Nummer
1
Februari 2011
Nikolaas in de Jordaan Inhoud p.1
Het zevende Oecumenische Concilie Preek van metropoliet Kallistos
p.3
Gesprek met Natalja Ermakova door Annet Crouwel
p.8
De heilige Jevdokia Preek door vader Sergei Ovsiannikov
p.10
Hemelse Koning Jim Forest
p.17
Inleiding bij “De weg naar binnen” Vader Sergei Ovsiannikov
Het Zevende Oecumenische Concilie Preek van metropoliet Kallistos
24 oktober 2010 In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
B
roeders en zusters! Vandaag gedenken wij de vaders van het Zevende Oecumenische Concilie, dat in het jaar 787 in Nicea bijeenkwam. Tijdens dit Zevende Oecumenische Concilie werd bepaald dat wij heilige ikonen in onze kerken zouden hebben. Er volgde een lange strijd in Byzantium, die van de 8e tot de 9e eeuw duurde, tussen diegenen die de ikonen vereerderden en diegenen die ze wilden vernietigen, de zogeheten iconoclasten. Zij wilden de ikonen uit de kerken verbannen. Wij mogen dankbaar zijn dat de ikonen in de kerk behouden zijn gebleven. Bedenk maar eens hoe anders het zou zijn als er helemaal geen ikonen in de kerk zouden hangen, en ook geen ikonen in onze huizen. Wat een verlies zou dat zijn, wat een gemis aan vreugde, licht en hoop. Maar bedenk wel dat het een zware strijd is geweest om de ikonenverering in de Kerk te behouden. Velen die de ikonen verdedigden hebben daarvoor een hoge prijs betaald, zij werden gevangen genomen, gemarteld en sommigen stierven zelfs de martelaarsdood. Een voorbeeld is de heilige wiens gedachtenis wij vandaag vieren: onze heilige vader bisschop Theophanes, die bekend is als “Graptos”. Dit Griekse woord “graptos” betekent “gebrandmerkt”. Deze heilige bisschop werd tijdens zijn verdediging van de heilige ikonen in zijn gezicht gebrandmerkt met een stuk gloeiend heet ijzer. Hoewel wij dus blij mogen zijn bij het vereren van de heilige ikonen, zo moeten we tegelijkertijd ook diegenen gedenken die geleden hebben en gestreden hebben voor het behoud van de ikonen.
Wat is een ikoon? We noemen het ook wel een heilig schilderij. Dat is zo, maar dat is maar een deel van de waarheid. Een ikoon is veel meer dan een gewoon schilderij. In het leven van de Heilige Stephanus de Jongere, die zijn leven gaf als martelaar voor de heilige ikonen, vinden wij een treffende beschrijving van wat een ikoon werkelijk is. Een ikoon wordt daar vergeleken met een deur, een poort, een toegang. Wat betekent dit? Dat een ikoon een plaats van ontmoeting is. Een ikoon maakt dat de persoon die erop is afgebeeld tegenwoordig is, aanwezig is. Dat wil zeggen dat wanneer wij voor de Christusikoon bidden, wij in wezen een ontmoeting hebben met Christus, dankzij de genade van de Heilige Geest. Hetzelfde geldt wanneer wij bidden voor een ikoon van een van de grootste gebeurtenissen in de geschiedenis van onze Kerk, bijvoorbeeld wanneer wij bidden voor de ikoon van de Geboorte van Christus, nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan ·
of van de Transfiguratie. Wanneer wij bidden voor de ikoon van Christus’ Geboorte dan treden wij binnen in het mysterie dat daarop staat afgebeeld. Wij staan voor onze Heiland, het pasgeboren Christuskind, en zijn samen met de herders aanwezig in de stal. Of, als wij voor de ikoon van de Transfiguratie van onze Heer bidden, dan nemen wij deel aan dat mysterie. Het Goddelijke Licht, dat zichtbaar scheen voor de drie discipelen, schijnt weliswaar onzichtbaar, maar desalniettemin als een realiteit over ons, als we met een levend geloof voor de ikoon van Transfiguratie staan te bidden. Om deze redenen is een ikoon meer dan alleen maar een plaatje, een herinnering. Integendeel, de ikoon maakt dat de persoon die erop staat afgebeeld, of het mysterie dat we erop zien, hier en nu samen met ons aanwezig is. Daardoor kan de ikoon ook een middel van genade zijn, een bron van heiliging. In het decreet van het Zevende Oecumenische Concilie wordt een zeer interessante vergelijking getrokken tussen de ikonen en het Evangelie. Er wordt gezegd dat de ikonen op dezelfde manier vereerd moeten worden als het Evangelieboek. Zoals het Evangelie ons de boodschap van het Goede Nieuws van de verlossing verkondigt, zo zijn ook de ikonen getuigen van diezelfde boodschap van verlossing. Als u wilt zou je de ikoon een Evangelie in lijnen en kleuren kunnen noemen. En op dezelfde manier is het Evangelie een ikoon in woorden. De Heilige Leontius van Napels heeft gezegd dat een ikoon is als een open boek dat ons herinnert aan God. De Heilige Johannes van Damascus zegt: “Wat het Woord van de Schrift is voor het gehoor, dat is de ikoon voor het oog”. Aldus zijn de ikonen deel van de Heilige Traditie van de Kerk. Op het Zevende Oecumenische Concilie werd vastgelegd dat diegene die een ikoon schildert, niet vrij is om te schilderen waar hij zelf zin in heeft. Een ikoon is geen kwestie van persoonlijke verbeelding. De ikonenschilder dient zich te houden aan de wijze van schilderen die is vastgelegd in de traditie van de Kerk. Volgens het Concilie is de enige persoonlijke bijdrage van de schilder gelegen in zijn of haar artistieke talent. Maar de inhoud is afkomstig uit de Schriften en van de Heilige Vaders. · Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
Laten wij dan, indachtig dat de ikoon nauw verbonden is met het Evangelie, dat zij deel is van de levende traditie van de Kerk, opnieuw God dankbaar zijn voor de aanwezigheid van ikonen in onze kerk. Ik weet dat u allen vol verlangen uitkijkt naar het moment dat de nieuwe ikonen in de iconostase zullen worden geplaatst. Ik hoop dat ik tijdens mijn eerstvolgende bezoek aan uw kerk, en ik hoop dat dat niet al te ver weg is, alle ikonen zal zien. En daarna, als ik later nog eens terug kom, hoop ik de ikoon van de zegenende Christus in de apsis te zien. En misschien, als ik straks een hele, hele oude man ben en ik dan nog eens naar deze kerk kom, dat ik dan ook schilderingen langs de wanden van de kerk zal zien. Op deze manier is de kerk niet alleen een gebouw waarin zich ikonen bevinden. Wanneer de kerk volgens de traditionele Orthodoxe stijl helemaal versierd is, dan wordt de kerk als geheel één grote ikoon. Wanneer wij vandaag dus op deze manier denken aan de heilige ikonen, dan zeggen wij tegen God: Ere zij U, o God, ere zij U! Vertaling: Kathi Hansen Löve
Gesprek met Natalja Ermakova door Annet Crouwel
Natalja Petrovna, waarmee begint een dergelijk project zoals het schilderen van de ikoon van de Heiligen der Lage Landen?
O
m te beginnen: met het feit dat er behoefte is aan een dergelijke ikoon. Het is belangrijk om je te realiseren dat de Orthodoxie niet pas de laatste anderhalve eeuw naar Nederland is gekomen, maar dat zij in dit land oude en diepe wortels heeft. Al in de 4e eeuw heeft de Heilige Maternus hier het Christendom gepredikt. In de 7e en 8e eeuw kwamen de predikers Willibrord en Bonifatius uit Ierland hier naartoe, samen met een grote groep missionarissen, waarvan een deel later heilig is verklaard. Alle heiligen die tot de 11e eeuw in de wijngaard van Christus hebben gewerkt worden door zowel orthodoxen als katholieken vereerd. Terecht is daardoor bij orthodoxe christenen in West-Europa de behoefte ontstaan aan ikonen van deze heiligen uit de eerste eeuwen van het West-Europees Christendom. Enige tijd geleden kreeg ik twee voorstellen om een ikoon van de Heiligen der Lage Landen te schilderen, een voor het klooster in Asten en een tweede voor de orthodoxe kerk in Amsterdam. De Astense ikoon bevindt zich in de kapel van de Ontslaping van de Moeder Gods en de heilige Grootmartelares Elisabeth in de dependance bij het huis van de priester. In welke stijl wilde u deze ikonen schilderen? Traditioneel worden orthodoxe ikonen in Rusland en Griekenland in de Byzantijnse stijl geschilderd, met kostbare gewaden en goud. De gezichten van de heiligen zijn ook van het Griekse type, hetgeen voor Griekse heiligen uiteraard terecht is. Maar
De ikoon van de Heiligen van de Lage Landen in de kerk van de Heilige Nikolaas Amsterdam Geschilderd door N.P. Ermakova
het leven van de eerste christenen in West-Europa was anders, het was vol ontberingen, zij leidden vaak een zwervend bestaan, sliepen nu eens hier, dan weer daar. Natuurlijk droegen deze mensen eenvoudige kleren en zo moeten ze dus ook worden geschilderd, leek mij. Er is natuurlijk ook een andere benadering, waarbij heiligen op de ikonen worden afgebeeld terwijl zij al in het paradijs zijn, waar alles getransfigureerd is en hun kleding daarom ook straalt van goud. nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan ·
Samen met vader Sergei, vader Anton en Dorothea Smolders van de parochie in Asten, hebben wij hierover gediscussieerd. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat we zo veel mogelijk oude afbeeldingen van deze heiligen moesten proberen te vinden, en hen in de kleding van de tijd waarin zij leefden moesten
afbeelden. Ook het type gezicht zou niet Grieks maar West-Europees moeten zijn, zoals we dit kennen van illustraties in oude handschriften. Voor mij was dat in zoverre lastig dat ik tot dan toe alleen maar ikonen in de Byzantijnse stijl had geschilderd. Ik moest mij dus als het ware bijscholen. Hoeveel heiligen heeft u in totaal geschilderd en wie besliste welke heiligen zouden worden afgebeeld?
Details van de ikoon van de Heiligen van de Lage Landen
Dorothea Smolders en Emilia Clerkx hebben van tevoren een selectie gemaakt. Voor zover ik weet heeft Dorothea om te beginnen een hele stapel Nederlandse boeken met heiligenlevens uit de bibliotheek laten komen, waaruit zij voor de ikoon van Asten aanvankelijk 22 heiligen koos; later is dat aantal teruggebracht tot 12. Maar op de achtergrond, achter de nimbus van de heiligen, zijn nog veel meer nimbussen geschilderd, als symbool voor het feit dat er in werkelijkheid veel en veel meer heiligen zijn. In Amsterdam is een aanvankelijke selectie van heiligen gemaakt door Emilia Clerkx en vader Hildo. De uiteindelijke lijst van 15 heiligennamen is door vader Sergei vastgesteld. En wie bepaalde hoe de compositie van de ikoon eruit zou zien? Voor de ikoon van Asten heb ik zelf een voorstel gedaan voor de compositie. Deze is in wezen eenvoudig: bovenin Christus in een mandorla terwijl Hij de heiligen zegent; en in het centrum van de ikoon de heiligen die onze kant op bewegen. Hierover staat heel mooi geschreven in het boek Psalmen: “Barmhartigheid en waarheid hebben elkander ontmoet: gerechtigheid en vrede kussen elkaar. Waarheid ontspringt aan de aarde, en gerechtigheid ziet neer uit de hemel. Want de Heer schenkt welwillendheid, opdat de aarde haar vruchten zal geven.” Psalm 84(85):11.
Ikoon van de Heiligen van de Lage Landen in het klooster van Asten
· Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
Daarmee bedoel ik dat het een proces van wederzijds geven en nemen is: God die zegent en de aarde die vrucht voortbrengt, dat zijn de heiligen die Gods wil volbrengen. Aan de randen van de ikoon van Asten zijn typisch Nederlandse kenmerken geschilderd, de
Servaas, Lambert, diaken Adelbert, de priestermonnik Werenfried, Jeroen, Amandus en anderen. In de rechter benedenhoek is een symbolisch klooster afgebeeld, waarin de heilige Radboud, Gertrudis en Walburgis, die om hun geleerdheid bekend stonden, zijn afgebeeld. De heilige Radboud was bisschop van Utrecht. Hij vond het belangrijk dat zijn monniken studeerden. Tegenwoordig is Radboud de patroon van de universiteit van Nijmegen. Rechtsboven zijn tussen de bomen de kluizenaars St. Bavo en de heilige Oda afgebeeld. Beiden waren in hun jeugd rijk, maar kozen voor een leven in armoede en vol ontberingen, maar met Christus.
De heilige bisschop Willibrord
duinen en de zee. Aan de zijkant, naast de heilige Hubertus, staat een hert met een gouden kruis tussen zijn gewei, en aan de andere kant zijn naast de heilige Liudger twee ganzen geschilderd. Dat heeft te maken met het leven van deze heiligen. Op de Amsterdamse ikoon is dezelfde idee tot uitdrukking gebracht: de zegenende Christus en daaronder de heiligen van de Lage Landen. De compositie op deze ikoon is op voorstel van vader Sergei Ovsiannikov tot stand gekomen. In het centrum van de ikoon staat een kerk die met haar lichte gewelven doet denken aan onze huidige Nikolaas-kerk. Op het altaar brengt Christus zichzelf tot offer voor ons. Het altaar is gebouwd op het bloed van de martelaren, daarom is op deze ikoon onder het altaar een groep martelaren geschilderd, met de martelaressen Cunera en Dymphna op de voorgrond. Bij het altaar staan bisschoppen en priesters, dat wil zeggen personen die de liturgie kunnen voltrekken. Het zijn de bisschoppen Willibrord, Bonifatius,
Hoe wist u hoe deze heiligen eruit zagen, hoe ze gekleed waren, of zijn de afbeeldingen slechts benaderingen? De kleding van de heiligen wordt eenvoudigweg door hun functie bepaald – bisschoppen in priesterkleed nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan ·
met daarover heen de omofoor, zoals bij hedendaagse bisschoppen. In de oudheid was de omofoor een smal wit wollen lint met daarop zwarte kruisen geborduurd. De omofoor op de schouders van de bisschop symboliseert het verloren schaap, dat de Goede Herder terugvindt en op zijn schouders draagt. De kleding van de monniken is donker, doorgaans een bruin kleed met een capuchon. De kleren van de prinsessen martelaressen is iets rijker en zij dragen kronen op het hoofd. Hun gezichten, dat is een wat ingewikkelder verhaal. We beschikken bijvoorbeeld niet over portretten die tijdens hun leven zijn geschilderd. De eerste afbeeldingen zijn pas drie à vier eeuwen na hun dood gemaakt, toen zij al lang heilig waren verklaard. Wij weten niet in hoeverre deze portretten waarheidsgetrouw zijn. Mogelijk hebben de kunstenaars uit de 11e eeuw gebruikgemaakt van eerdere afbeeldingen die daarna verloren zijn gegaan. Mogelijk ook waren er gegevens over hun uiterlijk uit mondelinge overlevering bekend. Zo is bijvoorbeeld bekend dat de heilige Jeroen lang grijs haar had. Het researchwerk naar oude afbeeldingen van de heiligen heeft Dorothea gedaan. Voor de Astense ikoon heeft zij van bijna alle heiligen die daarop zijn afgebeeld prototypes gevonden. Na de 15e eeuw worden de afbeeldingen van de heiligen vrijer, de kunstenaars begonnen meer hun inspiratie en fantasie te volgen. Ook onder hedendaagse ikonenschilders bestaat een stroming die van mening is dat zolang je maar bidt en de Heilige Geest aanroept, Hij je vanzelf aanwijzingen zal geven hoe een heilige moet worden geschilderd. Dat is natuurlijk geweldig, maar alleen voor die mensen weggelegd die geheel gereinigd van zonden en hartstochten zijn, dat wil zeggen voor heilige ikonenschilders, en ik reken mijzelf absoluut niet tot deze groep. Ik ben van mening dat je rekening moet houden met de specifieke omstandigheden van het land, de tijd en de levensomstandigheden van een heilige. Daarom ook zijn ze in de kleding van hun tijd afgebeeld. Ik ben op zoek gegaan naar voorbeelden voor die kleding in miniaturen in oude boeken.
· Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
Uw parochie bezit een schitterende bibliotheek waardoor ik de mogelijkheid had heel veel boeken over dit onderwerp te bekijken. Tot mijn diepe spijt ken ik geen Nederlands, daardoor heb ik alleen maar als een ongeletterd kind naar de illustraties zitten kijken. In een prachtig boek genaamd “In den beginne was het Woord” heb ik met veel aandacht de schitterende oude miniaturen uit West-Europese boeken bestudeerd. Daaruit wordt duidelijk hoe sterk het geloof van de mensen in die tijd moet zijn geweest – zo vol ernst en liefde zijn die tekeningen. Aanvankelijk wist ik niet zeker of ik de bisschoppen met of zonder tonsuur zou schilderen. In de katholieke traditie worden bisschoppen en priesters zonder baard en met verplichte tonsuur afgebeeld, dat wil zeggen dat de bovenkant van het hoofd geschoren is. Ik wist niet wanneer deze gewoonte was ontstaan, en heb in verband daarmee contact opgenomen met vader Nikolaj Ozolin in Parijs. Hij is professor aan het Theologisch Instituut van St. Serge en kon mij uitleggen dat de tonsuur het symbool is voor de monnikswijding. Het is een zeer oude gewoonte, en gaat in ieder geval terug tot de 5e eeuw. Daarom zijn de bisschoppen en monniken op de ikoon met tonsuur afgebeeld, met uitzondering van de Heilige Maternus, die in de 4e eeuw leefde. Op mozaïeken van Ravenna uit de 11e eeuw zijn er bijvoorbeeld bisschoppen zonder tonsuur. Vader Nikolaj heeft mij uitgelegd dat dit samenhangt met het feit dat in die periode ook getrouwde priesters bisschoppen konden worden; daarom hebben zij geen tonsuur. Vader Nikolaj heeft bovendien verteld dat het priesterkleed in de vroege eeuwen bestond uit een cirkelvormig stuk stof met een uitsparing voor het hoofd in het midden, en dat zij pas eeuwen later om praktische redenen aan de voorkant korter werd gemaakt. Ik heb rekening gehouden met deze opmerking en heb de bisschoppen op de ikoon in lange gewaden afgebeeld. Natalja Petrovna, kunt u alstublieft ook iets vertellen over de ikonen die u voor de doopkapel hebt geschilderd?
Voor de iconostase in de kapel heb ik in totaal vier ikonen geschilderd: Christus en de Moeder Gods Hodigitria, en daaronder twee ronde ikonen met een oudtestamentisch onderwerp. “Hodigitria” betekent in het Grieks “Zij die de weg wijst”, en voor een mens die gedoopt wordt is het heel belangrijk om te begrijpen dat de Moeder Gods hem de weg van het heil toont terwijl zij naar het Goddelijke Christuskind wijst. De twee oudtestamentische ikonen zijn aan de onderkant van de iconostase geplaatst als symbool van het feit dat het Oude Testament het fundament vormt voor het Nieuwe. Op de ene ronde ikoon zijn drie oudtestamentische patriarchen afgebeeld, Abraham, Isaak en Jakob met de zielen van de oudtestamentische rechtvaardigen in het Paradijs. Op de andere ronde ikoon staat de Ark van Noach als symbool van redding. Tegelijk is het een symbool van de Kerk als een sterk schip waarop men veiliger over de stormachtige levenszee kan varen dan in kleine bootjes. Kunt u ook nog iets over uzelf vertellen en uw indrukken van Nederland? Ik ben in Moskou geboren en hield altijd al van tekenen. Ik heb twee opleidingen gevolgd, een technische (ik ben technisch programmeur) en een als kunstenaar. Op mijn veertigste heb ik mij samen met mijn kinderen laten dopen. Op dat moment pas ontdekte ik de wereld van de ikonen en bedacht ik: als kunstenaar moet ik leren om zelf ikonen te schilderen. In de Sovjet-Unie werd dit als religieuze propaganda beschouwd en kon men daarvoor tot drie jaar gevangenisstraf worden veroordeeld. Met de hulp van vader Alexander Menj vond ik een leraar en begon ik in stilte ikonen te schilderen terwijl ik in mijn levensonderhoud voorzag als programmeur. Toen de perestrojka begon en de kerken werden heropend, was er ineens een geweldige behoefte aan ikonen. Sinds 1991 werk ik in het Donskoj klooster in Moskou, ik schilder ikonen en beschilder ook kerken.
Ik ben vaak in Nederland geweest omdat mijn zoon Aleksej hier woont samen met zijn gezin. Tijdens mijn bezoeken van de afgelopen jaren, toen ik ook hier in de kerk begon te werken, heb ik veel parochianen leren kennen en sindsdien heb ik Nederland van een andere kant leren kennen. Ik vind veel typisch Nederlandse karaktertrekken sympathiek, de eenvoud, de welwillendheid, de werklust en bescheidenheid. Ik houd van de oude Nederlandse dorpjes, die er zo schoon en verzorgd uit zien, ik houd van de zee in elk jaargetijde, ik vind het prettig wanneer voorbijgangers op straat in Amsterdam mij groeten, kortom, in Nederland voel ik mij thuis. Aan het einde van dit gesprek zou ik nog dit willen zeggen: ik wil van harte iedereen bedanken die mij heeft geholpen bij het voorbereidende werk voor deze beide ikonen, vader Nikolaj Ozolin, vader Sergei Ovsiannikov, vader Hildo Bos, moeder Maria en haar zusters, Dorothea Smolders, Emilia Clerkx en Willibrord Buskens. Zonder hen zouden deze ikonen nooit geschilderd zijn. Juni 2010 Vertaling: Kathi Hansen Löve
nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan ·
De heilige Jevdokia Preek door vader Sergei Ovsiannikov
30 mei 2010 (zondag van alle heiligen) In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
V
orige week hebben wij het feest van Pinksteren gevierd. Het feest van de neerdaling van de Heilige Geest op de apostelen. In het tropaar van het feest zingen wij dat de Heilige Geest neerdaalde als vuur, “en de tongen van vuur kwamen neer op ieder van de apostelen”. Vandaag is het feest van Alle Heiligen. Eigenlijk is dat een natuurlijk gevolg van het feest van Pinksteren. Want de heiligen zijn diegenen op wie de Heilige Geest is neergedaald. In een van de gezangen van vandaag wordt gezegd dat alle heiligen vervuld waren van een vlam van goddelijke liefde. Daarom waren zij niet bang voor het natuurlijke vuur, het vuur van deze wereld. Dit gold in het bijzonder voor de martelaren, die werden gefolterd door de heidenen met echt vuur. Ze werden gedwongen het ware geloof af te zweren. Maar geloof is niet zomaar een overtuiging in je hoofd. Het is niet gewoon zeggen “Ik vind, ik denk dat God bestaat”, terwijl een ander zegt “Nou, ik vind dat God niet bestaat.” Bij ons is dat anders, bij ons moet het hart zeggen dat God bestaat. Want ons hart is geraakt door het vuur van de goddelijke liefde. En de logica van ons hoofd heeft hier helemaal niets mee te maken. Of ons hart kent liefde en dan is God er ook, óf ons hart kent geen liefde en dan weten wij helemaal niets over God. · Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
Het is niet voor niets dat de Bijbel het boek Hooglied bevat. Nog voor de geboorte van Christus werd er al gediscussieerd of dit boek wel in de canon van heilige boeken zou moeten staan. De heilige vaders van voor en na Christus hebben altijd gezegd: “Ja, dit boek moet absoluut in de canon van heilige boeken staan, want het is het boek over de liefde”. De tegenstanders zeiden echter: “Maar het is toch een boek over de liefde tussen een man en een vrouw?” De kerk heeft echter gezegd dat de menselijke liefde de ikoon is van de goddelijke liefde. In dat boek staan
de woorden “sterk als de dood is de liefde”. En dat is ook zo. Als voorbeeld van deze menselijke liefde wil ik vandaag iets vertellen over de heilige Jevdokia, die is afgebeeld op de ikoon midden in de kerk. Jevdokia was de vrouw van vorst Dimitri Donskoj. Hij stond er om bekend dat hij alle vorstendommen van het oude Rusland had verenigd. Hij heeft gestreden tegen de Tartaren, maar het belangrijkste is eigenlijk dat hij streed voor eenheid. Hij is heel jong gestorven, hij was 39 jaar. Zijn vrouw is moniale geworden en heeft daarna een aantal belangrijke kloosters in Moskou opgericht. Maar vandaag wil ik haar niet herinneren als oprichtster van belangrijke kloosters, maar als vrouw, als vrouw van haar man. Er is uit de 14e eeuw een tekst overgebleven die geschreven is door de heilige Jevdokia waar ik nu een stukje uit zal voorlezen:
woorden kan beëindigen. Dat het vuur van de goddelijke liefde onze harten mag raken, dat we met zijn allen kunnen liefhebben op menselijke wijze zodat we een kleine ikoon kunnen zijn van de grote goddelijke liefde. Amen.
“Hoe is het dat je gestorven bent, mijn kostbaar leven en laat je mij als weduwe alleen! Waarom ben ik niet eerder dan jij gestorven? Het licht in mijn ogen is gedoofd. Waar ben je heen gegaan, de schat van mijn leven? Waarom zeg je niets tegen mij, mijn hart? Waar, heer, is je eer, je glorie, waar is je heerschappij? Je was de heerser van heel Rusland en nu lig je daar dood en je kunt over niemand meer heersen! Ook je roem is vergaan en op je gezicht ligt nu het zegel van de dood. Mijn leven, hoe kan ik mij tegen jou aanvleien, hoe verheug ik mij met jou?” Het is een klaagzang vol liefde. Het is een klaagzang, omdat uit de wereld het licht is verdwenen, en voor deze vrouw de duisternis is ingetreden. Het is de klaagzang van een vrouw wier hart geraakt was door het vuur van de liefde. Ze is een heilige geworden, omdat zij een eenvoudige vrouw was en ze in staat was lief te hebben als een eenvoudige vrouw. En daarom is haar menselijke liefde uiteindelijk de goddelijke liefde geworden, de liefde voor God. Vorige week heb ik mijn preek beëindigd met woorden over het vuur van de goddelijke liefde. Ik denk dat ik de preek van vandaag met dezelfde nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan ·
Hemelse Koning Overpeinzingen over de reinheid van hart Lezing gehouden door Jim Forest op 4 oktober 2010 in het klooster New Skete te Cambridge, New York
G
raag zou ik een van onze meest gebruikte gebeden, “Hemelse Koning”, wat nader willen bespreken, waarbij ik speciaal de woorden “reinig ons van alle smet” er uit zal lichten. Hemelse Koning, Trooster, Geest der waarheid, Die alom tegenwoordig zijt, en alles vervult, Schatkamer van het goede, en Schenker van het leven, kom en verblijf in ons, reinig ons van alle smet, en red onze zielen, o Goede. Met niet veel woorden – minder dan veertig – is dit een van de oudste Christelijke gebeden. Het is een gebed dat met name met Pinksteren wordt geassocieerd – de neerdaling van de Heilige Geest, de Geest der Waarheid, op de apostelen – als de volgelingen van Christus uiteindelijk begrijpen waar ze getuige van zijn geweest en welke taak Christus voor hen heeft voorbereid. Het is een gebed dat de meeste Christenen uit hun hoofd kennen en dat thuis gebeden wordt, zelfs in de kortste ochtend- en avondgebeden. Het wordt ook gebeden bij het begin van Proskomedie die vooraf gaat aan de Goddelijke Liturgie. We zeggen en zingen de woorden zo vaak dat ze zichzelf reciteren. Ik vermoed dat een ieder van ons bij dit gebed wel eens een moment heeft gehad dat een bepaalde zin ons als een pijl midden in ons hart raakte. En omdat dit gebed verbonden is met iedere liturgie en met ieder ochtend- en avondgebed, is het een gebed der gebeden, een gebed dat gemeenschap schept. Het gebed doet twee dingen.
10 · Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
Ten eerste verwoordt het de focus van al onze gebeden. Het noemt namen. Door de Heilige Geest aan te roepen, worden we eraan herinnerd dat de Heilige Drieëenheid, de gemeenschap van drie Personen in Eén God, de focus en het centrum van ons leven is. Dit is waar ons Christelijk leven om draait. Dit is het gebed dat ons allemaal in hetzelfde perspectief plaatst. Ten tweede is het een vurig appèl dat alles opsomt waar we naar op zoek zijn. We willen dat God komt en in ons verblijft, dat Hij ons reinigt van alle smet en dat Hij onze ziel redt. Het is een gebed om diepgaande genezing. We kunnen onszelf niet
reinigen of onze eigen ziel redden, niet zonder Gods hulp. Het eerste gedeelte kan in drie stukken worden verdeeld. Het eerste gedeelte, Hemelse Koning, Trooster, Geest der waarheid, beantwoordt de vraag: “Tot wie bidden wij?”. Het tweede gedeelte, Die alom tegenwoordig zijt, en alles vervult, geeft antwoord op de vraag: “Waar bent U?”. Het derde gedeelte, Schatkamer van het goede, en Schenker van het leven, beantwoordt de vraag: “Wat doet U?”. Het begin van het gebed herinnert ons eraan dat we geen mensen zonder vorst zijn. We hebben een Vorst, namelijk een Hemelse Koning. Slechts aan deze vorst zijn wij verantwoording schuldig, en zijn geboden hebben voor ons absolute prioriteit. God heeft ons geen wetten in de gebruikelijke zin van het woord gegeven, maar een aantal geboden. Zo is er bijvoorbeeld de Bergrede. Die opent met de Zaligsprekingen, die in de Russische kerk de “geboden van de zaligheid” worden genoemd. De Zaligsprekingen vormen eigenlijk een zeer korte samenvatting van het Evangelie. Elke Zaligspreking heeft betrekking op bepaalde aspecten van een leven in de Opstanding – dat wil zeggen een leven dat niet wordt vormgegeven door de dood. Een manier om de Zaligsprekingen te lezen is om de woorden “Opgestaan uit de doden” aan het begin van ieder vers te lezen – bijvoorbeeld: “Opgestaan uit de doden zijn de armen van geest”. Ook is er een gebod om te vergeven: en niet één keer, maar zeventig maal zeven keer. Eén keer is meestal al niet eenvoudig. Dan zijn er ook nog de tweeledige geboden – om God lief te hebben (niet zo eenvoudig als het klinkt) en onze naaste lief te hebben (veel moeilijker dan het klinkt). Het gebod om God lief te hebben is onlosmakelijk verbonden aan het gebod om onze naasten lief te hebben als ons zelf. Uit het Evangelie wordt duidelijk dat met die naaste niet alleen een vriendelijke buurman wordt bedoeld die naast ons
woont en met wie we soms een aardig praatje maken hebben en die mogelijk zelfs naar dezelfde kerk gaat als wij. De naaste waar het gebod op doelt is om het even welke persoon die God op ons pad brengt. We hebben het niet over relaties met wederzijdse affectie, maar over nabijheid, hoe kort, tijdelijk en onbedoeld ook: de bedelaar op straat, de atheïst die het Christendom hartgrondig veracht, de medeChristen voor wie we dekking willen zoeken, de man die net mijn portemonnee heeft gestolen, de gewonde vreemdeling die aan de kant van de weg ligt, degene die mijn leven of dat van mijn dierbaren bedreigt. We hebben een Koning en als we serieus zijn over het feit dat we onszelf Christenen noemen, dan zijn we een volk dat tracht onder zijn heerschappij te leven. Maar het is moeilijk. We zijn zeelieden die bijna altijd tegen alle winden in zeilen, tegen de winden van onze eigen onzekerheid, angsten en ons eigen egoïsme, de winden van niet geheelde verwondingen en bittere herinneringen, de winden van ongeloof, de winden van de politiek, van propaganda, van slogans en van nationale identiteit, de winden van wat we menen te moeten zeggen en denken om verder te kunnen met ons leven. Onze Koning is een Hemelse Koning – dat wil zeggen, niet van deze wereld – maar wel een Koning die deze wereld liefheeft, die Zichzelf geeft voor het leven van de wereld, een Koning die de zieken van lichaam en geest geneest, een Koning die de hongerigen voedt, een Koning die zonden vergeeft en de levens van zondaars redt, een Koning die weent, een Koning die bidt om vergeving van hen die Hem kruisigen, een Koning die Zichzelf verschuilt in de hongerigen, de dorstigen, de naakten, de daklozen, de zieken en de gevangenen, een Koning die onze reactie op de minste persoon beschouwt als het ultieme criterium om gered te worden. Niet uw gebruikelijke koning. Onze Koning is iemand die we aanspreken als “Trooster”. In de oorspronkelijke Griekse tekst wordt het woord “parakleet” gebruikt, dat verschillende betekenissen kan hebben: krachtgever, advocaat, nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan · 11
raadgever, trooster, bemoediger, steungever, helper, beschermer. Eigenlijk is geen enkel Nederlands woord helemaal passend. Hier in uw klooster is gekozen voor “trooster”. In het Engels wordt meestal het woord “comforter” gebruikt. Dat woord is afkomstig van het Latijnse woord “comfortare”, dat krachtgeven betekent. God geeft ons tegelijkertijd kracht voor de strijd en ook troost. (…) Gods Heilige Geest is de “Geest der Waarheid”, een zinsnede die mij vaak doet denken aan het Engelse gezegde “Speak the truth and shame the devil”. Er bestaat ook een Russisch spreekwoord, “Eet brood en zout en spreek de waarheid”. Wat een uitdaging is het om de waarheid te kennen, de waarheid te spreken en een waarachtig leven te leiden. Waarachtig spreken is veel meer dan zeggen wat je oprecht denkt over een bepaald onderwerp, hoewel dat soms moeilijk genoeg kan zijn. Het is niet eenvoudig om gewoon de waarheid te weten over eenvoudige dingen. Hoeveel onschuldige mensen zitten er vandaag de dag niet vast in de gevangenis voor misdrijven die ze niet hebben begaan, die schuldig zijn bevonden en veroordeeld omdat een getuige hen per abuis heeft aangewezen als de schuldige. De getuige legde zijn of haar verklaring in alle oprechtheid af, maar heeft zich vergist en als resultaat zit de verkeerde persoon nu jarenlang in de gevangenis. Oprechtheid staat niet gelijk aan waarachtigheid. Men kan oprecht verkeerd zitten. (…) Als antwoord op de vraag “God waar bent U? komt de volgende zinsnede Die alom tegenwoordig zijt, en alles vervult. Soms zouden we, net als Jona, wel willen dat God overal is, maar niet hier. Maar God kan niet niet-aanwezig zijn. Licht kan zichzelf niet verschuilen in het duister. Zelfs in de hel is God niet afwezig – dat is onmogelijk. De hel is wat wij ervaren wanneer wij pogen om bij God weg te blijven, dat wil zeggen om niet lief te hebben. Zoals Bernanos het zegt: “De hel is niet meer liefhebben”. God is alom tegenwoordig. Een goed gebouwde kerk doet al het mogelijke om ons te helpen ons bewust te worden van die aanwezigheid en onze harten ervoor open te stellen, maar God is niet minder aanwezig 12 · Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
in je keuken of in een bus of in de gevangenis, of op een plek waar mensen worden gefolterd. En God is niet alleen tegenwoordig maar de gehele schepping is vervuld met die tegenwoordigheid. We kunnen delfstoffen gebruiken om dodelijke wapens te maken, instrumenten die ons aan de hel doen denken, maar het materiaal waar die wapens van gemaakt zijn zou ons wel aan God moeten herinneren. “De gehele schepping zingt Uw glorie” zeggen we in een van de avondgebeden. Alles wat door God geschapen wordt vormt voor ons een mogelijkheid om te offeren. Alles wat wij moeten meebrengen voor de ontmoeting is een gevoel van verwondering. Als antwoord op de vragen “Wat doet U? Hoe kennen wij U?” noemen we God de schatkamer van het goede en Schenker van het leven. (…) Het goede waar hier op gedoeld wordt is een leven in gemeenschap, in de eerste plaats met God, maar ook met elkaar. Verbinding. Wat een zegen is het om ontvankelijk te worden om het beeld van God in een ander mens te kunnen zien. Hoe vaker dat gebeurt, hoe gelukkiger we zijn. Door God in anderen te zien worden we geholpen God te zien. Het is een voorproefje van de hemel. Het betekent in staat te zijn om lief te hebben, om Gods liefde voor onze medemensen te ervaren en te delen. Het is het grootste goed om Gods aanwezigheid gewaar te worden – niet het idee dat God aanwezig is, maar bewust in die aanwezigheid te leven. Niet in staat zijn om de aanwezigheid van God in de ander te zien is een vorm van blindheid, die erger is dan gewoon niets kunnen zien. Dat doet mij denken aan wat Dorothy Day eens zei: “Zij die God niet kunnen zien in arme mensen zijn werkelijk atheïsten”. Nu komen we pas aan bij wat we eigenlijk vragen in dit korte gebed Kom en verblijf in ons, reinig ons van alle smet en red onze zielen, o Goede. Men kan een ellenlange lijst maken van de verschillende smetten waar de meesten van ons mee worstelen. Ik wil mij slechts op drie daarvan concentreren: tribalisme, angst en het leven in haast
(ik beperk mij tot drie onderwerpen op advies van metropoliet Kallistos). Ten eerste tribalisme. Eén aspect van onze beschadigde menselijke natuur is een sterke neiging tot stammencultuur, wat de illusie van afgescheidenheid met zich meebrengt. Het leven van een ieder in deze ruimte kan gered worden door een bloeddonatie van een Latijns-Amerikaanse Azteek, een Inuït-eskimo uit Alaska of een Afrikaanse Zulu. Toch geven wij er de voorkeur aan onszelf te zien als hoofdzakelijk verbonden met degenen met wie we onze nationaliteit delen, onze taal delen, onze voorgeschiedenis, of – in het geval de stamcultuur een religieus karakter heeft – met degenen die dezelfde rituelen naleven, die eenzelfde rituele vocabulaire hebben. Binnen de grenzen van die stammencultuur, of subcultuur daarvan, zijn we bereid aanzienlijke offers te brengen, zelfs ons leven te riskeren en te geven als er geen respectabel alternatief is. Maar de stam sluit veel meer uit dan er in wordt opgenomen. We zien onszelf als radicaal anders en ver verwijderd van de grote massa, terwijl zij in werkelijkheid – als we oprecht menen wat we zeggen als we het Onze Vader bidden – onze broeders en zusters zijn, die net als wij afstammen van die mysterieuze eerste mensen die we Adam en Eva noemen, en net als wij voorwerp zijn van Gods liefde en genade. Er bestaat een commentaar van een rabbijn dat zegt, dat God alleen Adam en Eva heeft geschapen zodat niemand kon denken dat hij of zij van een hogere of speciale afkomst was. Ook in de Orthodoxe Kerk kennen we tribalisme. Ik ben in Orthodoxe kerken geweest waar de onuitgesproken vraag was: “Waarom ben je hier? Jouw voorouders komen niet van dezelfde plek waar onze voorouders zijn geboren. Je bent niet welkom”. Op een kerkelijk concilie in de 19e eeuw, onder voorzitterschap van de Patriarch van Constantinopel, is nationalisering of tribalisering van het Christendom ‘etnophyletisme’ genoemd – letterlijk ‘liefde voor de stam’ – en is bepaald dat dit ketterij is. Maar tot op heden is het een ketterij die welig tiert.
‘De ander’ op een afstand houden is een van de smetten waarvan God ons het moeilijkst van kan reinigen, omdat we zo sterk hechten aan tribale identiteit. We zijn zelfs niet erg bereid om het probleem te onderkennen. “De essentie van zonde is de angst voor de Ander, wat een onderdeel vormt van de verwerping van God”, schreef metropoliet Johannes Zizioulas van Pergamon. Op het moment dat de bevestiging van de ‘ik’ is gerealiseerd door verwerping en het niet accepteren van de Ander – dat is wat Adam in zijn vrijheid verkoos te doen – op dat moment is het alleen maar natuurlijk en onvermijdelijk voor de ander om een vijand en een bedreiging te worden. Verzoening met God is een noodzakelijke voorwaarde voor verzoening met iedere ‘ander’”. Wie is ‘de Ander’? Zizioulas schrijft het woord ‘Ander’ met een hoofdletter om de betekenis en het mysterie ervan te benadrukken. De ‘Ander’ is eenieder van wie ik geneigd ben te denken dat die beter dood dan levend kan zijn, beter veraf dan dichtbij. Meestal is het iemand van buiten mijn eigen stam, van buiten mijn etnische, religieuze of nationale groep. We zijn geneigd om vrij veel aandacht te besteden aan het opzettelijk doden binnen onze eigen stam – met een gepast rechtssysteem etc. – maar niet als het gaat om moorden buiten de stam. We tellen heel precies het aantal Amerikanen dat gedood is in de oorlog en we proberen niet de anderen te tellen die door ons zijn gedood, hoewel dat er mogelijk veel meer in aantal zijn. Als Christen kan ik in theorie geloven dat ieder mens – iedere ‘Ander’– een drager is van het beeld van God, maar in de praktijk? De waarheid is dat ik er nauwelijks over nadenk dat mensen buiten mijn eigen stam dragers van het beeld van God zijn. Meer nog, ik heb het er al moeilijk genoeg mee om dat beeld binnen mijn stam te onderscheiden, ja zelfs binnen mijn eigen familie. Wat metropoliet Zizioulas zegt is eigenlijk dat als ik ‘de Ander’ verwerp, ik niet een bepaald persoon verwerp, maar de Goddelijke oorsprong van die persoon. Dat is de essentie van de zonde, het verdelen nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan · 13
van de mensheid in de ‘onzen’ en de ‘niet de onzen’ – ervan uitgaande dat ik mij heb ontwikkeld voorbij het punt van de nog meer elementaire verdeling tussen ‘ik’ en ‘niet-ik’. Degenen die ‘niet de onzen’ zijn kunnen worden ontmenselijkt en kunnen een doelwit van een oorlog worden, zonder dat dit als zonde wordt beschouwd. Verzoening begint met God, zegt Zizioulas, maar er kan geen verzoening met God zijn als we weigeren ons te verzoenen met ‘de Ander’.
want, zo wordt gesteld, doordat ze Jezus niet erkennen, erkennen en belijden de moslims niet de ware God.
(…) Dan komt de angst, de elementaire kracht die ons weerhoudt van daden van liefde. Als we de boodschap van de engelen samenvatten in een paar woorden, dan luidt die boodschap: “Wees niet bevreesd”. Maar de meesten van ons zijn vergiftigd door angst. Misschien is dit nog niet eerder zo erg geweest als sinds het instorten van de beide torens van het World Trade Centre negen jaar geleden. Destijds, in 2001, deden veel mensen, waaronder – en dat strekt hem tot eer - president Bush, hun best om duidelijk te maken dat de moslims niet de vijand waren, maar dat het ging om fanatiekelingen die hun geloof gebruikten als excuus om te mogen moorden. Niemand had het in die dagen over het verbieden van islamitische culturele centra of moskeeën. Maar meer recentelijk, de afgelopen maanden, zijn dit brandende kwesties geworden. Het zijn niet langer zomaar islamitische fanatiekelingen die het probleem zijn. Voor veel mensen is het de Islam zelf. Voor hen is iedere moslim verdacht. Er zijn zelfs mensen die zeggen dat de Islam geen religie is, maar een ideologie. Sommigen zeggen dat de Koran veel gemeen heeft met Hitlers boek, Mein Kampf. Hoewel er een kleine groep mensen is die oprecht vindt dat de vrijheid van godsdienst sowieso moet worden afgeschaft als een grondrecht, zijn er veel mensen die van mening zijn dat dit een recht is dat plaatselijk niet moet worden toegestaan. Er zijn devote christenen die er bezwaar tegen hebben om moslims te zien als afstammelingen van Abraham en van ‘het volk van het boek’; ze erkennen niet dat moslims monotheïstisch zijn en dat ze met joden en christenen gemeen hebben dat ze één God belijden, 14 · Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
Minaret van de Fatimid Moskee in het St. Katharina klooster (Sinaï)
(…) Een voorbeeld van een geheel andere houding ten opzichte van moslims is te vinden in het Katharina-klooster in de Sinaï-woestijn. Dit is een van de oudste kloosters ter wereld, een plaats van ononderbroken gebed en devotie sinds de stichting in de zesde eeuw. Als je nauwkeurig kijkt naar de foto’s van het klooster, zie je dichtbij de kloosterkerk een helder witte toren. Het is een minaret van de enige moskee binnen een kloostermuur. De Fatimid Moskee wordt nog steeds gebruikt door bedoeïenen die voor de monniken het land beheren en hun buren zijn. De moskee was oorspronkelijk bedoeld als een gasthuis voor pelgrims, maar in 1106, meer dan negenhonderd jaar geleden, kreeg het zijn huidige bestemming. Het moet haast wel een van de oudste moskees van de wereld zijn. Ongetwijfeld verklaart de gastvrijheid van de monniken tegenover de moslims voor een deel hoe het klooster al die eeuwen heeft kunnen overleven in een gebied dat geheel islamitisch werd. Het verklaart waarschijnlijk ook hoe het klooster een veilige haven werd voor een aantal van de oudste ikonen en Bijbelse manuscripten om zo te overleven sinds het eerste millenium van het christendom. Het is een treffende voorbeeld van een waarachtig Christelijk antwoord op een conflict zonder dat het door angst is ingegeven.
(…) Christus vertrad de dood door Zijn dood. Op dezelfde manier wordt vrees weggenomen door vrees – niet vrees voor anderen maar vrees voor God. Ik wil niet beweren dat die twee soorten vrees hetzelfde zijn. De vrees voor God is niet dezelfde als de angst die iemand zou kunnen voelen die voor de tafel van Hitler of Stalin komt te staan. De vrees voor God is iets geheel anders – een staat van absoluut ontzag, verbazing en bewondering, die eenieder overweldigt, die zich ervan bewust is dat hij zich in de aanwezigheid van God bevindt. De vrees voor God is een krachtgevende vrees. Het geeft kracht om tegen de stroom van haat in te zwemmen, tegen de stroom van vijandigheid, propaganda en sociaalgeorganiseerde moord, waar wij medeschuldig aan zijn, ook al wordt daadwerkelijke moord door een ander gepleegd. De vrees voor een tiran kan de poort van de liefde niet openzetten – dat kan alleen de vrees voor God. De liefde voor een ander – dat betekent bereid te zijn je eigen leven op te geven voor een ander – is nooit iemands eigen prestatie, maar louter een geschenk van God, een gift van de Heilige Geest die het hart reinigt. Zelfs de liefde voor je echtgenoot of voor je echtgenote, voor je kinderen of voor je ouders, is een geschenk van God. Het is onmogelijk om te leven zonder de genade van God, maar alleen die liefde is perfect waarbij het beeld van God wordt gezien en beantwoord in een ander met wie we geen familie zijn en die we ook niet lief hoeven te hebben uit sociale verplichting. “De ziel die de Heilige Geest niet heeft gekend”, zo heeft de heilige Silouan van de Heilige Berg ons geleerd, “kan niet begrijpen hoe men zijn vijanden lief kan hebben en kan dat niet accepteren.” Als jongeman werd deze Russische monnik ooit bijna gedood door zijn buurman. Later in zijn leven, toen hij al monnik was geworden, heeft hij steeds volgehouden: “Hij die zijn vijanden niet liefheeft, heeft niet de genade van God.” Mijn derde en laatste punt heeft te maken met het probleem van het leven in haast. In onze maatschappij, tenminste voor hen die niet in een kloostergemeenschap wonen, is dat het grootste
obstakel voor de reiniging van het hart. We hebben het veel te druk. We voelen ons vaak als gevangenen van het spitsuur. (…) In werkelijkheid heeft iedereen tijd, want niets is aan iedereen zo gelijkelijk toebedeeld als tijd. Maar mensen die naast elkaar in dezelfde straat lopen kunnen een geheel verschillend gevoel van tijd hebben. Zo kan het zijn dat de één zo bezig gehouden wordt door zijn veeleisende agenda, of door zijn zorgen of door zijn plannen voor de toekomst dat hij nauwelijks merkt wat er om hem heen gebeurt, terwijl de ander, hoewel die een leven vol verplichtingen heeft, zeer aandachtig is. Ieder persoon heeft de vrijheid om te pauzeren, om te luisteren, om te bidden, om te laat te zijn voor een afspraak, om een andere richting in te slaan. De reiniging van ons hart maakt ons vrijer, meer in staat om te luisteren, om de mensen om ons heen te zien en te reageren op hun behoeftes.
Het kan hard werken zijn om te leren hoe je weg moet komen van de snelweg in je hoofd. Wijlen metropoliet Anthony (Bloom), die jaren aan het hoofd stond van de Russisch-Orthodoxe Kerk in Groot-Brittannië suggereerde, als basisoefening voor een spiritueel leven, om te gaan zitten en tegen jezelf te zeggen: “Ik zit, ik doe niets en de komende vijf minuten zal ik ook niets doen”, en dan te ontspannen. In het begin zal je dit maar één of twee minuten kunnen volhouden. Realiseer je gedurende die hele tijd: “Ik ben alleen maar stil, ik ga nergens heen, ik ben hier in de aanwezigheid van God, in mijn eigen nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan · 15
aanwezigheid en in aanwezigheid van alle meubels die om mij heen staan”. Daarbij moet je natuurlijk nog wel één ding doen: je moet besluiten, dat je in die twee of vijf minuten die je hebt bestemd om te leren dat de tegenwoordigheid - het nu - bestaat, dat je niet wordt afgeleid door de telefoon, door een klop op de deur, of door een plotselinge opwelling van energie die je er toe aanzet om nu direct datgene te gaan doen wat je de afgelopen tien jaar hebt laten liggen. Je gaat goed zitten en je zegt: “Hier ben ik” en dat ben je. Als je leert om dit te doen op verloren momenten in je leven, en je geleerd hebt om in je gedachten niet steeds onrustig te zijn, maar volledig kalm en gelukkig, stabiel en helder, probeer dan die paar minuten uit te breiden en die dan nog een beetje langer te maken. Het is een eenvoudige maar niet gemakkelijke oefening, een soort gebed dat zowel fysiek als spiritueel is, waarbij we God vragen ons te helpen ons hart te reinigen. (…) Maar wat is een rein hart? Een hart vrij van bezitterigheid, een hart dat in staat is om te treuren, een hart dat dorst naar gerechtigheid, een barmhartig hart, een liefhebbend hart, een hart dat niet door hartstochten wordt beheerst, een onverdeeld hart, een hart dat zich bewust is van het beeld van God in de ander, een hart dat zich bewust is van Gods aanwezigheid in de schepping. In de woorden van de heilige Isaak de Syriër: “Iemand heeft werkelijk een rein hart als hij alle mensen als goed beschouwt en geen enkel schepsel hem als onrein of geschonden voorkomt”. (…) Hoe reiner het hart, heeft de heilige Isaak gezegd, hoe meer iemand zich bewust wordt van de Schepper in de schepping. De heilige Isaak legde veel nadruk op ascese – gebed, vasten, vrijwillige armoede, vrijgevigheid aan de armen – als een manier om het hart te reinigen. Als strijder tegen de hartstochten van de wereld, was deze zevendeeeuwse bisschop hartstochtelijk in zijn liefde voor de schepping, niet alleen voor de mens als schepping naar Gods beeld, maar voor alles dat God leven heeft ingeblazen. “Wat is reinheid?”, vroeg de heilige Isaak. “Het een hart vol compassie met de hele geschapen 16 · Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
natuur (…) En wat is een hart vol compassie? (…) Dat is een hart dat brandt voor de hele schepping, voor de vogels, voor de beesten, voor de duivels, voor ieder schepsel. Als die mens aan hen denkt, naar hen kijkt, vullen zijn ogen zich met tranen. Zo sterk, zo heftig is zijn compassie (…) dat zijn hart breekt wanneer hij de pijn ziet en het lijden van het meest eenvoudige schepsel. Daarom bidt hij steeds met tranen in zijn ogen (…) voor alle vijanden van de waarheid en voor iedereen die hem kwaad doet, opdat zij mogen worden beschermd en vergeven. In zijn eindeloze compassie, die opwelt in zijn hart naar Gods gelijkenis, bidt hij zelfs voor slangen”. Laten we eindigen waar we begonnen zijn en, staande, samen het gebed bidden: Hemelse Koning, Trooster, Geest der waarheid, Die alom tegenwoordig zijt, en alles vervult, Schatkamer van het goede, en Schenker van het leven, kom en verblijf in ons, reinig ons van alle smet, en red onze zielen, o Goede. Vertaling: Annet Crouwel
Inleiding bij het boek “de weg naar binnen” vader Sergei Ovsiannikov
Onlangs verscheen bij uitgeverij Logos een herdruk van de Nederlandse vertaling van het boek van metropoliet Anthony “De weg naar binnen”. Dit boek verscheen oorspronkelijk onder de Engelse titel “School for prayer”. Ter gelegenheid van de nieuwe Nederlandse uitgave schreef vader Sergei Ovsjannikov een voorwoord dat wij hieronder publiceren.
D
e huidige wereld ziet er als volgt uit: als we vandaag de dag iets kopen krijgen wij er twee pagina’s tekst bij, namelijk de gebruiksaanwijzing en het garantiebewijs. Er bestaat waarschijnlijk maar één uitzondering en dat is het mensenleven zelf: dat wordt ons gegeven zonder gebruiksaanwijzing en zonder garantiebewijs. We weten niet hoeveel tijd van leven ons is gegeven en vaak weten we niet waarom ons bepaalde talenten zijn gegeven. We weten niet wat de zin van ons leven is, we kennen onze eigen “gebruiksaanwijzing” niet. Hoe kun je leren om jezelf te zijn en niet iemand anders te imiteren, niet het leven van een ander te willen nadoen? En hoe kun je leren om met jezelf te leven als je jezelf niet lief hebt? Wij zijn steeds op zoek. Op deze zoektocht kunnen we onszelf de vraag stellen: waarom is mij dit leven gegeven? Door die vraag te stellen zijn we al half op weg naar het gebed en richten we ons tot de onbekende God, die wij slechts een klein beetje kennen: waarom heeft U mij dit leven gegeven? Dit boek is een soort reisgids voor het gebed. Niet het gebed zoals we dat ons in het algemeen voorstellen (een gezin dat netjes aan de eettafel zit
en het hoofd van het gezin dat eerbiedig een tekst uitspreekt), maar het gebed waarin je je vanuit het diepst van je ziel tot God richt. Die weg is helemaal niet zo eenvoudig als het lijkt, zo van: je wilt het, je staat op en je gaat. Je hebt immers alleen al kracht nodig om op te staan en die kracht heb je lang niet altijd; en om te gaan moet je op z’n minst weten waarheen, in welke richting je moet gaan bewegen. En de weg die je moet gaan is van de voren juist onbekend. nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan · 17
Metropoliet Anthony zegt dat je via jezelf moet gaan en dan verder naar de ander in jezelf die je nog niet kent. Hij waarschuwt ook dat die weg gevaarlijk kan zijn. Inderdaad, waarom denken we eigenlijk dat we ons iedere keer zomaar tot God kunnen richten wanneer wij dat nodig hebben? Waarom denken we dat God iedere keer moet antwoorden op onze vragen wanneer wij ons tot Hem richten? “Het gebed is een ontmoeting, het is een diepgaande relatie, waar we noch onszelf, noch God, met geweld toe moeten dwingen”, zo zegt Metropoliet Anthony. Wij gaan ervan uit dat we met God kunnen omgaan zoals met onze huiskat. Nee, zegt Metropoliet Anthony , God is eerder een leeuw dan een lief poesje. Een ontmoeting met God kan gevaarlijk zijn (p. 87: Het is geen lief poesje dat je ontmoet, het is een leeuw. Het Koninkrijk Gods is gevaarlijk). Het gebed begint ermee dat de mens zich naar binnen keert, dat wil zeggen dat hij een ontmoeting aangaat met zichzelf. “Het gebed moet gericht zijn op jezelf”, zegt Metropoliet Anthony. Maar een ontmoeting met jezelf kan ook gevaarlijk zijn. Niets lijkt eenvoudiger: beginnen met jezelf, alleen zijn met jezelf, al was het maar voor enkele minuten per dag! Maar daar schuilt ook het gevaar in: hoe weten we wat we tegen zullen komen, wat we zullen ontdekken, welk “zelf” we zullen ontdekken bij die ontmoeting? Een dergelijke ervaring lijkt immers op een poging om in de spiegel te kijken, die – wat een wonderbaarlijke spiegel zou dat zijn – niet de mens weerspiegelt die we willen zijn of lijken, die we willen spelen, die weerspiegelt hoe we graag willen dat andere mensen ons zien. Nee, in die spiegel zien we de persoon die we willen verbergen en die we nooit aan God, noch aan de mensen, noch aan onszelf willen laten zien. Is dat niet gevaarlijk? Het zou kunnen zijn dat uit die spiegel een wolf op ons afspringt en geen mens. Of, misschien nog erger, je ziet alleen maar leegte.
18 · Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
Er bestaat een film van de bekende Russische regisseur Andrei Tarkovski, genaamd “Stalker”. Stalker is in die film het beroep van een persoon die mensen begeleidt, die het op zich neemt om zelf de Zone in te gaan en daar zelfs mensen doorheen te leiden. En de Zone is een soort gebied, een ontzagwekkend grote “vlek”, een spoor dat is achtergelaten door een buitenaardse civilisatie, het is een heel gevaarlijke plek, waarvandaan al veel mensen niet zijn teruggekeerd. Mensen komen er om, maar om de een of andere reden blijven er maar mensen komen die daar heen willen en gaan mensen er nog steeds heen. Dat komt omdat er ergens in het midden van de Zone een “geheime kamer” is, waar alle geheime wensen van mensen worden vervuld. Er is alleen een klein probleem: niet de wens die jij in gedachten had wordt vervuld, maar vervuld wordt een wens die diep in je hart zit, het meest verborgen en het meest gewenst, een wens die je niet eens zelf kunt formuleren. De held van de film, de stalker, herinnert zich zo’n geval. Op een keer bereikte een van de meer ervaren stalkers deze kamer, maar onderweg ernaartoe kwam zijn broer in de Zone om het leven. Toen hij bij de kamer kwam vroeg hij de “kamer van de wensen” of zijn broer weer tot leven gewekt kon worden, hij bad er om! Maar toen hij terugkwam bleek dat zijn broer nog steeds dood was. Maar die stalker zelf werd ontzaglijk rijk. Zo ging zijn meest geheime wens in vervulling. Een week na deze reis verhing deze stalker zichzelf. Kunnen we dus zeggen dat we onze meest diepe, geheime wensen kennen? Weten we wat het resultaat is van ons gebed? Schuilt er in het gebed dus geen gevaar?... Het gebed is een ontmoeting, zegt Metropoliet Anthony, maar een ontmoeting met God is altijd gevaarlijk. Net zo gevaarlijk is een ontmoeting met jezelf. De eerste gevoelens die immers bij jezelf naar boven komen zijn helemaal niet nobel. Dat kunnen gevoelens en uitingen zijn van toorn, agressie, depressie, uitzichtloosheid, moedeloosheid, die wij op een agressieve manier op anderen afreageren. Het gaat om nog veel meer andere gevoelens, waarmee
de psychiatrie in de hedendaagse wereld zich bezig houdt, maar die vroeger in de christelijke literatuur de strijd met de hartstochten werd genoemd. Metropoliet Anthony : “God kan niet tot ons komen, omdat wij er niet zijn om Hem te ontvangen; wij willen iets van Hem ontvangen, maar geenszins Hem Zelf ontvangen”. Metropoliet Anthony noemde zijn boek “gesprekken voor beginners op de weg van het gebed”. Het gebed is een weg, die de mens moet gaan. De mens heeft één bepaalde dimensie, de innerlijke diepte, die ieder mens uniek maakt. De auteur stuurt ons die diepte in. Hij zegt: “Eén van de problemen is: Waarheen richt ik mijn gebed? En ik heb voorgesteld: richt het op je zelf.” Probeer jezelf te zijn, speel niet een bepaalde rol, probeer alleen met jezelf te zijn, al is het maar voor heel even en je zult begrijpen hoe moeilijk dat is! Het is niet toevallig dat veel van de moderne technologie gericht is op een simpele taak, namelijk de mens te bevrijden van de noodzaak om één op één met zichzelf te zijn. Dat kunnen we verstrooiing noemen of computerspelletjes of zelfs cultuur, maar in wezen is het allemaal hetzelfde: de mens wordt bevrijd van het gevaar alleen te zijn en met zichzelf. “We worden fictieve, wezens, substituten, en met zo’n onechte persoonlijkheid kan God niets beginnen”. De weg naar God leidt via jezelf, en dan verder naar de ander in jezelf, naar de “nieuwe mens”. Dus laten we op weg gaan! De weg wordt gerekend in dagen. Want het belangrijkste is dat we deze dag beleven als het grootste geschenk van God! Hoe moet dat? Laten we in de reisgids kijken. Ten eerste. “Als je ’s ochtends wakker wordt, is het eerste wat je doet God daarvoor danken, zelfs als je niet zo’n zin hebt in de dag die voor je ligt: Dit is de dag die God gemaakt heeft: verheugt u en weest blij over deze dag! (zie Psalm 117:24).” Ten tweede. “Als dat gedaan is, geef jezelf dan de tijd om de waarheid van hetgeen je net hebt gezegd
onder ogen te zien en tot je door te laten dringen.” Dat wil zeggen, deze dag is niet een kalenderbegrip, maar een hele wereld, die juist aan jou vandaag gegeven is. Ten derde. “Daarna sta je op, ga je je wassen, opruimen, doe je alle dingen die je gewoon bent te doen en keer je daarna terug bij God”. Hier kunnen wij mee instemmen: de eerste aanraking van de mens moet die met water zijn. Water reinigt en herinnert aan de doop. Ten vierde. “Richt je opnieuw tot Hem met een tweevoudige overtuiging, namelijk dat jij van God bent en dat deze dag ook van God is, Hem ook toebehoort, en dat deze dag volledig nieuw is, volledig onaangeroerd. Die dag is er nog nooit geweest”. Maar die nieuwheid, die ongereptheid van de nieuwe dag, die Metropoliet Anthony vergelijkt met een besneeuwde helling waar nog geen mens op gelopen heeft, die zijn wij lang niet altijd in staat te voelen. Ten vijfde. “Vervolgens vraag je God deze dag te zegenen, dat Hij alles op deze dag Zelf zegent en bestiert”. Net als in het gebed: “Uw wil geschiede, gelijk in de hemel als ook op aarde”. Ten zesde. “Zo rust de Goddelijke zegen op die dag en is het een dag van God zelf; laten we de dag nu ingaan. Je betreedt de beginnende dag als een persoonlijke gezant van God. Wie je ook zult ontmoeten die dag, ontmoet hem alsof God zelf hem tegemoet treedt. Je bent in deze dag geplaatst om de aanwezigheid van de Heer te zijn, de aanwezigheid van Christus, de aanwezigheid van de Heilige Geest, de aanwezigheid van het Evangelie: dat is je functie op deze dag”. Je wilt meteen uitroepen: Is dat dan mogelijk?! Ten zevende. Over de zevende stap zegt Metropoliet Anthony niets. Waarom? Ik denk dat dat komt omdat dan de avond komt, waarmee ook nummer 1 · 2011 · Nikolaas in de Jordaan · 19
de herinnering aan de dagen van de schepping bovenkomt. Het was avond, het was morgen, en het was de dag waarop God zag dat “alles goed was”. Je zou overigens het hele zevende hoofdstuk “Hoe om te gaan met de tijd” de zevende stap kunnen noemen. Metropoliet Anthony : “Ik denk dat we moeten oefenen hoe we de tijd kunnen stilzetten, hoe we kunnen stilstaan in het heden, in dat “nu”, dat mijn heden is en dat ook een korte inbreuk van de eeuwigheid op de tijd is”. Verder geeft hij een zeer eenvoudig advies hoe je precies kunt oefenen om de tijd te laten stilstaan. De reisgids eindigt met een advies over hoe we God kunnen noemen, dat wil zeggen met welke naam we de onvergelijkelijkheid van God en van de mens kunnen uitdrukken. Hij waarschuwt ook: “In je zoektocht zul je pijn ervaren, verdriet, hoop en verwachting, het hele scala aan menselijke emoties. God zal gewenst zijn, maar zal ook voor teleurstelling zorgen; Hij zal degene zijn waar je naar verlangt, degene die je zult haten, omdat Hij je ontglipt; degene die je meer dan alles op aarde lief zult hebben, zonder wie je niet kunt leven en die je niet kunt vergeven omdat Hij niet reageert; en nog veel meer”. Ik wil erop wijzen dat dit een reisgids voor beginners is. Het bevat geen beschrijving van alle mogelijke wegen en alle hindernissen en gevaren op onze weg. Maar over het algemeen lijken alle wegen in het begin op elkaar. Daarom raad ik deze reisgids iedereen van harte aan. Dit boek kreeg ik voor het eerst in handen in 1974. Dat was nog in de tijd van de Sovjet-Unie, toen alle religieuze literatuur verboden was. Dergelijke boeken (en zelfs de Bijbel) werden dan ook ondergronds verspreid, via de zogenaamde ‘samizdat’. Dat kwam er simpel gezegd op neer dat boeken werden overgetypt met een schrijfmachine met een aantal doorslagen, en vaak kreeg je dan een vijfde of zesde doorslag die nauwelijks te lezen was. 20 · Nikolaas in de Jordaan · nummer 1 · 2011
Dit boek is voor mij daadwerkelijk een reisgids geworden, die in veel opzichten mijn levensweg heeft bepaald. Op die weg heb ik moeten leren omgaan met mijn ambities, met mijn twijfels, met mijn geloof. Jaren later heb ik op die weg Metropoliet Anthony persoonlijk ontmoet. Hij heeft mij in 1990 tot priester gewijd en mij naar Nederland gestuurd om hier te dienen. Sindsdien ben ik priester in de RussischOrthodoxe parochie van de Heilige Nikolaas in Amsterdam. Vertaling: Kathi Hansen Löve en Annet Crouwel