VC
Vitaal Christendom een tijdschrift voor geloofsopbouw
#1301
2 0 fe b r 2 0 1 3 | fe br - m r t | jaarg ang 64
Ik draag verantwoordelijkheid voor hen die God mij gegeven heeft, mijn naasten... > P.06
4
9 21
B i jb el stud i e
P r a k ti s c h C h r i st e n d o m
Arti kel
De ander, ik en de omstandigheden
Mantelzorg - hoe houd je het vol?
De Gemeente is God’s gezin
Colu mN - Valenti n Damm
Vooraf
V C //1 3 0 1 // 3
A
lles behoort God toe! Een uitstekende zin (artikel) om deze jaargang van V.C. mee te beginnen. “De aarde is van de Heere” citeert de artikelschrijver de psalmist. Dat geldt ook voor het werk dat we dit jaar weer voor Hem willen doen. Ook het samenstellen van dit blad geschiedt van de Heere. Wij zijn slechts de hulpen die Hij gebruiken wil. Als we met dit besef verantwoordingsbewust werken, wil Hij dit werk ook nu weer zegenen. De ander, ik en de omstandigheden in de rubriek Bijbelstudie geeft een vooruitblik op hetgeen we dit jaar onder uw aandacht willen brengen. Een aantal begrippen zullen de revue passeren. Deze uitgave legt de nadruk op ‘de ander als vertrekpunt voor mijn denken’. De bedoeling van deze serie is kort samengevat: ons oefenen om de gezindheid van Christus uit te leven. We vervolgen de serie “Boodschappers van een Heldere Dag” met een beschrijving van leven en werken van Br. E.E. Byrum, een van de vijf personen die een zeer belangrijk aandeel hadden in de uitbouw van de reformatiebeweging van de Gemeente Gods. Mantelzorg, hoe houd je het vol? Mantelzorg is een modern begrip voor alle vrijwillige en onbaatzuchtige hulp die we geven aan zieken, gehandicapten,ouderen etc. in onze naaste omgeving. In vroegere tijden was het vanzelfsprekend dat vooral in familieverband in noodsituaties liefdevolle hulp verleend werd. Maar aan het onderwerp zijn tal van aspecten verbonden, die in onze maatschappij aandacht moeten hebben. Die aspecten worden in dit artikel behandeld. In de rubriek “Kinderen” de geschiedenis van de onbaatzuchtige soldatenverpleegster Florence Nightingale. Al heel jong wilde zij graag iets voor God doen. In barre, levensgevaarlijke omstandigheden stichtte zij een ziekenhuis voor de gewonde en zieke soldaten die in Rusland moesten vechten in de zogenaamde Krimoorlog. Er vielen meer slachtoffers als gevolg van besmettelijke ziekten, dan door het oorlogsgeweld. Florence Nightingale besteedde veel aandacht aan de hygiëne en wist daardoor duizenden levens te redden. Dag en nacht stond ze klaar en veel ziekenhuismiddelen betaalde ze zelf. Een prachtig voorbeeld van grote opofferingsgezindheid. Ook met het vervolgverhaal over het Boek Handelingen gaan we in deze uitgave weer verder. Gemeente Gods vanuit persoonlijk perspectief. Vanuit een persoonlijke invalshoek wordt ons hier via een vraaggesprek met onze voorganger J.A. Hage inzicht verschaft op zijn visie op het verleden, het heden en de toekomst van de Gemeente Gods in Nederland en wereldwijd. Zeer verhelderend voor ons allen! Tot slot een artikel waarin de Gemeente vergeleken wordt met gezin. Tal van kenmerken zijn in beide gemeenschapsvormen te vinden. God moge u weer rijkelijk zegenen! H.W. Asma
Inhoud 03 Co lu m n Alles behoort God toe! 04 Bij be lstu die De ander, ik en de omstandigheden 07 Lite ratu u r Boodschappers van een “Heldere Dag” Enoch E. Byrum - deel 7 09 P ra k tisc h Chr iste nd o m Mantelzorg - hoe houd je het vol?
12 K inde r e n Geloofshelden - Florence Nightingale 14 H a nde linge n Vertrek voor de tweede zendingsreis 18 Inte rv iew Gemeente Gods uit persoonlijk perspectief Jaap Hage, Landgraaf 21 A rtik e l De Gemeente is God’s gezin
Alles
D
b e h o o rt
God
to e !
eze uitspraak komt van de bekendste liedschrijver uit de Bijbel, namelijk van David. “De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen” (Ps.24:1).
David had begrepen wie de oorsprong van al het leven is – GOD ALLEEN! Hij had erkend, dat zijn gehele leven, zijn succes, alles wat hem op deze aarde toekwam, gaven van Gods hulp zijn. In het daarop volgende vers 2 beschrijft hij hoe creatief God de aarde geschapen heeft. “Want Híj heeft haar (de aarde) gegrondvest op de zeeën en haar vastgezet op de rivieren.” David vond woorden om te beschrijven, hoe wonderbaar God ons universum en de aarde geschapen heeft. Hoe vaak probeert de mens om een verklaring te vinden, dat de aarde een product van de evolutie is. Vertwijfeld zoeken wetenschappers om duidelijk te maken, dat al het geschapene slechts een toevalligheid of een ‘product van de tijd’ is. NEE, David had al meerdere duizenden jaren geleden begrepen, dat niets uit toeval ontstaat. ALLES wat de aarde vervult, ieder levend wezen, beginnend bij de mier tot aan de mens behoort God toe. Het is tegelijkertijd het eigendom van de Schepper. Is dat niet een bevrijdend inzicht? Wij mensen kunnen alles wat het leven en de wonderlijke schepping ons aanbiedt als een geschenk zien. Wanneer men dat nog consequenter doortrekt, ontvangen wij iedere dag van God geschenken waarover wij ons mogen verblijden. Deze geschenken zijn momenten in de natuur; de mensen die ons verrijken en nog veel meer. Alles wat de mens schijnbaar zelf bewerkt heeft, is een onderpand van God. De liedschrijver David benadrukt, dat de mens als bewoner van de aarde onder Gods eigendom valt. Geen mens kan beweren, dat zijn materieel bezit tot hemzelf behoort. Dit inzicht moet ons mensen in een positie brengen, waarin het ons er niet meer om gaat, ons aan het materiële vast te klampen. Wij worden ertoe opgeroepen om vrijgevig te zijn, met datgene wat wij schijnbaar door zwaar werken verkregen hebben. Herinner je er altijd daaraan – ALLES BEHOORT GOD TOE! //
4
V C //1 3 0 1 // 5
De ander, ik en de omstandigheden
De
and er als vertrekpunt voor mijn d enken
R
elaties lijken tegenwoordig een hoge prioriteit te hebben. Mensen gaan er anders mee om dan in het verleden over het algemeen het geval was. De
snelle opkomst en de sterke verspreiding van de sociale media is daar in zeker opzicht een voorbeeld van. Maar ook de algemene afkeer van verdeeldheid op bijvoorbeeld het religieuze vlak is er een resultaat van. We staan anders in het leven, en in het denken worden prioriteiten anders verdeeld. Waar de “waarheid” ver boven de relatie troonde, lijkt nu vaak de relatie het van de “waarheid” te winnen. Althans, zo kan dat overkomen. Op het moment dat ik dit schrijf heeft Nederland een regering die bestaat uit twee partijen die van oudsher qua ideologie regelrechte tegenpolen zijn (liberaal-democraten en sociaal democraten). Dit heeft zeker ook te maken met de algemene trend dat relaties en omgang met anders denkende mensen een hogere prioriteit hebben dan de ideologische verschillen. Een fenomeen van deze tijd en onderwerp voor deze rubriek voor
Bert Hage
het komende jaar.
Bijbelstudie
Zelfzorg Naast de ander en de relatie is er in onze cultuur ook veel plaats gemaakt voor het “ik”. Individualisme is een gangbare term die iedereen wel wat zegt. We kunnen ook allemaal wel wat negatieve effecten ervan benoemen. Als we daarbij maar niet vergeten dat er ook een correcte manier van ruimte voor het zelf bestaat. Alleen al in de Bijbelse term “zelfverloochening” ligt de idee opgesloten dat er een “zelf” bestaat. In Efeze 5 spreekt Paulus vanuit de veronderstelling dat geen enkele gezonde psyche zichzelf haat maar dat het individu het zelf voedt en koestert. En naast alle on-
derwijs tegen de verkeerde zelfgerichtheid en narcisme die in al zijn soorten en maten voorkomt wijst de Bijbel ook de weg naar de juiste wijze van bezig zijn met jezelf. Thema’s voor 2013 in deze rubriek Contact, zelfzorg, relaties, de ander, het “ik”, zelfverloochening, gemeente, gemeenschap, eenheid, sociale verbanden, dienstbaarheid, allemaal termen die in deze rubriek dit jaar de revue passeren. Als Jezus in Lukas 10 gevraagd wordt naar de essentie van de wet dan blijkt uit Zijn antwoord dat het leven op aarde ten diepste gaat over relaties. Hier door
Jezus samengevat als de relatie met God (citaat uit Deut. 6:5) en de relatie van het “ik” tot de naaste (citaat uit Lev. 19:18). De christelijke opvatting van godsdienst wordt door Jezus teruggebracht tot het staan in relaties. Dat betekent het opbouwen van, en onderhouden van relaties. Dat is ons figuurlijke oefenterrein, de spreekwoordelijke gymzaal voor de geest en het opleidingsplan voor onze persoonlijke vorming. De positie van het “ik ten opzichte van “de ander” Ter verduidelijking van dit fundamenteel wezenlijke van de wet spreekt Jezus de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan uit. Een parabel (gelijkenis) waarin duidelijk wordt gemaakt hoe het “ik” zich verhoudt tot “de ander”. Hij onderstreept hier dat met name de innerlijke mate van barmhartigheid bij uitstek de bril is die ons in staat stelt de naaste op een effectieve manier waar te kunnen nemen. Onze zintuigen blijken niet volledig te voldoen, er is blijkbaar tevens een innerlijke realiteit van het hart bij nodig. Ik ben in mijn leven onder de indruk geraakt van Max Hamburger. Een Nederlandse psychiater van Joodse afkomst. Via het Joodse Leerhuis in Roermond kwam ik met hem in aanraking. De man heeft in de Tweede Wereldoorlog zijn hele familie op bizarre wijze verloren. Als enige overleefde hij de concentratiekampen Auschwitz en Buchenwald. Op het moment van zijn uiteindelijke bevrijding woog hij nog slechts 28 kilo. Ernstig verzwakt qua conditie en lijdend aan tuberculose bracht hij na die bevrijding
jaren door in ziekenhuizen en sanatoria. Ook onder dat persoonlijke lijden in die periode bleef zijn denken structureel geleid door de herinneringen aan zijn broer - die voor de oorlog was overleden aan kanker - en de beelden van de overlevenden van de concentratiekampen. Dat denken bracht hem tot het besluit om op zijn ziekbed zijn opleiding medicijnen weer op te pakken en zich te specialiseren op de mentale gezondheid van mensen en met name die van oorlogsslachtoffers. Met die kennis gewapend komt hij van zijn ziekbed. Klaar om zijn lotgenoten van dienst te kunnen zijn. Hij is onlangs op 2 juli 2012 in Maastricht overleden als een gewaardeerde en gerespecteerde psychiater die mensen met de meest bizarre oorlogstrauma´s er zo goed en zo kwaad als mogelijk bovenop heeft geholpen! Een voor mij indrukwekkend voorbeeld van een barmhartige Samaritaan. In die zin dat “de ander” het vertrekpunt van zijn denken is kunnen worden. Want dat is toch in essentie de kern in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan: Het denken van de priester en de Leviet produceerde redenen die hen vast deed houden aan hun voorgenomen (reis-) doel, had de Samaritaan de capaciteit om uit de omstandigheden te “lezen” wat hier en nu voor hem de prioriteiten van het leven waren geworden. Dienstbaarheid De Bijbel vat die manier van denken ook samen in het thema dienstbaarheid. Een levensstijl die verder gaat dan het doen van diensten in het leven. Je bent niet dienstknecht vanwege het feit dat
je in meer of mindere mate een dienst uitvoert. Dienstknecht zijn is een levenshouding. Dat is bevrijding van de dictatuur dat het moet gaan zoals ik vind dat het moet. Dienstbaarheid heeft te maken met innerlijke vrijheid. Een vrijheid die de positie van het egocentrische “ik” ten opzichte van “de ander” en “de omstandigheden” fundamenteel kan veranderen. Jezus spreekt daar bij gelegenheid over in de formulering dat Hij niet kwam met het doel gediend te worden maar om te dienen en te geven (Mark.10:45). Hij is daar het voorbeeld van de dienstknecht waarvan het beginpunt van het denken en het doen de ander is. Dienstbaarheid als ons persoonlijke vormingsproces, niet in een ongezonde, slopende slaafsheid of vanuit fatalisme maar het dragen van verantwoordelijkheden. In Efeze 4 wordt dit thema op een mooie manier uit de doeken gedaan door Paulus. Als voorbeeld wijst de schrijver primair op God en vervolgens komt hij te spreken over de functie van apostel-, profeten-, evangelisten-, herders-, en leraars-“ambten” die als ultieme doel hebben (vers 12) dat iedereen de houding van de dienstbaarheid bereikt. Omdat levend vanuit die houding alles en iedereen verrijkt wordt, beginnende met de dienstknecht zelf. Verantwoordelijkheid Een praktisch voorbeeld hoe die verantwoordelijkheid voor de ander plotseling zo kan oplichten. Het was tijdens een treinreis dat ik een oud vrouwtje tegenkwam die zich heel moeizaam voortbewoog. Op het moment dat ik haar wil
6
BIJ BE LSTUD I E
liter atu u r - John W.V. Smi th †
V C //1 3 0 1 // 7
passeren raakt het omaatje haar evenwicht kwijt en dreigt te vallen. In een reflex vang ik haar op en vanuit een gevoel van vanzelfsprekende medemenselijkheid begeleid ik haar naar de dichtstbijzijnde zitplaats.
Ik
draag
verantwoordelijkheid voor hen die
God
mij
gegeven heeft, mijn naasten
Al even vanzelfsprekend dringt zich in mij de vraag op wat ik verder voor haar kan betekenen? Ik realiseer me op dat moment dat dat in principe best veel is. Je kunt haar koffie aanbieden, met haar meereizen, haar thuis brengen, eten maken, verschonen, naar bed helpen, enzovoort… Maar, hoever reikt mijn taak tot zorg? Zal ik de rest van mijn leven wijden aan de zorg voor haar? Ik weet wel dat er iets absurds aan die voortgezette gedachtegang kleeft. Maar waarom eigenlijk .. ? En toch, .. als ik haar dag zwaai en mijn weg vervolg voel ik vanbinnen iets van onvoldaanheid en onrecht. Verstandelijk weet ik wel dat ik nu moet gaan, maar gevoelsmatig ben ik niet klaar.. !? U herkent vast ook die spagaat in zo’n situatie tussen het verstand en het gevoel.
1. Van mensen en bewegingen
Onevenredige verantwoordelijkheid Johannes doet in één van zijn brieven de opmerkelijke oproep om zelf een maatstaf van zondevrij leven te hanteren. Merkwaardig omdat Hij toch van Jezus had geleerd om “de ander” toe te staan 70 maal 7 keer per dag vergeving te komen vragen en te krijgen. Daaruit blijkt onmiskenbaar een verantwoordelijkheidspositie van het “ik” tot “de ander”. In het onderwijs van Jezus heeft het “ik” een onevenredige verantwoordelijkheid tot “de ander”. Dat is onderwijs over een manier van het in het leven staan. En hoe we in het leven staan heeft alles te maken met de manier van denken die we ons in dit leven via onderwijs eigen maken. De Bijbel vat dat samen als “de gezindheid” of “het denken” van Christus. Hiermee hebben we een begin gemaakt met de soort van gedachteoefeningen die we dit jaar in deze rubriek gaan maken. Vanuit de hoop dat deze Bijbelstudie u helpt de gezindheid van Christus uit te leven op de plek die u in dit leven inneemt. //
3 . Enoch E. Byrum
4. Herbert M. Riggle
5. Frederick G. Smith
6. Nora S. Hunter
BOODSCHAPPERS VAN EEN “HELDERE DAG”
Op dat moment wordt iets wezenlijks van ons bestaan “voelbaar”, dat in de Bijbel nader verklaard staat. Ik draag verantwoordelijkheid voor hen die God mij gegeven heeft, mijn naasten (zie Hand. 27, door God gegeven). Verantwoordelijkheid heeft grenzen. In exclusieve zorg aan dat oude omaatje zou ik veel anderen te kort doen. Overigens, ook mijzelf. Maar dat hier nog even buiten beschouwing latend, de les is dat dit vrouwtje een beroep deed op mij. Ze doet dat uiteraard niet actief handelend maar het is heel passief een effect van haar bestaan! Haar bestaan in mijn nabijheid. Op dat moment van struikelen kwam dat duidelijk beroep op mij. Dat duidelijke beroep is er één uit de dagelijkse stroom van onuitgesproken uitnodigingen die van onze naasten uitgaan en waar we zelf de keuze hebben daar niets of wel iets mee te doen. De keuzes die we daarin maken en/of laten liggen worden de weg waarop we onszelf vormen / laten vormen. In medemenselijkheid en dienstbaarheid oefenen we ons eigen analytische vermogen en sociale vaardigheden.
2. D.S. Warner
Enoch E. Byrum - deel 7
B
yrum’s geloof werd verschillende keren op de proef gesteld, maar binnen een maand was hij genezen en voelde hij zich goed. Nooit meer werd hij geplaagd door ook maar het geringste symptoom van de ziekte. Korte tijd later, toen hij nog bezig was met z’n opleiding getuigt hij, dat hij genezing ontvangen heeft van een ernstige ooginfectie. “Vanaf die tijd” zo zegt hij, “was ik ervan overtuigd dat de Heer alle ziekte en kwaal wil genezen in antwoord op het gelovige gebed; toch had ik tot op dat tijdstip nooit een predicatie over goddelijke genezing gehoord”. Later verklaarde hij, dat de eerste prediking die hij over dit onderwerp hoorde van hem zelf was. Toch was de leer van de goddelijke genezing niet nieuw in de Gemeente Gods. Warner en ook andere predikers hadden er een aantal jaren over gesproken, maar op het in aanspraak nemen van Gods beloften van genezing hadden ze weinig nadruk gelegd. Echter, in de maanden die volgden op Byrum’s intrede in het werk, was er en belangrijke toename te zien in het aantal mensen dat in staat was een positief getuigenis af te leggen dat ze genezing ontvangen hadden, en het onderwerp kwam ook steeds vaker ter sprake bij de dragers van het geestelijk ambt. Byrum nam deel aan dergelijke gesprekken en was vaak betrokken bij situaties waar voor de zieken werd gebeden en waarbij zij genezing ontvingen. In 1892 vonden zijn activiteiten op het gebied van het bidden voor de zieken en het leiden van openbare samenkomsten brede erkenning bij de broeders, waarna hij in de maand augustus als prediker werd verordineerd. De volgende twee of drie jaren was er sprake van een toe-
nemende aandacht voor de leer van de gezondmaking door de hele Gemeente. Dit werd zonder twijfel ten dele mede veroorzaakt door de intensieve verspreiding van Byrum’s boek over dit onderwerp. In de grote conferentie van Grand Junction van 1895 vonden een aantal bijzondere gebedsverhoringen plaats. Het was gedurende deze conferentie dat Byrum de overtuiging kreeg, dat God hem had begiftigd met de bijzondere gave van “genezend geloof”. Hij was echter in twijfel en onzekerheid over het in aanspraak nemen van deze kracht, hij sprak persoonlijk met br. Warner over deze zaak. Deze luisterde aandachtig naar Byrum, waarna hij hem heel eenvoudig antwoordde: “Broeder Byrum, dit is van God”. Enkele ogenblikken later legde hij zijn handen op Byrum’s hoofd en dankte God voor het verlenen van zulk een gave. Als hij dit heilige moment beschrijft, zegt Byrum: “Evenals Warner voelde ik de innerlijke overtuiging dat God hieraan Zijn welgevallen had, maar er was geen buitengewone uiting van Zijn Geest. Maar het leek alsof mijn geloof, uitgerust met een bijzondere autoriteit, zich stil en rustig de beloften van God had toegeëigend”. Spoedig hierna begon Byrum een geregelde column over de goddelijke genezing te schrijven in de Gospel Trumpet. Het boek dat hij over dit onderwerp schreef was alom bekend en werd veel gelezen. Dus op het moment dat hij het mede-uitgeversschap annex hoofdredactie van de Gospel Trumpet op zich nam had hij al bewezen een soort van autoriteit op het gebied van de goddelijke genezing te zijn. Nadat hij zulk een duidelijke en moedige stand had ingenomen was Byrum vrij gevoelig voor uitingen van sommige van zijn broeders die tegengesteld schenen te zijn van wat hijzelf stellig geloofde.
8
Pr ak tisch C hristend om - Petra Schi pper
V C //1 3 0 1 // 9
John W.V. Smith †
Één voorval dat hem erg raakte vond plaats vlak voor Warner’s dood. Terwijl Byrum, als mede-uitgever zich aan de Westkust bevond, had zijn collega-uitgever (Warner!) een artikel geschreven waarin hij stelde, dat de Schrift het gebruik van “natuurlijke geneesmethoden” niet scheen te veroordelen. Volgens de schrijver was het niet nodig God te vragen ons te genezen door Zijn goddelijke kracht, als de natuurlijke middelen die Hij ons ter beschikking stelde en waarover hij ons kennis verschafte, dat ook konden.” Byrum riep Warner ter verantwoording over het artikel en vroeg hem te erkennen dat zijn opvatting onjuist was. Zelfs hoewel Warner kort daarop overleed, voelde Byrum het als zijn plicht deze zaak recht te zetten. Op 2 januari, 1896, schreef hij in de Gospel Trumpet: Tijdens mijn afwezigheid in oktober werd er in de Trumpet een artikel gepubliceerd waarin de broeder die het schreef, de Bijbelse standaard betreffende de goddelijke genezing tot beneden de maatstaf van Gods Woord verlaagde.
Hij wilde in zijn artikel slechts waarschuwen voor het gevaar van fanatisme. Maar het was hem naderhand duidelijk geworden dat hij daarmee afbreuk deed aan de Bijbelse standaard. Mogelijk fanatisme kan en moet worden weerstaan, terwijl toch een radicaal standpunt voor de Bijbelse waarheid wordt gehandhaafd. Er was nog een ander aspect voor wat betreft de door hem gehanteerde standaard dat hem zorgen baarde. Byrum’s geloof in de goddelijke genezing van het lichaam was regelrecht geënt op de Bijbelse leer. Hij nam letterlijk aan wat de Schrift zei. Dientengevolge was hij erg verontrust toen hij ontdekte dat sommige bijbelschoolleerlingen vragen stelden over de authenticiteit van de 12 laatste verzen van het Evangelie van Markus. Het was hen opgevallen dat deze verzen niet waren opgenomen in de oudste Griekse manuscripten van het Nieuwe Testament. Voor Byrum was de passage “Op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden” (16:18b) te kostbaar en dierbaar om hem zo lichtvaardig aan de kant te zetten. Hij wilde dit probleem zelf onderzoeken. Toen hij in 1904 met Br. A.D. Khan een wereldreis maakte gebruikte hij die gelegenheid om de belangrijkste historische bibliotheken van Europa te bezoeken om daar de oudste nieuwtestamentische manuscripten die aanwezig waren, te onderzoeken. In Oxford, in London, in Parijs, in Venetië en in Rome bogen de beide broeders zich gezamenlijk over deze vele eeuwen oude geschriften.
In het Brits Museum onderzochten zij de Codex Alexandrinus, stammend uit de 5e eeuw. Ze waren dankbaar daarin het complete Evangelie van Markus te vinden, inclusief de laatste twaalf verzen. In veel andere manuscripten in al de overige bibliotheken werden zij in hun geloof versterkt en bevestigd, want in al de manuscripten die zij inzagen waren de laatste twaalf ter discussie gestelde verzen van het boek Markus aanwezig. Echter, toen zij een bezoek brachten aan de bibliotheek van het Vaticaan in Rome, en daar de Codex Vaticanus onderzochten, één van de twee oudste nieuwtestamentische manuscripten waarvan men het bestaan kende, en dat uit de 4e eeuw stamde, waren zij beiden teleurgesteld. De twaalf laatste verzen van het Evangelie van Markus ontbraken. Maar Byrum deed een opmerkelijke ontdekking over dit deel van het manuscript. Tussen Markus 16:8 en het begin van het Evangelie van Lukas was er een blanco ruimte gelaten, welke groot genoeg was om er de ontbrekende verzen neer te schrijven. “Dit bewees”, zo zei Byrum, “dat de schrijver wist van het bestaan van de twaalf ontbrekende verzen.” Hij raakte hiervan nog meer overtuigd toen hij ontdekte, dat er geen blanco ruimtes aan het eind van enig ander Bijbelboek in het manuscript voorkwam. Er was nog één ander manuscript dat hij erg graag wilde zien. Dat was de Codex Sinaïticus, waarschijnlijk het oudste nieuwtestamentische manuscript waarvan men het bestaan kende. Het dateert uit het vroege begin van de 4e eeuw. Dit manuscript bevond zich op dat moment in Rusland, en het was hen niet mogelijk dat land te bezoeken. Daarom diende Byrum een schriftelijk verzoek in, waarin hij vroeg om fotokopieën van het laatste gedeelte van het Evangelie van Markus en het eerste gedeelte van Lukas. Na ontvangst uit Rusland stelde hij vast dat ook hier de laatste twaalf verzen van Markus ontbraken, maar evenals in de Codex Vaticanus was er een open ruimte gelaten waar de twaalf verzen hadden kunnen staan. Na al zijn onderzoekingen was Byrum een tevreden man. Hij concludeerde: “Met het oog op al deze feiten en de uiteenzetting in Matthéus 28:18-20, is er nog maar weinig plaats voor scepsis ten aanzien van de woorden van de Meester aan het eind van het Evangelie van Markus.” Als bijkomstigheid kunnen we vertellen dat de Sinaïticus kopieën die Byrum uit Rusland liet sturen zich nu bevinden in de Bibliotheek van de Theologische Opleiding van de Universiteit van de Gemeente Gods in Anderson, Indiana. (wordt vervolgt)
Mantelzorg - hoe houd je het vol?
V
an een pan soep brengen aan je zieke buurvrouw tot dag en nacht je zwaar gehandicapte kind verzorgen – het is zorgen voor mensen dichtbij. Vanzelfsprekend vind je het. Je ziet het als jouw taak en je doet het met liefde. In vroegere tijden
was het maar normaal dat we dit deden. In onze tijd en maatschappij is dit persoonlijke zorgen voor je onmiddellijke naaste heel wat minder evident geworden, om allerlei redenen. Het heeft nu zelfs een naam gekregen: mantelzorg. En dat is goed: wat een naam krijgt, wordt herkend en erkend. In Vlaanderen alleen al zijn er 290.000 gezinnen die thuis zorg dragen voor iemand die dat nodig heeft. Tijd om er eens aandacht aan te besteden. Wat is mantelzorg eigenlijk? Mantelzorg is alles wat je op vrijwillige basis, dus onbetaald, doet om voor iemand in je persoonlijke omgeving te zorgen. Meestal gaat het om iemand die ziek, gehandicapt of oud is. Om die persoon te hulp te schieten in dingen die hij of zij zelf niet kan doen. Dat kan voor een korte periode zijn, maar ook jarenlang doorgaan. Ook zorgen voor je zieke kind, man of ouder is dus mantelzorg! Het is belangrijk dat dit erkenning krijgt, persoonlijk en maatschappelijk. Mantelzorg vult professionele hulp aan en voorkomt vaak (voorlopig?) dat iemand moet worden opgenomen in een verzorgingsinstelling. Mantelzorg vormt het cement van onze ver doorgedreven verzakelijkte maatschappij. In mantelzorg zie je dat echte menselijkheid weldegelijk bestaat. Zorgen is dan een warme mantel om iemandsschouders leggen.
Eigenlijk kun je in mantelzorg ook het hart van christen zijn herkennen. Het is geloven met handen en voeten. De zieke bezoeken, de naakte kleden, de dorstige en de hongerende eten en drinken geven[1], zo toon je dat de liefde van God in je woont. De gemeente is op die manier als het goed is één netwerk van mantelzorg. Voor elkaar en naar buiten. Liefde in de praktijk gebracht. Soms wordt het zwaar Meestal gebeurt mantelzorg in stilte, haast ongemerkt. Dat is prachtig, maar er schuilt ook een gevaar in. Het gevaar dat de mantelzorger er even ongemerkt aan onderdoor zou gaan. Iemand gebruikte daarvoor het beeld van een kruiwagen. Eerst komen daar wat kiezelsteentjes in en je denkt: o, dat kan ik wel aan, dat moet lukken. Geleidelijk aan komen daar kiezel-
10
Pr ak tisc h ch ristend om
V C //1 3 0 1 // 11
Mantelzorger
steentjes bij en je merkt nauwelijks dat je kruiwagen zwaarder wordt. Ongemerkt weegt de kruiwagen mettertijd zo door dat je op een gegeven moment door je knieën zou gaan. Eén derde van de mantelzorgers heeft zelf problemen, gaande van gezondheidsklachten tot depressiviteit! Typisch bij veel mantelzorgers is, dat je meer dan één ding aan je hoofd hebt. Je springt bij voor je ouder wordende moeder, terwijl je eigen kinderen opvang voor hun kindjes nodig hebben om te kunnen gaan werken. In zo’n geval behoor je tot de zogenoemde ‘sandwichgeneratie’: je zit ge-‘sandwich’-t tussen je ouders en je kinderen en zelfs je kleinkinderen. Of je partner is ziekgevallen door zijn zware werk en de opvoeding van je kinderen komt volledig op jouw schouders terecht. Of je zorgt als alleenstaande voor je eenzame buurvrouw, maar je moet ook nog gaan werken. Mantelzorg behelst bovendien vaak niet alleen eten maken of poetsen, maar ook helpen met invullen van papieren en zelfs verplegende taken. Het één brengt soms het ander mee. Algauw heb je het zo druk dat je niet meer toekomt aan leuke dingen. Je kunt zo in mantelzorg opgaan, dat je in een isolement zou terechtkomen. Je hebt de indruk dat jij de enige bent die dit kan doen. Jij moet zeker standhouden, anders heeft die hulpbehoevende persoon niemand meer, of valt zijn of haar
belangrijkste steunpilaar weg. Je bent bijna alleen nog bezig met zorgen voor de ander en je negeert je eigen lichaamssignalen en vergeet nog te genieten. Je wereldje wordt kleiner en zorgelijker. Degene voor wie je zorgt, ziet dat ook allemaal. Als je zoveel geeft aan iemand, kan die zich tot last gaan voelen. Je overlaadt die persoon als het ware met zoveel zorg, dat de balans uit evenwicht raakt. Die ander kan zich schuldig gaan voelen omdat hij of zij zo weinig terug kan doen en jou ziet afzien. Zo kan je goedbedoelde zorg hem of haar zelfs onbedoeld een ellendig gevoel geven. Handvaten om in evenwicht te blijven Als het zover gekomen is, maar liefst al eerder, wordt het tijd om op een aantal punten jezelf bij te sturen. Een paar handvaten: •
•
•
Let op je lichaamssignalen. Krijg je hoofdpijn, een stijve nek, stramme schouders, rugklachten, krampen in je buik? Lig je wakker, lijd je eetlust eronder? Pieker je veel?Doe er iets mee! Kun je nog lachen, durf je je nog te uiten? Je leeft onder spanning. Zoeknaar wat jou kan ontladen en helpen! Pas op voor ideaalbeelden. Probeer zelf niet ideaal te zijn. Je mag het moeilijk vinden wat die ander van je vraagt. Je mag je ergeren, boos zijn, verdrietig zijn of het moeilijk hebben met het lijden van die ander. Dit
•
•
mag je uiten bij iemand die dit kan hebben. Geef ook je machteloosheid een plek. Verwacht daarnaast niet van de ander dat hij of zij een ideale zieke is die nooit klaagt en altijd blij is met wat je doet. Ziek, oud en gehandicapt zijn brengt pijn en moeheid met zich mee, en wie pijn heeft en moe is, kan moeilijk de hele dag vriendelijk zijn en meewerken. Dwarsheid en klagen is voor die persoon soms ook een manier om te worstelen met zijn of haar lot. Accepteer die worsteling, voel je niet geroepen om zijn lijden weg te nemen, je kunt het alleen verzachten, maar soms ook dat niet eens. Geef jezelf wel erkenning voor wat je wèl kunt bieden! Onderschat de waarde van kleine dingen niet, zelfs als je geen dankjewel krijgt. Voor God hebben ze eeuwigheidswaarde [2] ! Zoek zelf steun. Speel geen solo, laat je aanvullen door andere hulpverleners: de huisarts, een familiaal helpster, andere familieleden. Er is soms meer mogelijk dan je denkt. Informeer je, pleeg overleg! En zorg dat je zelf ook op mensen kunt terugvallen. Deel je zorgen met je partner, een goede vriendin, iemand in de gemeente die voor je bidt. Blijf onder de mensen komen, zorg voor andere sociale contacten waar je ook plezierige dingen mee kunt doen en deugd van kunt hebben. Respecteer de grenzen van degene
word je vaak
voor wie je zorgt. Neem nooit ongevraagd iets uit handen, hoe goed je het ook bedoelt. Hoe hulpbehoevend iemand ook is, hij of zij blijft een persoon die respect verdient en inspraak heeft. Wat kan hij zelf, hoe wil zij het? De hulpbehoevende is nog altijd baas en expert over eigen lijf en leven, hoe eigenwijs je hem of haar misschien ook vindt. Andere hulpbehoevende mensen kunnen juist gaan leunen op hun omgeving en je zelfs gaan manipuleren. Ziektewinst, heet dat. Winst proberen halen uit je ziekte: de aandacht, het aanleunen, mensen laten opdraven. Manipuleren is menselijk, maar houd het als mantelzorger voor jezelf in de gaten. Begrijp dat die ander graag hulp krijgt, maar voorkom dat je terecht komt in een situatie van gebruikt worden, want dat doet jezelf en die ander geen recht. Je helpt iemand soms beter door nee te zeggen en die persoon aan te moedigen zelf te doen wat hij zelf kan doen en door goed voor jezelf te blijven zorgen. Nog steeds moeilijk? Misschien lukt het je maar niet om voor jezelf te zorgen. Je weet wel dat dat nodig is, maar je komt er maar niet toe. Misschien speelt er dan meer mee wat dieper zit, uit je eigen levensgeschiedenis en je relatie met die ander misschien. Als je in de rol van verzorger terechtgekomen
“vanzelf”. Kun
je er desondanks een eigen
motivatie aan verlenen?
bent, is dat dan nieuw voor je en onwennig, bijvoorbeeld omdat jij altijd degene was die zorg ontving? Of ligt het juist helemaal in de lijn van wat je altijd al moest doen, bijvoorbeeld als oudste dochter in een druk gezin? Heb je het gevoel dat je alleen maar waarde hebt in het zorgen voor anderen? Is er iemand die jouw inspanningen ziet? Mantelzorger word je vaak “vanzelf”. Kun je er desondanks een eigen motivatie aan verlenen? En nog iets. Kun je verwerkt krijgen dat die ander nu hulpbehoevend is? Hoe is het voor jou om zo dichtbij geconfronteerd te worden met lijden? Rond al deze vragen kunnen intense emoties spelen die diepgeworteld zitten. Geef er aandacht aan, liefst samen met iemand anders. Dit zal ook helpen om er niet in vast te lopen. Gezond geven Zelfs God, de grote gever van al het goede, krijgt graag een dankjewel! God zorgt en geeft graag en royaal, maar wil dit niet doen zonder dat wij erin betrokken zijn. Van Hem mogen wij leren wat gezond geven is. Geven en zorgen zijn mooi, maar kunnen ongezonde trekjes krijgen. Een schets. Ongezond geven is: • altijd maar doordoen • krampachtig achter verwachtingen van anderen aanlopen zonder stil te
•
• •
staan bij waar jij voor kiest. Dan ben je een slaaf van mensen. anderen schuldgevoelens bezorgen, het gevoel dat ze tot last zijn, omdat jij er zo zielig bij loopt niet kunnen zien hoe men je inzet waardeert, alle erkenning daarvoor afwimpelen (je ziet jezelf als vod of als boven waardering verheven…)
Gezond geven is: • zelf gekozen of gemotiveerd: “ik wil dit doen omdat ….” • in evenwicht met zorgen voor jezelf • soms ook kunnen ontvangen: een dankjewel, iemand die het even overneemt, je niet onmisbaar wanen, jezelf waardering geven. Gezond geven heeft dus alles te maken met een goede balans tussen geven en ontvangen. Je kunt een dankjewel horen zonder het weg te vegen, je kunt een compliment aannemen met “fijn dat je het zegt”. Je staat sterk als je weet dat je waarde niet ligt in het geven en draven voor anderen, maar dat je waarde hebt omdat God jou liefheeft zoals je bent[3]. Als je van daaruit geeft, zul je veel zegen verspreiden! // [1] Mattheüs 25:31-46, Jacobus 2:14-17, 1 Johannes 3:16-18, [2] Mattheüs 25: 3440, Kolossenzen 3:17, [3] Vgl. Johannes 13: 1-5
12
Livia Hage - Kinder en
V C //1 3 0 1 // 13
GELOOFS H E L D E N - Fl orenc e Night ingale leegs ters Een van de eers te moderne verp
F
lorence Nightingale werd op 12 mei 1820 geboren in een rijke Britse familie. Hoewel ze alles had, wat een meisjeshart zich wenst, vond ze haar leven leeg en vervelend. Ze zocht naar de zin van haar leven en wilde zich graag nuttig maken. Als 16-jarige schreef ze in haar dagboek: , Op 7 februari heeft God tot mij gesproken om in Zijn dienst te komen werken.” Ze wist toen nog niet, welke soort dienst dat zou worden. In de loop van dat jaar merkte ze, dat haar hart uitging naar de verzorging van ouderen en zieken onder de armsten van de bevolking. Dat was heel bijzonder omdat ziekenverzorgsters in 1840 onder dezelfde classificatie vielen als prostituees en alcoholisten. Toen ze 33 jaar oud was kreeg ze een baan als ziekenverzorgster in een privékliniek. In 1854 begonnen de Engelsen en Fransen een oorlog tegen Rusland. Om deze reden gaf de Engelse regering aan Florence Nightingale de opdracht om samen met enige collega’s naar de Krim te reizen. In die tijd kwamen er meer soldaten om door de catastrofale omstandigheden in het militair hospitaal, dan door de vijandelijke wapens. Regelmatig streed Florence Nightingale tegen de diep gewortelde legergewoonten, die haar aan het eind van de Krimoorlog de titel van Nationale heldin bracht. Haar onvermoeide inzet resulteerde in een fonds voor de opbouw van de Nightingale-school voor ziekenverzorgsters in Londen. Tot haar dood in het jaar 1910 was ze constant bezig met het verbeteren van de gezondheidsvoorzieningen in het leger. Ze wordt daarom wereldwijd nog steeds gezien als de grondlegster van de moderne verpleging. Als 6-jarige vond Florence Nightingale een zwaargewonde collie, die volgens omstanders en zijn bezitter (een oude
herder) eigenlijk gedood zou moeten worden. Maar Florence Nightingale had medelijden met het dier, en wilde zich met zijn dood niet tevreden stellen. Ze probeerde tijd te winnen, om een andere oplossing te zoeken. Bij nader onderzoek bleek dat de poten van de hond niet gebroken waren, maar slechts verstuikt. En daarmee had het meisje voorkomen dat de hond onnodig werd gedood. Het meisje beloofde de hond te verzorgen, totdat het hem beter ging. Zo kwam het dat het dier door de opofferende verzorging van Florence Nightingale weer helemaal opknapte en zijn werk bij de oude herder weer aan kon. Goedheid is geen gevoel van medelijden, maar daadwerkelijke liefde. (1 Kor.13:4a) 1. Hoe zou zich de oude man gevoeld hebben als de hond niet gedood hoefde te worden? 2. Waaraan was in deze situatie te zien, wat voor soort mens Florence Nightingale later zou worden? 3. Hoe kon medelijden in daadwerkelijke liefde omgezet worden? Sedert twee maanden was Florence Nightingale werkzaam in een Brits militair hospitaal in Turkije. Ze zag veel misstanden en ze probeerde die met de medische staf te bespreken. Helaas sprak ze tegen een muur, en kreeg ze voor haar ‘ongehoorde’ gedrag vaak kritiek. Maar Florence Nightingale liet zich niet ontmoedigen, maar deed naar eer en geweten en vol overgave haar werk. De patiënten speelden
voor haar de hoofdrol. Gelukkig had ze een kleine vriend: De 12-jarige tamboerijn Robbie, die tijdens een gevecht zijn hand verloren had. Hij was een zonnetje voor Florence Nightingale gedurende de zware werkdagen in het hospitaal. Als ze op een avond in bittere kou en harde wind samen van de ene barak naar de andere liepen, stelde Florence Nightingale vast, dat de officieren de deur opzettelijk op slot hadden gedaan. Robbie was meteen bereid om de sleutels te halen. Bijna de hele nacht had Florence Nightingale in de ijzige kou op de sleutel moeten wachten, maar dit deed zij zonder enig spoor van boosheid of teleurstelling. Haar kleine vriend zei: ,,U wordt zo fout behandeld, en toch blijft u een echte dame.” Florence lachte kort en zei: ,,Ik word boos over de domheid van de mensen, maar de mensen treffen eerst God voor ze mij raken.” Geduld betekend, het verkeerde handelen van anderen verdragen, in de wetenschap dat ze eigenlijk God bedroeven. 1. Waarom maakten de officieren het leven van Florence Nightingale zo zwaar? 2. Ken jij mensen die gemeen of boos tegen jou zijn? Zou jou de gedachte: ,, De mensen treffen eerst God voor ze mij raken” ook kunnen helpen om geduldiger met anderen te zijn? Florence Nightingale kon het nauwelijks geloven, maar in de opslagruimte van het barakken hospitaal waren nog maar 6 schone hemden voor de patiënten voorradig. En dat, terwijl er over de duizend zieken en gewonden waren. Niemand kon haar verklaren hoe zoiets gebeuren kon. Ze had dringend schone was nodig voor haar patiënten, zodat
er een goede genezing tot stand kon komen. Een nieuwe bestelling zou veel te veel tijd in beslag nemen, en een onnodig risico voor de soldaten meebrengen. Florence overlegde snel en ging kort daarop met twee hulpen naar de bazar. Na een paar uren kwam er een grote colonne Turkse karren vol met splinternieuwe hemden bij het hospitaal aan. De officier kon zijn ogen niet geloven en nog minder zijn oren toen hij hoorde, dat Florence Nightingale het uit eigen zak betaald had. Deze werk- en levenshouding was toch wel buitengewoon bijzonder. Ook reinigingsmiddelen voor het ziekenhuis en de werkkleding betaalde ze van haar eigen geld. Florence Nightingale betaalde zelfs de huur van een nabij gelegen gebouw uit eigen middelen om daarin een wasserij te beginnen. En nadat ze tot in de late uurtjes met de modernisering en organisatie van het ziekenhuis bezig was, liet ze het zich niet ontnemen om haar patiënten in de nachtelijke uren moed en troost toe te spreken. Voor Florence Nightingale was God de enige Heer die ze aannam. Ze zag zich als Zijn arbeider in de stad Scutari. Haar arbeid was Zijn arbeid. Zij kende alleen deze ene gedachte: ,,Ik doe het voor U.” Hierin lag haar beloning, haar vreugde en haar vermaak. Vrijgevigheid betekent, gaven die God je geschonken heeft, ruimhartig voor anderen in te zetten. 1. Waarom betaalde Florence veel verzorgingsmiddelen van haar eigen geld? 2. Hoeveel procent van haar geld en haar tijd besteedde Florence voor anderen? 3. Hoe zou jij ruimhartiger met jou geld en tijd kunnen omgaan? //
14
V C //1 3 0 1 // 15
Vertrek voor de tweede zendingsreis LEESWIJZER
D e el 31
Handelingen 15 : 35-40 en 16 : 1-5
Jezus’ getuigen in Judea en Samaria (Hoofdstuk. 8-12) Filippus, zending in Samaria
En Paulus en Barnabas verbleven in Antiochië en zij onderwezen en verkondigden, met nog veel anderen, het Woord van de Heere. En na enkele dagen zei Paulus
Petrus en Johannes helpen
tegen Barnabas: Laten wij nu terugkeren en onze broeders bezoeken in elke stad
Fillippus en de kamerheer
waar wij het Woord van de Heere verkondigd hebben, en zien hoe het met hen
Saul, Saul, waarom vervolgt u mij
gaat. Nu wilde Barnabas Johannes, die ook Markus heet, meenemen. Paulus acht-
Saulus tot apostel geroepen De tussentijd
te het echter juist om hem, die hen van Pamfylië af verlaten had en niet met hen
Saulus ontmoet Petrus
meegegaan was naar het werk, niet mee te nemen. Er ontstond daarom verbitte-
Petrus op zendingsreis
ring, zodat zij uit elkaar gingen en Barnabas Markus meenam en per schip naar
Heidenen vinden nieuw leven
Cyprus vertrok; maar Paulus koos Silas en vertrok, nadat hij door de broeders aan
Antiochië - zendingscentrum Gods oordeel over Agrippa I
de genade van God opgedragen was. En hij reisde door Syrië en Cilicië en sterkte
De eerste zendingsreis I
de gemeenten. (16):1 En hij kwam in Derbe en in Lystre aan. En zie, er was daar
De eerste zendingsreis II
een zekere discipel van wie de naam Timotheüs was, ze zoon van een gelovige
Paulus en Barnabas in Ikonium
Joodse vrouw, maar van een Griekse vader; van wie een goed getuigenis gegeven
De apostelvergadering in Jeruzalem Vertrek voor de tweede zendingsreis
werd door de broeders in Lystre en Ikonium. Paulus wilde dat die met hem mee zou gaan; en hij nam hem bij zich en besneed hem omwille van de Joden die in die plaatsen woonden, want zij wisten allen dat zijn vader een Griek was. En toen zij de steden langs reisden, brachten zij hun de bepalingen over waarvan de apostelen en de ouderlingen in Jeruzalem besloten hadden dat men die in acht moest nemen. De gemeenten dan werden bevestigd in het geloof en namen dagelijks in
Edmund Krebs † †
aantal toe. (Lees verder in uw Bijbel vers 6-10)
Handelingen
Vertrek voor de tweede zendingsreis Gedachten over Handelingen 15:35-40 en 16:1-10 Steeds weer vinden we in Handelingen hiaten in de beschrijvingen van Lukas. Bijvoorbeeld – wanneer moest het bezoek van apostel Petrus aan Antiochië in Syrie volgens Galaten 2:11-14 ingepast worden? Overeenkomstig Handelingen 15:34 namen Paulus en Barnabas meteen na hun terugkeer van de apostelvergadering hun werk in Antiochië weer op, zij onderwezen en verkondigden het Woord samen met nog veel anderen. We weten, dat Simeon
Niger, Lucius van Cyrene en Manahen eveneens daar werkzaam waren. Daarbij kwamen nu nog Titus, Barnabas en Paulus. We weten niet, hoelang Paulus en Barnabas daar bleven, alvorens ze voor de tweede zendingsreis vertrokken. Er wordt aangenomen, dat ze daar minstens een jaar verbleven. Het zou goed mogelijk kunnen zijn, dat Petrus spoedig na de terugkeer van de afgevaardigden uit Antiochië, Judas en Silas, samen met zijn jonge vriend Johannes Markus naar Antiochië reisde. Hij wilde zich vergewissen, hoe na het
apostelbeluit daar in de gemeente alles een plaats gevonden had (alles begrepen was). Hij zelf werd goed ontvangen door de broeders en de gemeente in Antiochië, evenals ook door Paulus en Barnabas. Ze hadden ook gemeenschappelijke maaltijden. Spoedig volgden echter enkelen uit de kring van Jakobus. Vermoedelijk waren dit broeders, die niet geheel tevreden waren met het besluit van de apostelen. Ook zij wilden zich er van overtuigen, hoe men zich nu in Antiochië naar de nieuwe regeling zou gedragen. Toen deze broeders kwamen, werden Petrus en Barnabas onzeker en trokken zich terug van de gelovigen, die uit de heidenen kwamen. Ze wilden niet erbij gezien worden, hoe zij met hen deelnamen aan de gemeenschappelijke maaltijden, de zogenaamde liefdemaaltijden. Dat noemde Paulus huichelarij, en hij bestrafte die apostel in het openbaar. Paulus wilde daardoor noch Petrus en Barnabas kleineren noch zich boven hen verheffen. Hij deed het, om hen te helpen. Petrus en Barnabas zullen het toegegeven hebben, dat ze zich in dit geval onverstandig gedragen hebben. Er werd elkaar ook niets verweten, want Paulus deed aan Barnabas het voorstel, weer tesamen op reis te gaan. Ook Petrus toonde later zijn achting voor Paulus (zie 2Petr.3:15). Na een zekere tijd zal ook Silas, van Jeruzalem komend, weer in Antiochië aangekomen zijn. Omdat Paulus in Jeruzalem zeker grote indruk op hem gemaakt heeft, vergezeld Silas hem nu op de tweede zendingsreis in de plaats van Barnabas. Het is moeilijk, de desbetreffende perioden van de eerste zendingsreis, van
de apostelvergadering, van de tweede en derde zendingsreis enkel en alleen uit Handelingen vast te stellen. Vandaar dat onderzoekers daartoe de gegevens uit de wereldgeschiedenis ter hulp nemen. Men weet bijvoorbeeld, dat Herodes Agrippa II, de moordenaar van de apostel Jakobus, in het jaar 44 n.Chr. gestorven is (vlg. Handelingen 12:23). Ook heeft men er bewijzen voor, dat Gallio in de jaren 51-52 n.Chr. stadhouder in Achaje was. Dat was de tijd, waarin Paulus aan het eind van zijn tweede zendingsreis in Korinthe werkzaam was (vlg. Handelingen 18:12-17). Derhalve wordt algemeen de eerste zendingsreis in de jaren 45/48 n.Chr. gedateerd. De apostelvergadering wordt in het tijdsbestek 49/50 n.Chr. vastgesteld, de tweede zendingsreis in de jaren 50/53 n.Chr., de derde zendingsreis volgde in de jaren 53/56 n.Chr. en de reis naar Rome had bijgevolg plaats in de jaren 59/60 n.Chr. Paulus en Silas op de tweede zendingsreis “Laat wij nu terugkeren en onze broeders bezoeken en zien hoe het met hen gaat.” (zie vers 36) Maar dan ontstaat een hindernis. Barnabas is weliswaar bereid om mee te trekken, maar hij stelt de voorwaarde, “dat zij Johannes die ook Markus heet, meenemen.” Paulus wijst het echter af. Omdat Johannes Markus op de eerste reis te kort geschoten was, zou hij weer kunnen te kort schieten (falen). Er ontstond een verbittering tussen hen. Wat jammer! Van Barnabas horen we nadien nog maar één keer, en wel in 1Kor.9:6. Barnabas nam Markus, zijn neef mee, en voer per schip naar Cyprus zijn vader-
land. Paulus koos echter Silas tot begeleider en vertrok, nadat hij door de broeders aan de genade van God opgedragen was. We voelen tussen de regels door mee met de spanning onder de broeders en in de gemeente in Antiochië. Ons tot waarschuwing! Barnabas schijnt te zijn gestorven op het eiland Cyprus. Markus vond echter weer verbinding met Paulus (zie Kol.4:10; Fil.24 en 2Tim.4:11). Hij reisde door Syrië en Silicië en sterkte de gemeenten. Paulus en zijn begeleider Silas (ook Silvanus genoemd) kiezen vanuit Antiochië de weg over land, langs de Syrische Middellandse Zeekust, naar het noorden. Ze trokken om de noordoostelijke inham van de Middellandse Zee en kwamen in Cilicië. Syrië en Cilicië stonden in die tijd onder Romeins gewestelijk bestuur. Vermoedelijk hebben in Noordsyrië en in Cilicië reeds gemeenten bestaan. Ze (die gemeenten) werden immers overal door de uit Jeruzalem gevluchte gelovigen gesticht. Ze sterkten de gemeenten in Cilicië. Deze keer kwamem de boden Gods van het oosten naar de gemeenten in Zuidgalatië. Van Tarsus uit moesten ze naar het noorden en bereikten daar door de Cilicische Poort, de enige pas door het Taurusgebergte, het binnenland van Klein Azië. De Romeinen hebben deze ongeveer 40 km lange bergpas vergroot en hem als leger- en handelsweg begaanbaar gehouden. De weg leidde door ravijnen, over of door onstuimige bergstromen, over gevaarlijke hellingen, over hoge en primitieve bruggen.
16
Handelin gen
V C //1 3 0 1 // 17
Bij bijzonder belangrijke aangelegenheden heeft de Heere...
Ze kwamen in Derbe en Lystre Het doel van de reis was, de op de eerste zendingsreis in Galatië nieuw gestichte gemeenten te bezoeken. Paulus en Silas wilden zien, hoe ze het maakten. Graag zouden we van de afzonderlijke gemeenten en van het werk van hun oudsten wat naders hebben geweten, maar Lukas bericht daar niets van. Dat Paulus’ zorg om de gemeenten gerechtvaardigd was, vernemen we pas uit de brief aan de Galaten. Inderdaad bestond voor de jonge gemeente daar het gevaar, door valse broeders en onbetrouwbare arbeiders verstoord te worden (zie Gal.1:6-10). Na een ongeveer 60 km lange, in westelijke richting gaande voetreis via de Koningsweg kwamen ze in Derbe en na nog eens 40 km verder bereikten ze Lystre. Ze sterkten de gemeenten en overhandigden hun de brief met de beslissingen van de apostelvergadering. “En toen zij de steden langs reisden, brachten zij hun de bepalingen over waarvan de apostelen en de ouderlingen in Jeruzalem besloten hadden dat men die in acht moest nemen” (Hand.16:4). Timotheüs wordt medewerker Zoals wij reeds uit het bericht van de
eerste zendingsreis weten, had er toen in Lystre een gebeurtenis plaats, die Paulus bijna het leven kostte. Toen hij weer wat tot zichzelf kwam, namen de discipelen hem daar op in hun huis, waar hij weer herstelde. Men neemt aan, dat Paulus en Barnabas destijds bij de familie van Timotheüs verbleven en dat Timotheüs zich in die tijd zou hebben bekeerd. “Timotheüs, mijn oprechte zoon in het geloof” (1Tim.1:2). Nu echter, ongeveer drie jaar later – Timotheüs kon nu begin twintig zijn – hoort Paulus overal in de gemeenten, dat de jonge Timotheüs zeer geliefd en bekwaam is. Paulus wilde dat Timotheüs met hem mee zou gaan, daar om besneed hij hem omwille van de Joden. Deze handeling van de apostel wordt steeds weer met kritiek omgeven. In Antiochië en in Jeruzalem is Paulus vastberaden tegen de besnijdenis opgetreden. Hij heeft ook doorgezet, dat Titus niet behoefde te worden besneden. De bevestiging van de apostelen en de ouderlingen in Jeruzalem, dat de gelovigen uit de heidenen de besnijdenis niet behoefden te ondergaan, om zalig te worden, beschouwde hij als een gro-
te overwinning. Nu schiet hij zelf in dit opzicht te kort. Paulus zelf zei, dat hij het deed omwille van de Joden, die in die plaatsen waren. In het besluit van de apostelen wordt met geen woord gerept, of ook de Joden van de besnijdenis bevrijd zijn. Paulus zou de deur tot de Joden in de synagogen voor zich niet geheel willen afsluiten, doordat hij een onbesneden Jood met zich mee laat trekken. Daar de nationaliteit naar opvatting van de Joden door de moeder werd overgedragen, werd Timotheüs voor een volle Jood aangezien; daarom besneed hij Timotheüs. Maar in principe leerde Paulus (1Kor.7:18): “Is iemand als besnedene geroepen, dan moet hij die besnijdenis niet ongedaan laten maken. Is iemand geroepen die onbesneden is, dan moet hij zich niet laten besnijden.” “De gemeenten dan werden bevestigd in het geloof en namen dagelijks in aantal toe.” De bevestiging van de gemeente is even belangrijk als haar stichting. Zonder vast in het geloof te staan, zouden ook groei en toename ondenkbaar zijn. Hoewel de gemeenten in Ikonium en Antiochië niet genoemd werden, valt toch aan te nemen, dat Paulus en Silas ook die bezocht hebben.
...zich vaak
In Troas komt Lukas er als medewerker bij Het voorgenomen doel van de reis was nu bereikt; het werkplan was vervuld. En waarheen nu, zonder aanwijzing, zonder opdracht? Wij voelen bijna mee met hun radeloosheid. Toen ze op de eerste zendingsreis gingen, was dat anders. Ze probeerden zich nu, opgewekt te gevoelen. Ik geloof, dat ze met alle ernst Gods aangezicht zochten. Vanuit Antiochië wilde Paulus met zijn twee metgezellen in een nieuw werkterrein doordringen. Ze wilden de weg naar het zuidwesten, in het gewest Asia, en wel naar de hoofdstad Efeze en de omliggende steden, inslaan. De Heilige Geest verhinderde hen echter, daar het Woord te verkondigen. Efeze was vermoedelijk nog niet rijp voor het Evangelie. De stad moest eerst door hun afgodencultus te schande worden. Toen probeerden ze het richting het noorden, en wel naar Ankyra en tot in de richting van de Zwarte Zee; en de Geest liet het hen wederom niet toe. Noch rechts noch links afwijken was hun door de Heilige Geest toegestaan. Zo doorkruist de Heere ons ook vaak de weg, om ons dan op een betere weg te leiden. Dus trokken Paulus en zijn be-
geleiders voorbij Mysië en kwamen in Troas, een stad, die in de nabijheid van de door de sage van Homers bekende stad Troje, dichtbij de Hellespont, de huidige Dardanellen, gelegen is. Weer moeten we ons afvragen: Hoe lang bleven Paulus en zijn begeleiders in Troas? Konden ze daar het Evangelie verkondigen? Zo niet, sinds wanneer was er in Troas evenwel een grote gemeente? Waarom vond Paulus na ongeveer drie jaren daar een grote gemeente, waarmee hij het brood kon breken en waar hij tot in de nacht gepredikt heeft? (zie Hand.20:5-12) Paulus geeft ons zelf in 2Kor.2:12 een kleine inzage: “Toen ik nu in Troas kwam, om het Evangelie van Christus te prediken, en daar een deur voor mij geopend was in de Heere, had ik geen rust voor mijn geest, omdat ik Titus, mijn broeder, niet vond…” Paulus kreeg ‘s nachts een visioen ‘S-nachts, stellig moe en uitgeput, sliepen ze ergens in een herberg of bij gelovigen, misschien wel bij Karpus (zie 2Tim.4:13). Toen kreeg Paulus een visioen. “Er stond een Macedonische man, die hem dringend vroeg: Kom over naar Macedonië en help ons!” Aan de
overkant van de Egeïsche Zee ligt Macedonië, dat ligt in Europa, een uitgestrekt arbeidsveld. Is dat misschien een geopende deur? Is dit een antwoord op alle vragen: “Heere, waar moeten we verdergaan (doorgaan)?” Lukas toont ons echter indirect iets bijzonders uit Troas. Vanaf Troas hebben we de zogenaamde “Wij/ons berichten in Handelingen. In Troas voegt zich nog een medewerker bij het reisgezelschap van Paulus, namelijk de geliefde arts en schrijver Lukas zelf. Hij begeleidt Paulus met enige onderbreking op de verdere reizen. “Toen hij nu dit visioen gezien had, probeerden wij meteen naar Macedonië te reizen, omdat wij eruit opmaakten dat de Heere ons geroepen had aan hen het Evangelie te verkondigen” (Hand.16:10). Bij bijzonder belangrijke aangelegenheden heeft de Heere zich vaak op een bijzondere wijze geopenbaard. Zo onder andere: Bij Petrus en Cornelius (Hand.10:1,3 en 4), bij Paulus op de weg naar Damascus (Hand.9:3-4), bij Paulus en Barnabas op hun eerste zendingsreis (Hand.13:2), nadien ook in Korinthe (Hand.18:9-10). Zo was het ook hier, voor de overgang van het Evangelie naar Europa. (Wordt vervolgd)
op een bijzondere wijze geopenbaard
18
Redactie - interview
V C //1 3 0 1 // 19
Gemeente Gods uit persoonlijk perspectief Jaap Hage, Landgraaf
1 Inleidend/persoonlijk Kunt u in een paar regels weergeven: • Wie u bent ? • Vanaf wanneer u betrokken bent bij de beweging van de Gemeente Gods ? • Wat die betrokkenheid inhoudt/inhield ? • Kunt u uzelf positioneren; in welk deel (geografisch/religieus-idealistisch) van de “Warner-associates” u actief bent/was ? > Geboren in 1949 in Landgraaf (vroeger Waubach). Opgegroeid als derde en jongste zoon van Jaap en Albertje Hage. Moeder was de oudste dochter van Jan en Maaike Jeninga, het eerste voorgangersechtpaar van de toenmalige Gemeente Gods in Nederland. Vader heeft op zijn zoektocht naar werk mijn moeder leren kennen en daarmee de Gemeente Gods. Hij is na opa in de ’60 en ’70 jaren de voorganger geweest. Daarmee wil ik aangeven dat de betrokkenheid van mij bij de beweging van de Gemeente Gods in zekere zin iets vanzelfsprekends is in mijn leven. Dat heeft ertoe geleid dat ik in 1968 naar de Bijbelschool in Fritzlar ben gegaan en daar mijn roeping heb ervaren om mijn bijdrage te leveren in Woordverkondiging en gemeenteleiding. Qua positionering ben ik hoofdzakelijk verantwoordelijk geweest voor het werk in Nederland. Bij mijn aantreden was
er in het Nederlandse werk al een breuk ontstaan en gelijktijdig met mijn aantreden als voorganger in Nederland vond een toekomstbepalende scheuring plaats in het Duitse werk. Binnen het Nederlandse deel waar ik werkzaam was hielden we ons aan de voor ons leidende voorgangers August Link en Daniël Riske. Waar houdt u zich verder zoal nog mee bezig voor zover het geen directe verbinding heeft met het “gemeenteleven” ? > Totnogtoe was er naast het gemeenteleven vrij weinig dat structureel aandacht kreeg. De aandacht voor de Gemeente Gods zal voor mij van het hoogste belang blijven maar momenteel ontstaat er inderdaad ruimte voor andere dingen. Het meest serieuze is wel mijn oriëntatiecursus voor parttime werk in het gevangeniswezen, bij de christelijke organisatie “Gevangenenzorg Nederland.” 2 Gemeente Gods in persoonlijk perspectief Hoe zou u het wezenlijke van de “Gemeente Gods” kort en kernachtig omschrijven? > Een geloofsgemeenschap die zich onthoud van ledenadministratie en ondogmatisch een krachtig getuigenis wil zijn en lokaal verder werkt aan het werk, dat Jezus heel lang geleden eens op deze aarde is begonnen!
Waarmee of waarin zou volgens u een willekeurige “buitenstaander” het positief onderscheidende van de Gemeente Gods moeten kunnen herkennen te midden van het huidige pluriforme christelijke erf?
zichzelf en er ontstond een klimaat van in- en uitsluiting. Daar zijn we met de beste bedoelingen voor gaan werken met een ijver die weliswaar niet onoprecht was maar die Jezus als de bron van alle leven ongewild deed vervagen.
> Van oudsher is dat niet zozeer de theologische spitsvondigheid maar de grote mate aan offerbereidheid/dienstbaarheid.
Kan de Gemeente Gods in de huidige postmoderne wereld conflicterende verscheidenheid verenigen of zal de historische tendens naar de groepering van gelijkgezinden doorgaan?
Aan welke gebeurtenis of tijd denkt u met de meeste voldoening terug, en waarom ervaart u dat zo? > De jaren ’50 en ’60. Ik was jong en onbevangen en genoot met volle teugen van de toen – in mijn beleving - vanzelfsprekende eenheid van het wereldwijde werk. De conferenties waren de hoogtijdagen met voor mij indrukwekkende predikers en boodschappen uit de verschillende werelddelen. Naast de wekelijkse bijeenkomsten waren dat de momenten waarop we ons kindschap Gods bezongen en van de onderlinge hartelijke gemeenschap genoten. Wat is in uw perceptie de gevaarlijkste valkuil voor de Gemeente Gods gebleken? > Het indrukwekkende en de geborgenheid binnen de eigen groep maakte mogelijk dat de originele en vitale vreze des Heren en vreugde in God door Christus ongemerkt veranderde in iets van sociale aard. De eigen groep werd een doel in
> O, dat vind ik een lastige vraag… De schijnzekerheid van de zuil is feitelijk verdwenen. Maar groepering van gelijkgezinden is op zich wel iets heel sterk menselijks. Ik hoop van harte op Gods genadige leiding en het zich willen laten leiden op de meer Koninklijke weg. Mijn enige zorg heeft te maken met het feit dat die zuil als historisch gegeven weldegelijk nog in onze hoofden en ons denken functioneert. En dat zit vaak vaster dan we zelf zouden willen of van onszelf bewust zijn. Om echt de bestaande verscheidenheid aan mensen te kunnen herbergen en geestelijk te kunnen verzorgen moeten we in staat zijn om net als in de tijd van br. Warner vanuit de grote Heilsverbanden leren te denken, om van daaruit ons persoonlijke geloofsleven relevant te maken voor deze tijd. Met andere woorden om vandaag een smakelijk zout en een aantrekkelijk licht te kunnen zijn.
20
interview
De
artikel - Herman Damm
De Gemeente God’s
hoogste prioriteit moet zijn om niet van de wereld te zijn
maar wel op een gezonde manier in de wereld te staan, om zo
Zijn
V C //1 3 0 1 // 21
is gezin
opdracht
om discipelen te maken te kunnen vervullen
Wat zijn naar uw inzicht de meest wezenlijke en identiteitbepalende gebeurtenissen uit de geschiedenis in de ontwikkeling naar de Gemeente Gods van nu ? > De diverse scheuringen en het groeperen van gelijkgezinden. Zou u dingen uit uw leven willen herhalen of overnieuw willen doen en kunt u het “waarom” erachter onderbouwen ? > Nou, herhalen of overnieuw doen zijn grote woorden. Van Soren Kierkegard heb ik eens de wijze woorden gehoord dat “ het leven alleen achterwaarts kan worden begrepen, maar voorwaarts moet worden geleefd”. Het leven heeft zich aangediend en we hebben erop gereageerd zoals we dat gedaan hebben. Wel is er het nodige te leren, ook uit de persoonlijke levensgeschiedenis. Het zou iets onnatuurlijks hebben als je, eenmaal oud geworden, niet van het leven hebt geleerd. Met name de laatste 20 jaar zou ik met het inzicht van nu op een andere manier in het leven staan. Met de opgedane ervaringen lijkt het niet meer mogelijk om zo diep in een isolement te raken en persoonlijke maatstaven te hanteren die toen wel als goed en nodig ervaren werden. 3 Toekomst Wat zou naar uw inzicht de geloofsbeweging naar de toekomst toe heel concreet als meest wezenlijke punt moeten
agenderen of de hoogste prioriteit moeten geven en op grond waarvan vind u dat ? > De hoogste prioriteit moet zijn om niet van de wereld te zijn maar wel op een gezonde manier in de wereld te staan, om zo Zijn opdracht om discipelen te maken te kunnen vervullen (naar buiten toe mensen voor Christus winnen en naar binnen toe hen op te bouwen naar het beeld van Christus). Dat doende zullen we uiteindelijk merken dat we daarmee ten diepste aan onze eigen weerbaarheid en geestelijke volwassenheid werken. Wat ziet u momenteel aan ambities binnen de beweging ontstaan en hoe staat u zelf daarin ? > De bewegingen zijn nog jong en ook divers. Ik verbind daar nog even geen waardeoordeel aan. Negatief vind ik alles wat duidelijk in de richting gaat van het creëren van een eigen wereld die haaks staat op de wereldomvattende opdracht van Christus. Persoonlijk heb ik de behoefte mijn bijdrage te leveren tenminste voor zover het mij mogelijk is. Heeft u bij uzelf al een bepaalde verwachting of en hoe men die rol zal gaan zien en invullen (en ziet u daarbij al wat contouren) ? Kunt u daar nu al iets over schetsen ? > Nee, dat ligt buiten mijn horizon. //
H
ebt u er al eens over nagedacht, dat de Gemeente van Jezus, de samenkomst van gelovigen, niet slechts een samenzijn op zondag betekent, maar in zichzelf de identiteit en de essentie van een gezin draagt? Het Nieuwe Testament gebruikt
niet letterlijk het begrip ‘gezin’, wanneer ze over de Gemeente Gods spreekt. Wanneer we echter het leven van de gelovigen in gemeenschap met God en mensen nauwkeuriger bekijken, zien we dezelfde gedragspatronen en persoonlijkheidskenmerken van een gezin terug. Het gezin van God heeft God als Vader.
22
artikel
Volgende uitgave Apostel Paulus zegt in Romeinen 8:15: “Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!”.
zullen en daar eeuwig zullen leven. Zulk een bemoedigend vooruitzicht maakt bij de gelovige mensen veel levenskracht en moed vrij. Het loont zich om op deze aarde alle alledaagse moeilijkheden in de liefde van God te overwinnen, om na de dood bij God en Zijn goddelijke gezin te zijn.
Mensen die in Jezus Christus als hun Verlosser geloven, mogen God met ‘Vader’ aanspreken. Het begrip ‘Abba’ kan niet alleen door ‘Vader’ vertaald worden, maar kan in het gebed door de vertrouwde omgang met God als ‘Papa’ gebruikt worden. De apostel Paulus zegt ook, dat de gelovige mens niet “een Geest van slavernij”, maar “een Geest van aanneming tot kinderen” ontvangen heeft. Daarmee kan men vaststellen, dat de gelovige niet alleen door een uiterlijke adoptie tot een kind van God gemaakt werd, maar de gelovige is veelmeer innerlijk opnieuw geboren en daarmee aan de goddelijke natuur deelgenoot geworden.
De gelovige mens leeft graag in het gezin van God, omdat deze leefgemeenschap op liefde is gebouwd. Zoals in een normaal gezien ‘de liefde’ het dragende element is, zo is zij dat ook in Gods gezin. Zij is het verbindende middel, waardoor het gezin wordt samengehouden. Wederzijdse hulpverlening in een gezin geeft ieder gezinslid zekerheid en geborgenheid. Zodra dit dragende element van ‘liefde’ verloren gaat, zal ook het gezin vast en zeker te gronde gaan. Daarom is het zo belangrijk, dat in het gezin van God de liefde niet verloren gaat, maar steeds groter wordt.
In 1 Joh.3:1 staat: “Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent”. Als mensen, die in Jezus Christus geloven, heb-
Zoals in een normaal gezin zoeken de kinderen van Gods gezin niet uit, wie zij als ouders of broers en zussen hebben. In het gezin van God wijst God in Zijn wijsheid en genade ons die mensen toe, die onze broeders en zusters zijn. Het lid-
De volgende u i tgave verschijnt omstre eks 20 maar t 2013 en b evat onder me er: Colu m n
P ra kt i sch C h ri stend o m
Met mijn God spring ik over een muur!
Hoe ga je om met verlegenheid?
Handelingen Het Evangelie komt naar Europa
Bericht:
“De gelovige mens leeft graag in het gezin van God...” ben we niet alleen een natuurlijke geboorte achter ons, maar wij zijn wedergeboren door de Geest van God. Omdat de gelovige nu in het gezin van God geboren is, is hij ook een erfgenaam geworden (Gal.4:1-7). Efeze 2:19 zegt: “Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God”. Veel gezinnen zijn in de huidige tijd door ziekte, dood, verwijdering en scheiding pijnlijk getroffen. Weliswaar hebben de gelovigen hier op deze wereld op dezelfde manier met ziekte, pijn en dood te maken, maar met dit verschil, dat zij een levende hoop in de opstanding na de dood hebben (1 Petrus 1:3). Want in de hemel bestaat er daadwerkelijk een gezinsalbum, waarin iedere geestelijke geboorte is opgeschreven (Hebr.12:23). Dit gezinsalbum heeft als voordeel, dat de gelovige na zijn dood, direct in de hemel opgenomen wordt. De hemel is door God als Vader voor de gelovigen voorbereid (Joh.14:1-3). De hemel is ook de plaats, waar uiteindelijk en eeuwigdurend alle gelovigen zich als een groot gezin ontmoeten
maatschap in een gezin is de plaatsaanduiding van God voor de mensen. Daarmee kunnen we zeggen: De Gemeente en Gods gezin is Gods plaatsaanduiding voor de gelovigen. Deze samenstelling binnen het gezin van God kan vaak ook uit verschillende culturen bestaan. Door deze samenstelling wordt door God aan de gelovige mensen een leerproces aangeboden, die de gelovigen leert, hoe de liefde kan worden uitgeleefd. Er bestaat een groot gevaar, dat de gezinsleden in dit leerproces de liefde tot elkaar verliezen (Openb.2:4). De actuele, egocentrische geest van de huidige moderne tijd biedt de beste voorwaarde, om altijd op het eigen welzijn te achten, in plaats van op het welzijn van de andere gezinsleden. De egoïstische levenswijze van de huidige tijd, dwingt het gezin van God om onvoorwaardelijk lief te hebben en bijeen te houden tot de wederkomst van Christus. Welke bijdrage brengt u tot stand in het gezin van God?Citaat: “Een gezin die onvoorwaardelijk samenhoudt, ontwikkelt kracht en heeft een aantrekkelijk karakter”. //
Colofon Algemeen Vitaal Christendom is een periodieke uitgave van de Gemeente Gods in Nederland en wordt eveneens in het Duits en Spaans uitgegeven. De grondslag voor dit blad is de Bijbel, het onfeilbare, geïnspireerde Woord van God. De Bijbel spreekt met absoluut gezag, zowel over het heil alsook waar zij spreekt over de geschiedenis, de kosmos en de natuur. Deze grondslag wordt in dit blad onverkort gehandhaafd. Eindverantwoordelijke Dhr. B. Hage
[email protected] Ontwerp en druk Gemeente Gods Nederland Reacties en inzendingen Reacties, inzendingen kunt u naar de onderstaande adressen versturen:
[email protected] Dhr. D.A.H. Rovers De Tichel 10 6374 NA Landgraaf De redactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen inzendingen in te korten of niet te plaatsen.
Abonnementen Vitaal Christendom wordt gratis uitgegeven. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment ingaan en worden automatisch verlengd. Geïnteresseerden kunnen zich schriftelijk aanmelden bij de redactie of via de website www.gemeentegods.com Vrijwillige bijdragen Rabobank 15.17.82.725 t.n.v. Gemeente Gods Nederland, Landgraaf IBAN: NL55 RABO 0151 7827 25 BIC: RABONL2U De Gemeente Gods is een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Internet Vitaal Christendom kunt u ook downloaden van de volgende website: www. evangeliebazuin.nl Bronvermelding artikelen niet van toepassing Bronvermelding illustratiemateriaal blz. 01© photos8.com # blz. 06 © shutterstock 39734470 # blz. 9+10 © shutterstock 39734470 # blz. 16-17 © chantrybee flickr.com # blz. 20 © shutterstock 72801499 #
w w w.g e m e e nt e g o ds.co m
Contact gegevens Gemeente Gods Landgraaf
G e m e e n t e G o d s L e e u wa r d e n
Bernadettelaan 78a 6374 BG LANDGRAAF +31 (0)45 - 531 5755
Eeskwerd 1 (hoek Dammenlaan) 8918 CA LEEUWARDEN +31 (0)511 - 432 492