VC
Vitaal Christendom een tijdschrift voor geloofsopbouw
#1205
6 aug 2 0 1 2 | aug - se pt | jaarg ang 63
Jezus doet in eerste instantie niet de oproep om Zijn leer na te volgen, maar Hij adviseert ons “volg Mij na” > p.4
P r a k ti s c h C h r i st e n d o m
B i j b e l st u d i e Bijbelstudie, een gezonde bezigheid
4
Positief denken
9
Missie Yvonne Numfukwe: Mijn levensverhaal
16
Woor dStu d i e - Gerard Kramer
V C //1 2 0 5 // 3
Vooraf
Z
Dikwijls wordt de vakantieperiode voor wat betreft het gedrukte woord wel eens gekenschetst als “komkommertijd”. Kranten en andere periodieken moeten zoeken naar thema’s die de lezers, die hun gedachten bij hun vakantie hebben, nog enigszins aanspreken. Geldt dat ook voor een christelijk blad als “Vitaal Christendom”? Is de Heilige Geest zo bij ons werk betrokken, en zijn we zo consistent in wat we onze lezers meegeven, dat er, vakantie of niet, altijd een leerrijke en gezegende boodschap van uitgaat? Dat moge God geven! Ik wil hier nog, samen met mijn vrouw, God danken voor het gezegende weekend dat we op 13, 14 en 15 juli hadden, samen met de brassgroep en het koor van de Gemeente Gods uit Edmonton, Canada, ruim 60 personen! Het bezoek vond plaats in het kader van het 100-jarig bestaan van de Gemeente Gods in Nederland, dat we dit jaar mogen vieren. Muziek en zang brachten ons in een blijde atmosfeer. Ook was er veel bezoek uit nabije en verafgelegen gemeenten. Wat vooraf bijna ondoenlijk leek, namelijk de organisatie van een dergelijk evenement, kon met veel geduld en inzet en onder Gods leiding tot stand gebracht worden. Dat daarbij af en toe wat geïmproviseerd moest worden, deed geen afbreuk aan het geheel. In de woordverkondiging brachten Br. Jeske en Br. Schmidt uit Herford en Br. J.A. Hage ons toepasselijke en gezegende boodschappen. God zij alle eer! Nu nog kort een samenvatting van de inhoud van deze uitgave. De vervolgthema’s zijn u genoegzaam bekend: Eerst de “Woordstudie” van Gerard Kramer. Vervolgens de Bijbelstudie over het leven van Jezus. Dan “Boodschappers van een ‘Heldere Dag’, “de levensbeschrijving van 5 belangrijke pioniers van de Gemeente Gods. In de rubriek Praktisch Christendom aandacht voor ‘Positief Denken’. In de rubriek “Kinderen” een artikel over ‘Gezinnen en Families’. Ook vervolgen we de serie over de “Zendingsreizen van Paulus” in het boek Handelingen.
Inhoud 03 Wo o r dStu die Zakelijk taalgebruik in een persoonlijke brief 04 Bij be lstu d ie Bijbelstudie, een gezonde bezigheid 07 Lite ratu u r Boodschappers van een “Heldere Dag” Enoch E. Byrum - deel 3 09 P ra k tisc h Chr iste ndo m Denk Positief
12 K ind e r e n Gezinnen en families
In de rubriek “Zending” het levensverhaal van Yvonne Namfukwe uit Zambia. Dit verhaal is tot stand gekomen naar aanleiding van een stage die onze jonge broeder Erwin Hage daar deed. In voor ons onwaarschijnlijke levensomstandigheden moeten de mensen daar “de struggle for life” strijden, maar roerend is het hoezeer zij met weinig tevreden zijn en God dankbaar zijn.
13 H a nd e linge n De zendingsreizen van apostel Paulus
“De Blik van de Rechtvaardige” van br. Artur Huttenlocher uit Pforzheim vertelt ons over ‘Ware Vroomheid’. Het woord heeft vaak een negatieve bijklank, maar het artikel legt ons de zuivere betekenis ervan uit.
20 A rtik e l De blik van de Rechtvaardige
Ik wens u tot slot een goede, ontspannen vakantie toe. Laat vooral de Heere met u meegaan! H.W.Asma
16 M iss ie Yvonne Namfukwe: Mijn levensverhaal
a k e l i j k ta a l g e r u i k i n een persoonlijke brief “Ja broeder, laat mij voordeel van u hebben in de Heer; verkwik mijn hart in Christus” (Fil. 1:20)
P
aulus’ brief aan Filemon is duidelijk een persoonlijke brief. Weliswaar is de brief ook aan anderen met name genoemde, gelovigen gericht – ook aan de gemeente die in Filemons huis samenkomt –, maar degene die steeds rechtstreeks aangesproken wordt, is Filemon. Juist in zo’n brief verwachten we geen zakelijk taalgebruik. Of toch? Het gaat immers over een slaaf voor wie Paulus opkomt. Een slaaf, Onesimus, die tot bekering is gekomen, maar van wie de apostel zich realiseert dat deze voor zijn meester Filemon ook – en tot op het schrijven van deze brief zelfs uitsluitend – van economisch belang is. Dit zal meegespeeld hebben bij Paulus’ woordkeus, die juist in deze brief af en toe zakelijk en sterk economisch getint is – zelfs in behoorlijk persoonlijke passages. Partner In vers 17 schrijft Paulus: ‘Als u mij dus voor [uw] deelgenoot houdt’. Het woord ‘deelgenoot’ (Gr. koinoonos) kan de betekenis hebben van ‘zakelijke partner’ (Luc. 5:10). Paulus heeft Filemon echter in vers 1 als ‘medearbeider’ oftewel ‘collega’ aangeduid; zie beide woorden in 2 Korintiërs 8:23, waar Titus wordt aangeduid als Paulus’ deelgenoot en medearbeider. Het woord is verwant met ‘gemeenschap’ in Filemon vers 6. Daar ging het om Filemons gemeenschap in het geloof. Paulus lijkt Filemon hier dus aan te spreken op diens waardering voor Paulus als medechristen en als werker voor de Heer, dus als collega van hemzelf. Schuld Paulus houdt er in vers 18 rekening mee dat de verstoorde relatie tussen Onesimus en Filemon iets te maken heeft met ontvreemd of verkeerd besteed geld. Het kan zijn dat Onesimus zijn meester ‘iets schuldig is’. ‘Schuldig zijn’ (Gr. ofeiloo) is het normale woord voor het hebben van financiële schulden (zo o.a. in Matt. 18:28; Luc. 7:41). Paulus verbindt daaraan een interessante opmerking over een heel andere soort schuld die Filemon op zijn beurt aan Paulus heeft. Hij schrijft namelijk: ‘om u niet te zeggen dat u bovendien uzelf aan mij schuldig bent’.
Letterlijk staat er. ‘om u niet te zeggen dat u bovendien ook (of: zelfs; Gr. kai) uzelf aan mij schuldig bent’. Deze uitspraak betekent zoveel als: ‘even afgezien van de bijzondere schuld die u daarnaast zelf nog bij mij hebt uitstaan, namelijk uzelf’. Met deze opmerking lijkt de apostel te bedoelen dat Filemon direct of indirect door Paulus’ dienst tot bekering is gekomen en daarom een geestelijke schuld (en dus morele verplichtingen) aan Paulus heeft. De woorden ‘om u niet te zeggen’ zijn een fraai voorbeeld van de stijlfiguur van de praeteritio = het voorbijgaan (‘nu ga ik er nog maar aan voorbij dat...’). Juist door iets belangrijks quasiterloops te noemen of te zeggen dat men er niet op ingaat, krijgt zo’n punt extra nadruk. Betalen Paulus gaat in zijn pleidooi voor Onesimus zelfs zover dat hij over diens schuld aan Filemon schrijft: ‘breng dat mij in rekening’, of ‘reken mij dat toe’. Dit werkwoord (Gr. ellogaoo, elders ellogeoo) komt verder alleen in Romeinen 5:13 voor, maar wordt frequent gebruikt in papyri waarop economische transacties worden vastgelegd. Paulus staat garant voor de betaling, en hij schrijft: ‘Ik, Paulus, heb het met mijn eigen hand geschreven, ik zal het betalen’ (vs. 19). Uit deze woorden kan niet worden afgeleid of Paulus alleen deze toezegging of ook de rest van deze brief eigenhandig heeft geschreven (vgl. 1 Kor. 16:21; Gal. 6:11; Kol. 4:18; 2 Tess. 3:17). Het woordje ‘ik’ (Gr. egoo) staat apart uitgedrukt én vooraan, en heeft daardoor sterke nadruk. Even terzijde: deze hele zin vormt een prachtige illustratie van wat de Heer Jezus met onze schuld gedaan heeft! Kennelijk beschikte Paulus op dit moment over een zekere welstand; zie voor zulke momenten in zijn leven Handelingen 24:26 (Felix hoopte van Paulus geld te ontvangen) en Handelingen 28:30 (Paulus woonde twee jaar in zijn eigen huurwoning). Het hier door Paulus gebruikte woord voor ‘betalen’ (Gr. apotinoo) komt verder in het N.T. niet voor, maar is in de papyri het normale woord voor het vereffenen van een schuld of het betalen van schadevergoeding of boete. //
4
V C //1 2 0 5 // 5
Bijbelstudie, een gezonde bezigheid
B
ij het lezen van de Bijbel gaat het ten diepste over wat achter de tekst aan levensprincipes schuilgaat; heilsgeheimen en openbaringen over
de Schepper en Zijn schepping. In deze rubriek benoemen we meestal eerst een aantal historische feiten zoals de Bijbel die weergeeft; om vervolgens een poging te doen om door te stoten naar zo’n achterliggend thema. Wel prachtig om even vooraf op te merken dat die verheven levenswijsheden niet zijn gegeven in een droog theoretisch leerboek, maar in concrete geschiedenissen met echte mensen die in echte gebeurtenissen ons dingen leren over het echte leven. Vandaar dat de Bijbel naast zijn goddelijke karakter tegelijkertijd ook zo door en door menselijk is. Door mensen en voor mensen geschreven. Altijd weer een prachtige gedachte dat God zich ruim 1.500 jaar de tijd nam om met een groep van 40 schrijvers alle facetten van het leven te beschrijven. Ruim voldoende om er vandaag de piketpalen van ons leven mee uit te zetten.
Bert Hage
Even verder met de feiten We zijn met Jezus nog bezig met de eerste rondreis door Galilea. Het is tijdens deze eerste rondreis dat Jezus de bekende 12 leerlingen (discipelen) uitkoos (Matth. 10:1-4; Mark. 3:13-19; Luk. 6:1216). Het opmerkelijkste in Zijn keuze is wellicht dat het overgrote deel van de latere apostelen meest “ongeletterde en eenvoudige mensen” waren (Hand. 4:13). Juist hen koos Jezus uit om – afgezien van Judas Iskariot – Zijn persoon en leer in de hele wereld te gaan verkondigen en discipelen voor het aanstaande “Koninkrijk” te verwerven. Die eerste discipelen doet Hij in de Bergrede de grondbeginselen van Zijn Koninkrijk uit de doeken. Daar onderwijst Hij hen over echte gemeenschap, echte weldadigheid, echt bidden, echt vasten en echt leven vanuit een vernieuwd hart.
Bijbelstudie
Deze eerste discipelen nemen Zijn onderwijs serieus en maken het zich eigen in de dagelijkse praktijk van het leven van toen. Het is de taak van elke discipel in welk tijdsgewricht hij/zij ook leeft om die boodschap te gaan verstaan en die vervolgens in praktijk te brengen. In die
zin zijn de discipelen daar op die eerste rondreis met Jezus door Galilea tijdloze voorbeelden. Voorbeelden van schepselen die het onderwijs van de Schepper aannemen en van daaruit gaan leven. Volgens Petrus is dat veel eerder zelfs koning David al gelukt. In Handelingen 13:36 doet Petrus de uitspraak dat David de eeuwige en onveranderlijke raad van God heeft weten uit te leven in zijn eigen tijdelijke en aan verandering onderhevige bestaan. Door alle tijden heen vind je van die mensen op aarde. Nu is aan ons de keus om ons bij die groep van leerlingen aan te sluiten en onderwijs te nemen. Nu is het tijd voor de kanttekening dat het uiteindelijke hoofddoel niet de leer van Jezus is, maar Jezus als Persoon. Van de apostel staat in het Bijbelboek Handelingen niet dat ze de leer van Jezus verkondigden, maar ze verkondigden kortweg Jezus Christus! En wel de Christus van de Schrift. Jezus doet in eerste instantie niet de oproep om Zijn leer na te volgen, maar Hij adviseert ons “volg Mij na”. En God roept vanuit de hemel: “deze is mijn geliefde Zoon, hoort Hem!”. Zijn volmacht ligt niet in eerste instantie in Zijn talenten of wondertekenen, maar
in Zijn kracht, macht en heerlijkheid en zijn een uitvloeisel van Wie Hij is als Persoon. En daarmee is hetgeen Hij is, het hoogst in waarde. “Christus winnen” Als we Hem eren om wie Hij is, wordt uiteraard ook wat Hij zegt en wat Hij doet veelzeggend. Het mooiste, diepste en rijkste onderwijs klinkt uit Zijn mond in de laatste uren van Zijn leven. In de emotionele spanning van de opperzaal waar iedereen wel voelde dat er iets was, maar waar niemand de situatie volledig kon duiden (Joh. 13 tot 17), staat Hij op van de maaltijd (Joh. 13:4) en begint aan de voetwassing. Petrus heeft moeite met de gang van zaken en heel reflexmatig protesteert Hij dan ook als hij aan de beurt is. Jezus neemt dat protest weg door Petrus een stukje onderwijs te geven hoe hij deel kan hebben met Hem (vs 8). De les duurt weliswaar heel kort maar is wel uitermate belangwekkend. Jezus gebruikt twee begrippen; een totaal reinigingsbad (vs. 10) waarvan Hij zegt dat wie zich daarin gewassen heeft dat nu niet opnieuw hoeft te doen. En, naast dat reinigingsbad, een plaatselijke reiniging, hier de voeten. De voeten, als dat deel van het lichaam dat na het wassen het minst beschermd is door kleding en daardoor het meest blootgesteld is aan het stof en vuil van de wegen. Naast het feit dat het hier om een normaal gebruik van die tijd gaat en de voeten van de discipelen aan de wasbeurt toe waren, heeft het verhaal ook een overdrachtelijke betekenis. Jezus noemt hen allen rein, behalve die ene die hem zou gaan verraden. Duidelijk is dat Jezus er niet op doelt dat Judas zich die morgen minder goed gewassen heeft. En dat het óók gaat om een symbolische reiniging van wat ons op onze innerlijke wegen van het hart zo makkelijk wil aankleven,
6
blijkt wel het meest uit het feit dat Jezus het verbindt met de mogelijkheden om concrete gemeenschap met Hem te onderhouden (“deel hebben met Hem”). Deze geschiedenissen voltrekken zich in de overgangsfase van het Jodendom naar het Christendom. Die overgang maakt die fase in de heilsgeschiedenis best heel bijzonder. Dat maakt het ook wat lastig om precies aan te duiden wanneer Petrus zich nu precies bekeerd heeft. Toch blijkt alleen al uit de woorden van Jezus hier - als Hij aangeeft dat zij “rein” zijn – dat ook Petrus het voorbeeld is van een oprechte volgeling van Jezus. De zelfinkeer van Petrus en zijn besef een zondaar te zijn, staat bijvoorbeeld beschreven in Lukas 5:8. In mensen met zo´n innerlijke houding heeft God altijd al “gewoond”. Jesaja legde in zijn boek al vast (57:15) dat God op twee plekken woont; en dat is hoog verheven in wat we de heerlijke hemel noemen én tegelijkertijd in elk hart waar besef heerst van verslagenheid en verbrokenheid. Merkwaardig: Hij woont niet bij die mensen die het allemaal wel weten en allemaal zo goed doen. Ook niet bij hen die het geestelijke voor zichzelf allemaal zo goed voor elkaar hebben. David formuleert het in Psalm 51:19 nog eens duidelijk dat ons cadeau aan God een verbroken geest en een verbrijzeld hart is. Dat hart is de tegenhanger van het farizeïsche hart. Het farizeïsche hart dankt God dat hij niet zo is als die ander…! De mensen met zo’n hart zijn rein en hebben dat totaalbad niet nodig, maar kunnen volstaan met het laten wassen van de voeten. Paulus schetst een vergelijkbaar beeld in Efeze 5 : 25 – 27. Daar schildert hij Jezus als het toonbeeld van een echtgenoot die - in overdrachtelijke zin – verbonden is in de echt en vanuit die gemeenschap bezig is met een werk dat hij hier “heiligen en reinigen” noemt. En daarbij maakt Jezus in deze beeldspraak gebruik van het figuurlijke water van het Woord. Mooi beeld. Het is om
BIJ BELSTUDIE
ervan te genieten dat er iemand is met de gezindheid die hieruit spreekt. Maar nog veel meer als u uit ervaring weet dat Jezus op eenzelfde wijze met u bezig is. Tenminste als u en ik Hem dat toestaan. Daar moeten we ons namelijk heel persoonlijk voor openen. Dat reinigende en levensveranderende werk voltrekt zich namelijk niet automatisch in ons persoonlijke leven.
en discipline niet zouden kunnen veranderen in onszelf. Vanuit die gemeenschap kunnen de karaktertrekken van Jezus in ons tot ontplooiing komen. Daar gaat het niet meer in eerste instantie om de leer, maar om het tot ontplooiing brengen van Jezus in ons. Dan worden we mens naar het voorbeeld van Jezus en wel op een manier die heel persoonlijk bij u past.
Bij de bekering krijgen we deel aan Jezus. Maar daar is nog vrij weinig bereikt. Om vanuit die positie geestelijk te kunnen groeien, is gemeenschap nodig (hier uitgedrukt in de woorden: “deel hebben met Hem”). In die al genoemde bovenkamer spreekt Jezus vier keer heel letterlijk over dat “deel hebben met Hem”. Naast hetgeen alle mensen bekend is aan vrede - de algemene vrede - wil Jezus Zijn eigen vrede met ons als Zijn discipelen delen (Joh. 14:7). Zijn eigen blijdschap wil Hij met Zijn leerlingen delen (15:11, en 17:13). Zijn liefde wil Hij met ons delen (15:9v). En ten vierde spreekt Hij hier expliciet uit dat Hij Zijn heerlijkheid met ons wil delen (17:22; vgl. vs 24). Deze Meester deelt met Zijn leerlingen vrede, blijdschap, liefde en zelfs Zijn eigen heerlijkheid.
We zijn bij de eerste rondreis van Jezus door Galilea en maken nu een kleine doorkijk naar wat dat met de discipelen heeft gedaan. Het heeft hen tot wereldverbeteraars gemaakt. Zij hebben in hun latere leven veel van de Heere Jezus aan de wereld kunnen laten zien. Zij hebben daardoor massa’s volgelingen gemaakt. De Meester was bereid Zijn heerlijkheid in de meest brede zin van het woord met hen te delen en vervuld met die heerlijkheid bleken ze effectieve getuigen te zijn. Het loont zich om in gemeenschap met die Meester te leven. Een levende relatie met God te onderhouden. Dat is overigens geen dromerig gebeuren. Niet iets dat beperkt blijft tot het rijk van aangename gevoelens, sentiment en warme emoties. Johannes getuigt van zo’n moment als hij als verbannen gevangene stil wordt in de verlatenheid van het eiland Patmos. Daar schrijft hij in Openbaring 1:17 dat de ontmoeting met God hem als dood ter aarde deed vallen. Daar voerde eerbied en ontzag de boventoon.
Het Evangelie kost niets, maar Christus winnen kost alles. Dat gaat namelijk veel verder dan het Evangelie aannemen. Dat betekent een geestelijk groeiproces in ons leven toestaan. Die groei kunnen we als mensen niet afdwingen. We kunnen ons wel op weg begeven naar een ontmoeting met God. Zachéüs klom ervoor zelfs in een vijgenboom (Luk. 19:1-10). Door mensen met zulk soort wensen laat Jezus zich graag ophouden. Met zulke mensen wil Hij graag gemeenschap onderhouden, en dan niet in de drukte van de straat, maar net als bij Zachéüs heel persoonlijk tafelen in de sfeer van de woonkamer. Dat worden dan de momenten van innerlijke reiniging en verandering. Daar komen de veranderingen tot stand die we met de beste wilskracht
Er is een lied waarin de dichter laat zingen: “Hij gaat met mij en Hij spreekt met mij”. Zo concreet is volgens de liedschrijver de omgang met God vandaag nog steeds voor elk mens die zich ervoor opent. Kennis van Hem, het onderhouden van een levende relatie met Hem veranderd ons diep van binnen. Daar ontstaan veranderingen die zich uitstrekken tot in alle aspecten van ons leven. Kijk maar naar de levens van Mozes, Petrus, Luther, Warner en …. vul zelf maar in …. //
lite r atu u r - John W.V. Smi th †
1. Van mensen en bewegingen
2. D.S. Warner
V C //1 2 0 5 // 7
3 . Enoch E. Byrum
4. Herbert M. Riggle
5. Frederick G. Smith
6. Nora S. Hunter
BOODSCHAPPERS VAN EEN “HELDERE DAG” Enoch E. Byrum - deel 3 Nieuws als een donderslag Toen Enoch Byrum hoorde wat er gebeurd was, was hij geschokt. “Het nieuws trof me als een donderslag”, zo zei hij. Hij schreef onmiddellijk een brief naar huis en waarschuwde daarin zijn familie zich niet op een dwaalspoor te laten brengen. Hij trachtte een artikel te schrijven voor het kerkblad van de “United Brethren”, waarin hij de dwalingen van deze mensen wilde aantonen, maar hij vond het moeilijk zijn argumenten goed geordend onder woorden te brengen. Tijdens zijn eerstvolgend verblijf thuis viel hem de scherpe tegenstelling op tussen het leven en de geest van hen die nog steeds de diensten in de Prospect Chapel bezochten en hen die zich nu in de wagenschuur verzamelden. Na enkele maanden al was hij ervan overtuigd dat de leer van de heiligmaking Bijbels was, en hij begon zelf de ervaring te zoeken. Toen hij in 1886 tijdens de kerstvakantie naar huis kwam, zouden er juist opwekkings-samenkomsten van de Gemeente Gods beginnen. Deze keer vond hij wat hij zocht. Hij wist dat zijn overgave totaal was. Zonder veel emotionele ophef aanvaardde hij stil de Heilige Geest in zijn leven en zei: “Ik ben geheiligd”.
Nadat hij zijn schoolopleiding had hervat, nam Byrum zich voor meer over de Gemeente Gods en haar leden te weten te komen. Zodra het studiejaar voorbij was kocht hij met John C. Maynef, een medestudent, een treinkaartje en samen reisden zij naar Bangor om daar de conferentie te bezoeken. Wat tijdens deze conferentie op Byrum de grootste indruk scheen te maken, was de geest van vreugde en blijdschap die de samenkomsten vervulde. Als collegestudent had hij al snel opgemerkt dat sommige bijeenkomsten meer het karakter hadden van een manifestatie dan dat ze grote geestelijke inhoud hadden. Toch kon hij niet ontkomen aan de aanstekelijke inspiratie die het gezang en de andere activiteiten opriep. Hoewel Byrum zelf zich nooit overgaf aan uiterlijk demonstratief vertoon, was het zonder twijfel deze geest van ware lofprijzing, voortkomend uit een nieuwe ervaring van gemeenschap met God, die hem ontvankelijk maakte voor het aanbod van Warner en de andere broeders enkele dagen later. Op het moment dat zij hem benaderden had hij zijn standpunt al bepaald dat hij bij deze mensen thuishoorde. Hij zag Warners aanbod eigenlijk alleen nog
8
Pr ak tisc h C hriste ndom - Gerri t Houtman
V C //1 2 0 5 // 9
John W.V. Smith †
Christenen hebben maar als de gelegenheid om gehoorzaam te zijn aan de belofte van overgave die hij God zes jaar tevoren had gedaan. Hij aanvaardde zijn aanstelling met vreze en beven, maar ook met een gevoel geroepen te zijn, en met de innerlijke verzekering dat hij Gods wil deed. Byrums start in het uitgeverswerk was heel rigoureus. Warner begeleidde Byrum slechts tien dagen. Toen vertrok hij voor een evangelistische rondreis die duurde tot de volgende aprilmaand. Br. Albert Spaulding, de boekhouder en administrateur, bleef slechts enkele weken om Byrum wegwijs te maken en vertrok toen naar een ander deel van de staat. Drie weken na zijn aankomst had Byrum de volledige verantwoordelijkheid. Daarbij had hij de hulp van twee ervaren kantoorbedienden: Celia Kilpatrick en Rhoda Keagy. Met deze beide meisjes sloot Byrum na elkaar een huwelijk. Met Celia trouwde hij op 4 maart 1888. Na een maandenlange ziekte stierf zij reeds op 11 december van datzelfde jaar. In juni 1889 trouwde Byrum met Rhoda. Zij stierf in 1907 en werd de moeder van Byrums zes kinderen. Ondanks zijn onervarenheid bewees Byrum zich snel als een uitstekend zakelijk leider van de Gospel Trumpet Company. Zijn rustige manier van doen en methodische volharding brachten evenwichtigheid en continuïteit in het werk van de Trumpet. Daaraan had het voorheen vaak ontbroken. Hij verrichtte alle activiteiten op een meer efficiënte wijze en slaagde er daardoor geleidelijk in een deel van de oude, versleten apparatuur te vervangen en ook nog de schuld aan de gemeente van Grand Junction af te lossen. Maar hij zeilde niet altijd voor de wind. Meer dan eens wist hij niet meer waar het geld voor het nakomen van bepaalde verplichtingen vandaan moest komen. Het was Byrums gewoonte in zulke noodsituaties zwaar op de arm des Heren te leunen en de weg naar een oplossing werd dan altijd weer gevonden. Gedurende enige tijd in 1894 liet hij elke donderdag een uur lang de drukpersen stopzetten en liet alle medewerkers samenkomen om te
bidden voor een bijzondere nood. Na drie van dergelijke gebedsbijeenkomsten werd door Gods hulp in deze nood voorzien. In een artikel in de Trumpet van 27 december 1894 deed Byrum verslag van de grote problemen die zij het hoofd hadden moeten bieden: “Een geloofswerk kan niet in stand worden gehouden, zonder een groot aantal gelegenheden die het geloof op de proef stellen. Vele malen is ons geloof tot het uiterste op de proef gesteld, maar op een of andere wijze was de uitkomst altijd tot meerdere eer en glorie van God”. Nadat Byrum de exploitatie van de Trumpet op zich genomen had, besteedde Warner een belangrijk deel van zijn tijd aan het evangelische werk. Hij schreef regelmatig nog artikelen voor het blad, maar bemoeide zich niet meer met de selectie en correctie van de artikelen die binnenkwamen. Byrum werd verantwoordelijk voor steeds meer redactionele taken. Vanaf 1895 werd zijn naam in de kop van het blad vermeld als mede-uitgever en publicist. Het was niet meer dan een logische consequentie dat na het overlijden van Br. Warner in december 1895 Enoch Byrum de volledige verantwoordelijkheid voor de uitgave van de Gospel Trumpet kreeg. De uitbreiding van de uitgeverij/drukkerij in de periode dat Byrum ermee verbonden was, is niet minder dan een uitzonderlijk feit. Naast de Gospel Trumpet, die vanaf 1893 wekelijks verscheen, had de drukkerij (in 1895) meer dan zestig boeken en traktaten gepubliceerd. Van de algemene groei kunnen we u een indicatie geven: voor de verhuizing van de drukkerij van Williamston naar Grand Junction in 1886, kort voordat Byrum zijn taak op zich nam, was één spoorwagon nodig geweest. Echter, voor de verhuizing naar Moundsville, West-Virginia, in 1898, moest een speciale trein gecharterd worden met negen goederenwagons, een bagagewagen en twee personenrijtuigen. Toen de drukkerij in 1906 naar Anderson, Indiana, verplaatst werd, waren daarvoor zesentwintig goederenwagons nodig. Eenmaal gevestigd in Anderson geschiedde de verdere expansie in een steeds sneller tempo. (wordt vervolgd)
niet meer levenskracht om positief te denken dan anderen. Christenen hebben één voordeel. Ze verbinden hun hoop met de beloften van God
Denk
positief
10
Pr ak tisc h Ch riste ndom
Paulus zegt dat je het interieur van je denken moet vullen met positieve zaken die edel, waar, rechtvaardig en aantrekkelijk zijn
V
lak voor de wedstrijd Racing Genk – Standard werd aan een bekende voetbaltrainer gevraagd wie volgens hem de wedstrijd zou winnen. Waarop hij antwoordde: ‘Ik hoop Racing- Genk, maar ik denk Standard’. (Opgevangen uit een radio-interview op zondag 4 februari.) Er is geen kracht die zo onderschat wordt dan de kracht van ons denken. Misschien behoor je tot die groep mensen die vinden dat ze geen invloed hebben. Niet op de maatschappij in het algemeen, niet op de politiek, maar nog veel minder op je directe omgeving. Je merkt niets van je invloed op de houding van je partner of op het gedrag van je kinderen. Je hebt het gevoel dat je geleefd wordt en achter de feiten aanloopt. Hoe meer je dingen in je directe omgeving probeert te veranderen hoe meer je vastloopt en geen enkele positieve reactie ziet. De oplossing Waar ligt de oplossing? Verander je denken! Niet dat je denken per se verkeerd is, maar als het niet leidt tot de invloed die je wilt hebben, is het dan niet verstandig om het roer om te gooien en anders te gaan denken? Kies voor een nieuwe manier van denken. Denk positief, verschaf jezelf een andere hoopvolle voorstelling van zaken en je zult merken dat je leven zich naar deze doelstelling ontwikkelt. Misschien met strijd en teleurstelling, maar het gaat de kant op van je denken. Je zult misschien zeggen: maar is dat wel realistisch? Je kunt toch geen luchtkastelen bouwen? Het antwoord is: je doet het al. Voortdurend worden we geconfronteerd met het verschil tussen een huidige situatie en de situatie zoals
we ons die wensen. We hebben bijvoorbeeld geen rijbewijs en we stellen ons voor een rijbewijs te hebben en hoe het zou zijn om ons te kunnen verplaatsen met een motorvoertuig. Vervolgens doen wij ons best om dit rijbewijs te halen. We hebben geen relatie, maar we stellen ons voor hoe het zou zijn om er één te hebben. Vervolgens gaan we proberen contacten te leggen met personen van het andere geslacht om zo een partner te verwerven. We hebben geen baan, maar stellen ons de gewenste baan voor en vervolgens solliciteren we naar zo’n job. En zo zit eigenlijk ons hele leven in elkaar. Bovendien zijn er maar twee manieren mogelijk in zaken die ons direct aangaan: of we hebben een positieve verwachting, of we zijn bang voor een negatieve uitkomst. Zelfs als je niet overtuigd bent dat er een verband is tussen negatief denken en een negatieve uitkomst (wat volgens mij wel zo is). Wat heb je te verliezen door positief te denken in de hoop dat er een positieve uitkomst volgt? Dubbel denken Ons denken stuurt ons. Niet altijd onze woorden. Want we zeggen soms andere dingen dan die we werkelijk denken. We spreken vaak onze wensen uit, maar diep van binnen denken we dat het toch wel niet zal gebeuren. We denken dan diep van binnen: ‘ik heb al zo vaak pech gehad, het zal ook nu wel weer tegenvallen’, ‘ik heb er al zo vaak voor gebeden en het is toch niet verhoord’. Het zijn die onderliggende gedachten die de richting in ons leven bepalen en niet de hoopvolle woorden die we uitspreken. Misschien zeg je, ‘ik heb al zo vaak geprobeerd positief te denken, ik heb al vaak geprobeerd het hoopvol te bekijken, maar telkens
weer misluk ik hierin’. ‘Positief denken is mooi, maar het werkt niet in mijn leven’. Het probleem is wellicht hetzelfde als bij de hierboven genoemde trainer: ik hoop het één, maar ik denk het ander. Ik verlang het één, maar ik verwacht het ander. Het probleem is niet dat mensen kiezen voor het negatieve, of dat men geen hoop koestert. Nee, het probleem zit niet in het positief denken, maar in onze innerlijke verdeeldheid. We hinken op twee gedachten. We hopen te winnen, maar denken te verliezen. Jacobus noemt zo iemand innerlijk verdeeld, iemand die niets van de Heer zal verkrijgen (1). Positief denken betekent je hele persoon op één doel richten. Je hart, je gevoelens, je geweten en je gedrag. Alles richt je op één doel. Zolang je verschillende tegenstrijdige doelen tegelijk probeert te bereiken zal je dat veel inspanning kosten, maar het zal je helaas niets opleveren. Denken en verlangen Positief denken, maar hoe doe je dat? Allereerst zul je op zoek moeten gaan naar wat je echt wilt. Waar draait het om in je leven? Wat is je missie? Waar wil je echt voor gaan? Wat is je alles waard? We worden zo overspoeld door allerhande prikkels dat we niet meer goed weten wat we willen. Soms zijn we zo geconditioneerd door onze opvoeding dat we helemaal geen contact meer hebben met onze diepste verlangens. Het kan helpen als je terug denkt aan je kindertijd. Wat waren je kinderdromen, wat vond je fijn om te doen, wat hoopte je? Misschien dat je kindertekeningen van toen of het dagboek uit je tienertijd je weer in contact kunnen brengen met je diepste kern?
V C //1 2 0 5 // 11
Het interieur Paulus zegt dat je het interieur van je denken moet vullen met positieve zaken die edel, waar, rechtvaardig en aantrekkelijk zijn (2). Je gedachten en fantasieën zijn dus niet vrij. Waar je je gedachtewereld mee vult, zal vroeg of laat naar buiten komen. Wanneer je een hoopvolle gedachtewereld wilt creëren, zul je zorgvuldig moeten selecteren met wie je omgaat, het soort gesprekken dat je voert, of de boeken die je leest.
Vooronderstellingen Een ander probleem zijn onze vooronderstellingen. We hebben allemaal bewust of onbewust een bepaalde visie op het leven meegekregen. Een verzameling vooronderstellingen hoe het leven er uit moet zien en wat onze taak behoort te zijn. Een van deze vooronderstellingen zou kunnen zijn: ‘iedereen moet mij aardig vinden’. Nu is dat een zeer leuke wens; alleen heb je hier niet zoveel vat op. Bovendien, heb je dit ook nodig wil jij tot je levensdoel kunnen komen? Moet iedereen jou sympathiek vinden wil je je werk goed kunnen doen en de problemen in je leven overwinnen? Een andere vooronderstelling is: ‘het leven behoort prettig te zijn’. Natuurlijk staat niemand ‘s morgens op met het verlangen om die dag zoveel mogelijk moeilijkheden tegen te komen. Maar moet het leven per se prettig zijn, wil jij kunnen studeren, solliciteren, klanten bezoeken of een vergadering leiden? Zolang we ons van deze vooronderstellingen afhankelijk maken, zullen we voortdurend teleurge-
steld worden en blokkeren ze ons in ons gedrag. Verlangen Een ander soort vooronderstellingen blokkeren onze verlangens vooraf. Het zijn boodschappen die sommigen van ons al vroeg in het leven hebben meegekregen. ‘Jij kunt dat niet’, ‘dat is niets voor ons soort mensen’, ‘kinderen die vragen worden overgeslagen’, ‘hoop maar niet teveel, dan kun je ook niet teleurgesteld worden’. Deze uitspraken zorgen ervoor dat je het al bij voorbaat moeilijk vindt om het gevecht aan te gaan. Je zult je daarom bewust moeten worden van de vooronderstellingen die jouw denken beïnvloed hebben en hoe je je daarvan kunt ontdoen. Nog belangrijker is het om je denken met nieuwe positieve uitspraken te vullen zoals ‘alles werkt mee ten goede(3)’, ‘alles is mogelijk voor degene die gelooft(4)’, ‘bidt en je zult ontvangen(5)’. Deze uitspraken geven energie aan een positieve manier van denken. Paulus zegt ‘wordt mensen met een nieuwe visie’, die niet afgesteld is op de wereld om ons heen, want alleen zo ontdek je het goede, zeer goede en volmaakte.(6) Denken en handelen Er is een sterke relatie tussen ons denken en handelen. Wanneer ons denken gevoed wordt door positieve vooronderstellingen, leidt dit automatisch tot positief handelen. Een handelen dat wél invloed heeft op onze omgeving. Een handelen dat niet langer een slag in de lucht is, maar doel treft. Handelen heeft bovendien weer een sterke invloed op
onze manier van denken, het legt vast wat voor ons belangrijk is. We creëren gebeurtenissen die als een monument onze waarden en principes vertegenwoordigen. Het is deze circulaire beïnvloeding van denken-handelen-denken die groei bewerkt en ons aanzet om hogere investeringen te doen in datgene wat voor ons belangrijk is. Denken christenen positief? Zijn christenen grotere optimisten dan andere mensen? Zijn christenen meer in staat om hun verlangens te laten vervullen dan andere mensen? Christenen zijn even bang (als ze al niet banger zijn) dan andere mensen. Christenen hebben evengoed moeite om hun hoop en verlangens te uiten. Christenen zijn zeker niet onrealistisch. Ze weten goed wat er in de wereld gebeurt en zullen de wereldgebeurtenissen niet door een roze bril bekijken. Christenen hebben niet meer levenskracht om positief te denken dan anderen. Christenen hebben één voordeel. Ze verbinden hun hoop met de beloften van God. Ze halen hun spirituele verbondenheid uit de openbaring van God door de Bijbel. En het bijzondere is, of iemand nu pas christen is of al lang meedraait in het geloof, het werkt. Vertrouwen op beloften van God ondersteunt christenen in hun weg naar het realiseren van de verlangens die God in een ieder van ons gelegd heeft. // 1. Jac 1:6-8, 2. Fil.4:8, 3. Rom 8:28, 4. Marc 9:23, 5. Matt 7:7, 6. Rom 12:2 Literatuur: De kracht van positief denken op uw werk van Scott Vintrella 2002.
Vertrouwen op beloften van God ondersteunt christenen in hun weg naar het realiseren van de verlangens die God in een ieder van ons gelegd heeft
12
Astrid Asma - Ki nd e r e n
V C //1 2 0 5 // 13
De zendingsreizen van de apostel Paulus de el27 LEESWIJZER Jezus’ getuigen in Judea en Samaria (Hoofdstuk. 8-12) Filippus, zending in Samaria Petrus en Johannes helpen Fillippus en de kamerheer Saul, Saul, waarom vervolgt u mij
G ezi nnen en families
Saulus tot apostel geroepen De tussentijd Saulus ontmoet Petrus Petrus op zendingsreis
Een gezin bestond uit ouders en kinderen, ooms en tantes, opa’s en oma’s, neven en nichten en ook dienaren. In het Oude en Nieuwe Testament hoorde iedere Joodse familie bij een bepaalde stam. En alle stammen samen vormden Gods volk. Er waren 12 stammen. Als er een baby geboren werd, wreef men die in met zout en daarna werd de baby in doeken gewikkeld. Dit waren brede zwachtels. De mensen dachten in die tijd dat de armen en benen dan mooi recht zouden groeien. Als de baby 8 dagen oud was gingen de ouders naar de tempel om een dankoffer te brengen. Jongentjes werden dan besneden als teken dat ze bij Gods volk hoorden.
Heidenen vinden nieuw leven
De vader was het hoofd van het gezin; de familie noemden ze een kleine gemeenschap. Vader moest er goed op letten dat de wetten werden nageleefd. Vrouwen mochten in het openbaar of in de synagoge geen toespraken houden, zij moesten thuis voor het gezin zorgen. Ieder gezin had ook een stuk land waarop ze groenten en dergelijke konden verbouwen. Als de vader kwam te overlijden, werd de oudste zoon het hoofd van het gezin en moest hij de dingen overnemen die zijn vader altijd gedaan had.
Antiochië - zendingscentrum Gods oordeel over Agrippa I De eerste zendingsreis
Het gezin in het Oude Testament bestond soms uit meerdere vrouwen en een man. Maar in de tijd van het Nieuwe Testament hadden de Joden maar één vrouw. De gezinnen waren vaak wel heel groot, met een heleboel kinderen.
De baby kreeg natuurlijk ook een naam, net als jij en ik. Ze werden vaak vernoemd naar iemand uit de familie, of ze kregen een naam met een betekenis. Denk maar eens aan Johannes de Doper; God had tegen Zacharias gezegd dat hij zo moest heten. Ben jij ook vernoemd naar bijvoorbeeld je opa of oma, of heeft jouw naam een mooie betekenis? Vraag je ouders hier maar eens naar.
Als er iemand gestorven was, ging bijna iedereen uit het dorp of de stadswijk naar de begrafenis. Oude vrouwen gingen vaak voorop naar de begraafplaats, zij huilden dan luid en soms verscheurden ze ook hun kleren. Diegene die gestorven was kreeg doeken om zich heen; daar tussen werden kruiden gestopt. De familie had een grot gekocht waar de overledene in gelegd werd; de grot werd daarna verzegeld. Denk maar eens aan het graf van de Heere Jezus. De Bijbelteksten die hieronder staan kun je er weer bij opzoeken! Veel leesplezier.
Kinderen die wat groter waren, moesten allerlei klusjes doen in en om het huis. Ze konden niet altijd lekker spelen, zoals jij waarschijnlijk wel kunt. En met 13 jaar was het kind al volwassen. Dat is in onze tijd met 18 jaar.
Mattheüs 1:18-21: De betekenis van de naam Jezus. Mattheüs 22:1-14: Jezus’ verhaal over een bruiloft. Lukas 1:5766: Hoe Johannes de Doper zijn naam krijgt. Johannes 11:17-44: Lazarus uit het graf opgestaan. //
Edmund Krebs † †
I
k wil het deze keer met jullie hebben over gezinnen en families in de tijd van de Bijbel. Het gaat over baby’s en opgroeiende kinderen, over het huwelijk, maar ook over begrafenissen. Lees je weer mee?
Handelingen
De eerste zendingsreis (ongeveer 45-48 n.Chr.)
Handelingen 13 : 1 - 12 En er waren in Antiochië, in de gemeente aldaar, enkele profeten en leraars, namelijk Barnabas, Simeon, die Niger genoemd werd, Lucius van Cyrene, Manahen, die met Herodes de viervorst opgegroeid was, en Saulus. En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb. Toen vastten en baden zij, en nadat zij hun de handen opgelegd hadden, lieten zij hen gaan. Zij dan, uitgezonden door de Heilige Geest, vertrokken naar Seleucië en voeren vandaar naar Cyprus. En toen zij in Salamis gekomen waren, verkondigden zij het Woord van God in de synagogen van de Joden; en zij hadden bovendien Johannes als dienaar. En toen zij het eiland doorgegaan waren tot Pafos toe, troffen zij een zekere tovenaar aan, een valse profeet, een Jood van wie de naam Barjezus was. Hij hoorde bij de stadhouder Sergius Paulus, een verstandig man. Die riep Barnabas en Saulus bij zich en verlangde ernaar het Woord van God te horen. Maar Elymas, de tovenaar (want zo wordt zijn naam vertaald), ging tegen hen in en probeerde de stadhouder van het geloof af te houden. Maar Saulus (die ook Paulus genoemd wordt), vervuld met de Heilige Geest, keek hem doordringend aan, en zei: O duivelskind, vol van alle bedrog en van alle sluwheid, vijand van alle gerechtigheid, zult u er niet mee ophouden de rechte wegen van de Heere te verdraaien? En nu, zie, de hand van de Heere is tegen u en u zult blind zijn en de zon voor een tijd niet zien. En onmiddellijk viel er donkerheid en duisternis op hem, en rondlopend zocht hij naar mensen om hem bij de hand te leiden. Toen de stadhouder zag wat er gebeurd was, geloofde hij, versteld over de leer van de Heere.
De uitzending van de apostelen naar de heidenen (Gedachten over Handelingen 13:1-12) In zijn tweede werk, “Handelingen,” berichtte Lukas tot nog toe (tot hoofdstuk 12) met de aandacht op Jeruzalem, alsook op de twaalf apostelen. Zijn blik richtte zich evenzo op de gemeente in Jeruzalem, haar lotgevallen in de eerste vervolgingen en de afzonderlijke sporen van de daardoor verstrooiden, evenals hun werkzaamheid. We moeten nu echter voor een korte tijd Jeruzalem, het centrum van de jonge gemeente aldaar, achter ons laten. Nu richten we onze blik op Antiochië in Syrië, het centrum van de heidenzending, en op het verdere verloop van de uitbreiding van het chris-
tendom. Terwijl in de gemeente te Jeruzalem de apostelen de leiding hadden en de verantwoording droegen, zijn het in de gemeente te Antiochië de profeten, leraars en apostelen Barnabas en Saulus. Deze twee apostelen kwamen niet uit de kring van de twaalf discipelen. De Heere heeft hen persoonlijk tot de bijzondere opdracht geroepen, toegerust en uitgezonden om de heidenen het heil in Christus te verkondigen. Antiochië, de hoofdstad van het Romeinse gewest Syrië, hebben we reeds nader leren kennen. Ze was door de rivier de Orontes met de ongeveer 30 km verderop gelegen Middellandse Zeehaven Seleucië verbonden. Antiochië was ook ver verwijderd van het machtsgebied van Herodes Antipas.
14
V C //1 2 0 5 // 15
h and eli ng e n
Barnabas en Saulus gingen niet uit eigen beweegredenen, noch op grond van eigen belangen Daardoor hadden de apostelen van daaruit een open toegang tot de heidenen in het uitgestrekte arbeidsveld van KleinAzië. Profeten en leraars in Antiochië Terwijl in Jeruzalem de apostelen Petrus, Johannes en Jakobus op de voorgrond geplaatst werden, worden in Antiochië Barnabas en Paulus en nog drie andere profeten en leraars genoemd: 1. Simeon, genaamd “Niger”, zal een Afrikaan, een proseliet uit Afrika zijn geweest, misschien uit Cyrene. (zie Hand.11:20) Sommigen denken hier aan Simon van Cyrene, de kruisdrager van Jezus. 2. Lucius van Cyrene. Er wordt ook een Lucius in Rom.16:21 genoemd; het is echter onzeker of het hier gaat om dezelfde persoon. 3. Manahen, die met Herodes, de viervorst, opgegroeid was. Hij schijnt een Joods-Romeins edelman geweest te zijn, die samen met de bekende Herodes Antipas zijn opvoeding en opleiding in Rome genoten had; hij werd de “pleegbroer” of “halfbroer van Herodes” genoemd. Herodes Antipas werd de moordenaar van Johannes de Doper, Manahen daarentegen werd een getuige van Jezus Christus, die mensen tot het eeuwige leven leidde. Lukas noemt ons zelfs de namen van zijn ouders: Zijn moeder heette Johanna en zijn vader Chusas (zie Lukas 8:3). Deze drie geloofsbroeders waren het die het waagden in Antiochië ook de Grieken en heidenen het Evangelie van de Heere Jezus te verkondigen. “En de hand van de Heere was met hen en een groot aantal geloofde en bekeerde zich tot de Heere.” (Hand.11:21)
Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af Barnabas en Saulus waren reeds een heel jaar werkzaam in Antiochië. Ondertussen hebben ze een geldinzameling voor de heiligen in Judea en Jeruzalem gerealiseerd en deze overhandigd. De bevolking in Antiochië had grote achting voor de gelovigen, die overal en steeds weer van Christus spraken en ook uitleefden, wat ze verkondigden. Men noemde ze daarom “Christenen” of “Christenmensen”. Barnabas en Paulus namen uit Jeruzalem de jonge Johannes Markus, een neef van Barnabas, mee naar Antiochië. Ze dienden de Gemeente des Heeren met vastten en bidden. Toen sprak de Heilige Geest: “Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb.” Twee mannen had de Heere uit de rij van vijf profeten en leraars en de andere medewerkers uitgekozen om een bijzonder werk voor Hem te doen. Saulus had reeds meer dan tien jaren tevoren vernomen, dat hij de Naam des Heeren naar de heidenen en voor koningen moest brengen. Ook Barnabas had het vertrouwen van de apostelen, die eveneens onder de leiding van de Heilige Geest stonden. Een uitzendingsgodsdienst Barnabas en Saulus gingen niet uit eigen beweegredenen, noch op grond van eigen belangen. De Heilige Geest zond hen uit. De apostelen, de oudsten van de Gemeente Gods en ook de oudsten van de plaatselijke gemeente in Antiochië ondersteunden hen en lieten hen gaan. Een bijzondere verordinerings- en uitzendingsgodsdienst werd georganiseerd. Deze godsdienst werd zeker voorbereid met een vasten van de gemeente. De oudsten, de profeten en de leraars, legden hun de handen op, baden voor hen en lieten hen gaan. We mogen aanne-
men dat ze Barnabas en Saulus niet alleen een goede reis wensten, maar dat ze ook voor reisgeld en andere uitgaven en voor een uitrusting voor deze reis gezorgd hadden.
Barnabas, Saulus en Johannes Markus, die met hen meeging, vertrokken naar Seleucië, de haven aan de Middellandse Zee. Daar gingen zij aan boord van een zeilschip naar Cyprus, het vaderland van Barnabas en Mnason. Cyprus lag even ver verwijderd, ongeveer 100 km, westelijk voor de kust van Syrië, als zuidelijk voor de kust van Klein-Azië in de Middellandse Zee. Daar op het eiland Cyprus reeds zeer vroeg koper (een niet op ijzer gelijkend metaal) gewonnen werd, is de benaming “koper” een afleiding van de naam van het eiland Cyprus. Het eiland Cyprus is ongeveer 227 km lang en 95 km breed. Vluchtelingen uit Jeruzalem hadden reeds zes jaar voor de reis van de apostelen het evangelie in de synagogen van het eiland verkondigd. Van daaruit gingen deze vroege boodschappers met het Evangelie van Jezus Christus naar Antiochië. Ook daar spraken ze aanvankelijk alleen tot de Joden. Vervolgens verkondigden ze ook de heidenen in Antiochië het Woord van God. Nu echter gaan de boodschappers van Christus rechtstreeks naar de heidenen. De bewoners van het eiland Cyprus moeten ook meer van Christus horen en ervaren. Ervaringen van de apostelen op het eiland Cyprus Barnabas, Paulus en Markus gingen in de haven van Seleucië aan boord van een schip en bereikten vermoedelijk de volgende dag de havenstad Salamis op het eiland Cyprus. Hier zal Barnabas zich thuis gevoeld hebben en als Leviet kende hij vast ook de synagogen van de
stad. Hij zal bij de gelovigen daar geliefd geweest zijn. Anders was het met Paulus, die zal door vriend en vijand nog wantrouwig gadegeslagen zijn. Maar de apostelen verkondigden het Woord Gods in de synagogen. Daar heeft Paulus aan vastgehouden; waar hij ook kwam op zijn zendingsreizen, ging hij eerst in de synagogen naar zijn landgenoten. Aan hen moest Gods Woord het eerst verkondigd worden. Van Salamis uit trokken ze naar het andere eind van het eiland, naar de hoofdstad van het eiland Cyprus, naar Pafos. Zij was de residentie van de Romeinse proconsul en landvoogd, Sergius Paulus. Of hij al een proseliet was, wordt niet gezegd, maar hij wordt als een verstandig man omschreven. Toch hield hij er een tove-
naar op na. Dat was bij de bijgelovige Romeinse heersers niet ongebruikelijk. Van de keizer tot de geringste ambtenaren raadpleegden ze allen een hofastroloog, een waarzegger of tovenaar, voordat ze iets ondernamen. Sergius Paulus nodigde de zendelingen uit in zijn paleis, want hij verlangde ernaar het Woord van God te horen. De stadhouder zal zeker zijn hart hebben geopend voor het Evangelie dat door Paulus werd gepredikt. Maar de tovenaar, de valse profeet van wie de naam Barjezus (zoon van de Heiland) of Elymas was (tovenaar), weerstond Paulus en probeerde de stadhouder van het geloof af te houden. Hij noemt zich zoon van Jezus, maar hij is een zoon van de duivel; hij keert de zielen van de Heere af. Paulus sprak: “O
duivelskind!” Net zoals Petrus de tovenaar Simon tegemoet trad, zo treedt ook Paulus hier tegen de Joodse tovenaar Elymas op. Er zijn geen compromissen tussen het occultisme, met magiërs en helderzienden, en het christendom mogelijk. “Gij vijand van alle gerechtigheid, vol van alle bedrog en van alle boosheid, zult u er niet mee ophouden, de rechte wegen van de Heere te verdraaien? En nu zie, de hand van de Heere is tegen u, en u zult blind zijn en de zon voor een tijd niet zien!” “Toen de stadhouder zag wat er gebeurd was, geloofde hij.” (zie Hand.13:1012). Bij hem bewerkte dit wonder ontnuchtering en geloof aan de leer van de Heere.
(wordt vervolgd)
16
V C //1 2 0 5 // 17
Yvon ne Namfukwe - MISSIE
I
k ben geboren op 4 juni 1991 in Kabumba, in het Mpongwe district, in Zambia. Ik wil graag mijn levensverhaal met jullie delen.
Door wat ik heb meegemaakt, kan ik zeggen dat het leven zwaar is. Ik was zes jaar oud toen ik naar school kon gaan, de Mpongwe Basic school. Om op school te komen, moest ik iedere dag een lange afstand lopen. Mijn moeder en oma liepen om beurten met mij mee. Ze moesten vroeg opstaan, zodat we ons konden klaarmaken en vertrekken. Als ze zagen dat ik de rest van de afstand naar school alleen kon lopen, gingen zij terug naar huis en liep ik alleen verder naar school. Mijn moeder stierf toen ik in groep 5 zat Ik was toen 11 jaar oud. Mijn vader heb ik nooit gekend: hij stierf toen ik nog een baby was. Dat hebben mijn moeder en mijn oma mij verteld. Omdat ik geen ouders meer had, woon ik sindsdien bij mijn oma en opa. Omdat mijn opa en oma werkeloos waren, kreeg ik problemen met het betalen van het schoolgeld. Tegen de tijd dat ik in groep 8 zat werd het heel zwaar. We moesten per trimester 65.000 Kwacha (ca. €9.70) betalen. Dat konden we toen niet betalen. Om toch mijn schoolgeld te kunnen betalen, moesten mijn oma en ik werk gaan zoeken, zoals onkruid wieden of helpen bij het oogsten.
Y vo n n e N a m f u k w e :
Mijn
leven sverhaal
Dit werk vond plaats tijdens de schooluren, dus kon ik niet naar school. Ik kreeg toestemming van mijn leraar om twee tot drie weken van school weg te blijven zodat ik geld kon verdienen. Toen ik mijn schoolgeld verdiend had, ben ik weer terug naar school gegaan. Doordat ik zoveel moest missen, raakte ik achter, want de leraar had al verschillende hoofdstukken behandeld terwijl ik weg was.
In de 9e graad (vgl. 2e klas van de middelbare school) deed ik examen, maar ik ben gezakt omdat ik achter was geraakt en elke dag zo’n lange afstand naar school moest afleggen. Nadat ik gezakt was, moest ik naar een andere school (1), de Kanyenda Basic school. Deze school lag ook op grote afstand van waar ik woonde, ongeveer twaalf kilometer lopen. De Kanyenda school was om twaalf uur uit en dan kwam ik tussen twee en drie uur thuis. Als ik moe thuis kwam, moest ik nog leren voor mijn studie, omdat ik mijn examen wilde halen. Ik bad dat ik mijn examen zou halen, zodat ik later verpleegster of lerares kon worden. Dat was mijn droom en dat is het nog steeds. Toen de examens begonnen, bad ik tot God om hulp zodat ik zou slagen. Toen de uitslag bekend was, ben ik naar school gegaan en hoorde ik dat ik geslaagd was. Ik was ontzettend blij, zo blij dat ik zelfs niet kon eten van geluk. Nadat ik zo blij was dat ik het examen gehaald had, begon ik na te denken hoe ik het schoolgeld voor de “high school” bij elkaar kon krijgen, en daar werd ik heel verdrietig door. Ik werd verdrietig omdat er op dat moment geen geld was om naar de “high school” te kunnen gaan. Mijn oma is toen naar school gegaan en heeft gevraagd of er plaats was voor mij en of we het schoolgeld in de tweede periode mochten betalen. Ze kon een plaats voor me regelen en ze is toen naar iemand toegegaan die haar wat geld heeft geleend zodat ik naar school kon gaan. Dat was in januari 2009. In datzelfde jaar in
mei hebben we weer samen oogstwerk gezocht om geld te verdienen, zodat we het geleende geld konden terugbetalen en om het geld voor de derde periode bij elkaar te krijgen. In totaal was dat 300.000,- Kwacha. In juli van datzelfde jaar hoorde ik dat Mr. Kalima degene was, die verantwoordelijk was voor de ondersteuning van weeskinderen. Ik ben toen naar hem toe gegaan en heb hem mijn situatie uitgelegd. Hij zei mij dat ik een aanbevelingsbrief van school moest meenemen zodat hij en het comité van GCMF erover konden beslissen. Dus heb ik Mr. Nsonga van de Mpongwe High School deze brief gevraagd. Hij wilde me die niet geven voor de tweede periode, dus moesten mijn oma en ik weer op zoek gaan naar werk om geld te verdienen voor de derde periode. We konden slechts 80.000 Kwacha verdienen van de 150.000 Kwacha die we nodig hadden, dus bleef er een restschuld van 70.000 Kwacha open bij de school. In oktober van dat jaar heeft Mr. Nsonga mij de brief gegeven. Ik heb hem mee naar huis genomen en heb gebeden dat GCMF hem zou goedkeuren. Dit was op donderdag. Toen, op vrijdag, vroeg in de morgen, ben ik naar Mr. Kalima gegaan. Ik heb hem al mijn problemen verteld. Hij heeft me toen meegenomen naar het guesthouse, naar Sophie die daar toen de leiding had. Mr. Kalima heeft alles wat ik hem vertelde aan Sophie verteld en toen vertelde Sophie mij dat ik was aangenomen. Ik wist dat God voor mij gezorgd had en dat mijn toekomst bij Hem was weggelegd. Dus gaf Sophie mij
MISSIE
18
de 70.000 Kwacha om mijn schuld af te betalen aan de High School en vertelde ze mij dat GCMF mij zou gaan sponsoren vanaf januari 2010 (2), het jaar waarin ik naar de 11e graad (vgl. 4e klas) zou gaan. Ik ben toen begonnen in groep 12 in de overtuiging dat GCMF mijn schoolgeld voor de eerste en tweede periode betaald had. In juli 2010, toen periode twee klaar was en de vakantie begon,
kreeg ik van school een brief mee die ik aan mijn opa en oma heb gegeven. In de brief stond dat ik na de vakantie, in augustus, mijn schoolgeld moest betalen. Ik ben toen met twee van mijn vrienden, die ook door GCMF gesponsord worden, naar het guesthouse gegaan, waar Tine nu coördinator voor het OVC (3) programma was. Tine verwelkomde ons en we vertelden haar waarom we naar haar toe gekomen waren. Zij begon meteen onze namen in te voeren in de computer. De namen van mijn vrienden stonden in de computer, maar mijn naam was niet
te vinden. Ze beloofde me dat ze bij Mr. Kalima zou navragen; misschien had Sophie mijn naam vergeten te noteren in de computer. Ik ben toen heel verdrietig naar huis gegaan en bleef hier maar over denken. Ik vond dit zo erg dat ik zelfs niet kon eten. Ik vond school zo fijn en moest er niet aan denken dat ik moest stoppen met mijn studie. Ik besloot toen dat ik naar
Mr. Kalima zou gaan voordat de school weer zou beginnen. Op vrijdag ben ik toen samen met mijn oma naar Mr. Kalima gegaan. Ik heb hem toen alles verteld. Hij schrok en stuurde mij en mijn oma toen meteen naar het guesthouse naar Tine. We vertelden haar alles en zij heeft toen mijn naam in de computer ingevoerd en mijn achterstallige schoolgeld betaald. Ik zat toen in de 12e, het jaar waarin ik examen moest doen. Dat was mijn laatste schooljaar waarin GCMF mij zou sponsoren.
V C //1 2 0 5 // 19
Na mijn examen heb ik Mr. Kalima gevraagd of hij wist waar ik werkjes kon verrichten om zo wat geld te verdienen. Met dit geld wilde ik graag een stukje land voor mijzelf inzaaien. Mr. Kalima heeft toen werk voor me gevonden in het guesthouse. In december heb ik van grote bundels gras, kleine bundels gemaakt. Van deze kleine bundels worden “shelters” gemaakt (4). Van het verdiende geld kon ik een klein
grote afstand tussen school en thuis (6). Zij meende dat ik geslaagd zou zijn als ik korter bij school zou hebben gewoond. Zij heeft me toen aangeboden om geld voor te schieten dat ze van mijn loon zou aftrekken. Ik heb dat aanbod aangenomen en zij heeft mij toen het geld voor de herexamens voorgeschoten. In november van dit jaar zal ik herexamen doen. Ik geloof dat ik dit mag doen door Gods liefde en dat Hij mij zal helpen te
tijdje terug ziek was, vond ik dit ontzettend erg, omdat hij zo goed was om mij aan te nemen bij GCMF.
veldje inzaaien voor mijzelf. In februari ben ik begonnen met mijn werk op de kippenfarm van de jeugdgroep. Ik voer de kippen en maak de hokken schoon. Hiermee verdien ik 200.000 Kwacha per maand (5).
slagen. Ik ben van plan om een groot veld te bebouwen als ik het geld heb afbetaald, zodat we volgend jaar wat meer geld hebben, als God het wil.
zet Hem op de eerste plaats en vertrouw Hem mijn hele leven toe. Je moet ook de Psalmen lezen. Dit boek geeft mij elke keer weer moed als ik het moeilijk heb. En soms als ik aan mijn situatie denk, dan pak ik mijn Bijbel en lees ik Spreuken 3:18. Hierin staat dat er voor alles in deze wereld een bepaalde tijd is. Dat geeft mij weer nieuwe moed.
Toen de resultaten van de examens bekend waren, ben ik naar school gegaan om ze op te halen. Ik was gezakt. Ik ben toen naar Tine gegaan en zij vroeg me naar mijn resultaten. Ik heb haar toen verteld dat ik herexamen moest doen. Zij dacht dat ik gezakt was vanwege de
Ik bid God dat Hij GCMF zegent, omdat ze mij geholpen hebben. Ik had nooit gedacht dat ik de 12e graad zou halen, omdat we geen geld hadden. Daarom bid ik God dat Hij ze allemaal zal zegenen en dat ze lang mogen leven in deze wereld. Ik bid dit ook voor Mr. Kalima. Ik bid dat hij lang zal blijven leven, omdat hij als een vader is voor mij. Toen hij een
Mijn advies aan al mijn vrienden is: zet God bij alles op de eerste plaats. Bid met een dankbaar hart, omdat Hij alles beheert en dankzij Hem alle dingen mogelijk zijn, hoewel ik heel wat heb meegemaakt. Ik heb menige traan gelaten als ik aan mijn leven terugdenk. Maar ik
1. Het schoolsysteem in Zambia is anders dan het Nederlandse systeem. De zogenaamde ‘Primary Education’ wordt verdeeld over 7 jaar, lower basic of pri-
mary school genaamd. Na de ‘Primary Education’ gaan de leerlingen, mits ze voor hun examen zijn geslaagd, door naar Secundary Education, verdeeld over 5 jaar. De 8e en 9e graad worden ook wel Upper Basic genoemd en de 10e tot 12e graad is Highschool. Upperbasic en Highschool worden steeds meer vervangen door Secundary Schools, waar je terecht kunt voor de 8e tot 12e graad. Je kunt ook vragen om overgeplaatst te
worden naar een school die dichterbij is, maar dat moet aangevraagd worden. De regering regelt dat, je kan daar niet zelf over beslissen. 2. In Zambia begint het schooljaar in januari. 3. OVC staat voor Orphans and Vulnerable Children (weesen kwetsbare kinderen). 4. Een “shelter” is een soort hut met een dak van gras. 5. Yvonne werkt 10 uur per dag, 50 uur per week, voor 200.000 Kwacha per maand. Dat is ongeveer € 25-30 . Er moet wel bij vermeld worden dat dit vrij licht werk is. 6. Een wandeling van 2 ½ uur zonder ontbijt. //
20
Ar tur Hut ten locher - arti ke l 1.De blik van God. Hebt u ook acht geslagen op mijn dienaar Job!? (2:3) 2. De blik van de rechtvaardige. Wat is vroomheid? 3. De blik van de wettische mens. Job, je bent een zondaar! 4. De blik op God. ...maar nu heeft mijn oog U gezien (42:5)
De
b l i k va n d e r e c h t va a r d i g e Wa t is vroomh ei d?
W
at betekent “vroom zijn”? Het begrip “vroomheid” of “vroom zijn” klinkt, toegegeven, in onze oren wat stoffig en ouderwets, of zelfs negatief. Dat is jammer, omdat ons
daardoor de werkelijke waarde van een belangrijke deugd verloren gegaan is. Ter herinnering: God zegt tegen Kaïn: “Is het niet dat u, als u het goede doet (de Duitse vertaling zegt “vroom bent”), uw hoofd kunt opheffen. Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, maar ú moet over hem heersen” (Gen 4:7).
V C //1 2 0 5 // 21
Het is dus niet verkeerd er eens over na te denken, wat met dit woord “vroomheid” werkelijk bedoeld is. Eenvoudig gezegd: vroomheid is de overeenstemming tussen mijn geloof en mijn leven. Vroom is hij, die uitleeft wat hij gelooft en die gelooft wat hij uitleeft. De vrome mens leeft authentiek; dat wil zeggen: echt en eerlijk. Hij is geloofwaardig. Hij leeft ook naar buiten toe uit, wat hij in zijn innerlijk leven voelt. Niet “vroom” is iemand, die geloof en leven van elkaar scheidt en meent, dat het ene niets met het andere te maken heeft. Wie zich ’s zondags in kerk of samenkomst anders gedraagt dan in het dagelijks leven door de week is niet vroom, maar iemand die vroom doet, is een huichelaar. Waarschijnlijk heeft juist dit “vroom doen” ertoe geleid, dat het begrip “vroom zijn” zulk een slecht imago gekregen heeft. Franz von Sales (bisschop, mysticus en kerkleraar), die leefde van 1567-1622, erkende dit toen hij schreef: “een ander doet zich vroom voor, omdat hij dagelijks vele, lange gebeden opzegt, hoewel hij naderhand zijn tong alle vrijheid geeft voor scheldwoorden en boze en beledigende taal tegen zijn huisgenoten en buren (…). Gewoonlijk houdt men dergelijke mensen voor vroom, maar in werkelijkheid zijn ze het in geen geval”. Ware vroomheid staat niet naast het leven, maar veredelt dit leven juist. Ze verleent het leven zijn glans en zijn waarde, omdat door de vroomheid het leven met geloof verbonden wordt en daardoor in de waarste zin van het woord geloof-waardig is. De mens wordt door de ware vroomheid pas echt: Een echt mens, een geloofwaardige christen, die zijn leven vanuit God en naar God toe oriënteert en dat niet alleen in de ruimte van een kerkgebouw, maar altijd en overal. Zo bezien verkrijgt “vroom zijn” een waarde, waarvan we niet kunnen (en mogen) afzien. Wij als christenen of vrome mensen, hebben de opdracht om onze vroomheid voor iedereen sympathiek en aantrekkelijk te maken. Een citaat is: “ze moeten niet alleen vroom zijn en de vroomheid liefhebben, maar haar ook voor iedereen beminnelijk maken. Dat doen ze echter, als ze voor anderen nuttig en aangenaam zijn”. “Geloof me, vroomheid is het mooiste wat er is. Ze is de koningin van alle deugden, de voleinding van de liefde. Is de liefde een plant, dan is de vroomheid haar bloesem; is ze een edelsteen, dan is de vroomheid de glans ervan; is ze een kostelijke
zalf, dan is de vroomheid haar geur, een lieflijke geur, die de mensen verkwikt en de engelen verheugt”. Aldus Franz von Sales. Helaas bestaat bij veel christenen de maatstaf van de vroomheid alleen uit zich vroom voordoen. Dat is helaas alleen maar toneelspel. De Psalmist zegt: “De oprechten (vromen) zullen Zijn aangezicht aanschouwen” (Psalm 11 vs.7). Als we het over Job hebben, associëren we hem daarmee onmiddellijk met zijn lijden, en misschien ook met zijn geduld. “God heeft gegeven, God heeft genomen…..”. In het eerste gedeelte hebben we in overweging genomen, dat satan de veroorzaker is van alle nood. Satan mengt zich heimelijk onder de kinderen Gods. Het is zijn doel ons om te kopen en ons schade te berokkenen. Satan wil u en mij laten geloven dat we onzuivere doeleinden nastreven in ons dienen van God. En we hebben gezien dat God zich tussen ons en hem plaatst. God is trots op Job en God wil ook graag trots zijn op u en mij. Hebt u acht geslagen op Mijn knecht Job? Want zijns gelijke is er op aarde niet, een zo onberispelijke en rechtschapen man, die God vreest en het boze mijdt! Als God trots is op u, probeert satan nog meer u ten val te brengen. Satan gaat rond als een briesende leeuw, en zoekt wie hij verslinden kan. De geschiedenis van Job leert ons het volgende: • De zin of herkomst van het lijden. Het doel van satan ons te vernietigen. • Wat verstaat God onder een rechtvaardig, door Hem gewenst leven? • Wat verstaan wij onder het God dienen? (God plaatst Job als een kostbare diamant, die uniek is op aarde, op de voorgrond. En aan deze edelsteen wordt nog een laatste slijpproces voltrokken, zodat hij met nog heerlijker glans straalt). Toen Job alles verloren had, nam hij dat in het geloof aan: God heeft gegeven, God heeft genomen. Het is opmerkelijk, dat de grootste aanvechtingen niet door de satan zelf komen, maar door de vrienden van Job. De ergste vijanden van de gelovigen zijn de gelovigen zelf. Kunt u zich voorstellen dat u, onder onbeschrijflijke pijnen, dagenlang durende discussies moet aanhoren? “Job, je bent een leugenaar, er moet een heimelijke zonde bij je aanwezig zijn.”
“De vromen zullen Zijn aangezicht aanschouwen” (Psalm 11 vs.7)
22
arti ke l
Hebben wij elkaar innig lief, of duurt die liefde niet langer dan dat we profijt van elkaar hebben? De vrienden van Job waren bereid alles te vergeten wat Job (aan goeds) gedaan had. Hoe snel vergeten wij het goede dat anderen aan ons hebben gedaan, en hoe snel zijn wij bereid om onze beste vrienden te veroordelen. Hebben wij elkaar innig lief, of duurt die liefde niet langer dan dat we profijt van elkaar hebben? Hoe vaak zien we Gods diamanten over het hoofd? Wie was de mens Job? De naam Job betekent: de vijandig bejegende; de aangevallene; (zie Job 6:15,21 en 27). Een Godvrezend en rechtschapen man, van grote welstand en aanzien (…..) die vele goederen bezat. Job had een uitstekend familieleven, waarin de wederzijdse verstandhouding goed was (Job 4:3-4). Wat was er nu bijzonder aan Job? “Want er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad” (Job 1:8). Onderstaand vier eigenschappen van een rechtvaardige: • Onberispelijk: eerlijk, oprecht, onbesproken, door en door fatsoenlijk, standvastig, karaktervast, achtenswaardig. • Rechtschapen: betrouwbaar, recht-door-zee, van onbesproken gedrag, fair. • Een man die God vreest (die acht geeft op God). • Een man, die het boze mijdt (die zich aan niets schuldig maakt). Jobs gerechtigheid ( Job 31:1-40). 1.“Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen; hoe kan ik dan begerig naar een jonge vrouw kijken? 5. Als ik met leugens heb omgegaan, en mijn voet zich gehaast heeft naar bedrog. 6. Laat mij dan wegen in een zuivere weegschaal, en God zal mijn oprechtheid weten; 7. Als mijn schreden van de weg zijn afgeweken, en mijn hart mijn ogen gevolgd is, en er iets aan mijn handen kleeft, dan mag ik zaaien, maar een ander eten, en wat bij mij uitspruit, mag ontworteld worden! 9.Als mijn hart verleid is geweest om naar een andere vrouw te gaan, of als ik geloerd heb aan de deur van mijn naaste, 10. laat mijn vrouw dan koren malen voor een ander, en laten anderen zich over haar heenbuigen! 11. Dat zou namelijk schandelijk gedrag zijn, en het is een misdaad bij de rechters. 12. Dat zou name-
lijk een vuur zijn dat verteert tot in het verderf, en dat al mijn opbrengst ontwortelt. 13.Als ik het recht van mijn slaaf of van mijn slavin versmaad heb, wanneer zij een geschil met mij hadden, wat zal ik dan doen, als God opstaat? 16. Als ik de armen iets van hun wens onthouden heb, of de ogen van de weduwe heb laten versmachten; 17.als ik mijn stuk brood alleen gegeten heb, zodat de wees daarvan niet gegeten heeft-- 18. Ja, hij is vanaf mijn jeugd bij mij opgegroeid, als bij een vader, en de weduwe heb ik vanaf de buik van mijn moeder geleid. 19. Als ik iemand heb zien omkomen, als hij zonder kleding was, en omdat de arme geen bedekking had; 20. Als zijn heupen mij niet gezegend hebben, omdat hij zich verwarmde met de wol van mijn schapen.21. Als ik mijn vuist gezwaaid heb tegen de wees, omdat ik zag dat er hulp voor mij in de poort was, 22. Laat dan mijn schouder van het schouderblad vallen, en laat mijn arm dan van zijn pijp afbreken! 23. …Want het onheil van God joeg mij angst aan, en vanwege Zijn hoogheid kon ik niets. 24. Als ik mijn hoop op goud gesteld heb, of tot het fijne goud gezegd heb: u bent mijn vertrouwen; 25.als ik mij verblijd heb, omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen had. 26. Als ik het zonlicht gezien heb, wanneer het scheen, of de maan die stralend voortging, 27. En mijn hart in het geheim verleid werd, en mijn hand mijn mond gekust heeft! 28. Ook dat is een misdaad bij de rechter, want dan zou ik God van boven verloochend hebben. 29. Als ik mij verblijd heb over de verdrukking van hem die mij haatte, en opgewekt ben geweest wanneer het kwaad hem trof. 30. Ik heb zelfs mijn gehemelte niet toegelaten te zondigen, door met een vervloeking zijn ziel op te eisen.31. Als de mensen van mijn tent niet hebben gezegd: “Wie werd er niet verzadigd van zijn vlees?” 32. De vreemdeling overnachtte niet op de straat; ik opende mijn deuren voor de reiziger. 33. Als ik, zoals Adam, ooit mijn overtredingen bedekt heb, door mijn ongerechtigheid in mijn binnenste te verbergen,34. Omdat ik bevreesd was voor een grote menigte. 37. Het getal van mijn voetstappen zou ik hem bekendmaken; als een vorst zou ik tot Hem naderen”. Hebt u mijn knecht Job niet gezien? Job, de vijandig bejegende, de aangevallene, is een man Gods die onberispelijk en rechtschapen was, een man die God vreest en die het boze mijdt! En zo wil God u en mij zien. En dit is niet alleen Theologie, maar Praktisch Christendom! //
Volgende uitgave D e volgende u i tgave verschijnt omstre eks 19 septemb er 2012 en b evat onder me er: Bi jb e l st u d i e
P ra kt i sch C h ri stend o m
De rondreizen van Jezus in chronologische volgorde
De kunst van het troosten
Handelingen De eerste zendingspredicatie van apostel Paulus
Bericht:
Colofon Algemeen Vitaal Christendom is een periodieke uitgave van de Gemeente Gods in Nederland en wordt eveneens in het Duits en Spaans uitgegeven. De grondslag voor dit blad is de Bijbel, het onfeilbare, geïnspireerde Woord van God. De Bijbel spreekt met absoluut gezag, zowel over het heil alsook waar zij spreekt over de geschiedenis, de kosmos en de natuur. Deze grondslag wordt in dit blad onverkort gehandhaafd. Eindverantwoordelijke Dhr. B. Hage
[email protected] Ontwerp en druk Gemeente Gods Nederland Reacties en inzendingen Reacties, inzendingen kunt u naar de onderstaande adressen versturen:
[email protected] Dhr. D.A.H. Rovers De Tichel 10 6374 NA Landgraaf De redactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen inzendingen in te korten of niet te plaatsen.
Abonnementen Vitaal Christendom wordt gratis uitgegeven. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment ingaan en worden automatisch verlengd. Geïnteresseerden kunnen zich schriftelijk aanmelden bij de redactie of via de website www.gemeentegods.com Vrijwillige bijdragen Rabobank 15.17.82.725 t.n.v. Gemeente Gods Nederland, Landgraaf IBAN: NL55 RABO 0151 7827 25 BIC: RABONL2U De Gemeente Gods is een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Internet Vitaal Christendom kunt u ook downloaden van de volgende website: www. evangeliebazuin.nl Bronvermelding artikelen Blz. 03, oudesporen.nl “Rechtstreeks” Nr. 6 - 2010 # Bronvermelding illustratiemateriaal blz. 01 © shutterstock 127375 # blz. 05 © shutterstock 99438107 # blz. 09 © shutterstock 2584160 # blz. 15 © shutterstock 100860133 # blz. 16-19, Erwin Hage # blz. 20 © shutterstock 70187725
w w w.g e m e e nt e g o ds.co m
Contact gegevens Gemeente Gods Landgraaf
G e m e e n t e G o d s L e e u wa r d e n
Bernadettelaan 78a 6374 BG LANDGRAAF +31 (0)45 - 531 5755
Eeskwerd 1 (hoek Dammenlaan) 8918 CA LEEUWARDEN +31 (0)511 - 432 492