Negentiende Jaargang.
UITGEEFSTER: Lidmaatschap der V. v. B Abonnement op het I. B. T. voor hen die geen hd kunnen zijn , , . . . Losse nummeis met platen zonder ,,
No, 24.
31 December 1916.
DE V E R E E N I G I N G VAN B O U W K U N D I G E N
f 24.— 's jaars
Verantwoordelijk
Redacteur
Directeur \ a n Gewestelijke Werken i;d R e s i d e n t i e K e d o e te MAGELANG
NED.-INDIË.
GEDRUKT
W. M. JORDAAN ..12„ „ 1.— p. stuk „ 0.50 „ „
IN
de N
!
BIJ
V Boekhandel en Drukkerij
MASMAN & STROINK SEMARANG.
Advertentiën-tarief: '^«'"^
f g--
:
Per
I 4 pagina
.
". \5.~ : .. ' s .. . Kleine adveitenticn en korte mededeelingen f 1.— per 10 woorden of gedeelten daarvan. Bi) 3, 6, 12 en 24 achtereenvolgende plaatsingen resp. 80, 70. 60 en 50 ",o van bovenstaand tarief.
.f
10.~ 7.50
Zich te wenden tot de N . V . N E D . I N D . PUBLICITEITS-BUREAU, Soerabaja. 19<"en jaargang, No. 24. INHOUDSOPGAVE.
31 Dec. 1916.
(Bevat 3 platen) A
Veieenigmgs-heldngen
Bericht — Overgangsbepalingen — Over de bezoldiging van ambtenaren in 't algemeen en van de Architecten en Opzichters van den 'Waterstaat in 't bijzonder — Aanvangsbezoldigmg in Nedeil-Indie—Een nieuw reisref lement voor ambtenaren — Gouvernemcnts besluit 15 Augustus 1916. No 4. S
Technisch
gedeelte
Kribben 'met 2 platen) —Een en andei over draadkorven met steenvulling — Eene machine, die het werk doet van veel menschen — Pneumatische stampers — Een moeili]k stuk]e .springwerk. C Niet-techmsch
gedeelte
Verklaring van de grondbeginselen waarop het meten niet den Planimeter berust (met 1 plaat) — Nieuwe methodes in gebruik bij houtaankap in Britsch-Columbia —'Vastheid van betrekking en wat vakorganisatie vermag — Mutaties
C O R R E S P O N D E N T I E . Alle stukken betreffende de Redactie en alle bijdragen voor het Indisch Bouwkundig Tijdschrift, waaronder die op de Vragenbus betrekking hebbende, te zenden aan den heer W . M. JORDAAN te M A G E L A N G , Redacteur van het Orgaan der Vereeniging.
Contributie, abonnementsgelden en donatiën te zenden aan de Soerabaiasche Incasso-, Spaar- en Htilpbank te Soerabaia: correspondentie daarover te richten aan den Secretaris-Penningmeester der Vereeniging, den heer B. J. SCHUIL, Opzichter B. O. W . te Semarang (Sompok). Men meldt zich als lid der Vereeniging van Bouwkundigen aan en abonneert zich op het I. B. -T. bij den Secretaris der Vereeniging, den heer B. J. SCHUIL, Opz. B. O. W . te Semarang (Sompok), aan wien ook adres-opgave moet worden toegezonden en aan wien tevens alle correspondentie omtrent adresveranderingen en reclames omtrent het eventueel niet op tijd ontvangen van het tijdschrift, gericht behooren te worden. De Redactie houdt zich beleefd aanbevolen voor de toezending van bijdragen. Het daarvoor te verkenen honorarium is bekendgesteld in het December-nummer van 1907 en nader aangevuld in het nummer van December 1908 hetwelk ten gerieve van de leden die na 1908 zijn toegetreden, in het Septemberno. 1912 in zijn geheel is opgenomen. Men wordt beleefd verzocht de copie slechts aan eene zijde van het papier te beschrijven en de teekeningen te vervaardigen uitsluitend met zwarte lijnen op wit ongelijnd papier, calqueerpapier of linnen, dus zonder kleuren. Zoo eenigszins mogelijk volge men voor de teekeningen de afmetingen van het tijdschrift of veelvouden daarvan bijv: 32 X 20 cM.; 32 ^ 30 c M . ; 32 X 60 cM.; 64 X -^0 cM.; of 64 X 60 cM..
436
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT. Z A K A G E N D A 1917.
Begin Januari zal de zakagenda- 1917 worden toegezonden. Daar de volledige ranglijsten der B. O. W . en S. S. nog niet zijn ontvangen, is het verschijnen van het Jaarboekje 1917 eenigszins vertraagd en zal hierop dus nog een tijdje gewacht moeten worden. De Secretaris der Ver B B. J. SCHUIL. OVERGANGSBEPALINGEN. In aansluiting op de voorstellen bij de C. P. A. in behandeling, tot reorganisatie van het Corps Architecten en Opzichters van den Waterstaat en 's Lands B, O. W . in Ned: Oost Indië, ware te bepalen: Ten Ie. De bij hoogergenoemde voorstellen aangegeven salaris-regeling en titulatuur, voor de reeds in dienst zijnde — en tot dat de reorganisatie tot stand is gekomen voor de nog te benoemen — Architecten, Opzichters en Ond: Opzichters direct in werking te doen treden, waarbij het volgende in acht dient genomen te worden. A. Alle reeds in dienst zijnde Opzichters en Ond: Opzichters en de nog te benoemen personen als hierboven is omschreven, worden geacht, — behoudens eischen van geschiktheid^ . en die voor benoembaarheid tot Opzichter .— aangesteld te zijn als Opzichter op een beginsalaris van f 235 s maands, indien zij kunnen aantoonen na het bereiken van het l8e. levensjaar, drie jaren praktisch w,erkzaam te zijn geweest, zulks ten genoege van het Departement der B. O. W . Meerder aantal prakti]k;aren na het l8e. levensjaar en als hiervoren bedoeld, worden in rekening gebracht voor de toekenning der periodieke tractementsverhoogingen en voor cventueele titelverandering. B. Mocht onverhoopt de formatie van het Opzichters-Corps het niet toelaten alle daarvoor in aanmerking komende Ond .-Opzichters te benoemen als Opzichter, dan wordt de regel gevolgd, om de helft van het ter bereiking van die formatie aanwezige tekort — sinds de instelling van het Corps Ond.-Opzichters — aan te vullen uit de Ond.-Opzichters, volgens anciënniteit en behoudens de hoogergenoemde eischen, en de andere helft met door recruteering uit Holland te betrekken krachten. Indien geen voldoende uitzending uit Holland plaats heeft, zal de alsdan nog noodige aanvulling geschieden uit de Ond. Opzichters. Ten 2e. Tot de H. T. C. zullen elk jaar, naar gelang de dienst der B. O. W . het toelaat, 20 of meer candidaten worden toegelaten, volgens anciënniteit. Hierbij zal echter rekening worden gehouden met de „uitblinkers", die vóór zullen gaan en met de ..zwakke broeders, die geen kans zullen hebben. Bij hooge uitzondering, ter beoordeeling aan het Departement B. O. W . , zal de voor den curcus aangegeven tijd verlengd mogen worden bij eventueel niet-slagen. Gedurende den voor den curcus bepaalden tijd krijgen de candidaten volle activiteits-tractement, daarna slechts de helft daarvan. En, daar niet alleen door het Departement B." O. W . , maar ook door alle technische Ambtenaren, ressorteeren-
31 DEC. 1916
de onder dit Departement, wordt ingezien de noodzakelijkheid van selectie, daar men voor de behoorlijke waarneming van de betrekking van Eaw. W s . Ambtr., bv. tact en een zekere mate van beschaving moet bezitten, zal voor de toelating tot de H. T. C. op deze eigenschappen, — blijkende uit de conduiterapporten — worden gelet. Ten 3e. Reeds dadelijk worden, als blijk van waardeering, voor , bijzondere geschiktheid en plichtsbetrachting", de daarvoor in aanmerking komende Architecten bevorderd tot Ingenieur op een salaris in overeenstemming met hun aantal dienstjaren. Ten 4e. De nieuwe salaris - regehng is van terugwerkende kracht vanaf de afkondiging der overgangsbepalingen bij Indisch Staatsblad. Ziezoo! daar staat het. Om de vele ongeduldigen en belangstellenden te bevredigen en om anderen weer „gerust" te stellen, geef ik hier een idee — echter zonder de noodige toelichtingen, daar dit te veel plaats zou innemen — van een ontwerp voor overgangsbepalingen, op te maken in het belang van het tegenwoordige Corps Architecten en Oplichters. Het zij verre van me, dat ik de redactie ervan voor die der C. P. A. zou willen uitgeven of dat ik die niet voor beter zou willen ruilen. En ik wil dadelijk toegeven, dat niet alles even duidelijk zal zijn, vooral voor hen, die de notulen der C. P A.-vergaderingen niet steeds op den voet gevolgd hebben. En ook ik zelf zit er nog niet heelemaal in, anders zou ik misschien wel uitvoeriger zijn geweest. Echter is mij op de laatste — de eenige nog door mij meegemaakte ^ C. P. A.-vergadering, waarbij het punt voor punt behandelen der Stellingen tot een bevredigend einde is gebracht, wel gebleken, dat degelijk en in nauw verband met het program van Actie gedacht is aan de belangen van het huidige Corps. Vandaar deze proeve van een ontwerp voor overgangsbepalingen, welke op de e. k. C. P. A.-vergadering aan de orde zal komen. Het is misschien niet overbodig hier nog te verklaren—hetgeen anders vanzelf sprekend is— dat het diploma B. in alle opzichten dezelfde voorrechten zal waarborgen, welke eventueel aan een H. P. C.-attest zal worden toegekend. Om de reorganisatie-plannen, zooals die door de C. P. A. zijn gedacht, ten uitvoer te kunnen brengen, zal natuurlijk een reorganisatie van het technisch onderwijs in Indië moeten voorafgaan. En hiervan ben ik een beslist voorstander, doch de kwestie is nu maar van het hoe? Laat me echter den tijd niet vooruit loopen, daar het résumé van de besprekingen der C. P. A. nog in een aparte vergadering zal worden behandeld, voor~ dat het den leden der Vereeniging van Bouwkundigen ter beoordeeling en goedkeuring zal worden overgelegd in een buitengewone algemeene vergadering. Collega Ledder kan dus gerust z i j n andere oningewijden ook — daar het hem vrij zal staan t. g. t. critiek uit te oefenen; al is het te hopen, dat hij een juist verband brengt in zijn beschouwingen en met klemmende argumenten aankomt. Met het oog op de besHst noodige reorganisatie van het technisch onderwijs —waarop ik t. z. t. uitvoerig zal terugkomen^wil ik nu reeds als mijn vaste overtuiging uitspreken, dat het van de Regeering een daad van wijs beleid zal wezen, indien aan de diverse inrichtingen voor
31 DEC. 1916.
INDISCH B O U W K
technisch onderwijs rdoo Haar worden verbonden eenige Architecten en oudere Opzichters als leeraar of ass. en dan natuurlijk op aannemelijke voorwaarden, Gesteund door hun praktische ervaring toch, zullen deze personen ongetwijfeld beter dan een jong Ingenieur, weten waarop zij bij het geven van technisch onderwijs het zwaartepunt dienen te leggen. Uit punt 3 der boven door mij opgestelde overgangsbepalingen kan men gewaar worden, dat ik den titel van Ingenieur heb gebezigd Zoodra ik er meer tijd voor heb, zal ik in het Tijdschrift een beetje gaan keuvelen over de juistheid van die benaming. En hiermee neem ik voorloopig afscheid en wensch alle lezers een pleizierig Nieuwjaar toe, daar dit artikeltje waarschijnlijk in het nummer van 1 Januari 1917 verschijnen zal. Koedoes,
12 December
NDIG TIJDSCHRIFT. !
i
1916.
W . MARCUS.
OVER DE BEZOLDIGING V A N AMBTEN A R E N IN H E T A L G E M E E N E N V A N DE A R C H I T E C T E N E N OPZ I C H T E R S BIJ D E N W A T E R S T A A T E N 'S L A N D S BURGERLIJKE O P E N B A R E W E R K E N IN H E T BIJZONDER. „De bezoldigingen van Ambtenaren in dienst van den Staat", zoo zegt Mr. S. VISSERING in zijn handboek van praktische staathuishoudkunde, „worden beheerscht door dezelfde wetten als het loon bij eiken tak van maatschappelijk bedrijf". Zij staan evenwel, wij zijn het die thans gevolg trekken uit de beschouwingen op deze uitspraak, onder zoodanige invloeden, dat ten slotte weinig overblijft van de kracht dier loonwetten, ja, in sommige rangen en standen daarvan zelfs niets overblijft. In hoeverre dit valt te betreuren, laten wij in het midden; het zou ons te ver voeren en blijven wij het liefst op effen paden, buiten het bereik van voetangels. Laten wij echter liever eens zien, hoe de dienst van den Staat hier in Indië werkt. W e hebben, het Opper-Bestuur buiten beschouwing latende, 9 Departementen van Algemeen Bestuur, t. w.:
I
Justitie. Binnenlandsch Bestuur. Onderwijs en Eeredienst. Landbouw, Nijverheid en Handel. Burgerlijke Openbare Werken. Gouvernementsbedrij ven. Financiën. Oorlog en Marine. Aannemende, dat elk departement op zichzelf een maatschappelijk bedrijf vormt, zien wij, dat het departement van Gouvernementsbedrijven het eenige departement is, dat zich de weelde zou kunnen veroorloven zijne Ambtenaren uit eigen beurs te bezoldigen, dat wil dus zeggen, dat hier de algemeene loonwetten in hunne volle kracht zouden kunnen worden toegepast. Dat dit niet geschiedt is het gevolg van de invloeden, (zie boven), die den Staat dwingen anders te handelen. De overige 8 departementen kunnen tegenover hunne uitgaven geene directe ontvangsten stellen en zijn genoodzaakt uit de beurs van Gouverne-
I i ï I
437
mentsbedrijven te putten èn uit die der Ingezetenen (diverse belastingen) èn uit leenbronnen. Dat dit een toestand is, die niet geheel is te verdedigen, zal iedere nadenkende wel met ons eens zijn en zal er nog heel wat tijd moeten voorbijgaan, eer daarvoor een geschikte oplossing zal zijn gevonden. Toch wagen wij het, hier een klein schema van Bestuurswijziging te maken, zij het ook utopisch. Men volge ons. Arbeid kan men beschouwen ais te zijn productief en improductief. De laatste kan evenveel nut doen als de eerste, in sommige gevallen zelfs meer, en hierin juist schuilt het kenmerkende verschil tusschen het maatschappelijk bedrijf en dat van den Staat. De appreciatie van beide diensten zal daarom steeds sterk uiteenloopen, daar de een voor rijkdom, de ander meer voor de eer voelt, een derde voor beide zijne sympathieën heeft. Hoe het ook zij, dit staat vast, dat de productieve arbeid direct te overzien is en de improductieve meestal niet en juist het wegnemen van dit euvel moet het streven wezen van den Staat. Zijne dienaren en de ingezetenen zullen dan meer vertrouwen gaan stellen in het Algemeen Bestuur, de eersten zien de resultaten van hunnen arbeid, de laatsten die van hun kapitaal (belastingen, enz.) ten slotte ook arbeid (kapitaal is opgehoopte arbeid). Nu onze reorganisatie. W e hebben te maken met 9 Staatsbedrijven, om de departementen van A. B eens zoo te noemen, productieve en improductieve. Tot de productieve behooren : Het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel. Het Departement van Burgerlijke Openbare Werken. Het Departement van Gouvernementsbedrijven. Tot de improductieve behooren de 6 overige departementen, onder welke het Departement van Onderwijs en Eeredienst en dat van Financiën minder improductieven arbeid verrichten, en die dus eigenlijk tusschen de productieve en improductieve Staatsbedrijven in zouden moeten staan. Aan de departementen van Justitie, Binnenlandsch Bestuur, Oorlog en Marine zal het euvel van verwarde overzichtelijkheid wèi blijven kleven, doch niemand met eenig gezond verscand zal het nut van deze Staats-Instellingen in twijfel trekken. Hier hebben wij het geval, dat de improductieve arbeid meer nut sticht, dan men oppervlakkig genoeg wel denkt. Keeren we thans tot de overige departementen terug. Als eerder gezegd, staat Gouvernementsbedrijven, wat aangaat productiviteit het hoogst. Men denke eens aan het Post-, Telegraaf.- en Telefoonbedrijf, de Spoor- en Tramwegen, Spaarbank, het Mijnwezen, Zout- en Opiumbedrijf, het Transportwezen, de Landsdrukkerij, enz., enz.. Onze B. O. W . zouden wij kunnen vergelijken bij eene reusachtige bouwonderneming en als zoodanig valt er bij dat Staatsbedrijf wél een debetzijde te boeken. Gezien nu de groote levensvatbaarheid van Bouw-Maatschappijen en in aanmerking genomen de omstandigheid, dat het onbewoond blijven van Gouvernements Gebouwen en het niet in gebruik nemen van andere Gouvernements W.erken tot de zeldzaamheden behooren, wagen wij het met zekerheid te voorspellen, dat de B. O. W . , ingericht op de basis als waarop particuliere ondernemingen gegrondvest zijn, zichzelf zal kunnen bedruipen. De finesses in deze organisatie roeren wij voorloopig niet aan.
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
438
Hetzelfde als van ^e B. O. W . kan gezegd worden van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel. Men denke eens aan de rijstkatoen-, koffie- en thee-cultuur, de cultuur van tweede gewassen, de vruchtenteelt, de kina-, getahpertjah- en caoutchouc-ondernemingen, de visscherij, veeteelt en paardenfokkerij, het boschwezen, enz., enz; Ook dit Staatsbedrijf dus zou zichzelf kunnen bedruipen. W a t aangaat Financiën, kan dit departement vergeleken worden bij eene groote Bankinstelling, met dit vcschil dat het geld er renteloos blijft liggen. 't Is waar, wat alweer Mr. S. VISSERING zegt, n. 1. „In eenen welgeordenden Staat behoort het regel te zijn, dat de gewone uitgaven van elk dienstjaar door de gewone inkomsten van dat dienstjaar gedekt worden". Doch zoo zou Financiën theoretisch elk jaar afgedaan hebben, hetgeen practisch natuurlijk niet mogelijk is. Er blijven steeds gelden in beheer, van voorschotten, buitengewone inkomsten, overschotten, enz., enz., zoodat bij heffing van rechten op het bewaren van gelden van andere departementen, de uitbetalingen, het overwijzen, het innen, enz., enz., de mogelijkheid niet is uitgesloten dat het Departement van Financiën, zichzelf mettertijd ook zat kunnen bedruipen. Debet. Credit. 1ste Afd. Regeering en Hooge colle- Belastingen Uitgaven. ges. . . . -f- overschot van andere Depart. 2de Afd. Justitie. Dito Eigen inkom3de Afd. Financiën. sten. 4de Afd Binnenl. Bestuur . . . Belastingen -{- overschot van andere Depart. 5de Afd. Onderwijs en Eeredienst . Eigen inkomsten. Belastingen + overschot van andere Depart. 6de Afd. Landb. Nijverheid en Handel . . . Eigen inkomsten. 7de Afd. burg, Openbare Werken Dito. 8ste Afd Gouvernementsbedrijven Dito. 9de Afd. Oorlog . . Belastingen
10de Afd. Marine . . 11de Afd. Plaatselijk en Gewestelijk Zelfbestuur ,
Dito. Eigen inkomsten.Belastingen Leeningen.
Totaal Credit.
Totaal Debet.
Beheer door Financiën Debet -f- leeningen,
Totaal Credit -f- nadeelige saldo's.
Ontvangsten = Uitgaven.
31 DEC. 1916.
Anders is het gesteld met het Departement van Onderwijs en Eeredienst. Zeer zeker vallen ook daar ontvangsten te boeken, (schoolgelden, giften, loterijen), doch die zullen wel steeds verre beneden de uitgaven blijven, Een deel van de lasten zou het even wel toch kunnen dragen. Het voorgaande nu samenvoegende, verkrijgen we het voorgaande schema: Ziedaar ons schema, we namen er volledigheidshalve de 1ste en 11de Afdeeling bij. Ons zal nu wellicht het verwijt treffen van oppervlakkigheid, doch aan hen, die dat mochten ondernemen zij herinnerd dat ons ontwerp maar een utopie is. Dwaalt er een in, die zich bezondigen gaat aan cijfermateriaal, praktische staathuishoudkunde en boekhouden, welaan kwaad kan het niet, goed wel. ïntusschen meenen wij dit bereikt te hebben, n. 1. te hebben aangetoond, dat het gieten van een groot deel van den improductieven arbeid van de Departementen van A. B., in een productieven vorm, tot de mogelijkheden behoort, en dat het volgen van de algemeene loonwetten, door den cijfer-vorm van de debet-zijde, niet altijd bezwaarlijk behoeft te zijn. Waaruit volgt, dat de bezoldigingen van Ambtenaren dan meer "kans hebben naar eisch te worden geregeld, zonder dat nochtans het eigenaardige van de ambtenaars-betrekking wordt aangetast. Wij- gaan nu over op de bezoldiging van de Architecten en Opzichters bij den Waterstaat en 's Lands B. O. W.. Voor en aleer wij ons in cijfers verdiepen, achten wij het aanhalen van bekende stellingen voorop niet ondienstig. Het verband met het voorgaande wordt dan niet verstoord. Aldus: „Het loon der ambtenaren hangt af van 1. de nuttigheid van den bewezen dienst en van de voortbrengingskosten, die er noodig waren, om dien dienst te kunnen bewijzen". „Het bedrag der bezoldiging voor de on2. dersche,dene betrekkingen zal naar tijden en omstandigheden gewijzigd moeten worden. Voor dezelfde betrekking zal de bezoldiging hooger moeten zijn op eene plaats waar de levenswijze duur is, dan daar, waar het gemakkelijker valt een huisgezin te onderhouden". ,,Eene te lage bezoldiging der ambtenaren werkt zeer nadeelig voor den Staat zelven. De Staat heeft er in de eerste plaats belang bij, om G O E D , niet om G O E D K O O P door zijne ambtenaren bediend te worden. Een kommerlijk bestaan is voor den ambtenaar voorwaar niet het middel om met kracht, lust en ijver zijne plichten te vervullen. De onophoudelijke huiselijke zorg verstompt zijne vermogens en het voortdurend blootstaan aan de vervolging van schuldeischhers, brengt schade toe aan zijn gevoel van eigenwaarde. De nood verleidt of dwingt hem om de arbeid en de tijd, die den Staat toebehooren, te gebruiken, om langs andere wegen het ontbrekende aan te vullen. Ja, het kan gebeuren, dat hij tot mindere edele middelen de toevlucht neemt, eene verzoeking, waaraan hij vooral blootgesteld is, wanneer de Staat (uit bezuiniging) hem voor een gedeelte zijner inkomsten naar wisselvallige emolumenten verwijst. „DE S T A A T B E H O O R T IN Z I J N E AMBTENAREN EENE KEURBENDE
31 DEC. 1916.
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T . 439 #^ T E H E B B E N , V A N W I E HIJ V E E L Verwerkt in 1905 rond f 341500.— KAN V E R G E N . " „1911 f 711900 — Ziedaar, gulden regelen. toename f 3704000.— Mogen Onze D I R E C T E U R en ZIJ, die Voor de Buiten-Bezittingen: invloed kunnen uitoefenen op de bezoldiging van de Architecten, maar vooral van de OpAantal Ingenieurs in 1905 6 zichters bij den Waterstaat en 's Lands Bur„ 1 9 1 1 9 gerlijke Openbare Werken, van de waarheid toename 3 dier treffende stellingen even innig overtuigd zijn, als Mr. S. VISSERING in onopgesmukAantal Architecten en Opzichters in 1905 50 te bewoordingen, doch daarom des te schooner, 104 „ 1911 die gulden regelen met zeer veel waarheids54 liefde heeft neergeschreven. toename Wij zouden een EUREKA uitgalmen en Tract, der ING., ARCH, en Opz. in 1905 f 171610.reikhalzend, met veel hoop, de vruchten van „ „ „ „ „ „ „ 1911 f 318500.ons streven tegemoet zien. toename . f 146890— Edoch, de mensch is materialistisch aangeTractement per hoofd in 1905 gemiddeld f 3064.4 legd en uit dien hoofde eischt hij cijfers, be1911 „ f2818.6 wijsmateriaal, gegevens en wat dies meer zij. Ook wij zijn aan die wet gebonden, waarom afname. f 245 8 wij thans eene daling uit de hoogere sferen Tract, in proc. van de totale verwerkte bedragen ondernemen naar het rijk van het materiaal. in 1905 gemiddeld 14.4 " ^ Het Departement der Burgerlijke Openbare Idem id. id. id. 8.1 » „ 1911 , Werken zelve biedt ons in zijne jaarverslagen afname . . . .6.3»,o •de stof aan tot critiek der huidige bezoldiging van zijne Ambtenaren. Wij nemen die geleVerwerkt in 1905 . . .rond f 1191000.— genheid dan ook gretig waar en verzoeken f 3932000.— „ 1911 den lezer eene tijdelijke bijzondere inspanning toename f 2741000.— der geestvermogens. Daar ons niet alle jaarverslagen ten dienste W a t laten ons deze cijfers nu zien? staan, kiezen wij er twee uit met een tusEerstens: Dat het Corps Architecten en O p schen - tijdperk van 6 jaar, n. 1. het jaarverslag zichters is toegenomen en het 1905 en dat van 1911, dus juist nog vóór leeuwen-aandeel had in de uitvoe•de inwerkingtreding van de salaris-verbetering. ringen ingevolge Staatsblad 1912 No. 247. Tweedens: Dat de bezoldiging der Ambtenaren De tractements-verbeteringen volgens Staatsgedurende het 6-jarig tijdvak niet blad 1908, No. 154, Stbld. 1909. No. 159 en omhoog, maar omlaag is gegaan Stbld. 1910, No. 399, vallen dus binnen deze en wel tengevolge van beschikbabeschouwingen. re goede krachten tegen lagere Voor het trekken van vergelijkingen, eigetractementen. De invloed van de nen zich verder, in dit bijzondere geval, alleen tractements - regeling 1098-1909 toe, de gegevens betreffende den Algemeenen liet zich hier ook gelden, doch Waterstaats-dienst en den dienst der Gewesdaarvan straks. telijke Werken, aangezien bij die diensten het Derdens: Dat de verhouding van de tractementen gros van het Corps subalterne Ambtenaren tot de verwerkte bedragen enorm is B. O. W . werkzaam is. gedaald, bijna lOO^/o. Eene afscheiding van Java en Madoera van Vierdens; Dat bij eene toename met de helft van •de Buiten-Bezittingen achten wij eveneens niet het Personeel van 1905, méér dan het •ondienstig om de evolutie, in verband met het dubbele in 1911 is tot stand gekoverschil in aard der Gewesten beter te kunnen men. •overzien. Wij komen, aldus, voor Java en Madoera tot Uit het bovenstaande trekken wij nu de volgen•de volgende cijfers de conclusies: Door in de éérste plaats verhoogde werkAantal Ingenieurs in 1905 . 10 kracht van het Technisch Personeel, vermeer„ 1911 . 5 dering van dat personeel, steiging (hoewel in afname . 5 geringe mate) der eenheidsprijzen en niet te vergeten door uitbreiding van de Technische Aantal Architecten en Opzichters in 1905 . . 98 Afdeeling A. aan het Departement der B. O . „ 1911 . 126 W . , werd de D I R E C T I E in staat gesteld, intoename 28 haar jaarverslag van 1911 een succes te boeken, als nooit te voren. Tract, der Inq., Arch en Opz. in 1905 f 362050.— In dank voor de gepresteerde diensten, ver1911 f 398690 kreeg het Corps Architecten en Opzichters toename. . f 36640.— B. O . W . eene verbeterde salaris-regeling, helaas echter bleven de tractementen, naar Tractement per hoofd in 1905 gemiddeld f 3352.3 evenredigheid, beneden de waarde van den .. ,. „ 1911 „ f 3043.4 verrichten arbeid. f 308.9 afname. Moraal: Ondank is des werelds loon. 'Tract, in proc. van de totale verwerkte bedragen in 1905 gemiddeld. 10.6 °/o . 1911 „ 5.6»/o Idem, id. id. id. afname 5''/o
W e laten ons echter niet ontmoedigen en gaan verder. Ingevolge de Staatsbladen 1901, No. 130 en 1902, N o 229 maakten de tractementen der Archi-
440
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
tecten eene buiteling van f 600. — op f 500, — en bleven stationair op dit maximum tot 1912. Tegelijk verkregen de opzichters 1 ste klasse met 20-jarigen dienst eenige lotsverbetering, doordat hun maximum salaris gebracht werd op f 350.Deze welwillendheid bleef men betoonen tot, wij meenen 1909, toen voorde 1 ste klassers het maximum tractement weer teruggesteld werd op f 300.— en de f 350.— alleen bereikbaar gesteld voor Opzichters Ie KI, met diploma B. Ten slotte kwam in 1912 de algeheele reorganisatie tot stand, veel belovend eerst, wreed ontnuchterend later. Enfin, hoe iedereen wakker werd, zullen wij maar niet beschrijven. Met deze waarheid, dat men ons bij den neus heeft gehad, voor oogen begeven we ons weer naar onzen post, MAAR, T H A N S W A T WAAKZAMER. Wij verzoeken den lezer nu, nog even terug te willen keeren op de gulden regelen van Mr. S. VISSERING. Wij herlezen: punt 1. Ja, juist, het loon hangt af van de nuttigheid van den bewezen dienst. De waarde van dien dienst bedroeg in 1905 f 5139660.— Het loonkapitaal f 533660.— d. i. 10.4 "/o van de dienstwaarde. Het aantal werkkrachten 164.— Het loon = kapitaal: aantal werkkrachten f 3254.— De waarde van den bewezen dienst bedroeg in 1911 f 11768190.Het loonkapitaal volgens de verhouding in 1905 f 1 2 2 5 8 5 2 . Het aantal werkkrachten 244 Het loon := kapitaal: aantal werkkrachten f 5024.Het loon bedroeg echter in 1911 niet . . . . f 5024.doch lager dan in 1905, n. 1. f 2 9 3 9 . Neen, wordt er gezegd, wij stellen het loonkapitaal op f 717190.— en laten de tractementen niet alleen zooals ze zijn. maar verlagen ze; gemopperd wordt er genoeg; op zijn tijd een pleisterje op de wonde, en de zaak marcheert weer. Eerst drukken, dat geeft betere expansie, dus verhoogde werkkracht. Die er over schrijven weten het toch niet, aldus ook wij niet. Een utopie rijker. Niet? Vergeten wij andere factoren ? Och, lezer, het zijn immers reuzen-cijfers, een factoortje meer of minder wat doet dat er toe. Ge zoudt verder listig opmerken, dat wij met voordacht het jaarverslag 1912 meden, omdat daarin de invloed van de nieuwe tractements-regeling eens merkbaar aan den dag mocht komen en zoo ons betoog in kracht doen verliezen. Ja, met voordacht meden wij voorloopig de gegevens van 1912, omdat ook wij eens goochem wilden wezen en we houden van knal-effect. Ziehier. Het tractement in procenten van de totale verwerkte bedragen, bedroeg in 1911 gemiddeld 6.85" „. En in 1912, toen de invloed van de nieuwe tractement-verhoogingen zich had M O E T E N doen gelden, bedroeg hef, 6.75 "/Q.
31 DEC. 1916
Nietwaar, een reuzen-invloed, maar dan van negatieve waarde! TABLEAU. W e gaan echter verder. „Het loon hangt af van de voortbrengingskosten, die er noodig waren om een bepaalde dienst te bewijzen". Zij, die het weten kunnen, vragen zich ook af waarom wij bij niet gediplomeerden in vele opzichten achter staan, o. a.. in het opzicht: tractemenst-regelingen. Ja, waarom? da: knagende waarom! Cijfers? Lezer, geen ironie, doorvorsch de blader? van het, Indisch Bouwkundig Tijdschrift en bezadig U aan cijfers, (met den meesten eerbied) die worden er in lepels-vol opgeschept en kom daarna met Uw waarom! Maar, verlaten wij dit terrein. Punt 2 vergt thans onze aandacht Ruiterlijk moet erkend, dat reeds maatregelen zijn getroffen in verband met de wenschelijkheid van het verleenen van toeslagen op tractementen wegens dure levenswijze. Als de huidige oorlog afgeloopen zal zijn, zullen wij wel meer over deze aangelegenheid hooren. Tot zoolang oefenen wij geduld uit. Ten slotte punt 3 : Even herlezen: . . . . Wij komen echter tot de slotsom niet in staat te zijn aan die regelen ook maar iets toe te voegen. Zij, die gulden regelen, omvatten veel, zoo niet alles, en even duidelijk. Après tout, verklaren wij met nadruik : Niet, dat wij ontevreden zijn, dat wij dit schrijven, neen. Wij schikken ons wel naar de omstandigheden, zeker. Doch niemand ontzegge ons bevoegdheid tot oordeelen, niemand wage het ons streven aan onedele drijfveeren toe te schrijven. Wij komen op voor onze belangen en met te meer kracht nu die de laatste laren, te veel tegen onzen wensch in, in den knel hebben gezeten. Wij verdragen dat niet meer en ondanks alles zullen wij doorgaan met onze actie tegen achteruitstelling. Ondanks alles. ,,Ruim baan voor het naar gelijkstelling en evolutie strevende Corps subalterne Ambtenaren B. O. W " . Moge dit, ons, schrijven één der bezems wezen om die baan te ruimen R. S. A A N V A N G S B E Z O L D I G I N G IN NED.-INDIË. Naar we in de Locomotief lezen is door de afdeeling Haarlem van het Alg. Ned. Verbond de vraag ter sprake gebracht, of het niet wenschelijk is er bij de regeering op aan te dringen, dat aan de ambtenaren in de Koloniën aanvangsbezoldigingen worden toegekend, die hen in staat stellen, gehuwd uit te komen. Van het groepsbestuur in Ned.-Indië werd daarop een bevestigend antwoord ontvangen. De gehuwde staat, meende men, diende als de normale beschouwd te worden en hiermede moest bij het bepalen van de aanvangsbezoldigingen gerekend worden. Hierbij kwam, naar men meende, dan tevens in aanmerking de leeftijd en de levenstandaard der betrokkenen. Zoo achtte men o. i. terecht, dat voor hen, die op-19-of 20-jarigen
3^1_ DEC. 1916^
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
leeftijd plegen uit te komen, de gehuwde staat niet -als normaal behoeft te gelden, al moet het, met 't oog op Indische toestanden, wel wenschelijk worden geacht, dat men hier wat vroeger huwt dan in Nederland. Z o o achtte men voor onderwi|zers 3e. klasse zonder hoofdacte, gelet op de eischen van studie .ontwikkeling die aan de hulpactie worden gesteld op den jeugdigen leeftijd (18 jaar), waarop die acte kan worden behaald en eindelijk op de geringe bezoldiging die daarmede in Nederland is te verkrijgen, een aanvangsbezoldiging van f 175 niet te laag, hoewel men in 't algemeen tot de conclusie kwam, dat als minimum aanvangs-bezoldiging voor huwbare ambtenaren f 250 aangenomen moest worden. Nu heeft men nog over het hoofd gezien, dat de onderwijzers 3e. klasse gedurende de eerste drie jaren een maandelijksche toelage van f 50 ontvangen, zoodat hun inkomen dan f 225 bedraagt. N a drie jaar gaat deze toelage over m tractement. W a a r voor benoeming en uitzending voor opzichter B. O W . een minimum leeftijd van 23 jaar geëischt wordt, zal genoemd groeps-bestuur, mede gezien nog de bezoldiging, welke in Holland aan Opzichters R. W . toegekend wordt, zeker tot de conclusie komen, dat aan de Opzichters B. O. W. minstens genoemd minimum aanvangssalaris van f250 per maand toekomt. Neemt men dan verder de thans reeds langzame promotie van f 35 om de drie jaren, vijf-maal toe te kennen, in aanmerking, dan zal men tevens tot de conclusie moeten komen, dat dit niet nog verminderd mag worden en dus ook de eindsalarissen met f 50 verhoogd zullen moeten worden. Alzoo: een verhooging van f 50 in alle rangen moet als een minumum eisch beschouwd worden; dezelfde conclusie, waartoe we reeds kwamen in ons stukje over: „De samenstelling van het program van actie en tractementsverhooging" in 't nummer van 31 Juli 1.1 . In dit verband willen we dan verder ook nog even wijzen op het gevaar, dat schuilt in sommiger streven om (v. n. ook bij de overgangsbepalingen) genoemden minimum leeftijd van 23 jaar op 22 of 21 terug te brengen. Door een enkele persoon hiermee te bevoordeelen, zou dan hoogstwaarschijnlijk het geheele korps benadeeld worden, daar men bij het bepalen van de aanvangsbezoldiging altijd rekening zal houden met den minumum leeftijdsgrens welke gesteld is, hoe men de zaak ook wenden of keeren zal. Dit te meer, daar, zooals ik reeds vroeger opmerkte, bedoelde uitzonderingen bijna altijd geboren zullen worden uit omstandigheden buiten den persoon gelegen. Iemand, die werkelijk uit kan blinken, zal daar dan zeker later nog wel belooning voor vinden.
J.M.
tsr^— EEN NIEUW
REISREGLEMENT
VOOR
AMBTENAREN. In het Soerabajasch Handelsblad zijn indertijd enkele artikelen en korte berichten verschenen over de zoogenaamde declaratie-techniek, toegepast door reizende ambtenaren. Zeer juist werd hierin te velde getrokkeft tegen het steeds in omvang toenemende misbruik, dat er gemaakt werd van de bepalingen in het thans nog geldende reisreglement. Dit misbruik had werkelijk bedenkelijke afmetingen aangenomen. Het is dan ook zeer noodig hieraan op de een of andere wijze een eind te maken. Het pleit niet voor de dienstor-
44!
ganisatie, dat het onmogelijk geacht wordt dit te bereiken door toezicht op de dienstreizen door den daartoe verplichten chef. Deze toch moet kunnen beoordeelen of een dienstreis al dan niet noodig is en op een doelmatige manier gemaakt wordt. Het was dus vrij eenvoudig de dienstreizen tot de werkelijk noodige te beperken. Thans is een nieuw reglement ontworpen en gepubliceerd in No. 9 van het tijdschrift De Waterstaats-Ingenieur, jaargang 1916. In de toelichting op het ontwerp wordt er de nadruk opgelegd, dat de verandering noodig was in verband met de zoog. unificatie van den burgerlijken dienst. Het reglement is echter niet alleen met het oog daarop gewijzigd. Door verschillende bepalingen wordt getracht het misbruik hierboven genoemd te voorkomen. Declaratiemaniakken zullen tot het verleden behooren, de ambtenaren zullen niet meer onnoodig reizen en hun tochten doelmatig inrichten. De meest ingrijpende verandering is de verlaging van vrijwel alle tarieven. Thans wordt uitgegaan van het beginsel, dat de ambtenaren op hunne reizen niet mogen verdienen, iets wat bij de vroegere bepalingen regel was. Uit den geheelen opzet en den toon der toelichting moet opgemaakt worden dat de invoering van dat principe hoofdzaak is, ofschoon dit nergens gezegd wordt. Tegen het beginsel om alleen de werkelijke kosten te vergoeden, is natuurlijk niets in te brengen, men voorkomt er onnoodig reizen door Echter dient opgemerkt te worden, dat van dezelfde dienstorganisatie, die niet in staat wordt geacht het „te veel reizen" te voorkomen, aan den anderen kant dus wel verwacht wordt, dat ze „te weinig reizen" zal kunnen beletten. De aansporing voor slecht betaalde ambtenaren om zich veel op het terrein te begeven, verdwijnt en het gevaar, dat daardoor een neiging zal ontstaan minder te reizen dan wenschelijk is, is lang niet denkbeeldig Dat het tegenover de ambtenaren, die tot nu toe op den voet van het oude reglement mochten declareeren, onbillijk is, plotseling de bepahngen te wijzigen, zal vermoedelijk door den ontwerper niet worden toegegeven, hoewel de voorgestelde bezuiniging op de gouvernements uitgaven slechts door bepaalde catagorieën van ambtenaren gedragen wordt. De oude bepalingen, waarbij klaarblijkelijk het nieuwe beginsel nog niet gehuldigd werd en de reisvergoeding ruim berekend werd zijn sedert 1890 bijna ongewijzigd van kracht. De ambtenaren zijn dus op die verdienste gaan rekenen en hebben hun levensstandaard er naar ingericht. Eenige jaren geleden moet zelfs in den Raad van Indië een positieverbetering bestreden zijn op grond van de opmerking, dat de betreffende categorie van ambtenaren voldoenden toeslag op hun tractement genoten door hunne reisdeclaraties. Ook voor ambtenaren, die tot nu toe een vaste reistoelage hadden en daarvan in den regel ook overhielden, zal nu billijkheidshalve het nieuwe reglement van toepasing moeten worden verklaard. Ook zij gaan dus in inkomsten achteruit. De geheele regeling komt dus neer op een geringere bezoldiging van de ambtenaren, die in deze ti)den toch heusch wel anders hadden mogen verwachten. Natuurlijk ,.rechten" had de ambtenaar op dien tractementstoeslag niet, hij moet zich reeds bij voorbaat onderwerpen aan alle ,,nog te maken bepalingen". Maar het pleit toch niet voor de dienstorganisatie, dat dergelijke maatregelen noodig blijken om misbruiken te voorkomen. Natuurlijk bevat het reglement ook nieuwe bepalingen, die werkelijk noodig waren. Aangezien iri een couranten-artikel natuurlijk geen volledige bespreking kan plaafs hebben, zal verder worden
442
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
volstaan met het wijzen op enkele merkwaardigheden in het nieuwe ontwerp. In het reglement zijn voor de verschillende reizen maxima bedragen vastgesteld, die niet mogen worden overschreden Het ontwep wordt blijkbaar zóó royaal geacht, dat van een deficit op reisgedeelten geen sprake kan zijn. Anders is het niet duidelijk hoe de ontwerper zich voorstelt, dat de werkelijke uitgaven vergoed worden Uit de verdere bespreking zal blijken, dat dergelijke tekorten wel degelijk zullen voorkomen. Er is in artikel 3 een nieuwe klasse-indeeling voor de ambtenaren vastgesteld, die, hoe kan het anders, door een ontwerper uit Batavia geschiedt, naar het vaste maandeli)ksche inkomen. O p grond van die klasse-indeeling wordt in de bijgevoegde ,,uitvoerings-bepalingen" bepaald in welke klasse per trein of per boot moet gereisd worden. Van eenige eischen, die een ambtenaar mag stellen op grond van zijn ontwinkkeling en positie wordt dus het bestaan ontkend. Vastgesteld wordt voorts dat bij treinreizen geen bagage op gouvernementskosten mag worden vervoerd. Dat worden frissche ambtenaren, als ze voor drie weken uitgaan met niet meer dan de 30 K. G. vrije bagage, die de spoorwegmaatschappijen verleenen ! Gelukkig, dat in de nieuwe spoorwagens electrische fans zuil en worden aangebracht. Artikel 7 bepaalt dat transportkosten, wanneer niet per trein gereisd wordt, worden te goed gedaan tot het werkelijk uitgegeven bedrag, evenwel tot een bepaald maximum. Hiervóór is reeds opgemerkt, dat de ambtenaar er dus invliegt voor de kosten, als de reis duurder mocht worden. Twintig cents per K. M. wordt vergoed aan het gros der ambtenaren. Veel zal er wel niet meer gereisd worden in Djocja, waar een eenvoudige wagen al méér kost. Hoe de ambtenaren hun kosten moeten terugkrijgen voor eigen paarden is duister. Niet overal zijn huurwagens en huurpaarden te krijgen. Heeft een ambtenaar dus een eigen paard en verliest hij dat na er 100 K. M. mee gereden te hebben, dan vergoedt het gouvernement aan ambtenaren „beneden de f 1000" de kapitale som van f20. En dat als maxitnum, zoodat vermoedelijk nog overlegging van de aanschafFingskwitantie zal gevraagd worden. In ziekte-en verlofsweken maakt men geen gebruik van eigen paarden en krijgt dus ook geen vergoeding. Of wordt verondersteld dat voor dien tijd de dieren verkocht worden? Van eenige risico, die het gouvernement op zich neemt, is geen sprake. Alles wordt door den ambtenaar gedragen. Loopende ambtenaren hebben geen uitgaven, krijgen dus ook geen vergoeding. Kruipt de man voor dezelfden afstand in een tandoe, dan krijgt hij wèl zijn kosten vergoed W a t zal er geloopen worden! Bij overplaatsing moet men zichzelf en zijn inboedel over weggedeelten, waar geen trein of tram rijdt, vervoeren voor f 0,40 per K. M. (voor ambtenaren van f200 tot f600). Ruim gerekend kunnen hiervoor 15 koelies verkregen worden. Dat zal een aardige optocht worden: 15 koelies met een volledigen inboedel op hun nek en de overgeplaatste ambtenaar te voet er achter. Voor vervoer op een eigen rijwiel wordt 7 cent per K. M. vergoed. W i e voor 7 cent per K. M. op een gewoon rijwiel op tournee gaat, zal, als hij het nog niet doet, wel spoedig aan verstandsverbijstering gaan lijden. Het is den ambtenaar toegestaan voor dienstreizen gebruik te maken van een eigen motorrij-
m:M:
31 DEC. 1916.
wiel. Aanschaffingskosten worden niet vergoed, maar men krijgt 7 cent per K. M. Als de kosten voor benzine en onderhoud 3 cent per K. M . bedragen, heeft men dus na 20.000 K. M. rondgebibberd te hebben, zijn aanschafiingskosten terug. Ook hier weer geen sprake van eenige risico, die het gouvernement op zich neemt. Alles weer voor den dienaar. Legt de motor het vóór dien tijd af, wordt men overgeplaatst naar een oord, waar geen motorfiets te gebruiken is, dan is het wederom de ambtenaar, die de kosten draagt. Veel animo, om een motor aan te schaffen, zal er dus wel niet bestaan. Dat men juist door ruime betaling van dergelijke vervoermiddelen een snelle verplaatsing van ambtenaren in de hand werkt en dus tractement spaart ontgaat den ontwerper van het reglement. Artikel 8 zegt, dat alleen halve daggelden worden toegekend, als men minstens 8 uur uit is geweest en eerst na 3 uur 's middags thuiskomt. Hier wordt dus bij uitzondering op de eerlijkheid van den ambtenaar vertrouwd. Intusschen zullen zich in den trein, die 2 uur 58 te Soerabaja moet aankomen, aardige tooneeltjes kunnen voordoen. Met reuzenpret constateert de reizende ambtenaar te Krian, dat de trein 5 minuten te laat is. In Wonokromo worden zijn zenuwen ernstig op de proef gesteld, want zijn mede-ambtenaar op de locomotief blijkt de premie te willen verdienen voor op tijd rijden. Anstig wordt door den autobezitter de chauffeur tot kalm rijden aangemaand, omdat het tegen drieën loopt. Hier ontgaat weer den ontwerper het voordeel, dat gelegen is in vroeg uitgaan van ambtenaren, om weer tijdig terug te zijn. Om het argument, dat na een tournee, die om half zes begint en om 1 uur eindigt, de reiziger eventueel 's avonds weer frisch genoeg is, om kantoorwerk te verrichten, zal schamper gelachen worden De vergoedingen zullen betaald worden na afloop van de reizen, waarop ze betrekking hebben, bepaalt artikel 11. Een voorschot op die uitgaven kan verleend worden. Geschiedt dit op de thans gebruikelijke manier, waarbij eerst alle declaraties door de Rekenkamer moeten goedgekeurd zijn, dan kan men er op rekenen, dat men na anderhalf jaar zijn geld ziet. Het komt dus hier-op neer, dat de ambtenaar dienstuitgaven uit zijn particuliere kas moet voorschieten. Het is waar, op deze wijze is er weer geen gevaar, dat het gouvernement schade lijdt, maar het principe lijkt toch een beetje er naast. Tot hier het ontwerp Het lijdt geen twijfel of het ontwerp zal wel in hoofdzaak ongewijzigd van kracht worden. Er zal dan een juistere grondslag aangenomen zijn voor de betaling van dienstreizen. Echter zullen de ambtenaren in inkomsten zijn achteruitgegaan, zonder dat eenige hoop gekoesterd kan worden, dat die achteruitgang door een salarisverhooging zal worden gecompenseerd. Nog meer ontevredenheid in de verschillende takken van dienst zal hiervan het gevolg zijn. Vanzelf doet zich de vraag voor of een dergelijke maatregel noodig was. Zeker, er waren fouten in het reglement, die misbruik te gemakkelijk maakten, maar was het nu noodig, om de aansporing, die er in gelegen was, om op tournee te gaan, wat toch in den regel heusch zoo prettig niet is, geheel op te heffen? W a s het zoo erg, dat de reizende ambtenaar iets meer, dan zijn gewone uitgaven vergoed kreeg en zoodoende op een kleinen toeslag op zijn tractement kon rekenen? Het gevolg is natuurlijk, dat de eerlijke ambtenaar evenveel uitgaat als vroeger, terwijl de declara-
31 DEC. 1916.
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
tiemaniak plotseling ontdekt, dat hij onmisbaar is op het kantoor. Nogmaals, het pleit niet voor de dienstorganisatie, dat een dergelijke maatregel noodig wordt geacht. H {Soerabajasch
Handsblad
Naschrift
van de
20 December
1916).
Redactie.
In de Bestuursvergadering onzer Vereeniging, gehouden te Djocja op 23 December |. 1., is een in alle deelen nauwkeurig advies op dit reisreglenjent vastgesteld, dat blijken zal van hooge waarde te zijn; we hopen t. z. t. hierop terug te komen. • De Redactie.
Afschrift. No. 4.
EXTRACT
uit het Register der besluiten van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië. Tjipanas, den 15den Augustus I9l6. Gelezen de a. b. c. d.
missives:
van den Resident van Timor en onderhoorigheden van 8 Mei 1916, No. 2513/13; van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 2 Juni 1916, No. 3984/CI; van den Directeur van Gouvernementsbedrijven van 15 Juni 1916, No. 6718; van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 29 Juni 1916, No. 16874; Is goedgevonden
en
verstaan:
Te bepalen, dat artikel 1 § 111 van het besluit van 15 April 1916, No. 36 wordt gelezen als volgt: III. dat voorts overschrijding van den 35jarigen, c. q. 40- en 45-jarigen leeftijd is toegelaten met zooveel jaren als de betrokkene bij opneming in vasten burgerlijken dienst al dadelijk voor Indisch burgerlijk pensioen in rekening kan brengen. Afschrift dezes zal woiden gezonden aan den Raad van Nederlandsch-Indië tot informatie en extract verleend aan de autoriteiten en colleges, bevoegd tot het doen v a n ' b e noemingen tot informatie en naricht. Accordeert met voorz. Register, De Gouvernements Secretaris, (w. g.) G. R. ERDBRINK. Aan de autoriteiten en colleges bevoegd tot het doen van benoemingen. KRIBBEN. (Met 2 teekeningen) Inleiding. Van oudsher spelen de kribben in de Waterbouwkunde een belangrijke rol. In Europeesche rivieren hebben zij bijna uitsluitend beteekenis als werken ter bevordering van de bevaarbaarheid der rivieren, en ter verbetering van de rivieren zelve, zeiden wo/den ze aldaar met een ander doel aangelegd. In onze Indische rivieren daarentegen worden ze aangelegd zoowel ter verdieping van rivieren als middel ter bevordering van de scheepvaart,
|
. ^ „ , . , ya ^ 7 ;
"^^^
alsook ter bescherming van oevers, die sterk aangevallen worden door den stroom en op geen betere wijze met betrekkelijk geringe kosten te beschermen zijn. In de Brantas-, Porrong- en Soerabaja-rivier vindt men kribben aangelegd in het belang van de prauwvaart, mogelijk zijn er nog andere rivieren waar hetzelfde voorkomt, in velerlei andere rivieren in den geheelen archipel vindt men echter kribben uitsluitend als oeververdedigingswerken aangelegd. In het ondervolgende willen we dan ook de kribben bespreken uitsluitend als werken ter bescherming van de sterk inscharende rivieroevers en ter verbetering van den loop der rivieren. Men kent het algemeen aspect der allerwege voorkomende sterk kronkelende rivieren, die in de holle bochten de grootste diepte en den sterksten stroom hebben en aldaar den oever steeds meer en meer aantasten en in de bolle bochten de minste snelheid hebbende, aldaar hunne vaste stoffen doen bezinken W a a r zulke sterk invretende oevers begrensd worden door een voornamen- weg, dan wel voorkomen boven eene brug of ander kunstwerk, dat daardoor met achterloopschheid bedreigd wordt, zal men óf het kwaad in zijn voortgang trachten te stuiten zonder meer, óf men zal iets doen ter opheffing van het kwaad en tevens ter verbetering van den toestand, óf ook wel de rivier den vrijen loop laten en er voor opzij gaan, wat in het geval van den bedreigden weg veelal mogelijk is door het zooveel als noodig is binnenwaarts verleggen daarvan. In het geval eene brug of ander kunstwerk door zulk een inscharenden oever bedreigd wordt, zal men óf deze voorzien tegen verdere afkalving, ófwel men zal middels kribben de verdere afkalving tegengaan en aanslibbing aan dien oever op de eerst aangevallen punten trachten te bevorderen. W a t men in elk bijzonder geval doen zal hangt van plaatselijke toestanden in verband met de kosten der materialen en andere hulpmiddelen af. In het Gewest Kedoe zijn in enkele rivieren in de laatste twee jaren verschillende kribben aangelegd, allen uitsluitend bedoeld als oeververdedigingswerken, terwijl nu in twee verschillende rivieren met den meesten spoed weer kribben moeten worden aangelegd; in het eerste geval om een sterk bedreigden weg te beveiligen, in het tweede geval om eene groote brug, waarvan de aan het linkerlandhoofd aansluitende taludbemetseling gevaar loopt, eveneens te beveiligen. De reeds uitgevoerde kribben bestaan allen uit afwisselende lagen van met riviersteen igevulde brondjongs van gevlochten ijzerdraad en dito matrassen, terwijl nu voor het eerst ook kribben zullen worden aangelegd van ingeheide klapperstammen, waartegen bamboe sasaks, deze natuurlijk alleen daar toe te passen waar de rivierbodem het inheiën van palen toelaat en de eersten steeds daar aan te leggen, waar de rivierbodem tot groote diepte uit rolsteenen, wadas of rotsgesteente bestaat. Zonder de uitgevoerde en nog uit te voeren kribben hier te willen beschrijven, hebben we hieraan toch de stof ontleend voor de hieronder volgende algemeene practische beschrijving van beide soorten kribben. Alvorens hiertoe over te gaan, willen we nog eerst wijzen op de verschillende soorten speciaal op Java voorkomende kribben, onderscheiden naar het materiaal waaruit ze zijn samengesteld, men kent:
444
INDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT^
Kribben geheel samengesteld uit zinkworsten onderling met rottanbanden verbonden, dèza zinkworsten zijn gemaakt van vlakke spreidsels van lengket. zijnde de uiterste dunne takjes met blaadjes van de bamboe, waarop fijn grint gelegd en zoo naar elkander toegerold tot een worst verkregen is met eene kern van grint en een schors van lengket, met rottanbanden om de halve Meter stevig omwonden en aangedraaid, deze worsten hebben een diameter van 40 tot 60 c.M. en eene lengte van 2 tot 5 M., ze worden in het kriblichaam naar den eisch gelegd en met de naast en bovenliggende middels rottan banden verbonden. De kribben in de Soerabaja-rivier, zijn op deze wijze gemaakt en daar ze ten .allen tijde nagenoeg geheel onder water zi)n en de stroom hier niet zoo sterk is als in een bergrivier, voldoen ze hier uitstekend. De beschrijving dezer kribben vindt men in de eerste jaargang van ons tijdschrift. b. Kribben op dezelfde wijze samengesteld, waarbij de lengket vervangen is door doek (indjoek), het is te begrijpen dat deze kribben veel duurder zijn dan de eerste, doch het doek leent zich voor dergelijk werk veel beter. W a a r men zeer beperkt is in den voorraad lengket, zou men hier afwisselende lagen van het eene en het andere kunnen gebruiken, Kribben van met riviersteen gevulde wadoengs, c. zijnde horizontaal gelegde lange gevlochten bamboe korven van 60 tot 80 c. M. diameter en 4 tot 8 M. lengte, die aan de einden dicht bevlochten, om de 35 a 40 C.M. afwisselend dicht en open bewerkt zijn voor het daarin aanbrengen en stapelen der steenen; bij deze kribben worden de wadoengs ook onderhng met rottan banden verbonden. Deze kribben zijn vroeger eveneens uitvoerig beschreven in ons tijdschrift. d. Kribben bestaande uit eene combinatie van verticale korven en wadoengs, alles van bamboe en gevuld met riviersteen, welke alleen toepassing vinden in rivieren met geringe diepte. Kribben bestaande uit 2 houten staketsels e. onderling gekoppeld, waartusschen eene invulling van riviersteen. Deze kribben werden in vroeger jaren, toen men nog al vrijgevig was ten opzichte van den kosteloozen aankap van djatihout voor 's Lands werken, veel toegepast, men vindt ze beschreven in het oude werk „Handleiding voor Bouwkundigen en Industrieelen van Brocx en Lakerveld". f. Kribben bestaande uit een schuin staand enkel scherm van ingeheide klapperstammen, de palen op + 1 M. hart op hart, waartegen aan de bovenzijde en ter halver hoogte een gording van een in de lengte opgezaagde klapperstam aangebracht, dienende om daartegen aan de bovenzijde te spijkeren eene gesloten rij vertikale bamboe. Deze soort kribben was de eerste waarmede ik bij mijn aankomst in Indië in 1888 kennis maakte, wat ik er toen van zag —zoowel van de samenstelling als van de resultaten er mede bereikt—stemde mij niet erg optimistisch voor het bevorderen van den aanleg van dergelijke werken. g. Kribben, bestaande uit 2 schuin staande klapperhouten schermen, onderhng gekoppeld en elk scherm aan de bovenzijde van een zware
a.
h.
i.
31 DEC. 1916.
bamboe sassak voorzien, onderlinge afstand der schermen hart op hart 1,50 a 2 M. Deze kribben zullen we hieronder nader beschrijven. Kribben van afwisselende lagen, bestaande uit gevlochten ijzerdraad brondjongs en gevlochten ijzerdraad-matrassen, beiden met riviersteen gevuld, dan wel geheel uit zulke brondjongs bestaande ; ook deze kribben zullen we hieronder nader beschrijven. Kribben bestaande uit gezonken gemetseld steenen putten, twee aan twee overwelfd en hierover een doorgaand schuin oploopend metselwerk, zo!)als er enkele in de Goengrivier nabij Bandjaran in de afdeeling Tegal der Residentie Pekalongan indertijd gebouwd . zijn ; dat zulke kribben erg duur zijn en alleen in zeer bijzondere gevallen zijn aan te bevelen, zal zeker gemakkelijk zijn in te zien.
Mogelijk zijn er nog meerdere vermeldenswaardige constructies van kribben, doch de bovenopgesomde zijn de voornaamste en meest voorkomende, waarvan we die sub g en h nader willen beschrijven en illustreeren. Ontwerp voor den aanleg der kribben. Aan het ontwerpen van kribben gaat vooraf eene geheele opname van het riviervak, dat men verbeteren wil. Stelt in nevensgaande schetsteekening A B een gedeelte eener rivier voor waarvan men om de eene of andere reden de zeer holle sterk inscharende linkeroevei in de bocht j t, m wil verbeteren door kribben, dan stel. ik mij het ontwerp aldus voor : men mete het geheele riviervak A B op, brenge dit in kaart op eene zoodanige schaal, dat men daarop nog met succes meten kan, dus niet kleiner dan 1 1000, bepale de lijn der grootste diepten a b c d e f, ontwerpe verder volgens een regelmatig beloop de door aanslibbing te vormen nieuwe oeverlijn j kh m, dan zal de plaats der eerste krib I - I bepaald worden door het snijpunt r van de lijn a b ede f met de nieuwe oeverlijn. Om de plaats der tweede krib te bepalen, trekke men in het punt r de lijn r r, T„ normaal op de nieuwe oeverlijn, make r^ r,, •=. •*/4 r T, en beschrijve uit r met r r,, als straal eene cirkelboog, die de nieuwe, oeverlijn in s snijdt. Vervolgens trekke men s s,, in het punt s normaal op deze oeverlijn, make s, s,, = -'/4 s s, en beschrijve uit s met s s„ als straal eene cirkelboog, die de nieuwe oeverlijn in t snijdt, waarmede dan de plaats der derde krib bepaald is. Door t t,, in het punt t weder normaal op de nieuwe oeverlijn te trekken t, t„ = •' _, t t, te maken en uit t met t t,, als straal een cirkelboo.j te beschrijven, die deze oeverlijn in u snijdt, is tevens de plaats der vierde krib bepaald, terwijl men eindelijk op geheel dezelfde wijze de plaats der vijfde-en zesde of laatste krib bepaalt. Om nu de kribben zelf te projecteeren trekke men in de middens der lijnen r r,, s s,, 11^, u u,, vv, en WW, de zware lijnen I-I, II-II, III-III, IV-IV, V-V, en V l - V I onder een hoek van 10" stroomopwaarts met deze normalen, dan stellen deze lijnen de gezochte kribben voor, waarbij als beginsel is aangenomen dat de onderlinge afstand gelijk moet zijn aan 1,75 maal de lengte van de normaal, die in elk punt de breedte der te bewerken aanslibbing uitmaakt. Om deze aanslibbing te verduidelijken, is zij in de teekening middels arceering aangegeven. De gebogen lijn a. b. g. h. wm., loopende langs de koppen der kribben, zal nu de lijn der grootste diepten worden, die zich mogelijk mettertijd nog iets naar den rechteroever zal verplaatsen.
•
31 DEC. 1916.
INDISCH
waarbij het zeer waarschijnlijk afnemen van nop tot n q p.
is, dat deze zal
Door deze voorbereidende werkzaamheden is de lengte der kribben bepaald en kan men door over de plaatsen daarvan dwarsprofillen op te nemen, van elke krib de juiste afmetingen bepalen. Stellen we ons voor, dat we hier kribben zullen aanleggen volgens de constructie sub bovengenoemd, dus klapperhouten kribben bestaande uit twee schermen, en laat over III-III een dwarsprofil genomen zijn, dan make men de lengte der krib in het dwarsprofil gelijk aan 10 maal de lengte III-III der situatie, omdat de eerste schaal 10 maal die der laatste is, dus ab =:= lOX I^I-IHHet worteleind neme men 0.50 M. onder de lijn van den hoogsten bandjirstand, de bovenhelling make men ongeveer = : ' ^ dan is de buitenomtrek der krib bepaald. De palen worden ingeheid op j onderlingen afstand van 1 M hart op hart, zij worden als regel zoo diep ingeheid, dat zij even ver in den grond als er boven uit komen te staan. De aldus verkregen palenrij wordt van boven [ door 2 halve klapperstammen — verkregen uit eene \ in de lengte opgezaagde klapperstam — met een doorgaande moerbout met volgplaatjes gekoppeld, Is de krib hooger dan 2 M op het laagste gedeelte, dan wordt van de halve hoogte der tweede paal aan de kop tot de halve hoogte der laatste paal aan het worteleind, nog zulk een stel gordingen aangebracht, een en i ander dienende om een goed verband der palen onderling in elke nj te verkrijgen. Er worden twee zulke rijën gemaakt op ouderlingen afstand van 2 M. hart op hart; deze rijën worden onderling gekoppeld met koppel- j gordingen van korte heele klapperstammen, die met zware hakkelbouten op de bovenste gordingen worden vastgezet en alzoo de beide rijën palen onderling onwrikbaar bevestigen. Het aantal koppelgordingen is zoo geregeld, dat om den anderen paal zulk eene gording wordt aangebracht Ten laatste worden aan de bovenstroomsche zijde tegen de palenrijën zware gevlochten bamboe sassaks aangebracht, met volle bamboezen middels draadnagels daartegen opgesloten. De + 2- M. breede ruimte tusschen deze sassaks wordt niet opgevuld, ze slibt vanzelf spoedig genoeg dicht, doordat binnen deze kofFervormige ruimte stil water ontstaat, terwijl de ruimte tusschen de kribben ook spoedig genoeg volslibt en in den Oostmoesson volgroeit. Zooals boven gezegd is, zijn deze kribben alleen daar toe te passen, waar de rivierbodem het inheiën van palen toelaat, overal elders is deze constructie onmogelijk. De vaste maat vaiT 2 M. voor de ruimte tusschen de schermen is ontleend aan de practijk; bij groote hoogten zou men gevoegelijk die breedte kunnen vergrooten, deze koppelgordingen juist boven de palen — om den andere — kunnen aanbrengen en deze middels karbeelen met de palen kunnen verbinden, wat de stabiliteit enorm zou bevorderen. Voor groote waterdiepten n. 1. boven de 5 M. en sterken stroom, zijn klapperhouten kribben echter niet aan te bevelen en dient men tot eene andere meer stabieele en minder veerkrachtige constructie over te gaan. Voor zulke kribben van 2.50 tot 4 M. hoogte, rekent men in Zuid-Kedoe gemiddeld f 20.per strekkende Meter lengte. Voor verdere bijzonderheden zie blad I met de bijbehoorende dwarsdoorsnede op blad II der bijgevoegde teekeningen.
[G TIJDSCHRIFT.
'
.
. 445
De kribben boven sub h. bedoeld en bestaande uit lagen van met riviersteen gevulde gevlochten ijzerdraad brondjongs dan wel matrassen of ook wel afwisselend brondjong en matras, zijn zeker zeer soliede werken, het bezwaar daartegen is de kostbaarheid, doch als men de vergankelijkheid der klapperhouten kribben stelt tegenover de groote duurzaamheid van deze en de uitgaven met 't onderhoud en de afschrijving nauwkeurig onder cijfers brengt, zal het voordeel beslist aan deze permanente kribben blijken te zijn, die bovendien nog dit voor hebben boven de andere soort dat ze op gemakkelijke wijze zijn te maken en te onderhouden en overal waar men voldoend ervaren vlechters tot zijn beschikking heeft en riviersteen niet al te duur is, zonder eenig bezwaar te maken zijn. Van deze kribben vindt men een ontwerp op blad II, welke krib juist de afmetingen heeft voor profil III—III. Zooals gezegd, kan men deze kribben geheel uitvoeren in brondjongs, ook wel geheel in matrassen, of ook wel, zooals 't ontwerp laat zien, in afwisselende lagen brondjongs en matrassen. * De matrassen zijn niet zoo vast en stevig als de brondjongs en worden gauwer beschadigd, de brondjongs daarentegen kunnen — als zij niet met de naast aangelegenen sterk verbonden worden — gemakkelijk van hun plaats geraken, de eersten zijn ten opzichte van den kubieken inhoud veel goedkooper dan de laatsten, daarom acht ik een dam of krib, waarbij zoowel matras als brondjong in afwisselende lagen toepassing vinden, de beste oplossing, dan heeft men zoowel in 't belang der degelijkheid als in dat der zuinigheid gewerkt. Deze kribben voldoen uitstekend, de dichte steenstapeling wordt nog gevuld door slib, als er eenige bandjirs over heen gegaan zijn, zoodat de holligheden tusschen de steenen ten laatste geheel gevuld zijn en deze hoe langer hoe beter functioneert. De teekening van platte grond, lengtedoorsnede en divarsdoorsnede dezer soort kribben op plaat II, geeft volkomen duidelijk de samenstelling aan, waarbij valt op te merken, dat de kopeinden van elke brondjonglaag worden afgesloten met eene er langs geplaatste brondjong, wat aan 't geheel een zeker cachet van soliediteit verleent en de beschadiging dezer brondjongs aan de einden voorkomt. Men tracht bij deze kribben eene zoodanige verdeeling te verkrijgen in de lagen, dat de gronden de deklaag beiden uit matrassen bestaan. De eerste wordt dan zoo breed genomen, dat zij aan 't benedenzijvlak en 't kopeind + 2 M. buiten de eerstvolgende laag uitsteekt, wat aan 't bovenzijvlak slechts + 0.50 M. bedraagt, een en ander om bij overstorting van water ontgronding en verdieping te voorkomen en ook om verdieping langs 't kopeinde tegen te gaan. 't Komt bij deze kribben vooral aan op uitstekend vlechtwerk en dit verkrijgt men als men de mazen niet te groot neemt en de draad op de zijden der mazen driemaal omslaat en vast aantrekt. Bij de in Zaid-Kedoe onder mijne Directie uitgevoerde kribben in de rivieren Mlatan en Bantar der afdeeling Keboemen, werden de brondjongs gemaakt in afmetingen van 6 M. lengte, 0,60 M. diameter, de mazen bestaan uit regelmatige zeshoeken van 6 c. M. zijde, terwijl de kopeinden zeer sterk dicht gevlochten zijn en eindigen in een ring van 12 a 15 c. M . diameter. Deze brondjongs wegen gemiddeld 4,20 K. G. per str. M. Ze kosten momenteel aan draad — gegalvaniseerd telefoondraad van 3 m. M. dik-
446
• INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
te ^ dat f 0.70 per K.G. kost 6, X 4,20 X f 0-70 =r f 17,64 en aan maakloon f 0.20 per strekkende ! Meter, of te zamen f 17.84, rekent men nog aan transportkosten f 0.16 dan kosten ze totaal f 1 8 . ^ in 't geheel of per str. M. f 3, wat zeker l duur is, doch waarvoor men hoogst waardevol materiaal heeft, dat zeer duurzaam is en voor werk van velerlei aard uitstekend te gebruiken is. De matrassen vereischen per M^ ontwikkelde oppervlakte 1,5 K.G. draad en f 0 15 maakloon. Vergelijkt men een matras van 6 M. lengte, 4 M. breedte en 0,60 M. hoogte met een zeker aantal brondjongs, die te zamen evenveel inhoud hebben als de matras, dan blijkt de eerste te kosten: aan draad ( 2 X 4 X 6 + 2 X 6 X 0.6 + 2 X 4 X
31 D E C . 1916.
•Velen zullen tegen de richting der kribben bezwaar hebben en zich verwonderen dat die geprojecteerd is 10" stroomopmaarts van af den normaal; zulks is ook al een gevolg van de ondervinding, die deze richting als de beste aanwees. Magelang, den 20 December 1916. VV. M. J O R D A A N .
EEN EN ANDER OVER DRAADKORVEN MET STEENVULLING.
De oorsprong der draadkorven moet in Japan gezocht worden, waar reeds meer dan 100 jaren geleden uit bamboe gevlochten en met riviersteenen gevulde lange cilindrische korven ter oever0,6) X 1.5 X (0,70 + - ^ ) = f 64,30 aan maakbescherming werden gebruikt. Ook werden zij toeloon 60 X 0.15 = f 9 . - of totaal f73.30 per 4 X 6 gepast tot het vormen van zinkstukken dwars door de rivieren heen bij stroomversnellingen en X 0 . 6 0 = 14,400 M^ inhoud, of per M ' f5,10. watervallen, omdat zij bij onderspoeling in hun De inhoud van zulk een matras komt over geheel de uitgespoelde gleuf opvulden en door een met die van 8'/2 brondjongs die per stuk een zekere buigzaamheid alle onregelmatigheden f 18 kosten of te zamen S,5 X i 18 = f.153, wat dus meer dan tweemaal zoo duur is. ' van den bodem konden volgen, zonder kans op doorbreken en verloren gaan van den inhoud. Stelt men zich voor zulke kribben te maken Toen in Engelsch-Indië ongeveer 100 jaren op een plaats waar de riviersteen per M-^ ge- ! geleden de onder de Mogulkeizers aangelegde middeld f 1.85 en 't vullen in de brondjongs en maar sedert langen tijd in verval zijnde irrigatiematrassen gemiddeld f 0.15 per M^ kost, of te zakanalen weder in orde werden gebracht, werd daar men f 2.— per M" van het kriblichaam, dan zou de krib, zooals op blad II ontworpen is, in 't | ook een ruim gebruik gemaakt van bamboezen met geheel kosten + f 1810.—, terwijl een klapper- , zware steenen gevulde ciündrische korven voor de oeververdediging, voornamelijk in het irrigatiehouten krib in 't zelfde profil ± f 490.— zou kanaal uit de Janma-rivier ontspringende ; maar terkosten; de duurte van de riviersteen is hier dus wijl deze werkwijze op sommige plaatsen goed van zeer groot belang en hoe goedkooper 't vulvoldeed, moest men daarmede op andere plaatsen lingsmateriaal is, hoe eerder men tot deze soort spoedig uitscheiden, door het snelle verrotten van kribben zal overgaan. de bamboe; dit verschil in tijd van gebruik moet De klapperhouten kribben hebben 't nadeel zeer vermoedelijk toegeschreven worden aan de soort vergankelijk te zijn, men maakt ze daar waar eene bamboe, die vcor het vlechtwerk aanwezig was. spoedige aanslibbing te verwachten is en als ze Na deze minder aangename ondervinding werd dan ten laatste bijna vergaan zijn, is de oever ' de bamboe spoedig door een draadvlechtwerk meestal reeds zoover aangeslibt, dat men middels | vervangen, maar daarna hoorde men in langen eene van te voren bevorderde snelle begroeiing tijd niets meer van de toepassing van draadkordeze oever zoo kan behouden, vreest men echter ven, totdat deze werkwijze in den laatsten tijd dat deze weer zal afnemen, dan is eene steenbeweder meer op den voorgrond is getreden; het zetting, intijds aangebracht, daartegen een der eerst wordt er weder melding van gemaakt in beste middelen. het Zentralblatt der Bauverwaltung in 1898 in De brondjong-kribben zijn, zooals uit 't boveneen artikel van den Baurath Hoech, die de toestaande blijkt, verre boven de andere soort te passing bespreekt bij haven- en oeverwerken. N a verkiezen; als de aanslibbing reeds zoover gegewezen te hebben, dat op Java pogingen zijn vorderd is, dat de klapperhouten kribben veraangewend om draadkorven toe te passen en in gaan zijn, blijven deze nog vele jaren bestaan, Japan zeer vele oude bamboe-constructies door de aanslibbing gaat ten laatste over de kribben de nieuwere vervangen zijn, behandelt hij de heen en de begroeiing zet zich over den geheelen reusachtige draadkorven met centner zware steeaangeslibden oever voort, totdat men' ten laatste nen gevuld, die gebruikt zijn om de spoorbaan van de kribben niets meer zien kan, wat 't bewijs van het Indusdal naar Quettah in Afganistan te is, dat ze volkomen aan doel en verwachting beveiligen tegen de enorme watermassa's, die in beantwoorden. de lente van de bergen afstroomen. De korven De afstand der kribben is volgens de leerboezijn gemiddeld 1,5 meter in middellijn met mazen ken 1,5 a 2 maal de lengte; de tegenwoordige van 10 tot 20 c.M. en 10 tot 15 meter lang. Zij Chef der Irrigatie-afdeeling „Serajoe" te Poerwoworden gewoonlijk drie beneden, daarop 2 en 1 redjo acht een afstand van 2 maal de lengte te gestapeld en alles na vulling met zware rolsteenen groot en wil die op niet meer dan 1,5 maal bovendien nog aan de bovenzijde met de grootst die lengte nemen, ik ondervond echter dat ze mogelijke steenen bezwaard. Zij hebben steeds daardoor te dicht bij elkander komen en 't gegoed voldaan wenscht is dien afstand grooter te nemen en hier Ook zijn daar groote lengten spoordijk geheel den gulden middenweg bewandelend, projecteer ik uit draadkorven samengebouwd, die dan onderze nu op 1,75 maal de lengte, wat volgens de ling stevig verbonden zijn, terwijl de ruimten ondervinding zeer geschikt blijkt. zorgvuldig met uitgezochte steenen worden opDe kruinsbreedte der laatstbeschreven kribben gevuld. is voor die, welke aan 't worteleind niet hooger Het Zeitschrift des Oesterr. Ing. und Arch. zijn dan 3 M , 1,50 M, bij grootere hoogten tot Vereines, waaraan dit ontleend is, geeft dan een 4,50 M is 2 M noodig en bij groote hoogten opsomming van vele groote toepassingen bij ha2,50 M en meer; men doet 't veiligst deze breedte venbouw, strand-beveiliging en oeverbekleeding in te nemen gelijk aan de halve hoogte aan het Europa en andere werelddeelen tusschen 1900 worteleind.
31 D E C . 1916.
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
447
'^svni
• en 1908 in verschillende tijdschriften meer of min uitvoerig besproken en afgebeeld om daarna ook •een voorbeeld te geven van een oeververdediging die totaal mislukt is, nl. die van het strand der Oostzee bij Aügenwaldermünde. De vuisteenen waren daar te klein, zoodat een matige golfslag reeds een schurende beweging van steenen tegen het netwerk veroorzaakte, met het gevolg dat na •een enkelen winter zoo goed als niets van de draadkorven overbleef. Maar aan dit spoedig te niet gaan had eveneens schuld het gebruik van gegalvaniseerd draad van slechts 2 m.M. middellijn, dat geen genoegzame sterkte aan de draadkorven kon geven, zoodat de steenen feitelijk nooit geheel stil lagen. De Italiaansche Ingenieur Palois, gebruikt met zeer goed gevolg in plaats van cilindrische draadkorven, vlechtwerken die den vorm van een prisma of parallellopipedum hebben, met zijden tot 2,5 meter en lengten tusschen de 2 en 5 meter, soms nog langer. Hij noemt als voordeelen van deze vierkante korven, dat zij gemakkelijker zijn aan te maken, daar zij bestaan uit vier platte vlakken met twee vlakke zijkanten, verder, dat zij door het groote oppervlak stevig op den bodem rusten en geen rolbeweging kunnen maken en eindelijk kan men deze gemakkelijk in verband stapelen en dan elke verlangde hoogte verkrijgen, zoodat geheele dijken en waterkeeringen vlug samengesteld kunnen worden. Door trapsgewijze •opstapelen van twee rijen vierkante draadkorven en volspuiten van de tusschenliggende ruimte met zand, heeft hij o. a. een verscheidene kilometers langen weg in een moerasachtig terrein aangelegd, waarin na druk verkeer geen verzakking te bespeuren was. De vierkante draadkorven leenen zich ook uitstekend voor het samenstellen van draineerleidingen, waartoe twee korven met de noodige tusschenruimte gedekt worden door een derde. Juist door de steenvulling werken dergelijke kanalen zoo voordeelig, omdat het water van alle kanten kan toestroomen. Behalve in Italië en Oostenrijk, zijn nu ook in Spanje langs verschillende rivieren dergelijke draadkorven van vierkante doorsnede toegepast, zoowel a!s oeververdediging alléén, als ook als dijkbekleeding. In bovengenoemd tijdschrift zijn verschillende foto's gereproduceerd, die een goed denkbeeld van de toepassing van dezen nieuwen vorm van •draadkorf met steenvulling geven onder de meest verschillend omstandigheden. E E N MACHINE DIE HET WERK D O E T V A N VEEL MENSCHEN. In Rockboro (Illinoiss) is een machine te werk gesteld voor wegaanleg, d. w. z. een machine, die de voor een weg benoodigde uitgraving maakt en tevens de uitgegraven grond in wagens laadt. De nieuwe machine, die ook zeer geschikt is voor het gereedmaken van de baan voor tramwegen, snijdt een strook open van S'/z voet breed met «en diepte, die even goed op 2 a 3 inch als op 5V2 voet gesteld kan worden. Het snijdende ge•deelde, dat om een as wentelt, kan daartoe door middel van een schroef gesteld worden; er is een indicator aangebracht zoodanig, dat de bestuurder precies den bovenkant van de gcprojecterde aarden baan kan volgen. De uitgegraven grond wordt gedeponeerd in kipkarren of andere wagens. De productie is zoo gelijkmatig, dat het aantal wagens, dat voor een werkdag benoodigd is, uitgerekend kan worden in verband met de lengte van het onder handen genomen stuk. Dit
kan zoo precies gebeuren, dat er geen halve minuut op iedere rit verloren gaat, wat natuurlijk een groot voordeel van deze machine is Geconstateerd is dat de machine vrijwel precies den bovenkant van het aarden bed kan houden, zoodat een groote hoeveelheid dure handenarbeid uitgespaard wordt. In de practijk is gebleken, dat het beste is om eerst de buitenste strooken van den weg uit te graven en daarna het midden gedeelte. Indien de breedte van de uitgraving 25'/v voet is, zijn er dus twee buiten-sleuven en een middensleuf ieder van 8'/2 voet. Is de wegbreedte kleiner, dan wordt de middenste sleuf zooveel minder. Is echter de wegbreedte grooter dan 25'/^ voet, dan zal men vier sleuven moeten maken tenzij het slechts een enkele voet is, want dan kan men beter de middelste sleuf iets dieper maken en de dammetjes, die dan aan weerszijden overblijven kunnen met schoppen gemakkelijk gerazeerd worden, waarbij met den los komenden grond den te diepe, middensleuf wederom opgevuld wordt. In de practijk is gebleken, dat het gewenscht is om iets dieper den grond weg te halen als noodig is, men gooit dan den laatsten vrijkomenden grond weder in de sleuf om precies het wegprofiel te krijgen. Dit is natuurlijk makkelijker dan om het profiel in den grond met de hand te moeten uitgraven. Bij wegkruisingen graaft men 16-24 voet voor de kruising dieper uit en brengt de grond, die van de kruising vrijkomt, in dat diepere stuk. De machine kan ook werken in oude macadamwegen, indien slechts een begin gemaakr kan worden van een paar duim diep Het is zelden noodig de verharding voor de machine op te breken of om te ploegen, daar de snijtrommel van scherpe tanden is voorzien. Ook kan de machine werken in zand en ander fijn materiaal. Bij straatbanen voor trams is de ingraving meestal 18-20 inch diep en 8', 2 voet breed. Deze ingraving kan met de machine in één rit gedaan worden en de uitkomende grond wordt in wagens gedeponeerd. Indien het noodig is een oude baan te verbeteren, kan het spoor voor de machine opgebroken worden en direct nadat de machine gepasseerd is, kan het nieuwe zandbed aangebracht en gewalst worden, terwijl daarna de rails weer gelegd kunnen worden. Dit kan zoo precies gedaan worden, dat, indien de betrokken lijn enkel spoor heeft, het verkeer slechts over 150 a 200 voet gestopt of over een hulplijn gelegd moet worden. Ongeveer 500 voet uitgraving kan in een' 10-urigen werkdag behandeld worden. Uit Scientific PNEUMATISCHE
American.
STAMPERS.
Als er sleuven in een verharden weg gemaakt zijn voor aanleg of reparatie van een buizennet, is een zeer voornaam onderdeel het wederaanvullen van deze sleuven, het goede aanstampen van den grond. Als dit niet zeer zorgvuldig gedaan wordt, zullen er zeer spoedig verzakkingen ontstaan. Aanstampen uit de hand is algemeen erkend zeer duur te zijn en terzelfder tijd meestal onvoldoende. Daarom is het goed dit werk zoo mogelijk mechanisch te doen. Bij een werk dat kortgeleden ondernomen is in de voorstad Bronx van New York, zijn voor dat doel met goeden uitslag pneumatische stampers gebruikt. Deze kunnen gebruikt worden waar samengeperste lucht te krijgen is. Deze stampers gebruiken 28 cub. voet lucht per minuut, terwijl een druk uitgeoefend wordt van
448
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
100 pond per vierkante inch. Zij kunnen door een man gehanteerd worden, terwijl niet noodig is dat deze er in geoefend is. Er is geen bijzondere zorg noodig om ze gaande te houden, behalve dan schoonmaken en oliën. De aannemers van het bedoelde werk verklaarden dat het pneumatisch stampen slechts een derde kostte van het uit de hand stampen en dat het werk veel beter verricht was. Terwijl drie man den grond in de sleuf gooiden en zes man aan het stampen waren, werd 50 voet van een sleuf, van 20 inch. breed en 2 voet diep in één uur geheel gevuld. Het werk koste 1.8 dollar of 28 dollar cents per kub. yard. Latere proeven hebben uitgewezen dat de onkosten van het stampen alleen ongeveer 7 dollar cent per kub. yard (f 0.23 per M-*) bedroegen. Uit Scientific
E E N MOEILIJK STUKJE
American.
SPRINGWERK.
Tusschen New-York en Brooklijn bevindt zich in de East-rivier een ondiepte, Coentiesrif genaamd. Vroeger stond daar met laag-water slechts 14 voet water op, echter heeft in 1875 het gouvernement de diepte daar ter plaatste met 11 voet vermeerderd door de bovenste rotslagen te laten springen. Door het vermeerderen van den diepgang der zeeschepen.is deze 25 voet thans niet meer voldoende en is besloten nog eens 15 voet te laten springen. Er moet ongeveer opgeruimd worden 28.555 kubieke yard rots ( x 22.000 M^). Het Gouvernement zal de onkosten van het opruimen van de bovenste 10 voet betalen, terwijl de laatste 5 voet op kosten van de stad New-York zullen worden opgeruimd. Hoewel het dus geen klein werkje is en de condities waaronder gewerkt moet worden zeer zwaar zijn, is het geheel aangenomen voor 196.900 dollars (492.000 gulden) en deze matige prijs is een goede aanduiding hoever of de techniek van het onder-water opruimen van rots het reeds gebracht heeft. Een leek zal dit misschien niet direct inzien, maar behalve de opgelegde voorwaarden moet de aannemer strijden tegen vrij sterke stroomingen en toch moet hij er voor zorgen dat de gebeele boor-installatie stevig op de rots bevestigd is. Ook is het laten springen van de bovenzijde van het Coentiesrif geen gewoon geval van onder-water rots-opruimen. De aannemer kan maar niet boren en laten springen als gewoonlijk bij normale rots-riffen. Men is namelijk bezig, juist onder dit rif door, een dubbele tunnel van 2 X 1 8 voet middellijn te boren. De bovenkant van deze tunnel ligt 65 voet onder den water-spiegel, dus 25 voet onder den te maken rivier-bodem. In normale gevallen boort men gaten in de rots tot 10 voet beneden de te verkrijgen oppervlakte. Deze gaten hebben dan een doorsnede van 7 duimen en worden ongeveer 10 voet uit elkaar geplaatst. Zij worden geladen met een hoeveelheid dynamiet, die gemiddeld 4 pond per voet diepte bedraagt. Natuurlijk is de hoeveelheid springstof ook afhankelijk van den aard van het op te ruimen gesteente. Als de lading gesprongen is, is de rots voldoende vernield om met bagger-machines opgeruimd te kunnen worden. In het geval van het Coentiesrif /al de tunnel 25 voet beneden den te verkrijgen rivier-bodem liggen en daarom is het niet veilig voor de oprui-
. 3 1 DEC. 1916. ste^e
mers om tot meer dan 4 voet daar beneden te boren. Ook is het niet raadzaam groote gaten te boren. Men besloot de gaten niet meer dan 4 duim diameter te geven en ze dan slechts 5 voet van elkaar te plaatsen en de dynamiet-lading zal dan slechts de helft van de gewone hoeveelheid bedragen. Door deze voorzorgen wordt de rots in kleinere stukken gebroken en toch voldoende opgeruimd zonder schokken te geven aan de X)nderliggende lagen, waardoor de tunnel-boorders bezig zijn zich een weg te banen ook al met spring-middelen. Doordat gewacht moest worden op de regeling van de geld-kwestie, hadden de tunnelbouwers, die in de richting van Brooklijn vooruitgingen, het rif reeds bereikt, voordat de lui, die het bovengedeelte van het rif zouden opruimen, aan den gang konden gaan. Coentiesrif is niet groot en eerst was men bang, dat, als men van twee kanten ging laten springen, de tunnel beschadigd zou worden, vooral als deze nog niet met staal-platen gevoerd was. Dit dreigde een van de twee ondernemingen te vertragen, echter hebben de geroutineerde aannemers dit bezwaar ondervangen door aan dezelfde zijde te beginnen als de tunnel-bouwers, zoodat zij steeds een eind bij hen ten achter waren en door deze maatregelen zijn zij in staat geweest de rots weg te breken zonder de menschen of het bouw-werk onder in de rots te kraken De boot, die gebruikt wordt voor het onderwater boren, is uitgerust met 5 boortorens, die over een rail, welke langs de langste zijde loopt, verplaatst kunnen worden. De boren worden in de rots gedreven door een telescopische geleidebuis. Deze buis vergemakkelijkt het uitspoelen • van het boorgat, terwijl hij tevens gebruikt wordt om de lading en de electrische ontsteking in het gat te brengen. De stroom — de East-rivier, die daar ter plaatse soms 5 knoopen bedraagt ( + 2'/2 M. per sec.) — laat niet toe dat gebruik gemaakt wordt van de semi-buigzame buizen welke gewoonlijk gebruikt worden, daar door de stroom de buis opzij gedrukt zou worden en de lading zou naast het gat terecht komen. Om deze verliezen te voorkomen, zijn de buizen verstijfd door ribben er op te leggen. Echter is het niettegenstaande dit toch noodig, dat de boor stil moet liggen en wel precies boven de plaats waar gewerkt wordt. Om_ dit gedaan te krijgen, wordt de werkboo t op zijn plaats gehouden door 4 poten of meerpalen. Dit zijn zware constructies van hout en ijzer, welke aan hun punt voorzien zijn van een ijzeren speer of schoen, welke eenigszins in den rotsbodem indringen. Deze 4 palen zijn bevestigd aan de 4 hoeken van de rechthoekige werkboot, welke ook de stoom-machines, benoodigd voor het drijven van de boren, draagt en de andere machines. Wanneer de poten neergelaten zijn tot op den bodem, wordt de boot, met behulp van de machines, die werken op heugelstangen, welke aan de poten bevestigd zijn, eenige duimen opgeheven. De werkboot is dus thans geen boot meer, maar een werkzolder, die door zijn eigen gewicht op de plaats gehouden wordt. Het is noodig om den stand van de werkplaats naar gelang van het tij te veranderen, daar de boot anders mee zou gaan drijven, terwijl bij het vallen van het water, het gewicht van de boot en machines te groot zou worden voor de poten als de eerste geheel uit het water gelicht zou worden. Uit Scientific
American.
31 DEC. 1916.
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
VERKLARING V A N D E GRONDBEGINSELEN W A A R O P HET M E T E N MET EEN PLANIMETER BERUST. {Met ééne
teekening).
W a a r het gebruik van den planimeter zeer algemeen bekend is en wij mogen aannemen, dat velen dit meetinstrument bezigen, zonder de grondbeginselen te kennen, waarop de werking berust, vertrouwen wij dat eene eenvoudige verklaring voldoende belangstelling zal wekken, te meer daar de werking niet moeielijk te begrijpen is. Fig. 1 is de schematische afbeelding van een planimeter. Hij bestaat uit een stang of draad met aan het eene einde een- schrijfstift, terwijl het andere einde gebogen is en in een rechte groef heen en weer kan glijden. Rechthoekig op de eerste stang is een tweede stang aangebracht, waarop een wieltje met een scherphoekigen omtrek vrij kan rollen en dus in de lengte van de stang kan glijden. In de lengte zijn op deze stang verdeelingen aangebracht, die elke bewegmg van het wieltje in de lengte van de stang, dus niet de ronddraaiende, aangeeft. W e zien, dat hierbij de diameter van het wieltje 'Op de accuratesse van het instrument geen invloed heeft. Laat ons aannemen, dat de lijn F. B. in Fig. 2 de stang met de schrijfstift voorstelt. F.G.A.D. de groef waarin het gebogen eind van deze stang heen en weer glijdt, terwijl A. B. C. D. den rechthoek voorstelt, waarvan de oppervlakte bepaald moet worden. De onderzijde van den rechthoek is zoodanig aangenomen, dat zij op een lijn ligt met de groef, om hierdoor het geval eenvoudiger te maken. Voor hen die nog nimmer een planimeter gebruikt hebben, diene nog de volgende kleine toelichting betreffende zijn gebruik. De schrijfstift wordt in een willekeurig punt van den omtrek van de figuur geplaatst, waarvan de oppervlakte verlangd wordt Gewoonlijk wordt •dan het punt gemerkt waar begonnen wordt om den omtrek te volgen, terwijl de registreerende schijf of rol op nul-punt geplaatst w o r d t ' ) waarna men met de schrijfstift den omtrek volgt in de richting overeenkomend met die van de wijzers van een klok ' j . Wanneer men geheel rond geweest is, dus met de schrijfstift het beginpunt bereikt heeft, zal de schijf of rol een zekeren afstand langs de stang bewogen zijn en zullen de verdeelingen op de stang de oppervlakte aangeven, die met deze beweging overeenkomen. Gaan we na het geen gebeurd is, wanneer ter bepahng van de oppervlakte van den rechthoek. ') Dit IS met persé noodig. Het telkens op nul stellen, als men een groot aantal vakken moet planimetreeren, b. v. van een irrigatie-vakkenkaart, houdt vrij veel tijd op. Eenvoudiger IS het dan af te lezen als men de stift op het beginpunt gebracht heeft, daarna de grens van het te planimetreeren vak te volgen en op het beginpunt teruggekomen zijnde weer af te lezen en deze beide aflezingen dan van elkaar af te trekken. Of men hierbij rechts of Imks omgaat hindert niet, alleen als men rechts omgaat, moet men de eerste aflezing van de tweede aftrekken, terwijl als men links omgaat de tweede aflezing van de eerste afgetrokken moet worden. W a a r men over het nulpunt gaat, moet men er dan verder om denken een 1 voor het aftrektal te schrijven, (daar men dan a. h. w een volle omwenteling met de planimeter beschreven heeft). Daar vooral bij kaarten op kleine schaal uiteraard gauw vrij groote fouten gemaakt worden, is het gewenscht elk vak 2 keer te planimetreeren, men kan hierbij een keer rechts en een keer links omgaan. Voor goede controle is het dan nog gewenscht bij het planimetreeren van een aantal aangesloten vakken, ook het geheele complex nog eens te meten.
J.H.
[
^
I | | ' ! j i i J ( i ' | j '
begonnen is in punt B. gedurende de beweging naarC. De rol of het wieltje is hierbij langs de lijn 02', terwijl het merk —O.— (nul) van de verdeelschaal (het punt waarop begonnen werd) den weg O'O'—(") zal hebben afgelegd, die evenwijdig is aan de lijn B. C. Het büjkt dus dat de rol twee verdeelingen langs de stang bewogen is bij het doorloopen van den afstand van B. naar C. Bij het doorloopen van den afstand van C. naar D. zal de rol een zekeren afstand bewegen, die echter geen invloed heeft, daar eene gelijke doch tegenovergestelde beweging afgelegd wordt bij het doorloopen van den afstand van A. naar B. Bij de doorloopende beweging van D. naar A. zal de rol wel op de stang rond draaien, doch zich niet in de lengte-richting verplaatsen, daar de weg van de rol evenwijdig aan de lijn A. D. is. W e zien dus, dat door het volgen der lijnen A. D. en B. A. geen verandering op den stand van de rol wordt uitgeoefend, daar hunne invloeden elkaar opheffen, en daar ook A. D. geen effect heeft, zal alleen de verplaatsing van de rol veroorzaakt worden door den invloed van de lijn B. C en dus gelijk zijn aan 0'2'. Merken wij nu nog op, dat altijd L B. gelijk is 0'2' aan L cO , danis sin B. = sin tO ^ . De verplaatsing langs de stang is dus O'O' (nul) V sin B = 00' (nul) X sin. üo . Daar _F. B. de planitneter-arm van constante lengte is en C. de hoogte van den rechthoek gelijk aan C. X sin cö en de breedte van den rechthoek B. C. gelijk aan OO'.-(nul). De oppervlakte van den rechthoek is gelijk aan hoogte maal breedte, dus volgens het bovenstaande ojDp. = C. X Sin cQ X 00*.-(nul). Dit is hetzelfde als de beweging van de rol vermenigvuldigd met een constante C. Om dus de oppervlakte te bepalen van een rechthoek, waarvan eene zijde in het verlengde van de groef ligt, behoeft men slechts de beweging van de rol, afgelezen van de verdeeling op de staaf, met een constante C. te vermenigvuldigen. Voor het geval, dat geen der rechthoekszijden in het verlengde van de groef is, nemen wij bijv. rechthoek B. C. I. H. Bij het overtrekken van de lijn B. C. vonden we dus dat de rol de oppervlakte van den rechthoek B. C. D. A. zal aanwijzen. De beweging langs C. I. zal juist tegenovergesteld zijn aan die langs H. B. en behoeft dus niet beschouwd te worden. De beweging van I. naar H. zal dus overeenkomen met de oppervlakte van H. I. D. A. doch daar het overtrekken in tegenovergestelden zin plaats vindt voor die van het bepalen van den grooten rechthoek, wordt de oppervlakte ouder de lijn I. H. van den grooten rechthoek afgetrokken en is dus het verschil van de rechthoeken A. B. C. D. en H. I. A. D. gelijk aan den omtrek van den rechthoek B. C. I. H. Door een overeenkomstige handelwijze, kan ook aangetoond worden, dat deze ook goed is voor een combinatie van rechthoeken van verschillende afmetingen als bijv. Fig. 3. Hierbij wordt eerst met de schrijfstift over den omtrek van den eersten rechthoek getrokken, beginnend bij A. en daarna zonder de stift te lichten, ook de omtrek van den tweeden gevolgd. Hierbij dient nog opgemerkt, dat de gestippelde lijn tweemaal wordt gevolgd, doch de tweede maal juist in tegenovergestelde richting, zoodat dus de beide uitwerkingen elkaar opheffen. Door telkens opnieuw een rechthoek bij te voegen, zal door den planimeter de oppervlakte
450
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
aangewezen worden ongeacht het aantal en de afmetingen der rechthoeken. In Fig. 4 is de oppervlakte van de bijeen gevoegde rechthoeken bij benadering gelijk aan die van de regelmatige figuur. Door de rechthoeken steeds smaller en smaller te nemen, nadert de uitwendige vorm een onregelmatige figuur, zoodat de planimeter evengoed voor onregelmatige figuren als voor rechthoeken te gebruiken is. Om de constante C. te bepalen, welke we hierboven gebruiken, wordt een rechthoek aangenomen, waarvan de hoogte gelijk is aan de lengte van stang met schrijfstift en waarvan de basis met de groef overeenkomt. Bij het langs den top trekken (en dus de geheele oppervalkte bepalen), moet de schrijfstiftarm rechthoekig op de groef zijn en dus de stang waarover de rol beweegt, evenwijdig met de groef. Hierdoor zal de rol stilstaan en de.stang slechts hierin bewegen, of m. a. w. de beweging van de rol ten opzichte van den stang zal gelijk aan de breedte van den rechthoek zijn. Daar de oppervlakte van den rechthoek gelijk is aan hoogte maal breedte, zal de oppervlakte gelijk zijn aan de lengte van de schrijfstiftstang maal de bsweging van den rol. Het is dus duidelijk, dat de verdeelingen op de stang zoodanig moeten zijn, dat de afstand tusschen twee vaste punten of merken gelijk is aan dien afstand gedeeld door de lengte van de stang, indien bijv deze stang 6 Eng dm. lang is, zal de afstand van de verdeeling op de stang waarop de rol geplaatst is, die 3 vierk Eng dm. voorstelt, '/2 Eng dm. moeten zijn. De werking van dit eenvoudige planimetertypezal naar wij vertrouwen voor den lezer nu duidelijk zijn. Daar echter dit model zelden of nooit voorkomt, willen we eerst den vorm bespreken, die in fig. 5 is afgebeeld. W e zien dat het eenige groote verschil bestaat in den stand van den rol waarvan de as in plaats van rechthoekig met de schrijfstiftstang te zijn, hiermede evenwijdig is. Ook glijdt de rol niet langs de stang, doch draait zij op een as, terwijl de verdeeling op de rol is aangebracht, dus ook wentelt. De omtrek van de rol is niet scherp, als in het genoemde model, doch afgerond, zoodat zij over het papier slipt wanneer de beweging evenwijdig aan haar as is, doch rolt, wanneer de beweging rechthoekig op de as is. Het zal wel duidelijk zijn, dat een punt van den omtrek van den rol den afstand bewegen zal, die met de glijdende beweging van het eerste type overeenkomt. O p soortgelijke wijze als in dat geval de constante gevonden werd, zal men ook nu kunnen bewijzen dat de omtrek van den rol vermenigvuldigd met de lengte van de staaf met de schrijfstift, gelijk moet zijn aan de oppervlakte die door een volle omwenteling van den rol aangewezen is. Beschouwen we nu het type door fig 6 voorgesteld. Het eenige essentieele verschil tusschen dit model en dat van fig. 5 is, dat het eene einde van den stang met de stift een cirkelboog beschrijft inplaats van door een rechte groef geleid te worden. Terugkeerend tot fig 5 beschouwen wc nu de rechte groef als verdeeld te zijn in een groot aantal korte rechte groeven, zie fig 7. Gestippelde lijnen verdeelen de onregelmatige figuur in deelen, van welke elk afzonderlijk slechts omtrokken kan worden, terwijl de overeenkomstige rechte groef gebezigd wordt.
31 DEC. 1916.
Omtrekken we nu de figuur deel voor deel' en merken wij hierbij op dat de gestippelde lijnen, verwaarloosd kunnen worden, daar zij elk toch twee maal worden gevolgd. Dit bewijst ons dus, dat ook de werking van de planimeter correct is, ongeacht den vorm van de groef. Wij dienen slechts op te letten, dat men met de stift steeds dezelfde richting blijft volgen en zij weer haar beweging eindigt, waar zij deze begonnen is. Het is duidelijk, dat een boog gebruikt kan worden en in vele gevallen zelfs meer voordeel biedt dan een groef. Het type planimeter met een groef, fig. 5, bezit echter voor het bepalen van de gemiddelde van. een indicateur-diagram een voordeel. Door n. 1. de indicateurkaart zoodanig te plaatsen, dat het eene einde van het diagram overeenkomt met hartlijn van de groef en de atmospherische lijn van het diagram hierop rechthoekig, dus als in. fig 5, kan begonnen worden met het punt dat het verst van de groef verwijderd is. Zetten we nu de schaal af te lezen na het omtrekken van het diagram, de schrijfstift langs een lijn, die evenwijdig is met de groef, totdat de schaal weer nul aanwijst De afstand, die noodig is om de schaal weer op nul terug te brengen, wijst dan de gemiddelde hoogte van het diagram aan. Het is dus in dit geval overbodig de oppervlakte door de lengte van het diagram te deelen, zooals dit gedaan moet worden wanneer we den planimeter volgens fig. 6 gebruiken. Fig. 8 geeft een planimeter weer, waarvan de lengte van de schrijfstift-arm veranderd kan worden, zoodat hij zoodanig te wijzigen is, dat men direct in cM^, vierkante .Eng. dm. of Eng. vt. kan a'lezen. Indien de lengte van de schrijfstiftstang gelijk gemaakt wordt aan de lengte van het indicateurdiagram, kan de gemiddelde druk voor bepaalde indicateur-veeren rechtstreeks afgelezen worden. Is b. v. de omtrek van den rol 2'/2 Eng. dm. .en wijst een volle omwenteling 100 aan, dan is de aflezing voor een 40 ponds veer correct (100 ; 2'/2=40). W o r d t een 80 of 160 ponds veer gebezigd, dan behoeft de aflezing slechts met 2 of 4 vermenigvudigd te worden A. Uit Technisch weekblad. N I E U W E M E T H O D E S IN GEBRUIK H O U T A A N K A P IN BRITSCHCOLUMBIA.
BIJ
Een houtaankap-maatschappij in Britsch-Columbia is overgegaan tot wat men noemt het „high lead" systeem. Dit bestaat in het samenvoegen van de machine voor het verzamelen met die voor het opladen van het hout. Deze machines worden met een ketel, om de stoom te leveren, op een groote spoorwagen geplaatst. Verder is er nog voor noodig een sparreboom van een lengte van 150 tot 200 voet. Aan dezen hijschboom wordt een 36 inch blok bevestigd, waardoor de lijn geschoren wordt, welke loopt van de machine het terrein in tot op een afstand van 600 tot 1000 voet. Hier worden de bekapte boomstammeri aangeslagen en zoo naar de spoorbaan gesleept en direct met dezelfde reep in de wagon geladen. Het is gebleken, dat, waar de omstandigheden een beetje medewerken, tot 25 wagons per dag geladen kunnen worden, wat een enorme verbetering is. vergeleken bij vroeger.
31 DEC. 1916.
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
Nog een nieuwigheid in Britsch-Columbia ;s het toppen van sparren met behulp van dynamietpatronen. De boom wordt beklommen met behulp van klim ijzers en de patroon wordt vast gebonden ter hoogte waar men de top er af wil hebben. Het ontsteken geschiedt door middel van een lont, welke zoolang moet zijn, dat de werkman naar beneden klimmen en zich verwijderen kan voordat de ontploffing plaats vindt. Deze methode van toppen moet veel veiliger zijn en daarenboven goedkooper, dan met gebruik van bijl of zaag, in welk geval het voor den werkman noodzakelijk is om in den boom te blijven tot de top gevallen is. Uit Scientific American. V A S T H E I D V A N BETREKKING E N W A T VAKORGANISATIE VERMAG. Voor hen, die Gouvernementsbetrekkingen zoo begeerlijk vinden, omdat deze zooveel meer vastheid geven dan particuliere, is het niet ondienstig onderstaand stukje uit de Locomotief over te nemen. Er stond boven: Een duur fleschje
olie.
Twee arbeiders der Centrale werkplaats H. IJ. S. M. te Haarlem werden ontslagen, omdat een hunner met toestemming van den ander een fleschje machine-olie mee naar huis had genomen. Het scheidsgerecht oordeelde de straf echter te zwaar en veranderde het ontslag in schorsing met uitbetaling van loon, n. 1. voor ieder f 100.— Toen nu de directie de werklieden niet weer aan den arbeid wilde hebben, bepaalde het scheidsgerecht de schadevergoeding door de directie uit te keeren op f 1050 en f 1400. 't Is met recht een duur fleschje olie geworden voor de directie. Dat zoo 'n betrekkelijk hoog bedrag tot schadeloosstelling moest uitgekeerd worden is vermoedelijk geweest, omdat de arbeiders een contract met langen opzeggingstermijn hadden en het scheidsgerecht de directie heeft doen uitkeeren een bedrag even groot als dat, wat aan loon nog uitbetaald zou zijn indien die opzeggingstermijn door de directie in acht genomen was geworden. Zulk een contract met zoo 'n scheidsgerecht, waaraan ook zelfs de directie van een maatschappij als de H. IJ. S. M. zich te onderwerpen heeft, is alleen verkregen door de actie der vakvereenigingen. Voorheen dacht men daar in Holland niet aan. Als men dan zin had, twee arbeiders om één fleschje olie op straat te zetten, dan deed men dat. Hier in Indië is het trouwens bij velen nog zoo en ook wij ambtenaren hebben nog lang niet verkregen wat bovengenoemde arbeiders bezaten. Dit is, omdat onze vakvereeniging nog niet is, wat ze wezen moet. Uit 't bovenstaande ziet ge wat een goede vakorganisatie vermag. W e e t dan wat U te doen staat. J. M. MUTATIES TECHNISCH PERSONEEL B. O. W . , S. S E N G E N I E . vanen met 16 tot en met 31 December 1916. B. O.
Benoeming, W.
ontslag en verlof.
Voor den dienst in Ned.-Indië is bestemd H. J. Korvet te 's Gravenhage, voor tijdelijk bouw-
451
kundig opzichter ter beschikking van den directeur der Burgerlijke Openbare Werken. Benoemd : Tot ingenieur met den titel van ingenieur 3e kl. D . J. F . van Es, ambtenaar van buitenlandsch verlof teruggekeerd, laatstelijk die betrekking bekleed hebbende, wordende hij toegevoegd aan den tijd. directeur van de haven van Tjilatjap, met bepaling dat hij met ingang van den dag waarop de tegenwoordige titularis zijne functie zal nederleggen, als tijd. directeur van die haven zal optreden. Ontslag : Ontslagen op verzoek, wegens volbrachten diensttijd eervol uit 's lands dienst, de architect bij den Waterstaat en de B. O. W . J. W . Termeulen, met 7 December 1916. Ontslagen op verzoek, eervol uit 's lands dienst, de onderopzichter bij den Waterstaat en 's Lands B. O. W . P . Langelaan, met 5 Dec. '16. Verleend : Wegens langdurigen dienst, een jaar verlof naar Europa, aan den opzichter 2de kl. bij den W a terstaat en 's Lands B. O. W . A. T. de Leau, met 2 Jan. '17. Benoemd : S. S. Tot adjunct-chef der 1ste afd. thans ingenieur. Plaatsing B. O.
en
H. Huisman,
overplaatsing.
W. Toegevoegd:
Aan den chef der Ie Waterstaatsafd., teneinde bij den algemeenen dienst te worden werkzaamgesteld, de tijd. onderopzichter W . E. Woelk, thans toegevoegd aan den chef der werken tot bevloeiing uit de Tjioedjoeng in Noord-Bantam. Aan den chef der 2e Waterstaatsafd., teneinde bij den algemeenen dienst te worden werkzaamgesteld, de architect P. L. Leusden, thans geplaatst bij de directie. Aan den chef der Ie Waterstaatsafd., voor de verbetering van het wegennet in de res. PreangerRegentschappen, met aanwijzing van Soekaboemi als standplaats, de tijd. ingenieur 3e kl. J.R. Jakobsen, thans toegevoegd aan den hoofding, voor de inspectie van den Waterstaatsdienst in ZuidSumatra. Aan den hoofdingenieur voor de inspectie van den Waterstaatsdienst in Zuid-Sumatra, voor den aanleg van den weg Kroë-Liwa-Moearadoea, res. Benkoelen en Palembang, de tijd. ingenieur 2e kl. M. K. V . Michelsen, thans toegevoegd aan den chef der Ie Waterstaatsafd. 5. 5. Overgeplaatst: Van den aanleg der lijn Cheribon-Kroja: naar de expl., afd. W e g en Werken, de tijdeli'ke onderopzichters der 1ste kl. A. Ch. de Groeve en E. Zeeman; naar den aanleg van Staatsspoorwegen in ZuidSumatra, de tijdelijke opzichter C. Slot, de tijdelijke onderopzichter der 1ste kl. H . W . Tol en de onderopzichter der 1ste kl. J.P.Mulder. Van den aanleg der lijn Bandjar-Parigi: naar den aanleg van Staatsspoorwegen in ZuidSumatra, de adsp.-ing. F. K. Gruber, de onder-
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
452
31 DEC. 1916.
opzichters der 1ste kl. C. A. Schmidt, J. Smit (tijd) en Th. B. Matheij; naar den aanleg der tramhjnen R-K., L., K-R., en R.-D., de ing. E. F. Hauber; naar de werken tot verbetering der spoor\^egtoestanden in en om Batavia, de ingenieur S. G. Jörgensen.
C. Carlier, Opz. B. O. W . , van verlof uit Holland terug.
Geplaatsi:
Buitenzorg
Bij de expl., afd. W e g en Werken en toegevoegd aan den met het beheer van onderafd. 1 der 2de afd. van de WesterÜjnen belasten adjunctchef der 2de afd., met aanwijzing van MeesterCorneüs als standplaats, de adjunct-chef der 2de afdeeling H. Huisman, thans toegevoegd aan den chef der werken tot verbetering der spoorwegtoestanden in en om Batavia.
roept op sollicitanten naar de betrekking van
A D V E R T E N T I E . D e Voorzitter van den Gemeenteraad van
OPZICHTER BIJ DEN DIENST DER GEMEENTEWERKEN TEVENS ADJUNCT-ROOIMEESTER. Aanvangs-salaris f 250.— per maand. Vijf tw^ee-jaarlijksche verhoogingen van f50.—
Ingetrokken: De overplaatsing van den aanleg der lijn Bandjar-Parigi, naar den aanleg van Staatsspoorwegen in Zuid-Sumatra van den ingenieur F. K. Gruber, Overgeplaatst: Van de exploitatie der Westerlijnen naar de exploitatie van Staatstramwegen in Zuid-Sumatra, de onderopzichter der 1ste kl. Ch. van Eekhout.
GEVRAAGDE ADRESSEN. W i e helpt den Secretaris aan de volgende adressen ; G. A. A. A. Adriaan, Opz. B. O. W . , vroeger Kroeëng Seumpoh (Gajoeweg). A. Gijsbers, vroeger Boemiajoe (Tegal).
's maands. Vergoeding transport-kosten f50.— 's maands. Bij eerste indiensttreding kan een periodieke verhooging worden toegekend. Zij, die in het bezit zijn van een diploma van de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst of een daaraan gelijkwaardig diploma, genieten de voorkeur. Spoedige indiensttreding gewenscht. Stukken in te dienen vóór 15 Januari 1917 aan den Voorzitter voornoemd. Inlichtingen te bekomen bij den Directeur der Gemeente-Werken. De Voorzitter voornoemd, J. R, S C H E N C K DE J O N G .
807o van ons corps is thans lid van onze vereeniging! Wie helpt ér mede het nut en de voordeelen van het lidmaatschap duidelijk te maken aan de overigen. •
•
LEES DIT! De leden worden er aan herinnerd, dat zij door het aanbrengen van nieuwe abonnees, de vereeniging zeer kunnen steunen. -6?;//
\n^
^.
Sti-^ 5
S^i^
2.
4.
5-. ^
S^
'^
r iTv^
8
Indisch Bouwkundig Tijdschrift 31 December 1916 No. 24.
J04iiw^c/ijo 'VCz^Jtc^'xa zwic/waA AyiiAA^ SiXnCiXic
fvzi$Sc^v
j/jOOO €1 '±rr«/l:;r«f!fw«_^
(JD^WVi/X.'DAO/Vcfvl ^u a JVCVio^
--0-30
3-so
2. so
3
.•?_£2.. .,
^3-00
•_ jr. oo
^ Q^
J~oo
_ 3-O o
J. ci^
J/QOO • oo
3.o
o
/.So
s.S'o
J- Oo
3oa
S..30
^97
^^^'g,^4iJA^g^l4gT>^y;:4ri^wCiL^-^-^^^^
6^A>v<\n/Dy/LO^AK/ ^McX ZQA\c^ècc^i^^wcAc^ 4(^:».i:'.i>Z/(7^44/fe^v«4ri^^ iK-m:
J 1
T-
:
^
^E^r ^
ï ^
^
^
j/joo
Indisch Bouwkundig Tijdschrift 31 December 1916 No. 2 4
iB^lI ÖJAA^.a^t:?j^zajA/t /^^^t '^ncyXcdoo/i^M^'<^
^^^zc/nA^yi^-ivzylC M-ior
^ / :)Oo
a, WAT -to '<-
Moo^sien,
| öou^ofyir^sfaTTxi^
-/
/Ox //.yï /y
HT-IH-
-*J
%Jii-jaflVVWPt.
ê^ tcxkXo ^ c ^ i ^ .v/coM.cVyo^\a^^vzi^ J/JOO
^j
ö^oo/uO'V^c^êi^ z, <Xsi^'ZO^yêi\OA\^-'^vii^ } hoo tVM*o J{oo^s6erz
WAT to 6aJ1-<}^ir^s6cin:t3f
i- /
t/'
Jfoo^sten
^mm»\ '
Koj'st^'- r'r^sósj-z^
^2'
i'^^c^'-^
~ /./p'
H''iz/e''''S £x.rnsf o/r n ct^-m? -i- 4^ ffx
Uil • ' 'W^lli^'lJ „J^iJ
1'