JAARVERSLAG 2003 COLLEGE BOUW ZIEKENHUISVOORZIENINGEN
Uitgebracht
aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 24 mei 2004
Cbz/nrC:\Documents and Settings\mul\Local Settings\Temporary Internet Files\OLK56\Jaarverslag Cbz 2003.doc
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
Jaarverslag Cbz 2003
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
I
1. Leeswijzer en centrale thema’s
1
1.1 1.2
Leeswijzer Centrale thema’s 2003
2. Uitvoeringstoetsen en signalering van ontwikkelingen 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Inleiding Sectoroverstijgend Ziekenhuizen Verpleging en verzorging Geestelijke gezondheidszorg Gehandicaptenzorg
3. Ontwikkeling en vaststelling van kaders 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Inleiding Bouwmaatstaven en basiskwaliteitseisen Bouwkostennormen Monitoring gebouwkwaliteit Kennisontsluiting
4. Bouwplanbeoordeling 4.1 4.2 4.3 4.4
Inleiding Bouwprocedures Beoordeling individuele bouwplannen Bezwaarschriften en klachten
5. Visie op het eigen functioneren: doelmatigheid en doeltreffendheid 5.1 5.2 5.3 5.4
Inleiding Kwaliteit, transparantie en klantgerichtheid Doelmatigheid Doeltreffendheid
6. Externe contacten 6.1 6.2
Externe relaties Voorlichting en communicatie
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
1 2 4 4 4 5 8 10 11 13 13 13 16 21 24 25 25 28 29 32 34 34 34 36 40 42 42 43
Jaarverslag Cbz 2003
7. Het Bouwcollege en zijn bureau 7.1 7.2
Bouwcollege Het bureau van het Bouwcollege
8. Financieel verslag en accountantsverklaring 8.1 8.2
Financieel verslag Accountantsverklaring
BIJLAGEN 1. 2. 2a 3. 4. 5.
Verantwoording werkzaamheden Personele samenstelling Bouwcollege en commissies Nevenfuncties leden Bouwcollege Personele samenstelling bureau Publicaties Bouwcollege 2003 Productiecijfers beoordeling individuele (bouw)aanvragen
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
47 47 48 53 53 56
Jaarverslag Cbz 2003
VOORWOORD
Voor u ligt het jaarverslag 2003 van het Bouwcollege. Met het afsluiten van 2003 is een einde gekomen aan de eerste zittingsperiode van het Bouwcollege. De nieuwe zittingsperiode loopt tot 1 januari 2006. Dit heeft te maken met de verwachte invoering van het nieuwe zorgstelsel op deze datum. In de nieuwe zittingsperiode heeft het Bouwcollege (deels) een ander gezicht. Er zijn enkele wijzigingen opgetreden in de samenstelling van het bestuur. Er is een nieuwe voorzitter. Ook keert een aantal bestuursleden niet meer terug: mevrouw Levert en de heren Fermina en Wijnja. De heer Te Veldhuis is hiervoor in de plaats gekomen. Op deze plaats wil ik diegenen die afscheid hebben genomen, bedanken voor hun jarenlange inzet. In het bijzonder Hans de Boer die 9 jaar op voortreffelijke wijze leiding heeft gegeven aan het Bouwcollege. Het Bouwcollege is volop in ontwikkeling – ik kom daar verderop op terug – maar ook de buitenwereld. De Wet toelating zorginstellingen (WTZi), voorheen de Wet exploitatie zorginstellingen, is in voorbereiding. De WTZi markeert de overgang naar een systeem met gereguleerde marktwerking. In dat systeem komen op den duur de institutionele zekerheden van het huidige stelsel (getypeerd als “risico-arm ondernemen”) te vervallen: de (omgekeerde) contracteerplicht, het investeringsbudget, lage solvabiliteitseis en hoge financierbaarheid, de prijsgarantie en regelingen voor sanering en voor noodlijdende instellingen. Op die wijze wordt het ‘gesloten’ systeem van WZV-WTG-ZFW/AWBZ opengebroken naar markttypen, waarbij in meer of mindere mate concurrentie zal plaatsvinden. Het Bouwcollege is als uitvoeringsorgaan nauw betrokken bij de uitvoeringsaspecten c.q. het praktisch handen en voeten geven aan het wetsvoorstel. Van groot belang vind ik daarbij dat de mogelijkheid van sturing op hoofdlijnen door de overheid behouden blijft. Publieke controle op de besteding van publieke middelen en de kwaliteit van de zorg, inclusief de daarvoor noodzakelijke infrastructuur, vind ik niet meer dan vanzelfsprekend, overigens met behoud van zoveel mogelijk vrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor de instellingen. Een geheel ander dossier dat de aandacht van het Bouwcollege heeft, betreft de bouwfraude. Recent is in de Kamer weer over malversaties gesproken, waarbij ditmaal ook de utiliteitsbouw aan de orde is gekomen. Er zijn nauwelijks of geen ‘harde’ gegevens beschikbaar, maar het lijkt mij – waar in andere sectoren het bestaan van bouwfraude via de parlementaire enquête inzichtelijk is geworden – op voorhand niet uit te sluiten dat ook in de zorg sprake is van malversaties. Het Bouwcollege heeft overigens, ondanks herhaalde verzoeken, nog steeds geen inzicht gekregen in het materiaal waarover de Nederlandse Mededingingsautoriteit beschikt. Omdat voorlopig onvoldoende inzicht bestaat in de aard en omvang hiervan, is het moeilijk uitspraken te doen over gewenste maatregelen. Als de fraude beperkt is van omvang, ligt een uitgebreid controlesysteem c.q. een uitbreiding van de administratieve lastendruk niet in de rede. Indien echter zou blijken dat sprake is van een aanzienlijke omvang, ben ik van mening dat stringente maatregelen moeten worden overwogen. Te allen tijde geldt dat generieke maatregelen – dat wil zeggen maatregelen die voor de gehele bouwsector gelden – de voorkeur verdienen. In aanvulling hierop zouden sectorspecifieke voorstellen, zoals het anders inrichten van budgettair bouwen, nader kunnen worden uitgewerkt.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
I
Jaarverslag Cbz 2003
Ook anderszins blijkt dat een sturende overheid essentieel is. Ik vraag in dit verband aandacht voor de privacy-problematiek in de sector verpleeghuizen en voor de uitkomsten van het monitoringonderzoek in de sector gehandicaptenzorg. In hoofdstuk 4 wordt geconstateerd dat in oktober 2003 nog bijna 21.000 bewoners (een kleine 35% van het totaal aantal bewoners van verpleeghuizen) in drie- of meerpersoonskamers verblijft én dat voor circa 7.000 plaatsen op dat moment nog geen concrete aanvraag voor verbetering bij het Bouwcollege was ingediend. Hoofdstuk 3 laat zien dat uit het onderzoek naar de gebouwkwaliteit in de gehandicaptenzorg (monitoring) geconcludeerd mag worden dat 62% van de gebouwen in de intramurale gehandicaptenzorg aan de minimumeisen voor woonkwaliteit voldoet. De gebouwen op de grote intramurale locaties scoren gemiddeld het slechtst. Vaak is het sanitair ontoereikend, zijn de groepen te groot en de oppervlakte van de zit-/slaapkamer te klein. Het Bouwcollege probeert samen met de betreffende brancheorganisaties en VWS een initiërende, stimulerende rol te vervullen. Om concrete verbeteringen aan te kunnen brengen (reductie van meerpersoonskamers en verbetering van de gebouwkwaliteit) is het essentieel dat de overheid beïnvloedingsmogelijkheden heeft. Het zou een stap terug zijn als de overheid het instrumentarium dat zij thans tot haar beschikking heeft in de toekomst niet meer zou kunnen inzetten. Ik memoreerde eerder reeds dat er ook intern veel in beweging is. Het Bouwcollege heeft op 31 december jl. de eerste vier jaar als Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) afgesloten. Enige bespiegelingen op wat er tussen 1 januari 2000 en heden is gebeurd, mogen op deze plaats mijns inziens niet ontbreken. Ik heb de ontwikkelingen uiteraard van een afstand, als voorzitter van een bevriend college, gevolgd. Bij de omvorming tot ZBO heeft het Bouwcollege een aantal doelstellingen geformuleerd. Wat is hiervan gerealiseerd en wat vraagt nog extra aandacht? Een ZBO moet een klantgerichte, transparante organisatie zijn. Daaraan is de afgelopen jaren hard gewerkt. Vorig jaar is een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd naar de bouwplanbeoordeling, in het verslagjaar was de Bouwkostennota onderwerp van onderzoek. De uitkomsten van beide onderzoeken stemmen tot tevredenheid. Het Bouwcollege scoort een ruime voldoende. Wel zijn aanbevelingen gedaan, die het Bouwcollege heeft overgenomen en die tot verbeteringen moeten leiden. Bijvoorbeeld op het punt van het digitaliseren ofwel intelligent maken van indieningsformulieren. Eigenlijk is het vreemd dat bij het Bouwcollege nog dozen vol papier moeten worden afgeleverd, terwijl er technisch zoveel mogelijk is. In 2004 zijn op dit gebied reeds belangrijke stappen gezet. Dat het Bouwcollege een transparante organisatie is, blijkt uit het feit dat we zijn gecertificeerd. Documenten als het Kwaliteitshandboek en het Compendium bieden de buitenwereld inzicht in de organisatie en zijn werkwijze. Vier jaar geleden stelde het Bouwcollege zich ook ten doel een accentverschuiving te bewerkstelligen van bouwplanbeoordeling naar het verzamelen en ontsluiten van kennis. Dit proces verloopt moeizaam, omdat (ondanks dereguleringsmaatregelen) de hoeveelheid ingediende bouwplannen niet afneemt. Ook het afgelopen jaar was dit het geval.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
II
Jaarverslag Cbz 2003
Voor het verzamelen van kennis is een wisselwerking met het veld van belang. Niet alleen binnen de eigen landsgrenzen, maar ook daarbuiten. Zoals bekend, maakt het Bouwcollege deel uit van een Europees netwerk, het EU Health Property Network. De nieuwe bouwmaatstaven voor OK’s, die op 12 januari 2004 in het Bouwcollege zijn vastgesteld, zijn in nauwe Europese samenwerking tot stand gekomen. Alle betrokkenen zijn enthousiast over de gevolgde werkwijze, de Europese contacten worden als inspirerend ervaren. Kennis moet ook worden ontsloten. Het Bouwcollege doet dat op diverse manieren. Er wordt hard gewerkt aan het opzetten van een kennisdirectory, die zowel intern als extern moet kunnen worden geraadpleegd. Daarnaast wordt best practice gepubliceerd (in bouwmaatstaven en cahiers) en worden cursussen georganiseerd. We zijn in het verslagjaar gestart met zogeheten casusbijeenkomsten. Deze bijeenkomsten zijn concreet – er wordt casuïstiek van de deelnemende instellingen besproken – en kleinschalig van opzet; er is ruimte voor circa 25 deelnemers. Voor deze casusbijeenkomsten blijkt een brede belangstelling te bestaan. Een korte “tour d’horizon” over 2003 mag in een woord vooraf natuurlijk niet ontbreken. Het Bouwcollege heeft bouwmaatstaven opgesteld voor AWBZ-voorzieningen. Een enorme klus waar een half jaar hard aan is gewerkt. Het resultaat is een document dat grote waardering kreeg. Hierin is het bekende onderscheid in sectoren (ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg) verdwenen: de tot voor kort geldende sectorale bouwkundige en financiële uitgangspunten zijn geharmoniseerd. De nieuwe maatstaven vervangen twaalf bestaande bouwmaatstaven en referentiekaders en leveren zo een vergaande vereenvoudiging en deregulering op. Daarnaast is, zoals eerder aangestipt, het monitoringonderzoek in de sector gehandicaptenzorg afgerond. Het onderzoek heeft een schat aan informatie opgeleverd, ook voor de instellingen. Zij kunnen hier bijvoorbeeld bij het opstellen van een langetermijnhuisvestingsplan hun voordeel mee doen. In het verlengde hiervan is onderzoek gedaan naar de bouwbehoefte in de sector. Op 5 april jl. heeft het Bouwcollege hierover gerapporteerd aan de minister. Inmiddels is het volgende monitoringonderzoek, in de GGZ, volop op stoom. Ook is in 2003 veel aandacht geschonken aan kwaliteit. Zo werd QIND ontwikkeld, een evaluatiesysteem om de integrale kwaliteit van ontwerpen voor gezondheidszorgvoorzieningen te ‘beoordelen’ en werden drie ideeënprijsvragen voor (aankomende) architecten uitgeschreven. Voor de komende jaren heeft het Bouwcollege een forse financiële taakstelling opgelegd gekregen, oplopend tot 12% in 2006. Dit alles zal niet onopgemerkt aan ons voorbij gaan. Ik spreek de hoop uit dat het Bouwcollege op een adequate wijze invulling kan blijven geven aan zijn mission statement: medeverantwoordelijkheid voor voldoende capaciteit, een kwalitatief goede zorginfrastructuur en een goede prijs-kwaliteitverhouding. Utrecht, 24 mei 2004 drs. R.L.J.M. Scheerder Voorzitter
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
III
Jaarverslag Cbz 2003
1
LEESWIJZER EN CENTRALE THEMA’S
1.1 Leeswijzer Dit jaarverslag is als volgt opgezet. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt samenvattend ingegaan op de (invulling die het College bouw ziekenhuisvoorzieningen heeft gegeven aan de) centrale thema’s die in het verslagjaar speelden. Door de minister gevraagd onderzoek (uitvoeringsaspecten van voorgenomen beleid) en onderzoek op eigen initiatief (signalering van ontwikkelingen en trends in de zorg) vormen de basis van het tweede hoofdstuk. De onderwerpen worden sectorgewijs behandeld. Daarna volgt een hoofdstuk waarin wordt ingegaan op de ontwikkeling en actualisering van de voor de diverse sectoren geldende bouwmaatstaven, met inbegrip van de basiskwaliteitseisen. Verder komt hier de structurele informatieverschaffing aan het veld en de minister (kwaliteit gebouwenbestand, bouwbehoefte, Bouwkostennota) aan de orde. De bouwplanbeoordeling wordt in het vierde hoofdstuk weergegeven. Het gaat daarbij in hoofdzaak om het adviseren over verklaringsaanvragen en beslissen over schetsontwerpen en vergunningen, het toetsen van meldingen en langetermijnhuisvestingsplannen (LTHP’s), en om het traject na de vergunningverlening: de bouwbegeleiding. Ook de algemene trends bij de bouwprojecten in de diverse zorgsectoren komen aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat een visie op het eigen functioneren van het Bouwcollege in het kader van het door de minister gevraagde inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de werkzaamheden. Dit hoofdstuk bevat ook een verantwoording van de in 2003 verrichte werkzaamheden, schematisch weergegeven in bijlage 1. Hoofdstuk 6 beschrijft de activiteiten die worden ontwikkeld op het terrein van voorlichting en communicatie en externe relaties, met aandacht voor onder meer (bouw)cursussen, periodieken en cahiers/brochures, website, het EU Health Property Network en contacten met veldpartijen, andere ZBO’s, VWS en branche- en belangenorganisaties. In hoofdstuk 7 wordt kort ingegaan op de samenstelling en werkwijze van bestuur, onderstructuur en bureau. Hierin zijn ook het sociaal jaarverslag en een verslag van de activiteiten van de Ondernemingsraad opgenomen. Het jaarverslag eindigt in hoofdstuk 8 met het financieel verslag en de accountantsverklaring. Tot slot volgen enkele bijlagen.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
1
Jaarverslag Cbz 2003
1.2 Centrale thema's 2003 De uitgangspunten voor de werkzaamheden van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen liggen vast in de Wet ziekenhuisvoorzieningen en zijn verwoord in zijn mission statement. Hierin is vastgelegd dat het Bouwcollege zich medeverantwoordelijk voelt voor voldoende capaciteit, een kwalitatief optimale zorginfrastructuur en een goede prijs-kwaliteitverhouding. In 2003 is op basis daarvan speciale aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: • kwaliteit van de zorginfrastructuur; • wachtlijstproblematiek; • verdere ontwikkeling als expertisecentrum; • deregulering. Hieronder wordt samenvattend ingegaan op deze onderwerpen. Voor een uitgebreidere omschrijving wordt verwezen naar de achterliggende hoofdstukken waarin de thema’s terugkomen. Kwaliteit van de zorginfrastructuur • De bestaande gebouwkwaliteit in de gehandicaptenzorg vormde het onderwerp van het monitoringonderzoek dat het Bouwcollege in samenwerking met de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) in het verslagjaar uitvoerde. De resultaten van dit onderzoek leiden tot een verhoging van de inspanningen om de kwaliteit te verbeteren. In het verslagjaar is ook een begin gemaakt met het monitoren van de gebouwkwaliteit in de geestelijke gezondheidszorg. De ouderenzorg en de ziekenhuizen zullen in de loop der tijd volgen. • Meer innovatie en creativiteit in de ontwerpen voor de zorgbouw vormde de aanleiding tot het uitschrijven van drie ideeënprijsvragen voor (aankomende) architecten, waarvan er één - die voor de ouderenzorg – in het verslagjaar is afgerond. • Het gebrek aan privacy in verpleeghuizen, en met name de problematiek van de meerpersoonskamers, is in het verslagjaar wederom onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat een afname van het aantal meerpersoonskamers heeft plaatsgevonden. De afname verloopt moeizaam en vormt blijvend onderwerp van inspanning van het Bouwcollege, het ministerie en de brancheorganisatie. • Ook is in het verslagjaar een kwaliteitsevaluatiesysteem, Quality Index (QIND) genaamd, ontwikkeld om de integrale kwaliteit van ontwerpen voor gezondheidszorgvoorzieningen te kunnen ‘meten’. Wachtlijstproblematiek • Wachtlijstproblematiek die samenhangt met zorgbouw, wordt op verschillende manieren aangepakt. Allereerst wil het Bouwcollege de bouwprocedures zo kort mogelijk laten duren en streeft naar snelle doorlooptijden. Verder wordt geregeld overleg gevoerd met initiatiefnemers over in te dienen of ingediende plannen. De opzet, verbetering en goede manier van indienen, worden hierbij onder meer besproken. Het aanjaagteam van het Bouwcollege spant zich ook in om de capaciteit en kwaliteit van de zorginfrastructuur zoveel mogelijk te bevorderen. De aanjagers bezoeken hiertoe onder meer instellingen, zorgkantoren en gemeenten en spreken met deze partijen over versnelling van projecten, wegnemen van problemen, enzovoorts. • In februari van het verslagjaar kreeg de staatssecretaris het signaleringsrapport “Op tijd bouwen voor ouderen” overhandigd. Hierin werd onder meer aandacht gevraagd voor de gevolgen van de vergrijzing voor de bouw van intensieve zorgplaatsen en zorgwoningen. Ook de vergrijzing in de geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg kwamen aan de orde.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
2
Jaarverslag Cbz 2003
Verdere ontwikkeling expertisefunctie In het kader van het verder uitbouwen van zijn expertisefunctie heeft het Bouwcollege ook in het verslagjaar een verscheidenheid aan activiteiten uitgevoerd. Belangrijk in dit verband is dat een extern bureau de opdracht kreeg een (plan van aanpak voor een) zogenaamde kennisdirectory te ontwikkelen die op eenvoudige wijze de kennis en informatie die bij het Bouwcollege aanwezig is, bijeenbrengt en vandaar zal ontsluiten. Deze kennisdirectory zal in 2004 operationeel worden. Ook langs andere wegen stelde het Bouwcollege zijn expertise beschikbaar, bijvoorbeeld door middel van cursussen, casusbijeenkomsten, symposia en voorlichtingsdagen. In het verslagjaar zijn deze activiteiten alleen maar toegenomen. Daarnaast werd voor de eerste maal een cahier uitgebracht, waarin een bepaald thema diepgaander wordt belicht, in dit geval aanbesteden. De bouwmaatstaven voor de AWBZ-(verblijfs)voorzieningen werden vastgesteld, evenals twee belangrijke uitwerkingen van de bouwmaatstaven algemeen ziekenhuis, namelijk de maatstaven voor de verpleegvoorzieningen en die voor de operatieafdeling. Daarbij werd wederom de nieuwe opzet gevolgd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar basiskwaliteitseisen en good practice, een benadering die in het veld breed weerklank vindt. Deregulering Begin vorig jaar heeft de door de minister ingestelde Commissie De Beer haar rapport “Minder regels, meer zorg” gepresenteerd. De commissie, waarin ook het Bouwcollege was vertegenwoordigd, doet daarin concrete voorstellen om de administratieve lasten in de zorgsector terug te dringen. Een aantal voorstellen is inmiddels gerealiseerd, voor andere is een aanzet daartoe gedaan. Als voorbeeld kan het principe van budgettair bouwen genoemd worden, dat het Bouwcollege wil stimuleren, waartoe onder meer een uitvoeringstoets en een circulaire zijn uitgebracht. Ook de nieuwe bouwmaatstaven – in het bijzonder die voor de AWBZ-voorzieningen en voor ziekenhuisverpleging – dragen bij tot vereenvoudiging en deregulering, niet in de laatste plaats omdat ze een veelvoud van bestaande maatstaven vervangen. In dit verband kan ook de wens tot beperking van doorlooptijden van bouwinitiatieven genoemd worden: in het verslagjaar zijn de doorlooptijden, die door instellingen vaak als erg lang worden ervaren, geanalyseerd. De oorzaken blijken meestal niet zozeer in de wettelijke procedures te liggen maar eerder in gebrek aan voortgang bij initiatiefnemers (door problemen met grondverwerving en/of ruimtelijke ordening, fusievorming/directiewisseling, voortschrijdend inzicht e.d.) en in de plaatsing op de prioriteitenlijst.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
3
Jaarverslag Cbz 2003
2
UITVOERINGSTOETSEN EN SIGNALERING VAN ONTWIKKELINGEN
2.1 Inleiding Een deel van de wettelijke taken van het Bouwcollege bestaat uit het doen van door het ministerie gevraagd onderzoek naar de gevolgen van beleidsvoornemens voor de uitvoering (uitvoeringstoets). Het Bouwcollege heeft daarnaast de taak ontwikkelingen te signaleren en deze onder de aandacht te brengen van het ministerie (signaleringsrapport). In dit hoofdstuk wordt nader inhoudelijk ingegaan op de uitvoeringstoetsen, signaleringsrapporten en brieven die in het verslagjaar zijn uitgebracht. Onder andere wordt aandacht besteed aan de zelfstandige behandelcentra, verkorting verpleegduur, privacy in verpleeghuizen, veiligheidsaspecten in de psychiatrie en de toekomst van de hoofdlocaties in de gehandicaptenzorg. Voor meer informatie wordt verwezen naar de publicaties (zie bijlage 4).
2.2 Sectoroverstijgend Wet exploitatie zorginstellingen (WEZ) wordt Wet toelating zorginstellingen (WTZi) Aan het eind van het verslagjaar diende de minister een derde nota van wijziging bij de Tweede Kamer in ten aanzien van het wetsvoorstel Wet exploitatie zorginstellingen, de beoogde opvolger van de Wet ziekenhuisvoorzieningen. Tot die tijd had het proces van wetgeving rond de WEZ stilgelegen door verkiezingen en kabinetsformaties. De nota van wijziging houdt in dat de naam van de wet gewijzigd zal worden in Wet toelating zorginstellingen (WTZi), een sterker accent op marktwerking gelegd wordt, (uitkeerbare) winst in de zorg mogelijk wordt en dat deelmarktgewijs de aanbodregulering meer wordt losgelaten. Ook wordt een andere invulling van de overheidsverantwoordelijkheid voor de zorginfrastructuur duidelijk: de overheid wil meer gaan sturen op de spreiding van vitale zorg en de regiovisie is geschrapt. Het Bouwcollege neemt deel aan de werkgroepen voor een verdere invulling van de wet, zoals bouwregime, beleidsregels en toelating. Designcriteria voor bouwplanbeoordeling / Integraal kwaliteitssysteem (QIND) Het Bouwcollege heeft een signaleringsrapport uitgebracht naar aanleiding van de ontwikkeling van een kwaliteitsevaluatiesysteem om de integrale kwaliteit van ontwerpen voor gezondheidszorgvoorzieningen op waarde te kunnen schatten. Integrale kwaliteit betekent dat niet alleen wordt gekeken naar de functionele en technische kwaliteit, maar ook naar belevingswaarde, healing environment en stedelijke en sociale integratie. Juist deze aspecten zijn vaak bepalend voor de waardering van de gebruikers of passanten van een gebouw. De methode heeft de naam QIND gekregen als aanduiding van de kwaliteitsindex die eruit voortvloeit. QIND is bedoeld om initiatiefnemers een methode aan te reiken waarmee zij in diverse fasen van de voorbereiding van hun bouwplannen de kwaliteit zelf kunnen evalueren. De methode kan als checklist structurerend zijn voor het programma van eisen en kan achteraf ook worden gebruikt voor de evaluatie van het in gebruikgenomen gebouw. Het Bouwcollege zal QIND zelf ook gebruiken om een beter inzicht te krijgen in ingediende complexe bouwinitiatieven, bij overleg met instellingen over hun bouwplannen en bij de onderbouwing van good practice-voorbeelden. De methode is niet bedoeld als extra criterium naast de basiskwaliteitseisen - bij de formele bouwplanbeoordeling. De kwaliteitsindex is te berekenen
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
4
Jaarverslag Cbz 2003
door gebruik te maken van een evaluatie-instrument (vragenlijst), dat de aspecten functionaliteit, techniek en belevingswaarde waardeert en daarnaast de kosten beschouwt. Tevens wordt duidelijk of er meerwaarde op het gebied van flexibiliteit en duurzaamheid aanwezig is en in hoeverre wordt voldaan aan de basiskwaliteitseisen uit de maatstaven en de sectorale beleidsregels van de overheid. De cijfermatige uitkomst moet worden gezien als een indicatie. Gezien het subjectieve karakter van sommige onderdelen is enige relativering op zijn plaats. Het evaluatie-instrument is afgeleid van de door de NHS Estates in Engeland ontwikkelde Achieving Excellence Design Evaluation Toolkit (AEDET), die veel aandacht besteedt aan de belevingswaarde van zowel het in- als exterieur van het gebouw. QIND moet dus vooral worden gezien als een eerste poging om het aspect belevingswaarde te kunnen beoordelen. Op grond van ervaringen in de komende maanden (via enkele pilotprojecten, eigen ervaringen en die van instellingen en hun adviseurs) zal de methode nog worden geactualiseerd. Het in het verslagjaar uitgebrachte signaleringsrapport is zelf dan ook niet bedoeld als werkmodel voor de instellingen maar als (eerste) antwoord aan de minister op het verzoek een kwaliteitsindex te ontwikkelen; dit verzoek vloeide voort uit de wens van de minister zo snel mogelijk uitwerking te geven aan voorstellen van de Commissie De Beer om de administratieve lasten in de zorgsector terug te dringen. De minister heeft inmiddels positief gereageerd op het signaleringsrapport en het Bouwcollege verzocht nog dit jaar een vervolgrapportage uit te brengen. Binnenkort komt overigens een geautomatiseerde versie van QIND beschikbaar die door de instellingen wél als werkmodel kan worden gebruikt. Ketenzorg en zorgpaden Een zorgpad is gebaseerd op best clinical practice en een routekaart voor de zorgverlening aan cliënten bij een omschreven gezondheidsprobleem. De routekaart houdt een beschrijving in van de aard van de zorg, de zorgactiviteiten, de zorgorganisatie en het gebruik van de infrastructuur. Als voorbereiding op het jaarthema 2004 Ketenzorg en zorgpaden is in het verslagjaar een voorstudie gedaan naar beschikbare literatuur. Op cliënt- en instellingsniveau verdient de logistiek, positionering van voorzieningen in een gebouw en specifieke voorzieningen voor ziektebeelden (zoals mammapoli, stroke units) aandacht. Meer ketenzorg en zorgpaden zullen waarschijnlijk gevolgen hebben voor de zorg op macroniveau. Dit zou nader in kaart kunnen worden gebracht. Tenslotte zullen de bekostiging van de zorg en de invloed hiervan op zorgketens en zorgpaden nader worden onderzocht. Ook wordt gekeken naar het effect van de vrij onderhandelbare Diagnose Behandeling Combinaties (DBC) en de functiegerichte bekostiging op de ontwikkeling van zorgketens.
2.3 Ziekenhuizen Zelfstandige behandelcentra (ZBC) De minister heeft in het verslagjaar zelfstandige behandelcentra (ZBC's) meer ruimte gegeven om te concurreren met gevestigde ziekenhuizen. Zelfstandige behandelcentra zijn privé-klinieken van een wat grotere omvang, die gewone ziekenfondszorg leveren, maar ook private zorg mogen aanbieden. De minister wil enkele obstakels voor toetreding tot de markt slechten. Die obstakels zijn de eis dat er een wachtlijst moet bestaan voor de specialismen waar het behandelcentrum zich op wil gaan richten en de
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
5
Jaarverslag Cbz 2003
noodzaak van een samenwerkingsregeling met een ziekenhuis voor de opvang van calamiteiten. De minister handhaaft wel het criterium dat ZBC's geen zorg mogen aanbieden die een langer verblijf vergt dan 24 uur (langer verblijf betekent dus ziekenhuisopname). Wat ook blijft, is het verbod op winstoogmerk c.q. winstbestemming buiten de exploitatie van het ZBC, zoals een uitkering aan aandeelhouders. ZBC's blijven vergunningplichtig op grond van de WZV, maar de aanvraagprocedure wordt vereenvoudigd (alleen vergunning nodig) en verkort. Het Bouwcollege heeft in een signaleringsrapport voorgesteld de belemmering voor ziekenhuizen om 'terug te concurreren' met ZBC’s te schrappen, mede om betere kwaliteitswaarborgen te bewerkstelligen voor de zorg in ZBC's (met name operaties). Uit de aanpassingen van de regeling Zelfstandige Behandelcentra blijkt dat ‘ziekenhuisparticipatie’ niet meer afgewezen wordt, mits transparantie en zelfstandigheid van de bedrijfsvoering zijn gewaarborgd. Dit moet blijken uit eigen tarieven, contracten met verzekeraars, eigen verslaglegging en een eigen fiscale eenheid. Ontwikkeling bedgebruik ziekenhuizen (vervolgonderzoek) Door de vergrijzing en ontwikkelingen in de medische techniek is een aanzienlijke toename van het aantal ziekenhuispatiënten te verwachten. Aangezien ziekenhuizen in nieuwbouwplannen, evenals de minister, uitgaan van een daling van het beschikbare aantal bedden per 100 inwoners, dringt de vraag zich op of een daling van het aantal bedden op langere termijn niet zal leiden tot knelpunten. Uit een onderzoek van het Bouwcollege is gebleken dat door organisatorische aanpassingen in het ziekenhuis en een betere coördinatie in de gehele zorgketen (bijvoorbeeld een snellere doorstroming naar het verpleeghuis) de verblijfsduur in ziekenhuizen met tientallen procenten kan worden verkort. De bedden die daarmee vrij komen, kunnen worden aangewend om de groei van het aantal patiënten op te vangen. Het signaleringsrapport waarin deze bevindingen zijn neergelegd, is getiteld "Ontwikkeling bedgebruik ziekenhuizen" en betreft een vervolgonderzoek op een eerder uitgebracht rapport, waarin de verschillende scenario’s zijn doorgerekend voor de ontwikkeling van het bedgebruik. Hieruit bleek dat het in 2015 mogelijk is te komen tot een daling van het aantal beschikbare bedden per 1000 inwoners tot ongeveer 2 (nu circa 3). Ook kwam uit dit signaleringsrapport naar voren dat de verpleegduur, in vergelijking met andere westerse landen, in Nederland lang is. In het vervolgonderzoek is nagegaan welke mogelijkheden er op dit moment reeds zijn voor een verkorting van de verpleegduur in Nederland. Daaruit blijkt dat circa 30% van het aantal bezette bedden voor orthopedie en neurologie kan worden vrijgemaakt, wanneer de organisatie van de zorg in ziekenhuizen wordt verbeterd en, mede hierdoor, een vlottere doorstroming van patiënten naar vervolgzorg mogelijk wordt. Uiteraard veronderstelt dit de aanwezigheid van voldoende capaciteit in die vervolgvoorzieningen. Voor CVA-patiënten (herseninfarct) en mensen met een heupfractuur blijkt zelfs een verkorting in de verpleegduur mogelijk van 50% procent. Een belangrijke rol bij CVA speelt het van de grond komen van zorgketens, een fenomeen dat ook toepasbaar lijkt voor andere categorieën patiënten. Bij de diagnose hartinfarct kan bijna 25% op het aantal bedden worden bespaard. In zijn reactie geeft de minister aan dat de bevindingen worden meegenomen bij de herziening van de beleidsregels ex art. 3 WZV. Onderwijsvoorzieningen in algemeen ziekenhuis Vooral als gevolg van de forse uitbreiding van het aantal co-assistenten (door de verruiming van de numerus fixus voor de opleiding geneeskunde in de afgelopen jaren) en de stijging van het aantal specialisten in opleiding (agio’s) neemt het aantal personen in opleiding sterk toe. Ook hebben veel opleidingen in de zorg (medisch, paramedisch en verpleegkundig) een relatie met het ziekenhuis: het
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
6
Jaarverslag Cbz 2003
ziekenhuis functioneert als stageverlenende instelling of heeft personeel in dienst dat in opleiding is. Ook hier is sprake van een toename. In een signaleringsrapport heeft het Bouwcollege geconcludeerd dat, hoewel het niet mogelijk is een betrouwbare schatting te maken van de in de nabije toekomst noodzakelijke (extra) oppervlakte voor onderwijsdoeleinden, de thans beschikbare ruimte in elk geval ontoereikend is en de onderwijscapaciteit van ziekenhuizen de komende jaren zal worden vergroot. Nieuwbouw of renovatie voor onderwijsdoeleinden kan worden gerealiseerd via een melding of een verklaring/ vergunningprocedure. Realisatie via de meldingsregeling is voor sommige instellingen slechts beperkt mogelijk, omdat de opbouw van de trekkingsrechten loopt tot 50% van de nieuwbouwwaarde. Daarbij is feitelijk te weinig rekening gehouden met de benodigde voorzieningen voor onderwijs en opleiding, een gevolg van het statische karakter van de opbouw van de middelen. Aanpassing van de regeling is noodzakelijk. Realisatie via een verklaring/vergunningprocedure is ook mogelijk, maar dan moet het initiatief tijdig een plaats krijgen op de prioriteitenlijst. In alle gevallen verdient het aanbeveling in het langetermijnhuisvestingsplan (LTHP) voldoende aandacht te besteden aan de opleidingsinspanningen, zodat deze ook kunnen worden meegenomen in de besprekingen met de ziektekostenverzekeraars. Tevens kan dan een afweging worden gemaakt welke (ver)bouwinitiatieven de hoogste prioriteit moeten hebben. De minister drukt zijn waardering uit voor het signaleringsrapport en vraagt het Bouwcollege actief de mogelijkheden voor instellingen weer te geven. Wet op de bijzondere medische verrichtingen (WBMV) Onder artikel 2 van de Wet op de bijzondere medische verrichtingen (WBMV) vallen de topklinische functies die gebonden zijn aan een vergunning. Eén daarvan, radiotherapie, had in 2000 te maken met een structureel capaciteitstekort (en bijgevolg lange wachttijden), waarna een ‘inhaalslag’ noodzakelijk bleek. Dit is voor het Bouwcollege de voornaamste aanleiding geweest om de verschillende topklinische functies na te lopen op mogelijk dreigende tekorten in de infrastructuur. In een quick scan van mogelijke capaciteitsproblemen is geconstateerd dat de accommodatie van topklinische functies waarschijnlijk voor de korte en middellange termijn geen bijzondere bouwkundige knelpunten op zal leveren. Wel bleek dat voor drie functies de vinger aan de pols gehouden moet worden: * als gevolg van de inhaalslag is voor radiotherapie de bouwkundige infrastructuur (bunkers) tot circa 2005 afdoende. De capaciteitsbehoefte in de periode 2005-2015 verdient evenwel nadere aandacht, omdat een verdere groei van het aantal bestralingen wordt verwacht; * nieuwe vormen van transplantatie en de eventuele invoering van een ander toestemmingssysteem kunnen mogelijk leiden tot een – overigens zeer gewenste – toename van het aantal orgaantransplantaties; * recente behoefteramingen lijken erop te wijzen dat het aantal bedden voor intensieve zorg aan pasgeborenen (zgn. NICU-bedden) in 2007 vrijwel verdubbeld zou moeten zijn. Dit zou betekenen dat binnen een relatief kort tijdsbestek een forse bouwinspanning nodig is. Van de zijde van het ministerie is nog geen reactie ontvangen. Pijnrevalidatie en revalidatietechnologie Op verzoek van het ministerie heeft het Bouwcollege een reactie gegeven op de conceptbeleidsvisie inzake pijnrevalidatie en revalidatietechnologie. Pijnrevalidatie richt zich op patiënten met voortdurende pijnklachten in houdings- en bewegingsapparaat en die uitbehandeld zijn. Revalidatietechnologie wordt omschreven als het multidisciplinaire vakgebied dat zich bezighoudt met onderzoek en toepassing van de technologie in de revalidatie.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
7
Jaarverslag Cbz 2003
De minister heeft de belangrijkste punten uit de reactie van het Bouwcollege verwerkt in de definitieve beleidsvisie. Zo zullen onder meer twee ontwikkelcentra worden aangewezen, zijn de criteria voor aanwijzing van de centra verduidelijkt evenals het criterium voor ‘chronisch’, en is geconstateerd dat pijnrevalidatie en revalidatietechnologie binnen de kaders van de bestaande bouwkundig-functionele maatstaven kunnen worden gerealiseerd.
2.4 Verpleging en verzorging Prijsvraag ouderenzorg Het jubileumcongres van het Bouwcollege in oktober 2002 was het startsein voor de open ideeënprijsvraag “Zorg(zame) architectuur”: drie (deel)prijsvragen voor innovatieve architectonische ontwerpen, achtereenvolgens in de ouderenzorg, chronische geestelijke gezondheidszorg en ziekenhuiszorg. De deelname staat open voor architecten ingeschreven in het Nederlands architectenregister, en studenten ingeschreven aan de opleidingen TU Bouwkunde en de Academies voor Bouwkunst in Nederland. De eerste prijsvraag, “Zorg(zame) architectuur: zorg voor wonen, wonen met zorg” is in het verslagjaar afgerond en had als doelgroep ouderen, en met name die ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen en aangewezen zijn op intramurale zorgverlening. De bedoeling was meer aandacht te trekken voor de architectonische kwaliteit van gebouwen waarin het verlenen van (specialistische) hulp aan ouderen centraal staat. Met name werd gezocht naar een architectonische ‘verdieping’ op de aspecten verschijningsvorm (hoe presenteert het gebouw zich?), context (hoe verhoudt het gebouw zich ten opzichte van zijn omgeving?) en gebruik (flexibiliteit en het spanningsveld tussen individualiteit en gemeenschappelijkheid). Van de 125 inschrijvers hebben er 72 daadwerkelijk een ontwerp ingezonden. De ontwerpen varieerden sterk in de mate van uitwerking en vindingrijkheid. Sommige hadden betrekking op het realiseren van nieuwbouw, andere op hergebruik van een bestaande voorziening. De meeste ontwerpen zijn gesitueerd op concrete locaties, verspreid over heel Nederland, zowel in grote steden als kleine plaatsen. Bij al deze inventiviteit en ideeënrijkdom signaleerde de jury - onder voorzitterschap van mevrouw Hedy d’Ancona, bestuurslid van het Bouwcollege - ook een keerzijde: slechts weinig inzendingen geven blijk van inlevingsvermogen in de woonsituatie van de mensen om wie het gaat, ouderen die meer of minder permanente zorg behoeven; veel inzendingen lijken een projectie van al dan niet geromantiseerde wensen en verlangens van de inzender. Uiteindelijk werden op 19 juni drie prijswinnaars aangewezen en twee eervolle vermeldingen toegekend. Winnaar werd Royal Haskoning Architecten met het ontwerp “Thuis in de stad”. De tweede prijs ging naar Van Aken architectuur en stedenbouw met “Melange” en de derde prijs was voor Grunstra Architectengroep BNA met “Abacus”. Ten slotte waren er eervolle vermeldingen voor Ton Verweij AvBBNA met “Zorgboot” en voor Mark van der Poll met “Recycling Kruidenbuurt”. In december is het boek “Zorgzame architectuur: zorg voor wonen, wonen met zorg” verschenen, waarin in woord en beeld uitgebreid verslag wordt gedaan van de prijsvraag ouderenzorg. Privacy in verpleeghuizen In een brief aan de staatssecretaris berichtte het Bouwcollege dat in juni/juli 2003 nog bijna 21.000 bewoners in drie- of meerpersoonskamers verbleven. Ten opzichte van 2002 (ruim 22.000) is de situatie wel enigszins verbeterd, maar het tempo is naar de mening van het Bouwcollege te laag. Arcares heeft een onderzoek onder haar leden naar redenen voor de vertraagde uitvoering van het bouwprogramma
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
8
Jaarverslag Cbz 2003
aangekondigd. Verbetering van de privacy was één van de speerpunten voor de sector verpleeghuizen. Eerder is echter al geconstateerd dat, in tegenstelling tot de wachtlijstproblematiek, privacyverbetering niet de aandacht krijgt die het verdient. Op de prioriteitenlijst zijn onvoldoende middelen beschikbaar om de oorspronkelijke doelstelling van VWS (ultimo 2004 alle meerpersoonskamers opgeheven) te realiseren. Dit werd ook duidelijk uit het feit dat in sommige verklaringen voor instandhoudingsprojecten een passage (‘ijskastclausule’) is opgenomen waarin de voortgang van het project om die reden wordt uitgesteld. Anderzijds wordt jaarlijks geconstateerd dat sprake is van een forse onderschrijding in de daadwerkelijke benutting van gereserveerde instandhoudingsgelden (overigens niet alleen in de sector verpleeghuizen). Dit heeft te maken met het gegeven dat instellingen die wel (voor voldoende middelen) op de prioriteitenlijst zijn opgenomen, door allerlei oorzaken te weinig voortgang in de afhandeling van hun bouwplannen boeken. Vanwege deze twee gegevens, uitstel en onderschrijding van bouwkaders, pleit het Bouwcollege voor een andere manier van omgaan met de prioriteitenlijst, waarbij die projecten die voortgang kunnen boeken omdat ze daar klaar voor zijn, ook echt verder kunnen. Het betekent ook dat andere projecten die te weinig opschieten, om welke reden dan ook doorschuiven naar een volgende periode. De staatssecretaris gaf in haar reactie aan actief instellingen te zullen benaderen om deze problematiek op te lossen. Zij heeft voorts extra middelen uitgetrokken om het aantal meerpersoonskamers te verminderen. Op 5 december 2003 werd besloten een gezamenlijke werkgroep van Arcares en het Bouwcollege in te stellen. Evaluatie vkp-regeling verzorgingshuizen Voor de sector verzorgingshuizen geldt de zogenaamde meldingsregeling niet. Het ministerie heeft hiervoor gekozen om te bevorderen dat scheiden van wonen en zorg tot stand komt. Het gevolg van deze keuze is dat alles wat volgens de WZV-definities onder bouw valt, het gehele proces van verklaring/ vergunning dient te doorlopen. Op voorstel van het Bouwcollege is besloten voor deze sector een verkorte procedure (vkp) in te voeren. Dat betekent dat voor relatief eenvoudige bouwkundige ingrepen die niet gepaard gaan met capaciteitsuitbreiding of bestemmingswijziging kan worden volstaan met een aanvraag schetsontwerp/vergunning. Uit de gehouden evaluatie blijkt dat in het eerste jaar een kwart van de verzorgingshuizen een beroep heeft gedaan op de regeling en bijdraagt tot versnelling van de procedures. De aard van de initiatieven laat een grote verscheidenheid van relatief eenvoudige bouwkundige ingrepen zien en de investeringen op jaarbasis bedroegen ruim € 44 mln. (exploitatie ongeveer € 5 mln.). Voor verzorgingshuizen met een kleine capaciteit bleek de regeling te beperkt qua investeringsniveau. Om dit probleem te verhelpen, heeft het Bouwcollege gepleit voor een aanpassing van de regeling. Deze aanpassing is door het ministerie overgenomen. Multifunctioneel bouwen in de ouderenzorg Zorginstellingen, kinderopvangcentra, bibliotheken, gezondheidscentra, huisartsen, scholen: op steeds meer plaatsen in Nederland ontstaan initiatieven om samen op te trekken, teneinde te komen tot de realisatie van centra waar jong en oud, ziek en gezond elkaar ontmoeten en daardoor zorgen voor een levendige sfeer met uitstraling naar de wijk. Begin 2004 bracht het Bouwcollege in samenwerking met het Innovatieprogramma Wonen en Zorg (IWZ) en Arcares een cahier uit om zorginstellingen ideeën en tips mee te geven om de realisatie van dergelijke multifunctionele bouwprojecten in de ouderenzorg te vergemakkelijken. Het cahier staat stil bij de (rol van) betrokken partijen, de regievoering over het project, de financiering en de locatiekeuze. Ook wordt aandacht besteed aan de planvorming: de
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
9
Jaarverslag Cbz 2003
behoefteraming, schaalgrootte en exploitatie en scheiden van wonen en zorg. Een overzicht wordt gegeven van overeenkomsten, wet- en regelgeving en rechtsvormen en -personen. De succesfactoren en verbeterpunten van (gerealiseerde) projecten geven inzicht in allerlei zaken waar initiatiefnemers tegenaan kunnen lopen.
2.5 Geestelijke gezondheidszorg Veiligheidsaspecten voor woon- en behandelvoorzieningen binnen de GGZ Agressie is een relatief veel voorkomend probleem op psychiatrische afdelingen en is een bedreiging voor zowel het welbevinden, als de fysieke en (ervaren) veiligheid van hulpverleners en (mede)cliënten. Om agressie te voorkomen wordt door instellingen vaak verzocht om extra - met name installatietechnische - voorzieningen en dientengevolge een verhoging van het toegestane investeringsbudget. Een door het Bouwcollege uitgevoerd (kosten)onderzoek in het kader van de Bouwkostennota heeft echter uitgewezen dat het vooralsnog niet nodig is de bouwkostennormen aan te passen. Mede door de recente aanpassing in het kader van de ICT-ontwikkeling, is er voldoende ruimte voor het realiseren van veiligheidsvoorzieningen. In eerste instantie zijn alleen de verblijfs- en behandelvoorzieningen in de sector geestelijke gezondheidszorg in het onderzoek betrokken. Het gaat vooral om (gesloten) afdelingen voor intensieve zorg en/of voorzieningen voor bijzondere doelgroepen (langdurig verblijf en forensische psychiatrie) waar een opname doorgaans een gedwongen c.q. beveiligd karakter heeft. Agressie en een gevoel van onveiligheid komen vooral voor op dit type afdelingen. Er zijn verschillende mogelijkheden om agressie te voorkomen of te verminderen. Maatregelen van bouwkundig-functionele aard (bijvoorbeeld om crowding te voorkomen) zijn: afdelingen met voldoende ruimte en privacy (eenpersoonskamers, voldoende verpoosruimten, ruime verkeersgebieden, een beperkte groepsgrootte); ook moet de afdeling overzichtelijk zijn (duidelijke zichtlijnen, geen nissen, een ‘loopcircuit’). Daarnaast is het van groot belang dat er voldoende mogelijkheden op de afdeling zelf aanwezig zijn voor dagbesteding en/of therapie en dat deze aansluiten bij de individuele behoeften en capaciteiten van de cliënt; dit om verveling of overvraging te voorkomen. Dergelijke bouwkundigfunctionele interventies zijn reeds opgenomen in de bouwmaatstaven voor de desbetreffende doelgroepen. In het onderzoek zijn tevens aandachtspunten opgenomen omtrent materiaalkeuze en afwerkingsniveau, waarbij steeds de vraag zal spelen of het afwerkingsniveau zelf al dan niet agressie of onbehaaglijkheid oproept. Specifieke installatietechnische voorzieningen (uitluisterapparatuur, camera’s) kunnen via de geoormerkte bedragen voor ICT worden gerealiseerd. Tenslotte benadrukt het Bouwcollege dat het vooral gaat om een combinatie van verschillende maatregelen. Naast aandacht voor interventies op bouwkundig-functioneel niveau zal er dus ook aandacht moeten zijn voor agressieuitlokkende factoren op het niveau van de cliënt (psychopathologie) en de staf (deskundigheidsbevordering en training, bejegening). Langdurig verblijf in een beschermende setting Voor bepaalde groepen cliënten zijn de aard en de ernst van de problematiek en de daarmee samenhangende mogelijkheden of beperkingen dusdanig, dat een zelfstandig bestaan ‘in de maatschappij’ (met allerhande aanvullende zorg) niet (langer) haalbaar (b)lijkt of wenselijk wordt geacht. Deze cliënten zijn aangewezen op een langdurig (soms permanent) verblijf in een instelling in een beschermende of beveiligde setting met 24-uurstoezicht en/of behandeling en aanwezigheid van personeel. Het betreft cliënten met (zeer) ernstige psychische en/of gedragsstoornissen, zoals een dubbele diagnose (psychiatrische stoornis en verslavingsproblematiek), gedragsstoornissen door een niet-aangeboren
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
10
Jaarverslag Cbz 2003
hersenletsel of forensische problematiek. Ouderen met comorbiditeit en autisten zijn door hun hulpbehoevendheid aangewezen op een beschermende setting. Ook het ‘oud chronisch bestand’ wil vaak de instellingsterreinen niet verlaten. Daarnaast blijken nieuwe groepen in toenemende mate aangewezen te zijn op de beschermende setting: nieuwe chronici, langdurig verslaafden met complexe psychiatrische problematiek, (ex)gedetineerden en tbs-gestelden. Zorginhoudelijke uitgangspunten bij de opzet van voorzieningen voor deze cliënten zijn onder meer: flexibel, gevarieerd aanbod met reële keuzemogelijkheden, een zo ‘normaal’ mogelijke leefsituatie, variatie in verblijfsconcepten, variatie in mate van toezicht, bescherming en beveiliging en voldoende leef- en bewegingsruimte. Het ontwerpen van huisvesting voor deze doelgroepen vormde de opgave voor de prijsvraag in de geestelijke gezondheidszorg “Humane zorg in een gesloten setting”. De doelgroepomschrijving zal samen met aansprekende bouwkundige concepten worden gebundeld in een boek over de resultaten van de prijsvraag, dat in 2004 zal verschijnen.
2.6 Gehandicaptenzorg Deconcentratiebeleid gehandicaptenzorg (toekomst van de hoofdlocatie) In samenwerking met de VGN is een monitoringonderzoek naar de kwaliteit van het gebouwenbestand in de gehandicaptenzorg uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat vooral de huisvesting op instellingsterreinen kwalitatief onder de maat is. Als gevolg van het trage tempo van deconcentratie en (omgekeerde) integratie van gehandicapten in de maatschappij zullen veel gehandicapten nog jaren op vaak geïsoleerd gelegen instellingsterreinen wonen, in kwalitatief onvoldoende voorzieningen. In een brief aan de staatssecretaris heeft het Bouwcollege gewezen op de moeizame uitvoering van het beleid om gehandicapten in de maatschappij te integreren, via enerzijds huisvesting in gewone woonwijken (deconcentratie) en anderzijds omvorming van traditionele hoofdlocaties (omgekeerde integratie). Op korte termijn zou hierover overleg moeten plaatsvinden tussen het ministerie van VWS, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en het Bouwcollege. Voor de moeizame uitvoering van het beleid zijn diverse oorzaken aan te geven. Zo is er een duidelijk gebrek aan geschikte en betaalbare bouwlocaties en koop- of huurwoningen buiten instellingsterreinen. Gemeenten en provincies zouden kunnen bijdragen aan de oplossing van dit probleem door meer verantwoordelijkheid te nemen voor de huisvesting van al hun inwoners, ook die met een handicap. Een andere oorzaak is het grote aantal partijen dat (mee)beslist over het zorg- en huisvestingsbeleid van instellingen - variërend van cliënten en medewerkers tot de rijks-, provinciale en gemeentelijke overheid en de belastingdienst - die allemaal hun eigen rol, opvattingen en belangen hebben in het jarenlange herstructureringsproces. Tevens constateert het Bouwcollege dat helaas nog een flink aantal instellingen geen of onvoldoende initiatief ontplooit tot herstructurering, deconcentratie en (omgekeerde) integratie. Tenslotte leggen fysieke omstandigheden op en rond hoofdlocaties, zoals een geïsoleerde ligging, beschermd stadsgezicht, gelimiteerde bouwmogelijkheden, soms beperkingen op aan de mogelijkheden tot afstoting of omgekeerde integratie. Ook op dergelijke locaties zou echter gestreefd moet worden naar genormaliseerde kleinschalige bouw en afbouw van het institutionele karakter van het terrein en de voorzieningen. Op de brief aan de staatssecretaris is nog geen reactie ontvangen.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
11
Jaarverslag Cbz 2003
Zorg voor Licht Verstandelijk Gehandicapte Jongeren (LVG) Jongeren met een beperkte intelligentie en sociale zelfredzaamheid hebben vaak gedragsproblemen. De verschillende hulpverleningsinstanties blijken de opvang van de jongeren onvoldoende op elkaar af te stemmen. Dit heeft tot gevolg dat ze te laat de juiste zorg krijgen (waardoor de problemen escaleren) of tussen de wal en het schip vallen. Deze conclusie trekt het Bouwcollege in het signaleringsrapport ‘Zorg voor Licht Verstandelijk Gehandicapte Jongeren’. Een knelpunt is ook dat de aansluiting met de volwassenenzorg onvoldoende is, waardoor de kans groot is dat zij in een later stadium zwervend door het leven gaan. Jongeren die door een combinatie van een beperkte intelligentie en sociale zelfredzaamheid in hun ontwikkeling zijn vastgelopen, worden in officiële stukken licht verstandelijk gehandicapte jongeren genoemd. Deze term suggereert ten onrechte een geringe zorgbehoefte. In de praktijk blijkt dat deze jongeren vaak gedragsproblemen hebben, die dikwijls voortkomen uit de gezinssituatie. De problemen kunnen alleen door een structurele samenwerking tussen de instellingen uit de verschillende sectoren worden voorkomen. De succesvolle projecten van Hulp aan Huis, waarin instellingen uit alle vier betrokken sectoren - de jeugdzorg, gehandicaptenzorg, kinder- en jeugdpsychiatrie en het justitiële circuit (jeugdbescherming en justitiële jeugdinrichtingen) - samenwerken, hebben zich in dit kader bewezen. Deze vorm van structurele samenwerking wordt echter nog slechts op (te) beperkte schaal toegepast; wel werken instellingen uit de gehandicaptenzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie al samen in zogenaamde multifunctionele centra (MFC). Een ander belangrijk knelpunt is dat de aansluiting met de volwassenenzorg onvoldoende is. Het risico is daardoor groot dat de doelgroep (ook) als volwassenen tussen de wal en het schip terechtkomt en als ‘zorgmijder’ en zwerver door het leven zal gaan. Om dit te voorkomen, moet door de gehandicapten- en geestelijke gezondheidszorg worden geïnvesteerd in ambulante nazorg. Ook zou het tot stand brengen van een vloeiende overgang tussen zorg met verblijf in een instelling en begeleid zelfstandig wonen hoge prioriteit moeten krijgen. Uit een evaluatie van Hulp aan Huis is overigens gebleken dat zorg met verblijf in een instelling kan worden vermeden, wanneer de werkwijze van bovengenoemde samenwerkingsprojecten wordt toegepast. Daarnaast neemt de behoefte aan ‘zwaar uitgevoerde’ verblijfsvoorzieningen ook af door een meer individuele benadering van jongeren met gedragsstoornissen. Op het signaleringsrapport is nog geen reactie ontvangen. Sterk gedragsgestoorde ernstig verstandelijk gehandicapten (SGEVG) In een in mei 2001 door het Bouwcollege uitgebracht rapport over sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten (SGLVG) kwam naar voren dat ook aandacht zou moeten worden besteed aan de doelgroep sterk gedragsgestoorde ernstig verstandelijk gehandicapten (SGEVG). In een brief aan de staatssecretaris concludeert het Bouwcollege op dit moment het doen van onderzoek minder relevant te achten. Veel van de gedragsproblematiek lijkt namelijk toe te schrijven aan aspecten als onvoldoende (intensieve) aandacht en begeleiding, verveling en zintuiglijke handicaps, problemen die inmiddels beter onderkend en bestreden worden. Doordat de exploitatietoeslag voor SGLVG ook veelvuldig wordt ingezet voor SGEVG is het probleem van te weinig begeleiding en veel verveling gedeeltelijk opgelost. Zintuiglijke handicaps worden eerder en beter gediagnosticeerd, waardoor beter op deze problematiek wordt ingespeeld. Ook het gebrek aan gegevens vormt een argument om af te zien van verder onderzoek. In 2004 zal de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek publiceren over SGEVG met bijkomende psychiatrische problematiek. Dit rapport kan mogelijk aanknopingspunten bieden bij het in kaart brengen van de aard, omvang en zorgvraag van de totale doelgroep SGEVG. Op de brief aan de staatssecretaris is nog geen reactie ontvangen.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
12
Jaarverslag Cbz 2003
3
ONTWIKKELING EN VASTSTELLING VAN KADERS
3.1 Inleiding Het ontwikkelen en actualiseren van bouwmaatstaven en bouwkostennormen is een wettelijke taak van het Bouwcollege. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bouwmaatstaven die in het verslagjaar tot stand zijn gekomen en wordt aandacht besteed aan de Bouwkostennota en het rapport Kengetallen, die jaarlijks worden uitgebracht. Ook structurele informatieverschaffing aan de minister is een wettelijke taak van het Bouwcollege. in dit kader worden (omvangrijke) databasebestanden opgebouwd en geactualiseerd. Voor de ontwikkeling van sectorale zorgvisies en beleidsregels levert het Bouwcollege periodiek informatie over de ontwikkeling van discrepanties tussen aanbod en zorgbehoefte en de kwaliteit van het gebouwenbestand. Ook wordt informatie verschaft over de bouwbehoefte in een bepaalde periode ten behoeve van besluitvorming van de minister over bouwprioriteiten.
3.2 Bouwmaatstaven en basiskwaliteitseisen De bouwmaatstaven worden door het Bouwcollege vastgesteld en door de minister goedgekeurd, en zijn bedoeld als een hulpmiddel bij het voorbereiden van bouwaanvragen. Daarnaast vormen ze het toetsingskader voor de bouwkundig-functionele beoordeling van die aanvragen. De maatstaven beschrijven de ruimtebehoefte en de functionele eisen waaraan nieuw te bouwen zorgvoorzieningen minimaal moeten voldoen in termen van noodzakelijkheid, doelmatigheid en soberheid. Ze geven de basiskwaliteitseisen aan waar een nieuwe zorgvoorziening ten minste aan moet voldoen. Die eisen hebben betrekking op het minimaal noodzakelijke kwaliteitsniveau van ruimten of voorzieningen op de aspecten functionaliteit, veiligheid en hygiëne. Daarnaast wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen in de laatste jaren en de invloed ervan op de maatstaven. Maar ook van de verwachte ontwikkelingen in de toekomst en de state of the art van de betreffende functie geven de maatstaven een beeld, onderbouwd met voorbeelden van projecten (good practice) en/of kostenonderzoeken. De maatstaven worden flexibel opgezet zodat, gegeven de basiskwaliteitseisen, binnen bepaalde kaders diverse oplossingen mogelijk zijn. Voor de bouw van WZV-voorzieningen worden deze kaders voornamelijk bepaald door maximale investeringskosten. De kostennormen zijn bepaald op basis van datgene wat, rekening houdend met ontwikkelingen, aan ruimtelijke voorzieningen nodig wordt geacht. In het verslagjaar zijn drie bouwmaatstaven door het Bouwcollege vastgesteld, die alle door de minister zijn goedgekeurd. Deze maatstaven worden hieronder kort beschreven, evenals enkele aan de bouwmaatstaven gerelateerde onderwerpen. Flexibiliteit in ziekenhuizen In de bouwmaatstaven algemeen ziekenhuis worden basiskwaliteitseisen gesteld ten aanzien van de flexibiliteit. Uit een nadere uitwerking van dit begrip in een voorstudie voor het onderzoek “Ziekenhuis van de 21e eeuw” blijkt dat flexibiliteit met name betrekking heeft op de mate waarin het gebouw aanpasbaar is aan zich wijzigende ruimtebehoeften. Omdat binnen de sector ziekenhuizen sprake is van een structureel proces van veranderingen, is het van groot belang dat flexibiliteit wordt ingebouwd bij de bouw van ziekenhuizen. Een flexibele opzet kan worden verkregen als bij de terreinindeling
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
13
Jaarverslag Cbz 2003
rekening gehouden wordt met uitbreidingen van de gebouwenstructuur op de korte en middellange termijn. Dit kan, als een zodanige ordening van functies wordt aangebracht, dat ‘harde’ ziekenhuisfuncties worden omgeven door ‘zachte’ functies, zonder dat dit in strijd is met de nabijheidseisen. De functies waarbij op korte termijn groei wordt verwacht, kunnen het beste aan een open eind van het gebouw worden gesitueerd. Ook kan een flexibele opzet worden verkregen door de constructieve opzet te laten bestaan uit een skeletstructuur die het mogelijk maakt de ruimte vrij in te delen en wanneer op eenvoudige wijze sparingen in de vloer en het dak kunnen worden gemaakt voor leidingen. Ook kan een verregaande uniformering van ruimten bijdragen tot meer flexibiliteit. Het is aan te raden bij de afbouw rekening te houden met het op eenvoudige wijze kunnen uitbreiden of wijzigen van de voorzieningen voor datatransport en elektra. Bouwmaatstaven ziekenhuisverpleging De bouwmaatstaven voor voorzieningen voor ziekenhuisverpleging gaan uit van een in beginsel uniforme benadering van de functiegroep verpleging. Onderscheid wordt alleen gemaakt waar dit op zorginhoudelijke gronden én gezien de aard en omvang van de ruimtebehoefte noodzakelijk is. Dit resulteert in een bouwkundig-functionele indeling naar drie zorgniveaus: standard care en medium care (waartoe uit flexibiliteitsoverwegingen ook dagverpleging kan worden gerekend), high care en intensive care (standaardniveau), en intensive care (hoge zorgzwaarte). Daarnaast worden voorzieningen voor de verpleging van pasgeborenen en kinderen afzonderlijk omschreven. In de nieuwe bouwmaatstaven krijgen de invloed van de omgeving op het genezingsproces en het voorkomen van infecties meer aandacht dan voorheen. De waarborging van de privacy van patiënten vormt in de maatstaven een punt van bijzondere aandacht. Ziekenhuizen wordt nu de ruimte geboden om zelf een keuze te maken tussen een- en meerpersoonskamers, en kunnen in principe zelfs kiezen voor uitsluitend eenpersoonskamers. Daarnaast vestigen de nieuwe maatstaven de aandacht op de belevingswaarde van de omgeving van de patiënt. Niet alleen een goede lichttoetreding en het voorkomen van geluidsoverlast, maar ook een voor de patiënt aangename inrichting van de ruimte met gebruikmaking van bijvoorbeeld kunst, spelen daarbij een rol. Voorzieningen voor infectiepreventie krijgen in de maatstaven speciale aandacht. Zo is voor de diverse zorgniveaus aangegeven hoeveel gesluisde isolatiekamers met drukhiërarchie minimaal nodig zijn. Isolatiekamers beschikken over eigen sanitaire voorzieningen, die vanuit de kamer toegankelijk zijn. Die maatregelen zijn noodzakelijk om de verspreiding van ziekteverwekkers zoals de MRSA-bacterie te voorkomen. De bouwmaatstaven ziekenhuisverpleging vervangen de tot dusver gehanteerde, afzonderlijke maatstaven voor algemene verpleging, kraamverpleging, intensive care, hartbewaking, kinderverpleging en dagverpleging. Ze vormen een aanvulling op de eind 2002 door de minister goedgekeurde bouwmaatstaven algemeen ziekenhuis (de ‘paraplumaatstaf’), waarin de voor het ziekenhuis als geheel geldende basiskwaliteitseisen zijn beschreven. Bouwmaatstaven operatieafdeling Ziekenhuizen krijgen in de geactualiseerde bouwmaatstaven meer keuzemogelijkheden bij het inrichten van de operatieafdeling. Door extra bescherming op plaatsen waar de reinheidseisen het hoogst zijn, kunnen de technische eisen aan omliggende ruimten worden verlaagd en is meer vrijheid op het gebied van inrichting en lay-out mogelijk. De kosten hoeven daardoor niet hoger uit te vallen. In de afgelopen jaren zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die hebben bijgedragen tot meer kennis over infectiepreventie, luchtbehandeling en luchtbeheersing op operatieafdelingen. Deze gewijzigde inzichten hebben geleid tot een andere technische uitrusting en lay-out van operatiekamers.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
14
Jaarverslag Cbz 2003
Door extra bescherming van de operatietafel, de tafels met steriele instrumenten en het gebied daaromheen waar het operatieteam zich bevindt, kunnen de technische eisen aan de omliggende ruimten worden verlaagd. Dit alles leidt tot meer flexibele indelingsmogelijkheden van de operatieafdeling als geheel. Het verhogen van de eisen aan (alleen) de operatiekamer heeft verder het voordeel dat alle typen operaties in dergelijke universele operatiekamers kunnen worden uitgevoerd. Daglichttoetreding in operatiekamers wordt overigens wenselijk geacht. In de nieuwe maatstaven zijn de resultaten verwerkt van een in september op initiatief van het Bouwcollege binnen het bestaande Europese samenwerkingsbestand (EU Health Property Network) gehouden symposium over de technische inrichting en lay-out van operatieafdelingen. Ook deze maatstaven vormen een aanvulling op de bouwmaatstaven algemeen ziekenhuis. Bouwmaatstaven AWBZ-voorzieningen voor verblijf In het verslagjaar zijn, op verzoek van de staatssecretaris, de bouwmaatstaven voor de AWBZ-sectoren geharmoniseerd, dat wil zeggen AWBZ-breed toepasbaar gemaakt voor de functie verblijf. Daardoor kunnen het voorzieningenniveau en de daarvoor benodigde bouw meer flexibel en vraaggericht zijn. In de bouwmaatstaven AWBZ-voorzieningen is het tot voor kort geldende onderscheid in bouwkundige en financiële uitgangspunten tussen de sectoren (ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg) verdwenen. De nieuwe maatstaven vervangen twaalf bestaande bouwmaatstaven en referentiekaders en leveren zo een vergaande vereenvoudiging en deregulering op. De maatstaven zijn in nauw overleg met het veld en het ministerie van VWS tot stand gekomen. Ook de landelijke brancheorganisaties (Arcares, GGZ Nederland en VGN) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg zijn nauw bij de totstandkoming betrokken. De maatstaven zijn door het Bouwcollege uitvoerig getest op bruikbaarheid. Voorts zijn ze doorgerekend op de gevolgen voor de oppervlakte (een gemiddelde toename met 1,8%) en de investeringskosten: de maatstaven voldoen aan het uitgangspunt dat enerzijds de instellingen als gevolg van de harmonisatie niet gekort zouden worden op de investeringsruimte en anderzijds de harmonisatie ook niet zou leiden tot een te grote stijging van de investeringskosten. In de nieuwe maatstaven worden drie categorieën met bijbehorende zorginfrastructuur en bouw onderscheiden. Tot de categorie ‘licht’ behoren zorgvragers die redelijk zelfstandig kunnen en willen wonen en daarbij incidenteel een beroep doen op zorg of begeleiding. De categorie ‘zwaar’ omvat cliënten die intensieve 24 uurszorg (verpleging, behandeling en begeleiding) nodig hebben. De groep ‘beveiligd’ bestaat uit zorgvragers die een gevaar voor zichzelf of anderen vormen en opgenomen en behandeld worden in een beschermende of beveiligde setting. Deze laatste categorie betreft vooral cliënten die via een juridische maatregel worden opgenomen. De maatstaven bevatten algemene basiskwaliteitseisen voor privacy, locatie, bereikbaarheid, toegankelijkheid, scheiding van functies en doelgroepen, flexibiliteit en belevingswaarde. Daarnaast zijn specifieke basiskwaliteitseisen opgenomen voor de functies verblijf, begeleiding, behandeling, de ondersteunende diensten en de technische installaties. De maatstaven zijn flexibel opgezet, zodat gegeven de basiskwaliteitseisen, verschillende oplossingen mogelijk zijn. Voorafgaand aan de goedkeuring van de bouwmaatstaven op 15 januari 2004 werden bij de beoordeling van AWBZ-voorzieningen enige tijd vuistregels gehanteerd. Deze bevatten een samenvatting van functies en bijbehorende ruimten en waren geformuleerd als basiskwaliteitseisen voorzien van maximale investeringsnormen per m².
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
15
Jaarverslag Cbz 2003
Ombouw verzorgingshuizen Met het in het verslagjaar vastgestelde referentiekader ‘Ombouw verzorgingshuizen’ wil het Bouwcollege een handreiking doen aan instellingen die een oplossing zoeken voor niet-adequate huisvesting. Veel wooneenheden in verzorgingshuizen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Ze zijn vaak te klein. Waar renovatie voor dezelfde functie (verzorging) - eventueel met reductie van capaciteit - niet haalbaar is, kan ombouw tot verpleeghuis worden overwogen, zeker nu de voortschrijdende vergrijzing leidt tot een toenemende behoefte aan verpleeghuiscapaciteit. Ongeveer tweederde van de verzorgingshuiscapaciteit kan in principe worden omgevormd tot verpleeghuiscapaciteit. Het verlies aan verzorgingshuisplaatsen moet wel worden gecompenseerd. Het referentiekader bevat de kenmerken die in een gebouw minimaal aanwezig moeten zijn om na de ombouw een acceptabel resultaat te kunnen verwachten. Toepassing van dit referentiekader draagt bij aan het voorkomen van onnodige investeringen in uitgebreide studies. Ombouw van verzorgingshuis naar verpleeghuis zal wel leiden tot een reductie met ca. 20.000 van het geheel aan plaatsen voor verpleging en verzorging, vooral omdat de kwaliteitseisen voor een verpleeghuis een andere gebouwindeling vergen, waardoor bijvoorbeeld meer oppervlak nodig is voor gemeenschappelijke ruimte. Daarnaast gelden voor verpleeghuizen specifieke eisen voor de luchtbehandeling en temperatuurbeheersing. Omdat een dergelijke reductie tot een te beperkt aanbod van verzorgingshuiszorg zal leiden, zullen tegelijkertijd inspanningen moeten worden gepleegd om het verlies aan verzorgingshuisplaatsen te compenseren. Dit kan zowel door middel van nieuw te realiseren extramurale als intramurale plaatsen. De totale behoefte wordt op ongeveer 55.000 geschat. De wijze van invulling zal per regio moeten geschieden. Het Bouwcollege dringt erop aan dat alle betrokken partijen in de regio hiertoe tot concrete afspraken komen en zal daarbij graag partner zijn. De financiële consequenties laten zich moeilijk ramen. Deze zijn immers afhankelijk van de wijze waarop de regio een en ander vorm geeft. Het rapport geeft indicaties bij volledige extramuralisering (€ 0,5 miljard) en volledig intramurale invulling (€ 5,5 miljard). 3.3 Bouwkostennormen Bouwkostennota De Bouwkostennota biedt directies van instellingen een handvat bij de voorbereiding van individuele bouwprojecten. Om de actualiteitswaarde te verhogen en het informatieve karakter te versterken wordt in zogeheten Capita Selecta ook ingegaan op actuele beleidsmatige (bouwkundige) onderwerpen. Zo is dit jaar onder meer aandacht besteed aan de modernisering van de AWBZ, het aanbestedingsbeleid, de contractvorming en de gevolgen van de gewijzigde regelgeving, en zijn voorstellen gedaan tot invoering van de regionale toeslagen over de grondkosten. In de Bouwkostennota worden de bouw- en investeringskosten in de zorgsector geanalyseerd. Deze analyse resulteert in een bijstelling van de maximale bouwkostennormen voor respectievelijk ziekenhuizen en AWBZ-voorzieningen (verpleeghuizen, verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en instellingen voor gehandicapten). Nieuw in de Bouwkostennota 2003 is, dat voor de bepaling van de maximaal te besteden grondkosten per bed of plaats rekening wordt gehouden met de regionale verschillen in de grondprijzen. Vooruitlopend op de Bouwkostennota 2003 is het voorstel van het Bouwcollege om de tijdelijke markttoeslag van 4,2% te laten vervallen door de minister goedgekeurd. De aanleiding hiertoe vormden de meevallende aanbestedingsresultaten in het voorafgaande jaar en de drastische verandering van de marktsituatie in de burgerlijke en utiliteitsbouw.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
16
Jaarverslag Cbz 2003
In mei is de Bouwkostennota in eerste instantie door het Bouwcollege vastgesteld. De minister onthield echter zijn goedkeuring aan de bouwkostennormen, vanwege ‘het ontbreken van de financiële ruimte’. De door het Bouwcollege vastgestelde bouwkostennormen dienden, na verwerking van een aantal plussen (voor indexering (2,3%), brandveiligheid (1%) en gevolgen aanpassing Bouwbesluit), met 5% te worden verlaagd. Het Bouwcollege heeft de bouwkostennormen vervolgens gewijzigd vastgesteld; de minister heeft met deze aangepaste kostennormen ingestemd. Per saldo - dus rekening houdend met alle plussen en minnen - resulteert een en ander in een verlaging van de bouwkostennormen met 5,1% ten opzichte van de Bouwkostennota 2002. Voor lopende projecten is na overleg met het ministerie een overgangsregime vastgesteld. Om planwijzigingen en daarmee verbonden extra directiekosten te voorkomen, is besloten dat voor bepaalde projecten de hogere bouwkostennormen kunnen worden gehanteerd zoals die op 26 mei 2003 door het Bouwcollege zijn vastgesteld. De projecten waarvoor het overgangsregime kan gelden, moeten aan de volgende criteria voldoen: - het project komt voor op de bouwprioriteitenlijst; - voor het project is een verklaring van behoefte afgegeven; - het project verkeert ten minste in de schetsplanfase. Hierbij geldt de datum van 6 augustus 2003 als peildatum (datum van inwerkingtreding). Differentiatie grondkosten Het Bouwcollege heeft in het verslagjaar besloten een gedifferentieerd systeem voor de grondkosten te gaan hanteren. De aanleiding daarvoor vormen grote regionale verschillen in de grondprijzen. Bronmateriaal van externe bureaus bevestigen het beeld dat de grondprijzen per m2 in de noordelijke provincies en Zeeland gemiddeld aanmerkelijk lager liggen dan elders en dat de hoogste grondprijzen in de Randstad en in de provincie Utrecht optreden. De regionale verschillen zijn vertaald in regionale toeslagen die over de maximaal te besteden grondkosten kunnen worden berekend. De te hanteren procentuele toeslagen volgen het postcodesysteem. Voor de duurste regio’s (of postcodegebieden) is een plus van 20% vastgesteld. In andere regio’s zijn er variaties van +10%, 0%, -10% tot -20% voor de goedkoopste regio’s. Een specificatie van de postcodegebieden en de daarbij behorende differentiatie per regio is opgenomen in de Bouwkostennota 2003. De werking van het systeem zal in 2004 worden geëvalueerd. Veiligheidsbevorderende maatregelen in de psychiatrie Instellingen verzoeken vaak om een verhoging van het toegestane investeringsbudget voor het treffen van extra, met name installatietechnische voorzieningen om agressie op psychiatrische afdelingen te voorkomen. Een door het Bouwcollege uitgevoerd (kosten)onderzoek in het kader van de Bouwkostennota heeft uitgewezen dat het vooralsnog niet nodig is de bouwkostennormen hiervoor aan te passen. Mede door de recente aanpassing in het kader van de ICT-ontwikkeling, is er voldoende ruimte voor het realiseren van veiligheidsvoorzieningen. Voor meer informatie over dit onderwerp wordt verwezen naar hoofdstuk 2. Kengetallen 2003 Jaarlijks actualiseert het Bouwcollege de zogeheten kengetallen. De kengetallen worden gebruikt bij het opstellen en beoordelen van ramingen van individuele bouwinitiatieven en ramingen op regioniveau, en bij het ramen van de financiële gevolgen van bouwprogramma’s zoals neergelegd in prioriteitenoverzichten. De kengetallen geven per sector van de intramurale gezondheidszorg de investerings- en exploitatiekosten weer bij verschillende bouwkundige
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
17
Jaarverslag Cbz 2003
uitvoeringen. Actualisatie vindt - voor zover technisch van aard - plaats op basis van de recente Bouwkostennota en CTG-beleidsregels. Het Bouwcollege heeft de bij de uniforme toetsing van bouwplannen te gebruiken rekenrente voor 2003 vastgesteld op 6%, een percentage dat eveneens gebruikt wordt door VWS bij de bepaling van en de afboeking op het macro-exploitatiekader (het bouwkader). Huur Naar aanleiding van signalen uit het veld heeft het Bouwcollege nader gekeken naar de wijze waarop huurinitiatieven in de verschillende (care)sectoren worden beoordeeld. Dit leidde tot de volgende aanbevelingen. Ten eerste zal nader bekeken moeten worden of sprake is van voorzieningen of delen van voorzieningen die uit de reguliere (woning)markt betrokken kunnen worden. De marktconforme criteria die bij deze voorzieningen worden gehanteerd, zullen nader onderzocht dienen te worden. Om boekwaardeproblematiek te voorkomen, is het raadzaam om op het moment van afstoten van onroerend goed en terughuur te kiezen voor winstmaximalisatie. Gevolg hiervan is dat huur tegen marktwaarde moet worden toegestaan. Vervolgens zal de vergoeding die in de huur is opgenomen voor instandhouding bij tussentijdse beëindiging van de huur op bedrijfseconomische gronden aan de verhuurder worden gelaten. Mede in het licht van de modernisering AWBZ is het noodzakelijk dat een eenduidige en transparante huurbeoordeling plaatsvindt. Voor niet-specifieke gebouwen zal ten slotte uitgegaan moeten worden van marktconforme huurprijzen. Besloten is om aan RIGO Research en Advies een opdracht te verstrekken voor een onderzoek naar de voor- en nadelen van het huren van gezondheidszorgvoorzieningen ex WZV. Archeologisch erfgoed Op grond van het Verdrag van Valletta, dat in 1998 ook door Nederland is geratificeerd, moet de overheid maatregelen treffen voor de bescherming, conservering en instandhouding van het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van dit verdrag is dat degene die het voornemen heeft tot een bodemingreep die kan leiden tot aantasting van het archeologisch erfgoed, betaalt. Reeds enkele malen is het voorgekomen dat de kosten van dergelijk archeologisch onderzoek op WZVinstellingen werden verhaald. Deze kosten komen echter op grond van een beslissing van de Minister van VWS niet voor nacalculatie in het kader van de WTG in aanmerking, en worden daarom niet opgenomen in het investeringsbedrag volgens de door het Bouwcollege af te geven vergunning. In een probleemverkennende notitie van het Bouwcollege wordt geconcludeerd dat de kosten voor archeologisch onderzoek nimmer ten laste mogen komen van de gezondheidszorg, ook niet als iets wordt gevonden in de grond waarop een instelling is gehuisvest. In bovenbedoelde casussen was dat laatste het geval. Een vroegtijdige oriëntatie van instellingen op de mogelijke archeologische aspecten van een beoogde locatie en sluitende afspraken over procedure en kosten met provincies en gemeenten, kunnen vertraging bij de uitvoering van bouwplannen helpen voorkomen. Duurzaam bouwen en energiegebruik In een reactie op het in 2002 door het Bouwcollege uitgebrachte signaleringsrapport over Duurzaam Bouwen heeft de Minister van VWS opgemerkt het vanzelfsprekend te achten dat het pakket onderdeel gaat vormen van de prestatie-eisen in de zorg, voorzover deze maatregelen geen extra huisvestingsen/of exploitatielasten veroorzaken. Met DuBo-maatregelen die de huisvestingskosten verhogen, kan echter niet worden ingestemd, gezien de huidige economische en financiele situatie en het belang om de beperkte financiële ruimte bij voorrang te besteden aan het realiseren van extra capaciteit in de zorg.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
18
Jaarverslag Cbz 2003
In het verlengde van de in 2001 uitgebrachte uitvoeringstoets Energie-efficiency werkt het Bouwcollege op verzoek van het Ministerie van VWS samen met het Ministerie van Economische Zaken, het CTG en NOVEM aan het ontwikkelen van een meerjarenafspraak voor de zorg ten aanzien van energie. VWS heeft de wens uitgesproken om het Energiebesparingsplan onderdeel te laten zijn van het langetermijnhuisvestingsplan. In een notitie “Energieliberalisering en de betrouwbaarheid van de levering van energie” zijn in het verslagjaar de ontwikkelingen ten aanzien van de privatisering van energiemarkt van de afgelopen twee jaar beschreven. Het lijkt erop dat de betrouwbaarheid van de landelijke elektriciteitsvoorziening minder is dan enige jaren geleden. Het waarborgen van de continuïteit van infrastructurele voorzieningen neemt in de gezondheidszorg echter een bijzondere plaats in. Indien de stroom uitvalt, kan dit immers ernstige gevolgen hebben in die situaties waar levensfuncties van elektrische apparatuur afhankelijk zijn. Noodstroomvoorzieningen behoren dan ook tot de standaardvoorzieningen in gezondheidszorggebouwen. Analyse van projecten Om de in de organisatie beschikbare kennis verder te structureren en daardoor, zowel intern als extern, beter overdraagbaar te maken wil het Bouwcollege de belangrijkste gegevens van zorgvoorzieningen vergaren, vergelijken en analyseren. Zo kan enerzijds de opzet van deze voorzieningen worden omschreven, anderzijds kunnen voorzieningen (of delen van voorzieningen) die op belangrijk geachte aspecten goed scoren, als voorbeeldproject worden geïdentificeerd. Zulke projecten kunnen vervolgens als ‘good practice’-voorbeelden worden opgenomen in nieuwe bouwmaatstaven. De projectanalyses bevatten een verzameling kerngegevens van qua functie(s) vergelijkbare bouwkundige voorzieningen. Onder projecten worden, behalve reeds opgeleverde en in gebruik genomen gebouwen, ook nieuwbouwprojecten verstaan die zich nog in de voorbereidings- of uitvoeringsfase bevinden. Op deze wijze kunnen zowel de nieuwste ontwikkelingen als bestaande en beproefde concepten worden opgenomen. Ook in het verslagjaar zijn, mede ten behoeve van de Bouwkostennota, projectanalyses opgesteld en geactualiseerd. Aanbestedingsbeleid Begin juli heeft het Bouwcollege het cahier “Het aanbesteden van werken” gepubliceerd. In deze praktische handreiking wordt door vraag en antwoord getracht het pad voor een geslaagde aanbesteding te structureren. Ook worden aanbevelingen gedaan die de aanbesteding zo soepel mogelijk laten verlopen. Achtereenvolgens wordt in het cahier ingegaan op het proces van aanbesteden en de relevante regelgeving en beleidskaders. In het cahier worden vragen beantwoord waarmee de achterliggende materie van het aanbesteden wordt verduidelijkt. Vragen over onder meer de betrokkenheid van uitvoerende partijen bij het bouwplan, de verplichting om Europees aan te besteden en de wijze waarop wordt aanbesteed, moeten na het lezen van dit cahier tot het verleden behoren. De vragen zijn aangevuld met cases en toelichtingen. Voor de aanbestedingsresultaten in het verslagjaar wordt verwezen naar paragraaf 4.3 en bijlage 5, tabel 1. Circulaires In het verslagjaar heeft het Bouwcollege circulaires uitgebracht over het haalbaarheidsonderzoek verzorgingshuizen, de eindafrekening meldingen en de hardheidsclausule inbrengverplichting, eigendomsverhoudingen, bouwbegeleiding, budgettair bouwen en niet-noodzakelijke bestanddelen.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
19
Jaarverslag Cbz 2003
Hieronder wordt de inhoud van deze circulaires beknopt weergegeven. Haalbaarheidsonderzoek verzorgingshuizen (31 januari 2003, Stcrt. 2003, nr. 26) Op grond van het Referentiekader 2001 was het voor een verzorgingshuis mogelijk de kosten van een haalbaarheidsonderzoek ter voorbereiding van een bouwplan vergoed te krijgen tot een bedrag van maximaal € 16.000,--. Omdat de directiekosten voor verzorgingshuizen inmiddels op 14% van de bouwkosten zijn vastgesteld, net als voor de overige WZV-instellingen, en de kosten voor een haalbaarheidsonderzoek in dit percentage begrepen zijn, is deze vergoeding komen te vervallen. -
Eindafrekening meldingen/hardheidsclausule inbrengverplichting (20 maart 2003, Stcrt. 2003, nr. 62) Deze circulaire informeert de betrokken zorginstellingen (alle met uitzondering van verzorgingshuizen en academische ziekenhuizen) over de afschaffing van de verplichte indiening van de eindafrekening bij meldingsprojecten en over de toepassing van de hardheidsclausule bij de inbrengverplichting. Voortaan hoeft voor meldingsprojecten geen eindafrekening meer te worden ingediend, behalve wanneer een melding wordt gerealiseerd voor een hoger investeringsbedrag dan in de rechtmatigheidstoets van het Bouwcollege is vermeld. Op vergunningplichtige projecten die betrekking hebben op renovatie of vervangende nieuwbouw is de inbrengverplichting van toepassing. De hardheidsclausule komt er op neer dat wanneer een instelling meent over onvoldoende trekkingsrechten te beschikken om aan deze verplichting te voldoen, hiervan onder omstandigheden kan worden afgeweken. De instelling moet dan aan de hand van haar langetermijnhuisvestingsplan (LTHP) - en wel de versie die bestond op het moment van vergunningverlening aantonen dat in een concreet geval een afwijking van de normatief vastgestelde inbrengverplichting gerechtvaardigd is. Op basis van het LTHP kan in voorkomende gevallen worden aangetoond dat opgebouwde trekkingsrechten doelmatig werden aangewend ten behoeve van andere meldingsprojecten, of dat nog op te bouwen trekkingsrechten reeds zijn gereserveerd voor andere projecten. Eigendomsverhoudingen (8 april 2003, Stcrt. 2003, nr. 70) Het beleid inzake eigendomsverhoudingen is vastgelegd in circulaires van VWS van 4 april 1997 en 1 april 1999. Sindsdien hebben zich in de intramurale zorg verschillende ontwikkelingen voorgedaan die mogelijk aanleiding tot onduidelijkheid geven. Te denken valt aan vervreemding (verkoop) van onroerend goed, sale en lease back-constructies (verkoop en terughuur) van onroerend goed, diverse erfpacht-constructies met betrekking tot gebouwen of terreinen, verhuren van onroerend goed enz. Daarom zijn de belangrijkste elementen van het beleid inzake eigendomsverhoudingen nog eens samengevat. Bouwbegeleiding (5 juni 2003, Stcrt. 2003, nr. 112) De geactualiseerde versie van de circulaire geeft een samenvatting van en een toelichting op de verschillende fasen van de bouwbegeleiding met de geldende procedures en daarmee samenhangende termijnen. De bouwbegeleiding begint na afgifte van de vergunning en omvat een beoordeling van de aanbestedingsresultaten, (eventuele) meer- en minderwerken en de eindafrekening. Budgettair bouwen (30 juli 2003, Stcrt. 2003, nr. 147) Het beleid inzake budgettair bouwen was tot dusver formeel vastgelegd in een circulaire van 30 augustus 1996 van de Minister van VWS. Sindsdien zijn in beleidsrapporten voorstellen gedaan om
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
20
Jaarverslag Cbz 2003
budgettair bouwen te stimuleren en de instellingen meer eigen verantwoordelijkheid te geven (onder meer in een uitvoeringstoets van het Bouwcollege van januari 2003). Daarom is in overleg met het ministerie van VWS besloten het beleid met betrekking tot budgettair bouwen op onderdelen te wijzigen en een nieuwe circulaire uit te brengen. In de circulaire wordt uiteengezet wat budgettair bouwen inhoudt en wanneer budgettair bouwen geldt. Ook worden maatregelen genoemd om budgettair bouwen te stimuleren. Niet-noodzakelijke bestanddelen (26 november 2003, Stcrt. 2003, nr. 231) Omdat het vergunningbeleid inzake niet-noodzakelijke bestanddelen, zoals vastgelegd in een circulaire van VWS van 12 juli 1995, op sommige punten is gewijzigd, heeft het Bouwcollege (dat sinds medio 2001 de vergunningen verleent) een nieuwe circulaire uitgebracht. In de circulaire is opnieuw gedefinieerd wat onder een niet-noodzakelijk bestanddeel wordt verstaan. De exploitatie van een niet-noodzakelijk bestanddeel mag geen risico vormen voor de bedrijfsvoering van de instelling. Dat kan bijvoorbeeld worden bereikt door het oprichten van een afzonderlijke rechtspersoon waarin het niet-noodzakelijke bestanddeel wordt ondergebracht, maar ook door de investeringsrisico's via langlopende huurovereenkomsten te beperken. De instelling is vrij om een keuze te maken. Voor de realisatie van een niet-noodzakelijk bestanddeel is toestemming van het Bouwcollege vereist. Als het gaat om een van de bestaande zorgvoorziening losstaand niet-noodzakelijk bestanddeel, is die toestemming alleen nodig indien de ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden van de zorgvoorziening hierdoor zouden kunnen worden belemmerd. Maakt een niet-noodzakelijk bestanddeel onderdeel uit van een vergunningplichtig initiatief, dan is separate toestemming niet nodig.
3.4 Monitoring gebouwkwaliteit Onderzoek naar de gebouwkwaliteit sluit aan op de missie van het Bouwcollege, waarin medeverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en kwantiteit van de infrastructuur in de gezondheidszorg centraal staat. Zonder adequaat beeld van de kwaliteit en kwantiteit kan deze verantwoordelijkheid immers niet worden waargemaakt. Het is de bedoeling om in samenspraak met het veld elk jaar de huisvestingssituatie in een sector in beeld te brengen (te monitoren). Met de informatie wordt de kwaliteit en kwantiteit van de (via de WZV gerealiseerde) infrastructuur in de gezondheidszorg in kaart gebracht, worden de gegevens geleverd om het bouwbehoefteonderzoek uit te voeren en wordt beleidsinformatie gegenereerd. Instellingen ontvangen gedetailleerde informatie over (de kwaliteit van) het gebouwenbestand en kunnen de informatie gebruiken bij het opstellen van het langetermijnhuisvestingsplan (LTHP). In het verslagjaar is het onderzoek in de sector gehandicaptenzorg (inclusief semimurale instellingen) afgerond met een macrorapportage, waarin de gehandicaptenzorg in Nederland als geheel in beeld is gebracht. Vervolgens zijn de instellingen met locaties die slecht scoren gericht benaderd. Dit moet leiden tot een toegespitst plan van aanpak per instelling. In september is begonnen met het onderzoek in de sector geestelijke gezondheidszorg. Dit onderzoek wordt medio 2004 afgesloten. Onderzoek gehandicaptenzorg Uit de macrorapportage is gebleken dat de helft van de bewoners van intramurale instellingen is ondergebracht in gebouwen die als onvoldoende worden aangemerkt (gebouwscores ‘rood’ (slecht) en
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
21
Jaarverslag Cbz 2003
‘oranje’ (matig)). De gebouwen op de intramurale locaties met meer dan 50 bewoners (vooral oude instellingsterreinen) scoren verhoudingsgewijs het slechtst: 60% van de bewoners is gehuisvest in woongebouwen met het predikaat ‘rood’ of ‘oranje’ (zie tabel 1). Tabel 1 Gebouwscores (in % gebouwen en bewoners) rood Oranje Groen totaal % totaal aantal 1)
gebouwen1) 16% 23% 61% 100% 2.230
bewoners1) 21% 28% 51% 100% 35.750
Inclusief gebouwen en bewoners van (niet bezochte) gebouwen die voor 2005 buiten gebruik worden gesteld.
De gebouwscores worden in hoge mate bepaald door de scores op de thema’s zit-/slaapkamer, sanitair en groepsgrootte. De thema’s toegankelijkheid en gemeenschappelijke ruimten wegen minder zwaar mee in de gebouwscore. Bovendien wordt op deze thema’s relatief goed gescoord. Uit tabel 2 blijkt dat 30% van de bewoners is ondergebracht in zit-/slaapkamers die niet voldoen. Een kwart van de eenpersoonskamers is te klein en er zijn nog zo’n 1.500 bewoners ondergebracht in kamers voor meer dan twee personen. Tabel 2 Themascore op zit-/slaapkamer (in % gebouwen en bewoners) Rood Oranje Groen totaal % totaal aantal 1)
gebouwen1) 17% 8% 75% 100% 2.230
bewoners1) 22% 8% 70% 100% 33.700
Exclusief buiten gebruik te stellen gebouwen
De helft van de woongebouwen scoort ‘rood’ of ‘oranje’ op het thema groepsgrootte. Ruim 30% van de groepen/wooneenheden is groter dan 8 plaatsen. Het gaat om bijna de helft van de instellingspopulatie. Het beleid van VWS is overigens gericht op een maximale groepsgrootte van 6 bewoners (tabel 3). Tabel 3 Kenmerken groepsgrootte WZV-verblijf 1-6 bewoners 7-8 bewoners 9-10 bewoners >10 bewoners totaal % totaal aantal 1)
groepen1) 47% 22% 16% 15% 100% 4.870
bewoners1) 27% 24% 23% 26% 100% 33.700
Exclusief buiten gebruik te stellen gebouwen
Aan de sanitaire voorzieningen is veel te verbeteren. De gebouwen komen op dit thema relatief gezien het slechtste uit de bus. Driekwart van de bewoners heeft te maken met sanitaire voorzieningen die (ten dele) niet voldoen (tabel 4). Er is vaak te weinig sanitair, de oppervlakte van badkamers is te klein of de privacy van bewoners is niet gewaarborgd.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
22
Jaarverslag Cbz 2003
Tabel 4 Themascore op sanitair (in aantal gebouwen, in aantal bewoners) Rood Oranje Groen totaal % totaal aantal 1)
gebouwen1) 27% 41% 32% 100% 2.230
bewoners1) 37% 38% 26% 100% 33.700
Exclusief bewoners van buiten gebruik te stellen gebouwen
Het onderzoek heeft geleid tot het opstellen van een actieplan (‘follow up’) door VWS, VGN en het Bouwcollege. Aan 26 instellingen met veel bewoners in ‘rode’ gebouwen, waar geen initiatieven van bekend zijn, zijn hiertoe bezoeken ter plaatse afgelegd. Met elf instellingen die veel ‘oranje’ scoren, hebben gesprekken plaatsgevonden. Doel is om concrete afspraken te maken over verbetering van de huisvestingssituatie, zodat over vijf jaar geen ‘rode’ gebouwen meer aanwezig zijn. Onderzoek bouwbehoefte gehandicaptenzorg Als vervolg op het monitoringonderzoek is in het verslagjaar begonnen met een onderzoek naar de bouwbehoefte in de sector gehandicaptenzorg. Op basis van de resultaten van het onderzoek zal worden berekend hoeveel geld in de periode 2004-2012 nodig is om de aangetroffen knelpunten in de bestaande huisvesting weg te werken.Tevens zal worden onderzocht met hoeveel plaatsen de capaciteit van instellingen zou moeten worden uitgebreid om de huidige wachtlijsten te verkorten en aan de toekomstige zorgvraag te voldoen. Onderzoek geestelijke gezondheidszorg In overleg met het Ministerie van VWS en GGZ Nederland heeft het Bouwcollege een onderzoek verricht naar de huisvestingssituatie in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Dit onderzoek beoogde via een ‘quick scan’ een beeld te krijgen van de kwaliteit van de woonaccommodaties in de geestelijke gezondheidszorg. Uit het onderzoek blijkt dat de laatste jaren veel is verbeterd: het aantal eenpersoonskamers dat voldoet aan de minimumeisen voor bestaande bouw is toegenomen, terwijl het aantal patiënten in drie- of meerpersoonskamers in ongeveer gelijke mate is afgenomen. Doordat het aantal klinische plaatsen is teruggelopen, konden ook meerpersoonskamers uitgedund of buiten gebruik gesteld worden. Vooral voor patiënten die kortdurende zorg nodig hebben, is veel verbeterd door de bouw van regionale GGZ-centra (RGC’s). Ruim eenderde van de patiënten in algemene GGZ-instellingen verblijft echter nog op kamers die niet voldoen aan de minimumeisen. Het gaat met name om langdurige verblijfspatiënten, waaronder ouderen en patiënten op afdelingen voor (zeer) intensieve behandeling. Bij bijna een kwart van de patiënten voldoen de gemeenschappelijke huiskamers en het aantal beschikbare sanitaire ruimten niet aan de minimumeisen. Een belangrijke doelstelling van het Bouwcollege is dat in 2008 driekwart van de nu nog als matig tot slecht gekwalificeerde plaatsen buiten gebruik gesteld, gerenoveerd of vervangend nieuwgebouwd moet zijn. De quick scan was bedoeld als voorstudie op het monitoringproject geestelijke gezondheidszorg. Om een breed inzicht te krijgen in de totale problematiek, is het Bouwcollege na de zomer begonnen de huisvestingssituatie van alle GGZ-instellingen te gaan onderzoeken (monitoren). Het onderzoek zal in de zomer van 2004 worden afgerond. De uitkomsten zullen, in samenwerking met de instellingen en GGZ Nederland, moeten leiden tot gerichte verbeterplannen.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
23
Jaarverslag Cbz 2003
3.5
Kennisontsluiting
In het verslagjaar is nader aandacht geschonken aan kennismanagement c.q. aan het gericht verzamelen en ontsluiten van expertise. Kennismanagement is verbonden met de missie, doelen en strategie van een organisatie. Gezien vanuit zijn visie en wettelijk takenpakket is het dan ook logisch dat het Bouwcollege zich richt op het (beter) bouwen in de gezondheidszorg en meer specifiek het (beter) bouwen van zorgvoorzieningen. Het Bouwcollege richt zich op de volgende expertiseclusters, die alle met ‘beter bouwen’ te maken hebben: - de ontwikkeling van de zorgvraag en de ontwikkeling van de capaciteit; - bouwmaatstaven, good practice (niet alleen functioneel en installatietechnisch, maar ook met betrekking tot healing environment en belevingswaarde) en QIND (meetinstrument om de kwaliteit van bouwplannen te beoordelen); - kosten (goede prijs/kwaliteitsverhouding), aanbesteden en contractvorming; - techniek en innovatie. De verdere ontwikkeling van de zogeheten expertisefunctie moet de uitvoering van de kerntaken ondersteunen en de kwaliteit van de output verbeteren. Daarbij gaat het niet alleen om de kwaliteit van onderzoek, maar ook om de kwaliteit of meerwaarde bij het beoordelen van bouwplannen. Zo kan bij de koppeling van de expertisefunctie aan een kerntaak zoals de bouwplanbeoordeling de expertise worden omgezet in concrete suggesties voor verbetering van nieuwbouw- of renovatieplannen. Instellingen zijn over het algemeen zeer ingenomen met dergelijke concrete en direct toepasbare expertise. De expertisefunctie dient echter ook een breder belang. Dankzij die functie kunnen overheid én veldpartijen beschikken over alle actuele deskundigheid en informatie die beleidsmatig en maatschappelijk relevant is voor het (beter) bouwen van zorgvoorzieningen. Het gaat om deskundigheid en informatie die de overheid nodig heeft voor haar beleid op het terrein van planning en bouw van zorgvoorzieningen en om deskundigheid en informatie, die instellingen kunnen gebruiken voor hun huisvestingsbeleid of voor het ontwikkelen van (betere) concrete bouwplannen. Zorgverzekeraars en zorgkantoren houden dankzij die expertise zicht op de kwaliteit, de te stellen eisen en verantwoorde investeringskaders voor nieuwbouw en bestaande bouw. Patiënten- en consumentenorganisaties kunnen dankzij de expertisefunctie beschikken over informatie over de mate waarop het aanbod aansluit op wensen en behoeften van zorgvragers. De expertise is door de minister te gebruiken bij het sturen van het zorgbouwbeleid op hoofdlijnen. Daarnaast maken instellingen en hun adviseurs meer en meer gebruik van de expertise die bij het Bouwcollege voorhanden is. Ook als het om niet-vergunningplichtige bouw gaat, doen zij steeds vaker een beroep op de onafhankelijke deskundigheid van het Bouwcollege en vragen zij om een second opinion over uitgewerkte bouwplannen en investeringskostenramingen. Door de expertise en met name de gegevens en informatie in het expertisecluster techniek en innovatie te ontsluiten, kan een bijdrage worden geleverd aan een continue verbetering en innovatie van de bouw in de zorgsector. Om invulling te geven aan zijn medeverantwoordelijkheid voor de zorginfrastructuur in ons land, zal het Bouwcollege derhalve zijn expertisefunctie verder moeten uitbouwen.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
24
Jaarverslag Cbz 2003
4
BOUWPLANBEOORDELING
4.1 Inleiding Zoals aangegeven in hoofdstuk 1, is in het verslagjaar onder andere extra aandacht gegeven aan de kwaliteit van de zorginfrastructuur. Ook (de oplossing van) de wachtlijstproblematiek vergde de nodige inspanningen; aangezien de bouw van voorzieningen essentieel blijft voor het verkorten van de wachtlijsten, heeft het Bouwcollege de ontwikkeling van extra bouwinitiatieven gestimuleerd en versneld afgehandeld. Hierna wordt per sector kort ingegaan op de specifieke thema's die in 2003 aan de orde kwamen. In de sector ziekenhuizen was het beleid, evenals in voorgaande jaren, gericht op de modernisering van de curatieve zorg, waarbij wat de ziekenhuiszorg betreft, wordt gestreefd naar het aanbieden van ‘dagelijkse’ zorg in een basispakket dichtbij de patiënt en naar het concentreren van complexe en kostbare zorg in grotere interventiecentra. In het verslagjaar zijn voor enkele grootschalige ziekenhuisprojecten (verbouw/nieuwbouw) vergunningen verleend. Bij twee daarvan was sprake van concentratie van ziekenhuiszorg, in de twee andere situaties betrof het grootschalige renovatie/vernieuwbouw op bestaande locaties. De verschuiving van klinische naar poliklinische zorg en dagverpleging was in alle gevallen kenmerkend, evenals het realiseren van samenwerkingsverbanden met de eerste lijn en andere zorgaanbieders. Deze ontwikkeling was ook herkenbaar in andere concentratie-initiatieven (binnen één stad, dan wel omvorming van een bestaande ziekenhuislocatie naar een zogenaamd profielziekenhuis). Steeds werd gelet op het waarborgen van bereikbaarheid en toegankelijkheid van de ziekenhuiszorg. Voorts werd vergunning verleend voor de bouw van een hartchirurgisch centrum en werden initiatieven gehonoreerd voor uitbreiding van de dialysecapaciteit met in totaal 31 plaatsen. Voor de sector verpleging en verzorging geldt als algemene doelstelling het kunnen bieden van een tijdige en adequate verpleging, verzorging en dienstverlening aan mensen die daaraan een objectief vastgestelde behoefte hebben. In oktober 2003 heeft het Bouwcollege de jaarlijkse voortgangsrapportage "Verbetering privacy in verpleeghuizen" aan de Staatssecretaris uitgebracht, waarin werd geconstateerd dat nog altijd bijna 21.000 bewoners (circa 35% van het totaal aantal bewoners in verpleeghuizen) in drie- of meerpersoonskamers verblijft. Samen met brancheorganisatie Arcares heeft het Bouwcollege inmiddels het initiatief genomen de afbouw van het aantal drie- of meerpersoonskamers te versnellen en de circa 90 instellingen die het betreft actief te gaan benaderen. Via een gerichte benadering zal een gezamenlijke ondersteuning op maat worden geboden om de problematiek per instelling zo snel mogelijk op te lossen. De bij het Bouwcollege ingediende bouwinitiatieven hebben in toenemende mate betrekking op de verbetering van de privacy, dikwijls in combinatie met uitbreiding van capaciteit. Waar in 2001 nog 80% van de adviezen en beschikkingen voor instandhouding betrekking had op vervangende nieuwbouw (en 20% op renovatie) en in 2002 alleen maar van vervangende nieuwbouw sprake was, is in het verslagjaar de verhouding 90% vervangende nieuwbouw en 10% renovatie geweest. Wat betreft de uitbreiding van de capaciteit hadden de uitgebrachte adviezen en beschikkingen betrekking op aanzienlijk meer plaatsen dan in voorgaande jaren: in 2003 bijna 4.000 plaatsen, tegenover 2.350 in 2002 en 2.500 in 2001.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
25
Jaarverslag Cbz 2003
Daarbij is ook sprake van een aanzienlijk aantal initiatieven die een tijdelijke uitbreiding van verpleeghuiscapaciteit beogen, met een gebruiksduur die varieert van twee tot soms vijftien of twintig jaar. Het realiseren van verpleeghuiscapaciteit in een ziekenhuis lijkt over het hoogtepunt heen te zijn; het aantal initiatieven daalde van 12 in 2002 tot 7 in het verslagjaar. Bij de verzorgingshuizen is het beleid erop gericht de zorg waar mogelijk extramuraal te realiseren door middel van het scheiden van wonen en zorg. De bij het Bouwcollege ingediende initiatieven zijn veelal combinaties van c.q. variaties op intramurale verzorgingshuiszorg, waarbij het aantal intramurale plaatsen substantieel wordt afgebouwd en het aantal extramurale plaatsen met zorginfrastructuur en intramurale verpleeghuiszorg wordt uitgebreid. Van de bestuurlijk afgehandelde initiatieven had ruim de helft betrekking op renovatie of een combinatie daarvan met nieuwbouw. Daarnaast werd in een groot aantal gevallen geadviseerd over zorginfrastructuur. Opvallend was dat in het verslagjaar het merendeel van de bestuurlijke plannen een combinatie betreft van een verzorgingshuis en een verpleeghuis. In de gehandicaptenzorg komen gaandeweg aanvragen tot stand die, conform een van de doelstellingen van de modernisering AWBZ, uitgaan van voorzieningen waarin de huisvesting en de zorg voor meer doelgroepen worden gecombineerd. Wat de gehandicaptenzorg betreft, is daarbij tot nu toe sprake van combinaties met ouderenzorg, hetgeen gezien het hoge tempo en het dubbele effect van vergrijzing in de gehandicaptenzorg als een voor de hand liggende combinatie beschouwd kan worden. Hoewel het totale aantal bouwaanvragen in 2003 wederom is gestegen, is het aantal goedgekeurde plaatsen wonen/verblijf ten opzichte van 2002 afgenomen. Deze trend tekent zich zowel bij instandhoudingsbouw als bij capaciteitsuitbreiding af. Wat het laatste betreft, speelt een rol dat de mogelijkheden om uitbreiding te realiseren inmiddels schaarser worden vanwege gebrek aan geschikte locaties, woningen of personeel. Voor de teruggang in vervangingsbouw is een voor de hand liggende verklaring te geven. Het monitoringonderzoek, dat in samenwerking met de VGN is uitgevoerd, heeft namelijk laten zien dat nog veel bestaande huisvesting van onvoldoende kwaliteit is. Voorts valt op dat, ondanks het deconcentratie- en integratiebeleid, op sommige hoofdlocaties nog steeds sprake is van uitbreiding. Voor zowel instandhoudings- als uitbreidingsbouw geldt dat de consequenties van de kleinschaligheidsregeling (nog) niet meetbaar zijn. Werd bij de dagbesteding en ondersteunende begeleiding in 2002 nog een forse stijging waargenomen, in 2003 is sprake van een verminderde toename van de capaciteit. Overigens wordt ruimtelijke uitbreiding in het kader van het streven naar volwaardige dagbesteding nagenoeg volledig ‘in de wijk’ gerealiseerd. Naast de uitvoeringstoets over de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren met probleemgedrag (zie hoofdstuk 2) heeft het Bouwcollege in een brief aan de staatssecretaris tevens aandacht gevraagd voor de moeizame uitvoering van het deconcentratie- en (omgekeerde) integratiebeleid, waardoor te veel gehandicapten nog tal van jaren op al dan niet geïsoleerd gelegen hoofdlocaties zullen wonen. Voor de organisatie en vormgeving van de geestelijke gezondheidszorg blijken de beleidsmatige uitgangspunten zoals opgenomen in de Beleidsvisie Geestelijke Gezondheidszorg 1999 nog steeds actueel. Het gaat daarbij om thema's als vermaatschappelijking, terugdringing van de opnameduur en zo mogelijk omzetting van klinische in niet-klinische capaciteit, alsmede deconcentratie van voorzieningen naar de bevolkingscentra.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
26
Jaarverslag Cbz 2003
Tengevolge van de modernisering van de AWBZ zijn onder andere de psychiatrische poliklinieken, deeltijdbehandeling en transmurale zorg buiten de werkingssfeer van de WZV komen te vallen. Het aantal afgehandelde bouwinitiatieven wijkt in 2003 niet substantieel af van de vorige jaren. Wel valt op dat er met de beoordeelde projecten aanzienlijk minder plaatsen gemoeid waren dan in 2002. Geconstateerd kan worden dat het accent bij de bouwplannen enerzijds meer gelegen heeft op algemene en ondersteunende voorzieningen en anderzijds op ambulante voorzieningen (poliklinische faciliteiten, initiatieven in het kader van vermaatschappelijking). Het aantal initiatieven voor regionale GGZ-centra (RGC's) was, hoewel een van de speerpunten in het VWS-beleid, minder dan in voorgaande jaren. Andere speerpunten waren de uitbreiding van het aantal forensisch-psychiatrische afdelingen (FPA's) en de realisering van meer logeervoorzieningen in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Deze ontwikkeling heeft zich een rustig tempo voortgezet. Sinds 1 januari 2001 is het aanjaagteam van het Bouwcollege actief. Dit team is ingesteld om versnelling in de realisatie van zorgvoorzieningen te bewerkstelligen teneinde de jaarlijks terugkerende onderuitputting in de bouw te verminderen. De activiteiten vinden plaats in nauwe samenwerking met het ministerie en de koepelorganisaties. Kwamen in de jaren 2001 en 2002 ongeveer 350 resp. 470 bouwprojecten in aanmerking voor actie van het aanjaagteam, in het onderhavig verslagjaar werd bij 737 projecten ondersteuning geboden. Het gaat hierbij om zowel projecten waarvan het Bouwcollege heeft geconstateerd dat er vertraging in de ontwikkeling van de bouwplannen is opgetreden als projecten waarbij door de initiatiefnemer of het zorgkantoor om assistentie is gevraagd. Van de behandelde projecten zijn er 276 een fase verder gekomen in de realisatie. Naast het aanjagen van projecten die op prioriteitenlijsten voorkomen of in procedure zijn, heeft het aanjaagteam aandacht gegeven aan zogenaamde gewenste projecten. Dat zijn projecten die erop gericht zijn de wachtlijsten te reduceren en projecten die uit kwaliteitsoverwegingen noodzakelijk zijn. Door o.a. het monitoringonderzoek gehandicaptenzorg, het onderzoek problematiek meerpersoonskamers in verpleeghuizen en de huisvestingsactie psychiatrie heeft het Bouwcollege meer inzicht verkregen in de thans in gebruik zijnde slechte huisvesting in de diverse sectoren. Dit is voor het aanjaagteam aanleiding om instellingen met een dergelijke inadequate huisvesting te bezoeken en samen met hen tot een verbeterplan te komen. Voorts heeft het aanjaagteam met alle zorgkantoren overleg gevoerd over de knelpunten bij de bouwplannen in de verschillende regio's. Hiermee is tevens de samenwerking tussen zorgkantoren en het Bouwcollege versterkt. De knelpunten die in de diverse overleggen naar voren kwamen, hebben in het algemeen betrekking op: grondverwerving, ruimtelijke ordening, woningbouw, samenwerking tussen de zorgorganisaties, samenwerking tussen woningcorporaties en zorgorganisaties, prioriteitenlijsten, scheiden van wonen en zorg en kleinschaligheid, tijdelijke huisvesting, toenemende complexiteit van initiatieven.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
27
Jaarverslag Cbz 2003
In alle sectoren vindt regelmatig tripartiet overleg plaats, met name gericht op onderlinge informatieuitwisseling: enerzijds om meer zicht te krijgen op stagnaties in bouwprocessen, anderzijds om meer greep te krijgen op het voorkómen respectievelijk oplossen van de genoemde knelpunten.
4.2 Bouwprocedures In het kader van de toestemmingsprocedure ex WZV voor individuele bouwprojecten adviseert het Bouwcollege de Minister van VWS over aanvragen om een verklaring, op basis waarvan de minister vervolgens een beschikking afgeeft. Sinds medio 2001 is de bevoegdheid tot het afgeven van vergunningen voor alle bouwprojecten overgedragen aan het Bouwcollege. Dit betekent dat eerst advisering over de verklaring plaatsvindt en nadat afgifte van de verklaring heeft plaatsgevonden de vergunning wordt verleend. Het Bouwcollege beslist derhalve over: de goedkeuring van programma’s van eisen, schetsontwerpen en bestedingsgerede stukken; de vergunningverlening; de aanbestedingsresultaten, aanvragen voor meer- en minderwerk en de eindafrekening (bouwbegeleiding na de vergunningverlening). Verder toetst het Bouwcollege ex WZV meldingen van voorgenomen instandhoudingsinvesteringen op rechtmatigheid en geeft het in samenhang hiermee zijn visie op LTHP's en complexe projecten van instellingen. In het verslagjaar waren in het kader van de meldingsregeling overigens geen complexe projecten aan de orde. Op grond van een aparte regeling adviseert het Bouwcollege de minister over het huisvestingsplan van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening en over bouwprojecten van bloedbanken. Aan het College voor zorgverzekeringen tenslotte werd ook in 2003 in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) geadviseerd over woningaanpassingen en ADL-clusters. Vanaf 1 april 2003 kent de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) functionele aanspraken voor verzekerden. Verzekerden kunnen een indicatie krijgen voor de functies huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, behandeling of verblijf. WZV-instellingen zijn in het vervolg gedefinieerd als instellingen die verblijf bieden in combinatie met een of meer vormen van zorg aan doelgroepen cliënten. De functie verblijf is in de regelgeving omschreven als tijdelijk (langer dan 24 uur) of permanent ‘wonen’ in een instelling. De regelgeving vermeldt expliciet dat functies als dagzorg, dag- en nachtopvang buiten de functie verblijf vallen (en daarmee buiten het bereik van de WZV). Ook vervalt de vergunningplicht voor bouw ten behoeve van zorgverlening aan personen aan wie zij geen verblijf bieden. Andes geformuleerd: bouw door WZVinstellingen is alleen vergunningplichtig als de bouw de eigen (verblijf)cliënten betreft. De volgende functies/ruimten vallen niet meer onder de reikwijdte van de WZV: - dagbehandeling, - dagverzorging, - deeltijdbehandeling, - bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden van wonen en zorg, - ambulante behandeling, - nachtopvang, - poliklinische zorg,
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
28
Jaarverslag Cbz 2003
- dagbesteding voor extramuraal verblijvende cliënten, - dagactiviteitencentra voor extramuraal verblijvende cliënten, - algemene voorzieningen (waaronder keukens) voor extramuraal verblijvende cliënten. Voor de bouw van bovengenoemde voorzieningen kan sinds 1 april 2003 een beroep worden gedaan op de Overgangsregeling kapitaallasten extramurale zorgverlening van het College tarieven gezondheidszorg. Het Bouwcollege adviseert het CTG over de hoogte van het genormeerde investeringsbedrag voor deze voorzieningen.
4.3 Beoordeling individuele bouwplannen Het totale aantal door of namens het Bouwcollege in 2003 uitgebrachte adviezen, toetsen en beschikkingen over individuele (bouw)aanvragen van instellingen bedraagt 2.998 (2002: 2.875). Het merendeel van de adviezen en beschikkingen wordt krachtens de mandateringsregeling uitgebracht op ambtelijk niveau, dat wil zeggen door het bureau van het Bouwcollege. Het gaat om het initiatieven (beschikkingen en adviezen) waarvan het investeringsbedrag maximaal € 1,35 mln bedraagt. Voor advisering over de afgifte van verklaringen geldt daarbij bovendien dat er geen planmatige aspecten aan het initiatief verbonden mogen zijn. Het mandaat beperkt zich tot positieve beschikkingen/adviezen. Het aantal adviezen over verklaringsaanvragen bedroeg 537, vrijwel gelijk aan 2002 (545), waarmee evenwel een hoger investeringsbedrag gemoeid was: € 1825,7 tegen € 1569,7 mln. in 2002. In het verslagjaar werden geen adviezen over sluitingsvoornemens uitgebracht. De fase programma van eisen is een facultatieve en doet zich als afzonderlijke goedkeuringsfase eigenlijk niet meer voor. Het aantal beschikkingen inzake schetsontwerpen, al dan niet gepaard gaande met het verlenen van de vergunning, bleef stabiel, nl. 72 (71 in 2002). Het bijbehorende investeringsbedrag was lager (€ 646,4 mln.) dan in 2002 (€ 911,8 mln.). Mede met het oog op het verkorten van de wachtlijsten is medio 2003 de regelgeving inzake zelfstandige behandelcentra (ZBC's) vereenvoudigd en versoepeld teneinde meer ruimte te bieden aan nieuwe toetreders. In 2003 zijn in totaal 14 vergunningen afgegeven voor de oprichting en exploitatie van een ZBC, waarmee het totale aantal functionerende zelfstandige behandelcentra per 1 januari 2004 neerkomt op 51. Als gevolg van het beleid om zoveel mogelijk na afgifte van de verklaring c.q. goedkeuring van het schetsontwerp de vergunning te verlenen, was het aantal ter goedkeuring voorgelegde bestedingsgerede stukken ook in het afgelopen jaar gering, namelijk 4. Na verlening van de vergunning volgt het traject, dat met de term bouwbegeleiding wordt aangeduid. Hieronder vallen de beoordeling van de aanbestedingsresultaten en het opstellen van een beschikking over de eindafrekening.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
29
Jaarverslag Cbz 2003
Van 32 in het verslagjaar aanbestede ‘reguliere’ projecten, met in totaal € 338 mln aan bouwkosten, werden de aanbestedingsresultaten beoordeeld. In tegenstelling tot het jaar 2002 zijn de voordelige aanbestedingsresultaten sterk toegenomen. Over 231 projecten is een beschikking afgegeven over de eindafrekening, met in totaal circa € 324 mln. aan investeringskosten. Voor deze 231 projecten was vergunning verleend voor een bedrag van per saldo circa € 300,-- mln. De overschrijding is deels toe te rekenen aan loon- en prijsstijgingen voor en tijdens de bouw, deels ook aan tegenvallende aanbestedingsresultaten, aanvullende brandweereisen en hoger uitgevallen rentekosten. Deze rentekosten zijn sinds medio 2002 overigens genormeerd via de CTG-beleidsregel. Daarnaast zijn in het kader van de verkorte procedure ‘oude stijl’ alsmede voor enkele verzorgingshuisprojecten 44 beschikkingen inzake eindafrekeningen opgesteld. In totaal zijn 275 eindafrekeningen beoordeeld (2002: 291), met een totale investering van circa € 391 mln. Bij daartoe aangewezen bouwprojecten zorgen zogeheten bouwgemachtigden vanaf het moment van vergunningverlening voor een intensivering van begeleiding en toezicht op de bouw. De Regeling taak, positie en werkwijze gemachtigden bouw (Strct. 2000, nr. 79) geeft aan in welke situaties de aanstelling (door de minister) van bouwgemachtigden aan de orde kan zijn. Het betreft grootschalige en/of complexe bouwprojecten, waarbij het inzetten van bouwgemachtigden, kort samengevat, het bewaken van de kosten en het kwaliteitsniveau tot doel heeft. Naast toezichthoudende taken ondersteunen de bouwgemachtigden het management van de betreffende instellingen bij de sturing van het bouwproces, waarbij overigens als uitdrukkelijk uitgangspunt geldt dat de instelling verantwoordelijk blijft voor het bouwproject. Ultimo 2003 hadden de bouwgemachtigden voor 27 instellingen projecten in portefeuille, met een geraamd investeringsbedrag van circa € 2,8 mld. Bij enkele projecten hebben zich nieuwe complicaties voorgedaan. Zo blijkt aanscherping van de brandweereisen nu ook tot aanvullende investeringen in de fase van de gebruiksvergunning te leiden, waarmee vaak substantiële kosten zijn gemoeid. De in het vorige verslagjaar gemelde benoeming van bouwgemachtigden bij een tweetal projecten met grote uitvoeringsproblemen kon inmiddels worden beëindigd. Mede aan de hand van rapportages van de bouwgemachtigden zijn aanvullende goedkeuringsdocumenten verstrekt en is de uitvoering verder gestabiliseerd. Over de projecten die inhoudelijk zijn te beschouwen als instandhouding en die geen wettelijke uitzondering vormen, is op basis van de Circulaire inbrengverplichting van 2 mei 2001 (Stcrt. 2001, nr. 92) alsmede de Regeling van 3 juni 2002 (Stcrt. 2002, nr. 128: inbrengverplichting bij huursituaties) de hoogte van de inbrengverplichting bepaald. In het verslagjaar is een totale inbrengverplichting vastgesteld van circa € 108 mln. Voor instandhoudingsinitiatieven (die niet vallen onder de begrippen nieuwbouw of bestemmingwijziging en) waarvoor een instelling voldoende budgetmiddelen beschikbaar heeft, dan wel heeft opgebouwd, is geen vergunning vereist en kan worden volstaan met een kennisgeving (melding) aan de minister. Het Bouwcollege toetst de melding op rechtmatigheid, waarbij o.a. wordt bekeken of de geplande investering aan de regeling voldoet, het project binnen de definities van de regeling past, een langetermijnhuisvestingsplan aanwezig is en de instelling voldoende trekkingsrechten heeft opgebouwd.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
30
Jaarverslag Cbz 2003
In het verslagjaar zijn in totaal 993 meldingen getoetst, (2002: 1062), waarvan 226 eindkostenoverzichten. De hiermee gemoeide investering bedroeg € 780,5 mln. (2002: € 713,7). Voor de verzorgingshuizen is de meldingsregeling niet van toepassing: hiervoor geldt de zogenaamde verkorte procedure (vkp-regeling). De verkorte procedure is in het leven geroepen om het instellingsmanagement in staat te stellen relatief eenvoudige bouwkundige ingrepen met een beperkt investeringsniveau snel te kunnen verrichten. De regeling is in het verslagjaar geëvalueerd en daaruit bleek ondermeer dat de regeling met name bij de kleinere instellingen niet geheel voldoet: door de relatief geringe capaciteit beschikken deze instellingen over een, in het kader van de vkp-regeling, te beperkt bedrag om eenvoudige investeringen te plegen. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat vervanging van een lift of een noodoproepinstallatie via de reguliere WZV-procedure moet worden afgewikkeld. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, heeft de minister ingestemd met het voorstel van het Bouwcollege de regeling aan te passen. Per 1 april 2003 zijn de vergoedingen per plaats in het kader van de vkpregeling voor verzorgingshuizen gewijzigd. Thans is sprake van een gedifferentieerd bedrag per plaats: voor de eerste 50 plaatsen geldt een bedrag van € 2.327, voor de volgende 50 € 1.923 en voor het meerdere boven de 100 plaatsen is het tot nu toe gehanteerde bedrag van € 1.815 van toepassing. Voorts is besloten dat de regeling wordt toegepast op het niveau van de toegelaten instelling; het is dan ook niet mogelijk om in het kader van deze procedure de toelatingen van de verschillende instellingen (die onder één rechtspersoon ressorteren) samen te voegen. Het aantal beschikkingen dat in 2003 volgens deze procedure is afgegeven, bedraagt 484, met een totaal investeringsbedrag van € 79,5 mln. Voor een meer gedetailleerd overzicht van de meldingen en verkorte procedures wordt verwezen naar bijlage 5, tabellen 3 t/m 5. In het kader van de meldingsprocedure vormt de beschikbaarheid van een zogeheten langetermijnhuisvestingsplan (LTHP) een indieningsvereiste. Daarin dient de instelling - eens in de vier jaar, nieuw dan wel geactualiseerd - een zorgvisie op te nemen alsmede een overzicht van voorgenomen instandhoudings- en nieuwbouwprojecten, voorzien van een financiële dekking. Het bureau van het Bouwcollege beoordeelt, dat wil zeggen verstrekt visies op, deze huisvestingsplannen. In het verslagjaar zijn over 57 LTHP’s separate visies opgesteld, in aantal vergelijkbaar met 2002 (54). Daarnaast is een groot aantal LTHP's beoordeeld in het kader van de reguliere bouwplanadvisering dan wel meegenomen in de zogenoemde sessiegesprekken. Voor de verzorgingshuizen was, ook in 2002, het opstellen van een LTHP niet aan de orde. Op grond van het Referentiekader 2001 voor bouwplannen voor een verzorgingshuis was het mogelijk de kosten van een haalbaarheidsonderzoek ter voorbereiding van een bouwplan vergoed te krijgen tot een bedrag van maximaal € 16.000,--. In de Bouwkostennota 2002 zijn de directiekosten voor verzorgingshuizen op hetzelfde niveau vastgesteld als voor de overige WZV-voorzieningen (14% van de bouwkosten) en hierin zijn de kosten voor een haalbaarheidsonderzoek inbegrepen. Dit betekent dat de separate vergoedingen van vooraf uit te voeren haalbaarheidsstudies thans zijn komen te vervallen. Het aantal beschikkingen op nog resterende aanvragen voor haalbaarheidsonderzoeken daalde daardoor in het verslagjaar tot 83 (in 2002: 416). Advisering ten behoeve van derden Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft ook dit jaar het Bouwcollege ingeschakeld voor advisering in het kader van twee subsidieregelingen op het terrein van de woonvoorzieningen voor
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
31
Jaarverslag Cbz 2003
gehandicapten. Het gaat om de regeling “Subsidiëring woningaanpassing gehandicapten” en de regeling “Subsidies AWBZ en Ziekenfondswet”, paragraaf “Het verwezenlijken van ADL-clusters” 2001 (ADL = algemene dagelijkse levensverrichtingen). Door de wijziging van de Wet Voorzieningen Gehandicapten d.d. 1 april 2000 betreffende de individuele woningaanpassingen, wordt sedert die datum niet meer voorzien in een besluitvormende rol van het CVZ. De adviserende rol van het Bouwcollege was voor deze woningaanpassingen ook dit jaar beperkt tot enkele vertraagde aanvragen en de nog in te dienen eindafrekeningen. Voor het realiseren van ADLclusters blijft het CVZ verantwoordelijk en behoudt het Bouwcollege zijn adviestaak. In het verslagjaar zijn 17 adviezen uitgebracht over woningaanpassingen. Over nieuwe ADL-clusters zijn 9 adviezen uitgebracht en daarnaast is nog 8 keer geadviseerd over vervanging van alarmintercomsystemen. Aan het College tarieven gezondheidszorg is in het kader van de Overgangsregeling kapitaalslasten extramurale zorgverlening in 87 gevallen een separaat advies uitgebracht over het genormeerde investeringsbedrag. Overige activiteiten: Stichting Sanquin Bloedvoorziening Het Bouwcollege adviseert de minister over het huisvestingsplan van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening (de overkoepelende organisatie van bloedbanken) en over bouwprojecten van bloedbanken. Deze advisering vindt niet plaats op grond van de WZV, maar op basis van de regeling “Inrichting begroting en jaarrekening Sanquin”. In deze regeling, die dateert van eind 1999, is onder meer bepaald dat de huisvestingskosten van Sanquin worden getoetst aan de hand van een jaarlijks op te stellen huisvestingsplan. In dit kader heeft het Bouwcollege in februari een advies uitgebracht over het huisvestingsplan 2003 – 2007.
4.4 Bezwaarschriften en klachten Bezwaarschriften In het verslagjaar zijn 30 bezwaarschriften ingediend, waarvan er zeven weer zijn ingetrokken. Vijf keer is door het uitbrengen van een gewijzigde beschikking tegemoet gekomen aan de bezwaren. Zes bezwaarschriften waren kennelijk niet-ontvankelijk. Een deel hiervan had betrekking op bezwaren tegen adviezen die door het Bouwcollege aan het CTG waren uitgebracht. Dit betrof advisering over onderdelen die ingevolge de modernisering van de AWBZ buiten de WZV zijn gebracht, zoals het realiseren van zorginfrastructuur. Twee bezwaarschriften waren aan het einde van het verslagjaar nog in behandeling. In het kader van de Regeling voor de Behandeling van Bezwaarschriften is door de bezwaarschriftencommissie in tien gevallen advies uitgebracht aan het Bouwcollege. In zes van deze gevallen heeft het Bouwcollege beslist conform de adviezen. In één geval besloot het Bouwcollege het bezwaarschrift gegrond te verklaren, in drie gevallen besloot het Bouwcollege dat het bezwaarschrift ongegrond was en in drie gevallen oordeelde het Bouwcollege dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk was. In de overige drie gevallen besloot het Bouwcollege tot gedeeltelijke ongegrondheid, waarbij de bezwaren voor een ander deel wel gegrond c.q. niet-ontvankelijk werden geacht.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
32
Jaarverslag Cbz 2003
In vijf gevallen is beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het Bouwcollege. Het betreft drie beroepen bij de Raad van State. In één geval is inmiddels uitspraak gedaan, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. De beide andere beroepen lopen nog bij de rechtbank. Hierbij gaat het om beslissingen van het Bouwcollege in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur. Klachtenregeling De Regeling voor de afhandeling van klachten vloeit voort uit de eisen die de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan bestuursorganen stelt bij het behandelen van klachten. Een klacht in de zin van de Awb is een uiting van onvrede over de wijze waarop een bestuursorgaan, c.q. een persoon werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan, zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen. De regeling bepaalt wie in welke situatie bevoegd is om een klacht af te handelen, welke procedure daarbij gevolgd moet worden en welke termijnen in acht genomen moeten worden. Ingevolge de regeling wordt een coördinator klachtenbehandeling aangesteld. Deze bewaakt de voortgang van de afhandeling van klachten en draagt zorg voor de registratie van de klachten. Op grond van de Awb dient jaarlijks een overzicht van de schriftelijk ingediende klachten gepubliceerd te worden. In het verslagjaar zijn bij het Bouwcollege vijf klachten ingediend. Drie klachten zijn vóór afronding van de klachtenprocedure opgelost. Deze klachten hadden betrekking op het niet tijdig afgeven van een meldingstoets, het niet tijdig beantwoorden van vragen, en onduidelijke communicatie tussen het Bouwcollege en de klager. Eén klacht is wel volgens de klachtenprocedure afgehandeld. Hierbij is geconstateerd dat vanuit het Bouwcollege weliswaar sneller schriftelijk gereageerd had moeten worden op de aanvraag, maar dat dit bemoeilijkt werd door de onduidelijke formele context van het verzoek. Tot slot is een klacht - die overigens geen betrekking had op de uitvoering van de WZV, maar in de arbeidsrechtelijke sfeer lag - niet volgens de klachtenprocedure afgehandeld, omdat deze lopende de behandeling van de klacht is omgezet in een schadeclaim. Deze claim is inmiddels afgehandeld.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
33
Jaarverslag Cbz 2003
5
VISIE OP HET EIGEN FUNCTIONEREN: DOELMATIGHEID EN DOELTREFFENDHEID
5.1 Inleiding Het Bouwcollege is als zelfstandig bestuursorgaan belast met de uitvoering van publieke taken. In dat kader dient het verantwoording af te leggen over de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het eigen functioneren. De wijze van verantwoording is neergelegd in artikel 2 van de WZV en in de ministeriële nota “Beheersfunctie verantwoordingsdocumenten bestuursorganen topstructuur zorgsector”. De minister zendt het verslag aan beide kamers der Staten-Generaal. Deze procedure is vergelijkbaar met de wijze waarop elk departement verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. Kwaliteit, transparantie en klantgerichtheid - en de in dit verband in 2002 en 2003 uitgevoerde klanttevredenheidsonderzoeken naar het primaire proces en de Bouwkostennota - komen in paragraaf 5.2 aan de orde. Ook de doelmatigheid van het eigen functioneren heeft het afgelopen jaar uitdrukkelijk aandacht gekregen. Dit blijkt onder meer uit paragraaf 5.3. Voorstellen voortkomend uit een onderzoek van het Instituut Onderzoek Overheidsuitgaven (IOO) uit 2002 zijn geïmplementeerd. Daarnaast treft u in deze paragraaf een kwantitatieve vergelijking aan van de in het werkprogramma 2003 aangegeven activiteiten met de gerealiseerde productie, afgezet tegen de inzet van (personele) middelen. In paragraaf 5.4 tenslotte wordt ingegaan op de doeltreffendheid (wat is de follow-up en het maatschappelijk effect?) van de taakuitoefening.
5.2 Kwaliteit, transparantie en klantgerichtheid ISO-certificering Aan de vergroting van de transparantie en kwaliteit van de organisatie wordt reeds geruime tijd aandacht besteed. Een gestandaardiseerd kwaliteitssysteem, opgezet volgens de NEN/ISO-normen, met vervolgens interne en externe audits en ISO-certificering is in dit opzicht een logische stap. Het ISO-certificaat is op 10 oktober 2002 verkregen. In het verslagjaar zijn op 17 en 18 september door KPMG controle-audits uitgevoerd. De uitkomsten waren positief. Het centrale blikveld voor een ISO-gecertificeerde organisatie is de klant. Het Bouwcollege houdt in dat kader, met het oog op de kwaliteit en doelmatigheid, een scorebord (met bijbehorende prestatieindicatoren) bij. Op basis van het scorebord worden processen ‘gemonitoord’ met als doel de bedrijfsvoering te beheersen en waar nodig te optimaliseren. Vanuit datzelfde perspectief laat het Bouwcollege regelmatig onderzoeken naar de tevredenheid van klanten uitvoeren door onafhankelijke onderzoeksbureaus. Het Bouwcollege heeft verschillende klanten, waarbij gedacht kan worden aan instellingen, zorgverzekeraars, adviseurs enz., maar in het kader van de ISO-certificering ook aan de Minister van VWS (klant/opdrachtgever). Bij het verder verbeteren van de klantgerichtheid richt het Bouwcollege zich op álle klanten (zoals moge blijken uit paragraaf 6.1). De klanttevredenheidsonderzoeken die inmiddels zijn uitgevoerd, hadden betrekking op het primaire proces en de Bouwkostennota. Bij eerstgenoemd onderzoek zijn de instellingen bevraagd, bij het tweede onderzoek de instellingen, architecten, adviseurs en NVTG-leden.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
34
Jaarverslag Cbz 2003
Klanttevredenheidsonderzoek -
Primaire proces
Eind 2002 is een grootschalig klanttevredenheidsonderzoek naar het primaire proces van het Bouwcollege gehouden; 350 instellingen werden geïnterviewd. Het Bouwcollege kreeg van zijn klanten een 7,4 voor algehele klanttevredenheid. Ook werden onderstaande verbeterpunten geformuleerd, die in 2003 nader aandacht hebben gekregen. ● Verdere verkorting van doorlooptijden. Een verdere verkorting wordt nagestreefd, al heeft een analyse uitgewezen dat op het moment dat aanvragen worden ingediend, deze door het Bouwcollege ruim binnen de wettelijke termijn worden afgehandeld. Deze analyse, die betrekking had op de in 2002 afgegeven vergunningen, werd in de vergaderingen van het Bouwcollege van 6 oktober 2003 en 12 januari 2004 gepresenteerd. Daarin werd aangegeven dat er wel situaties zijn waarbij het lang duurt voor het traject van verklaring tot vergunning is doorlopen. Dit gaat met name op voor grote projecten. Vaak blijkt dat er jaren overheen gaan van aanvraag van de verklaring tot de afgifte van de vergunning. In 2002 was in ruim 20% van de afgegeven vergunningen sprake van een doorlooptijd van 4 jaar of langer. Geconcludeerd kan worden dat niet het wettelijk systeem als zodanig debet is aan de lange doorlooptijden, maar onvoldragen initiatieven (ziekenhuizen); het parawettelijk instrument van de prioriteitenlijst (ziekenhuizen en verpleeghuizen); het VWS-beleid dat door de sector niet wordt gedragen (gehandicaptenzorg); gebrek aan voortgang bij initiatiefnemers (verpleeghuizen, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg). Problemen rond de ruimtelijke ordening doen zich in elke sector voor, zij het dat dergelijke situaties niet veel voorkomen nadat een verklaring is aangevraagd. Veelal spelen deze problemen bij de voorbereiding van de verklaringsaanvragen. Het voornemen is om deze analyse ook te doen voor de in het jaar 2003 afgegeven vergunningen. ● Meer begeleiding tijdens het beoordelingsproces c.q. meer communiceren. In dit kader is een begin gemaakt met het ontwikkelen van een digitaal aanvraagformulier, waardoor instellingen altijd de relevante informatie verstrekken en niet meer worden geconfronteerd met verzoeken om extra informatie. Voor de aanvraag relevante informatie, die bij het Bouwcollege reeds bekend is, zal bij gebruik van de instellingscode al automatisch worden ingevoerd. De desbetreffende informatie zal door de initiatiefnemer slechts op juistheid en volledigheid behoeven te worden gecontroleerd. Er wordt naar gestreefd het nieuwe formulier per 1 juli 2004 gereed te hebben. Ook zijn gerichte cursussen georganiseerd. Het Bouwcollege is eind 2003 begonnen met een differentiatie van het cursusaanbod (zie 6.2). Tenslotte zal in 2004 worden gestart met het vroegtijdig informeren van de instellingen over het moment waarop een aanvraag in het Bouwcollege wordt behandeld. Direct nadat is vastgesteld dat een initiatief behandelrijp is, zal de betreffende instelling geïnformeerd worden over de verwachte datum van behandeling in het Bouwcollege. ● Kennisverbetering van de organisatie van de instelling. Als gevolg van het Monitoring-onderzoek is actuele informatie per individuele instelling in de sector gehandicaptenzorg (en binnenkort) de sector geestelijke gezondheidszorg beschikbaar. De resultaten
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
35
Jaarverslag Cbz 2003
van deze onderzoeken kunnen per instelling worden opgeroepen en uitgeprint. De informatie in kwestie komt standaard in de zogeheten sessiegesprekken aan de orde. (In deze gesprekken wordt van gedachten gewisseld over ingediende of voorgenomen bouwinitiatieven, met als doel in een zo vroeg mogelijk stadium eventuele problemen gezamenlijk op te lossen.) Deze actuele informatie per instelling wordt de komende jaren verder uitgebreid naar alle sectoren. Begin 2004 is het Gemeenschappelijk Informatiesysteem Zorginstellingen (GIZ) vervangen door Gegevens Referentie Informatie Programma (GRIP). Eind 2003 is bij het Bouwcollege ten behoeve van de bouwplanbeoordeling een documentair informatiesysteem (DIS) verwezenlijkt. Beide systemen (GRIP en DIS) zullen ervoor zorgen dat informatie over individuele instellingen gemakkelijker toegankelijk wordt. Tijdens (telefoon)gesprekken kan direct basisinformatie over de betreffende instelling worden geraadpleegd. ● Telefonische bereikbaarheid Op 27 maart is een Verbeterplan telefonische bereikbaarheid vastgesteld. In dit plan is de aanschaf van een nieuwe telefooncentrale opgenomen. Verbeteringen worden overigens niet alleen in technische oplossingen gezocht, maar met name ook in het beter organiseren van processen. -
Bouwkostennota
Begin 2004 is het klanttevredenheidsonderzoek naar de Bouwkostennota, die het Bouwcollege jaarlijks uitbrengt, afgerond. Daartoe is de Bouwkostennota 2003 als uitgangspunt genomen. Het onderzoek is gesplitst in een deel ‘bekendheid en gebruik’ en een deel ‘klanttevredenheid’. Bekendheid en gebruik scoorden hoog onder de geïnterviewden (raden van bestuur, bouwdirecteuren en -coördinatoren, hoofden van huisvesting, beheer en facilitaire zaken): respectievelijk 91 en 87%. De Bouwkostennota wordt het meest gebruikt voor het opstellen van investeringskostenramingen en het beoordelen van de budgettaire haalbaarheid. De algehele kwaliteit wordt door 93% van de respondenten (architecten en adviseurs en NVTG-leden) goed tot uitstekend bevonden. De tevredenheid wordt in hoge mate bepaald door de hoofdstukken Kostennormen en Capita selecta. 69% geeft aan dat de Bouwkostennota meerwaarde heeft i.c. leidt tot een betere voorbereiding van bouwplannen. Ondanks de hoge mate van tevredenheid laat 62% weten dat de Bouwkostennota op enkele onderdelen kan worden verbeterd, in het bijzonder: ● leesbaarheid en overzichtelijkheid vergroten (eventueel leeswijzer toevoegen); ● de aangeboden informatie detailleren en verdiepen en meer vergelijkingsmateriaal toevoegen (door bijvoorbeeld referentieprojecten op te nemen); ● zo mogelijk meermalen per jaar een actualisatie uitbrengen; ● de nota zo mogelijk op CD-rom aanbieden. Aan deze suggesties zal in 2004 aandacht worden geschonken. In het volgende jaarverslag zal hiervan verslag worden gedaan. 5.3 Doelmatigheid Activiteiten, realisatie en inzet van middelen In het Werkprogramma 2003 heeft het Bouwcollege zijn hoofdactiviteiten aangegeven: - advisering over het uitvoeringskader/signalering en vaststelling van trends; - ontwikkeling en vaststelling van kaders;
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
36
Jaarverslag Cbz 2003
-
adviseren en beslissen over individuele bouwinitiatieven; communicatie en voorlichting.
Van de eerste twee hoofdactiviteiten is in het werkprogramma een kwantificering opgenomen. In onderstaande tabel Algemene onderwerpen wordt voor deze activiteiten aangegeven in hoeverre het werkprogramma is gerealiseerd en welke inzet aan personeel hieraan was gekoppeld. Van de andere hoofdactiviteiten is in het werkprogramma geen eenduidige kwantificering opgenomen. Hierdoor is een rechtstreekse vergelijking met het werkprogramma niet mogelijk. Wat de bouwinitiatieven betreft, is om die reden een vergelijking gemaakt met het jaar 2002, waarbij voor beide jaren tevens de inzet van personeel is weergegeven (tabel Bouwplannen). Wat communicatie en voorlichting betreft, heeft het Bouwcollege kwalitatieve en kwantitatieve prestatie-indicatoren vastgesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de nieuwsbrief en het aantal te houden cursussen. De gestelde doelen zijn voor het verslagjaar gehaald. Voor een uitgebreide weergave wordt verwezen naar paragraaf 6.2 en bijlage 1. Er bestaat overigens een grote verwevenheid tussen de diverse activiteiten. Een uitvoeringstoets of een signaleringsrapport vindt zijn basis in de advies- en besluitvormingspraktijk. Aan de andere kant moeten nieuwe inzichten ook worden toegepast bij de beoordeling van bouwinitiatieven. Veel medewerkers worden dan ook ingeschakeld zowel bij het adviseren en beslissen over individuele bouwinitiatieven als bij het opstellen van uitvoeringstoetsen en signaleringsrapporten of het ontwikkelen van kaders. Tabel Algemene onderwerpen Activiteiten Werkprogramma 2003 Uitvoeringstoetsen en signaleringsrapporten
44
Ontwikkelen en vaststellen kaders
3 + Bouwkostennota
Productie in 2003
Personele formatie 2003
39 uit het Werkprogramma 2003 + 7 extra 3 + Bouwkostennota
12
15
Er zijn in 2003, in vergelijking met andere jaren, weinig bouwmaatstaven vastgesteld. Hierbij moet echter worden aangetekend dat het Bouwcollege in november bouwmaatstaven voor AWBZvoorzieningen heeft vastgesteld. Deze maatstaven komen in de plaats van de tot op dat moment gehanteerde maatstaven voor verpleeghuizen, verzorgingshuizen, instellingen voor gehandicapten en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. De nieuwe bouwmaatstaven zijn ontwikkeld in de context van de modernisering van de Algemene Wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Aan dit project is een half jaar in goed overleg met VWS en de betrokken brancheorganisaties gewerkt. De modernisering heeft ook anderszins veel werk met zich gebracht. (Zie voor een uitgebreide weergave hoofdstuk 2.) Voor de periode tussen vaststelling en goedkeuring van de bouwmaatstaven zijn vuistregels ontworpen. Ook heeft het Bouwcollege aan het College tarieven gezondheidszorg (CTG) advies uitgebracht over de kapitaallasten. Per 1 april zijn namelijk enkele voorzieningen buiten de reikwijdte van de WZV gebracht. De kapitaallasten van deze voorzieningen worden op termijn bekostigd via beleidsregels van het CTG. Het Bouwcollege ondersteunt het CTG bij het opstellen van deze beleidsregels. In de tussenliggende periode c.q. tot het moment waarop de beleidsregels zijn door de minister goedgekeurd, worden de kapitaallasten nagecalculeerd in de tarieven door het CTG op basis van adviezen van het Bouwcollege. Hiertoe is door het CTG een tijdelijke beleidsregel uitgevaardigd.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
37
Jaarverslag Cbz 2003
Geconcludeerd kan worden dat het Werkprogramma 2003 wat het totale aantal onderwerpen betreft, op beide hoofdactiviteiten is gerealiseerd. Van enkele uitvoeringstoetsen/signaleringsrapporten is de afronding eerst in 2004 voorzien: in januari 2004 had het Bouwcollege 82% van de in totaal 47 onderwerpen uit het werkprogramma afgerond en was 17% nog in behandeling. Daar staat tegenover dat 7 extra onderwerpen (deels op verzoek van de minister) zijn afgerond die niet in het werkprogramma waren opgenomen. Een uitgebreid overzicht is opgenomen in bijlage 1 (Verantwoording werkzaamheden). Tabel Bouwplannen Activiteiten Productie 2002 Verklaringsadviezen Programma’s van eisen, schetsen, bestekken en vergunningen Adviezen aan het CTG Eindafrekeningen VKP's Meldingen Visies op LTHP's Projecten Bouwgemachtigden Sluitingsadviezen Bezwaarschriften
Productie 2003
545
611
577
499
--
87
291 331 1062 54 24
275 484 993 57 27
3 11
6
Personele formatie 2002
Personele formatie 2003
56
56
De totale productie aan individuele initiatieven laat een stabiel beeld zien. Daarbij kan worden aangetekend dat, als gevolg van de opgelegde financiële taakstelling, terughoudend is omgegaan met het invullen van vacatures. Er waren in het verslagjaar voor de bouwplanbeoordeling evenveel formatieplaatsen beschikbaar als in 2002, maar deze waren niet allemaal ingevuld. Ook heeft een verschuiving tussen de sectoren plaatsgevonden. Er zijn meer medewerkers ingezet in de sector ouderenzorg, hetgeen ten koste is gegaan van de inzet in de sector GGZ. De doorlooptijden blijven binnen de wettelijke termijnen. Voor de sector ouderenzorg zijn met het ministerie afspraken over de afhandelingstermijnen gemaakt, die korter zijn dan de wettelijke termijnen; deze worden niet altijd gehaald (zie ook verderop, bij Scorebord). Tegen deze achtergrond is besloten tot voornoemde verschuiving in personele inzet tussen de sectoren. IOO-Onderzoek Uit een onderzoek naar de doelmatigheid, uitgevoerd door het IOO in 2002, kwam naar voren dat het in het kader van de ISO-certificering gehanteerde scorebord aanpassing behoefde. Wat het bestaande scorebord betreft, werd geconstateerd dat het Bouwcollege laag scoorde op de post opleidingsuitgaven. Ook werd als verbeterpunt voorgesteld om Activity Based Costing (ABC – zie hierna) in te voeren. Ten
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
38
Jaarverslag Cbz 2003
slotte werd voorgesteld te komen tot een systeem van zowel interne (in de tijd) als externe benchmarking. -
Scorebord
In het kader van de ISO-certificering heeft het Bouwcollege een scorebord ontwikkeld, dat sinds medio 2002 wordt bijgehouden. Op basis van het scorebord worden processen bijgestuurd met als doel de bedrijfsvoering te optimaliseren. De nadruk van dit scorebord, dat per kwartaal in het managementteam wordt besproken, lag in eerste instantie op de doorlooptijden van bouwaanvragen. In de aanbevelingen van het doelmatigheidsonderzoek is het gebruik van een scorebord opgenomen, waarbij de doelmatigheid ook wordt bezien vanuit de vier analyseperspectieven, te weten financieel, klant, human resource management (HRM) en het vernieuwingsperspectief. Inmiddels is hiervoor een scorebord ontwikkeld, dat jaarlijks wordt bijgehouden. Daarnaast is het kwartaalscorebord met enkele scores (met name HRM-aspecten) uitgebreid. Het scorebord laat zien dat de doorlooptijden van de bouwaanvragen over het algemeen voldoen aan de doelstellingen: 1 Ziekenhuizen bestuurlijk jaargemiddelde in maanden 4,1 (doelstelling 6) Ziekenhuizen ambtelijk 3,17 (6) Gehandicaptenzorg bestuurlijk 4,05 (6) Gehandicaptenzorg ambtelijk 3,63 (6) Verpleeghuizen bestuurlijk 5 (6) Verpleeghuizen ambtelijk 5,1 (6) Verzorgingshuizen bestuurlijk 4,68 (6) Verzorgingshuizen ambtelijk 5,45 (6) GGZ bestuurlijk 3,3 (6) GGZ ambtelijk 3,95 (6) Uit het scorebord blijkt voorts dat in het verslagjaar 52.858 bezoekers de website van het Bouwcollege hebben geraadpleegd (50.000). Het ziekteverzuim, exclusief zwangerschapsverlof, bedroeg 5,6% (5,8%). Het Bouwcollege beschikt over 24% ondersteunend personeel (≤ 30%). -
Activity Based Costing (ABC)
In het doelmatigheidsonderzoek werd als verbeterpunt het doorvoeren van kostenmanagement in de control cyclus aangegeven. In dit kader zal een systeem van ABC worden ontwikkeld. ABC is een kostentoerekeningsmethode waarbij kosten worden toegerekend met behulp van de activiteiten in de organisatie. Inmiddels is ABC voor de cursusactiviteiten ingevoerd. Hierbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat deze activiteit minimaal volledig kostendekkend moet zijn.
1
In de sector ouderenzorg zijn met het ministerie afspraken over de afhandelingstermijnen gemaakt, die korter zijn dan de wettelijke termijnen. Er wordt naar gestreefd de aanvragen binnen 3 maanden af te handelen. Dit is in het verslagjaar door de grote instroom van bouwplannen niet mogelijk gebleken. De wettelijke termijnen worden gehaald.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
39
Jaarverslag Cbz 2003
-
Opleidingsuitgaven
Wat het HRM-perspectief betreft, scoort het Bouwcollege verhoudingsgewijs laag op de indicator opleidingsuitgaven. Medio vorig jaar is een opleidingsplan voor het gehele bureau opgesteld en vanaf die tijd wordt meer bewust en nu ook structureel gestuurd op het terrein van opleidingen en cursussen. Zo heeft het gehele management een cursus coachen gevolgd, gericht op het op resultaat sturen en leidinggeven in een matrixorganisatie. Daarnaast is er in dit kader onder andere specifieke aandacht voor projectmatig werken. -
Benchmarking
Benchmarking is een techniek voor een organisatie om haar taken en diensten te vergelijken met enerzijds andere, meestal soortgelijke organisaties, en anderzijds zichzelf (door middel van vergelijking in de tijd). De benchmark intern is inmiddels conform het rapport van IOO uitgewerkt in het jaarscorebord van het Bouwcollege. Wat de externe vergelijking betreft, zijn gesprekken gaande met collega-ZBO’s om te komen tot een benchmark tussen de organisaties. Definitieve toezeggingen zijn evenwel nog niet binnen.
5.4 Doeltreffendheid Voor de beoordeling van de doeltreffendheid is van belang of de producten van het Bouwcollege maatschappelijk effect hebben. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de goedkeuring van bouwplannen en de effectiviteit van andere uitgebrachte producten, zoals uitvoeringstoetsen, signaleringsrapporten en kaders. Wat betreft de signaleringsrapporten en uitvoeringstoetsen kan worden geconstateerd dat in ieder geval zo’n 80% van de uitgebrachte publicaties door de minister is onderschreven en omgezet in beleid (op de overige 20% is in veel gevallen nog geen reactie ontvangen). In bijlage 1 treft u een gedetailleerd overzicht aan van de follow-up van de uitgebrachte rapporten. Wat de bouwplannen betreft, kan worden gememoreerd dat uit het klanttevredenheidsonderzoek 2002 is gebleken dat veel instellingen van mening zijn dat de bemoeienis van het Bouwcollege heeft geleid tot een beter bouwplan. Voor de 3 vastgestelde bouwmaatstaven en de Bouwkostennota geldt dat deze zijn goedgekeurd door de Minister van VWS. Zij vormen thans geldend beleid. Uit het klanttevredenheidsonderzoek (zie 5.2) komt naar voren dat veel gebruikers vinden dat de Bouwkostennota meerwaarde heeft, i.c. leidt tot een betere voorbereiding van bouwplannen. In de notitie Voortgang zorgbouw 2003, die het Bouwcollege op 5 april 2004 heeft vastgesteld, zijn de gevolgen van beslissingen (adviezen en beschikkingen) inzake bouwplannen op de capaciteit in de verschillende sectoren geanalyseerd. In hoofdstuk 4 is een uitgebreide beschrijving opgenomen. Hieruit kan worden afgeleid dat het proces van extramuralisering in de sector verzorgingshuizen zich heeft voortgezet. De toename van het aantal extramurale plaatsen in relatie tot de zorginfrastructuur laat een verdrievoudiging zien ten opzichte van 2002. Voor de verpleeghuizen kan geconstateerd worden dat goedkeuring is verleend voor initiatieven gericht op een vermindering van de wachtlijstproblematiek en de verbetering van de privacy. De grootste categorie initiatieven had betrekking op een combinatie van uitbreiding van verpleeghuiscapaciteit in
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
40
Jaarverslag Cbz 2003
samenhang met (doorgaans deels intramuraal vervangende) nieuwbouw van een verzorgingshuis. Daarnaast is vaak sprake van zogenaamde ombouw van capaciteit in een bestaand verzorgingshuis, van verzorging naar verpleging. In de gehandicaptenzorg kan geconstateerd worden dat de mogelijkheden om uitbreiding te realiseren schaarser geworden zijn vanwege gebrek aan geschikte locaties, woningen of personeel. Langzamerhand komen aanvragen tot stand die, conform een van de doelstellingen van de modernisering van de AWBZ, uitgaan van voorzieningen waarin de huisvesting en zorg voor meer doelgroepen wordt gecombineerd. Het gaat als regel om combinaties met ouderenzorg. Gezien het hoge tempo en het dubbele effect van de vergrijzing in de gehandicaptenzorg is dit een voor de hand liggende combinatie. In de geestelijke gezondheidszorg is invulling gegeven aan het beleid gericht op vermaatschappelijking, terugdringing van de opnameduur en zo mogelijk omzetting van klinische in niet-klinische capaciteit en deconcentratie van voorzieningen naar de bevolkingscentra in de verzorgingsgebieden van de instellingen. In de ziekenhuissector lag het accent op de modernisering van de curatieve zorg, waarbij wat de ziekenhuiszorg betreft, wordt gestreefd naar het aanbieden van ‘dagelijkse’ zorg in een basispakket dichtbij de patiënt en naar het concentreren van complexe, kostbare zorg in grotere interventiecentra.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
41
Jaarverslag Cbz 2003
6
EXTERNE CONTACTEN
6.1 Externe relaties Externe contacten met veldpartijen, andere ZBO’s, VWS en branche- en belangenorganisaties Het Bouwcollege, als instrument in handen van de Rijksoverheid, opereert nadrukkelijk niet op zichzelf, maar denkt vanuit zijn expertisefunctie mee met de veldpartijen, waardoor een breed maatschappelijk draagvlak ontstaat. Van groot belang is dan ook de samenwerking met de brancheorganisaties van de verschillende zorgsectoren, de verzekeraars en de patiëntenorganisaties. Daarnaast wordt over kwesties van wederzijds belang regelmatig gesproken met het ministerie van VWS en de andere ZBO’s (College tarieven gezondheidszorg, College voor zorgverzekeringen, College toezicht zorgverzekeringen, College sanering ziekenhuisvoorzieningen). Het Bouwcollege biedt bijvoorbeeld expertiseondersteuning aan het CTG bij onderzoek naar de kosten van medische inventaris van openhartchirurgie en interventiecardiologie en de kosten van ambulancemeldkamers en -standplaatsen. In het kader van een overgangsregeling werken Bouwcollege en CTG samen bij de financiering van extramurale activiteiten in het kader van de AWBZ. De contacten met VWS vinden vanouds regulier plaats in het periodiek ambtelijk overleg (PAO) en periodiek bestuurlijk overleg (PBO). Verder zijn er ook op sectorniveau ambtelijke besprekingen, waarin actuele ontwikkelingen in de betreffende zorgsector zijn doorgenomen; voorbeelden zijn het monitoringproject in de gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg, het afbouwen van meerpersoonskamers in verpleeghuizen en de totstandkoming van de bouwmaatstaven AWBZvoorzieningen. Over deze onderwerpen heeft ook overleg plaatsgevonden met de betrokken brancheorganisaties (GGZ Nederland, VGN en Arcares). Met de NVZ is overlegd over onder meer een rol van het Bouwcollege bij het coachen van initiatiefnemers. De brancheorganisaties zijn - uiteraard - ook geconsulteerd bij de invulling van de onderstructuur van het Bouwcollege voor de nieuwe zittingsperiode (zie paragraaf 7.1). Met Zorgverzekeraars Nederland zijn afspraken gemaakt over het leveren van expertise aan de zorgkantoren bij het beoordelen van de werking van de AWBZ-maatstaven. Met Arcares en het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) is in het kader van het Innovatieprogramma Wonen en Zorg (IWZ) samengewerkt bij de totstandkoming van het cahier “Multifunctioneel bouwen voor ouderen”. Diverse bouwtechnische onderwerpen (zoals industrieel, flexibel en demontabel (IFD) bouwen) zijn besproken met de Stichting Bouwresearch (SBR). Reguliere contacten zijn er ook met de Nederlandse Vereniging voor Technisch facilitair management in de Gezondheidszorg (NVTG), bijvoorbeeld bij de voorbereiding van bouwmaatstaven. Met TNO bestaan contacten via gezamenlijk te organiseren studiebijeenkomsten. TNO wil het Bouwcollege ook prominent betrekken bij de opzet van de “Zorgtafel”, een nieuw platform voor onder meer bouwprocesinnovatie. Met de Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg (STAGG), waarmee in het verleden veel gesproken is over uiteenlopende zaken als duurzaam bouwen en aanbestedingsresultaten, zijn de contacten onlangs weer aangehaald. Het is de bedoeling weer op regelmatige basis
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
42
Jaarverslag Cbz 2003
overleg te voeren over gezamenlijk te entameren onderzoeken en symposia en over nieuwe ontwikkelingen als PPS en QIND. Ketenzorg en ligduurverkorting waren de belangrijkste gespreksonderwerpen met het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Met het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ) werd overleg gevoerd over de bekostiging van ICT in de zorg en de optimalisatie van het bedrijfsproces. EU Health Property Network Het EU Health Property Network (EUHPN) is een platform van met het Bouwcollege vergelijkbare (aan de rijksoverheid gerelateerde) organisaties in landen die - met een enkele uitzondering - deel uitmaken van de Europese Unie. Hoofddoelstelling is de uitwisseling van kennis en ervaring omtrent nieuwe concepten en technologieën, overeenkomstige problematiek en grotere projecten voor een op de toekomst gerichte aanpak van de zorginfrastructuur. Het platform is in 2000 opgericht op initiatief van Groot-Brittannië en Nederland en is sindsdien uitgebreid met Denemarken, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Portugal en Noorwegen. Naast deze (betalende) leden zijn nog ruim tien landen geassocieerd lid. Ook de Europese Investeringsbank (EIB) neemt regelmatig deel aan de bijeenkomsten, die doorgaans tweemaal per jaar plaatsvinden op wisselende Europese locaties. De EUHPN staat sinds vorig jaar wettelijk geregistreerd in Nederland en het voorzitterschap berust bij (de plaatsvervangend algemeen secretaris van) het Bouwcollege. In het verslagjaar is in juni een driedaagse bijeenkomst gehouden in Oslo. De belangrijkste gespreksonderwerpen waren: de vergrijzing in Europees perspectief, ICT en de consequenties voor de gebouwde omgeving, publiek-private financiering, een vergelijking van bouwmaatstaven en bouwkosten, gemeenschappelijke design criteria om bouwontwerpen te kunnen beoordelen en de verwachtingen van de patiënt ten aanzien van de gebouwde omgeving. Daarnaast is op Schiphol een eendaags symposium gehouden over de technische inrichting en lay-out van operatieafdelingen in een zestal Europese landen. De conclusies zijn verwerkt in de begin 2004 vastgestelde (Nederlandse) bouwmaatstaven operatieafdeling. De betrokkenheid van het Bouwcollege bij het Europese platform zal naar verwachting verder toenemen. De kernthema’s die voor 2004 op het programma staan, zijn: ketenzorg (care pathways), best practice portfolio’s in Europa, publiek-private samenwerking (PPS), ICT en de infrastructuur en een vergelijking van de bouwkosten. 6.2 Voorlichting en communicatie Inleiding In het navolgende wordt aan de hand van deelonderwerpen ingegaan op de in 2003 verrichte activiteiten in het kader van voorlichting en communicatie. Uitgangspunt daarbij is dat het Bouwcollege zich tegenover het veld transparant en klantgericht wil opstellen. De beschikbare know-how en expertise op het gebied van planning en bouw in de gezondheidszorg wordt daarom gaarne met het veld gedeeld, niet in de laatste plaats omdat dit bijdraagt aan een kwalitatieve verbetering van de zorgbouw. In dit verband kan de benoeming van ir. Bas Molenaar tot hoogleraar gezondheidszorgbouw aan de Technische Universiteit Eindhoven genoemd worden. Het gaat om een bijzondere leerstoel op initiatief van het Bouwcollege (‘gelanceerd’ tijdens het jubileumcongres in oktober 2002), die studenten architectuur de mogelijkheid geeft om de specifieke eisen van en ontwikkelingen in de
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
43
Jaarverslag Cbz 2003
gezondheidszorgbouw al vroeg in hun studie te leren kennen. Tot dusver bestond in Nederland geen specifieke opleidingsmogelijkheid voor architectuur in de gezondheidszorg. Cursussen en congressen Cursussen en informatiebijeenkomsten leveren een belangrijke bijdrage aan het informeren van het veld over voorschriften, procedures en mogelijkheden om tot gedegen, kansrijke bouwplannen te komen. Om hieraan actief gestalte te geven, is in het verslagjaar wederom tegen kostprijs een groot aantal van dergelijke informatiebijeenkomsten georganiseerd, zowel op externe locaties als bij het Bouwcollege. Aan deze cursussen blijkt grote behoefte te bestaan: vrijwel allemaal waren ze in korte tijd volgeboekt; er zijn dan ook meermalen extra bijeenkomsten gehouden. Een werkconferentie over het thema “Gebouwde omgeving en welbevinden” voor de sector verpleging en verzorging trok 32 deelnemers. Voor de sector ziekenhuizen werden in totaal drie studiemiddagen georganiseerd over “Het bouwproces van algemene ziekenhuizen” (87 deelnemers). Een studiemiddag “Separeervoorzieningen in de GGZ” trok 57 deelnemers. In samenwerking met het Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg werden drie studiedagen “Bouwen onder de WZV” gehouden speciaal gericht op woningcorporaties (138 deelnemers). In juni vond de jaarlijkse themadag verpleging en verzorging (482 deelnemers) plaats onder het motto “Zorg voor wonen, wonen met zorg”. Tijdens het ochtendgedeelte werden de winnaars van de architectuurprijsvraag ouderenzorg bekendgemaakt. Tweedaagse bouwcursussen zijn georganiseerd voor (nieuwe) directies van verpleeg- en verzorgingshuizen (121 deelnemers) en van instellingen voor gehandicaptenzorg (29 deelnemers). Ook zijn weer meerdaagse Kringbijeenkomsten gehouden voor architecten en adviseurs (118 deelnemers). Deze beogen, in enkele bijeenkomsten gespreid over het jaar, praktijkgerichte informatie te geven over actuele thema’s; naast onderdelen van het bouwproces worden ook algemene onderwerpen behandeld alsmede casuïstiek. Verder is een begin gemaakt met zogeheten casusbijeenkomsten, kleinschalige bijeenkomsten met het karakter van een workshop, waarin vanuit de praktijk concrete (bouw)projecten en nieuwe ontwikkelingen in de zorg aan de orde komen. Alle zorgsectoren komen daarbij in principe aan bod. De bijeenkomsten zijn bedoeld voor directies en management van zorginstellingen. Deelnemers worden nadrukkelijk uitgenodigd eigen ideeën en (bouw)plannen onderdeel van de bespreking te maken. Van deze mogelijkheid is door deelnemers ook gebruik gemaakt. In het verslagjaar zijn drie casusbijeenkomsten georganiseerd over de “Ombouw van verzorgingshuis tot verpleeghuis” (75 deelnemers). Ook de thema’s “ Woon-/werkvoorzieningen voor autisten (WWA) en “De opzet van een verpleegafdeling voor een algemeen ziekenhuis” ( beide 25 deelnemers) kwamen aan bod. Een studiereis naar innoverende bouwprojecten voor hulpbehoevende ouderen in Noord-Brabant en Limburg trok ten slotte de belangstelling van 31 deelnemers. In totaal zijn derhalve 29 cursussen en informatiebijeenkomsten georganiseerd, waaraan ruim 1200 personen hebben deelgenomen. De gemiddelde waardering - uitgedrukt in een cijfer - bedroeg 7,8.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
44
Jaarverslag Cbz 2003
Prijsvragen Het jubileumcongres van het Bouwcollege in oktober 2002 was het startsein voor de open ideeënprijsvraag “Zorg(zame) architectuur”: drie (deel)prijsvragen voor innovatieve architectonische ontwerpen, achtereenvolgens in de ouderenzorg, chronische geestelijke gezondheidszorg en ziekenhuiszorg. De deelname staat open voor architecten ingeschreven in het Nederlands architectenregister, en studenten ingeschreven aan de opleidingen TU Bouwkunde en de Academies voor Bouwkunst in Nederland. Het Bouwcollege wil daarmee een bijdrage leveren aan het vertalen van nieuwe ontwikkelingen in de relatie zorg/architectuur. Belangrijke overweging is dat uit onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van de gebouwde omgeving van invloed kan zijn op de zorgverlening en het welbevinden van de bewoners (healing environment).
De eerste prijsvraag, “Zorg(zame) architectuur: zorg voor wonen, wonen met zorg” was gericht op ouderen en is in het verslagjaar afgerond (zie verder 2.4). In het verslagjaar zijn ook de voorbereidingen begonnen voor de tweede prijsvraag. Onder het motto “Humane zorg in een gesloten setting” werd gevraagd een voorziening te ontwerpen voor de huisvesting van psychiatrische patiënten die langdurige (soms blijvende) intensieve begeleiding en behandeling nodig hebben in een gesloten setting. Bij het sluiten van de inschrijvingstermijn op 21 november hadden 89 potentiële deelnemers zich aangemeld. Uiteindelijk zijn 49 ontwerpen ingezonden. De winnaar is op 31 maart jl. bekendgemaakt: architectenbureau VHP s+a+l bv. met het motto “Oase”. Begin 2004 ten slotte is een Europese prijsvraag uitgeschreven voor ontwerpen voor het ziekenhuis van de 21e eeuw onder het motto ”Future hospitals: competitive and healing”. De prijsuitreiking zal in oktober 2004 plaatsvinden. Periodieken: In perspectief en Kort Bestek Met de zogeheten Nieuwsbrief heeft het Bouwcollege zijn relaties tot en met 2002 periodiek geïnformeerd over wat er bij het Bouwcollege omgaat en welke onderwerpen het in behandeling heeft. Dit leverde een mix op van actuele berichten en achtergrondartikelen, deze laatste doorgaans in interviewvorm. Per editie stond een actueel thema centraal. Mede op basis van een in 2002 gehouden lezersonderzoek is de Nieuwsbrief in het verslagjaar gesplitst in een vlugschrift met (korte) actualiteiten onder de naam “Kort Bestek” en een magazine met achtergrondartikelen, “In perspectief” geheten. Dit magazine heeft de intentie per editie wat dieper in te gaan op een of meer belangrijke thema’s uit het werkprogramma, bijvoorbeeld healing environment en de kwaliteit van gebouwen in de zorg. Voor zover relevant, wordt zoveel mogelijk ook de Europese dimensie van de gekozen thema’s meegenomen. In het verslagjaar zijn zes edities van “In perspectief” verschenen. Van “Kort Bestek” zijn - gekoppeld aan de vergaderingen van het Bouwcollege - zeven edities uitgekomen. Daarnaast waren er twee extra edities, ter gelegenheid van de uitslag van de prijsvraag ouderenzorg en de nieuwe bouwkostennormen.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
45
Jaarverslag Cbz 2003
Website De website www.bouwcollege.nl is een integraal onderdeel van de organisatorische inbedding en geeft onder meer inzicht in geldende procedures en algemene besluitvorming. De site bevat (recente) publicaties, pers- en andere actuele berichten, komende symposia en cursussen, agenda’s van vergaderingen van het Bouwcollege en zijn commissies, relevante wet- en regelgeving, indexcijfers, aanvraagformulieren WZV en vacatures. De website bevat ook meldpunten voor grond, interimhuisvesting en brandveiligheid en een database voor monitoring van de gebouwkwaliteit. De site is daardoor niet alleen een frequent geraadpleegde vraagbaak, maar ook een interactief medium geworden. De actualiteit, maar ook de toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid worden continu bewaakt. In het verslagjaar is in dat kader de opzet zodanig aangepast dat de structuur helderder en de uitstraling professioneler is geworden. Bovendien is een Engelstalig deel toegevoegd. Het totale aantal bezoekers van de website bedroeg in het verslagjaar 52.858 (doelstelling was 50.000), een toename van 6% ten opzichte van 2002. Brochures/cahiers Brochures en cahiers zijn bedoeld om relaties (met name instellingen) in handzame vorm - zowel fysiek als inhoudelijk - over specifieke onderwerpen te informeren. Brochures behandelen onderwerpen in vogelvlucht, zijn daarom kort en bondig en hebben doorgaans het formaat en uiterlijk van een folder. Cahiers gaan wat dieper op de materie in: ze beogen vooral een praktische handreiking voor instellingen te zijn om antwoord te geven op vragen en problemen die in het veld spelen. In het verslagjaar is het eerste cahier uitgebracht, over het aanbesteden van werken (zie verder paragraaf 3.3) en begin 2004 is, in samenwerking met Arcares en NIZW, het cahier “Multifunctioneel bouwen in de ouderenzorg” gepubliceerd (zie verder paragraaf 2.4). In voorbereiding zijn cahiers over uiteenlopende onderwerpen als een kwaliteitsindex voor de bouw (QIND), contractvorming in de bouw, het opstellen van bouwplannen, IFD-bouwen en aanpassingen voor zintuiglijk gehandicapten. Recent is een brochure verschenen over de procedures waar instellingen bij de bouwbegeleiding (na afgifte van de vergunning) mee te maken krijgen. In voorbereiding zijn actualisaties van twee eerder uitgebrachte brochures: het profiel van het Bouwcollege en de brochure bouwmaatstaven.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
46
Jaarverslag Cbz 2003
7
HET BOUWCOLLEGE EN ZIJN BUREAU
7.1 Bouwcollege Bestuur Het Bouwcollege heeft een bestuur dat sinds 1 januari 2004 bestaat uit zeven onafhankelijke leden, die voor een periode van twee jaar door de minister zijn benoemd. Uitgangspunt is dat zij over veel bestuurlijk-maatschappelijke ervaring in de zorg beschikken. Het bestuur vergadert iedere zes à zeven weken (zeven maal per jaar). In de vergaderingen komen onderwerpen aan de orde die hoofdzakelijk te maken hebben met zijn aan de WZV ontleende taken, in het bijzonder: uitvoering en signalering (hoofdstuk 2), ontwikkeling van kaders (hoofdstuk 3), beoordeling van individuele bouwinitiatieven (hoofdstuk 4). De vergaderingen en vergaderstukken zijn - met uitzondering van de individuele bouwprojecten - in principe openbaar. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de personele samenstelling van het bestuur. In het verslagjaar was overigens nog sprake van een bestuur van negen personen. De reductie heeft met het ingaan van de nieuwe zittingsperiode per 1 januari jl. plaatsgevonden in het kader van een efficiency-operatie bij de rijksoverheid. Onderstructuur Het Bouwcollege kent een onderstructuur van zes commissies, die de besluitvorming van het Bouwcollege mee helpen voorbereiden. Het gaat om de Commissies Bouw en Zorg en een viertal werkcommissies waarin de bouwplanbeoordeling van de diverse sectoren wordt voorbereid: de Werkcommissie Ziekenhuizen (met daaraan gelieerd de Werkgroep Academische Ziekenhuizen), de Werkcommissie Verpleging en Verzorging, de Werkcommissie instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg en de Werkcommissie Gehandicaptenzorg. In de onderstructuur zijn ook de veldpartijen vertegenwoordigd, hetgeen op een structurele manier het draagvlak bevordert, waardoor terdege rekening gehouden wordt met maatschappelijke ontwikkelingen en trends. De vergaderingen worden bijgewoond door ten minste één lid van het Bouwcollege met raadgevende stem. Vergaderingen en vergaderstukken van deze commissies zijn niet openbaar. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de personele samenstelling van commissies en werkgroepen. In het verslagjaar is besloten de Werkgroep Verzorgingshuizen met het ingaan van de nieuwe zittingsperiode (1 januari 2004) te integreren in de Werkcommissie Verpleging en Verzorging. Andere belangrijke wijzigingen die per die datum zijn ingetreden zijn een reductie van de omvang van de commissies, een duidelijker onderscheid tussen leden/deskundigen en waarnemers en het versterken van de onafhankelijke positie van de voorzitters van de commissies.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
47
Jaarverslag Cbz 2003
Integriteitsbeleid In het verslagjaar is, als aanscherping van het bestaande integriteitsbeleid en in overeenstemming met het werkprogramma, voor zowel medewerkers als bestuursleden van het Bouwcollege een zogeheten integriteitscode in werking getreden. Met het oog op de gewenste transparantie is besloten het integriteitsbeleid in een aparte regeling vorm te geven, min of meer in navolging van een soortgelijke regeling bij het Ministerie van Algemene Zaken. In de code wordt met name aandacht geschonken aan de eed of belofte, nevenfuncties, een meer expliciete regeling voor het aannemen van geschenken, het privégebruik van bedrijfsmiddelen, het voorkomen van belangenverstrengeling bij besluitvorming, een regeling rond het omgaan met een vermoeden van een misstand en een aanvulling van de geheimhoudingsplicht in verband met voorkennis. De integriteitscode is als bijlage bij zowel de rechtspositieregeling van het personeel als het bestuursreglement van het Bouwcollege opgenomen. Werkwijze Bouwcollege De werkwijze is in hoofdlijnen vastgelegd in het Bestuursreglement. Verdere uitwerking van procedures en werkwijze - en met name de relatie tussen Bouwcollege en onderstructuur - is omschreven in het “Compendium van taken, kaders en procedures”, waarin de geldende procedures en toetsingskaders worden beschreven die het Bouwcollege bij zijn werkzaamheden hanteert. Dit document geeft inzicht in de samenhang tussen en toepassing van alle relevante regelingen en protocollen en beoogt daarmee bij te dragen aan de transparantie, zorgvuldigheid en consistentie van het besluitvormingsproces. Het Compendium wordt jaarlijks geactualiseerd en een externe versie - met de voor het veld relevante en interessante onderdelen - wordt actief, via website en in druk, verspreid (zie ook paragraaf 5.2). Automatisering Sinds februari 2004 is het nieuwe systeem GRIP (Gegevens Referentie Informatie Programma) in de lucht als opvolger van GIZ (Gemeenschappelijk Informatiesysteem Zorgvoorzieningen). Het nieuwe systeem is de ruggengraat van het Bouwcollege op het gebied van registraties van instellingen, bouwplannen, bouwprogramma’s enz. Ook VWS werkt met GRIP voor de voor hem relevante delen van de registratie (aanvraag verklaring, bouwprogramma enz.). Het gehele verslagjaar heeft in het teken gestaan van de realisatie van GRIP. De eerste twee kwartalen zijn besteed aan het opstellen van een functioneel ontwerp. Hierbij zijn de gebruikers van het systeem (waaronder VWS) nauw betrokken geweest. De laatste twee kwartalen hebben in het teken gestaan van de bouw en het uittesten van het systeem, alsmede de implementatie binnen de organisaties. De bouw van GRIP heeft zware inspanningen gevergd van de gehele bureau-organisatie in 2003.
7.2 Het bureau van het Bouwcollege Structuur en organisatie bureau Het Bouwcollege heeft een bureau tot zijn beschikking, dat onder meer de advisering en besluitvorming over bouwaanvragen, het uitbrengen van uitvoeringstoetsen en signaleringsrapporten en de vaststelling van bouwmaatstaven voorbereidt. Het bureau omvat ongeveer 125 medewerkers en bestaat uit de afdelingen Planontwikkeling, Bouwzaken en Economie, en de ondersteunende afdelingen Algemeen Secretariaat, Bestuursondersteuning en Interne Bedrijfsvoering.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
48
Jaarverslag Cbz 2003
De medewerkers zijn gehuisvest op een vijftal verdiepingen van het Piet van Dommelenhuis aan de Churchilllaan 11 te Utrecht. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de personele samenstelling van het bureau. Digitalisering Het in 2002 via een pilot voor de sector ziekenhuizen deels geïmplementeerde documentair informatiesysteem (DIS) is in het verslagjaar, na evaluatie van de pilot, voor alle sectoren in werking getreden. Met dit systeem wordt, via digitalisering van de poststroom en de dossiers, beoogd de werkprocessen bij het bureau van het Bouwcollege (en met name de bouwplanverwerking) te optimaliseren. Sociaal Jaarverslag -
Personeelsbeleid
Personeelsbeleidsplan 2002/2005 De organisatie van het Bouwcollege is zich verder aan het professionaliseren. Zo hebben externe ontwikkelingen hun weerslag op de interne organisatie. Op het personeelsbeleidsterrein is hieraan uitwerking gegeven in een personeelsbeleidsplan. In het verslagjaar is belangrijke voortgang geboekt met de uitvoering van dit personeelsbeleidsplan. Functiebeschrijvingen Eén doelstelling van het personeelsbeleidsplan is dat medewerkers over actuele functiebeschrijvingen beschikken. Er is een actualiseringsslag geweest die in april heeft geleid tot vaststelling van nieuwe functiebeschrijvingen. Opleidingsplan Om het functioneren van medewerkers te optimaliseren en hun inzetbaarheid bij het Bouwcollege verder te bevorderen is een opleidingsplan beschikbaar. Hierin worden gerelateerd aan de ontwikkelingen organisatiebreed opleidingen voorgesteld en ingegaan op ontwikkeltrajecten. Deze trajecten ondersteunen medewerkers in hun verdere ontwikkeling in relatie tot de doelstellingen van het Bouwcollege. Persoonlijke Ontwikkel Plannen In het verslagjaar zijn nadere afspraken gemaakt over het instrument van de Persoonlijke Ontwikkel Plannen (POP’s). Deze POP’s zorgen ervoor dat de eisen, wensen en ambities op organisatie-, afdelings- en individueel niveau op elkaar worden afgestemd. Coachen Leidinggevenden vervullen een sleutelrol bij de ontwikkeling van hun medewerkers. Hierbij is coaching van groot belang. Om dit te optimaliseren, hebben zij een leertraject gevolgd, waarin veel aandacht aan coachen is besteed. Stages In het verslagjaar heeft het Bouwcollege aan acht stagiaires gelegenheid geboden om naast hun studie stage te lopen bij het bureau van het Bouwcollege. Het betreft vier stagiaires bij Bouwzaken, één bij
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
49
Jaarverslag Cbz 2003
Bestuursondersteuning, één bij het Algemeen Secretariaat, en twee bij de afdeling Interne Bedrijfsvoering. -
Arbeidsomstandighedenbeleid
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim over het verslagjaar laat een lichte daling zien ten opzichte van 2002. Het ziekteverzuimpercentage bedraagt 5,6%. Over 2002 was dit percentage 5,8. Genoemde cijfers zijn inclusief langdurig zieken en exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof. Rookbeleid Ter voorbereiding op de wijzigingen van de Tabakswet per 1 januari 2004 is het rookbeleid bij het Bouwcollege verder aangescherpt. RSI-beleid Ten aanzien van RSI is het in voorgaande jaren opgezette beleid voortgezet. Preventieve maatregelen liggen in de sfeer van aanpassing van het kantoormeubilair en het ondersteunen van medewerkers bij het, volgens Arbo-eisen, aannemen van de juiste werkhouding. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van het arbeidsgezondheidskundig spreekuur, waarbij de bedrijfsarts zonodig advies geeft over het voorkomen dan wel herstel van RSI. Vergoedingsregeling beeldschermbril De Arbo-coördinator heeft een regeling ontworpen die erin voorziet dat medewerkers, op indicatie van bedrijfs- of oogarts, aanspraak kunnen maken op een gedeeltelijke vergoeding van de kosten van zo’n bril. Calamiteitenplan Nadat uit de organisatie en uit andere hoeken enige kritiek is geuit over het door de verhuurder aangeboden calamiteitenplan, is door de Arbo-stuurgroep (die het arbeidsomstandighedenbeleid vanuit het bureau voorbereidt) besloten om een nieuw calamiteitenplan voor het Piet van Dommelenhuis (het gebouw waarin naast het Bouwcollege ook andere organisaties zijn gehuisvest) op te stellen. Dit plan is zowel door de andere organisaties als door de verhuurder aangenomen en geldt nu voor het gehele gebouw. In 2003 is opnieuw een fictieve ontruimingsoefening georganiseerd, die succesvol is verlopen. Het Bouwcollege beschikt steeds over een adequate bezetting van bedrijfshulpverleners en EHBO’ers, die voortdurend worden bijgeschoold. -
Rechtspositie/arbeidsvoorwaarden
Rechtspositieregeling Wet Arbeid en Zorg (WAZO) In het verslagjaar is deze wet in de rechtspositieregeling verwerkt. De WAZO biedt aanvullende verlofmogelijkheden, namelijk adoptie- en pleegzorgverlof, calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, kortdurend zorgverlof, loopbaanonderbreking en palliatief verlof. Voor deze verlofvormen wordt de WAZO gevolgd. Bestaande verlofvormen als zwangerschaps- en bevallingsverlof en ouderschapsverlof blijven gehandhaafd.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
50
Jaarverslag Cbz 2003
Wet aanpassing arbeidsduur (Waa) Het personeel van het Bouwcollege had al het recht op vermindering of vermeerdering van de arbeidsduur, maar dit was nog niet opgenomen in de rechtspositieregeling. Er is in overleg met de Ondernemingsraad voor gekozen om ten gunste van de Waa af te wijken en er is bepaald dat medewerkers één keer per jaar een verzoek kunnen indienen tot wijziging van de arbeidsduur. -
Personalia
In memoriam In april jl. is mr. L.A.M. (Berry) van Zenderen overleden, secretaris-jurist bij het bureau van het Bouwcollege. Berry van Zenderen was, eerst als hoofd secretariaat en vervolgens als secretaris-jurist, meer dan 30 jaar in dienst van het Bouwcollege en daarmee, niet in de laatste plaats door zijn encyclopedische kennis van de WZV, een van de steunpilaren van het bureau. Koninklijke onderscheiding De heer drs. J.J.M. Vijverberg is bij koninklijk besluit benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ambtsjubilea In het verslagjaar is het 25-jarig ambtsjubileum gevierd van de dames I. Verstege en M.E. Dam van Personeelszaken en van de heren E.P. Holtman, administratief medewerker, A.P. van de Kreeke, hoofd sector Verzorgingshuizen en D.J. van Veelen, secretaris-notulist. Mevrouw M.M. Ossendrijver, hoofd Catering, en de heren drs. A.W. Klein, hoofd sector Verpleeghuizen, en H. Verbruggen, financieel-administratief medewerker, hebben hun 12 ½ -jarig ambtsjubileum bereikt. Personeelsvereniging In het verslagjaar is de personeelscommissie opgeheven en is personeelsvereniging “De Specie” opgericht. De personeelsvereniging heeft in 2003 diverse activiteiten georganiseerd en aandacht geschonken aan het ‘lief en leed’ van de bureaumedewerkers. Ondernemingsraad De eerste helft van het verslagjaar had de Ondernemingsraad de volgende samenstelling: J.G. Nuijten (voorzitter), H.P.M. van der Eng (vice-voorzitter), T. Baggerman (secretaris), mw. P.M. Bezemer-Bijl (tot 23 januari) en K. Poelstra. E.H.J. Jongerius vervulde de functie van ambtelijk secretaris. Na de verkiezingen op 1 juli kreeg de OR de volgende samenstelling: J.G. Nuijten (voorzitter), H.P.M. van der Eng (vice-voorzitter), T. Baggerman (secretaris tot 1 december), mw. M.R. Akse (secretaris vanaf 1 december), W. Djoyoadhiningrat, K. Poelstra en T.C. Reininga. E.H.J. Jongerius bleef ambtelijk secretaris. Daarmee was het wettelijke toegestane aantal van zeven leden voor het eerst een feit. In het verslagjaar vonden in totaal zes overlegvergaderingen plaats. Ook vond een bijeenkomst van de OR met het bestuur van het Bouwcollege plaats. Belangrijke ontwikkelingen en dus ook aandachtspunten waren in de eerste helft van het verslagjaar de wijzigingen in het rechtspositiereglement ten aanzien van allerlei verlofvormen (als gevolg van wijzigingen in bestaande verlofvormen en enkele nieuwe verlofvormen in de Wet Arbeid en Zorg, in werking getreden vanaf december 2001), de totstandkoming van een rapportage door het bureau DA&A met betrekking tot de functiebeschrijvingen binnen het Bouwcollege en de ontwikkeling van een
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
51
Jaarverslag Cbz 2003
opleidingsplan op korte en langere termijn. Daarnaast kwamen het contract met de Arbo-organisatie Prevend, de digitalisering binnen het bureau en het pc-privéproject aan de orde. In de tweede helft van het verslagjaar is gesproken over de toekomst van het Bouwcollege in het licht van het veranderende rijksbeleid en de verwachtingen daaromtrent van de bestuurder. Daarnaast kwamen onder meer ter sprake het functioneren van het Bouwcollege (naar aanleiding van de IOOrapportage), wijzigingen in het rechtspositiereglement (waaronder het integriteitsbeleid en de af te leggen ambtseed), het rookbeleid, de reiskostenvergoeding en de werktijdenregeling. Tenslotte kan worden gememoreerd dat de OR begin december in Noordwijk een tweedaagse cursus heeft gevolgd, die werd gegeven door het adviesbureau ATIM. Bij die gelegenheid heeft de OR zich beraden over zijn plannen, inzet en werkwijze voor de nieuwe zittingsperiode. De contacten met de ondernemingsraden van CVZ/CTZ en CTG werden aangehaald.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
52
Jaarverslag Cbz 2003
8
FINANCIEEL VERSLAG EN ACCOUNTANTSVERKLARING
8.1 Financieel verslag In dit hoofdstuk zijn opgenomen de balans per 31 december 2003 van het Bouwcollege en de rekening van lasten en baten over 2003, beide met een toelichting, alsmede de accountantsverklaring. Balans per 31 december 2003 van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen
Activa Materiële vaste activa Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen
31 december 2003 31 december 2002 € € PM 3.148.437 1.488.608
PM 3.113.530 760.085
4.637.045
3.873.615
570.038 4.067.007
267.829 3.605.786
4.637.045
3.873.615
Passiva Egalisatiereserve Kortlopende schulden
Toelichting op de balans per 31 december 2003 Algemeen Met brief, kenmerk Z/T&S 2417049 d.d. 6 oktober 2003, is goedkeuring verkregen voor de jaarrekening 2002. Het bedrag van 2002 waarvoor goedkeuring is verkregen, beliep € 12.904.473. Grondslag van waardering - Materiële vaste activa Aangeschafte kantoorinventaris, kantoorinrichting en automatiseringsapparatuur worden in het jaar van aanschaf ten laste van de rekening van lasten en baten gebracht. - Vorderingen Vorderingen zijn opgenomen tegen nominale waarde en waar nodig verminderd met een voorziening. - Egalisatiereserve Per 1 januari 2000 is het mogelijk een egalisatiereserve te vormen voor het verschil tussen de begroting en de werkelijke uitgaven. In het verslagjaar is een voordelig saldo gevormd ter grootte van € 302.209. Dit bedrag is aan de egalisatiereserve toegevoegd, per saldo bedraagt deze per ultimo boekjaar € 570.038. Als gevolg van de opgelegde bezuinigingen ('Balkenende I en II') is ernaar gestreefd een zo groot mogelijk bedrag toe te voegen, omdat niet uitgesloten is dat op termijn de kortingen tot financiële consequenties zullen leiden. - Overige activa en passiva Alle overige posten in de balans zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
53
Jaarverslag Cbz 2003
Rekening van lasten en baten over het jaar 2003 Met vergelijkende cijfers werkelijk 2002 en goedgekeurde begroting 2003.
Omschrijving
Werkelijk 2003
Begroting 2003
Werkelijk 2002
€
€
€
9.067.237 284.692 9.351.929
10.103.838 278.000 10.381.838
9.199.350 262.736 9.462.086
1.068.092
956.900
1.085.509
730.594 341.266 1.071.860
474.195 421.696 895.891
770.190 538.622 1.308.812
48.587 491.376 539.963
35.500 542.920 578.420
54.386 472.270 526.656
110.415
129.000
85.157
833.438 438.599 0 1.272.037
172.000 121.000 12.000 305.000
390.898 452.773 0 843.671
302.209
0
130.570
13.716.505
13.247.049
13.442.461
642.456
173.000
537.988
Saldo lasten en baten ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten
13.074.049
13.074.049
12.904.473
Totaal baten
13.716.505
13.247.049
13.442.461
Lasten A. Personele uitgaven - salarissen, sociale lasten, pensioenen - reis-, verblijf- en verplaatsingskosten
B. Huisvestingskosten C. Automatiseringskosten - aanschaffingen - overige automatiseringskosten
D. Bureaukosten - kantoorinventaris en -inrichting - overige bureaukosten
E. Kosten van commissies F. Overige kosten - opdrachten aan derden - overige algemene kosten - onvoorzien
I.
Dotatie aan egalisatiereserve
Totaal lasten Baten H. Diverse baten
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
54
Jaarverslag Cbz 2003
Toelichting op de rekening van lasten en baten 2003 Algemeen De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van de Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 juni 2000, Z/VU - 2076090, houdende regels over de inrichting van de begroting en het financieel verslag. De begroting 2003 is door de Minister van VWS met brief d.d. 15 januari 2003, kenmerk Z/T&PS 2349177, goedgekeurd. De instemming beliep het bedrag van € 12.966.830. Met brief Z/T&S-2417051, d.d. 21 oktober 2003, zijn de definitieve OVA-percentages bekend gemaakt voor 2003. Als gevolg daarvan is het definitieve begrotingsbedrag voor 2003 verhoogd tot € 13.074.049. In verband met het project 'monitoring gebouwkwaliteit', waarmee het Bouwcollege de bouwkundige en functionele kwaliteit van de instellingsgebouwen in kaart beoogt te brengen, heeft het Ministerie van VWS een aanvullend budget verstrekt van € 50.000 voor het begrotingsjaar 2003. Dit bedrag is toegezegd door middel van een brief d.d. 6 december 2002, kenmerk DGB/ZVG-2339002. In het verslagjaar is een restrictief financieel beleid gevoerd, anticiperend op de structurele bezuinigingstaakstellingen ingaande per 1 januari 2004. Reeds in mei was bekend dat er ombuigingen op komst waren. Vandaar dat een terughoudend beleid is gevoerd met het aangaan van verplichtingen, waaronder personele. Grondslagen van resultaatbepaling Het resultaat is bepaald op basis van historische kosten. De opbrengsten en kosten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben, rekening houdend met reeds aangegane verplichtingen. Overige opmerkingen Hoewel de salarissen ten opzichte van 2002 zijn gestegen door algehele doorwerking van de salarisverhoging van 2,5% per december 2002 en een verhoging van 0,5% per mei 2003, zijn de totale lasten van de post 'salarissen, sociale lasten en pensioenen' meer dan goed gemaakt door verlaging van de sociale lasten, zoals een aanzienlijk lagere, gedifferentieerde WAO-premie en het vervallen van de premiespaarregeling. Er is een in 2003 een restrictief financieel beleid gevoerd, anticiperend op de structurele bezuiningstaakstellingen ingaande per 2004. Met het oog daarop is een selectieve vacaturestop toegepast. Voorts is er gebruik gemaakt van gespecialiseerde bureaus om de voortgang te verzekeren van bepaalde projecten. De onderschrijding op de post 'Salarissen, sociale lasten en pensioenen' moet dan ook in samenhang gezien worden met de overschrijdingen op de posten 'Automatiseringkosten' en 'Opdrachten aan derden'. De huisvestingskosten zijn hoger dan begroot. Onder meer heeft dat te maken met een forse nacalculatie van de servicekosten over voorgaande jaren. In de post 'Automatiseringskosten' zijn de kosten opgenomen van aanpassingen en ontwikkelen van GIZ en GRIP, die samen in 2003 ruim € 500.000 bedroegen. Eveneens zijn onder deze post de kosten van de aanschaf van een nieuwe telefooncentrale opgenomen.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
55
Jaarverslag Cbz 2003
De overschrijding van de post 'Opdrachten aan derden' moet in samenhang worden gezien met de post 'Salarissen, sociale lasten en pensioenen'. Een deel van de reguliere werkzaamheden is uitbesteed. Daarnaast werden ad hoc speciale onderzoeken uitgevoerd door derden. Het gaat om activiteiten die zijn opgenomen in het door de minister goedgekeurde Werkprogramma 2003, zoals onderzoek naar gedifferentieerde bouwkosten in de sector ziekenhuizen, huren van gezondheidszorgvoorzieningen en optimalisatie van bedrijfstijden bij instellingen. Deze activiteiten zijn tegen de achtergrond van de terughoudende invulling van vacatures uitbesteed aan gespecialiseerde onderzoeksbureaus. Het Bouwcollege acht voorlichting een belangrijke taak. In het verslagjaar heeft het door middel van het organiseren van bijeenkomsten, symposia en cursussen daar gestalte aan gegeven. Tegen kostprijs stelt het zijn gespecialiseerde kennis ter beschikking. Vanaf het boekjaar 2003 zijn naast de directe kosten de personele lasten intern doorberekend aan dit project en hier verantwoord. De vergelijkende cijfers van 2002 zijn dienovereenkomstig aangepast. De opbrengsten staan vermeld onder de baten. Het saldo van de lasten en baten over het boekjaar bleef onder de toegestane begroting. Het verschil tussen de begroting en dit saldo bedroeg € 302.209. Dit bedrag is toegevoegd aan de egalisatiereserve.
8.2 Accountantsverklaring Opdracht Wij hebben het in dit jaarverslag opgenomen verkort financieel verslag 2003 van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen te Utrecht gecontroleerd. Dit verkort financieel verslag is ontleend aan de door ons gecontroleerde jaarrekening 2003 van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen. Bij die jaarrekening hebben wij op 25 maart 2004 een goedkeurende accountantsverklaring verstrekt. Werkzaamheden Dit verkort financieel verslag is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake het verkort financieel verslag te verstrekken. Oordeel We zijn van oordeel dat dit verkort financieel verslag op alle van materieel belang zijnde aspecten in overeenstemming is met de jaarrekening waaraan deze is ontleend. Ten behoeve van een duidelijker inzicht in de financiële positie en de resultaten van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen en de reikwijdte van onze controle dient het verkort financieel verslag te worden gelezen in samenhang met de volledige jaarrekening, waaraan deze is ontleend, alsmede met de door ons daarbij verstrekte accountantsverklaring. De Meern, 25 maart 2004 KPMG Accountants N.V.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
56
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 1 BIJLAGE 1 In deze bijlage is nagegaan in hoeverre de onderwerpen van het door de minister goedgekeurde werkprogramma 2003 zijn gerealiseerd (uitvoering en follow-up). De vindplaats van de onderwerpen is aangegeven. Afgesloten wordt met een overzicht van de onderwerpen die in 2003 extra zijn gevraagd door de minister of staatssecretaris, alsmede de activiteiten die in 2003 ondernomen zijn naar aanleiding van actuele ontwikkelingen in de gezondheidszorg. VERANTWOORDING WERKZAAMHEDEN (vergelijking met Werkprogramma 2003) Onderwerp opgenomen in Werkprogramma 2003
Gerealiseerd
Vindplaats jaarverslag
Verschoven naar
Follow-up
Opmerkingen
Centraal thema: kwaliteit van de zorginfrastructuur
ja
H1, H2
n.v.t.
slechte gebouwen GHZ met voorrang op bouwprioriteitenlijst
Centraal thema: wachtlijstproblematiek
ja
H1
n.v.t.
Centraal thema: CBZ als expertisecentrum
ja
H1
n.v.t.
waardering uitgesproken: ondersteuning van beleid n.v.t.
Centraal thema: deregulering
ja
H1
Informatie- en Communicatietechnologie (ICT)
ja
-
regeling budgettair bouwen verruimd n.v.t.
monitoring gebouwen gehandicaptenzorg, Quality Index, cahier “Multifunctioneel bouwen ouderenzorg” signaleringsrapport Ouderenzorg aangeboden aan Staatssecretaris toename cursussen en voorlichtingsbijeenkomsten; kennisdirectory in voorbereiding; cahier “Aanbesteden” digitale formulieren in voorbereiding
Financiële gevolgen zorgbeleid
ja
-
n.v.t.
Patiëntgericht bouwen Designcriteria t.b.v. bouwplanbeoordeling Indicatoren grondprijzen Kapitaallasten
ja ja ja nee
H2 H2 H3
n.v.t. n.v.t. goedgekeurd
GGZ: Kwaliteit van de huisvesting GGZ: De moderne asielfunctie
ja ja
H3 H2
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
2004 dank; voorziet in behoefte n.v.t.
- deelname aan stuurgroep IWZ - NICTIZ - volgen ontwikkelingen besproken in bestuursvergaderingen en onderstructuur Quality Index model Quality Index model onderdeel Bouwkostennota i.s.m. CTG: conferentie DBC en kapitaallasten quick scan; doorloop monitoring 2004 thema Prijsvraag “Humane zorg in
1
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 1 Onderwerp opgenomen in Werkprogramma 2003
Gerealiseerd
Vindplaats jaarverslag
Verschoven naar
Follow-up
GGZ: Beschikbaarheid separeervoorzieningen
ja
-
n.v.t.
GGZ: Behoefte aan langdurig verblijf in een beschermende setting GGZ: Comparatieve analyse beschikbare GGZcapaciteit in enkele Europese landen GHZ: Monitoring gebouwkwaliteit
ja
H2
n.v.t.
ja
H3
GHZ: Toekomst van de hoofdlocatie GHZ: Zorg en huisvesting SGEVG-cliënten GHZ: Voorzieningen voor gehandicapten in buitenland V&V: Voorzieningen voor ouderenzorg als onderdeel van groter geheel V&V: Stedenbouwkundige inpassing kleinschalige woonvormen in stedelijke en plattelandssituaties V&V: Domotica voor dementerenden V&V: Evaluatie vkp-regeling verzorgingshuizen V&V: Verbetering privacy in verpleeghuizen
ja ja ja
H2 H2
ja
een gesloten setting” extern onderzoek o.l.v. GGZNederland. CBZ participeert. Uitkomsten 2004 thema prijsvraag “Humane zorg in een gesloten setting”
2004
n.v.t. afgerond
2004
slechte gebouwen met voorrang op bouwprioriteitenlijst nog geen reactie nog geen reactie n.v.t.
H2
n.v.t.
ja
H2
n.v.t.
cahier Multifunctioneel bouwen ism IWZ en Arcares thema prijsvraag “Zorg voor wonen, wonen met zorg”. Boek uitgegeven.
ja ja ja
H2 H2
V&V: Capaciteitsontwikkeling
ja
H1
n.v.t. voorstel overgenomen VWS onderneemt actie n.a.v. rapportage n.v.t.
ZH: Ziekenhuis van de 21e eeuw
nee
2004
n.v.t.
ZH: Evaluatie functionaliteit grootschalige verbouwing c.q. nieuwbouw ZH: Flexibiliteit
nee
2004
n.v.t.
ja
H3
n.v.t.
ZH: Continuïteit van zorg in relatie tot bouw ZH: Capaciteit WBMV-functies
ja ja
H2 H2
n.v.t. nog geen reactie
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
ja
Opmerkingen
brief aan staatssecretaris brief aan staatssecretaris
deelname aan stuurgroep IWZ doorloop naar 2004; acties met Arcares deelname aan begeleidingsgroep VWS thema prijsvraag “Future hospitals: competitive and healing”. Jaarthema 2004: exploitatie versus investeringen Uitwerking ‘paraplumaatstaf’ algemeen ziekenhuis centraal thema 2004 quick scan
2
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 1 Onderwerp opgenomen in Werkprogramma 2003
Gerealiseerd
Vindplaats jaarverslag
Best practice Contractvorming Aanbesteding Bouwmaatstaven: - AWBZ-voorzieningen - Ombouw verzorgingshuizen (referentiekader) - Ziekenhuisverpleging - Operatieafdeling Bouwkostennota 2003 Kengetallen Onderzoek Bouwbehoefte GHZ Gemeenschappelijk Informatiesysteem Wet exploitatie zorginstellingen (WTZi)
ja nee ja ja
H3 H3 H3 H3
ja ja ja ja ja
H3 H3 H3 -
Uitkomsten van de Commissie de Beer Stelselherziening Bouwplanbeoordeling
ja nee ja
H1 H4
vervolguitvoeringstoets n.v.t. overgenomen
Externe communicatie
ja
H6
n.v.t.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
Verschoven naar
2004
Follow-up
Opmerkingen
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
verschoven naar 2004 (cahier) cahier
goedgekeurd n.v.t. goedgekeurd goedgekeurd overgenomen Overgenomen n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Bouwcollege neemt deel in door VWS ingestelde werkgroepen; doorloop naar 2004 geen uitvoeringstoets gevraagd - aanvragen verklaring - programma van eisen, schetsontwerp, bestedingsgerede stukken - afgifte vergunning - bouwbegeleiding - rechtmatigheid meldingen - visie LTHP - vkp-regeling verzorgingshuizen - bloedbanken - adviezen aan CTG - bezwaar en beroep - “In perspectief” - “Kort Bestek” - cahiers - persberichten
3
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 1 Activiteiten die niet in het Werkprogramma 2003 waren opgenomen maar extra zijn gevraagd of door actuele ontwikkelingen zijn ondernomen. Extra activiteiten in 2003
Vindplaats jaarverslag
Follow-up
Modernisering AWBZ
H3 en H4
n.v.t.
Zelfstandige behandelcentra Ontwikkeling bedgebruik ziekenhuizen
H2 H2
Onderwijsvoorzieningen in algemeen ziekenhuis Pijnrevalidatie en revalidatietechnologie
H2 H2
Veiligheidsaspecten voor woon- en behandelvoorzieningen binnen de GGZ Zorg voor licht verstandelijk gehandicapten Huur Archeologische vindplaatsen/Verdrag van Valletta Duurzaam bouwen en energie-efficiency Analyse van projecten Ketenzorg/care pathways Circulaires: - eindafrekening meldingen/hardheidsclausule inbrengverplichting - eigendomsverhoudingen - bouwbegeleiding - budgettair bouwen - haalbaarheidsonderzoek verzorgingshuizen - niet-noodzakelijke bestanddelen
H2
- adviseren aan CTG over nietverblijfsfuncties - implementatieoverleg - ZBO-overleg Overgenomen signaleringsrapport meegenomen met herziening beleidsregels ex signaleringsrapport (vervolg) art. 3 WZV waardering uitgesproken signaleringsrapport overgenomen commentaar gevraagd op conceptbeleidsvisie goedgekeurd in Bouwkostennota 2003
H2 H3 H3 H3 H3 H2 H3
nog geen reactie Goedgekeurd Goedgekeurd n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
Opmerkingen
signaleringsrapport in Bouwkostennota 2004 in Bouwkostennota 2004 vervolgonderzoek projectboeken voorbereiding jaarthema 2004
4
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
BIJLAGE 2
PERSONELE SAMENSTELLING BOUWCOLLEGE PER 1 APRIL 2004
COLLEGE BOUW ZIEKENHUISVOORZIENINGEN
drs. R.L.J.M. Scheerder, voorzitter mr. T. Vroon, algemeen secretaris M. Verweij, arts, plaatsvervangend algemeen secretaris Leden drs. A. Adriaansen mw. drs. H. d’Ancona prof. mr. J.H. Hubben, vice-voorzitter mr. F.J.A. Oostrik mw. T. Poortenaar–Sikkema mr. A.J. te Veldhuis Waarnemer
Plaatsvervanger
mw. mr. M.P.A. Meijs
drs. H.R. Hurts
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
VWS
1
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
PERSONELE SAMENSTELLING BOUWCOLLEGE EN COMMISSIES 2 PER 31 DECEMBER 2003
COLLEGE BOUW ZIEKENHUISVOORZIENINGEN
H.A. de Boer, voorzitter mr. T. Vroon, algemeen secretaris M. Verweij, arts, plaatsvervangend algemeen secretaris Leden drs. A. Adriaansen mw. drs. H. d’Ancona H.G. Fermina prof. mr. J.H. Hubben, vice-voorzitter mw. A.J. Levert mr. F.J.A. Oostrik mw. T. Poortenaar–Sikkema ir. W. Wijnja Waarnemer
Plaatsvervanger
mw. mr. M.P.A. Meijs
drs. H.R. Hurts
VWS
2
Op 1 januari 2004 is de nieuwe zittingsperiode van het Bouwcollege en de onderstructuur ingegaan. Als gevolg hiervan is begin 2004 een veelheid van wijzigingen opgetreden in de onderstructuur. Deze wijzigingen hebben niet alleen betrekking op de personele samenstelling, maar ook op de omvang van de commissies. Uit efficiency-overwegingen is met name de omvang van de werkcommissies teruggebracht.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
2
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
COMMISSIE ZORG
J.W. Schouten, arts, voorzitter mw. drs. W.H. van Staalduinen, secretaris drs. L.J.M. Mimpen, plaatsvervangend secretaris prof. mr. J.H. Hubben mw. A.J. Levert mw. drs. H. d’Ancona (plaatsvervanger) mw. T. Poortenaar-Sikkema (plaatsvervanger) Leden
Plaatsvervangers
mr. B.M. Reuser C.J. Witte drs. P.J.J. de Kubber drs. F. Mul P.M. Burger, arts vacature drs. K.E. van der Wielen A. Krikke R. Meerhof drs. W.H.M. den Hartog drs. H.F. Walta drs. J.M. Timmermans prof. dr. W.J. de Gooijer vacature
mw. E. Koster mr. drs. G.V.M. van Gemert vacature vacature mr. S. Boersma drs. L.A. van Helden H. Weijenburg
ZN bureau Bouwcollege bureau Bouwcollege bestuurslid bestuurslid bestuurslid bestuurslid
Arcares GGZ Nederland NVZ VGN KNMG ZN IPO NPCF NPCF vacature CBO drs. L.J.R. Vandermeulen Prismant vacature SCP hoogleraar gezondheidszorgsystemen hoogleraar
Waarnemers drs. A.F.W. Kok mw. mr. M.P.A. Meijs drs. A.L.M. Barendregt mw. drs. T.J. Duine
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
J. Haeck mw. dr. D.E.M.M. Vendrig mw. mr. J.P.G. den Ambtman-Verbruggen mw. mr. drs. W. Vermeulen Naayen J.P. Verduijn, arts
IGZ IGZ VWS CTG CVZ
3
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
COMMISSIE BOUW
ir. G.R. Visser, voorzitter ir. L. Wessels, secretaris drs. F. Bisschop, plaatsvervangend secretaris drs. A. Adriaansen ir. W. Wijnja mr. F.J.A. Oostrik (plaatsvervanger)
NVZ bureau Bouwcollege bureau Bouwcollege bestuurslid bestuurslid bestuurslid
Leden
Plaatsvervangers
drs. L.J. Markus drs. mr. B.M. Reuser drs. H. Meppelink J.M. Eekel drs. F. Mul A. Windhorst dr. H.J. van der Reijden drs. L.A. van Helden J.D. de Klein vacature ir. W. van den Ban drs. A. de Vries
mw. drs. G.M. Ubels drs. J.A. Röell mw. drs. K. Boudewijns vacature vacature vacature H.J.T. Vermeulen drs. M.C. Ribbens vacature M.M. van der Kraan
Arcares Arcares GGZ Nederland VAZ VGN NVZ KNMG ZN ZN/KPZ IPO NPCF NPCF
Waarnemers mw. drs. A.M. van den Berg N. Stal J. Haeck dr. I.J. Opstelten dr. M.A. Dutrée P.H. Tijsterman mw. drs. T.J. Duine
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
mw. dr. M.M. van den Berg
drs. B.E. Simmelink J.P. Verduijn, arts
VWS Financiën IGZ TNO Prismant CTG CVZ
4
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
WERKCOMMISSIE GEHANDICAPTENZORG
L. van Beek, voorzitter drs. F. Bisschop, secretaris mw. drs. H. d’Ancona mw. T. Poortenaar-Sikkema ir. W. Wijnja (plaatsvervanger)
VGN bureau Bouwcollege bestuurslid bestuurslid bestuurslid
Leden
Plaatsvervangers
vacature drs. P.H. Beijers mw. drs. M.A.A. van der Laan drs. F. Mul A. de Rijk mr. J.G.C.M. van de Wiel vacature vacature F. Dekker A.A. van Gessel drs. J.W. Neijndorff R. Kocken J. Pool J.A. Meerpoel J. Thomas
vacature vacature
vacature J. van Andel mw. G. Kamer E.J. Koekoek drs. M.C. Ribbens mw. I. Wever drs. P. Laeven vacature
VGN VGN VGN VGN VGN VGN KNMG ZN/KPZ ZN ZN ZN ZN IPO NPCF NPCF
Waarnemers ing. G. de Water drs. G.J. Verschoor mr. J. Verdurmen
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
D.C. Kaasjager, arts
VWS CTG CVZ
5
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
WERKCOMMISSIE INSTELLINGEN VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG
drs. J.G.M. Hendriks, voorzitter drs. J.A.M. Elich, secretaris H.G. Fermina prof. mr. J.H. Hubben (plaatsvervanger)
ZN bureau Bouwcollege bestuurslid bestuurslid
Leden
Plaatsvervangers
mw. drs. M.L. Bot R.J.A. ten Doesschate, psychiater E.S. van der Haar, psychiater drs. P.A.M. Snellens R. Sponselee drs. P.G.M. Willems vacature vacature vacature vacature mw. Z. van Aggelen mw. M.M. Galestien J.A.Th.M. Jaspers mw. drs. J.F.M. Mols drs. M.C. Ribbens drs. P.W.M. Graus mw. L. Reitsma mw. B. Boudewijnse
vacature vacature
vacature R. Hoeffnagel G.J. Kraan E.J. Koekoek drs. J.W. Neijndorff mw. T. Klaseboer M. Kaarsgaren
GGZ Nederland GGZ Nederland GGZ Nederland GGZ Nederland GGZ Nederland GGZ Nederland GGZ Nederland GGZ Nederland GGZ Nederland KNMG ZN ZN ZN ZN ZN IPO NPCF NPCF
Waarnemers A.H.J. Melis I.M. Lovisa mr. J. Verdurmen
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
ir. A.P.M. Bersee P.H. Tijsterman
VWS CTG CVZ
6
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
WERKCOMMISSIE VERPLEGING EN VERZORGING
mr. Th.P.K.E. van den Berg, voorzitter drs. A.W. Klein, secretaris mw. drs. H. d’Ancona mr. F.J.A. Oostrik H.G. Fermina (plaatsvervanger)
ZN bureau Bouwcollege bestuurslid bestuurslid bestuurslid
Leden
Plaatsvervangers
drs. B.I. Awad A.F. Berg B. Magielse drs. L.J. Markus mw. H.J.M. Stieger F.F.L. Vlak, arts A. Wallinga, arts P.F.M. Weda vacature H.H.G. Wiegmans, arts J. Coolen B.J. Groeneweg, arts B. Pagee J.M. Vermeulen vacature drs. A. Peters E.A.M. Kint H.J. Beumer
A.D. Carstens, arts mw. drs. G.M. Ubels
Th.W. van de Gronde, arts ir. P.M. van Rooij vacature
B. Bröcking
Arcares Arcares Arcares Arcares Arcares Arcares Arcares Arcares Arcares KNMG ZN ZN ZN ZN ZN IPO NPCF NPCF
Waarnemers ing. H.P.C. Verbeek L.G. Fresen mr. J. Verdurmen
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
VWS CTG CVZ
7
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
WERKCOMMISSIE ZIEKENHUIZEN
drs. B.H. de Rave, voorzitter W.G. van Dorp, arts, secretaris vacature mw. A.J. Levert (plaatsvervanger)
NVZ bureau Bouwcollege bestuurslid bestuurslid
Leden
Plaatsvervangers
mw. drs. L.A.M. van Atteveld drs. L. Elting mw. L.J.M. Klaasse-van Remortel drs. P.J.J. de Kubber drs. W.A. van der Meeren drs. J.W.P. Schnerr drs. LC. Bruggeman mw. drs. J.S. Koops-Korbee mw. ir. L.H. Bouwknegt drs. G.W.J. Hagenaars drs. L.A. van Helden drs. R.P. Offringa G. Vos drs. H.J. Kranenburg J. Francke W.T. Linschoten prof. ir. C. den Ouden
A. Windhorst vacature
vacature mw. mr. W.L.R. Kuipers
vacature vacature
P. Peters
NVZ NVZ NVZ NVZ NVZ NVZ VAZ KNMG ZN ZN ZN ZN ZN ZN/KPZ IPO NPCF NPCF
Waarnemers drs. G. van Bussel mw. drs. J.M.M. Hansen drs. B.E. Simmelink J.P. Verduijn, arts
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
mr. R.C.J. van Hemert L.G. Huiskes
VWS IGZ CTG CVZ
8
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
OVERIGE WERKGROEPEN EN (SUB)COMMISSIES Werkgroep Academische Ziekenhuizen
drs. L.C. Bruggeman, voorzitter W.G. van Dorp, secretaris drs. A. Adriaansen
VAZ bureau Bouwcollege bestuurslid
Leden
Plaatsvervangers
dr. ir. P.C.J. Leijh ir. T.J. Halma dr. F.G.M. Buskens, chirurg mw. ir. L.H. Bouwknegt drs. L.A. van Helden drs. J.E.D. Vandenbergh J. Francke
mw. drs. G.J.C.M. Engwirda-Kromwijk A. Pfaff, anesthesioloog
P. Peters
NVZ/VAZ VAZ KNMG ZN ZN ZN IPO
Waarnemers drs. G. van Bussel
VWS
Werkgroep Verzorgingshuizen
mr. Th.P.K.E. van den Berg, voorzitter A.P. van de Kreeke, secretaris
ZN bureau Bouwcollege
Leden
Plaatsvervangers
mw. drs. G.M. Ubels mr. H. Kasius mw. E. Koster B. Magielse drs. J.A. Röell J. Coolen B. Pagee mw. C. Reijmer E.A.M. Kint H.J. Beumer
drs. L.J. Markus
ir. P.M. van Rooij vacature
Arcares Arcares Arcares Arcares Arcares ZN ZN IPO NPCF NPCF
Waarnemers ing. H.P.C. Verbeek
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
VWS
9
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
Werkgroep Veiligheid & Hygiëne
drs. B.S.M. Gerritsen, voorzitter ir. H.J. Nicolaas, secretaris Leden mw. M.A.T. Bilkert ir. L. Meinders mw. dr. D.E.M.M. Vendrig dr. C.J.M. van den Bogaard ir. A.W. van Drongelen drs. R.G.M. van Melick, apotheker drs. P. Wulp L. Zwerver mw. Th. Daha
bureau Bouwcollege Plaatsvervangers
J. van der Pols J.C.M. Goossens
IGZ IGZ IGZ VROM RIVM TNO Arbeidsinspectie NVTG WIP
Stuurgroep Duurzaam bouwen ir. L. Wessels, voorzitter ir. H.J. Nicolaas, secretaris
bureau Bouwcollege bureau Bouwcollege
Leden ing. K. Dekker ing. H.B. van Eck drs. P. Sluis ir. E.J. Paardekooper Overman prof. ir. F. Seijffert P.Th. van Beusekom ir. J.P.P. Cox, MBA
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
TNO Bouw Novem Novem STAGG/BNA Faculteit Bouwkunde TU Delft VWS VROM
10
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2
Werkgroep Duurzaam bouwen ir. H.J. Nicolaas, voorzitter
bureau Bouwcollege
Leden J. Wedding drs. H. Meppelink drs. W.J.C. Vink K. Bakker ing. F.J. Goossens ir. E.J. Paardekooper Overman drs. B.H. Uythof ir. J.J. Vingerling
Arcares GGZ Nederland VGN W/E adviseurs duurzaam bouwen NVTG STAGG/BNA MPZ Stichting Bouwresearch
Bezwaarschriftencommissie / klachtencommissie
mr. J.J.H. Suyver, voorzitter mw. mr. A. Bosma, secretaris mw. mr. L.M. Spittuler, plv. secretaris
bureau Bouwcollege bureau Bouwcollege
Leden mr. dr. G.S.A. Dijkstra J. de Groot drs. J. Heiner mw. drs. S.A. de Jager drs. G.A. Vette mr. E.H.H. Schelhaas
Commissie van Beroep
A.F. Berg, voorzitter mw. M.E. Dam, secretaris
bureau Bouwcollege
Leden
Plaatsvervangers
mr. F.J.A. Oostrik dr. A.L.P. Buitelaar
P.J. Coopmans
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
11
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2a
BIJLAGE 2a NEVENFUNCTIES LEDEN BOUWCOLLEGE PER 31 DECEMBER 2003
Onderstaand treft u aan een overzicht van nevenfuncties die te maken hebben met de gezondheidszorg c.q. het werkgebied van het Bouwcollege.
De heer drs. A. Adriaansen Functie
Organisatie
1. 2. 3. 4.
Boven-IJ Ziekenhuis Amsterdam CBO Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg Alzheimer Nederland Alzheimer Europe
Lid Raad van Toezicht Voorzitter Raad van Toezicht Voorzitter bestuur Member board
Mevrouw drs. H. d’Ancona Functie 1. 2.
Voorzitter Lid
3. 4.
Bestuurslid Bestuurslid
Organisatie Nationale Dag v.d. Ouderen Begeleidingscommissie Sociaal en Cultureel Planbureau Vrienden van Stizan Pandora
De heer H.A. de Boer Functie
Organisatie
1. 2.
College sanering ziekenhuisvoorzieningen Nationale Hoorstichting
Voorzitter Bestuurslid
De heer H.G. Fermina Functie
Organisatie
1. 2.
Gooizorg Grote Rivieren
Lid Raad van Toezicht Lid Raad van Toezicht
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
1
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2a
De heer prof.mr. J.H. Hubben Functie 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Hoogleraar Gezondheidsrecht Advocaat en partner Voorzitter Raad van Toezicht Voorzitter Voorzitter Voorzitter
7.
Voorzitter
8. 9. 10. 11. 12.
Lid bestuur Arbiter Redacteur Plaatsvervangend voorzitter Raadsheer plv.
Mevrouw A.J. Levert Functie 1.
Lid
2. 3.
Lid Lid
De heer mr. F.J.A. Oostrik Functie 1.
Voorzitter
2.
Voorzitter
3. 4. 5. 6.
Vice-voorzitter Raad van Toezicht Lid RvC Lid Beleidsraad Adviseur
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
Organisatie Vrije Universiteit Amsterdam Nysingh advocaten-notarissen n.v. Viataal St. Michielsgestel College van Beroep Psychotherapie College van Arbiters AO Artsen-Verzekeringen College van Beroep Raad Overgangsregeling Gezondheidszorgpsychologen Begeleidingscommissie Geschillencommissie Ziekenhuizen Stichting Arbitrage Gezondheidszorg Commissie voor de Rechtspraak Zorgverzekering Vraagbaak Medisch Specialist Tuchtcollege Gezondheidszorg Zwolle Gerechtshof Arnhem
Organisatie Cliëntenraad Opella (Thuiszorg en maatschappelijk werk) Platform Cliënten Opella VVD-partijcommissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Organisatie Stichting Wetenschappelijk Instituut en Historisch Centrum te Maastricht (vanuit dien hoofde houder van enige bijzondere leerstoelen in de gehandicaptenzorg) (Intergemeentelijke) Stichting Integratie Nieuwkomers te Eibergen JW Andriesen Verzorgingshuis Borculo Menzis Expertisecentrum de Borg Zorgboerderij ’t Heuvel te Harfsen
2
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 2a
Mevrouw T. Poortenaar-Sikkema Functie 1. 2.
Voorzitter Voorzitter
3.
Voorzitter
4. 5.
Lid Bestuurslid
De heer ir. W. Wijnja Functie Voorzitter Raad van Toezicht
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
Organisatie GGD Nederland Wetenschappelijke AdviesCommissie Vuurwerkramp Enschede Maatschappelijke Klankbordgroep Gezondheidsonderzoeken Vuurwerkramp Enschede Tijdelijke adviesraad Inspectie Gezondheidszorg Trimbos Instituut
Organisatie Stichting Maeykehiem (verstandelijkgehandicaptenzorg) St. Nicolaasga
3
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 4
BIJLAGE 3
PERSONELE SAMENSTELLING VAN HET BUREAU PER 31 DECEMBER 2003
Algemeen mr. T. Vroon M. Verweij, arts J. Both, arts mr. H.J. Overbeek mr. L.A.M. van Zenderen †
algemeen secretaris plv. algemeen secretaris secretaris-arts communicatie en voorlichting secretaris-jurist
Afdeling Algemeen Secretariaat drs. L.J.M. Mimpen∞ mw. mr. L.M. Spittuler
hoofd plv. hoofd
Juridische sectie mr. T.J.A. van Baar mw. mr. A. Bosma mw. mr. P.C. van der Made-de Waal Meldingen/LTHP ‘en drs. T. Baggerman J. Jansen mw. M.G.M. Tienhooven Secretariaten sectoren mw. G.C.M. Adelerhof-Pape mw. J.G. van Boven*∞ mw. J. Dijkstra mw. J.A.H. Hubert-van Laaren mr. P. Meijer drs. T.C. Reininga O. Rose D.J. van Veelen mw. C.R.M. van Vliet* mw. P.H. van Wijk-van Veenendaal
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
geestelijke gezondheidszorg gehandicaptenzorg gehandicaptenzorg verzorgingshuizen verpleeghuizen verpleeghuizen ziekenhuizen geestelijke gezondheidszorg verzorgingshuizen verzorgingshuizen
1
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 4
Afdeling Bestuursondersteuning drs. L.J.M. Mimpen∞ T. Brussaard ∞ drs. J.H.M. Nuiten
hoofd kwaliteitsbeheer directiesecretaris
Aanjagers ing. H.P.M. van der Eng, MBA J.J.F. Paul ir. P.J.M. Woerdeman mw. drs. H. Wolthoorn Cursussen en congressen mr. C.J. van den Berge mw. F. Boersma
coördinator
Directiesecretariaat mw. P.M.B. Hoogerbrug mw. A.C.M. de Vreeze-Bouwmans
officemanager directiesecretaresse
Communicatie en voorlichting J.M.M. Hoes mw. L.S. Koskamp*
Afdeling Bouwzaken ir. L. Wessels drs. J.J.M. Vijverberg mw. R.F. Jansen∞
hoofd plv. hoofd secretaresse
Bouwbegeleiding drs. P. Wagenaar∞ ing. M.J. Allemekinders G. van Beek ing. P.J.A.M. Brouwers E.P. Holtman∞ F.J.A. Schattevoet ing. J.J.G. Slieker ing. J.H.M. Verhagen
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
sectiehoofd
2
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 4
Bouwplanbeoordeling Sector geestelijke gezondheidszorg ir. H.J.M. van der Aalst ir. S.R. Rienks Sector gehandicaptenzorg mw. ing. W.F.P. Straatsma-Frijn ir. S.P.M. van Heumen ir. H. van Vught mw. ing. M.C.M. Maas-Calon Sector ziekenhuizen ir. L.H. van Bemmelen ir. P. Boluijt* ir. A. Mol ing. T.A. Staats∞ ir. C.J. Heinsius Sector verpleeghuizen ir. M. Bakker ir. W. Djoyoadhiningrat ing. N.G. Egter van Wissekerke ir. A. Eppens* ir. L.A. Jongejan drs. ing. N.J. Nauta* mw. ir. A.M. van Ommen Sector verzorgingshuizen mw. ing. M.R. Akse mw. M.M. Hiltermann ir. H.L. Kerkhof ir. B. Keuper* J.C. Mathew mw. ir. P.M. Mourits ir. A.J. van der Stigchel mw. ir. R.J.G. Verhagen* Onderzoek & Ontwikkeling ir. J.G. Nuijten ing. A. Bode E.P. Holtman∞ ir. H.J. Nicolaas ing. K. Poelstra ing. T.A. Staats∞ mw. ir. B. Troost-Filipovic
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
sectiehoofd
3
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 4
Wet voorzieningen gehandicapten drs. P. Wagenaar∞ ir. A.E.H. Frencken
sectiehoofd
Afdeling Economie drs. F. Bisschop mw. J.G. van Boven*∞
hoofd - intakevoorzitter gehandicaptenzorg secretaresse
Sector geestelijke gezondheidszorg E. Bruins Slot Sectoren gehandicaptenzorg en ziekenhuizen drs. A.P.M. van Gastel Sector verpleeghuizen drs. A.W. Klein drs. M.J. Rijnbout Sector verzorgingshuizen drs. J.E. de Gijt A.P. van de Kreeke drs. J.C. Visser*
plv. hoofd - intakevoorzitter verpleeghuizen
intakevoorzitter verzorgingshuizen
Sectie monitoring drs. H.E. Post mw. drs. F.M. Keuning T. Brussaard*∞
sectiehoofd
Gemachtigden bouw drs. W.B. Meijer∞
coördinator
Gemachtigden bouw drs. W.B. Meijer∞ ing. H.P. Barth drs. B.S.M. Gerritsen drs. F.M. Vernooy Bouwkundige ondersteuning M.F. van Galen
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
4
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 4
Administratieve ondersteuning mw. J.C.I. Onwezen
Afdeling Interne Bedrijfsvoering J.M.G. Roeleveld
hoofd
Automatisering drs. J.V. Eijkman G.A.M.C. Heintjes J.G.C.E. ten Hove H. Mulder drs. A. Smit P.K. Spithoff
sectiehoofd
Financiën M. Drijer P.J.M. Schalk H. Verbruggen
plv. hoofd - sectiehoofd
Personeelszaken mw. M.E. Dam-van der Toorn mw. L.R. Rellum mw. I. Verstege-Podhorszki
sectiehoofd
Informatie en Documentatie L. Lemmens Facilitaire Zaken A.A.G. Matthijssen Catering mw. M.M. Ossendrijver-Gruters mw. M. van Vliet-van Kuik Documentaire informatieverzorging P. Ehlhardt G.K. Gaudart E.H.J. Jongerius mw. E.G. Steenbergen-Baas
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
sectiehoofd
coördinator
5
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 4
Huishoudelijke dienst mw. M. Borra-Blankenstein mw. W.L. den Hollander mw. D.T.W. van de Linden mw. H.S.G. van Marle-Banda Receptie / telefoon mw. T.A. Donk-Wanders mw. C. Heijnis mw. O.V. Jakhu-Ramcharan Reprografie / huismeester C.H. Borra
Afdeling Planontwikkeling W.G. van Dorp, arts drs. A.R. van de Vijsel mw. R.F. Jansen∞
hoofd secretaresse
Sector geestelijke gezondheidszorg drs. J.A.M. Elich∞ drs. W.J. van der Plaats mw. drs. P.S. van der Schaaf
1e plv. hoofd – intakevoorzitter ggz
Sector gehandicaptenzorg mw. drs. J.C. Tammes F.J.J. ten Voorde mw. drs. S.S.M. Kint Sector verpleeghuizen & verzorgingshuizen mw. drs. W.H. van Staalduinen 2e plv. hoofd mw. mr. F.W. Groen P.F.B.J.M. Verheijen mw. drs. A.M. Wensing* Sector ziekenhuizen V.A.C. van Bergenhenegouwen drs. E.G.M. Knoors drs. M.J. Hinkema
∞ deelfunctie *
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
= =
intakevoorzitter ziekenhuizen
dienstbetrekking die in verschillende functies wordt uitgeoefend in het verslagjaar in dienst getreden
6
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 4
BIJLAGE 4
OVERZICHT PUBLICATIES BOUWCOLLEGE VERSCHENEN IN 2003
Uitvoeringstoetsen en signaleringsrapporten Titel
Publicatienr.3
De ontwikkeling van het bedgebruik in ziekenhuizen (deel 1) Zorg en welzijn voor ouderen in andere Europese landen Budgettair bouwen/aanbesteding van kleine projecten Op tijd bouwen voor ouderen Het zelfstandig behandelcentrum: van noodzakelijk kwaad tot nuttig goed? De ontwikkeling van het bedgebruik in ziekenhuizen (deel 2) Bouwkostennota 2003 De huisvestingssituatie in de GGZ (voorstudie monitoringonderzoek) Monitoring van de gebouwkwaliteit in de gehandicaptenzorg De toekomst van de hoofdlocatie in de gehandicaptenzorg Onderwijsvoorzieningen in het algemeen ziekenhuis Verbetering van de privacy in verpleeghuizen Kengetallen 2003 Integraal evaluatiesysteem van de gebouwkwaliteit/quality index (QIND)
545 546 547 548 549 552 553 554 555 556 557 558 559 560
Bouwmaatstaven en basiskwaliteitseisen Centrale sterilisatieafdeling Separeer- en afzonderingsvoorzieningen Radiotherapie Ziekenhuisverpleging Ombouw van verzorgingshuizen (referentiekader)
0.110 0.111 0.112 0.113 550
Overige publicaties Verslag werkzaamheden Aanjaagteam Compendium: taken, kaders en procedures Bouwcollege (actualisatie) Jaarverslag 2002 (inclusief verkorte versie) Werkprogramma 2004 (inclusief verkorte versie) Cahier “Het aanbesteden van werken” Zorgzame architectuur: zorg voor wonen, wonen met zorg (verslag van een prijsvraag) In perspectief (edities 1 t/m 6) Nieuwsbrief (edities 16 en 17) Kort Bestek (edities 1 t/m 7) 3
561 551 -
Dit nummer is ook te vinden op de website van het Bouwcollege.
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
7
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 4
Circulaires: haalbaarheidsonderzoek verzorgingshuizen eindafrekening meldingen/hardheidsclausule inbrengverplichting eigendomsverhoudingen bouwbegeleiding budgettair bouwen niet-noodzakelijke bestanddelen
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
-
8
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 5
BIJLAGE 5 PRODUCTIECIJFERS BEOORDELING INDIVIDUELE (BOUW)AANVRAGEN Tabel 1 Vergelijkend totaaloverzicht uitgebrachte adviezen en beschikkingen 1999 – 2003 investeringsbedragen x € mln.) Advisering/besluitvorming ex WZV bestuurlijk aanvragen verklaringen (programma’s van eisen en) schetsontwerpen en/of vergunningen bijbehorend investeringsbedrag Subtotaal (a)
2000
2001
2002
2003
108
180
305
379
82
237 818,3 417
71
72
911,8 376
646,4 451
-
Advisering/besluitvorming ex WZV ambtelijk bestedingsgerede stukken bijbehorende investeringsbedragen
912,1 190
18
9 233,2
5 110,4
4 160,0
207,9
aanbestedingsresultaten bijbehorend investeringsbedrag
67 318,1
307.0
266,0
338,0
-
eindafrekeningen bijbehorend investeringsbedrag
321 884,9
270 353,0
291 424,0
275 391,0
-
machtigingsregeling bijbehorend investeringsbedrag verklaringen* bijbehorend investeringsbedrag vergunningen* bijbehorend investeringsbedrag
278 203,3
360 351,4 240 501 511,7
232 125,6 423 562,3
331
484
-
42
37
32
87,1
verkorte procedure (verzorgingshuizen) bijbehorend investeringsbedrag
104 13,3
52,6
79,5
meldingen bijbehorend investeringsbedrag Subtotaal (b)
948 443,8 1.632
989 608,1 1.774
1062 713,7 2.467
993 780,5 2.399
Totaal ex WZV (a+b)
1.822
2.191
2.843
2.850
366
63
32
17
-
-
-
87
2.188
2.254
2.875
2.998
aan College voor zorgverzekeringen uitgebrachte adviezen (c) ** aan College tarieven gezondheidszorg uitgebrachte adviezen (d) *** Totaal generaal (a+b+c+d)
* ** ***
de verklaring/vergunningprocedure is thans gesplitst in twee afzonderlijke fasen in het kader van de WVG in het kader van de modernisering AWBZ
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
1
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 5
Tabel 2
Vergelijkend overzicht bestuurlijk uitgebrachte adviezen en beschikkingen 2000– 2003 (investeringsbedragen x € mln.) 2000 10
2001 22
2002 25
2003 35
20
28
9
6
30
50
34
41
Investeringsbedrag p.v.e./ schetsontwerp/vergunning
687,9
228,0
478,6
267,7
VERPLEEGHUIZEN Verklaring
2000 42
2001 56
2002 124
2003 151
33
121
22
22
75
177
146
173
123,4
369,8
138,6
161,6
2000
2001
2002
2003
39
20
38
29
16
15
18
19
55
35
56
48
83,0
42,0
139,5
115,8
ZIEKENHUIZEN Verklaring (programma van eisen) schetsontwerp/vergunning Totaal
(programma van eisen) schetsontwerp/vergunning Totaal Investeringsbedrag p.v.e./ schetsontwerp/ vergunning
INSTELLINGEN VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG Verklaring (programma van eisen) schetsontwerp/vergunning Totaal Investeringsbedrag p.v.e./ schetsontwerp/vergunning
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
2
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 5
Tabel 2 (vervolg) INSTELLINGEN VOOR GEHANDICAPTENZORG Verklaring
2000
2001
2002
2003
17
26
27
36
(programma van eisen) schetsontwerp/vergunning Totaal
13
25
17
6
30
51
44
42
17,7
65,9
121,5
32,7
Investeringsbedrag (p.v.e)./ schetsontwerp/ vergunning
Vergelijkend overzicht 1999 – 2002 uitgebrachte adviezen en beschikkingen in het kader van de Overgangswet Verzorgingshuizen c.q. de Wet ziekenhuisvoorzieningen (2001) (investeringsbedragen x € mln.) VERZORGINGSHUIZEN
2000 verklaring
Totaal Investeringsbedrag schetsontwerp/ vergunning
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
66 220,5
schetsontwerp/ vergunning totaal investeringsbedrag schetsontwerp/ vergunning
2001 56
2002 93
2003 128
48
5
19
104
98
147
112,6
32,6
68,6
3
Jaarverslag Cbz 2003 Bijlage 5
Tabel 3
Vergelijkend overzicht 2000 – 2003 uitgebrachte toetsen in het kader van de meldingsprocedure (investeringsbedrag x € mln.)
Getoetst
Totaalinvestering Gemiddelde investering per project
Tabel 4
2000
2001
2002
2003
948
989
1062
993
443,8
608,1
713,7
780,5
0,5
0,6
0,7
0,8
Overzicht uitgebrachte toetsen 2003 in het kader van de meldingsprocedure (investeringsbedrag x € mln.) getoetst
Ziekenhuizen
289
Waarvan eindkostenoverzicht 76
Verpleeghuizen
302
58
95,3
Instellingen GGZ
141
36
119,7
Instellingen GHZ
261
56
119,1
Totaal
993
226
780,5
Tabel 5
investeringsbedrag 446,4
Vergelijkend overzicht 2001– 2003 van afgegeven beschikkingen in het kader van de verkorte procedure verzorgingshuizen (investeringsbedragen x € mln.) 2001
2002
2003
Afgegeven beschikkingen
104
331
484
Investeringsbedrag
13,3
52,6
79,5
Cbz/nr Jaarverslag Cbz 2003.doc
4