen van Jezus vervuld met blijdschap en met de Heilige Geest achter. (zie Hand.13:52). Ook hier was nu een levendige plaatselijke gemeente ontstaan. Paulus en Barnabas in Lystre en Derbe Lystre ligt ca. 40 km ten zuiden van Ikonium, op de noordelijke helling van de Kara Dagh, van de zwarte bergen (Turks). Hij staat, als een Pyramide, op de hoogvlakte (1.230m. boven de zeespiegel) en is 3.300 m. hoog. Lystre en Derbe waren afgelegen bergplaatsen, waar vermoedelijk geen synagoge was. Paulus zal blij geweest zijn, toen hij daar toch nog een Grieks-Joodse familie vond, bij wie hij zeer waarschijnlijk logeerde. Het ging hier om de weduwe Loïs met haar dochter Eunice, weduwe van een Griek, en haar zoon Timotheüs. Men neemt aan, dat zijn vader een Romeinse beambte of een militaire veteraan was, die daarheen werd overgeplaatst. De beide vrouwen hielden zich echter aan de vaderlijke inzettingen en onderwezen ook Timotheüs van kind aan in de Heilige Schrift (zie 2Tim.1:15). Timotheüs zal zich tijdens de predi-
V C //1 2 07 // 15
caties van de apostel Paulus bekeerd hebben, want Paulus noemt hem zijn zoon en nam hem op de tweede zendingsreis mee als helper. En zij predikten het Evangelie in de omgeving Paulus benutte ook daar de gelegenheden, om de mensen het Evangelie te verkondigen. Op de markten of waar zich ook toehoorders bevonden, knoopte hij gesprekken aan en verkondigde hen Christus. Lukas bericht uit Lystre van discipelen, die Paulus omringden, en dat zij van hen velen onderwezen, sterkten en vermaanden (zie Hand.14:21-22). Hier, in Lystre, kwam Paulus voor de eerste keer in botsing met de mythologie en de cultus van het heidendom. Er was een man te Lystre, die moest zitten Zijn naam wordt niet genoemd, maar hij was kreupel vanaf de moederschoot en had nooit kunnen lopen. Hij zal van de vreemde leraars, Paulus en Barnabas, gehoord hebben en werd vermoedelijk op zijn wens naar hen toegedragen. Daar hoorde hij opmerkzaam toe. Paulus zag zijn verlangen en bemerkte zijn geloof, hij kon geholpen worden. Toen riep Paulus hem met luide stem toe: “Sta recht op uw voeten!” – En hij sprong op en liep rond. Toen de heidense volksmenigte dit wonder zag, werden allen geestdriftig en schreeuw-
den in het Lycaonisch: “De goden zijn aan mensen gelijk geworden en naar ons afgedaald!” Naar hun mening konden alleen goden zulke wonderen doen. Misschien hebben de apostelen dat eerst helemaal niet begrepen. Maar al gauw werd hen duidelijk, dat Barnabas als Zeus of Jupiter, en Paulus als Hermes of Mercurius werden bestempeld. Ook bemerkten ze, dat de afgodpriester een offerfeest voorbereidde, daarmee wilde men de goden offeren en goddelijk vereren. Men bracht reeds ossen en kransen naar de offerplaats, bij de tempel van Zeus die vóór de stad lag. Mannen, waarom doet u dit? De apostelen scheurden hun kleren, en sprongen tussen het volk en riepen: “Ook wij zijn mensen net zoals u, en wij verkondigen u juist dat u zich van deze zinloze dingen moet bekeren tot de levende God, Die de hemel, de aarde, de zee en alles wat erin is, gemaakt heeft.” Net als in Athene (zie Hand.17:22) predikte Paulus hier ook tegen de heidenen: “De levende God heeft in de tijden die achter ons liggen al de heidenen hun eigen wegen laten gaan, hoewel Hij zichzelf toch niet onbetuigd liet door goed te doen: Hij gaf ons vanuit de hemel regen en vruchtbare tijden en verzadigde ons hart met voedsel en vreugde.” “En door dit te zeggen, konden zij de menigten er maar nauwelijks van weerhouden, aan
hen te offeren.” (Hand.14:15-18) Maar dat hun goden als valse goden betiteld werden, dat wilden de priesters en het volk toch niet gezegd hebben. Dat de apostelen de hen toegedachte goddelijke verering zo vastberaden afwezen, toont, hoe belangrijk de apostelen het achtten, geen mensencultus uit te oefenen. Eén is uw Heer en Meester, voor Hem moet alle knie zich buigen. De Heere Jezus alleen is het waard om te aanbidden. De Joden van Antiochië en van Ikonium komen de heidenen te hulp De Joden sterkten de heidenen erin, om zich te wreken om de belediging, dat hun goden “valse goden” werden genoemd. Ze kwamen uit Antiochië en Ikonium en stookten het volk op tegen de apostelen. Het duurde niet lang, of de stenen vlogen en troffen apostel Paulus, die meteen dood neerviel. Men sleepte de dode de stad uit (ze dachten dat hij dood was) en lieten hem liggen. Het was een wilde lynchjustitie. Paulus zal zich nadien misschien aan zijn deelname aan de steniging van Stéfanus herinnert hebben. Toen het gepeupel zich verspreid had, omringden de discipelen hem. Tot hun vreugde kwam Paulus weer bij en namen ze hem mee de stad in. Een wonder van God, dat Paulus in leven bleef! De volgende dag is hij met Barnabas naar het ongeveer 40 km zuidoostelijk gelegen Derbe vertrokken. In Derbe konden de apostelen
16
naar het schijnt langer blijven en ongestoord werken. De opnieuw bewerkte Lutherbijbel zegt: “En de volgende dag (toen hij weer wat op krachten gekomen was) ging hij met Barnabas naar Derbe en ze verkondigden aan die stad het Evangelie en maakten er velen tot discipelen.” (zie Hand.14:20-21) Naar Hand.20:4 had Paulus in Derbe een medewerker genaamd Gajus gekregen. Dus waren ten slotte Timotheüs en Gajus een vrucht van de eerste zendingsreis van de apostel Paulus. Ze trokken weer naar Lystre en Ikonium en Antiochië Het is opvallend, dat de apostelen niet in de ingeslagen richting verder trokken. Ze waren immers niet ver meer weg van de Cilicische Poort (een rotspas in het Taurusgebergte) en hadden door de Tauruspas kunnen trekken, om weer in Tarsus te komen en zouden zodoende alle gevaren hebben omzeild. Doch het welzijn van de jonge gemeenten lag hen meer aan het hart dan hun eigen veiligheid. “Ze gingen langs de gemeenten, en zij versterkten de zielen van de discipelen, spoorden hen aan in het geloof te blijven en zeiden dat wij door veel verdrukkingen in het Koninkrijk van God moeten ingaan” (Hand.14:22). “Dat niemand in verwarring gebracht zou worden in deze verdrukkingen” (1Thess.3:3).
HANDELIN GEN
Ze stelden overal in de gemeenten ouderlingen aan Zonder geestelijke verzorging door ouderlingen zou een plaatselijke gemeente zeer spoedig uiteen vallen. Opdat een plaatselijke gemeente autochtoon blijft, heeft de Heere voorzien, dat mannen en ook vrouwen, die door de Heere geroepen en toegerust zijn, de Gemeente voorgaan (leiden). Zij zijn bekwaam, om anderen te leren, de gelovigen te onderwijzen en worden hier ouderlingen genoemd. Voor deze taken hebben de apostelen de nieuw ontstane gemeenten zulke ouderlingen aanbevolen en hen door handoplegging en gebed verordineerd. “Zij baden en vastten en droegen hen op aan de Heere.” De apostelen zochten, samen met de gelovigen, door ernstig gebed en vasten Gods leiding en opdracht in deze aangelegenheid. Ondanks ieders welgemeende inspanning zijn ze toch afhankelijk van de Heere. Nu konden ze gerustgesteld weer huiswaarts keren. En zij spraken het Woord in Perge Perge in Pamfylië, aan de Middellandse Zee, was de eerste plaats in Klein Azië, die zij drie jaar tevoren doorgetrokken waren (zie Hand. 14:25-28). Toentertijd vonden zij daar geen gelegenheid, de heidenen Gods Woord te betuigen. De stad zou echter nu op de terugweg alsnog Gods Woord horen. Het wordt niet
vermeld, hoe en waar de apostelen toehoorders vonden. We weten niet, of de apostelen daar een synagoge opzochten of, of ze op de marktplaats toehoorders vonden, die zij Gods Woord verkondigden. Eveneens weten we niet, of zij daar een aantal tot discipelen gemaakt hebben en een gemeente achterlieten. Terugkeer en zendingsbericht aan de gemeente in Antiochië in Syrië Van Perge kwamen de apostelen naar Attalia, de haven aan de zuidkust van Klein-Azië, en daarvandaan voeren zij naar Seleucië, de haven aan de Syrische kust. Vermoedelijk zullen ze toen langs de Orontes getrokken zijn, om in Antiochië in Syrië te komen, het uitgangspunt van hun zendingsreis. Voor de bijeen gekomen gemeente vertelden zij van hun ervaringen, en wat voor grote dingen God met hen gedaan had en hoe Hij voor de heidenen de deur van het geloof geopend had. (zie Hand. 14:27) We lezen niets van het feit, dat ze klaagden, hoe ze geleden hadden, of dat Paulus gestenigd werd en dat ze vaak moesten vluchten. Ze werden ook niet als helden vereerd, ook verwachtten ze geen bijzondere eerbewijzing. Ze hebben de Heere ervoor geprezen, dat Hij ook de heidenen de deur van het geloof, de deur tot het heil, en uiteindelijk de deur tot de Gemeente Gods heeft geopend. (Wordt vervolgd)
MISSIE - Valent i n D a m m
V C //1 2 07 // 17
www.simply-share-international.de
Zending – E e n g e dac h t e Z
ending – Een gedachte van God?! Misschien zal de een of ander zich afvragen, hoe achter deze uitspraak een vraagteken kan worden gezet. Is het überhaupt mogelijk deze vraag te stellen? Wil God niet dat door onze zending, als christenen, wereldwijd mensen over Jezus horen? Zeker is dit Gods wens, maar wij, mensen, lopen het gevaar het
va n
G o d ?!
belangrijkste te vergeten, waarom het God in de eerste plaats gaat. Gods hoogste doel is Zijn verheerlijking Waar de passie (het vuur) voor God slechts zwak is, is ook het zendingswerk zwak! Gemeenten, die zich niet op het verhogen van de heerlijkheid en de schoonheid van God concentreren, kun-
nen nauwelijks de brandende wens naar voren brengen, om over Gods heerlijkheid te vertellen. Reeds het volk Israël werd in Psalm 96:3 door God opgedragen aan alle heidenen, mensen die van God gescheiden zijn, over Zijn heerlijkheid te vertellen. De heerlijkheid van God is het enige op deze wereld, waarin de mens tot rust en echte vrede komt! Wat is deze heer-
MISSIE
18
lijkheid? In het bekende hogepriester-
lijke gebed, bidt Jezus in Joh.17:24 het volgende: “Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven heeft!” Jezus’ grootste wens, Zijn hoogste doel is, dat de mens in Zijn nabijheid is, ofwel daarin erkent, wat Gods heerlijkheid is. Wie vol verwondering naar de onbeschrijflijke grootheid van Gods schepping kijkt, moet erkennen, dat er een God bestaat. Hoe kunnen mensen, die nog nooit sprakeloos over de grootheid van God gestaan hebben, met deze boodschap uitgezonden worden? Het is onmogelijk een boodschap, waarover men zelf niet vol geestdrift is, aan andere mensen door te vertellen. De gehele geschiedenis beweegt zich naar een eenmalig, groot doel, namelijk de vurige aanbidding van God en Zijn Zoon door alle volken op deze aarde. Dit doel is niet de zending. Die is slechts een middel. Daarom is de zending slechts een ondergeschikt, menselijk werk op deze wereld. De zending groeit vanuit onze aanbiddende houding tegenover God. De aanbidding is dus de drijfveer én het doel van de zending. Het doel van de zending is de blijdschap van alle mensen over Gods grootheid. “De natiën zullen zich verblijden” (Ps.67:4-5). Een mens, die anderen over Jezus vertellen wil, zal nooit uitroepen: “De natiën zullen zich verblijden”, als hijzelf niet ook van harte zeggen kan: “Ik verblijd mij in de HEERE!” (Ps.104:34b). De zending begint en eindigt met de aanbidding van God. Begrijpen wij deze gedachte? Gods gedachte over de zending is direct met jouw persoonlijke relatie met Hem verbonden. God is in de positie alle mensen met Zijn boodschap te bereiken. Maar Hij wil deze boodschap door mensen verder geven, die erkend heb-
ben, dat zij afhankelijk van een grote God zijn. Hoor jij bij deze mensen, die erkend hebben, dat zij verlossing van hun schuld nodig hebben en leef je in aanbidding tegenover Hem, dan volg je dezelfde gedachte van God na om andere mensen over Jezus te vertellen. Zending – Een gedachte van God?! Ja, absoluut! Het vraagteken is een oproep aan ons om deze gedachte mee te dragen, ofwel onze bijdrage daaraan te leveren.
“TO SHARE IS TO LOVE – TO LOVE IS TO SHARE!”
Met dit motto werkt de Simply Share International e.V. sinds haar oprichting in 2009 in Kenia, Oost-Afrika. Hoe kan men andere mensen liefhebben? Heel eenvoudig, zodra men begint met hetgeen men heeft te delen. Deze eenvoudige basisregel heeft daartoe geleid, dat in de laatste maanden van dat jaar wonderlijke deuren door God geopend werden, die het mogelijk maakten aan alle kinderen deze liefde door te geven. Zoals in de laatste uitgave is genoemd, willen wij over het actuele project van Simply Share International e.V. schrijven. Sinds augustus 2011 wordt in Kenia het Afrikaanse team door drie pastors geleid. Deze drie medewerkers worden ook financieel door giften van Simply Share International e.V. in hun werk ondersteund. Begin januari 2012 werd in de buurt van Nairobi, de hoofdstad van Kenia, een school geopend. Door deze school zullen kinderen, waarvan de ouders niet veel geld hebben, de mogelijkheid krijgen, een goede schoolopleiding te
volgen. De visie van Simply Share International e.V. is, kinderen van de straat te halen, kennis aan te bieden en hen de mogelijkheid te geven een enigszins normaal leven te leiden. Op de dag dat de kinderen zich konden aanmelden voor de school, waren er in een keer meer dan 60 kinderen die zich wilden aanmelden. Al na vijf weken waren er meer dan 100 kinderen, die zich aangemeld hadden. Slechts heel weinig ouders of familieleden van de kinderen waren in staat de schoolkosten te betalen. Met ongeveer € 10,00 per maand kunnen de schoolkosten (loonkosten van de leraars), kosten van voeding en belasting per leerling betaald worden. Als je een bijdrage wilt leveren, zodat arme kinderen in Kenia een opleiding en dagelijks een beetje eten krijgen, mag je graag door een maandelijkse bijdrage meedoen. In verband met de oprichting van de school werd een christelijke Gemeente gesticht, die in hetzelfde schoolgebouw op zondagmorgen een eredienst houdt. Enkele kinderen van de school brachten hun ouders mee en op deze manier vormde de Gemeente met ongeveer 60 personen een aanzienlijke groep. De Afrikaanse medewerkers van Simply Share International e.V. zijn zowel in het werk van de Gemeente, alsook in de school actief en hebben een voortdurend gebed en ondersteuning in iedere vorm nodig. God geeft mogelijkheden om het leven van mensen te veranderen. Wil je daaraan deelnemen? Ben je bereid de gedachte van God over de zending mee te dragen, dan ben je uitgenodigd om voor de zegen van de projecten en de vooruitgang van dit werk te bidden en het financieel te ondersteunen. //
V C //1 2 07 // 19
20
Ar tur Hut ten locher - arti ke l 1.De blik van God. Hebt u ook acht geslagen op mijn dienaar Job!? (2:3) 2. De blik van de rechtvaardige. Wat is vroomheid? 3. De blik van de wettische mens. Job, je bent een zondaar! 4. De blik op God. ...maar nu heeft mijn oog U gezien (42:5)
De
blik op
God
Hebt u gezien mijn knecht Job?
V C //1 2 07 // 21
V
an Luther wordt bericht, dat hij één nacht voor zijn tocht naar Worms, waar hij voor de keizerlijke rechtbank ‘uitgenodigd’ was, een zware strijd te strijden had. Satan viel Luther hard aan: ”Wie ben jij, Luther, je bent een ‘nul’, dat je het wilt opnemen tegen de keizer en heel Rome. Luther, je zult op de brandstapel belanden”. Maar uiteindelijk erkende Luther, dat deze aanvallen van de satan kwamen en hij wees de satan met beslistheid af en had daarmee een grote overwinning behaald. Als wij de geschiedenis van Job betrachten, dan worden ons vanaf het begin de intriges van de satan getoond. Maar voor Job en zijn omgeving was dat niet zo duidelijk. En daarom was ook de discussie tussen Job en zijn vrienden zo heftig en helaas voor velen tot op de dag van vandaag onbegrijpelijk. We lezen, dat na de felle discussies tussen Job en zijn vrienden, God Zelf ingrijpt en Hij spreekt dan met Job, niet met zijn vrienden. God spreekt door de storm en openbaart Zich in de schepping en in Zijn zorg voor het hele leven en Hij wijst Job terecht. Dan kan Job niets anders, dan te zeggen: “Alleen door het luisteren met het oor, had ik U gehoord, maar nu heeft mijn oog U gezien” (Job 42:2-6). Twee dingen willen we hier betrachten: 1. De menselijke blik. 2. De blik op God. Waarom begrijpen wij God en Zijn handelen niet? De psalmist David zegt: “Zij hebben ogen, maar zien niet” (Ps. 115:5). Vaak zien wij op mensen. Als wij iets doen, dan vragen we ons af: ‘Wat zullen de mensen ervan zeggen?’ Maar zelden wordt gevraagd: ‘wat zal God ervan zeggen?’ • • •
Wij zien op uiterlijke omstandigheden. Wij zien alleen wat voor ogen is. Wij zien helaas dikwijls alleen het negatieve.
Vaak verbeelden wij ons iets, en menen dan dat we het ook zo gezien hebben. Maar na een bepaalde tijd zien we de dingen opeens heel anders. En heel vaak zijn we zo zeker van onszelf, dat we ook zo handelen als de vrienden van Job. Uit het boek Job kunnen we zo het een en ander leren. Ten eerste de symbolische betekenis: Job betekent: 1. “De vijandig bejegende”; 2. Elifaz van Teman betekent: “Mijn God is Overwinnaar // Mijn God overwint”. 3. Bildad, de Suhiet betekent: “Zoon van de God”. Als figuur in de dialoog vertegenwoordigt hij, evenals de andere vrienden, de wijze voorstelling van een door God gegaran-
deerde rechtvaardige wereldorde, die Job door het noodlot dat hem treft, ter discussie gesteld ziet. Overeenkomstig zijn naam “zoon van de God” gelooft Bildad Gods rechtvaardige handelen in de wereld te kunnen verdedigen door te wijzen op de ervaringen van vroegere generaties, maar aan het einde moet hij zich toch, evenals Elifaz en Zofar, door de God die door de storm spreekt, beter laten beleren. • •
Van Zofar van Naama bestaat geen naamsverklaring. Elihu, zie Job 32-37) betekent: Jahwe is mijn God.
Alvorens God Zelf het woord neemt, volgen vier monologen van een vierde vriend: Elihu; zijn naam betekent:’Hij, (Jahwe) is mijn God’. Hij is de zoon van Barakel (‘God zegent’) uit het geslacht van Ram (‘Verhevene’). Laten we ons eens voorstellen: Voor ons staan drie persoonlijkheden: ‘Mijn God is Overwinnaar’; dan, ‘Zoon van de God’ en ‘Jahwe is mijn God’, uit het geslacht van de ‘Verhevene’. Met andere woorden: wat heeft ons een buitenstaander, of ‘vijandig bejegende’ te zeggen? We zijn toch in de Gemeente (kerk) opgegroeid. We weten alles; reeds onze ouders hebben God gediend. En u, een Nul, een Job, een vijandig bejegende….. Alleen uw naam al geeft ons het recht u te veroordelen. Herinneren we ons wat de Joden Jezus antwoordden: ‘wij zijn Abrahams’ zaad’. Job is hier een afschaduwing van Jezus, Die alles opgegeven heeft, die aan de mensen alleen maar het goede gedaan heeft, Die moest lijden, Die vijandig bejegend werd, en door Zijn broeders aan de Romeinen verkocht en gekruisigd werd. Die echter tenslotte door God gerechtvaardigd werd. En het is ook een beeld, dat op ons betrekking heeft. Hoe wij vandaag de dag met het Woord van God en met elkaar omgaan. Het is helaas vaak zo, dat wij veel over God weten, maar we weten zo weinig van God. We hebben van onze vaderen geleerd, hoe we vroom moeten zijn, maar we kennen God alleen maar van ‘horenzeggen’. En we hebben geleerd, hoe men een dubbelleven kan leven. Telkens weer beleven we, dat jonge mensen uit christelijke gezinnen zeggen: ‘ach, jullie God, dat kan ik niet geloven. Waarom verhoort Hij mij niet, als ik Hem nodig heb, waarom ervaar ik Hem niet, enz. Anderen weer schelden op God, vanwege de oorlogen, de hongersnoden en de catastrofen. Het probleem is: zij kennen God alleen maar van ‘horenzeggen’. In het Evangelie van Johannes lezen we, dat de mensen onder welke Jezus leefde en werkte, desondanks de Messias niet hebben gezien. Ze bezaten een goede kennis over God, eigenlijk de best mogelijke voor die tijd, maar de Zoon van God hebben ze niet erkend. Jezus moest een vernietigend oordeel uitspreken: ‘U kent God niet, anders zou u Mij kennen. Want dit is de wil
22
arti ke l
U en ik, wij moeten Jezus zien, en wij hebben de persoonlijke ontmoeting met God nodig van Mijn Vader, dat, wie de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft’. (Zie Joh. 6:40). Welnu, Job heeft God ook niet gezien, maar hij heeft Hem gezien met een geestesoog, in Zijn spreken, in de almacht van Zijn schepping. Job ziet zichzelf als schuldig, niet omdat hij vroeger verkeerd geleefd zou hebben, maar omdat hij zich veroorloofd heeft vragen te stellen bij het handelen van God. Job kon niet weten, dat het de satan was, die achter zijn aanvechtingen stond. “Ik weet dat U alles vermag, en geen plan is onmogelijk voor U. Wie is hij, zegt U, die Mijn raad verbergt zonder kennis? (wie bent u, dat u aan Mijn wijsheid twijfelt?) Zo heb ik verkondigd wat ik niet begreep. Dingen die te wonderlijk voor mij zijn en die ik niet weet (die boven mijn verstand gaan). U hebt gezegd: Luister nu en Ik zal spreken! Ik zal U ondervragen: maak het mij bekend! Alleen door het luisteren met het oor had ik U gehoord; maar nu heeft mijn oog U gezien. Daarom veracht ik mijzelf en ik heb berouw, op stof en as”( Job 42:2-6). Job, die in zijn tijd een verbazingwekkende erkentenis van God had, zegt: ‘Heer, ik kende U van horenzeggen, maar nu heb ik U met mijn ogen gezien’. Bent u ook zo iemand, die God alleen kent van horenzeggen? Wanneer God met Job spreekt, en God spreekt overduidelijk, dan verstomt Job. God toont Zich in Zijn grootheid en Zijn genade: Job, bid voor je vrienden, ze hebben een vals beeld van Mij doorgegeven. Ze stonden klaar, om alles over boord te werpen, wat u van Job wist. Ze hebben heel snel alles vergeten van hoe Job geleefd had. Ze stonden klaar, om een rechtvaardige lichtvaardig te veroordelen. Zoals de vioolspeler, waarop niemand acht sloeg; zoals de kostbare diamant, die uit een moddergroeve tevoorschijn kwam. U hebt een vals beeld van God doorgegeven. Ook wij dragen een zeker Godsbegrip uit in de wereld. En aan de hand van dit valse beeld oordelen dan de goddelozen over God. Job had God nieuw ontdekt… ‘Maar nu heeft mijn oog U gezien’. Hoe kunnen wij heden ten dage God//Jezus zien? De tijd zal komen, “dat elk oog Hem zal zien” (Openb.1:7). Helaas zal het dan veel te laat zijn. 1.Wij moeten het verlangen hebben, Jezus te zien. “Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw wet” (Ps. 119;18). Er zat een blinde man langs de weg en
Jezus vroeg hem: ”Wat wilt u, dat Ik voor u doen zal?” De blinde hoefde niet lang te overleggen; hij zei: “Heere, dat ik ziende mag worden”. (Luk. 18:41). Tot Andreas, de discipel van Jezus, kwam een aantal Grieken die hem vroegen: “Heer, wij willen Jezus graag zien”( Joh. 12:21). En de oude Simon zei: “Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien” (Luk.2:30). Ook vandaag de dag bestaat nog de mogelijkheid om Jezus, respectievelijk God te zien. 2.Wij moeten God tot ons laten spreken. Saulus van Tarsen was op de weg naar Damascus. Hij beijverde zich om de christenen te vervolgen. Hij was iemand als de vrienden van Job, een ijveraar voor God. Toen kwam Jezus op zijn weg en Saulus vraagt: “Heere, wie bent U?” “Ik ben Jezus, die u vervolgt”. Saulus kon, toen hij Jezus zag, niets anders zeggen dan: “Heere, wat wilt U dat ik doen zal?” Als wij bereid zijn ook zo te handelen, als Saulus, zullen ook wij God ontmoeten. U en ik, wij moeten Jezus zien, en wij hebben de persoonlijke ontmoeting met God nodig. ‘Wie in Mij gelooft, gelooft in waarheid aan Hem, die Mij gezonden heeft. En wie Mij ziet, ziet Hem die Mij gezonden heeft. Ik ben een licht, in de wereld gekomen, opdat ieder die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft” (Joh. 12:37, 45 en 46). • •
•
•
• •
Laten we bidden voor allen, die God nog niet erkend hebben, zodat zij God kunnen zien. Laten we bidden voor hen, die God uit het oog verloren hebben, die onverschillig geworden zijn. Die door de glans van de wereld verblind geraakt zijn, zodat ze weer op God gaan zien. Laten we bidden voor hen, die op mensen gezien hebben en door mensen teleurgesteld werden. Die daardoor hun geloof hebben verloren. Laten we bidden voor al diegenen, die tot nu toe God alleen gezien hebben in de wet, zoals de vrienden van Job, zodat zij de genade en liefde van God mochten erkennen. Laten we bidden voor ons allen, zodat we God nooit uit het oog mogen verliezen. En wanneer u voelt en ervaart, dat u Jezus uit het oog verloren hebt, of Hem nog nooit gezien hebt, dan zou ik u willen bemoedigen: kom tot Jezus. U zult beleven, hoe de hemel zich zal openen!
‘En de Heere bracht een omkeer in het levenslot van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden’. //
Volgende uitgave De volgende uitgave verschijnt omstre eks 5 de cemb er 2012 en b evat onder me er: Wo ordstudie
P ra k tisc h Chr iste ndo m
Gezondheid
Wil je echt zonder problemen leven?
Handelingen De apostelvergadering in Jeruzalem
Bericht:
Colofon Algemeen Vitaal Christendom is een periodieke uitgave van de Gemeente Gods in Nederland en wordt eveneens in het Duits en Spaans uitgegeven. De grondslag voor dit blad is de Bijbel, het onfeilbare, geïnspireerde Woord van God. De Bijbel spreekt met absoluut gezag, zowel over het heil alsook waar zij spreekt over de geschiedenis, de kosmos en de natuur. Deze grondslag wordt in dit blad onverkort gehandhaafd. Eindverantwoordelijke Dhr. B. Hage
[email protected] Ontwerp en druk Gemeente Gods Nederland Reacties en inzendingen Reacties, inzendingen kunt u naar de onderstaande adressen versturen:
[email protected] Dhr. D.A.H. Rovers De Tichel 10 6374 NA Landgraaf De redactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen inzendingen in te korten of niet te plaatsen.
Abonnementen Vitaal Christendom wordt gratis uitgegeven. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment ingaan en worden automatisch verlengd. Geïnteresseerden kunnen zich schriftelijk aanmelden bij de redactie of via de website www.gemeentegods.com Vrijwillige bijdragen Rabobank 15.17.82.725 t.n.v. Gemeente Gods Nederland, Landgraaf IBAN: NL55 RABO 0151 7827 25 BIC: RABONL2U De Gemeente Gods is een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Internet Vitaal Christendom kunt u ook downloaden van de volgende website: www. evangeliebazuin.nl Bronvermelding artikelen Blz. 07, oudesporen.nl “Rechtstreeks” Nr.6 - 2009 # Bronvermelding illustratiemateriaal blz. 01+06 © shutterstock 90227455 # blz. 09 © shutterstock 96603349 # blz. 14-16 © shutterstock 103276007 # blz. 17+19 © simply-share-international.de # blz. 20 © shutterstock 72801499 #
w w w.g e m e e nt e g o ds.co m