UITGEEFSTER: Lidmaatschap der V. v. B. Abonnement o p het I.B.T. voor hen die geen lid kunnen zijn. . . - . . , Losse hoofdnummers . tusschennummers •
31 Mei 1916.
No. 10
Negentiende J a a r g a n g
DE VEREENIGING
VAN B O U W K U N D I G E N
Verantwoordelijk Redacteur
f 24.— 's iaars
W . M. JORDAAN 12.— , „ 1.—p. stuk ,, 0.50 „ „
Directeur van Gewestelijke Werken id Residentie Kecloe te iVlAGELANG.
IN N E P . 1N D1Ë.
GEDRUKT
BIJ
de N. V. Boekhandel en
Drukkerij
MASMAN & STROINK SEMARANG
Advertentiën-tarief: Per -/] pagina V2
. . .
f 40.Per . „ 25.l/o ; • • ; ; ; ; ; . ; 15.Kleine advertentién en korte mededeelingen f 1 . - per 10 woorden of gedeelten daarvan, van bovenstaand tanef. Bij 3, 6, 12 en 24 achtereenvolgende plaatsingen resp. 80, 70, 60 en _ ^50 , ^» ^, •oTrr.T-TI TT C U •
' wenden tot de N , V . N E D . I N D . P U B L I C I T E I T S - B U R E A U , Zich te 19den jaargang, N o . 10 I N H O U D S O P G A V E .
31 Mei 1916.
(Het bijvoegsel bevat 1 plaat). A. Vereenigingsbelangen. Verandering Secretariaat - Inhouden L B. T . - Mededeeling uitgave Bijvoegsel - Verantwoording ingekomen gelden. -- Verslag Bestuursvergadering gehouden te Djocja op 20 Mei 1 9 1 6 - idem C P A op denzelfden dag en 21 Mei 1 9 1 6 - Herziening huishoudelijk reglement. - Over het verkenen van voorschotten aan Tijdelijk Onderopzichters - - Instemming van eenige Onderopzichters met het opstel van hun collega de Witt, voorkomende i/h orgaannummer van 15 April 1916 No. 7 - Teekenaars b d Waterstaat en 's Lands B. O. W . . B. Technisch gedeelte. Rivieren en rivierwerken, afwatering en colmatage (met eene plaat) van de hand v,d Ingenieur E . ] . Bergmans, zijnde diens manuscript a'd Vereeniging ten geschenke gegeven, (verschijnt als bijvoegsel). C. Niet-technisch gedeelte. Gebruik van aannemers voor de uitvoering van verschillende werken hier te lande - Open brief van Professor / . A. van de Kloes aan den Redacteur I. B. T . - Korte berichten onrieend a,h boerabajasch Handelsblad van 12 Mei 1916 - Boekbespreking - Mutaties technisch personeel B. O, W . , S. S. en Genie.
C O R R E S P O N D E N T I E . Alle stukken betreffende de Redactie en alle bijdragen voor het Indisch Bouwkundig Tijdschrift waaronder die op de Vragenbus betrekking hebbende, te zenden den heer W . M . J O R D A A N te M A G E L A N G . aan Redacteur van het Orgaan der Vereeniging. Contributie, abonnementsgelden en donatiën te zen-
_^ilai
10.— 7.50
Soerabaja.
den aan de Soerabaiasche Incasso-, Spaar- en Hulpbank te Soerabaia; correspondentie daarover te richten aan den Secretaris - Penningmeester der Vereeniging, den heer B. J. SCHUIL, Opzichter B. O. V / . te Semarang (Peterongan). n \ Men meldt zich als lid der Vereeniging van Bouwkundigen aan en abonneert zich op het I. B- T . bij den Secretaris der Vereeniging, den heer B. J. b C r t U l L Opz. B. O . W . te Semarang (Peterongan), aan wier ook adres-opgave moet worden toegezonden en aan wien tevens alle correspondentie omtrent adresverandenngen en reclames omtrent het eventueel niet op tijd oiitvanqen van het tijdschrift, g*icht behooren te worden. De Redactie houdt zich beleefd aanbevolen voor de toezending van bijdragen. Het daarvoor te verleenei honorarium is bekendgesteld in het December-nummc van 1907 en nader aangevuld in het nummer van Decern 6er 1908 hetwelk ten gerieve v a n de leden die 1908 zijn toegetreden, in het Septemberno. 191.. na in zijn geheel is opgenomen Men wordt beleefd verzocht de copie slechts aan een. zijde van het papier te beschrijven en de teekeningei te vervaardigen uitsluitend met zwarte lijnen op wi ongelijnd papier, calqueerpapier of linnen, dus zonde kleuren. Z o o eenigszins mogelijk volge men voor < teekeningen de afmetingen van het tijdschrift of veelvo. den daarvan bijv: 3 2 X 2 0 cM.; 3 2 X 3 0 cM.; 32Xtc M . ; 6 4 X 4 0 c M . ; of 6 4 X 6 0 cM..
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT. CHRIFT.
164 VERANDERING
SECRETARIAAT.
Wegens drukke werkzaamheden, heeft ondergeteekende moeten aftreden als bestuurslid. In zijn plaats is in het bestuur gekozen de heer, B. J. Schuil, die tevens ook gekozen werd tot secretarispenningmeester. ƒ. Hoek PP.Czn. Referte bovenstaande mededeeling, geeft ondergeteekende hierbij kennis dat hij van af 1 Juni 1916 zal optreden als secretaris-penningmeester. In de administratie zal geen verandering gebracht worden, zoodat deze verwisseling hopelijk geen stagnatie zal brengen. B. J. SCHUIL, . Peterongan.
SEMARANG. I N H O U D E N I. B. T. Door verschillende omstandigheden zijn de inhouden van de jaargangen 1914 eerst thans afgedrukt en ingevoegd bij de I. B. T. van 30 April en 15 Mei j . 1., terwijl de inhoud van de jaargang 1915 tegelijk met dit nummer aan de leden en abonné's wordt toegezonden. Met de bijvoeging ,,oude uitgave" (1914) wordt bedoeld de uitgave van het tijdschrift welke eenmaal 's maands verscheen 'Januari t/m September 1914) en met „nieuwe uitgave", die, welke tweemaal 's maands verscheen (Juli t/m December 1914). Daar beide uitgaven beginnen met blz. 1, kunnen zij niet samen worden ingebonden, vandaar ook dat de inhoud gesplitst is. R I V I E R E N E N RIVIER W E R K E N j A F W A TERING EN COLMATAGE, door E. J. B E R G M A N S . Evenals het werk van den heer v. Erp Taalman Kip over opnamen, enz., zal ook bovengenoemd werk in losse vellen afgedrukt worden en bijgevoegd bij het Tijdschrift aan de leden en abonné's toegezonden worden. Dit heeft het groote voordeel, dat, als het werk compleet is, de lezers het apart in kunnen laten binden en als studieboek kunnen gebruiken. Het ongerief dat tijdens de uitgave het artikel dikwijls midden in een zin moet worden afgebroken, weegt wel op tegen het groote gemak, dat men later niet in twee of drie jaargangen voor losse stukken er van behoeft te zoeken. Ter gemakkelijke onderkenning of het vel behoort tot het artikel van den heer Kip of van den heer Bergmans, zal bij de eerste de pagineering aan de bovenzijde geplaatst worden en bij de tweede aan de onderzijde, terwijl de vellen onderaan met kleine letters nog een aanwijzing zullen dragen. V E R A N T W O O R D I N G I N G E K O M E N GELDEN VOOR DE W E D U W E V A N WIJLE COLLEGA BRUINS. Reeds verantwoord J. D. te Si. N. N. .. S. Transporteeren
f 100.^— f 10.„ 10.— f 2 0 . - f 100.-
Per transport A. K. te A. B. W. M. J. „ G. H. H. B. R. „ J. v. M. „ J.G.H.W. „ C. F. G. „ V. R.
L. C. V. S.
P. v.d. H. „
31 MEI 1916. S. P. M. K. B. M. S. So. So. P. D. S.
f „ „ „ „ „ „ „ „ „ •
„
„ „
2 0 . - f 100.10.10.10.— 10.10.10.5.5.5.— 5.-
2.50 2 50 105..
f 205.Semarang, 29 Mei 1916. Gezien de zeer dringende oproep tot steun, kan ik niet zeggen dat er erg veel is binnen gekomen. Bovenstaand bedrag is op twee bijdragen na door één persoon bijeengezameld. Het eenigste wat daarvoor noodig is, is dat men een lijst opmaakt en daarmede rondgaat. De collegialiteit is groot genoeg, mits men de zaak maar entameert. Indien op elk der plaatsen waar een irrigatie-of afdeelings-bureau is, een der collega s even rondgaat, kan er nog zeer veel bijeengegaard worden. Maar dan spoedig. De secretaris der V. v. B. ƒ. Hoek PPCzn. V E R S L A G V A N D E BESTUURS-VERGADERING G E H O U D E N O P 20 MEI 1916 T E DJOCJA. Aanwezig de leden Béraud, Heymering, Hoek, Kolling, van Mechelen en van Raalten, terwijl verder de vergadering bijwonen de heeren Jordaan en Gout. De heer Béraud opent om 7 uur n. m. de vergadering, heet de aanwezigen welkom en verzoekt den secretaris de notulen van de vorige vergadering voor te lezen. De heer v. Mechelen maakt de opmerking, dat in die notulen niet staat dat adhaesie betuigt is met de brochure Zaalberg inzake de pensioenactie. Dit wordt bijgevoegd, waarna de notulen goedgekeurd en gearresteerd worden. Daarna komt aan de orde punt 1 der agenda: de verdeeling der bestuursfuncties. De secretaris deelt mede, dat hij wegens drukke bezigheden niet langer het secretariaat kan waarnemen en dus als secretaris wil aftreden. De heer Kolling vindt het vreemd, dat de secretaris, die pas met zoon groote meerderheid gekozen is en onder wien de vereeniging vooruitging, nu plotseling wil aftreden. De heer Béraud stelt voor den secretaris te verzoeken op zijn besluit terug te komen. De secretaris zegt dat hij voor zijn architects-examen wil gaan werken en dat hij dit verleden jaar reeds had willen doen, maar toen terwille van de vereeniging het een jaar uitgesteld heeft. De heer Béraud meent dat we die reden moeten eerbiedigen en stelt voor tot de stemming over te gaan voor een president, een vice-president en een secretarispenningmeester. De heer Hoek zegt, dat we voorzichtig moeten zijn om zoo ineens te gaan stemmen; als dadelijk een der bestuursleden als secretaris aangewezen wordt, kan hij het misschien wegens drukke bezigheden niet aannc-
31 MEI 1916.
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
men. Spreker heeft zoo zijn gedachten er eens over laten gaan, maar gelooft niet dat een der bestuursleden tijd genoeg heeft om het secretariaat waar te nemen, behalve misschien de heer Heymering. waarvan spreker het niet weet; echter heeft de heer Heymering twee jaar geleden bedankt, omdat hij zoover buiten het centrum woonde, wat thans nog het geval is. Hierbij komt nog dat het zeer gewenscht is dat de secretaris te Semarang woont, wegens de samenwerking met de drukkerij. Spreker neemt daarom de vrijheid den heer Schuil aan te bevelen als zijn opvolger. Hij weet dat de heer Schuil veel voor de vereeniging voelt, terwijl de heer Schuil, daar hij vlak bij spreker woont, bekend is met de hoeveelheid werk die er van hem geeischt wordt. De heer Jordaan acht desgevraagd het zeer gewenscht dat de secretaris te Semarang geplaatst is. De heer Béraud vraagt of wij niet de eerst volgende van het lijstje moeten nemen voor opvolger, als een der bestuursleden bedankt. De heer Hoek zegt, dat dan de heer Otten aan de beurt is, die een groote irrigatie-sectie moet beheeren, dus toch het secretariaat niet kan waarnem. Hierna wordt nog gevraagd of het niet mogelijk is de werkzaamheden van den secretaris te verlichten, door weer een aparte penningmeester aan te stellen. De heerenHoeken Heymering ontraden dit ten sterkste, daar juist het vroegere in 't honderd loopen te wijten was aan het gescheiden zijn der betrekkingen. De heer Heymering deelt nog na een daartoe gedane vraag mede, dat hij vrij ver van een postkantoor woont en per districtspost zijn stukken ontvangt. Hierna wordt tot de stemmingen' overgegaan. Bij de opening van de stembriefjes van de verkiezing van een president, blijken er 5 stemmen op den heer Béraud en 1 op den heer v. Raalten uitgebracht te zijn, zoodat de heer Béraud als zoodanig gekozen is. Bij de stemming voor een vice-president worden op den heer Heymering 2; op den heer Kolling 2; op de heer v. Mechelen 1 en op den heer v. Raalten 1 stem uitgebracht. Bij een herstemming tusschen de heeren Heymering en Kolling krijgen beide 3 stemmen. Hierna wordt door het lot de heer Kolling aangewezen. Nu wordt gestemd wie secretaris-penningmeester zal zijn. En wordt uitgebracht op den heer Heijmering 3 stemmen; op den heer Schuil 2 en op den heer v. Mechelen 1. Bij herstemming tusschen de 2 eerst genoemden krijgen beiden 3 stemmen. Hierna wordt geloot en wordt aldus de heer Schuil gekozen. De heer Hoek zegt, dat hij dan met 1 Juni uit het bestuur zal treden. De heer v. Raalten vraagt of het noodig is dat de secretaris-penningmeester lid van het bestuur is. Volgens art. 25 van het Huish. Regl. is dit wel degelijk noodig. De heer v. Raalten vraagt of hier niet van afgeweken kan worden. De heer Hoek ontraadt dit ten sterkste, hij vindt het zelf uitstekend om eens niets met de vereeniging te maken te hebben. De heer Béraud merkt op, d^t alleen de A. V. verandering in het reglement kan aanbrengen. Hierna wordt overgegaan tot; "unt 2. Bespreken van de voorstellen en beslissingen der laatste A. V . Als eerste punt komt aan de orde de kwestie van °e Commissie van redactie.
165
De voorzitter licht de geheele kwestie toe en vraagt daarna de opinie van den heer Jordaan. Deze zegt dat hij precies dezelfde ondervinding heeft opgedaan, het is niet mogelijk om alles goed na te pluizen, daarvoor ontbreekt den redacteur de tijd. De voorzitter vraagt wat voor hulp de heer Jordaan wenscht, technische hulp of meer voor het redactioneel gedeelte of de administratie. De heer Jordaan vraagt uitsluitend technische hulp. De voorzitter vraagt of deze hulp uit een commissie moet bestaan of slechts een persoon. De heer Jordaan zegt, als we een goed ontwikkeld persoon nemen, is een voldoende. De heer Béraud zegt, dat hij een commissie van twee leden gedacht had: één voor burgerbouw en één voor waterbouw. Hij vraagt daarna de opinie van de leden. De heer Hoek zegt, dat hij zich de kwestie nog anders gedacht had. Hij wilde een onbepaald aantal, voor ieder onderdeel een specialiteit. De heer v. Raalten vindt dit een goed idee, evenals de heer v. Mechelen. De heer Kolling wil de nadere regeling aan den redacteur overlaten. De heer Heymering gaat accoord met het voorstel Hoek. De voorzitter vraagt hoe of deze menschen nu benoemd moeten worden. N a eenig overleg wordt besloten de benoeming te laten geschieden door het bestuur op voordracht van den redacteur. De heer Jordaan vraagt hoe of die medewerkers dan gehonoreerd moeten worden. De heer Béraud dacht voor te stellen voor het door-lezen en nacijferen van de ingekomen stukken '/2 van het gewone honorarium en voor het naschrift het gewone honorarium. De heer Hoek zegt, d a t ' hij het de menschen wel gunt, maar dat hij vreest dat het te duur zal zijn. De heer Jordaan stelt voor '/a of ^U ni^t een maximum en minimum. De heer Hoek is tegen het vaststellen van een maximum, daar dan de grootste artikelen het slechtste betaald zouden worden. Besloten wordt toe te kennen een honorarium van '/4 van het tarief met een minimum van f 2.50. Hierna komt aan de orde de kwestie van de toelagen. De heer Béraud licht nog weer even toe, hoe deze kwestie ontstaan is. De heer Kolling leest uit het verslag der A. V . voor dat besloten is af te wachten tot de opinie van den Directeur bekend is. De heer v. Raalten zegt, dat eenige leden bezwaren hebben, omdat, als die toelagen niet verstrekt worden, . men kans heeft dat die voor andere ingetrokken zullen worden. De heer Béraud merkt op, dat dit juist de reden is dat het bestuur deze kwestie niet heeft willen entameeren, zonder opdracht van de Alg. Verg. De heer Hoek merkt op, dat die kans toch blijft bestaan, dat zelfs het er over spreken al gevaarlijk is, zoodat er nu toch niets meer aan te veranderen valt. Thans komt aan de beurt de kwestie vaa het jaarverslag. W o r d t besloten zich in deze per brief tot den Directeur te wenden. Hierna wordt gesproken over de reglementswijziging. De heer Kolling en van Mechelen worden aangezocht zich in commissie te begeven en zich zelf een derde lid bij hen uit de buurt toe te voegen. Beide heeren stellen zich beschikbaar. Hierna werd gesproken over de voorstellen van den heer Mol. Daar geen der leden goed op de hoogte is
166
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T ^ ^ ^
van de verschillende toelage-bepalingen stelt de heer Béraud voor, dat hij zelf en de heer Otten een voorloopige commissie zullen vormen om deze zaak voor te bereiden. Hiermede gaan allen accoord. W a t de kwestie van de toelagen der onderopzichters betreft wordt besloten den secretaris op te dragen hiervoor het request op te stellen. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter om 8,30 n. m. de vergadering. VERSLAG V A N DE VERGADERING V A N D E COMMISSIE V A N H E T P R O G R A M V A N A C T I E O P Z A T E R D A G 20 MEI 1916 T E DJOCJA.
Aanwezig de leden Béraud, Creemers, den Dekker. Hoek, iordaan. Kolling en Otten. Om 10 uur namiddag opent de voorzitter de ver^^De'notulen worden voorgelezen en na bijvoeging van een zin goedgekeurd en gearresteerd. De voorzitter stelt voor de commissie aan te vullen vanwege de vacatures Carmiggelt en Schutter. De heer Hoek merkt op dat dit geen vacatures zijn, daar de heer Carmiggelt wel uit het bestuur getreden'is, maar niet uit de commissie, terwijl de heer Schutter wel nooit komt, echter niet bedankt heeft. De heer Kolling merkt op, dat hij van plan was bmnenkort te bedanken en dat hij het nu maar doet, dan kan er meteen een vervanger gekozen worden De heer Béraud zegt dat hij gedacht had de commissie uit te breiden, daar men anders het gevaar loopt, dat de stellingen door te weinig menschen gesteund worden. Hij raadt aan daarvoor een tegenstander van het P. V. A. te kiezen om te voorkomen dat men de commissie eenzijdigheid zal verwijten. De heerDekker merkt op, dat de tegenstanders van het P. V. A. vele zijn. De heer Hoek zegt, als wij maar een voor stel deden om de opzichters een zeer hoog salaris toe te kennen, de leden tevreden zouden zijn. Dat een dergelijk voorstel geen kans van slagen zou hebben, schijnt men niet in te zien en dat een goed gemotiveerd voorste zeer langen tijd van voorbereiding noodig heeft, schijnt men ook niet in te zien. De heer Béraud noemt een paar namen van leaen die hij geschikt acht voor de C. P. A.. Na eenige besprekingen wordt besloten de heeren Dunki Jacobs en Wingelaar te verzoeken zitting te " ^ D ^ h e e r Béraud zegt, dat we nu door zullen gaan. Hij memoreert dat de stand nu zoo is dat gereed isStelling I + de toelichting en dat ook St. U is aangenomen. Hij stelt voor over te gaan tot de vaststeilina van de toelichting op St. II. De heer Béraud leest St. II voor en begmt met de ' ° D e ' S r Otten vraagt of de langere studie geen beletsel zal zijn voor de ouders. De heer Béraud zegt dat hetzelfde bezwaar vroeger ook al geopperd is en toen weerlegt is. Trouwens zegt spreker, wij komen hier samen om een P. v. A. op te stellen in het belang van de verhef ing van het corps en wat moet nu voorgaan het belang van de ouders of het belang van het corps? ,. , . De heer Otten vraagt of de leerlingen, die J jaar vóóropleiding en 2". jaar technische opleiding krijgen, niet beter naar Delft kunnen gaan.
31 M E I 1916.
De heer Béraud merkt wederom op, dat dit al lang weerlegt is, hij leest doorover o. a. voor wat er in de vergadering van 19 Juni 1915 over gezegd is. De heer Hoek merkt op, dat er nog een heel groot verschil is tusschen een opleiding van 3 + 2 2 jaar of een van 5 + 5 jaar zooals de Delftsche is. De heer Béraud zegt, dat we eenigszins globaal de ambtenaren in drie groepen kunnen verdeelen. Ie. Zij die alleen lager onderwijs hebben genoten, hetgeen dan bekroond wordt door het klein ambtenaars-diploma. , , , c 1 u Zij die middelbaar onderwijs (geheel of gedeelte2e. lijk) genoten hebben, zooals ambtenaren bij de post, onderwijzers, landmeters, enz.. . 3e. Zij die hooger onderwijs genoten hebben, 'indien wij niet willen teruggestooten worden tot de eerste groep, moeten wij er voor zorgen een goede opleiding voor ons corps te verkrijgen. Trouwens, wij hoeven hier niet meer voor te vechten, daar in Holland al lang vastgesteld is, dat voor middelbare technici, ook middelbaar onderwijs zeer gewenscht is. , , ,, , i , •• .^ De heer Jordaan vraagt of de klachten, dat wij met tegen onze taak zijn opgewassen, een gevolg zijn van overlading of van onkunde. Spreker geeft daarop nog weer een paar voorbeelden van talrijke opdrachten die men soms tegelijkertijd kan krijgen. De heer Béraud merkt op, dat, al zal de overlading door gestadige uitbreiding van personeel verminderen, de veelzijdigheid der opdrachten eerder zal vermeerderen, b V zullen de opzichters steeds meer op de hoogte moeten zijn van modern comfort, electriciteit, assaineering, ventilatie, enz. en dat daardoor ook weer een betere vóóropleiding noodig wordt gemaakt. De heer Hoek merkt op, dat, als men beter onderlegd is, men ook beter aan overlading het hoofd ^al kunnen bieden daar men ieder onderdeel vlugger kan afhandelen. Hierna wordt weer doorgegaan met het woord voor woord en zin voor zin bespreken van de toelichting van St II Een deel kan niet de algemeene goedkeuring wegdragen daar het niet duidelijk is. De heer Béraud beloofd dit deel te zullen herzien. Wegens 't vergevorderd uur wordt verzocht de vergadering te schorsen. De heer Béraud verzoekt echter eerst nog een vicepresident te kiezen, daar de heer Kolling uit de comiss.e % J ' u i t s l a g van de stemming blijkt te zijn, dat 5 stemmen op den heer Jordaan en 2 stemmen op denJie Hoek worden uitgebracht, zoodat de heer Jordaan ató zoodanig gekozen wordt. Deze neemt de benoeming a • Om 12.30 n.m schorst de voorzitter de vergadering. Zondag 21 Mei v. m. 9.30, heropent de voorzit de vergadering. Zelfde aanwezigen, minus de tiee Kolling. , Cf UI De voorzitter begint met het voorlezen van bt • (Zie I. B. T.. 31 JuU 1915). , Daarna wordt besproken de toelichting van ' * t t bespreken van het program van de Middelbare Technische School, wordt opgemerkt dat het toch noodig zal zijn ook in de 1ste klasse dejongens ree te laten timmeren. Dit blijkt ook de wensch van de mee derheid te zijn. -f-^^orri moet Een der aanwezigen vraagt of met gespecificeerd » worden hoever in de verschillende vakken gegaan " D Ï voorzitter acht dit verkeerd Wij behoeven s l e j de globale gang der werkzaamheden aan c y Later zal het preciese plan toch door onderwijs-spe liteiten vastgesteld moeten worden.
167
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
31 MEI 1916.
De heer Jordaan wenscht echter wel het timmerwezen meer te preciseeren, daar het anders te veel in slöjd ontaard. . De voorzitter vindt het met noodig. De heer Jordaan houdt vol dat het voor dit hoofdvak wel noodig is. ,,..,.. , i j ^ De heer Creemers zegt, dat hi] bij een bezoek aan de K W. S. eens gezien heeft, dat de leerlingen allerlei meubels vervaardigen, wat niets met de practijk van het bouwvak te maken heeft. Ook een der andere leden zegt dat dit veel voorkomt. De heer Hoek stelt voor toe te voegen: onder timmeren te verstaan het maken van bouwkundige constructies. , De heer Béraud stelt voor toe te voegen: dit vale ernstig ter hand te nemen. Hiermede gaan allen accoord. Besloten wordt thans de besprekingen te staken. De voorzitter dringt er nog weer eens op aan, dat de sub-commissies met hun gegevens zullen komen. Besloten wordt voortaan ongeveer eenmaal per maand te vergaderen. , Hierna sluit om 11 uur v. m. de voorzitter de vergadering. H E R Z I E N I N G HUISHOUDELIJK REGLEMENT. Oproep. Op de laatste bestuursvergadering zijn in commissie benoemd tot herziening van het Huishoudelijk Reglement de leden H. B. Kolling, E. J. van Naerssen en J.H. van Mechelen. Teneinde spoedig met ons werk te kunnen aanvangen en daarbij rekening te kunnen houden met aller wenschen, worden de leden beleefd uitgenoodigd, hunne op-en aanmerkingen te willen zenden aan den heer H. B. Kolling, halte Barat S. S. O/L. De
willen leiden, dat aan tijdelijke Onderopzichters, alhoewel ze nog niet in 't vaste corps van ambtenaren zijn opgenomen, bij hun eventueele overplaatsingen, welke in den regel groote kosten met zich medebrengen, direct voorschot worde verleend ten behoeve van de bestrijding van de door hen te maken onkosten. Verandering in den bestaanden toestand is daarom zooveel meer billijk en dringend noodzakelijk, daar de werkgever—in casu't Gouvernement—'t recht heeft ons ten allen tijde over te plaatsen naar alle oorden van den Indischen Archipel, terwijl de werknemer— hier de tijdelijke Onderopzichter—in dit geval zelfs geen aanspraak kan maken op een tegemoetkomende houding van den werkgever inzake de voorschottenkwestie. Een tijdelijk Onderopzicbter. • Serang, 11 Mei 1916. Geachte Collega de
Witt.
Als blijk van instemming met Uwe voorstellen, voorkomende in het I. B. Tijdschrift No. 7, ddo. 15 April 1916, kunnen wij U hierbij verklaren, dat wij uwe actie ten allen tijde zullen steunen en dat wij ons voorgenomen hebben in 't vervolg wat meer ruchtbaarheid te geven aan de bestaande onbillijkheden, in den dienst door onderopzichters ondervonden. Met collegiale groeten. Achtend. H. Weise. R. Moeh. Enoch. M. Kamid. J. M. Lentze. C. C. Plantinga.
T E E K E N A A R S BIJ D E N W A T E R S T A A T E N 'S L A N D S B. O. W .
Commissie.
OVER H E T V E R L E E N E N V A N V O O R SCHOTTEN A A N TIJDELIJKE O N D E R O P ZICHTERS. Het geval heeft zich meermalen voorgedaan, dat aan tijdelijke Onderopzichters, die overgeplaatst werden, voorschot op hun traktement voor het inrichten van hun huis op de nieuwe standplaatsen en andere, bijkomende onkosten, geweigerd werd. De redenen van deze weigering zijn omschreven in één van de staatsbladen, waar bepaald wordt, dat aan tijdelijke ambtenaren alleen voorschot op hun traktement mag worden verleend, wanneer eerst van den betrokken Departementschef machtiging daartoe is bekomen. Daar echter de tijdruimte, welke er ligt, tusschen de indiening van de aanvraag om voorschot en de eventueele erlanging van de machtiging van den Directeur, soms maandenlang is, zoodat de tijdelijke Onderopzichters eerst dan na 't volgen van hun bestemming zich kunnen verheugen in 't genot van bedoeld voorschot, is deze toestand voor bovengenoemde personen onhoudbaar. Zou het H. B. van onze vereeniging in verband met het bovenstaande geen stappen willen doen bij den Directeur der B. O. W . , om het daarheen te
In het Tijdschrift „De Waterstaats-Ingenieur" afdeeling III van dezen jaargang, las ik op bladzijde 112: „Ingevolge G. B. van 22 Januari 1916 N o . 58 (Staatsblad No. 85) kunnen teekenaars bij den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken in dienst gesteld worden op een bezoldiging van f 200.— 's maands met 5 drie-jaarlijksche verhoogingen van f35.— tot een maximum van f 375.— 's maands. Bovenbedoelde verhoogingen kunnen in bijzondere gevallen ook worden toegekend onafhankelijk van den diensttijd." Ik herinner mij in dit verband een bespreking door onzen vorigen Redacteur van de gelijksoortige bepalingen, toegepast op de opnemers B. O. W Mij ontbreeken momenteel de gegevens, om deze aangelegenheid in haar geheel ten volle te belichten. Daarom zal ik volstaan met eene korte beschouwing er over te houden en ons Hoofdbestuur beleefdelijk uit te noodigen, haar meening in deze uit te spreken. Het is niet precies bekend, uit welk materiaal dit nieuwe corps teekenaars gekweekt zal worden. Scholen, die uitsluitend tcekenaars produceeren, bezit Indië niet, ook is het niet (nog niet) bekend, dat uit Holland teekenaars uitgezonden worden voor den Indischen Waterstaatsdienst. Naar alle waarschijnlijkheid zullen het dus de thans in dienst der B. O. W . zijnde tee-
168
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
kenaars zijn, voor wie de gunstige dienstvoorwaarden in werking zijn gebracht. Met het in werking brengen van bedoeld Gouvernements Besluit mogen wij de H. H. teekenaars gelukwenschen. Het feit echter ontlokt aan de opzichters en onderopzichters alweder voor de zooveelste maal de verzuchting, waarom ten opzichte van de teekenaars wel en ten opzichte van ons niet die gunstiger voorwaarden zijn in het leven geroepen. Zonder nog onbescheiden te zijn en ook maar het minste op de verdienste van den B. O. W.-teekenaar af te dingen, meen ik wel te mogen verklaren, dat wij op zijn minst op dezelfde appreciatie van de Regeering aanspraak kunnen maken. De Opzichters en Onderopzichters mogen zich dan ook met recht weder gegriefd gevoelen door deze nieuwe bepaling. Maar, beschouwen wij deze zaak eens van een anderen kant en stellen wij eens de vraag of inderdaad door meerdere verdiensten van de teekenaars B. O. W., onze Regeering tot deze bevoorrechtig is overgegaan. Ik meen hierop ten stelligste ontkennend te kunnen antwoorden. Het feit vooral, dat de betrekking van teekenaar B. O. W . met een zoo gunstig aanvangstractement in dezen, voor 's Lands financiën zoo moeilijken tijd is gecreëerd geworden, komt mij verdacht voor. Verder herinner ik mij eene jeremiade van een Inlandschen teekenaar B. O. W . in het Maleische Tijdschrift van het Inlandsche personeel, B. O. W . N . I., die meent, dat hij toch ook aanspraak kan maken op een gelijke salarieering, waar hij hetzelfde werk verricht als zijn Europeeschen collega! Ik kan de juistheid hiervan niet controleeren, doch indien de man gelijk heeft, dan is vooral op een zeer ongelegen tijd het G. B. van 22 Januari 1916 No. 58 in werking gebracht. Brengen- wij verder hiermede in verband de omstandigheid, dat in de termen van vorengenoemd Besluit vallen hoofdzakelijk de in dienst zijnde teekenaars, dan blijkt duidelijk dat bedoeld Besluit het resultaat is van een humaniteits-beginsel, dat evenwel innig verband houdt met dubbeltjespolitiek. Intusschen, wij kunnen in verband met de bepalingen voor opnemers en teekenaars B. O. W . veilig aannemen, dat ook onze dienstvoorwaarden een voor ons gunstige wijziging zullen ondergaan zoodra normale tijdsomstandigheden zullen zijn ingetreden. Het is misschien wenschelijk dat het Bestuur der V. V. B. zoo mogelijk dadelijk de Regeering op een en ander wijst alvorens t. o. van ons schikkingen zullen zijn getroffen. T A N G G O E L , 6 Mei 1916. ƒ. F. Patiiwael
Westedoo.
GEBRUIK V A N A A N N E M E R S V O O R D E U I T VOERING V A N VERSCHILLENDE WERKEN HIER T E L A N D E . Het in ons Orgaannummer van 15 April j . 1. opgenomen artikel „Oi;er de wijze van uitvoering van Openbare Werken", overgenomen uit „de Waterstaats-Ingenieur" N o 3 van dit jaar en opgesteld door den Ingenieur H. W. van der Voort te Makasser, is eene bespreking ten volle waard als inleiding tot de vraag in hoeverre in den tegenwoordigen tijd weder met vrucht gebruik te maken is van de hulp van aannemers voor de uitvoering van verschillende werken hier te lande.
31 MEI 1916.
De schrijver, die speciaal het oog heeft op Gouvetnements werken, verdeelt in zijn met veel zaakkennis geschreven opstel deze werken in twee groepen n. 1. a. verspreide en b. geconcentreerde werken, waarbij de eersten zich hoofdzakelijk kenmerken door uitvoerinji in handenarbeid, terwijl bij de laatsten een economisd gebruik te maken is van machineriën en ander groot materiaal. Voor de eerste werken acht hij aannemers hier te lande gemakkelijk verkrijgbaar, voor de laatste echter niet, omdat daarvoor noodig is een groote mate van zaakkennis, speciaal grondige kennis van de bouwambachten, de behandeling van stoommachines, motoren en dergelijke, verder goede koopmanschap voor het sluiten van contracten met Europeesche firmas, enz. en juist voor deze eigenschappen de geschikte personen ontbreken, omdat hier te lande, tot voor eenige jaren, geen gelegenheid bestond om de daarvoor vereischté kennis en handigheid op te doen, waarom zulke personen uit Europa moesten komen, omdat aldaar een speciale aannemersstand gevonden wordt waarin het beroep van vader op zoon overgaat en vaak geheele aannemersfamiljes ontstaan, die er volkomen op ingericht zijn om voor eigen rekening of in combinatie met anderen groote werken uit te voeren en daartoe ook voldoende kapitaalkrachtig zijn. De groote vraag rijst echter, zou hier te lande zulk eene aannemersstand niet kunnen ontstaan als er maar een ruim arbeidsveld voor was? Het is toch ondenkbaar dat er een aannemersstand gevormd wordt als er nooit iets aan te nemen valt. Eerst dus een arbeidsveld en dan aannemers en niet omgekeerd, en juist dit is het waar het om gaat. Ik heb de overtuiging dat er hier te lande vele geschikte krachten zijn, die tot volle ontwikkeling zouden komen in de richting van 't aannemerschap, dit merkt men allerwege op en vooral in den laatsten tijd nu zich bij de Locale werken krachten aanmelden, die meer voelen voor het vrije beroep van aannemer, dan voor het knellende juk van het ambtenaarschap, waarin hunne energie niet tot uiting en volle ontwikkeling komen kan door de verschillende administratieve bepalingen, die hen houden binnen het ambtelijk gereel, waaraan ze noode kunnen gewennen. Aannemers zullen er zijn zoodra het Gouvernement en alle Locale Besturen en andere lichamen als principe aannemen dat uitvoering in eigen beheer achterstaat bij uitvoering in aanneming en men dan pas tot het eerste moet overgaan als het laatste mislukt. Toen ik in October 1888 in 's Lands dienst trad was het eerste werk wat mij werd opgedragen het opmaken van een bestek met voorwaarden voor de aanbesteding van den bouw der brug Tjoeroek in den weg SlawirKagok — Djatinegara der afdeeling Tegal, en voor dit werk met eene begrootingssom van ruim f 4000.was een vijftal aannemers beschikbaar, waarvan de laagste inschrijver zich het werk toegewezen zag. Dit bestek is het eerste en tevens het laatste dat ik in mijn bijna 28-jarigen diensttijd, waarvan ruim vijfen-twintig in Gouvernements dienst, heb opgemaakt. Steeds hoorde ik dat er geen gegadigden zouden zijn, daarom maar afgezien werd van het opmaken van bestek en voorwaarden voor de verschillende werken en daardoor uitvoering in eigen beheer regel was, wat ten rechte uitzondering had behooren te zijn. In die enkele jaren, die ik destijds bij den Gewestelijken dienst van Tegal doormaakte, werden behalve het bovengenoemde nog eenige andere werken in aanneming uitgevoerd, waarvan het bestek door een mijner collegas was opgemaakt, doch in 1892 was het g'a^ uit, er waren geen liefhebbers meer om werken aan
iMtfl
31 MEI 1916. g heeft op Gouvetnet veel zaakkennis twee groepen n. 1. werken, waarbij de en door uitvoering iten een economiscli •iën en ander groot i aannemers hier te 5r de laatste echter •n groote mate van 3 van de bouwamimachines, motoren lanschap voor het 3che firmas, enz. en geschikte personen voor eenige jaren, laarvoor vereischte waarom zulke peromdat aldaar een wordt waarin het Jt en vaak geheele volkomen op ingef in combinatie met en en daartoe ook i hier te lande zulk itstaan als er maar et is toch ondenkevormd wordt als rst dus een arbeidsimgekeerd, en juist te lande vele gentwikkeling zouden erschap, dit merkt 1 laatsten tijd nu anmelden, die meer mnemer, dan voor :hap, waarin hunne kkeling komen kan e bepalingen, die ereel, waaraan ze het Gouvernement lamen als principe beheer achterstaat dan pas tot het mislukt. ids dienst trad was agen het opmaken r de aanbesteding den weg Slawi-regal, en voor dit i ruim f 4000.laar, waarvan de jewezen zag. het laatste dat ik aarvan ruim vijfheb opgemaakt. gden zouden zijn, et opmaken van schillende werken er regel was, wat i te zijn. bij den Gewesteerden behalve het verken in aannedoor een mijner 92 was het g'a^ om werken aan
31 MEI 1916.
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
te nemen, als gevolg van den te korten tijdsduur voor de uitvoering en oplevering van het werk toegestaan; waar bij eigen uitvoering geen limite in tijd gesteld was, werd deze den aannemer zoo krap toegemeten, jg{ Ijjj _, wilde hij zijne geringe winst niet verloren zien qaan aan de hooge boeten, die gesteld waren op de te late oplevering van het werk, — er van af moest zien. Dit is steeds de klip geweest waarop het aannemersbedrijf gestrand is en heeft dikwijls aanleiding gegeven tot verdenking dat men, ook al waren er gegadigden beschikbaar, deze liever weerde door aanneming onmogelijk te maken, waarbij dan vermoed werd dat men te weinig vertrouwen stelde in de vakkennis der toenmalige aannemers en zich niet wilde wagen aan knoeiwerk. Dit laatste zou meer als een dooddoener zijn aan te merken; in werkelijkheid schijnt het een wapen geweest te zijn in de handen van hen, die stonden tegenover het aannemersbedrijf en steeds bleven vasthouden aan het in eigen oogen preferabele van eigen uitvoering boven aanbesteding. Als men van vroeger af steeds het er op toegelegd had, dat voordeel in het gebruik van aannemers te zoeken, dat er werkelijk in gelegen is, dan zou men thans een behoorlijken aannemerstand hebben, die, op de hoogte van den tijd gebleven, zich zoude inrichten naar de behoeften der werken en ook in staat zou zijn zelfs zeer groote werken aan te nemen en uit te voeren. Heeft men al eens decepties gehad bij uitvoering van zulke werken door beunhazerij van menschen met absoluut gemis van kennis der bouwvakken, die in de meening verkeerden dat het Gouvernement zoo duur werkt en zij dus de werken uitvoerende belangrijke winsten zouden behalen, waarbij beide partijen bedrogen uitkwamen, dan is zulks geenszins een motief om daarom voor altijd er mede te eindigen. Thans zijn er vele technische krachten, die in het aannemersbedrijf een goed figuur zouden maken en toegerust met eene ruime mate van vakkennis, practisch inzicht in allerlei zaken, energie en durf, zeker een hoogst nuttig arbeidsveld zouden vinden door eene vlugge en zaakkundige uitvoering der werken, die nu in eigen beheer uitgevoerd maar al te veel lijden onder den administratieven rompslomp daaraan verbonden. Om een en ander nader te beschouwen ga men na hoe net werken met aannemers geschiedt en vergelijke dit met uitvoering in eigen beheer. Door een aannemer versta ik iemand voldoende aan de bovengenoemde vereischten, dus geen gewezen koffleplanter of suikerboer dan wel hotelhouder, doch iemand van jongs a£ aan opgeleid in het bouwvak, voldoende kapitaalkrachtig om zich dadelijk die voordeden te verzekeren, die de voorbereiding tot eene snelle en goede uitvoering uitmaakt en geheel er op ingericht om direct hét werk flink aan te vatten. Zoodra hem een werk is toegewezen zal hij — kennende ue vele kanalen om spoedig de benoodigde materialen aan te koopen — direct daartoe overgaan door het op ruime schaal verstrekken van voorschotten aan In'andsche leveranciers, steenbakkers, kalkbranders, dakpannenfabrikanten, enz., enz., voorts zal hij door zijne onbelemmerde vrijheid van beweging beslag weten te ^9gen op de allerwege verkrijgbare transportmiddelen en verder zal hij behalve door voorschotten, ook door allerlei andere faciliteiten zich op ruime schaal weten verzekeren van voldoenden toeloop van werkvolk; geen dagboeken en staten „werkelijk besteed"—de laatsten de gruwel voor lederen B. O. W . - Opzichter— elemmeren hem in zijne zoo dringend noodige en ostbare vrijheid van beweging, hij kan het werk naar
mm
169
zijne practische inzichten zoo economisch mogelijk verdeelen en alles doen om een snelle uitvoering en voltooiing er van te verzekeren. Hij, die meent dat met dit alles gepaard gaat het leveren van knoeiwerk, dat een aannemer maar per sé er op uit is om ten koste van de degelijkheid en sohditeit van het werk er op los te knoeien, toont van het aannemersbedrijf geen notie te hebben. Een goed aannemer zoekt zijne voordeelen niet in knoeiwerk doch wel in eene vlugge en economische werkwijze en in het handig gebruik maken van zijne handelskennis en goede koopmanschap en de directe beschikking over zijne hulpmiddelen in gereedschappen en werktuigen. Dat er onder de aannemers ook groote knoeiers kunnen voorkomen zal wel niemand ontkennen, doch eerstens is de directie van het werk er voor aangewezen om dit knoeien te voorkomen en waar dit niet lukt door krachtige maatregelen dit te beletten, terwijl er verder nog middelen zijn om de te slechter naam en faam bekende elementen te weeren. Een aannemer heeft dus alle factoren beschikbaar om op voordeelige wijze de werken vlug uit te voeren. Hoe is het nu ten opzichte van dit alles gesteld met den landsdienaar-uitvoerder dan wel uitvoerder in dienst van een Localen Raad ? Zoodra hem kennis gegeven is dat eenig werk hem is opgedragen, krijgt hij daarbij toegezonden een dagboek met staat „werkelijk besteed", de laatste moet hij invullen, door het maken van een extract uit de begrooting van kosten, dat hij ter teekening en retour opzendt aan zijn Chef, hij kan dan fondsen aanvragen en wel niet meer als voor de behoefte van de loopende maand noodig is, alsdan kan men zeggen dat de eigenlijke voorbereiding begint. Het geven van voorschotten aan leveranciers, transporteurs van materialen en gereedschappen en aan werkvolk is iets waartoe hij niet dan met zekeren weerzin en vooral angst overgaat, hij doet dit dan pas als hij er niet aan kan ontkomen en dan nog tracht hij dit tot een minimum te beperken; een en ander zeer begrijpelijk met het oog op de kans van overplaatsing als anderszins. Verder heeft hij meestal niet dadelijk bij de hand die vele en goede gereedschappen en werktuigen, die voor eene directe en vlugge uitvoering zoo onontbeerlijk zijn, hij moet ze elders leenen dan wel nieuw aanschaffen, waarmede al weer moeite en tijdverlies gepaard gaat, daar de bij eenigen dienst werkzame ambtenaren elkander hunne gereedschappen moeten leenen, zoodat dan pas tot aankoop daarvan mag overgegaan worden als door te veel tijdverlies groote schade geleden wordt; men kan duidelijk inzien dat een en ander zeer belemmerend werkt op eene vlugge uitvoering. Het komt vaak voor dat de uitvoering opzettelijk vertraagd wordt om te wachten op gereedschappen, die bij een collega in gebruik zijn en dan pas ter beschikking komen als de andere ze missen kan, dit is vooral het geval bij kostbare gereedschappen. Hoe belemmerend en vertragend werkt zulks op de uitvoering en wat heeft een aannemer op zoo iemand een geweldigen voorsprong. Door zijne vele vroeger uitgevoerde werken is hij in 't bezit gekomen van een park van velerlei werktuigen en gereedschappen, die dadelijk beschikbaar zijn en mocht er al iets van kostbaren aard ontbreken, dan weet hij zich bij den meestal coulanten machinen-handelaar zulke gemakkelijke afbetalings-conditiën te verzekeren, dat de aanschaffingskosten gemakkelijk over de tegenwoordige en toekomstige werken te verdeelen zijn en dus niet op één enkel werk of op enkele werken drukken, zooals bij de uitvoering van werken in ambtelijken dienst het geval is.
170
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
Verder is de administratieve arbeid bij laatst bedoelden uitvoerder alles behalve gering en neemt die bijna in rechte reden toe met het aantal der gelijktijdig onderhanden zijnde werken; werklijsten, rekeningen dagboek en staat „werkelijk besteed"—de laatste veel hoofdbrekens kostende en oneindig veel meer tijd en arbeid vergende dan het nut daarmede te bereiken — maken hem behalve uitvoerder ook administrateur van het werk, waarbij in alles de gedachte voorzit: laat ik zorgen me niet in moeilijkheden te begeven, beter den langzamen doch zuiver afgebakenden administratieven weg gevolgd, dan het hobbelige doch zooveel kortere pad opgegaan dat den aannemer is aangewezen, doch waarmede de laatste veel eerder en op veel goedkooper wijze het doel bereikt. Het is zonneklaar dat een aannemer dus veel goedkooper de werken uitvoert dan een ambtelijk executant en nu zou men kunnen vragen is dit dan voor den bouwheer •— in casu het Gouvernement, den Localen Raad of eenig ander lichaam — dan van zulk een groot belang ? Waarin zit dan voor den Bouwheer het voordeel van de hulp van aannemers, wat heeft deze aan de winsten door de laatsten gemaakt. Hoewel zulk eene vraag een weinig lakoniek te noemen is, kan ze al dadelijk op deze wijze beantwoord worden : het voordeel daarvan zit in de eerste plaats in de mindere kosten, daar een aannemer door de boven opgesomde voordeden in onbelemmerde vrijheid van beweging, zijne handelskennis en koopmanschap alsmede in zijne geringe administratie-kosten, de werken^— met inbegrip van zijne winst — veel goedkooper kan uitvoeren dan de andere uitvoerder, die door allerlei ambtelijke voorschriften gebonden al die voordeden mist, terwijl deze daarbij nog een belangrijk deel van zijn beschikbaren tijd heeft te besteden aan de administratie van de werken, die grootendeels de uitvoering ten goede had kunnen komen. Doch de voorstanders van eigen uitvoering kunnen dan nog aanvoeren dat bij uitvoering door aannemers toch ook een intensief toezicht van den ambtenaar, die dan Directie heet, noodig is om het werk te controleeren en te zorgen dat de aannemer geheel volgens het bestek werkt, zoodat dan het voordeel van goedkooper werk toch weer verloren gaat en evengoed uitvoering in eigen beheer zou kunnen plaats hebben, zijnde eene Directie alsdan onnoodig. Oogenschijnlijk is zulks volkomen juist en dit zou onomstootelijk waar zijn als we het oog hebben op een enkel werk of op een zeer klein getal werken, doch als we spreken over het beginsel „uitvoering in eigen beheer, dan wel uitvoering bij aanneming", dan hebben we het oog op alle werken zonder onderscheid, die de Bouwheer laat uitvoeren, en dan is door de veelheid en omvang daarvan het eerst aangetoonde voordeel zoo groot dat het nadeel, waarop pas gewezen is, daarbij in het niet verzinkt. Al het bovenstaande moge er toe leiden dat men spoedig terugkeere tot het gebruik van aannemers ; de tijden zijn veel veranderd, de technische afdeeling van den handel hier te lande voorziet in zoo enorm vele hulpmiddelen, die — vroeger onbekend — thans voor dadelijk gebruik beschikbaar zijn, de transportmiddelen en het verkeerswezen zijn dermate toegenomen, dat men thans in enkele dagen zooveel materiaal verkrijgen kan als in vroeger jaren in weken, de fabricatie van bouwmaterialen is enorm toegenomen, 'de machinenhandel is geheel tot de hoogte van den tegenwoordigen tijd opgevoerd en zijn we daarin bij Europeesche landen al zeer weinig ten achter, en last not least zijn er thans zoowel onder de hier te lande opgeleide als onder de uit Europa uitgezonden technici velen, die slechts op de gelegenheid
31 MEI 1916,
wachten om te toonen dat het hun ernst is in het; mersbedrijf een ruim arbeidsveld en eene eervolle en positie te zoeken ais débouché voor hunne energies practische kennis. Dat men in vroeger jaren niet onverdeeld gunsti| dacht over het i stelsel van aanbesteding en twijfelde aan de mogelijkheid van het ontstaan vai een aannemersstand moge blijken uit het hieronder in extenso overgenomen gedeelte over dit on handelende van een boekje, dat indertijd gesdireva is door den Ingenieur van den Waterstaat C.L.F.Pos en in Amsterdam bij Jan Schuitemaker & Co. in gedrukt en uitgegeven werd. Dit boekje,—zeer vlot ei mooi geschreven—is slechts bij zeer weinigen bekeni en ben ik wellicht de eenigste in dezen Arschipel, di het in bezit heeft; het bevat in 166 paginas drukseo grooten voorraad critiek op het beleid der Regeermj van Nederlandsch - Indië en het Opperbestuur ten op zichte van den Waterstaat hier te lande van atdi oprichting van het Departement der B. O. W. tot 4 jaar en Ijehandelt achtereenvolgens de positie van k technisch personeel, de aanwending der arbeidskrachto daarvan, de reorganisatie van den Waterstaat, ke stelsel van aanbestedingen, de heerendiensten, enz., k is getiteld „Over den Waterstaat in Nederlanéi Indië". De schrijver er van lijkt mij iemand, die met gevoelsmensch dan practicus was en met de voornemens in dit land gekomen dit na vele jaren steti gedesillusioneerd weer verlaten heeft, om in felle critiei uiting te geven aan zijne gevoelens, wat echter nie wegneemt dat hij op enkele zaken, zoo als het boven bedoelde, een zeer objectieven en juisten kijk g«' kan hebben. Wij laten hem aan 't woord: Bij het bespreken van de onvruchtbare aanweni van het arbeidsvermogen der ingenieurs, moet ee oogenblik worden stilgestaan bij het in Indië indertiji geforceerde stelsel van aanbesteding. In twee regels wordt bij Art. 38 van de „Compl billteitswet" (Staatsblad 1864 No. 106) bepaald, da het daarstellen van pubheke werken en het doen va leveranciën en transporten zal geschieden op contracte van openbare aanbesteding. Het bouwen van sluizen zoowel als leveren van legmatjes voor gevangenen dus voortaan worden aanbesteed. Het behandelen van-beide soorten van aanbestedii zonder onderscheid in eenzelfde artikel, leidt tot vraag of de steller er van zich wel helder rekenscM heeft gegeven van het verschil dat uit den aard zaak bestaat tusschen beide soorten van aannemers^ Terwijl voor het doen van leveranciën en "anspot uitsluitend van de zijde des aannemers gevorderd wot activiteit en kapitaal, behoeft de aannemer van ui voeren publieke werken toch bovendien nog ^^n^"'. van practische technische kennis .die, om financieel vo deel te behalen, niet zoo gering is als meermalen ge ^ wordt. Overal waar door de regeering ten opzichte v uitvoering van openbare werken beslissingen zi)n^ nomen, springt de vergissing in het oog dat zi)^^ kennis onder het bereik acht van den eerste den G e n o e g , «^cu .,L^*.^^ van . — het artikel, noa , j dat nvj^n nóch ^^ de stdler Indische regeering, die met de uitvoering van a't kei belast was, zich voldoende rekenschap '^^°°^^<^ geven van hetgeen in een aannemer van bouww vereischt wordt. Verschillende besluiten en ver^^^^ van later jaren bewijzen dat waarlijk li^' j ; bestond, dat het dekreteeren, bij de wet voldoeno
bet
31 MEI 1916. 31 M E I
m
5t IS in het aannt. eervolle enj lunne energie a
iverdeeld ding en iet ontstaan vai het hieronder 1 r dit onderwei erti)d geschrevi aat C L f Po r 6 Co in 18/ je,—zeer vlot ei weinigen beknl en Arsctnpel di laginas drukseei ld der Regeenni rbestuur ten op lande van af 4 B . O . W tot da • positie van lie r arbeidskrachtei Waterstaat, te lensten, enz hel 7 Nededandsil nand, die mee a met de ia vele jaren stet om in felle critiel w a t echter o als het boven uisten kijk 3ord. bare aanwendin leurs, moet in Indie inderti|i an de „Coiiipta 06) bepaald da •n het doen w en op contractc als nen
zo
van aanbestediB kei, leidt totd lelder rekenscha ut den aard* an aannemers in en transpotK jevorderdwotdt nemer van uit •n nog eenenia Tl financieel VOO leermalengeaa" opzichte van i hssingen zi)M' oog datzi) eerste den best t artikel, noch' •mg van dit a' chap hebben 5 van bouwwerk en en versN k het denkbei ^et voldoende
INDISCH B O U W K U N D I G
zijn om op eens een overvloed van aannemers te doen ontstaan In het reglement v a n O p e n b a r e W e r k e n (Staatsblad 1829 N o . 21) w o r d t wel terloops gedoeld o p het maken van werken in aanbesteding, maar de daaistelling uitsluitend in onbetaalden arbeid maakte dat natuurlijk bezwarend, zoo niet onmogelijk. Eerst bij besluit van 24 F e b r u a r i 1854 N o 7 (Bijhlad N o 131) IS in v e r b a n d met de v r o e g e r e v e r o r d e ning, waarbij v o o r enkele soorten van w e r k e n uitvoering in betaalden arbeid werd voorgeschreven (Staatsblad 1851 N o 59), meer direct werk gemaakt van uitvoering, zoo mogelijk, in aanbesteding Enkele (een twee- of drietal) ingenieurs van dien tijd, teleurgesteld door de zeer geringe vooruitzichten op piomotie '), besloten den dienst te verlaten e n e e n e lotsverbetering te b e p r o e v e n door zich o p een der hoofdp'aatsen als a a n n e m e r te vestigen. Bij circulaire dd<', 19 April 1859 N o 881/1096, had de heer van Uhlenbeck vrijheid gegeven om plaatselijk voor elk werk te bepalen, of uitvoering in d a g h u u r dan wel in aanneming het verkieselijkst zou z n n , in het eerste geval kon de tijd, besteed a a n de massa schrijfwerk, die v o o r het h o u d e n van eene aanbesteding gevorderd w o r d t , met meer vrucht o p a n d e r e wijze worden besteed. Maai, naar aanleiding van het G o u v e r n e m e n t s B e sluit dd' 14 Juh 1859 N o 4, (Bijblad N o 995), werd dit practische voorschrift ingetrokken, het houden v a n aanbesteding ?ils regel gesteld, en voorgeschreven om „bij het doen van voorstellen tot uitvoering van eenig werk telkens te vermelden of, en, zoo ja, welke bezwaren zich tegen eene uitbesteding verzetten, zullende daaromtrent telkens w o r d e n besl.st, en mitsdien zonder uitdrukkelijke vergunning tot de uitvoering in d a g h u u r niet moeten w o r d e n o v e r g e g a a n ' ' Men ziet, het verschil van toestanden en hulpbronnen tusschen de hoofdplaatsen en het binnenland, w e i d toen reeds op de Bataviasche bureaux ontkend Intusschen maakte ter v o o r k o m i n g van al te veel tijdverspilling, de heer Uhlenbeck door het geven van ziin circulaire van 1 F e b r u a r i 1861 (Bijblad N o 995) toch nog eene uitzondering o p den d o o r de regeering gestelden r e g e l door namelijk voor te schrijven dat, bij onderhoudswerken, herstellingen en verbeteringen, waarvan de kosten g e r a a m d w e r d e n een som van t 1000 ~ niet te b o v e n te gaan, het b e p r o e v e n van aanbestedingen met al het d a a r a a n besteede schrijfwerk kon achterwege blijven Na de invoering van de comptabiliteitswet echter serviel ook deze uitzondering D e memorie van toelichting zegt omtrent dit wetsartikel wel is waar, dat gebrek aan concurrentie o p e n b a r e a a n bestedingen kan doen verbieden, — dat is dus m gevallen waarin zich niet minstens t w e e gegadigden vooidoen, ~ maar de Bataviasche a m b t e n a r e n w e n !>cnen ook aanbesteding o p plaatsen w a a r geen enkele gegadigde d a a r v o o r te vinden was Immers in een besluit van 20 Juli 1869 (Bijblad N o . 2336) lezen wij, dat de verklaring d o o r een resident afgelegd, dat er zich op eenige plaats geen p e r s e n e n bevinden die als aannemers van g o u v e r n e m e n t s w e r k e n kunnen of wil'en optreden, met voldoende is om de afwijking van een wetsbepaling te r e c h t v a a r d i g e n ' net doorvoeren van het wetsartikel, met voorbijzien hef waren destijds ingenieurs van 16 en meer jaren dienst die (ierdïïl ""^' verder hadden gebracht dan tot den rang van ingenieur dien ^^^^ ™ ^^^ "'^ ^^" zware studie, tal van examens en vele examj^"^^" ^"^'^ ^^^^" voorbij gestreefd door tijdgenooten, die zonder assist/f*^" ' j '^^ ^"^'^^ '^^" '^^^ dienstjaren het gebracht hadden tot rent resident met een tweemaal hooger bezoldiging.
TIJDSCHRIFT.
171
van de bedoeling der wet, die te vinden was in de memorie van toelichting, heeft veel tijd aan onnut schrijfwerk doen ^'erloren gaan Bi) besluit van 20 April 1873 N o 14 (Staatsblad 1873 N o 73)—tien jaar later alzoo—is men weliswaar teruggekeerd tot de beginselen van de circulaire van den heer Uhlenbeck ddo 19 April 1859, zooeven aangehaald, maar m afwachting daarvan zijn stapels onnoodige schrijven; verricht, en werd de mislukking van een gehouden aanbesteding soms stoutweg toegeschreven aan gebrek aan medewerking, aan tegenwerking zelfs, van de zijde der bouwkundige ambtenaren, alsmede aan het door hen stellen van overdreven eischen aan de aannemers Ten einde den lezer te overtuigen van het tegendeel, moet ik er even op terugkomen dat omtreeks 1854, steunende op destijds genomen besluiten, een tw£eof drietal ingenieurs hunne ambtelijke geringe vooruitzichten hadden prijs gegeven en zich badden gevestigd als dannemers OD de hoofdplaatsen Het zou te ver leiden, de ontzagluke bezwaren uiteen te zetten waarmede deze personen hebben te kampen gehad. Zonder of met een gering bedrijfskapitaal werd doorgaans gewerkt met tegen hooge rente opgenomen geld, zoodat een groot deel van, zoo niet de geheele winst veiloren ging met rentebetaling aan geldschieters Het primitieve getal is later met enkelen, waaronder ook niet-vakkundigen, vermeerderd. Het beroep van aannemer leverde sommigen een bestaan op, den meesten niet. Ook zijn er gevallen van ingenieurs, die reeds Vele jaren in hoogere rangen hadden dienst gedaan, en, na een proefneming van een paar jaar om in het beroep van aannemer een lotsverbetering te vinden, zich gelukkig achtten, toen hun werd toegestaan om in de laagste rangen als aspirant - ingenieur weder te mogen invallen Hoe het zij, de voorbeelden van hen, die getracht hadden zich met de aanneming van openbare werken een bestaan te verschaffen, wijzen er op, dat van „het vormen van eene klasse van aannemers' , iets als de gouden ploeg te Sliedrecht, in Indie met hcht sprake kan zijn Verschillende omstandigheden zijn daarvoor in Indié te ongunstig. Voor het ontstaan van een klasse van aannemers is het,—zooals in Nederland het geval is,— noodzakelijk, dat des aannemers werkkring en reputatie van het eene geslacht op het volgende, van vader op zoon overgaat In Indie is iets dergelijks ondenkbaar. Voor aannemers van bouwwerken namelijk, is een hoeveelheid practische kennis noodig, die m Indie bezwaarlijk is te verzamelen Deze kennis wordt m Nederland door aanstaande aannemers verkregen door op vijftien- of zestienjaiigen leeftijd te beginnen met onder toezicht van familieleden weiken m aanneming zelf te leiden In Indie daarentegen is de werkwijze met Inlanders veelal van te primitieven aard en te gebrekkig om voor een aanstaand aannemer een voldoende leerschool te zijn Een aannemer nu, zijn zoon wenschende op te leiden in zijn beroep, zou verplicht zijn, hem voor eenige jaren naar Europa te zenden en al de financieele bezwaren daaraan verbonden te dragen Wanneer nu al een aannemer gegoed genoeg is om over zoodanige financieele bezwaren heen te stappen, zal hij er toch de voorkeur aan geven zijn zoon hever te doen bekwamen in eene andere richting, die misschien met minder inspanning te bereiken is en waaraan lichtelijk minder geldelijke risico verbonden is. Maar ook zonder voldoende vermogend te zijn, toen bij Koninklijk besluit van 10 September 1864 No. 47 (Staatsblad 1864 N o 194) de gelegenheid geopend
172
INDISCH B O U W K U N D I G
w e r d om met studiemiddelen m Indië aanwezig, o p te klimmen m de hoogste rangen der ambtelijke hiërarchie, — dien van A l g e m e e n e Secretaris ingesloten, — zijn er geen voorbeelden van a a n n e m e r s geweest die getracht hebben hun zonen m hun vak te doen b e k w a m e n , maar voorbeelden v a n hen, die de gelegenheid, geschonken bi) het zooeven genoemd Koninklijk besluit, h e b b e n a a n g e g r e p e n , bestaan ei verscheidene D e aanwezige aannemers verder vestigden zich o p d e hoofdplaatsen, m centra w a a r de meeste o p e n b a r e w e r k e n w e r d e n uitgevoerd en w a a r met alleen van het G o u v e r n e m e n t maar o o k vd.-i n n t i c u l i e r e n bestellingen en winsten te wachten w a r e n . D e moeilijke en kostbare transportgelegenheid in Indie, zoowel v o o r personen als v o o r goederen, w a s oorzaak dat zij zich met of slechts bij uitzondering in het binnenland vestigden en dat aanneraeis die o p de hoofdplaatsen w o o n den, bij a a n g e k o n d i g d e uitbestedingen niet eens de moeite namen om van de aanbestedingscontracten v o o r werken in het binnenland inzage te nemen of te v r a g e n , veel minder om mede te dingen Uitvoering in aanneming b e v o r d e r t intusschen. steeds eene spoediger voltooiing, en, daar dit o p zich zeil reeds een v o o r n a m e factor is v o o r de verkrijging van meerdere hechtheid, hebben de ingenieurs geen poging nagelaten om dooi a a n w e n d i n g van dit middel deugdelijkheid van uitvoering te b e v o r d e r e n In de circulaire v a n den heer van Uhlenbeck d d o . 1 F e b r u a r i 1861 (Bijblad N o 995) w o i d t reeds a a n besteding zoo van het geheele werk, als desnoods v a n gedeelten aanbevolen. O v e r het algemeen slaagden de pogingen d a a r t o e , w a a r met Chineesche of M a d o e r e e s c h e werklieden w e r d onderhandeld (m Java's Oostelijke Residentien en o p enkele van de Buitenbezittingen) en mislukten ze o p vele plaatsen van M i d d e n - of W e s t - J a v a , af.stmtende aldaar o p indolentie of demoralisatie van het volk. Juist met het oog o p den meerderen spoed, die v e r k r e gen w o r d t hij uitvoering in aanneming, werden dan ook inschrijvingen van personen, die de zekere mate v a n technische kennis misten, welke overigens m een a a n n e m e r mag w o r d e n geeischt, nochtans met g r a a g t e a a n g e n o m e n en b n g voor de invoering v a n de c o m p tabiliteitswet en het vaststellen van uitvoering in a a n neming bi) de wet, was het een zaak van dagelijks zich herhalende zorg bij de Ingenieurs om v o o r het geheele w e r k of desnoods voor gedeelten uitvoering in aanneming te bewerken, hetzij bij onderhandsche aanbesteding W e r d voor een aanneming een met vakkundig gegadigde gevonden, dan w e r d buiten het bestek en de v o o r w a a r d e n om van de zijde der I r g e n i e u r s alle technische hulp en aanwijzing toegezegd, mits de a a n n e mer van zijn kant, slechts dagelijks zorg droeg v o o r de aanwezigheid v a n een genoegzaam aantal arbeiders o p het w e i k H e t belang, dat de Ingenieurs hebben bij uitvoering m aanneming, zij het dan ook met aannemers, die b o u w k u n d i g e vakkennis missen, is gelegen in de moeite, die de technische ambtenaren dikwijls h e b b e n om een vold o e n d g e t a l werklieden te verzamelen en verzameld te hou den, bij werken dic in betaalden arbeid zijn voorgeschreven met vrijwilligers V o o r een particulier persoon bestaan, als gezegd is, hulpmiddelen die een a m b t e n a a r kwalijk kan toepassen E e n particulier kan door het geven van voorschotten de arbeiders aan het werk binden, hij kan, d o o r de loonen gedeeltelijk uit te betalen in voeding in huisvesting, enz., de werkLeden tegemoet komen in hunne bezwaren E r zijn genoeg plaatsen o p M i d d e n Java, w a a r ambachtslieden niet te bekomen zijn, dan
TIJDSCHRIFT.
31 M E I
1916
n a d a t zi) een voorschot o p hun te verdienen loon hebben o n t v a n g e n , w a a r m e d e zij hunne gereedschappen kunnen lossen uit een der pandjeshuizen Deze soort van aannemers, eene bijzondere klasse, die in E u i o p a niet bestaat, zou meer eigenaardig met de benaming v a n „leverancier^ v a n werkvolk behooren genoemd te w o r d e n T o c h zijn zij in Indie van grootc w a a r d e , w a a r het den b o u w v a n wei ken geldt w a a i v a n de voltooiing aan tijd gebonden is. w e i k e n b v die v ó ó r het invallen v a n een bepaalden moesoiï moeten voltooid zijn om niet met geheele vernieling te w o r d e n bedreigd D o o r de Ingenieurs worden deze leveranciers zeer op prijs gesteld Biedt er zich bij een gehouden aanbesteding een aan dan nemen zij een deel van de werkzaamheden, die, m g e w o n e gevallen en zelfs volgens de contracten, tot den werkkring van den a a n n e m e r zouden behooren, g a a r n e o p zich T o e n van een wetsbepaling om o p e n b a r e werken in aanneming uit te voeren nog geen sprake was, spanden de Ingenieurs zich reeds in om overal, w a a r het belang v a n het werk zulks medebracht, w e r k e n in aanneming uitgevoerd te krijgen H e t verdient d a a r o m opmerking, dat, r o o d r a aanneming bij de wet was voorgeschreven, de Regeering bij herhaling het Ingeniers-personeel met veiwijten overladen heeft over het mislukken van aanbestedingen W a r e n die verwijten g e g r o n d ^ Ik zal trachten den lezer in de gelegenheid te stellen, zelf deze v r a a g te beantvyoorden Onmiddellijk na de invoering v a r de comptabiliteitswet (1 Januari 1886) ontstond tusschen het personeel van de Rekenkamer en dat van andere bureaux een strijd over het verschil m beteekenis van de w o o r d e n „verevening" en „betaling". Ik laat d a a r of die strijd met een v o o r g e w e n d e was, om bij de toename van werkzaamheden als masker te dienen voor achterstand, maar zeker is het, dat d a a r d o o r het 44e artikel van de comptabiliteitswet o n o p g e v o l g d bleet en dat de aannemeis van dien tijd schrikkelijk de dupe van dien bureaustiijd zijn g e w o r d e n , ruim twee jaar lang hunne vorderingen nóch veievend noch betaald werden Is er armzaliger verwezenlijking d e n k b a a r dan deze, van de „Circumlocution Office, this sublime discovery in the great art H o w not to d o it" uit den „Lïrt/e D o n f ' van Dickens'^ AUe inspanning, die de Ingenieurs zich in die jaren getroostten om aannemers v o o r o p e n b a r e werken op te sporen, was geheel vruchteloos en stuitte af op den onwil v a n gegadigden om het slachtoffer te weiden v a n een woordenstrijd bij bureaupersoneel T e midden v a n die viuchtclooze inspanning veischeen m M e i 1867 opnieuw een circulaire, namens de Regeering d o o r den G o u v e r n e m e n t s Secretaris gericht aan het adres van de Ingenieurs. Deze circulaiie is ongelukkig met m het Bijblad o p g e n o m e n , nèaar de weinigen die er toe in de gelegenheid zijn, kan ik de aandachtige lezing van dit stuk ten zeerste aanbevelen Die aanschrijving m a a k t e een hoogst zonderlingen indruk. W a s ZIJ een gevolg,—-zoo v r o e g men zich af --van naïviteit en w a s de Regeering werkelijk onbekend met den woordenstrijd en den achterstand op de bureaux in h a i e onmiddellijke nabijheid en met al de ellendige gevolgen van dien, of w a s die aanschrijving een behendige poging om tegenover het opperbestuur m N e d e r l a n d de gevolgen van eigen veizuim te schuiven o p een korps ambtenaren, dat zich volkomen had kunnen v e r a n t w o o r d e n , maar d a a r t o e tegenovei dat opperbestuur de gelegenheid miste •' M e n moet het eerste geloven, w a n t , toen door de
31 MEI 1916.
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
Ingenieurs, naar aanleiding van die circulaire, er op oewezen werd, dat er gevallen bestonden van aannemers, die reeds twee jaar en langer op de uitbetaling hunner vorderingen wachtten (hetgeen ,,het streven naar een klasse aannemers" niet zeer bevorderde), werd ruim een jaar daarna, bij besluit van 21 Augustus 1868 (Staatsblad 1868 No. 99), aan de „sublime discoverij" een eind gemaakt. Ook was het door aanwijzing van Ingenieurs, dat in 1869 bij de Rekenkamer het gebruik is ingevoerd, om vorderingen en rekeningen, ter behandeling ontvangen, niet langer dan acht dagen aan te houden, en daarvan op die stukken te doen blijken door stempels, waaruit de datum van aankomst bij de Rekenkamer en die van de afzending van het stuk door den belanghebbende kan worden nagegaan. Deze maatregel intusschen, hoe uitstekend ook op zich zelf, is ten slotte van weinig effect. Een dergelijke vordering of aannemers-rekening passeert verscheidene bureaux, en de spoed waarmede de Rekenkamer een stuk behandelt, gaat verloren, wanneer andere bureaux hetzelfde stuk maanden lang op afdoening laten wachten. Meermalen is er daarom door de Ingenieurs op aangedrongen, dat, evenals in Europa, in de bestekken en voorwaarden van aanbesteding een artikel zou worden ingelascht, waaruit het recht van den aannemer zou blijken, om binnen eene bepaalde tijdruimte, desnoods gerechtelijk, aanspraak te kunnen doen gelden op het hem toekomende bedrag. Hij zou daardoor onafhankelijk worden van de heerschende langzaamheid op de Bataviasche bureaux, en de pogingen der Ingenieurs ora gegadigden voor aannemingen te vinden, zouden niet zoo dikwijls schipbreuk lijden op tegenwerking van anderen. Voor het wijzen op aan te brengen verbeteringen in bestaande toestanden, zooals het inlasschen van het artikel, zooeven bedoeld, bestaat voor de Ingenieurs echter geen andere gelegenheid dan in de rubriek „mededeelingen van verschillenden aard" in de door hen jaarlijks te leveren bijdragen voor het koloniaal verslag. Deze bijdragen echter worden óf in het geheel niet gelezen, of er wordt uit gezift wat, in verband met de tijdsomstandigheden, bruikbaar wordt geacht om in het koloniaal verslag te worden overgenomen, met terzijdestelling van het overige. Wèl leest men in de koloniale en andere verslagen, jaar in jaar uit, van het ,,streven naar het vormen van eene klasse van aannemers", maar de aanwijzingen van Ingenieurs, om aannemingen vooc gegadigden mogelijk te maken, worden voorbijgezien. Wèl wordt elke gelegenheid aangegrepen, om den onwil van personen, die onder zulke bezwarende omstandigheden niet tot aanneming zijn te bewegen, toe te schrijven aan tegenwerking bij de Ingenieurs, maar (zie Bijblad No. 2336) er wordt niet onderzocht, of die onwil ook een gevolg is van bet jarenlang moeten wachten op de uitbetaling van verdiende gelden. Het verwijt van tegenwerking, in 1869 gedaan, (Bijblad No. 2336) zou zelfs ondoordacht kunnen heeten, nadat in 1868, uit Staatsblad 1868 No. 99, gebleken was, dat de Regeering de oorzaak had leeren kennen, die de inspanning vernietigde welke de Ingenieurs zich getroostten, Om aannemers te zoeken en te vinden. Het ,,streven naar het vormen van eene klasse van aannemers" was dan ook in den mond der Indische Regeering niets dan een „frase", af en toe met kwistige hand over de koloniale verslagen uitgestrooid, ~ en dat het niet meer dan een holle klank was, voor de Regeering zelf zonder beteekenis, blijkt wel overtuigend hieruit, dat zij onbedacht nog is uit de Psn gevloeid bij de opmaking van het koloniaal ver-
173
slag van 1872. ,,Intusschen wordt niets onbeproefd gelaten wat het gelukken der uitbestedingen maar eenigszins kan bevorderen; er wordt steeds naar gestreefd om eene klasse van aannemers te vormen". Deze zinsnede toch werd opgesteld in de eerste helft van 1873, tegelijk met, zoo niet later dan het besluit van 20 April 1873 No. 14 (Staatsblad 1873 No. 73), waar onder andere woorden ten laatste, na veel verspilling van arbeid en van tijd, en na veel misplaatste verwijten, werd teruggekeerd tot de beginselen van den heer Uhlenbeck, van 19 April 1859, waarbij aan de personen, die plaatselijk de toestanden kunnen beoordeelen, wordt overgelaten of bij eenig werk uitvoering in aanneming al of niet te verkiezen zal zijn. Men ziet 't er was vroeger nog al eens verschil in waardeering van de hulp van aannemers, de Regeering was er voor en de Ingenieurs van den W a terstaat uit dien tijd waren zeer op aannemers gesteld, doch velerlei stroomingen werkten de ontwikkeling van een goed onderlegden en flink uitgerusten aannemerstand tegen en daardoor is in latere jaren steeds weinig gebruik van aannemers gemaakt. Thans zijn de toestanden geheel anders, zooals we boven gezien hebben, alle factoren voor 't welslagen van op groote schaal te nemen proeven zijn thans in ruime mate voorhanden, dat men dan ook niet langer er mede drale. Magelang, den 7 Mei 1916. W . M . JORDAAN. KORTE BERICHTEN O N T L E E N D A A N H E T SOERABAJASCH Hi\NDELSBLAD V A N 12 MEI 1916. Teleurstelling in het Havenbedrijf. Bleven tot dusverre ernstige teleurstellingen aan de ondernemers van onze nieuwe waterwerken bespaard, thans heeft zich een vrij ernstig ongeluk voorgedaan, wat van eenigen invloed moet zijn op de afwerking. Gisteren zijn om 6 u. 30 's avonds drie fundeeringsblokken van den westelijken afsluitmuur van de in aanbouw zijnde pier uitgeweken en hebben zich de muren 20 M. verplaatst. Dat is weliswaar slechts een plaatselijke schade, maar de voorziening in het ongeluk zal veel geld kosten. Ofschoon de oorzaken voorloopig onbekend zijn, wordt op goede gronden verondersteld, dat zich een laagje slib zou vastgezet hebben op het bovenvlak van de geprepareerde zandfundeering, welke gedurende enkele dagen aan een afzetting van 't slib is blootgesteld geweest, dat 't zeewater daar ter plaatse bevat. Dit sliblaagje zal waarschijnlijk een glijvlak gevormd hebben tusschen de zandfundeering en de daarop geplaatste caissons. De onderzoekingen ter bepaling van hetgeen noodig zal zijn voor herstelling zijn direct begonnen, zoodat binnen eenige dagen de financieele omvang der schade bekend zal zijn. Het tijdstip voor het in gebruik nemen van de nieuwe haven, dat afhangt van het gereed komen van de installaties der stoomvaartmaatschappij^n en der spoorwegwerken, zal door dit ongeval slechts verplaatst worden voor wat een klein gedeelte van de pier betreft. Havenwerken. De kortgeleden in de nieuwe haven alhier weggeschoven caissons zullen voor de H. A. M. een nadeehg
174
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
postje worden. Wij vernamen, dat de schade 30.000 gulden, maar ook 150.000 gulden kan beloopen. Het zal ervan afhangen of de caissons gelicht kunnen worden of niet. In het eerste geval moet het binnenwerk van eiken caisson uitgehouwen worden, waarbij vooral de voorbereidende werkzaamheden zeer kostbaar zullen zijn. De kosten komen dan op 10.000 gulden per caisson te staan. Kunnen zij niet gelicht worden, dan zal men ze inbouwen middels een ijzeren damwerk, dat allëln reeds f 70.000 zal kosten. Het onderzoek heeft nog niet uitgemaakt of de oorzaak van het ongeval de neerslaande dan wel de aangespoelde slib is. Van schuld door onkunde of nalatigheid is hier geen sprake. De H. A. M. moet het voornemen hebben de regeering te vragen om tegemoetkoming in deze kosten. Japansche handelaars hier ter stede hebben den directeur der havenwerken verzocht het gezelschap landgenooten, dat dezer dagen arriveert, een bezoek aan de nieuwe haven toe te staan. De heer Meijers heeft zich bereid verklaard de gasten te ontvangen. Delft, 13 Maart 1916. Den heer Dir. der Gewestel. Werken W . M. JORDAAN, te Magelang. M . d. R.! In uw nummer van 15 Jan. j . 1. troffen mij twee dingen. Ten eerste noemt ge mij op blz. 4 als redacteur van „De Ambachtsman". Dit blad bestaat reeds sedert jaren niet meer onder dien naam. W a t er voor in de plaats is gekomen is mij niet bekend en sedert 1902, toen ik de redactie van „De Ambachtsman "en het Techn.' gedeelte van ,,Architectura" heb neergelegd, ben ik niet meer als redacteur opgetreden, vóór dat met I Jan. j . 1. het maandblad ,,Bouwstoffen" verscheen. Ik zond U daarv/an het eerste nummer en heb den uitgever, den heer L. J. Veen te Amsterdam voorgesteld U ook de volgende te doen toekomen. Ten tweede las ik op blz. 11, dat men in Indië de betonvloeren nog altijd bepleistert. Door U mijn blad toe te zenden, hoop ik mede te werken tot de verspreiding van kennis van bouwstoffen in Indië en tot voorkoming van dergelijke domheden. Gelieve dezen in uw eerste nummer op te nemen. Hoogachtend, J. A. V. d. KLOES. Naschrift van de Redactie Voor de begane omissie worden den Heer / . A. van der Kloes hierbij mijne excuses aangeboden. Het bedoelde Tijdschrift wordt door mij geregeld ontvangen en zeer gewaardeerd als een bron van velerlei hoogst belangrijke technische lectuur, waartoe verschillende onderwerpen daaruit gaarne door mij bestudeerd en besproken zullen worden. De Redactie.
BOEKBESPREKING. In het Technisch Weekblad van 25 Februari 1916 N o . 8 wordt aan een 3-tal werkjes, hieronder nader besproken, een woord van waardeering gewijd, waarom we gaarne ook in ons Orgaan van heden daaraan plaatsruimte verleenen. 't Eerste en derde is een elk jaar verschijnend werkje, dat ook hier te lande steeds eene waardeerende reputatie genoten heeft. Van Gendt's Bouwkalender 1916, vermeerderd en omgewerkt door D . H. Haverkamp, uitgave van L. J.
31 MEI 1916.
Veen, te Amsterdam. De bijlage van dezen kalender werd reeds besproken. De kalender behoeft ove rigens niet meer te worden bekend gemaakt, nade maal hare bekendheid—het is de 36e jaargang die voor ons ligt—volkomen vaststaat. Behalve naar aanleidinj van de technische gegevens is deze kalender ook daarom vrijwel onmisbaar, omdat zij bevat de adressenlijst van zeer veel officieele functionnarissen in de technische wereld en bovendien van leveranciers van technische materialen en artikelen. Ongetwijfeld zal menigeen ook in 1916 dezen gids raadplegen. Junior. Gewapend Betonkelders, door A. A. Boon, ei.; Leiden, A. W . Sijthoff's Uitgevers-Mij. •Dit werkje, groot 88 bladzijden druks met 95 figuren is een onderdeel van de „Gewapend Beton Bibliotheek". O p heldere en zaakkundige wijze wordt aangegeven hoe men dergelijke kelders kan maken in nieuwe en bestaande gebouwen. W i e met den bouw van kelders te doen krijgt, zal in dit boekje veel practische en belangrijke wenken vinden. ,Bij het maken van een ontwerp geeft het een houvast zoodra de mogelijkheid van uitvoering in gewapend beton wordt over\yogen. O p uitslaande platen vindt men de kelders van Hirsch, de Bijenkorf, de Telegraaf, Vischhal te' IJmuiden e. a. Deze voorbeelden staven volkomen de meening van den schrijver — een meening die op uitgebreide practische ervaring berust — dat het ge^/apend beton voor den bouw van kelders veel voordeden bezit. De schrijver legt den nadruk op eene degelijke en doelmatige uitvoering onder deskundige leiding. Hierin heeft hij volkomen gelijk. Het gebeunhaas met gewapend betonwerken is te bejammeren en heeft reeds veel nadeel toegebracht aan het vertrouwen in dit materiaal. Al kan niet ontkend worden dat dit vertrouwen ook wel eens geschokt wordt bij de aanschouwing van werken waarbij niet aan beunhazerij kan worden gedacht. Niemand twijfelt meer aan de beteekenis van gewapend beton voor allerlei constructieve-doeleindeo. Doch de gevoeligheid voor fouten en niet te voorkomen schadelijke invloeden zoowel wat betreft het ontwerp als de uitvoering, is m. i. een bezwaar dat andere constructiewijzen dikwijls in mindere mate bezitten. Maar in zeer veel gevallen zouden deze laatsten onbruikbaar zijn. En dan is uitvoering in gewapend beton de eenige oplo.ssing. Ook hiervan heeft het werkje sprekende voorbeelden. Onder de eigenaardigheden van keldervloeren in gewapend beton behoort o. a. • het gebruik van trekpalen. Het oppersen van den vloer wordt tegengegaan door hem met behulp van een heipaal in den bodem te verankeren. Volgens de constructie van den heer Born verkrijgt de kop van den paal eene zwaluwstaartvormige gedaante; hij reikt in het beton, dat daar plaatselijk door spiraalwapening e. d. is versterkt. Aan de statische esichen is nu ongetwijfeld ruimschoots voldaan. Maar men zou kunnen meenen dat zoo'n paalkop op den duur zal verstikken, juist omdat hij zoo volledig en soiled door beton is omgeven. Stort men beton op de koppen van palen — en meestal geschiedt zulks .onder water — dan is die afsluiting maar zeer onvolkomen ; zulke paalkoppen verstikken niet zoo gauw, doch er zijn voorbeelden bekend dat ze het wel deden. Zou het daarom niet goed of noodig zijn het boveneinde van zulke trekpalen vooraf te doordrenken met bederfwerendc vloeistoffen, die het beton en de wapening niet aantasten? De schrijver maakt nog melding van een geval waarbij het moerasgas uit den bodem de asphaltbedekking van een keldervloer in den vorm van blazen oplichtte.
1916 kalender ft ove. nadedie voor nleiding k daart nische nische menigeen unior B o o n , c. i I ijfiguren, Bibliodt aan-
ken m en bouw 1 pract maken odra de n wordt e kelders al te' men de op uit\vapend deelen e leiding. aas met reeds dit ma'ng van dacht. '- "pend och de schadeals de tructiein zeer n. En eelden. in g'ekpalen n door em te r Born atse'ijk atische
31 MEI 1916.
INDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT.
Welnu, bedoelde paalkoppen zullen, omdat zij de hoogste plaatsen zijn waartoe het gas gemakkelijk kan opstijgen, m. i. de aangewezen verzamelplaatsen worden voor dergelijke gassen. En het blijft de vraag of die daar op den duur geen kwaad doen, hetgeen, gezien de statisch zoo belangrijke functie der trekpalen, hoogst onaangenaam zou kunnen worden. Het eenige afdoende middel tegen dit bezwaar zou zijn den paalkop boven zijne oppervlakte te ventileeren ; daartoe zou men die oppervlakte beneden het ondervlak van den vloer moeten houden en den zwaluwstaartvormigen kop omklemmen met een spiraalsgewapende mof, die hem aan den vloer verbindt; deze mof ware dan zijdelings te doorboren tot in de enkele centimeters hooge vrije ruimte boven de oppervlakte van den paalkop. De gassen konden dan weg en de paalkop zou niet verstikken omdat hij nu ook van boven door water was bedekt. Het is maar een idee en er is m. i. geen enkel bezwaar tegen een proefneming in deze richting. Met de reeds vroeger verschenen deeltjes der Gewapend Beton-Bibliotheek bevat ook het hier aangekondigde boekje een onschatbaar studiemateriaal voor allen die met de moderne techniek vertrouwd wenschen te blijven of te geraken. Wij bevelen het zoo degelijke werkje hier gaarne aan in den kring van onze Bondsleden.
Maar
den dig en op ,on' 0-
, docli . Zou veneinde ederf• g
waarekking ichtte.
Verleend. Wegens langdurigen dienst een jaar verlof naar Europa aan den ambtenaar op wachtgeld W . C. Ledder, laatstelijk Opzichter 2e kl. bij den Waterstaat en de B. O. W . met ingang van 13 Juli 1916. Wegens achtjarigen dienst 10 maanden verlof naar Europa aan den opzichter 3e kl. bijden Waterstaat en de B. O. W . A. P. Hofschreuder, met ingang van 7 Aug. 1916. 5. 5. Bij resolutie van den minister van Koloniën is A. G. H, Jansen te Amsterdam, gesteld ter beschikking van den gouverneur generaal om te worden geplaatst als tijdelijk onderopzichter bij den dienst der Staatsspoorwegen. G:ente. Benoemd tot commandant van het leger in Nederlandsch Indië W , R. de Greve, Generaal-Majoor der Genie. Plaatsing B. O.
Junior. Betonkalender 1916, samengesteld door B. A. V e r heij c. i., verschenen bij L. J, V e e n te Amsterdam. Deze kalender komt tot ons in den bekenden pqf ttigen vorm, met een bijlage die samengesteld is door den heer D. H. Haverkamp en welke volkomen identiek is aan de bijlage van Van Gendts Bouwkalender. In vijf hoofdstukken vinden we, op zeer zakelijke en deskundige wijze, besproken allerlei onderwerpen die met het betonvak — en in ruimeren zin met het geheele bouwvak — verband houden. Zooals het materiaal en zijne eigenschappen, de berekeningswijzen voor liggers ; platen en kolommen, het bewerken van de wapening, afkistingen en afwerking, uitzetvoegen, vloerconstructies, riolen, fundeeringpalen, betonmengmachines. Verder gegevens van allerlei aard, o. a. de gewapend betonvoorschriften. De bijlage bevat de van ouds bekende hoofdstukken. In 't bijzonder nog een hoofdstuk over beton door den heer D. W . Gijswijt en een hoofdstuk over landmeten en waterpassen, door den heer M. de Vos, landmeter. Met het oog op de kennis van wetten, die voor den technicus van belang zijn, is deze bijlage van bijzondere beteekenis. Het geheel is een zeer nuttige en practische uitgave, die evenals hare voorgangers haren weg wel zal vinden onder allen die op de hoogte wenschen te blijven van hun tijd en hun vak. MUTATIËN T E C H N I S C H P E R S O N E E L B. O. W., S. S. E N G E N I E , Van en met 16 tot en met 31 Mei 1916.
175
en
overplaatsing.
W. Toegevoegd:
Aan den chef der 1ste waterstaatsafd., teneinde bij den algemeenen dienst te worden werkzaamgesteld, de onderopzichter J. H . Claesscn, thans toegevoegd aan den chef der 4de waterstaatsafd. Aan den chef der 4de waterstaatsafd. voor de verbetering en uitbreiding der bevloeiing in de afd. Pamekasan der res. Madoera en voor verschillende andere werken van den algemeenen dienst in dat gewest, de tijd. onderopzichter C. G. M, Leijdenroth, thans, toegevoegd aan den resident der Westerafd. van Borneo. Aan den resident der Westerafd. van Borneo de onderopzichter C. Th. J. Verkouteren, thans toegevoegd aan den chef der 1ste waterstaatsafd.
Bepaald: Dat de benoemde en aan den chef der bevloeiings- en afwateringswerken in het gebied der beneden Solorivier toegevoegde tijd. onderopzichter Sigit Goenawan, alvorens zijne bestemming te volgen, als zoodanig is werkzaamgesteld bij de irrigatieafd. Serang. Belast: Met de opnemingen ten behoeve van de verbetering van den weg van Soekamara naar kota Agoeng, res. Lampongsche districten, de aan den hoofdingenieur voor de inspectie van den Waterstaatsdienst in ZuidSumatra toegevoegde Opnemer 2e kl. E. de la Croix; met bepaling dat hem het terrein gelegen tusschen de genoemde plaatsen, als kring van werkzaamheden wordt aangewezen. S. S. Overgeplaatst:
Benoeming,
ontslag en verlof.
B. O. W. Dij resolutie van den minister van Koloniën is D . A. poster te 's-Gravenhage gesteld ter beschikking van den gouverneur-generaal, ten einde voor den tijd van \\T '^"^^^ ^^" ^^^ departement der Burgerlijke Openbare Werken te worden werkzaam gesteld als deskundige °P net gebied van drinkwaterleidingen.
Van de expl. der Westerlijnen naar het bureau van den hoofdinsp. de opzichter R. Hazelhorst. Toegevoegd: • Aan den hoofding, chef der werken tot verbetering der spoorwegtoestanden in en om Batavia de bouwk. T . van den Bout, thans geplaatst bij den aanleg der lijn Cheribon-Kroja.
176
JNDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT. Toegevoegd:
GEVRAAGD
Aan den hoofdingenieur, chef der werken tot verbetering der spoorwegtoestanden in en om Batavia de tijdelijke onderopzichter E. Frinking, thans toegevoegd- aan den hoofdingenieur chef der werken tot verbetering der Spoorwegtoestanden in en om Soerabaia.
31 MEI 1916. ADRES.
Wie helpt den Secretaris aan het adres van den ondervolgenden collega : F. H. Schultz, laatst Makasser.
Gewestelijke Werken Residentie Soerabaja. Van de 13 sollicitanten voor de betrekking van Directeur is benoemd de Heer de Freijtag. Van de 37 sollicitanten voor de betrekking van Opzichter zijn benoemd de Heeren Kreijn, Jansen en Bloem.
TABERI SOERTI NASTITÏ MARSOEDI HOENDAGI PAKARDI.
L E E S D l TI De leden worden er aan herinnerd, dat zij door het aanbrengen van fiieuwe abonné's, de vereeniging zeer kunnen steunen. ptf
80% van ons corps is thans lid van onze vereeniging! Wie helpt er mede het nut en de voordeelen van het lidmaatschap duidelijk te maken aan de overigen. N. V. Boekhandel en Drukken) MASMAN 6 S T R O I N K - S e m a r a n g