Gemeenteraad van Leiden. Vastgesteld verslag van de vergadering van de raadscommissie voor Bestuur en veiligheid, gehouden op 8 maart 2005 in het stadhuis te Leiden. Aanwezig: Leden commissie BV
Leden college
de heer H. Lenferink (burgemeester) de heer A. Geertsema (wethouder EGTV)
Secretaris
de heer M. van Tilburg
Derden personen) Notulist Afwezig:
1.
de heer F. van As (ChristenUnie, voorzitter) mevrouw R. Becht (GroenLinks) de heer P. Bootsma (D66) de heer H. de Groot (D66) de heer D. Iken (PvdA) de heer P.Laudy (VVD) mevrouw L.Lieverse (CDA) de heer R. de Rooij (VVD) de heer D. van Schoonderwoerd den Bezemer (onafhankelijk) de heer E. Tak (SP) de heer T. Wijfje (PvdA)
ambtenaren en belangstellenden (bij aanvang 8 mevrouw A.A.M. van Lierop (Notuleerservice Nederland) de heer H. Binnerts (LWG/De Groenen) de heer J. de Haan (CDA) mevrouw G. Pieterse (GroenLinks) de heer J. Visser (LeefbaarLeiden) de heer H. De Boer (wethouder SWMG) de heer Van der Sande (wethouder FSW)
Opening vergadering, mededelingen en vaststellen van de agenda
(B)
Opening De voorzitter opent met instemming van de aanwezigen de vergadering om 20.00 uur en heet een ieder welkom. Mededelingen De voorzitter geeft de heer Bootsma het woord. Namens D66 overhandigt de heer Bootsma de voorzitter het eerste exemplaar van de notitie over het dualisme: ‘Bestuurlijke vernieuwing in Leiden’. Deze notitie wordt per email verspreid naar alle raadsleden en naar de leden van het college. De voorzitter aanvaardt dit exemplaar dankbaar en zegt toe het te zullen lezen. Bovendien wordt het meegenomen naar het presidium om te bezien, wanneer dit stuk geagendeerd kan worden. Mogelijk is het interessant om dit stuk in breder verband te bespreken. Dat kan pas besloten worden na lezing van het stuk. Agenda De voorzitter meldt dat de agendapunten 5 en 6 kunnen worden afgedaan als hamerstukken voor de gemeenteraad. Het voorbehoud van de VVD bij agendapunt 6 is niet langer aan de orde. De CDA stelt geen prijs meer op een bespreking van
agendapunt 10. De gevraagde informatie is op andere wijze verkregen. Dus ook dit punt kan als afgedaan worden beschouwd. 2.
Rondvraag, actualiteiten en overzicht toezeggingen
(B)
Rondvraag De heer Van As heeft schriftelijk een vraag gesteld over de klachtenregistratie horecaoverlast. Gebleken is dat de klachtenregistratie niet altijd voor 100% compleet is. Bij de politie wordt alleen na optreden geregistreerd. Bij de horecaklachtenlijn vindt wel vastlegging plaats, maar niet voor een lange periode. Na verloop van tijd worden de rapporten vernietigd. De vraag rijst of het niet verstandig is om alle klachten te registreren. Dit om ervoor te zorgen dat ook op de lange termijn zichtbaar wordt of er bij bepaalde horecagelegenheden sprake is van klachten. En zo ja, in welke mate? Daarom heeft de heer van As, namens de ChristenUnie, de wethouder gevraagd om een korte toelichting te geven over de registratie en de toezegging te doen, dat in het vervolg de klachtenregistratie volledig bewaard zal blijven. Wethouder Geertsema schetst als antwoord de gang van zaken. Een klager kan contact opnemen met de meldkamer van de politie of hij kan bellen naar de A2 Horecaklachtenlijn. Deze lijn wordt verzorgd door A2 Antwoordservice Intertel. Bij A2 krijgt de beller de vraag voorgelegd of het noodzakelijk is dat de klacht wordt doorgegeven aan de politie. Vaak is dit het geval. Bij de politie registreert de meldkamer de klacht in het politie-informatiesysteem. Er wordt bekeken of er op gereageerd moet worden en er wordt een mutatie van gemaakt. Als men de klacht gegrond verklaart en er sprake is van een overtreding, dan wordt aan de hand van de mutatie een proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt aan de afdeling Bijzondere wetten verstrekt en daar ook geborgen. Alle A2 klachten komen ook nog per fax binnen bij drie gemeentelijke diensten; namelijk bij de afdeling Bijzondere wetten, de politie en de milieudienst West-Holland. De diensten zijn echter wel afhankelijk van de informatie die door A2 wordt aangeleverd. Volgens de heer Geertsema worden de rapporten niet vernietigd. Vanaf 2001 worden de klachten op datum gearchiveerd en bij de afdeling Bijzondere wetten bewaard. Na verloop van tijd stuurt men het archief van de afdeling naar het centrale archief van de gemeente. Ook de milieudienst bewaart de klachtenlijst voor een periode van twee jaar. Tot 1 januari 2004 werden de klachten gearchiveerd door de behandelende medewerker. Na die datum worden de klachten door de dienst centraal gearchiveerd. De politie bewaart de A2 faxen niet. Sinds 1 januari 2004 wordt er wekelijks een digitaal overzicht gemaakt van die klachten. En er is een jaaroverzicht waarin alle A2 klachten worden vermeld. De heer Van As dankt de heer Geertsema voor de uitgebreide beantwoording. Hij meent dat er toch een misverstand is over het wel of niet vernietigen van rapporten. Hij is in het bezit van een brief van de afdeling Bijzondere wetten waarin staat dat er geen garantie kan worden gegeven op het punt van de totale rapportage, omdat de rapporten na verloop van tijd worden vernietigd. Misschien klopt deze brief niet met de praktijk? Hier moet dus naar worden gekeken. De voorzitter belooft de heer Geertsema een kopie van de brief. Het lijkt de voorzitter nuttig de verschillende vormen van registratie zodanig te bundelen dat er inzicht komt in het verloop van klachten. Dit kan mogelijk op een later moment nog terugkomen.
Actualiteiten Deze avond niet aan de orde. Overzicht toezeggingen Uit de vergadering van 14 december 2004: Met het concept-protocol interactieve beleidsvorming is men volop bezig. Dat kan klaar zijn voor de volgende vergadering, aldus de heer Geertsema. Uit de vergadering van 1 februari 2005: Er is schriftelijk informatie verstrekt over de notitie over het jaarplan politie 2005, het GSB-beleid en het beleid integrale veiligheid en over de richtlijnen van het Openbaar ministerie. Het regionaal beleidsplan van de politie is voor geïnteresseerden te vinden in de leesmap. Het stuk over de brommerknelpunten en het concretiseren van de brommertargets komt komende week voor een laatste bespreking bij het districtscollege aan de orde. Dat stuk kan de commissie de volgende vergadering tegemoet zien, aldus de burgemeester. Uit de vergadering van 22 februari 2005: De nadere rapportage over de ontploffing bij het bedrijf Centocor is een heel pakket papier geworden. Dit wordt schriftelijk onder de leden van de commissie verspreid. Mocht dit aanleiding geven tot vragen, dan kunnen die een volgende keer aan bod komen. Een ieder stemt in met dit voorstel van de burgemeester. 3.
Langetermijnagenda en stand van zaken stukken uit de raad
(B)
Langetermijnagenda De heer Bootsma verzoekt namens D66 de evaluatie gebruiksvergunningen toe te voegen aan de agenda van 17 mei bij het punt ‘financiële consequenties gebruikersvergunningen van gemeentepanden’. Aanleiding hiervoor is de brief van wethouder Hillebrand gericht aan horecaondernemer Richard van Leeuwen. Deze brief gaat in op klachten van de heer Van Leeuwen over het te vaak en te veel moeten aanvragen van vergunningen. De heer Geertsema meldt dat op korte termijn de jaarrapportage fysieke veiligheid wordt toegestuurd aan de commissie. Een aantal van de gestelde vragen wordt daarin beantwoord. In de rapportage staat ook de cyclus van de tweejaarlijkse vergunningen en de manier waarop daarmee wordt omgegaan. Eind 2006 moet weer een groot aantal vergunningen verleend worden. Dat is een goed moment om te bezien of die termijn van twee jaar misschien moet worden opgerekt. Eind 2006 is voor de fractie van de heer Bootsma aan de late kant. Hij is van mening dat ook nu al voldoende ervaring is opgedaan. Hij zal de commissie aangeven welke specifieke kanten van de gebruikersvergunningen hij geagendeerd wil hebben. De voorzitter meent dat het verstandig is om eerst kennis te nemen van het stuk dat de heer Geertsema heeft aangekondigd. Een ieder heeft dan een beter beeld van de vragen die overblijven. De aanvullende vragen van D66 kunnen daaraan worden gekoppeld. De heer Bootsma vraagt of dat stuk de commissieleden tijdig bereikt, zodat dit betrokken kan worden bij het bewuste agendapunt op 17 mei. De heer Geertsema antwoordt hierop, dat hij een concept heeft gezien. Dit behoeft nog enkele wijzigingen, maar dat kan voor 17 mei rond zijn.
De voorzitter concludeert dat de jaarrapportage financiële veiligheid gekoppeld wordt aan de financiële consequenties gebruikersvergunningen gemeentepanden. Dit samen wordt op 17 mei besproken. Eventuele aanvullende vragen van D66 kunnen daarbij betrokken worden. Stand van zaken stukken uit de raad De voorzitter vertelt dat er geen stukken van de raad zijn binnengekomen. Dus zijn er geen stukken te behandelen. Hij meldt dat het presidium regelmatig aangeeft dat planningen ook realistisch moeten zijn. 4.
Verslag van de vergadering van 1 februari 2005
(B)
De opmerkingen van de heer H. de Groot (D66) en de heer R. de Rooij (VVD) zijn verspreid via de e-mail. Mevrouw Lieverse (CDA) wil alsnog de mogelijkheid krijgen om tijdens de raad een stemverklaring af te leggen bij agendapunt 1, de evaluatie huwelijksbeleid. De voorzitter geeft aan dat het echter geen stuk voor de raad is waardoor dat niet mogelijk is. 5.
Herbenoeming leden ARK 2005-03-10 Dit punt is als hamerstuk afgedaan.
(B)
6.
Eerste algemene begrotingswijziging 2005 Dit punt is als hamerstuk afgedaan.
(B)
7.
Evaluatie koffieshopbeleid
(M)
Het voorliggende stuk is -sinds het concept van enkele maanden geleden- enigszins herzien. De voorzitter heeft niet kunnen ontdekken waar de veranderingen precies uit bestaan. Aan het einde van dit stuk stelt het college voor om de motie ‘Open de achterdeur’ te ondersteunen en doet een vijftal aanbevelingen. Daarom lijkt het zinnig om dit voorstel via de gemeenteraad te laten verlopen. De voorzitter zegt dat hierover wellicht aan het einde van dit agendapunt een conclusie bereikt kan worden. Uit de evaluatie blijkt, dat de overlast rondom koffieshops redelijk beheersbaar is gebleken. Daarover is de VVD tevreden, zegt heer De Rooij. Wel heeft hij enkele opmerkingen over de aanbevelingen van het college. Bij aanbeveling 2: Omdat het softdruggebruik onder minderjarigen toeneemt, ziet de VVD graag dat de leeftijdsgrens genoemd bij het afstandscriterium, veranderd wordt van negen tot en met achttien jaar in nul tot en met achttien jaar. Ook ziet de VVD de zinsnede ‘school waar onderwijs wordt gegeven’ graag veranderd in ‘instelling waar onderwijs wordt gegeven, of waar naschoolse opvang of naschoolse begeleiding wordt aangeboden’. Ook naschoolse opvang, huiswerkbegeleiding en dergelijke moeten niet binnen een loopafstand van 150 meter met koffieshops worden geconfronteerd. De heer De Rooij merkt op dat beide voorstellen tot verandering conform het VVD standpunt van 1 oktober 2002 zijn. Bij aanbeveling 3: De VVD is blij met de aanscherping van ‘straal’ in ‘loopafstand’. Het criterium van 150 meter is echter niet streng. In de meeste andere gemeenten met koffieshops worden afstanden van 250 of 300 meter gehanteerd.
Bij aanbeveling 5: De VVD is tegen het verlenen van steun aan de motie ‘Open de achterdeur’ van de gemeente Amsterdam. Houders van kleine koffieshops komen makkelijk uit met de maximale handelsvoorraad van 500 gram. Houders van grotere koffieshops maken het zichzelf moeilijk. Zij kiezen ervoor meer verschillende soorten softdrugs aan te bieden. De VVD is er niet voor deze keuze te honoreren met het toestaan van een grotere legale handelsvoorraad. De overheid moet de problemen niet oplossen door de normen bij te stellen, maar door de koffieshophouders blijvend aan te spreken op hun niet toegestane extra hoeveelheden. De heer De Rooij vraagt het college of en hoe op dit moment het achterdeurcriterium wordt gehandhaafd. Wordt er gedoogd? Wordt er eerst eenmaal, of vaker, gewaarschuwd? Volgt er direct een sanctie? Tot slot merkt de heer De Rooij op dat de thuisteelt extra impulsen krijgt, als grotere hoeveelheden drugs worden toegestaan. En thuisteelt is al een groot probleem voor gemeenten en haar inwoners: - aantasting door vocht en warmte van de (huur)woningen, - brandgevaar voor omwonenden, - fraude met elektra, waar andere bewoners de dupe van worden, - belastingontduiking, - fraude met uitkeringen. De VVD pleit daarom voor een gecoördineerde aanpak van de thuisteelt in Leiden, zoals dat onlangs is gebeurd in Utrecht. De heer De Rooij wil hierover de mening van het college weten. Het CDA, bij monde van mevrouw Lieverse, ondersteunt de motie ‘Open de achterdeur’. Het is merkwaardig dat de verkoop van kleine porties softdrugs gedoogd wordt en de aanvoer ervan illegaal is. Het CDA hinkt op twee gedachten. Enerzijds is het consequent dat de teelt van hennepplanten gelegaliseerd wordt. Dan moet de verkoop gereguleerd worden en moet er overleg plaatsvinden met andere Europese landen. Anderzijds is er vanuit het kabinet een druk om de achterdeur weer te sluiten, in verband met Europese regelgeving. Zij vraagt zich af of dan het Nederlandse drugsbeleid niet op de helling gaat? Er zijn ook nadelen. Drugsgebruik is niet zonder medisch gevaar. Wiet bevat veel gevaarlijke stoffen. De kwaliteit ervan moet gewaarborgd en gehandhaafd worden. De stap van softdrugs naar harddrugs is klein en er bestaat aan drugs gerelateerde criminaliteit. De heer De Rooij vindt mevrouw Lieverse inconsequent. Hij hoort haar bezwaren tegen het huidige drugsbeleid. Hij weet dat het kabinet de touwtjes strakker wil aantrekken onder druk van het buitenland. Hij heeft vernomen dat de CDA-fracties in de grensstreken ook staan voor een strenger drugsbeleid. En nu ondersteunt het CDA deze motie? Mevrouw Lieverse erkent dat er twee kanten aan de zaak zitten. Voor allebei is wel iets te zeggen. Uiteindelijk heeft de CDA-fractie gekozen voor het openen van de achterdeur. Wel vraagt zij de burgemeester of dit een postzegelmotie is of dat er op korte termijn serieus werk van wordt gemaakt in Leiden. De heer De Rooij blijft met een onduidelijkheid zitten. Haalt de CDA-fractie het Europa-argument erbij om te betogen dat het Nederlandse drugsbeleid in Europa moet worden uitgedragen? Of wil mevrouw Lieverse betogen dat Europa druk op Nederland uitoefent om het beleid aan te passen? Mevrouw Lieverse antwoordt hierop, dat er is gekozen voor het uitdragen van het Nederlandse drugsbeleid in Europa. Ten slotte wenst zij namens het CDA dat het aantal koffieshops van twaalf naar acht wordt verlaagd. In Leiden, de stad van ontdekkingen, ziet zij graag academisch en zakelijk verblijfstoerisme en daarvoor vindt zij koffieshops geen visitekaartje. De heer Wijfje vindt dat dit nu juist een unieke kans is om het drugsbeleid naar het buitenland uit te dragen. Dat is juist, betoogt mevrouw Lieverse, maar het CDA blijft het jammer vinden dat de shops in de binnenstad zitten. De heer Wijfje begrijpt hieruit dat het beleid van buiten de singels wel en het beleid van binnen de singels niet naar buiten toe wordt uitgedragen. Mevrouw Lieverse meent dat koffieshops andersoortige ondernemers aantrekt. Dat levert bepaalde klachten op. Vandaar dat zij liever zag dat de shops elders waren gehuisvest. De heer Bootsma vraagt mevrouw Lieverse of zij koffieshops kent, waarvan zij weet dat die bij toeristen zoveel weerstand oproepen dat zij de stad onmiddellijk verlaten. Mevrouw Lieverse wil geen namen noemen. Zij erkent dat personen die voor drugs komen, ook toeristen zijn. Maar de shops vindt zij toch echt geen visitekaartje voor zakelijke toeristen en toeristen die komen voor de musea. Zij vraagt de burgemeester of er wel eens anonieme tips binnenkomen over wietkwekerijen. Als dat het geval is, dan wil zij graag weten hoe daarmee wordt omgegaan. De heer Wijfje vraagt naar de onderbouwing van het terugbrengen van het aantal koffieshops naar acht. Volgens mevrouw Lieverse kan het best met een kleiner aantal. Soms wordt een koffieshop gesloten, omdat regels zijn overtreden. Niet de hele branche wordt dan gestraft. Er komt dan snel een nieuwe shop, waarvan zij zich afvraagt of het echt een nieuwe shop is. Mogelijk is het de oude shop onder een andere naam?
De heer Wijfje zegt tevreden te zijn over het koffieshopbeleid in het algemeen en dat van Leiden in het bijzonder. Een sterk punt van het Nederlandse drugsbeleid is in zijn optiek, dat de mogelijkheid bestaat onderscheid te maken tussen het gebruik van softdrugs en harddrugs. Voor dit beleid is Nederland door het drugsbureau van de Verenigde Naties onlangs nog geprezen. De heer De Rooij wijst erop, dat veel landen die drugs toevoeren, ook deel uitmaken van de Verenigde Naties. Hij vindt het op grond daarvan niet vreemd dat Nederland door die landen geprezen wordt. De heer Wijfje meent dat de plaats waar productie plaatsvindt, niet binnen deze discussie valt. Hij betoogt verder dat de PvdA de leeftijdsgrens van negen tot en met achttien jaar als een verduidelijking ziet. Voor die leeftijdsgroep met name, is het van belang afstand te bewaren tussen shops en scholen. Ook is de PvdA voorstander van het openen van de achterdeur en steunt dus de motie. De PvdA vindt het logisch. Als verkoop wordt toegestaan, dan moet ook de productie worden toegestaan. Door het openen van de achterdeur wordt een einde gemaakt aan een absurde situatie. Bovendien kunnen ongewenste situaties met illegale kwekerijen en zwart werken worden beëindigd, door het legaliseren en onder controle brengen van de productie. De heer Tak meldt dat zijn fractie zich goed kan vinden in de voorliggende evaluatie van het Leidse koffieshopbeleid. De aanbevelingen van het college zijn een stap in de goede richting. Het beheersbaar en controleerbaar maken van de handel en binnenkort ook de teelt, is goed passend bij het Nederlandse koffieshopbeleid. Zijn fractie staat positief tegenover de motie. Wel is hij benieuwd naar de concrete invulling ervan, met name die van aanbeveling 4, het Sanctiebesluit. De verhouding tussen overtreding en opgelegde straf vindt hij bij de huidige sancties star. Hij pleit voor een meer variabel sanctiebeleid, waarbij de verkoop aan jongeren en de verkoop van harddrugs de strengste straf oplevert. Controle kan soms lastig zijn, zeker bij verkoop aan jongeren. Maar de identificatieplicht zal dit eenvoudiger maken. De overlast aan omwonenden kan worden afgestraft met boetes. En voor andersoortige overtredingen zou een puntensysteem kunnen worden ingevoerd; een systeem van gele en rode kaarten zoals bij de horeca. Op die manier kunnen overtredingen worden afgestraft en kan eventueel worden overgegaan tot sluiting. Graag wil hij hierover de mening van het college horen. Mevrouw Becht stemt namens haar partij in met alle aanbevelingen zoals door het college gedaan wordt. Ook haar partij wil de gemeenteraad verzoeken de motie ‘Open de Achterdeur’ aan te nemen. D66 vindt het Leidse koffieshopbeleid nog zo gek niet, aldus de heer Bootsma. Het sluit aan bij het uitgangspunt van zijn fractie; mensen die behoefte hebben aan een jointje, moeten dit ook kunnen roken onder voorwaarde dat zij anderen daarmee geen overlast bezorgen. Aanscherping van het cannabisbeleid vindt D66 niet nodig en zijn fractie kan zich aansluiten bij de reactie van de VNG op voorstellen in die richting. Wel moet goed in de gaten worden gehouden dat de overlast niet “uit de klauwen gaat lopen” zoals in de Beschuitsteeg. De auto staat voor de shop geparkeerd met de radio luid aan, terwijl de bijrijder inkopen doet. Met aanbeveling1 gaat zijn fractie akkoord. Wat zal de reactie van het college zijn, als er een aanvraag komt voor meer dan de huidige twaalf, of meer dan de voor Leiden toegestane vijftien koffieshops? Ook met de aanbevelingen 2, 3 en 4 is zijn fractie het eens. Ten slotte wordt het onderschrijven van de motie ‘Open de achterdeur’ uit Amsterdam door D66 ondersteund. De heer Bootsma vond het altijd al hypocriet dat koffieshops wel mogen verkopen maar veel beperkingen ervaren bij de aankoop van de drugs. Hij ziet ook voordelen in het inrichten van een stelsel van kwaliteitstoezicht, zoals wordt voorgesteld. Wat betreft de heer D. van Schoonderwoerd den Bezemer verdwijnen alle koffieshops per direct uit de stad. Hij ziet er niets goeds in. Op de vraag van mevrouw Lieverse waar de koffieshops dan heen moeten, antwoordt hij: “ Gewoon de stad uit”. De heer Bootsma stelt dat er vraag is naar softdrugs. Worden koffieshops verboden dan zullen mensen proberen op een andere manier (via de illegaliteit) aan drugs te komen. Hoe denkt de heer Van Schoonderwoerd den Bezemer dit probleem beheersbaar te houden? Volgens de heer Van Schoonderwoerd den Bezemer moet de illegaliteit zwaar aangepakt worden. Hij vindt het een slechte zaak dat er zomaar softdrugs (en ook harddrugs) gekocht kunnen worden. Hij kan het niet eens zijn met de heer Iken, dat alcoholgebruik meer schade veroorzaakt.
[ De heer Iken krijgt tijdelijk het voorzitterschap, zodat de heer Van As kan spreken namens de ChristenUnie.]
De heer Van As realiseert zich dat ook softdrugs behoren tot de onuitroeibare verschijnselen. Het uitgangspunt zou moeten zijn: verbieden. Gezien de openbare orde, de veiligheid en de gezondheidsaspecten is het praktischer om werkbare regels te maken voor de omgang met deze problematiek. De koffieshops zijn een praktische oplossing voor iets dat eigenlijk niet wenselijk is, maar waarin wel een weg gevonden moet worden om erger te voorkomen. De maatschappelijke acceptatie van softdrugs is erg breed. Er is te weinig oog voor de grote risico’s (de psychische schade) en de negatieve effecten zoals concentratieverlies bij jongeren en voor de overlast. Hij vindt dat het grootste probleem. Verder vindt hij het jammer dat het college zich volledig stelt achter de Vereniging van Nederlandse gemeenten en tegenover het kabinetsbeleid. De ChristenUnie zit op dit punt veel meer op de lijn van het kabinetsbeleid. Hij uit zijn bezwaren tegen de eenzijdige nadruk op overlast en het illegale circuit. Hij mist de onderbouwing in verband met de gezondheidsaspecten. De heer Van As is van mening dat de jeugd nadrukkelijker op de hoogte gebracht dient te worden van de risico’s van cannabisgebruik. De grote tolerantie voor gedrag dat niet gezond is, vindt hij maar triest. De heer Wijfje wijst erop dat in landen waar men wel de houding heeft zoals de heer Van As die schetst, het drugsgebruik veel groter is. De heer Van As keurt het beleid in andere landen beslist niet goed. Hij pleit voor een meer paternalistisch optreden, niet voor repressief optreden. Het met harde hand tegengaan van gebruik, werkt absoluut niet. Hij is ervoor om meer te wijzen op de gezondheidsaspecten en de risico’s in plaats van het algemeen tolereren; meer tegengas gegeven op basis van gezondheidsaspecten. De heer Bootsma vindt dat de heer Van As niet helemaal recht doet aan het standpunt van D66, immers aanbeveling 2 wordt ook onderschreven. Bovendien is zijn partij niet tegen preventie- en voorlichtingsprogramma’s. Ook erkent hij dat softdrugs net zoals tabak en alcohol slecht voor de gezondheid zijn. De heer De Rooij mist in het betoog van de heer Van As het aspect van de handhaving van normen. Voor de heer Van As is het dweilen met de kraan open als de maatschappelijke acceptatie en de wijze waarop over dit onderwerp wordt gesproken, blijft zoals die nu is. Om tot verdere aanscherping van het beleid te komen, is eerst een andere kijk op deze problematiek nodig. Over aanbeveling 1 merkt hij op dat wat zijn fractie betreft het aantal koffieshops omlaag mag. Ideaal maar niet realistisch zou uitsterfbeleid zijn. Dat kan pas als de vraag is uitgestorven. Met de aanbevelingen 2, 3 en 4 kan hij goed leven; dat zijn praktische afspraken. Van aanbeveling 5 is hij geen voorstander. Dat lijkt op volledig legaliseren en daarmee geef je een verkeerd signaal af, aldus de heer Van As.
[Het voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer Van As.] De burgemeester stelt dat de koffieshopproblematiek op verschillende niveaus te benaderen is. Het is schadelijk voor de gezondheid. Toch meet de overheid bij softdrugs met een andere maat dan bij roken van tabak, drinken van alcohol of teveel eten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld cafés waar alcohol wordt geschonken, worden koffieshops nog niet gezien als gezellig, als goed voor de levendigheid van de stad, hoewel de heer Bootsma daar dicht bij zit. Gebruik van softdrugs wordt in het Leidse beleid wel degelijk ontmoedigd. Volgens de burgemeester is het niet doenlijk te bepalen wat voor een middelgrote stad als Leiden een redelijk aantal koffieshops is. Ervaring elders heeft geleerd dat uitgaan van de nuloptie tot dramatische problemen leidt. Volgens deze evaluatie levert het huidige aantal van twaalf koffieshops in Leiden geen problemen op. Acceptatie van dit aantal ligt dan voor de hand. Over de achterdeurproblematiek merkt hij op dat het college adviseert om het standpunt van de gemeenteraad van Amsterdam over te nemen. Het standpunt van Amsterdam om de aanvoer onder controle te brengen, vindt hij zo gek nog niet. Wordt de voorkant geregeld, dan ook de achterkant. Dit kan echter niet enkel op plaatselijk niveau, binnen een gemeente. Het moet op nationaal niveau gebeuren. Over het handhavingsbeleid merkt de burgemeester op dat hierbij twee aspecten zijn. Ten eerste is er de strafrechtelijke handhaving. Die vindt plaats onder leiding van het Openbaar Ministerie en gaat gewoon door. Daarnaast is er de bestuursrechtelijke handhaving. In Leiden is steeds opgetreden als er aanleiding was om dat te doen. En steeds heeft dit tot tijdelijke sluiting geleid. De burgemeester neemt de suggestie van de heer Tak, om meer nuances aan te brengen in het sanctiebeleid en het idee van de gele en rode kaarten, mee. De heer De Rooij vraagt bij interruptie hoe gereageerd wordt bij overtreding van de 500 gram handelsvoorraad. “Als er iets aan de hand is, wordt er opgetreden”, aldus de burgemeester. Nu is dat het geval bij verkoop van harddrugs en bij verkoop aan minderjarigen, niet bij het overschrijden van de handelsvoorraad. De ondergrens van negen jaar mag, wat de burgemeester betreft, best naar zes jaar. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat onder de leeftijd van negen jaar al problemen bestaan.
Over de thuisteelt merkt hij op dat dit toch vooral een strafrechtelijke zaak is, waartegen het Openbaar ministerie optreedt. De heer Wijfje interrumpeert en doet de suggestie om met woningbouwverenigingen te gaan praten, in navolging van andere gemeenten die een convenant hebben met die coöperaties. Huurcontracten worden dan bijvoorbeeld ontbonden. De burgemeester kan hierop in het algemeen zeggen, dat het in de bedoeling ligt om met de grote verhuurders afspraken te maken. Deze afspraken worden gemaakt om ook op andere wijze sancties op te leggen, als er sprake is van overlast in de directe omgeving. De heer De Rooij vraagt of een gecoördineerde actie zoals in Utrecht een idee kan zijn voor Leiden. De burgemeester antwoordt dat ook in Leiden met grote regelmaat wordt opgerold en dat hierbij meerdere disciplines zijn betrokken. Bij de acties wordt ook gebruik gemaakt van anonieme tips.
Tweede termijn De heer Bootsma wil nog antwoord op zijn vraag over de specifieke koffieshop met de luidruchtige voertuigen die daar voor de deur parkeren in de Beschuitsteeg. En van de heer De Rooij wil hij weten of hij al eens een blowende kleuter is tegengekomen. De heer De Rooij meent dat het onmenselijk is om kinderen onder de negen jaar te confronteren met drugs. Niet alles valt te voorkomen, maar hij adviseert om daar waar het mogelijk is, ook die leeftijdsgroep mee te nemen. Hij wil zijn vraag over de verandering in een zin uit aanbeveling 2 nog beantwoord zien. De heer Van As heeft nog een aanvullende opmerking. Er zit tussen softdrugs en andere genotmiddelen een essentieel verschil. Bij softdrugs praat je over geestverruimende middelen die ook psychische schade kunnen toebrengen met alle consequenties van dien. Bij alcohol is er duidelijk verschil tussen gebruik en misbruik. Gebruik wordt eigenlijk wel gestimuleerd. De Burgemeester stelt dat alcohol qua werking lang is gelijkgesteld aan harddrugs. Maar bij alcohol worden hersencellen gedood en is er dus sprake van directe schade. Wanneer is er sprake van gebruik en wanneer van misbruik? Die vraag is ook bij het gebruik van softdrugs te stellen. Dat blijft een probleem. Op de vraag over de Beschuitsteeg moet hij het antwoord schuldig blijven. Over de verbreding naar naschoolse opvang wil de burgemeester nadenken. Het gebouw moet wel als zodanig herkenbaar zijn, zoals een school dat is. Bij andersoortige gebouwen wil hij eerst kijken naar de verdere implicaties. Daarover zal hij de commissieleden schriftelijk inlichten. De voorzitter concludeert tot slot, dat de besluitpunten die de raadscommissie voorgelegd heeft gekregen van het college het beste te gieten zijn in een raadsvoorstel. Dit kan aan de orde komen in de tweede vergadering na deze. Het is dan niet de bedoeling om opnieuw hierover in de commissie een discussie te voeren. Het wordt een hamerstuk om door te leiden naar de raad. De voorzitter last een pauze van 5 minuten in.
8.
Veiligheidsprogramma 2005-2009 “Samenwerken aan een veilig Leiden”
(B)
De voorzitter meldt vooraf dat de technische vragen van de SP via de e-mail zijn beantwoord. De vragen van D66 nog niet. Andere vragen van deze partij, behalve de technische, kunnen wellicht hier aan bod komen. De heer De Rooij laat weten dat zijn partij zich in hoofdlijnen kan vinden in de prioriteiten die het college stelt. Zijn partij heeft vragen gesteld over de overlast van jongeren in Leiden-Noord, de veiligheid op het Bio-Sciencepark en de overlast van brommerrijders. Hij is blij dat criminaliteit tegen ondernemers en bedrijven worden onderkend. De aanpak op bedrijventerrein De Leeuwenhoek verdient navolging en hij verzoekt het college hierin het initiatief te nemen.
In een interruptie suggereert mevrouw Lieverse dat dit mogelijk ook iets is voor het ondernemingsfonds. Volgens de heer De Rooij heeft het ondernemingsfonds vooral van doen met de financiële kant en het gaat hem nu om het commitment tussen de partijen. De veiligheidssituatie rond de Nieuwe Beestenmarkt is nog steeds slecht. De VVD vindt daarom dat het veiligheidsrisicogebied moet worden uitgebreid tot aan het station. Ook vindt de VVD dat preventief fouilleren en cameratoezicht nodig zijn. Mevrouw Lieverse vindt dat het voor de VVD tijd wordt om een keuze te maken tussen preventief fouilleren en cameratoezicht.
De heer De Rooij kiest voor alle twee. Beide instrumenten zijn onmisbaar voor de veiligheid. De heer Wijfje meldt dat Leiden relatief weinig criminaliteit heeft. Hij mist in het verhaal van de heer De Rooij een afweging ten opzichte van de gehele situatie en hij wil van hem weten wat hij wil laten vallen om preventief fouilleren en cameratoezicht mogelijk te maken. De heer De Rooij is van mening dat als de politieke wil er is, cameratoezicht past in het veiligheidsprogramma. Die camera’s hadden er al lang moeten hangen, en nog langer uitstel krijgt van de VVD geen steun. De heer Wijfje wil van de heer De Rooij weten wat het voordeel van cameratoezicht is ten opzichte van het fysiek fouilleren. Hij geeft als voorbeeld de situatie in Leiden-Noord zoals beschreven in het Leidsch Dagblad. De heer De Rooij meent dat de situatie in Leiden-Noord en het veiligheidsrisicogebied twee gescheiden zaken zijn. Deze vraag hoort zijns inziens thuis bij mevrouw Lieverse. Hij vervolgt zijn betoog met een vraag voor de burgemeester. Wat is zijn standpunt over cameratoezicht, indien er nu campagne voor burgemeestersverkiezingen zouden
worden gevoerd en hem hiernaar zou worden gevraagd? De VVD heeft nog een drietal vragen. 1) Wat zijn de ervaringen met de nieuwe handhavinginstrumenten en hoe gaan deze de komende jaren gebruikt worden? 2) Kan de burgemeester verklaren hoe het komt dat in Leiden weinig meer is te merken van de campagne ‘Meld Geweld’ uit 2001? En welke initiatieven staan er voor de komende jaren op de agenda? 3) Een waarschuwing voor preventiebureaucratie is op zijn plaats. Wil het college zich steeds kritisch de vraag stellen of een nieuw overleg of een nieuwe coördinator daadwerkelijk iets toevoegt aan de preventie in de praktijk? De heer Bootsma interrumpeert en veronderstelt dat de VVD tegen het veiligheidsprogramma zal stemmen. Zij voelt er niets voor nog twee jaar te wachten met de invoering van cameratoezicht en dit staat wel in het veiligheidsprogramma. De heer De Rooij zegt dat zijn fractie niet tevreden is over dit onderdeel. De heer Bootsma meent dat er dan een technisch probleem is. Die bepaling staat in het veiligheidsprogramma. Het is dus niet mogelijk dit te amenderen want het komt niet terug in het raadsvoorstel. De voorzitter reageert hierop met te zeggen dat het aan de VVD is om dit in haar overwegingen mee te nemen en haar besluit daar mede op te funderen. Mevrouw Becht is blij met het integrale veiligheidsplan. Haar partij staat achter de drie geformuleerde hoofddoelstellingen. Preventie is voor haar partij erg belangrijk. De link naar de hoofddoelstellingen wordt in de notitie zo hier en daar gemist. Ook mist zij de evaluatie van het preventief fouilleren. Namens GroenLinks vraagt zij meer aandacht voor de bestrijding van onveiligheidsgevoelens, waarover in deze notitie nauwelijks wordt gerept. Er is een groeiende discrepantie tussen de objectieve veiligheid en de subjectieve veiligheid. Mogelijk is dit het gevolg van een afnemende tolerantie, of van excessieve hoeveelheden blauw op straat. In de nota wordt vooruitgelopen op het preventief fouilleren en de mogelijke uitbreiding van het veiligheidsrisicogebied. GroenLinks is tegen uitbreiding van het veiligheidsrisicogebied en vindt dit bovendien subjectief. Waarom dan niet ook uitbreiding naar de Breestraat? Of het gebied rond de Kopermolen? Op grond van de cijfers kunnen deze gebieden toch ook in aanmerking komen? Aanwijzing van een gebied mag alleen naar aanleiding van concrete signalen en voor een beperkte duur. De voorkeur van GroenLinks gaat daarbij uit naar een periode van twee maanden. Op pagina 20 van de nota staat: ‘Indien blijkt dat deze maatregelen binnen twee jaar niet leiden tot een daling van het aantal geweldsincidenten met 5 – 10% zal cameratoezicht
overwogen worden.’ Een aantal maatregelen kan nog niet binnen die periode worden gerealiseerd. Daarom kan, wat GroenLinks betreft, cameratoezicht pas opnieuw worden overwogen, minimaal twee jaar nadat de maatregelen zijn gerealiseerd. Overigens blijft GroenLinks tegen invoering van cameratoezicht. In het kader van voertuigencriminaliteit vraagt zij aandacht voor fietsendiefstal en diefstal uit fietstassen. Zij pleit ervoor om de suggesties van de fietsersbond uit de vorige commissievergadering over te nemen. Aandacht voor fietsendiefstal is ook noodzakelijk in het kader van heling. De GroenLinks-fractie maakt zich zorgen over de route onveilige stoffen. Op pagina 31 van de nota staat dat ‘hierop niet gehandhaafd wordt’. Zij vraagt de burgemeester welke risico’s de Leidse bewoners hierdoor lopen en wat de burgemeester van plan is te doen om op zeer korte termijn hierop wél te handhaven? Ook ontgaat haar de relatie van deze nota met het agendapunt over veiligheid voor de volgende commissievergadering. Tot slot vraagt zij naar de reden waarom het college besloten heeft af te wijken van de lijst met indicatoren, zoals is vastgesteld bij de begroting. Ook wil zij weten waarom bij enkele indicatoren andere doelstellingen zijn geformuleerd. De fractie van de heer Bootsma is blij met de integrale én gebiedsgerichte aanpak, die bovendien cijfermatig is onderbouwd en samenhangt met andere aandachtsterreinen. In Leiden zijn reële problemen, want zoals gesteld in de nota: ‘op 2,5% van het oppervlak vindt 25% van de geweldsdelicten plaats’. Hij verwijst naar pagina 20, waar maatregelen staan aangekondigd die sterk overeenkomen met de notitie ‘Menselijke Maat’ van zijn partij. Daarin staat onder andere dat met cameratoezicht gewacht wordt, totdat een aantal andere maatregelen is beproefd. Een van de maatregelen is een structureel overleg met de horeca. Gebleken is dat mensen uit die praktijk in de veronderstelling leefden dat hieromtrent al een convenant bestaat. Niemand, ook D66 niet, zal bezwaar hebben tegen toename van intensief straattoezicht. Hij is benieuwd naar de termijn waarop de genoemde fysieke maatregelen hun beslag zullen krijgen binnen de termijn van twee jaar. En over het preventief fouilleren merkt de heer Bootsma op dat hij het ruim nemen van het veiligheidsrisicogebied niet vreemd vindt. De heer Wijfje interrumpeert. Het lijkt hem beter om de hele stad op te nemen in het preventiegebied. Nu wordt de suggestie gewekt dat er in het gebied rond het station van alles en daarbuiten nauwelijks iets gebeurt. Mevrouw Becht vindt uitbreiding naar de Breestraat gewenst, gezien de cijfers. Zij vindt de uitbreiding op dit moment erg subjectief. De heer Bootsma erkent de subjectiviteit van de uitbreiding. Hij ziet een eventuele motie in deze richting graag tegemoet. Overigens gaat hij ervan uit dat er nog uitleg volgt over waarom juist voor dit gebied is gekozen. In de afspraken vindt de heer Bootsma niet terug wat de duur van de aanwijzing is. Hij veronderstelt dat ook hiervoor een termijn van twee jaar geldt, maar wil dit graag van de burgemeester vernemen. De gebiedsafbakening achter het station is onduidelijk. Hij wenst dat de grenzen goed worden afgebakend. Dat voorkomt eventuele juridische problemen. De heer Tak ziet een aantal goede punten in het voorliggende voorstel, met name de nadruk die er ligt op preventie en nazorg. Kritische kanttekeningen heeft hij ook. - Dit beleid wordt gefinancierd vanuit het Grotestedenbeleid (GSB). Hoe denkt het college dit te financieren na de periode van vier jaar, als de GSB-gelden op zijn? - Een van de doelstellingen is het op peil houden van het huidige veiligheidsniveau. Het is hem onduidelijk welke cijfers horen bij het huidige niveau.
- Er worden veel cijfers gepresenteerd als onderbouwing van het beleid. Ook worden veel vergelijkingen gemaakt. Het maakt het makkelijk om die keuze te maken, die het beste uitkomt. Dat lijkt hem onjuist. -De aangiftebereidheid speelt een storende rol op de cijfers die als onderbouwing worden gegeven. -Hij wenst dat er meer kwalitatieve gegevens worden meegenomen bij de beoordeling van de prioriteitenkeuze. - De heer Tak mist in het plan een duidelijke aandacht voor woongebieden waar overlast wordt ervaren door drugshandel en drugspanden. Hoewel het primair een taak is voor de politie, ligt hierin in zijn optiek ook een rol voor de gemeente. Ook de woningbouwcoöperaties kunnen een rol spelen bij het vergaren van klachten. Hij suggereert het college de gemeente hierin een stimulerende rol te geven. Over de speerpunten die genoemd zijn in het programma merkt de heer Tak op dat bij het resocialisatietraject een vast aantal wordt genoemd. Dat aantal kan in de toekomst veranderen, groter worden, gezien de verdubbeling van het aantal jeugdige veelplegers. De SP is geen voorstander van uitbreiding van het veiligheidsrisicogebied. Daarvoor is de onderbouwing nog niet helder genoeg. Het is niet bewezen dat de voorgestelde maatregelen effectief zijn voor de nagestreefde doelen. Wel vindt zijn fractie het goed, dat het preventief fouilleren wordt uitgesteld en dat eerst de evaluatie wordt afgewacht. De heer De Rooij vraagt bij interruptie, waarop de heer Tak baseert, dat de uitbreiding van het veiligheidsrisicogebied naar het gebied rondom het station onvoldoende is onderbouwd. Hierop antwoordt de heer Tak dat hij vooral wil weten, wat de meerwaarde is ten opzichte van de maatregelen die de politie nu al kan treffen. Daarom wil hij ook pleiten voor een intensivering van het straattoezicht, het verbeteren van de fysieke veiligheid en het maken van goede afspraken met de horeca. Mevrouw Lieverse meent dat het geen kwaad kan het veiligheidsrisicogebied preventief uit te breiden. De heer Tak vindt dat er een koppeling bestaat met de maatregelen die in zo’n gebied mogelijk worden gemaakt en daarom wil hij eerst de evaluatie afwachten, alvorens hierover uitspraken te doen. Uit cijfers blijkt dat er al veel is bereikt in de strijd tegen de criminaliteit bij bedrijven en ondernemers. Wat hem betreft heeft dit geen prioriteit. Hij zag liever een stimulatie van de aangifte door ondernemers. Ook wil hij weten of de parkmanagementactiviteiten ter bevordering van de veiligheid op bedrijventerreinen aanvullend of vervangend bedoeld zijn. Mevrouw Lieverse herinnert zich dat de partij van de heer Tak tegen het ondernemingsfonds heeft gestemd. Zij vraagt zich nu af hoe de heer Tak staat tegenover het feit dat ondernemers zelf iets gaan doen aan beveiliging van de terreinen. De heer Tak zegt dat zijn partij niet tegen het ondernemingsfonds is, maar tegen de manier waarop dat fonds wordt gevoed. In zijn optiek mag het niet zo zijn dat een deel van de publieke taken wordt overgenomen door particulieren of bedrijven. Over de overlast veroorzaakt door jongeren merkt hij op dat daar vooral preventief veel mogelijkheden liggen. De groep jongerenwerkers is structureel onderbezet. Ook de voorzieningen voor de jeugd zijn van belang. Dat hoeven geen nieuwe voorzieningen te worden. Hij ziet meer in uitbreiding van openingstijden van bestaande voorzieningen. Tot slot sluit hij zich aan bij de opmerkingen over de routering van de gevaarlijke stoffen. En hij vraagt zich af of het niet zinvol is om ook voor andere gebieden in de stad een rampenbestrijdingsplan te maken, zoals voor het Bio-Sciencepark. De heer Wijfje vertelt dat de PvdA blij is met het evaluatierapport. Er is wel wat aan de hand in Leiden, maar de PvdA vindt dit, in tegenstelling tot de VVD, niet schrikbarend. Bij de heer De Rooij roept dit de vraag op waarom de PvdA dan steun heeft gegeven aan het creëren van het veiligheidsrisicogebied?
De heer Wijfje antwoordt hierop dat nieuwsgierigheid naar uitwerking van instrumenten een drijfveer is geweest. Hij vindt het van belang, dat er een integrale aanpak is, dat er aandacht is voor preventie en dat er een ‘lik-op-stuk-beleid’ is, als het de spuigaten uitloopt. Ook is hij erg blij met de 24-uurs opvang en is hij voorstander van de aanpak van veelplegers. Hij vraagt het college beleid te voeren op de opvang van veelplegers na terugkeer uit de gevangenis. Graag ziet hij ook een keuze voor een afkicktraject in plaats van gevangenisstraf. Hiervoor ziet hij mogelijkheden in het sepotbeleid. Hij vraagt het college om bij de doelen toe te voegen, dat het aantal jeugdige veelplegers wordt gehalveerd. De gebiedsgerichte aanpak zoals verwoord op pagina 20, zag de PvdA ook toegepast op andere risico gebieden. De PvdA fractie heeft geen bezwaren tegen het gebruik van cameratoezicht. Er moet een afweging zijn tussen de situaties waaraan wat gedaan moet worden en de individuele vrijheden. Dit is een principieel punt. Daarnaast is er het punt van de effectiviteit. Op dit moment is de situatie in Leiden niet zodanig, dat het middel van cameratoezicht moet worden ingezet. Bij interruptie vraagt mevrouw Lieverse of de heer Wijfje persoonlijk last heeft van cameratoezicht bij het bezoeken van winkels. Dat is niet het geval, maar een winkel is geen openbare ruimte, aldus de heer Wijfje. De invoering van cameratoezicht, als het percentage niet voldoende is gedaald, is voor de PvdA geen automatisme. Later in de vergadering ondersteunt D66 dit punt. De heer Wijfje uit zijn twijfels over de effectiviteit van het middel preventief fouilleren. Er moeten veel mensen worden ingezet op dure uren en de opbrengst lijkt matig. Vandaar dat onder de huidige omstandigheden de PvdA geen voorstander is van gebiedsuitbreiding. Wel kan hij zich voorstellen, dat in zeer specifieke situaties via een noodprocedure een tijdelijke uitbreiding mogelijk gemaakt wordt. Mevrouw Lieverse sluit zich aan bij woorden van D66. Zij maakt zich zorgen over het verschijnsel ‘belwinkel’; acht stuks op de hoofdwegen in de stad. Er zijn klachten ontvangen van ondernemers over het publiek dat daar rondhangt. Mevrouw vindt dit een probleem van Openbare orde en vraagt de burgemeester daarom, hier eens naar te kijken. De heer Iken vraagt bij interruptie om een meer nauwkeurige definitie van het probleem. Hij vindt het een vaag verhaal, waaraan hij geen touw kan vastknopen. Mevrouw Lieverse antwoordt dat zij als raadslid het probleem niet voldoende kan overzien. De burgemeester kan dat beter, want hij beschikt over meer informatie. Zelf heeft zij slechts de informatie die zij gekregen heeft van de ondernemers en de observaties van die ondernemers. Die observaties liggen in de criminele sfeer en daarover maakt zij zich ernstig zorgen. In zijn interruptie geeft de heer Geertsema aan, dat het in de commissievergadering van Economische zaken (EZ) ging over het weren van belwinkels. Dit moet worden aangekaart bij de vereniging van eigenaren. Als het gaat over mogelijke criminele activiteiten, die het daglicht niet kunnen verdragen, dan moet daar buiten de vergadering om, eens apart over gesproken worden aan de hand van concrete voorbeelden. Mevrouw Lieverse is van mening dat de heer Geertsema, niet alleen wethouder EZ maar ook wethouder van Integraal veiligheidsbeleid, had kunnen voorstellen het probleem van de belwinkels met de burgemeester te bespreken. Dit omdat het toch mogelijk een probleem van Openbare orde is. De heer Bootsma wil van mevrouw Lieverse weten of zij wil dat de politie invallen doet in belwinkels en zo ja, wat de politie in plaats daarvan dan niet moet doen. De voorzitter grijpt in. Hij meent dat er voldoende woorden zijn gewijd aan de belwinkels en verzoekt mevrouw Lieverse haar betoog te vervolgen. Zij vervolgt haar betoog door te zeggen dat het CDA vindt dat het van moed getuigt dat het college de plannen voor de toekomstige plekken voor de dag- en nachtopvang van de
dak- en thuislozen bekend heeft gemaakt. Haar partij is ervan overtuigd dat deze keuze uiterst zorgvuldig is gemaakt. Wel ziet het CDA graag dat het college een plek aanwijst waar de groep verslaafden van ‘perron 0’ heen kan. De politie kan nu niet veel doen en het station is toch een visitekaartje van de stad. Over het cameratoezicht merkt zij op dat de CDA het eens is met de VVD. Zij herhaalt dat het CDA vindt dat er in het verleden op twee paarden is gewed en dat het allemaal niets is geworden. Die discussie is allang gevoerd. Zij pleit voor actief cameratoezicht daar waar nodig, in combinatie met goede afspraken met de horeca. De heer Bootsma vraagt bij interruptie wat mevrouw Lieverse er toch op tegen heeft om de benadering te volgen die het college voorstelt en eerst te onderzoeken of je met andere maatregelen kunt volstaan. Nu grijpt de voorzitter opnieuw in vanwege de voortdurende herhaling van zetten in de discussie. Het is bekend welke partijen voor en welke tegen zijn. Alleen nieuwe zaken zullen nog worden toegestaan. De heer Wijfje constateert dat mevrouw Lieverse het jammer vindt met deze PvdA te maken te hebben. Hij stelt toch dat zijn partij eigen afwegingen maakt. [De voorzittershamer gaat naar de heer Iken.] De heer Van As zegt dat zijn partij akkoord is met de voorstellen die gedaan worden. Voor een besluit over de uitbreiding van het veiligheidsrisicogebied wil hij wachten op de uitgebreide evaluatie. Over de criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers (pagina 14) merkt hij op dat het ondernemingsfonds nergens wordt genoemd. Terwijl dat fonds toch ook bedoeld is om te investeren op veiligheidsgebied. Hij zag graag dat dit ondernemingsfonds ook opgenomen wordt in dit veiligheidsprogramma. De heer Van As heeft vraagtekens bij en zorgen over de route gevaarlijke stoffen en de ontheffing daarbij (pagina 31 en 32). De risicokaart is ook een langlopende zaak. De bespreking in de commissie staat gepland voor medio 2005. In het stuk staat dat pas eind 2005 meer helderheid komt, zodat voor hem onduidelijk is wat precies moet worden aangehouden. Over de rampenoefeningen (pagina 35) merkt hij op dat zijn partij aandacht mist voor reële oefeningen in dit meerjarenplan. Hij vraagt daarom het college om in de komende jaren hier toch inzet op te plegen. Over de structurele problemen bij de brandweer maakt de heer Van As zich, zoals al in eerdere vergaderingen geuit, grote zorgen. Het is onacceptabel dat de brandweer vanwege capaciteitsgebrek niet aanwezig kan zijn bij een overleg. De brandweer is daarvoor een te belangrijke partner. Op pagina 43 vindt de heer Van As een merkwaardige paragraaf. ‘Er wordt nu hard gewerkt…. Dit plan wordt deels gebaseerd op het plan uit 1999’. Hij heeft hier grote moeite mee. Iets staat al zes jaar in de steigers en nu wordt er hard gewerkt om een integrale aanpak voor elkaar te krijgen. Hij pleit er wederom voor dat het integraal veiligheidsbeleid bij één portefeuillehouder wordt ondergebracht. De lange tijdsduur zal mede het gevolg zijn van het feit dat daar nu twee portefeuillehouders bij betrokken zijn. [De voorzittershamer gaat weer terug naar de heer Van As.] De burgemeester aanvaardt het compliment gekregen vanuit diverse fracties over het evenwichtige karakter van de nota en het zware accent dat ligt op de preventie. De gemeente is een van de partners bij de integrale veiligheid en hij vindt het logisch dat de gemeente een belangrijk accent legt op de preventie. Om preventief te mogen fouilleren is het juridisch gezien nodig dat een gebied wordt aangewezen. En dan moeten ook grenzen worden aangewezen die logisch zijn. Het gebied ruim om het uitgaansgebied, inclusief het gebied aan beide kanten van het
station, laat een aanmerkelijk groter aantal incidenten zien dan in de rest van de stad. Overige plekken zijn geïsoleerde stukjes. Daar is geen sprake van een aaneengesloten gebied. Eén van de maatregelen om geweld tegen te gaan is preventief fouilleren. Net zoals de heer Wijfje vindt de burgemeester Leiden geen onveilige stad. Maar er zijn hier ook dingen aan de hand die ernstiger zijn dan elders. Bijvoorbeeld het aantal geweldsincidenten, waaronder een aantal ernstige. Het is dus niet alleen een kwestie van het aantal incidenten. Preventief fouilleren is één van de zwaarste instrumenten. Volgens de burgemeester is het een zwaarder instrument dan cameratoezicht. Hij heeft het altijd vreemd gevonden dat er in de raad wel draagvlak is voor het preventief fouilleren en veel minder voor cameratoezicht. Toch wil hij het als instrument behouden, al is het een duur instrument. Het heeft wel effect en daarnaast heeft het ook een signaal functie. De heer Iken interrumpeert. Hij vraagt de burgemeester wat dieper in te gaan op de proportionaliteit en wil weten wat de mening van het Openbaar ministerie (OM) hierover is. Dat doet de burgemeester. Volgens hem vindt het OM, dat de leiding moet liggen bij het Openbaar bestuur. Het Openbaar bestuur kan in het kader van de integrale aanpak van een gebied zeggen, dat preventief fouilleren een van de instrumenten is die daarvoor wordt ingezet. Het OM is dan bereid om dat instrument ook daadwerkelijk in te zetten als dat nodig is. Cameratoezicht vindt de burgemeester een minder zwaar instrument, maar wel effectief. De surveillance van de politie kan daarbij beter gericht worden. Uit onderzoek is gebleken dat dit het voordeel is van actief cameratoezicht. Passief cameratoezicht is minder effectief. Een tweede voordeel heeft te maken met de opsporing. Dure mensen zijn veel tijd kwijt met het rond krijgen van het bewijs. Met cameratoezicht wordt dit vaak veel eenvoudiger. Ook gaat van cameratoezicht een preventieve werking uit; mensen gedragen zich beter. De heer Iken meldt dat de kosten van de ontwikkeling van cameratoezicht hoog zijn in verband met de infrastructuur. Hij vraagt de burgemeester of deze bekend is met nieuwe technieken die flexibeler ingezet kunnen worden. Het betreft hier een principiële discussie over de inzet van dit instrument. Draadloos kan goedkoper zijn, daar wil de burgemeester wel naar kijken, maar het speelt geen rol in deze discussie. Zowel hij als het college zijn voorstander van cameratoezicht. Maar uiteindelijk heeft de raad het laatste woord. Vandaar dat het college gemeend heeft de raad tegemoet te komen door het voorliggende voorstel te doen. De voorzitter verzoekt de discussie op dit punt verder te staken. In verband met de tijd vraagt hij het college om de overige punten kort door te nemen. De heer Geertsema dankt een ieder die instemming heeft betuigd bij dit stuk. Het is een nota die gemaakt is in goede samenwerking met brandweer, politie en stadstoezicht en geeft aan dat het afgesproken beleid goed is vormgegeven. In antwoord op de heer De Rooij, zegt de heer Geertsema dat het concept, zoals is gebruikt bij de Leeuwenhoek, toepasbaar is op de negen bedrijventerreinen en de drie kantorenlokaties die de stad heeft. Als antwoord op de vraag van mevrouw Becht (aandacht voor het bestrijden van onveiligheidsgevoelens) zegt hij dat er een groot aantal projecten is dat dit juist wil bewerkstelligen. Ook zijn er projecten om initiatieven van bewoners in de wijk te helpen ontwikkelen. Ongetwijfeld komen hier projecten uit die onveiligheidsgevoelens tegengaan. Hij is het oneens met haar stelling dat veel blauw op straat het gevoel van onveiligheid doet toenemen. Evenmin vindt hij dat in Leiden sprake is van excessieve hoeveelheden blauw op straat.
Als antwoord op de vraag van D66 geeft de portefeuillehouder als antwoord dat het zeker de bedoeling is om verder te gaan met het sluiten van convenanten met de horeca. Het helpt vooral bij goede regelgeving. De heer Bootsma vraagt waar het convenant, dat in april of mei wordt behandeld, zich precies op richt. Volgens de heer Geertsema zal dat gaan over de horeca-inrichting en over omgangszaken. De herinrichting van de Beestenmarkt gaat niet op korte termijn gebeuren, want dit hangt samen met de RijnGouweLijn. De cijfers worden gebruikt als ze nodig zijn. Het is minder interessant waar ze precies vandaan komen. Over de criminaliteit in de woonomgeving staat een groot aantal punten in de nota. De heer Geertsema is van mening dat daarmee voldoende rekening is gehouden met de woonomgeving. Over het parkmanagement merkt de heer Geertsema op dat het vooral over aanvullende afspraken gaat. Hij is het niet eens met de heer Tak over de inzet van particuliere bedrijven. Particuliere bewaking is niet vreemd, als extra zorg nodig is. Deze bewakingsdienst treedt op bij bijvoorbeeld het afgaan van het alarm. Daarbij wordt wel gereden over de openbare weg, maar worden openbare ruimten niet gecontroleerd. Over de doelen bij veelplegers (halveren bij jongeren en 10% minder bij ouderen) merkt de heer Geertsema op, dat hij eerst wil starten met het beleid en met behulp van onderzoek wil bezien of het beleid effect heeft. Hij wil zich nu niet vastleggen op percentages. In zijn interruptie zegt de heer Wijfje, dat het hem vooral te doen was om de aanpak, om veelplegers de keuze te bieden een zorgtraject, in plaats van een straftraject in te gaan. De heer Geertsema zegt dat deze aanpak erin zit. De heer Geertsema zegt toe dat als mevrouw Lieverse signalen uit de stad meldt, dat dan zal worden opgepakt. Er is voor perron 0 een oplossingsrichting gevonden. De tijd tot de zomer is daar nog wel voor nodig. Het ondernemersfonds is voor en door ondernemers. Het college wacht af waarmee ondernemers komen en geeft aan welke mogelijkheden er zijn in het kader van het parkmanagement. Daarmee verschilt het college dus van inzicht met onder andere de heer Van As. De heer Geertsema zegt dat ook in de communicatie meer samenwerking komt. Ook daar zal een en ander meer integraal worden aangepakt. De burgemeester zegt de heer Tak toe, nog een nadere passage te zullen wijden aan de drugsproblematiek in woonwijken. Er wordt gewerkt aan de formulering van dit stukje beleid en dan is het logisch dat dit ook onderdeel wordt van het gehele beleidsplan. Overlast van jongeren is onderwerp van gesprek binnen het college. Harde cijfers lopen niet altijd gelijk op met de beleving van overlast. Over de fietsendiefstallen merkt de burgemeester op, dat beleid hierover een separaat traject zal kennen, zoals ook is afgesproken met de fietsersbond. Eerst komt nog een analyse van het probleem en een analyse van het type maatregelen die ervoor gaan komen. Hij hoopt dit alles op een rij te hebben voor het volgende politiejaarplan. In aanvulling op de heer Geertsema, merkt hij op dat perron 0 zonder enig probleem geheel opgerold kan worden, als de zorgvoorzieningen geheel zijn ingericht en als er een gebruikersruimte komt. Dat besluit is nog niet genomen. Hij erkent dat de situatie schrijnend is. Er wordt nagedacht over oplossingen voor de korte termijn, maar daarover kan hij nog geen inhoudelijke mededelingen doen. De burgemeester legt uit dat er op landelijk niveau nog een discussie gaande is over de vraag of de risicokaart publiek gemaakt moet worden. Terrorisme is hierbij een belangrijk argument. Dit heeft een vertragende werking. Eventueel komen er schriftelijk aanvullingen.
De ervaringen met de instrumenten gebiedsontzeggingen en samenscholingsverboden zijn positief. Er blijkt behoefte aan meer details. De burgemeester zegt toe feitenmateriaal hierover schriftelijk te verspreiden. De voorzitter zegt dat dit voor fracties aanleiding kan zijn tot het stellen van vragen en dat dit dan een agendapunt ter bespreking zal worden. De burgemeester zegt toe dat de vragen over de routering van gevaarlijke stoffen en over het melden van geweld, schriftelijk zullen worden beantwoord. Tot slot merkt hij op het onderwerp ‘belwinkels’ moeilijk te vinden. Er heerst een gevoel dat hier aan alle kanten zaken niet deugen, maar het is moeilijk precies aan te geven wat er niet deugt. Als het echt om criminele activiteiten gaat, dan is het primair een zaak van het OM. In dat geval mag hij er niets van zeggen. Bij de inventarisatie door de voorzitter blijkt dat meerdere fracties een motie of een amendement overwegen. Hij concludeert dat deze notitie geen hamerstuk wordt voor de raad. Voor vanavond wordt dit agendapunt als afgehandeld beschouwd. 9.
Besluit over uitspraak inspraakcommissie over Woutertje Pieterse
(B)
Het college is het niet eens met het advies van de inspraakcommissie. De voorzitter zegt dat dat is wat thans voorligt. De raadsleden hebben van de griffie een juridische toelichting op deze situatie toegestuurd gekregen. Het ligt in de bedoeling dat dit een raadsvoorstel wordt waar al dan niet op geamendeerd wordt. De voorzitter vertelt dat de inspraakverordening onlangs is aangepast en binnenkort wordt gepubliceerd. Als de nieuwe verordening ingaat, is de raad niet meer het orgaan dat hierover besluit. Vanaf dat moment wordt er geadviseerd aan het college.
De heer Iken kan zich vinden in het antwoord van het college op de uitspraak van de inspraakcommissie, hoewel hij de redenering niet geheel sluitend vindt. Om er zeker van te zijn dat aan de materiele voorwaarden van inspraak voldaan wordt, zal de PvdA een actieve rol spelen bij de procedure Ruimtelijke ordening (RO-procedure) die nog zal komen. Als plaatsvervanger van de heer De Haan zegt mevrouw Lieverse het standpunt van de inspraakcommissie te ondersteunen. Het college hanteert het ‘gigi-beginsel’ (geen invloed geen inspraak) voor situaties waarvan het college vindt dat de inspraak niet tot een andere uitkomst kan leiden. Het CDA heeft de indruk dat het standpunt van het college al vast staat en dat daarom geen inspraak hoeft te komen. De CDA vindt dat subjectief en daarom geen goed criterium. Het besluit, wel of geen inspraak, moet komen van de raad, niet van het college. De heer Laudy kan met het CDA meegaan. Hij vindt dat uit de reactie van het college een politieke motivatie blijkt. Van de argumenten waarmee het college komt, vindt hij een aantal bovendien niet valide. Alles afwegend echter, kan de VVD het standpunt van het college steunen. Mevrouw Becht zegt het eens te zijn met de inspraakcommissie. Er liggen duidelijk twee te nemen besluiten voor. De heer Tak kan zich vinden in de argumentatie van de inspraakcommissie. Zijn argument voor steun is toch vooral dat bouwen op groen in de Leidse Hout, duidelijk veel meer mensen betreft dan allen mensen uit de buurt, of mensen die betrokken zijn bij het pand. De heer Bootsma vindt dat het fenomeen inspraak altijd serieus genomen moet worden. Maar én over de lokatiekeuze inspraak organiseren, én over datgene dat daaruit voortvloeit (artikel 19 lid2-procedure), is inspraak op inspraak stapelen en dat moeten we niet willen zegt de heer Bootsma. Om die reden steunt hij het raadsvoorstel. Ook de partij van de heer Van As steunt de uitspraak van de inspraakcommissie. Hij denkt dat met name in een voortraject ook gesproken kan worden over alternatieven. Wordt er gesproken over het specifieke bestemmingsplan, dan is alleen nog inspraak mogelijk over de specifieke invulling. Het college vindt dat niet meer nodig en daarmee is de heer Van As het niet eens. De burgemeester meent dat de RO-procedure het meest logische moment voor inspraak is. Dan is niet alleen de inrichting aan de orde, maar ook de vraag of de lokatie geschikt is. Zo zit de wet op de Ruimtelijke ordening in elkaar.
In dit geval heeft het college toch een aparte inspraakprocedure voorgesteld, omdat gebruik werd gemaakt van de artikel 19 lid 2-procedure. Deze procedure is een van de weinige RO-procedures, die geen aparte inspraakprocedure kent. Aanleiding van de discussie was, volgens de voorzitter, het besluit van het college om vooraf de commissie te horen, te peilen wat het gevoel bij de commissie is, om zodoende te voorkomen dat achteraf een debat zou ontstaan. Het college heeft wel de bevoegdheid, maar wilde hierover geen besluit nemen zonder de raad erbij te betrekken. Dat dit een artikel 19 lid 2-procedure werd, is laat in het proces naar voren gekomen, omdat de provincie nog niet zo heel lang geleden zijn beleid hierover heeft neergelegd. Een artikel 19 lid 2-procedure heeft alleen maar zin, als de provincie een beleidskader heeft afgescheiden op dat terrein. Dit omdat het een algemene verklaring van geen bezwaar geeft voor bepaalde categorieën in de gemeente. De provincie heeft dit onder meer voor schoolgebouwen gedaan. Dat is nog niet zolang geleden gebeurd. Het college was van plan geweest een andere procedure te volgen, namelijk artikel 19 lid 1-procedure. Op de vraag van de heer Bootsma is het antwoord dat de keuze is gevallen op de artikel 19 lid 2procedure, omdat dit met afstand de snelste procedure is. Ten slotte pleit de burgemeester ervoor, dat het college en de raad af en toe met elkaar van gedachten kunnen wisselen, ideeën kunnen bespreken, gevoelens kunnen peilen en een algemene discussies kunnen voeren, zonder direct vast te zitten aan inspraakprocedures. De voorzitter concludeert dat het voorstel rijp is voor de raad. Ook is het duidelijk dat de partijen het niet met elkaar eens zijn. Het voorstel wordt dus geen hamerstuk. Minimaal één amendement wordt al aangekondigd door GroenLinks.
10. Evaluatie huwelijksbeleid Dit punt is als hamerstuk afgedaan.
(I)
11. Sluiting De voorzitter dankt allen voor hun aanwezigheid en inbreng en sluit de vergadering om 23.30 uur.
Dit verslag is gewijzigd vastgesteld in de vergadering van 5 april 2005