Nikolaas in de Jordaan 2011 nummer 3 Preek op de 26e zondag na Pinksteren v. Hildo
1
Bijbelstudie over Filippus en de kamerling Josef Wijker
2
Drie heilige martelaren van Vilna 8 Galina Rol Interview met Mariamna en Teeuwis Smit Tatiana Panchenko
10
Parochieweekend in Schoorl 17 Kathi Hansen Löve en Annet Crouwel Impressie van een pelgrimage naar het Heilige Land Galina Rol
21
Van de redactie 24 Annet Crouwel, Kathi Hansen Love en Tatiana Pantchenko
Drie heilige martelaren van Vilna Tropaar, toon 4: Gij hebt aan aardse eer en heerlijkheid verzaakt en om het geloof standvastig de folteringen verduurd. Zo hebt gij uzelf uitgeleverd aan de dood omwille van de Heer, die ons aller leven is. Daarom heeft Christus u verheerlijkt en u vanuit de hemelse troon gekroond. Bidt nu met de engelen voor de verlossing van onze zielen. Kondak, toon 3: De oude verlokkingen hebt gij verlaten nadat gij tot Christus waart geleid. Met alle zielskracht hebt gij het lijden verdragen met manhaftige moed tot aan de dood.Daardoor hebt gij de waarachtige overwinning behaald; nu bidt gij zonder ophouden tot de ware Meester.
Preek op de 26e zondag na Pinksteren 11 december 2011 v. Hildo Bos In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. De laatste tijd merken vader Sergi en ik op hoe vol de kerk elke zondag aan het worden is. Overladen met mensen – ondanks de kou, ondanks alle andere dingen die je op een zondag zou kunnen doen. Het is zó vol, dat mensen zich soms een beetje verloren voelen. Zó vol, dat we er hard aan moeten werken om onderling goed contact te houden. Zó vol ook, dat je heel makkelijk degenen over het hoofd ziet, die er niet zijn (er zijn zoveel mensen, dat het niet opvalt). Diegenen die misschien ziek thuis liggen, die, zoals we dat zeggen, aan hun bed gekluisterd zijn. Diegenen die misschien niet lichamelijk, maar geestelijk ziek zijn; zo ziek dat ze hun huis niet meer uitkomen, hun problemen niet meer uitkomen. Vandaag in het Evangelie 1 hebben wij gehoord over zo’n gebonden – gekluisterd – persoon. Een vrouw die haar huis nog wel uit kon, maar die zozeer gebogen, zozeer gebonden was dat zij enkel nog maar voorover gebukt door het leven kon. Het mysterie van de ziekte is groot. Het is niet iets wat wij hier in vijf minuten kunnen behandelen. Maar wel zien we dat de Evangelielezing van vandaag ons een aantal essentiële elementen van begrip aanreikt. Het eerste belangrijke element is de houding ten opzichte van de zieke. Te snel en te makkelijk vereenzelvigen wij de mensen die om ons heen zien met hun ziekte, met hun probleem, met hun aandoening: “Die daar is gebocheld”; “ Die daar is dement”; “Die daar is gewoon gek”; “En die daar – ja, laten we die maar vergeten”. Maar wat doet Christus? Christus zegt niet: “Hé, gebochelde”. Hij zegt: “Vrouw, kom hier”. En als de mensen Hem er op aanspreken dat Hij haar genas, dan zegt Hij: “Deze vrouw is ook een dochter van Abraham”. Met andere woorden, Hij ziet haar niet als een zieke maar als een dochter van Abraham, een kind van het Verbond. Een tweede element dat de lezing ons aanreikt, is een van de kernwaarden van ons geloof. Het is niet God die de ziekte schept; het is niet God die de 1
Lezing van de 26e zondag na Pinksteren: Luk. 13:10-17
nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
ziekte zendt, maar de boze. Christus zegt: “Deze vrouw was achttien jaar lang door Satan gebonden, geknecht2”. Dit is één van de vragen waar de vaders van de Kerk het unaniem over eens zijn. Basilius de Grote zegt: “God is niet de schepper van de ziekte3”. De heilige Maximus Confessor zegt dat toen God de menselijke natuur schiep, Hij daar niet de pijn inlegde4. En de heilige Gregorius Palamas zegt: “God heeft de menselijke natuur geschapen, maar niet de dood, het onvermogen en de ziekte”5. Het is makkelijk om te zeggen: “God heeft deze of deze persoon met ziekte geslagen”. Laat deze tekst voor ons dan een herinnering zijn, wíe het is die de mens met de ziekte slaat. Nu is het zo dat de vrouw door Christus “dochter van Abraham” wordt genoemd. Maar wij, gedoopten in Christus, zijn geroepen om méér dan dat te zijn6, zoals Paulus dat vandaag in zijn brief tot ons zei: “Kinderen van het licht 7” – kinderen van het Koninkrijk. En als dan Christus zó barmhartig is voor een dochter van Abraham, hoe barmhartig moeten wij dan niet zijn voor die zieken die hier niet zijn, die hier niet kunnen komen, die gebonden zijn in lichaam of geest. Genezing schenkt God, maar wat wij kunnen bieden is aandacht, liefde en mededogen. Laat dat voor ons de les zijn uit de lezing van vandaag. Amen. 2 3
4
5
6
7
1
Luk. 13:16 H. Basilius de Grote, Homilie 9 “God is niet de oorzaak van het kwaad”: “Ziektes zijn niet iets dat niet geboren is; zij zijn ook niet Gods schepping. (...) Hieruit volgt, dat God wel het lichaam schiep, maar niet de ziekte. Om dezelfde reden schiep God wel de ziel, maar niet de zonde”. Deze en verdere citaten naar Jean-Claude Larchet, Théologie de la maladie, Paris 2001 H. Maximus Confessor, Quaestiones ad Thalassium, vraag 61: “Toen God de menselijke natuur schiep, heeft Hij daarbij noch het zintuiglijke genot, noch de zintuiglijke pijn geschapen”. H. Gregorius Palamas, Homilie 31 “God schiep dood, zwakte noch ziekte” Zie Mt. 3:9: «beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken» Ef. 5:8
Bijbelstudie over Filippus en de kamerling Handelingen der apostelen 8:26-39 Jozef Wijker8 26: En een engel des Heren sprak tot Filippus en zeide: Sta op en ga tegen den middag den weg op, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Deze is eenzaam. Zo begint de geschiedenis van Filippus en de kamerling, de Ethiopiër. Het is een bekend verhaal, dat door verscheidene kunstenaars – o.a. door Rembrandt – is uitgebeeld. Toch horen wij het bij ons in de Orthodoxe Kerk niet vaak, éénmaal in de zeven jaar. Dat komt, omdat het meestal op een werkdag gelezen wordt, dit jaar was dat op donderdag 12 mei. Dan is er geen dienst, geen H. Liturgie, dus ook geen Apostellezing. Bovendien wordt er in onze kerk meestal over het Evangelie gepreekt en niet over de Apostel, zodat dit Schriftgedeelte, als het dan op een zondag voorgelezen wordt, vermoedelijk zonder commentaar aan ons voorbijgaat. Dat lijkt mij een goede reden om er nu, bij deze gelegenheid, aandacht aan te besteden. Filippus is in dit verhaal niet de apostel, maar de diaken, één van de zeven die in hoofdstuk 6 genoemd worden. Stefanus was de eerste van die
diakenen, maar als we op dit punt van de Hnadelingen zijn aangekomen, is Stefanus al door steniging om het leven gebracht. Na de dood van de martelaar Stefanus verspreidden de christenen zich en Filippus ging naar Samaria (Hand. 8: 5-8). Hij doopt ook nog een man, Simon de tovenaar, die meent dat de gave van de Heilige Geest voor geld te koop is. Hij wordt streng berispt en komt dan van zijn dwaling terug. Deze gebeurtenissen gaan vooraf aan het gedeelte dat wij nu bestuderen. En een engel des Heren sprak tot Filippus, zo lezen we hier. Hoe de engel tot Filippus sprak, zegt Lukas niet. Verscheen hij aan hem in een lichamelijke gedaante zoals de engel Gabriël aan Zacharias, de vader van Johannes de Doper en aan Maria, de Moeder Gods? Of was het in een droom, zoals de engel die Gods bevelen aan Jozef, de verloofde van Maria, overbracht: “Sta op, neem het kind en zijn moeder en vlucht naar Egypte” (Matth. 2:13b). Indien dit laatste het geval is, dan zou het bevel “sta op” betekenen, dat Filippus moest opstaan van zijn bed. We lezen verder. Sta op en
Jozef Wijker (links) en Mark van Duin tijdends het parochieweekend 8
Grotendeels voorgedragen tijdens het parochieweekend van 3- 5 november 2011 te Schoorl.
nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
2
reistijd in het Midden-Oosten, want de hitte is dan groot. Filippus gaat dus vanuit Samaria, waar hij verbleef, langs de kortste weg naar de genoemde route, den weg, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Jeruzalem ligt hoog op de berg Sion en wie naar Gaza loopt – of naar Jericho, Luk. 10:30b – moet afdalen. Gaza ligt in het zuidwesten van Israël-Palestina, op ongeveer 4 km afstand van de Midelandse Zee. Filippus begeeft zich echter alleen maar naar die weg; hij vertrekt niet uit Jeruzalem en bereikt ook Gaza niet. Even een korte noot in deze context: In onze tijd horen we herhaaldelijk in het nieuws de Gaza-strook noemen, waar de z.g. Hamas thans het bewind voert. De oeroude bijbelse plaatsen zijn voortdurend in de actualiteit van de 21ste eeuw! Er volgt dan nog: Deze is eenzaam. Heeft de engel dit gezegd of is het een opmerking van de schrijver? Waarschijnlijk het laatste. Lukas wil vermoedelijk daarmee aanduiden, dat de eenzaamheid en de stilte geschikt zijn voor een aandachtige lezing van de profetie en een intiem geloofsgesprek met de diaken. Het Griekse woord voor eenzaam: erèmos [έρημος] kan ook ‘woestijn’ betekenen. Daarom lezen we in sommige vertalingen over een ‘woestijnweg’. 27 En hij stond op en ging. En zie, een Ethiopiër, een kamerling, een rijksgrote van Candáce [Kandáke], de koningin der Ethiopiërs, haar opperschatbewaarder, was naar Jeruzalem gegaan om te aanbidden; Een Ethiopiër, iemand uit de Hoorn van Afrika, een gebied dat ver ten zuiden van Palestina ligt. Een kamerling, d.w.z. een hooggeplaatste dienaar aan het hof. In het Grieks staat echter eunouchos, het was dus een eunuch, een ontmande. En, zo staat er verder, hij was een rijksgrote van Candáce, de koningin der Ethiopiërs. Candáce of Kandáke is geen naam maar een titel, zoals ook Farao. Farao was de koning van Egypte. Candáce de koningin van Ethiopië. Er wordt nog aan toegevoegd, dat hij haar opperschatbewaarder was, een belangrijke
Rembrandt van Rijn. De doop van de kamerling (1625)
ga tegen den middag den weg op, die van Jeruzalem afdaalt naat Gaza. Het Griekse kata mesemvrian kan niet alleen tegen den middag, maar ook ‘tegen het zuiden’ betekenen. Zo staat het bijvoorbeeld in de Statenvertaling. Maar in de Griekse versie van het O.T. betekent het altijd tegen den middag (bijv, Gen. 18:1) en de zuidwaartse richting is alreeds aangegeven door het wijzen op den weg van Jeruzalem naar Gaza; Gaza ligt ten zuidwesten van Jeruzalem. Het gaat hier om een tijdsbepaling, tegen den middag, omdat Filippus moest weten, wanneer – hoe laat ongeveer – hij de Ethiopiër zou kunnen ontmoeten. De middag is overigens een ongebruikelijke
nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
3
man dus, te vergelijken met een minister van financiën in onze tijd. En vervolgens wordt ons medegedeeld: hij was naar Jeruzalem gegaan om te aanbidden. Hij had bljkbaar belangstelling vor het jodendom gekregen. Hij geloofde in de God van Abraham, Isaäk en Jakob en ging op bedevaart naar Jeruzalem. In de Psalmen vinden we enkele verzen over heidenen, zoals deze kamerling, die de God van Israël zoeken: “Aanzienlijken naderen uit Egypte, Ethiopië strekt haastig de handen uit tot God” (Ps. 68: 32 Hebr.). “Rahab en Babel vermeld Ik als degenen die Mij kennen; - zegt God – zie, Filistea en Tyrus met Ethiopië” (Ps. 87: 4 Hebr.). Toch zal hij het als niet-joodse buitenlander en eunuch niet gemakkelijk gehad hebben in Jeruzalem. Niet-joden mochten de eigenlijke tempel niet betreden, zij moesten in de voorhof der heidenen blijven. Bovendien staat er in het Vijfde Boek van Mozes: “Hij, die door kneuzing ontmand is of wien het mannelijk lid is afgesneden, zal niet in de gemeente des Heren komen”(Deut. 23: 1). Hij kon dus ondanks zijn sympathie voor de godsdienst van Israël geen jodengenoot of proseliet worden, omdat hij als man verminkt was. Zo was het onder het Oude Verbond, maar hij ontmoet nu gelukkig een vertegenwoordiger van het Nieuwe Verbond, dat openstaat voor alle mensen van goede wil. Jesaja had hierover trouwens al geprofeteerd: “… laat de ontmande niet zeggen: Zie, ik ben een dorre boom. Want zo zegt de Here van de ontmanden, die mijn sabbatten onderhouden en verkiezen wat Mij behaagt en vasthouden aan mijn verbond: Ik geef hun in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken en een naam, beter dan zonen en dochters; Ik geef hun een eeuwigen naam, die niet uitgeroeid zal worden”(Jes. 56: 3c – 5). 28 en hij was op den terugweg en las, in zijn wagen gezeten, den profeet Jesaja. De Ethiopiër was nu op den terugweg en volgde de weg van Jeruzalem naar Gaza om zich vandaar naar Egypte en dan zuidwaarts naar Ethiopië te begeven, langs de Nijl. Zijn wagen zal de overdekte Perzische reiswagen geweest zijn, welke in de Oudheid alleen door mensen van hoge stand gebruikt werd. Hij heeft zich in Jeruzlame kennelijk niet laten ontmoedigen; hij blijft bezig met de dingen des Heren (verg. Luk. 2:49). Vermoedelijk heeft hij in de heilige stad een boekrol van Jesaja gekocht, waarschijnlijk in de Griekse vertaling der zeventig, de Septuagint. Het nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
Grieks was immers de internationale taal van die tijd en hij zal als Ethiopiër geen Hebreeuws gekend hebben. Hij las in zijn wagen gezeten. De ouden – de mensen in de Oudheid – hadden de gewoonte om hardop te lezen. Daardoor heeft Filippus kunnen horen, wat er werd gelezen. Hij zal de bekende woorden van den profeteet Jesaja terstond hebben herkend. We lezen die woorden straks in de verzen 32 en 33. 29 En de Geest zeide tot Filippus: Treed toe en voeg u bij dezen wagen. Het is niet de engel die tot Filippus spreekt, zoals in vers 26, maar de Heilige Geest, God Zelf. Het is een rechtstreekse ingeving, een inwendige verlichting, die hem te kennen geeft, dat hij deze reiziger moet aanspreken. Filippus was namelijk vol van de Heilige Geest. Dat lezen we in hoofdstuk 6, vers 3: “Ziet dan uit, broeders, naar zeven mannen onder u, die goed bekend staan, vol van Geest (met hoofdletter) en wijsheid”. Welnu, een van die mannen die voor het diaconaat gekozen werden, was Filippus. En wat zegt de Geest? Treed toe en voeg u bij dezen wagen, m.a.w. loop erheen en ga naast de wagen lopen. Blijkbaar werd er stapvoets gereden. 30 En Filippus liep snel erheen en hoorde hem den profeet Jesaja lezen en zeide: Verstaat gij wat gij leest? Filippus gehoorzaamt bereidwillig en vlug aan de goddelijke inspraak: hij liep snel erheen – en hoorde hem den profeet Jesaja lezen. De Ethiopiër las dus hoorbaar, hardop, zoals dat in de Oudheid gebruikelijk was. Twee zintuigen werken dan tegelijk: het gezicht en het gehoor. De rabbijnen eisten van hun leerlingen, dat zij de Wet hardop bestudeerden. Filippus hóórde dus de voor hem bekende woorden uit een profetie van Jesaja die meermalen in het Nieuwe Testament aangehaald wordt, o.a. door Petrus (1 Petr. 2:22,24) en Paulus (Rom. 10:16; 15:21). Het kan zijn, dat aan de wijze van lezen – herhalen van woorden en zinsdelen – te horen was, dat de passage voor de kamerling niet duidelijk was. Onder invloed van de Heilige Geest stelt Filippus dan de vraag: Verstaat gij wat gij leest? Begrijpt ge wel wat ge leest? Deze vraag is in het Grieks een woordspeling: ginóoskeis a anaginoóskeis? In een Nederlandse vertaling zou die weergegeven kunnen worden door de vraag: Doorziet ge wat u voor u ziet? (Prof Grosheide).
4
31 En hij zeide: Hoe zou ik dit kunnen, als niet iemand mij den weg wijst? En hij verzocht Filippus in te stappen en naast hem te komen zitten. Uit dit antwoord spreekt vertwijfeling: Hoe zou ik dat kunnen? En ook nederigheid en zelfkennis. Hij beseft, dat hij een leraar nodig heeft, iemand die hem den weg wijst. Veel teksten in de Heilige Schrift, in het bijzonder de profetieën, zijn moeilijk of niet te begrijpen; ze vereisen een gezaghebbende uitleg en Filippus kan die geven, omdat hij door de Geest verlicht wordt. Hij mag instappen en naast de vreemdeling komen zitten. Als diaken en prediker van de jonge, christelijke Kerk, als medewerker der apostelen, is hij in staat en bevoegd om deze vragende mens den weg te wijzen. 32 En het gedeelte van de Schrift, dat hij las, was dit: Gelijk een schaap werd hij ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is tegenover den scheerder, zo doet Hij zijn mond niet open. Dit vers en het volgende, 32 en 33, zijn ontleend aan de Vierde Profetie over de Knecht des Heren (Jes. 52: 13 – 53:12). Jesaja tekent daarin een Dienaar van God, die onschuldig lijdt, maar zijn lijden gelaten draagt tot uitboeting van de zonden van zijn volk en daarom door God verheerlijkt wordt. De Traditie ziet in Hem de Messias. Hier wordt een beeld geschetst van Jezus tegenover zijn beulen. Hij heeft de gruwelijke mishandeling grotendeels zwijgend ondergaan, zich niet verzet, niet geschreeuwd of gescholden, maar gebeden: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen” (Luk. 23:34). De woorden van dit vers Gelijk een schaap en van het volgende In de vernedering worden biddend gezegd door de priester tijdens de Proskomidie, het prepareren van het brood voor de Goddelijke Liturgie. 33 In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen: wie zal zijn afkomst verhalen? Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen. Vers 33 is heel moeilijk uit te leggen; er zijn vele verklaringen voor. Het begin lezen we in de Orthodoxe Studiebijbel iets anders dan in de N.B.G.-vertaling, namelijk: In zijn vernedering werd zijn recht weggenomen. De vernedering is de handelwijze van Pilatus met Jezus. De H. Beda, de Eerbiedwaardige, een tijdgenoot van Willibrord (673-735), zegt hiervan: “De Rechter van alle mensen – Christus dus – kreeg geen echt vonnis, maar Hij werd onschuldig veroordeeld door het nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
opruien van de joden en door het stemgeluid van Pilatus: zijn recht werd weggenomen, m.a.w. zijn veroordeling was onrechtvaardig”. De derde zin, van het vers, die met het redengevende want begint, sluit hierop aan: Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen, m.a.w. want Hij wordt ter dood gebracht. De betekenis is dus: In zijn vernedering werd zijn recht weggenomen, zijn veroordeling was onrechtvaardig, want zijn leven wordt van de aarde weggenomen, Hij wordt immers ter dood gebracht, maar niet na een eerlijk proces. De tweede zin van het vers: Wie zal zijn afkomst verhalen? is te beschouwen als een tussenzin en een retorische vraag. Wie zal spreken over zijn goddelijke afkomst: Jezus Christus, geboren uit de Vader vóór alle eeuwen of over zijn geboorte uit de Moeder Gods: Die vlees heeft aangenomen uit de Heilige Geest en de Maagd Maria, zoals de belijdenis zegt. De tussenzin Wie zal zijn afkomst verhalen? zinspeelt dus op Christus’ goddelijkheid. 34 En de kamerling antwoordde, en zeide tot Filippus: Ik vraag u, van wien zegt de profeet dit? Van zichzelf of van iemand anders? Deze vraag gaat over een klein gedeelte van de profetie die in de Orthodoxe Kerk op Goede Vrijdag in het Zesde Uur gelezen wordt: De vierde profetie aangaande de Knecht des Here (Jes. 52:13 - 53:12). De vraag van de kamerling is heel begrijpelijk, want wie de profetie van Jesaja over de lijdende Knecht des Heren onbevangen en zonder kennis van het Nieuwe Testament leest, staat voor een geheimzinnig raadsel. De messiaanse verklaring daarvan komt voor het eerst voor in het apocriefe oudtestamentische boek Henoch (+ 90 v. Chr). In de eeuwen na Christus gingen de rabbijnen de Knecht des Here vereenzelvigen met het volk Israël. Deze visie is bij de joden thans algemeen gangbaar. Het Nieuwe Testament (zie Matth. 8: 17; Rom. 10:16; 15:21; 1 Petr.2: 22,24) en de kerkelijke Traditie leren ons echter, dat met de Figuur, die onrechtvaardig veroordeeld is en wiens afkomst een geheim schijnt te zijn, de Heer Jezus bedoeld wordt. 35 En Filippus opende zijn mond, en uitgaande van dat schriftwoord, predikte hij hem Jezus. En Filippus opende zijn mond. Dit is een eigenaardige zegswijze, die aangeeft dat Filippus iets belnagrijks te vertellen heeft. Het belang ligt ook hierin, dat hij tot een heiden spreekt, want tot 5
Maarteen van Heemskerck. De doop van de kamerling. Gravuur, circa 1600. nu toe is er alleen tot de Joden over Jezus als Messias gesproken. En uitgaande van dit schriftwoord predikte hij hem Jezus. Het Griekse woord voor prediken houdt ook in, dat er een blijde boodschap verkondigd wordt. In veel oudere Nederlandse vertalingen wordt dat uitdrukkelijk weergegeven. Filippus ging dus uit van Jezus’ lijden en dood, maar hij zal ongetwijfeld ook zijn Opstanding gepredikt hebben en de betekenis van deze feiten voor het heil der mensen hebben verklaard. Stellig zal hij gesproken hebben over vergeving van zonden en eeuwig leven voor de gelovigen. 36 En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water, en de kamerling zeide: Zie, daar is water; wat is er tegen, dat ik gedoopt word? Zij kwamen bij een water. Dat moet een kleine vijver of plas geweest zijn, die door een bron ontstaan was. De Jordaan was immers ver weg. In zijn onderricht moet Filippus met de kamerling ook over de Doop gesproken hebben. Uit de vraag om die te mogen ontvangen, spreekt verlangen en nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
bescheidenheid. Hij wil kennelijk niet als heiden naar zijn land terugkeren, maar hij vraagt ook bescheiden of er een belemmering bestaat. Zie, daar is water. Volgens de kerkhistoricus Eusebius en de kerkvader Hiëronymus is de Ethiopiër gedoopt in de nabijheid van Beth-Zur, eeen vestingstadje, dat in het Tweede Boek Kronieken genoemd wordt (II Kron, 11:7). Daar bevindt zich een bron, die thans de bron van Filippus genoemd wordt. 37 [En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.] Dit vers ontbreekt in veel handschriften; daarom staat het tussen haakjes in de N.B.G.-vertaling. Sommige Nederlandse vertalingen laten het zelfs weg, maar in de Orthodoxe bijbeluitgaven wordt het gehandhaafd. Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. Filippus geeft duidelijk te kennen, dat er een voorwaarde is voor de doop, namelijk: een oprecht geloof, van ganser harte, 6
zegt hij. Wie gelooft, mag gedoopt worden. In de geschiedenis is dat wel eens anders gegaan. In de vroege Middeleeuwen zijn er heidenen – zonder christelijk geloof – tot de doop gedwongen. En dan komt het antwoord van de kamerling, kort en krachtig: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. Hij beperkt zich tot het wezenlijke: tot het geloof in Christus de Gezalfde, de Messias die voorzegd is door de profeten en hij belijdt de godheid van Jezus door Hem te erkennen als de Zoon van God. Deze korte, essentiële geloofsbelijdenis vinden we ook bij twee mensen die Jezus tijdens zijn aardse leven gekend hebben: de apostel Petrus en Martha van Bethanië, de zuster van Maria en Lazarus. Beiden hebben op een beslissend moment verklaard: Gij zijt de Christus, de Zoon van God (Matth. 16:16b; Joh. 11:27b). Dit vers – 37 – gaat over de aanstaande doop van een volwassene; dan is geloof van de dopeling een noodzakelijke voorwaarde. Bij de kinderdoop komt geloof van de ouders of van de peetouders daarvoor in de plaats. 38 En hij liet den wagen stilhouden en beiden daalden af in het water, zowel Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. Beiden daalden af in het water. Hieruit zou men kunnen afleiden, dat de doop van de kamerling door onderdompeling geschied is, zoals toen gebruikelijk was. Dat hoeft zeker niet het geval geweest te zijn. In ondiep water van een vijver of een plas is onderdompeling niet goed mogelijk. In de catacomben van Rome zijn voorstellingen te zien, waarbij de dopeling tot aan de knieën in het water staat en het water over zijn hoofd wordt uitgegoten. In dit laatste gedeelte vanaf vers 4 tot vers 39 wordt duidelijk geschetst wat het apostolisch patroon van bekering tot het christendom is. Die verloopt in een karakteristieke volgorde: ten eerste het horen van het Woord, het luisteren naar de prediking aangaande Jezus; ten tweede het geloof, het in geloof aanvaarden van Jezus Christus; ten derde de doop, gedoopt worden met of in het water. 39 En toen zij uit het water gekomen waren, nam de Geest des Heren Filippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap. Door een plotselinge werking van de Heilige Geest werd Filippus op wonderbare wijze verplaatst. Hij mag van Godswege niet met de kamerling meetrekken naar nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
zijn land, maar hij heeft blijkbaar een taak te volbrengen in Palestina, zoals we uit vers 40 kunnen opmaken. Zo’n wonderlijke verplaatsing, waarvan Lukas hier melding maakt, komt meermalen voor in het Oude Testament. Bij Ezechiël lezen we: “En de Geest hief mij op en nam mij weg” (3:14a). En elders schrijft deze profeet: “En de Geest hief mij op en bracht mij naar het land der Chaldeeën, naar de ballingen” (11:24). Er staat dan: en de kamerling zag hem niet meer, ja, omdat hij zo plotseling verdwenen was. Maar er was wellicht nog een andere reden waarom hij Filippus uit het oog verloor. Hij was zo vervuld van blijdschap over zijn doop, over die grote genade met uitzich op eeuwig leven, dat hij zelfs niet meer naar Filippus omkeek. De kamerling zag hem niet meer, zo lezen we, want hij ging zijn weg met blijdschap. Hier eindigt de lezing zoals die in de Orthodoxe kalender aangegeven staat. Volgens de Traditie, vertegenwoordigd door Eusebius en Hiëronymus, heeft de nieuwgedoopte Ethiopiër in zijn geboorteland het Evangelie verkondigd. De Ethiopische Kerk is in ieder geval heel vroeg ontstaan. Volgens een andere overlevering heeft de apostel en evangelist Mattheüs drieëntwintig jaar in Ethiopië gepredikt en is hij daar als martelaar gestorven. De historische juistheid hiervan is echter niet te bewijzen. Tenslotte nog iets over de structuur van dit bijbelgedeelte. Het vertoont verwantschap met het verhaal van de Emmaüsgangers (Luk. 24: 13-35). In beide verhalen is sprake van een reis. Kleopas en zijn metgezel maken een voetreis naar Emmaüs en Jezus voegt Zich bij hen. De kamerling reist in een wagen richting Gaza en Filippus voegt zich bij hem. Onderweg wordt in beide gevallen de Heilige Schrift uitgelegd. Jezus begint “bij Mozes en bij alle profeten” en legt uit wat op Hem betrekking heeft. Filippus gaat uit van het schriftwoord van Jesaja en betrekt dat op Jezus. Beide verhalen eindigen op sacramentele wijze, met de bediening van een sacrament. Christus viert het Heilige Geheim met de Emmaüsgangers; Hij wordt herkend bij het breken van het brood en verdwijnt uit hun midden. Filippus verricht de Heilige Doop aan de kamerling en is opeens verdwenen, want de Geest des Here neemt hem weg. Beide verhalen, ingegeven door de Heilige Geest, zijn zowel in het Evangelie als in de Handelingen, door Lukas, de geliefde geneesheer (Kol. 4:14), geschreven. 7
Drie heilige martelaren van Vilna Feestdagen 14/27 april en 13/26 juli Galina Rol Waarom een artikeltje over drie - voor de meesten van ons - onbekende martelaren, de heiligen: Johannes, Antonius en Eustatius van Vilna? Wie in de zaterdagavond Vigilie goed oplet tijdens het gebed na de lezing van het Evangelie en voor de zegen met het oliekruisje, of tijdens het gebed van de Litie aan de vooravond van een feest, zal de namen van de heilige martelaren horen noemen tussen namen van ons heel bekende heiligen zoals de heiligen Sergi van Radonezj en Serafim van Sarov en vele anderen. Waarom worden ze in dit gebed genoemd? In de altaren in Orthodoxe kerken bevinden zich altijd relieken van martelaren. Deze gewoonte is een overblijfsel uit de tijd dat kerken werden gebouwd op de graven van heiligen en wel zo dat het altaar werd geplaatst boven de plek waar de relieken zich bevonden. Bij de wijding van het altaar in onze vorige kerk in de Kerkstraat op zondag 17 december 1995 schonk onze aartsbisschop Simon de kerk drie relieken, die in een plechtige processie de kerk werden binnengedragen en werden geplaatst in het nieuw gewijde altaar. Deze relieken waren afkomstig van de drie martelaren van Vilna: Johannes, Antonius en Eustatius. De aartsbisschop kon niet zeggen welke reliek van welke heilige afkomstig was, zodat die vraag wel nooit zal worden beantwoord. Wie waren nu deze heiligen? Ze leefden in de eerste helft van de 14e eeuw in Vilna (nu: Vilnius) de hoofdstad van Litouwen, dat toen nog grotendeels heidens was. De stad Vilna was in het begin van de 14e eeuw gesticht door Grootvorst Gediminas van Litouwen (1315-1340), die van Vilna een machtige hoofdstad maakte. Grootvorst Gediminas werd in 1340 opgevolgd door zijn zoon Olgerdas, ook wel Olgard genoemd. Het is niet duidelijk of Grootvorst Olgerdas zich tijdens zijn leven heeft laten dopen of dat hij heiden is gebleven. De bronnen zijn hier over verdeeld. Wel is bekend dat hij eerst getrouwd was met de orthodoxe prinses Maria Yaroslavna van Vitebsk en nadat zij was overleden met de orthodoxe prinses Juliana, dochter van de vorst van Tver. Onder invloed van deze twee prinsessen verspreidde het christendom zich in Litouwen, nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
maar net zoals dat het geval was in de oude kerk, gebeurde dat ook hier niet zonder het bloed van martelaren. Prinses Maria Yaroslavna had haar eigen priester en biechtvader Nestorius meegebracht. Drie edelmannen Milhey, Kukley en Nizilon, die dienaren waren van de vorst, waren heidense vuuraanbidders. Ze werkten aan het hof, maar hadden zich op een gegeven moment door vader Nestorius laten dopen. Bij hun doop hadden zij de namen Johannes, Antonius en Eustatius ontvangen. Door hun nieuwe levenswijze trokken ze de aandacht: zo wilden ze op vastendagen geen vlees eten. Toen de heidense priesters daarvan op de hoogte werden gebracht, klaagden zij hen aan als christenen en de drie mannen werden in de gevangenis geworpen. Hoe graag hij ook wilde,
Relieken van de martelaren in de Heilige Geestkerk, Vilnius
8
zodat hij terugkeerde tot het heidendom. De beide anderen werden nu ook vrijgelaten in de hoop dat Johannes hen zou overhalen zijn voorbeeld te volgen. Antonius volhardde echter in het geloof en zijn standvastigheid beïnvloedde ook anderen aan het hof. Daarom werd Antonius opnieuw gevangen gezet, maar hij bleef Christus trouw. Zijn gedrag wekte bewondering bij veel mensen die hem begonnen te bezoeken in de gevangenis en godsdienstonderricht van hem kregen. Zijn broer Johannes begon steeds meer wroeging te krijgen over zijn afvalligheid en keerde tenslotte terug naar de Kerk. Tijdens een heidens feest beleed hij weer christen te zijn geworden, waarop de woedende menigte hem halfdood sloeg. Daarna werd hij bij zijn jongere broer Antonius in de gevangenis geworpen . Op 14 april 1347 werd Antonius opgehangen aan een ‘heilige’ eik buiten de stad, een plaats waar misdadigers ter dood werden gebracht. Men was in de verwachting dat Johannes, die zich al eerder zwak had getoond, wel weer afvallig zou worden. Hij bleef echter vol moed Christus verkondigen aan ieder die naar de gevangenis kwam. Daarom onderging Johannes negen of tien dagen later hetzelfde lot. En nog in hetzelfde jaar op, 13 december 1347, volgde hun jongere familielid
Galina Rol. November 2011. Olgerdas was niet bij machte de moedige belijders van het geloof te beschermen. Zijn echtgenote Maria Yaroslavna kon ook geen bescherming meer bieden, want ze was kort tevoren overleden. Gedurende een jaar werden de drie edelen onderworpen aan kruisverhoren en martelingen. Johannes, de oudste, kon die niet langer verdragen,
Gevoligen vereren de relieken van de martelaren. Vilnuis, april 2011. nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
9
Eustatius hen na vreselijke martelingen in de dood, opgehangen aan dezelfde eik. Door plaatselijke christenen werden de lichamen van de martelaren ’s nachts meegenomen en begraven in de kerk van de Heilige Nikolaas in Vilna, een van de eerste orthodoxe kerken in de stad. Ten tijde van het tweede huwelijk van Grootvorst Olgerdas met prinses Juliana van Tver genoten de christenen haar bescherming. Juliana verwierf een plek om te bidden op de heuvel bij het terrein van de terechtstelling van de drie dappere christenen. Er werd een houten kerk gebouwd ter ere van de Heilige Drieëenheid op de plek waar de eik, waaraan de drie martelaren de dood hadden gevonden, had gestaan. En van het hout van deze eik werd het allereerste altaar van deze kerk gemaakt. De relieken van de drie martelaren werden naar deze kerk overgebracht. In 1374 werden de drie heilig verklaard door Filotheüs, de patriarch van Konstantinopel, ter gelegenheid waarvan enkele deeltjes van hun relieken werden overgebracht naar de Heilige Sofia-kerk (Hagia Sofia) in Konstantinopel. In het Grieks werden hun levens opgetekend en er werd een dienst voor hen samengesteld. Het is vrijwel zeker dat het bericht over de martelaren naar Konstantinopel werd overgebracht door hiëromonnik Kiprian (de latere metropoliet van Kiëv) die rond 1370 Litouwen had bezocht. Ook door de Russische kerk werden zij heilig verklaard vóór het jaar 1374, op initiatief van metropoliet Alexis, maar niet zonder bemoeienis en goedkeuring van patriarch Filotheüs door wie metropoliet Alexis was benoemd. Overigens werd metropoliet Alexis later tijdens een bezoek aan Litouwen gevangen genomen en door Olgerdas twee jaar vastgehouden vanwege een conflict over de bisschopszetel van Kiev. Zo kon metropoliet
Alexis enigszins delen in het lot van de drie heilige martelaren. Een oude afbeelding van de drie martelaren op de “grote sakkos” van metropoliet Fotius van Moskou uit het begin van de 15e eeuw, die wordt bewaard in de schatkamer van het Kremlin in Moskou, is een bewijs van de reeds vroege verering van de heiligen. De relieken werden in de 16e eeuw overgebracht naar het nieuw gestichte Klooster van de Heilige Geest in Vilna. Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden de relieken veiliggesteld in het Donskoi-klooster in Moskou, en op 26 juli 1946 werden ze met de zegen van Patriarch Alexis weer teruggebracht naar de kerk van het Klooster van de Heilige Geest in Vilnius. Jaarlijks komen er meer en meer pelgrims naar het klooster, vooral op 14/27 april voor het feest van de Drie Heilige Martelaren, en op 13/26 juli voor het feest van de terugkeer van de relieken. In het altaar van onze eigen kerk bevinden zich dus vanaf 17 december 1995 relieken van deze dappere getuigen van het orthodoxe geloof. En sinds kort is er in onze kerk ook een ikoon van deze drie bijzondere heiligen van Vilna. (Van de redactie: op het omslag van deze nummer te zien. Deze bijzondere ikoon is door Galina Rol geschilderd!) Bronnen: Heiligenjaar April, uitgave Klooster Johannes de Doper den Haag; Artikel van E. Speranskya in The Journal of the Moskow Patriarchate 1989 nr 4; Artikel van Jim Forest in de Nieuwsbrief van de Russisch-Orthodoxe Kerk Heilige Nikolaas, Amsterdam, nr 4, jrg. 1996; en enkele gegevens van internet.
Interview met Mariamna en Teeuwis Smit Tatiana Pantchenko November 2011 Tatiana: Beste Mariamna en Teeuwis, vanaf de kerkkoor. Ooit was er in de Kerk een bijzondere oprichting van onze Amsterdamse parochie wijding voor de zangers, net zoals er nog steeds behoren jullie tot de trouwste leden ervan. Bij een wijding is voor de lezers in de kerk. Telkens als iedere dienst zijn jullie aanwezig niet alleen om het gebed klinkt voor hen, die “zingen en met ons te bidden, maar ook rust op jullie een arbeiden”, kijk ik om naar het koor en zie ik daar bijzondere taak: jullie zijn zangers van het jullie mooie lange gestalten. Mariamna is niet nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
10
alleen zangeres, maar ook tweede regent van ons koor. Dit jaar viert Mariamna een jubileum: het is 45 geleden, dat zij in de Russisch-Orthodoxe kerk begon te zingen.Teeuwis voegde zich 3 jaar later bij Mariamna, d.w.z. ook al 42 jaar geleden. Dat is echt een heel leven van dienstbaarheid in de kerk. Hoe zijn jullie als mensen, afkomstig uit een andere religieuze en culturele traditie, ertoe gekomen orthodox te worden? Kunnen jullie iets vertellen over de weg die jullie gegaan zijn. Hoe de Heer jullie tot de Russisch-Orthodoxe Kerk heeft gebracht, hoe dat gegaan is. Mariamna: Ik studeerde toen muziekwetenschap. We hadden daar een grote bibliotheek, waar een papier hing, waarop stond dat de RussischOrthodoxe kerk aan de Muiderstraat in Amsterdam leden zocht voor haar koor. Dat leek mij eigenlijk wel leuk en ik belde het telefoonnummer, dat erbij stond. Ik kreeg de dirigent, meneer Firsoff, aan de lijn. Hij vertelde iets over de kerk en het koor en liet toen door de telefoon een plaat horen met Russisch-Orthodoxe kerkmuziek. Ik vond die voor mij onbekende muziek zo mooi en interessant, dat ik besloot naar de koorrepetitie te gaan. Omdat ik, naast muziekwetenschap, Russisch als bijvak had, kon ik de tekst en de noten zo meezingen. Die eerste repetitie was op donderdag en de zondag daarop was er een bijzondere bisschopsdienst in de Russisch-Orthodoxe kerk in Arnhem. Daar moest het koor zingen en ik mocht ook gelijk meedoen. Met een paar auto’s gingen we erheen. Ik vond het een indrukwekkende belevenis, maar ik begreep er niet veel van. Op de terugweg naar huis reden we langs de bosrijke Veluwe en omdat het oktober was, paddestoelentijd dus, wilden alle Russen paddestoelen zoeken. Dat vond ik ook leuk! Dit was mijn eerste ontmoeting met Russen.
intonatie, de zang die in de taal zelf zit - ben ik omgezwaaid naar Slavische talen als hoofdvak. En toen hoorde ik van het koor van de RussischOrthodoxe Kerk in het Buitenland aan de Muiderstraat en daar kwam ik Mariamna opnieuw tegen. Vanaf dat moment zongen we samen en dat is een sterk middel om mensen bij elkaar te brengen en dat is dan ook gebeurd. Tatiana: Mariamna, hoe was het voordat je orthodox werd? Was je toen al gelovig? Mariamna: Ik ben geboren in een niet-christelijk gezin. Ik had twee broertjes. Het was een moeilijke tijd. Ik ben kort na de oorlog geboren. Mijn ouders waren arm en zij hadden veel te kampen met ernstige ziektes van hun kinderen. Ze waren heel bezorgd voor ons en dachten dat het misschien wel een goed idee was de kinderen te laten dopen als een soort verzekering voor het geval dat er wat met hen zou gebeuren. Dat er misschien hulp kon komen van de kerk. Via een kennis kwamen ze aan een dominee en zijn wij gedoopt. Ik was toen 8 jaar. En ik kan mij er ook nog wel iets van
Tatiana: Waren jullie toen al getrouwd? Mariamna: Nee, ik was toen nog alleen. Teeuwis is pas 3 jaar later in datzelfde koor komen zingen. Teeuwis: Dat is zo gegaan. In eerste instantie – dat was in 1966 - studeerde ik politieke en sociale wetenschappen en deed ik tegelijk ook mee aan een cursus Russisch voor belangstellenden. Daar hebben Mariamna en ik elkaar voor het eerst ontmoet. Een paar jaar later - ik was inmiddels zo verliefd geworden op het Russisch, vooral op de klank, de nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
Mariamna en Teeuws 40 jaar geleden
11
herinneren. Er werd verder nooit meer over gesproken. Als er überhaupt al iets gezegd werd over het geloof of over een kerk, dan was dat niet zo positief. Het doopsel had voor mij toen niet zoveel betekenis, maar later, op de middelbare school, is er iets gebeurd, waardoor ik opeens het gevoel had, dat Christus mij riep en ik door Hem gevonden ben. Ik was een jaar of 16 en ik wilde Christus zoeken en weten wie Hij was, waar ik Hem kon vinden. Ik wilde bij de Kerk horen. Ik ben naar allerlei soorten kerken gegaan, hervormd, gereformeerd, rooms-katholiek, maar ik voelde mij nergens echt thuis. Wel hoorde ik er iets over het geloof. Pas later kwam ik dus in aanraking met de Orthodoxe Kerk. En dat was meteen het gevoel van de warmte van de mensen, maar ook van de teksten die we moesten zingen. Ik wilde daarvan meer weten, wilde de mensen en de priester, v. Feodosi, vragen of ze mij daarover wat wilden vertellen. Het antwoord was, dat orthodoxie eigenlijk meer voor Russische mensen was. Ik had het gevoel dat ik er niet echt in door kon dringen, dat ik er niet echt bij hoorde, omdat ik een Nederlandse was. Toch was het een heel leuke tijd. Teeuwis kwam er later ook bij en samen bleven we met veel plezier zingen. Er waren niet zoveel diensten, eens in de paar weken en alleen op zondag. Op de andere tijden bleef ik naar andere kerken gaan, want ik bleef op zoek. Maar toen, 8 jaar later ongeveer, hoorden we dat er een Russisch-Orthodoxe kerk in oprichting was van het Moskouse Patriarchaat. We moesten daar maar niet heengaan. Maar ik was wel nieuwsgierig en ben er heen gegaan, en de eerste keer dat ik daar kwam – dat was in een kapel van de grote Nicolaaskerk bij het Centraal Station – zag ik meteen v. Alexis, die daar dienst deed en het koor leidde. Hij herkende mij, want ik had tentamen Russisch bij hem gedaan. Na de dienst vroeg hij mij, of ik misschien zou willen helpen met het opzetten van de avonddiensten. Ze waren al begonnen met de Liturgie in te studeren, maar voor de avonddienst hadden ze nog niet genoeg mensen. Ik zei ja en Teeuwis vond het ook allemaal prima. Ik ging alleen. Een paar keer ben ik toen bij v. Alexis en Tatiana thuis geweest om samen de avonddienst door te nemen. nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
Teeuwis: We waren inmiddels getrouwd. Onze dochter was al geboren en Mariamna ging naar de kerk, in eerste instantie op de zaterdagavond om te zingen. Ik bleef dan thuis. Later gingen we wel samen op zondag met ons drietjes, en ben ik ook begonnen daar te zingen.. Mariamna: V. Janko was toen nog de Servische priester, bij wie v. Alexis diaken was. Maar wat nou zo mooi was, was dat je in de kerk van v. Alexis wel met je vragen terecht kon. Daar kreeg ik wel antwoord. Er werden zelfs avondjes georganiseerd voor de parochianen, waar hij uitleg gaf over de diensten, zoals de Vespers, de Metten, de Liturgie, de Panichida, etc. V. Alexis was natuurlijk zelf een Nederlander, getrouwd met een Russin, en wist ook heel veel over de Orthodoxie. Zo ben ik steeds meer thuis geraakt in de Russische Kerk. Maar evengoed duurde het nog een hele tijd voor ik echt Orthodox werd. We hadden intussen ook nog een zoon gekregen en ik werkte als muziekdocente op scholen in Amsterdam. Van de kant van mijn familie bleef er weerstand tegen mijn betrokkenheid bij de kerk. Teeuwis: En ook van mijn kant. Ik ben van roomskatholieke afkomst en kom uit een klein dorpje. Het geloof speelde bij mij thuis wel een belangrijke rol, maar dat was bij mij zelf niet het geval. Er was een sterke mate van vervreemding, ik was feitelijk agnost. Ik heb mij – en dat is wel heel belangrijk – nooit afgezet tegen de onoverwinnelijke neigingen van mijn vrouw op godsdienstig gebied. Ik heb dat altijd van harte ondersteund, omdat het echt bij haar hoorde. In die jaren was zij de dragende kracht van ons gezin, van onze kinderen en ook van mij. Ik ging wel mee naar de kerk, maar er was in mij duidelijk sprake van vervreemding en dat heb ik pas veel later overwonnen. Dus onze beginsituatie was heel verschillend, want ik kom uit een katholiek nest, maar mijn Mariamna uit een moreel hoogstaand, maar ongelovig, en bovendien Amsterdams milieu. Ik had eigenlijk tuinder moeten worden, maar mijn vader wilde dat niet. Hij vond dat ik beter wat anders kon doen. Zo ben ik in de stad terecht gekomen. Tatiana: Mariamna, wanneer ben je opgenomen?
12
Mariamna: In 1981 met Pinksteren. Door v. Alexis. Ja, dat was ook nog zo mooi. In mijn paspoort staat, dat ik Marianne heet. En natuurlijk was de vraag welke naam ik in de Kerk zou krijgen. V. Alexis wist een mooie naam voor mij: Mariamna! Waarom? Mariamna is de zuster van de apostel Filippus, maar de naam gaat ook terug op Miriam in de Bijbel. In het Boek Exodus wordt Miriam de profetes, de zuster van Aaron, genoemd als degene, die zingt : “Zingt de Here, want Hij is hoog verheven”. En zo is Marianne Mariamna geworden. Eindelijk thuis. Tatiana: Teeuwis, hoe is die overgang gegaan, dat je van ongelovig gelovig geworden bent? Kun je daar iets over vertellen? Teeuwis: Ik kan wel iets vertellen over een ervaring die voor mij heel belangrijk geweest is. Aan het eind van de jaren ’70 werkte ik af en toe als tolk-begeleider van Russische delegaties. Ik kreeg toen te maken met een groep restaurateurs van schilderijen en ikonen uit Moskou. Sommigen van hen had ik iets verteld over onze kerk. Daags voor hun vertrek naar huis gaf een van hen, een vrouw, een briefje met het verzoek dat aan onze priester te geven.Tijdens de eerstvolgende dienst heb ik dat aan v. Alexis gegeven. Het was een hartekreet en een verzoek om te bidden voor een aantal mensen. Ze had me ook een telefoonnummer gegeven. Een jaar later was ik zelf in Moskou, heb dat nummer gebeld en de vrouw ontmoet, van wie ik het briefje had gekregen. Ik werd bij haar thuis uitgenodigd en maakte zo kennis met het gezin: vader, moeder en twee dochters. Het bleken mensen te zijn, die de geschiedenis van de 20 ste eeuw van Rusland aan den lijve hadden ondervonden en ook toen nog ondervonden. Ik kwam terecht in een oase. Overal hingen ikonen. Die mensen lééfden met de Kerk, heel intens. En ik ben contact met hen blijven houden. Ik werd hier in Rusland geconfronteerd met mensen, die uit hun hart leefden, die eigenlijk zo intens geestelijk leefden, dat ik daar niet onderuit kon. Dat was serieus. En zij hielden van mij. Toen is mijn houding beginnen te veranderen. Mijn vervreemding week. Toch is er nog een hele tijd overheen gegaan voor het geloof voor mij persoonlijk werd. Ik was wel altijd geïnteresseerd in geloofsvragen, maar theoretisch, en kon dat niet in verband brengen met mijn eigen hart, mijn eigen nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
ziel. Die ziel heb ik toen voor het eerst gevoeld daar in Rusland. Ik herinner mij, dat ik die avond bij die mensen vandaan met de metro terugging naar mijn hotel. De metro zat overvol met dodelijk vermoeide mensen en ik zag een man met één been, die zich vasthield aan zo’n lus. En ik hoorde hem zeggen: “Ik ben een levend lijk”. En ik had het gevoel: ik moet eigenlijk bidden voor al die mensen in de metro. Zo moeilijk is het leven. Die ervaring heeft iets in beweging gezet bij mij. Tatiana: Al die jaren leefden jullie in onze parochie in Amsterdam. Wat is voor jullie heel belangrijk geweest al die tijd? Mariamna: Wat voor mij heel belangrijk geweest is, is dat wij op een gegeven moment begonnen zijn met het zingen van in het Nederlands vertaalde teksten. We konden ons haast niet voorstellen, dat zoiets mogelijk was en het was werkelijk een openbaring dat practisch alles ook in het Nederlands gezongen kon worden. Vooral de vertalingen van v. Alexis leenden zich daar heel goed voor. Tegelijk drong de betekenis van de kerkelijke teksten nu natuurlijk veel beter tot ons door. Hierin wordt zoveel uitgelegd van de theologie en doordat je het zingt, gaat het ook leven. De uitleg in de teksten van wat er in de dienst gevierd wordt, ervaar ik als een groot geschenk. Tatiana: Hoe hebben jullie al deze jaren het gezinsleven kunnen combineren met het steeds aanwezig zijn tijdens de diensten? Teeuwis: Nou, dat was niet eenvoudig. In hetzelfde jaar dat Mariamna orthodox werd, zijn onze kinderen ook – door v. Alexis - gedoopt. Jarenlang zongen wij bij toerbeurt, d.w.z. een van ons zong en de ander kwam later met de kinderen. Eigenlijk vonden onze kinderen het niet zo leuk in de kerk, maar dat kwam ook, omdat zij de enige kinderen waren. Alleen v. Anton had twee dochters, maar die waren een paar jaar ouder. Het is een groot verschil met hoe het tegenwoordig is. Onze kinderen werden groter en wilden op een gegeven moment niet meer mee naar de kerk. Later is dat weer veranderd. Onze dochter is wel weer teruggekomen in onze kerk en ook onze zoon is er niet echt tegen. De tijd zal het leren. Mariamna: En onze kleinkinderen komen soms ook, ze zijn allebei in onze kerk gedoopt. 13
Het koor van onze parochie in de oude kerk aan de Kerkstraat. 2004. Tatiana: Ik probeer me jullie leven voor te stellen jullie gezin, jullie werk en de diensten in de kerk. Maand in maand uit, jaar in jaar uit, iedere zaterdag en zondag, elk feest en dan ook de wekelijkse repetities van het kerkkoor. Al meer dan 40 jaar is de parochie het belangrijkste centrum in jullie leven. Mariamna: Nou, je kunt beter zeggen: Christus is het centrum, niet de mensen. We hebben hier heel veel lieve mensen, maar ik kan niet zeggen, dat het de mensen zijn, die mij hierheen trekken. Ik kom naar de kerk vooral om God te loven en te danken. Maar ik wil nog even terugkomen op je vraag over een voor mij belangrijke gebeurtenis in onze parochie. In het jaar 2000 ben ik met een paar mensen van onze kerk in de Paasweek naar Moskou geweest. Op Paasmaandag zijn we vertrokken. Het was daar elke dag Paasliturgie met uitgebreide “krestny chod”en Paasvespers. We zijn in veel kloosters en kerken geweest. Het was overweldigend! Alles was doortrokken van Pasen. Zelfs over de weg hingen spandoeken met “Christos Voskrese”. Terwijl ik daar was, dacht ik nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
steeds: daar had Teeuwis bij moeten zijn. Toen ik terugkwam op Schiphol na die week en hij mij samen met onze zoon stond op te wachten, was het eerste wat ik zei: ik wil terug”… en even later: “… met jou!” Teeuwis: Later dat jaar zijn we ook samen naar Rusland geweest. We hadden speciaal voor september gekozen, omdat dan het feest van de Geboorte van de Moeder Gods en Kruisverheffing wordt gevierd. Alles is met alles verbonden. Kort voordat we gingen, ontmoetten wij in onze kerk hier in Amsterdam iemand, half-Grieks, halfRussisch, die net van de Athos kwam. Wij maakten nader met hem kennis en toen hij hoorde, dat wij een paar weken later naar Moskou zouden gaan en ook naar het Lavra, vertelde hij, dat hij daar een monnik heel goed kende, die hij vaak op de Athos had meegemaakt. Bij ons thuis belde hij die op en zei, dat “onze mensen!” - wij dus - eraan kwamen. Hij sprak met deze monnik af, waar en wanneer wij hem zouden ontmoeten. Dat was ’s avonds bij de avonddienst in de Oespenski Sobor. En deze monnik was het, die nog tijdens de dienst naar ons 14
toe kwam. Dat was een bijzonder iemand. Die man was een zon, een levend zonnetje in het klooster. Meteen voelde je de warmte, het was iemand die onmiddellijk je hart stal. Maar tijdens dit bezoek hebben we ook enkele andere monniken ontmoet, die veel indruk op ons hebben gemaakt. Met een van hen ontstond een hechte band en hij is onze geestelijk vader geworden. Mariamna: Ik was niet op zoek naar een geestelijk vader, maar toen ik hem voor het eerst ontmoette, wìst ik, dat hij mijn vadertje was. Hij wendde zich tot mij persoonlijk. Ik voelde mij veilig. Nu was ik niet meer alleen. Als ik hem bijvoorbeeld iets zei over dat we niet voor de Kerk getrouwd waren of dat onze kleinkinderen niet gedoopt waren, zei hij: “We zullen wachten”. Hij zei: “Wij”. Voor mij betekende dat, dat we sámen zouden wachten en kon ik daardoor ook het vertrouwen en geduld opbrengen om te wachten. Ik weet gewoon, dat hij er is en voor ons bidt. Teeuwis: Vanuit mijzelf sprekend, denk ik, dat het vooral zijn vóórleven is, de manier, waarop hij de dingen van het leven ziet en zoals hij mij daarop wijst. Hij laat mij zien, hoe je beter met jezelf kunt omgaan. Hoe je echte deemoed kunt vinden, echt
vrede met jezelf. En hoe de weg kan zijn om die innerlijke vrede te bereiken, hoe opgekropte gevoelens, verontwaardiging, wrok kunnen wijken voor vrede, ondanks alles. Dat is, denk ik, wat ons vadertje ons wil laten zien. Hij bidt altijd voor ons, en dat strekt zich ook uit tot ons gezin. Hij heeft weleens gezegd: jullie kleinkinderen beschouw ik eigenlijk ook als mijn geestelijke kleinkinderen. Wij voelen, dat wij met ons gezin onder zijn hoede staan. Het is ook de manier, waarop hij spreekt: raak en geconcentreerd. Tegen mij heeft hij weleens iets gezegd in de zin van: “Zonder Christus loop je stuk”. Mariamna: Sinds een aantal jaren gaan we samen twee keer per jaar naar Rusland. Ons vadertje heeft ons in contact gebracht met een kerk in Moskou, waar we nu ook vaak komen en waar we getrouwd zijn! Tatiana: Het betekent, dat jullie niet alleen maar onze parochie hebben, maar ook een in Moskou. Mariamna: Ja, de nastojatel heeft zelfs eens gezegd, dat wij vaker in zijn kerk komen dan sommigen van zijn parochianen! Grapje natuurlijk.
In Sergiev Posad. nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
15
Tatiana: Maar toch, Teeuwis, jarenlang ging jij iedere zondag naar de kerk zonder dat je orthodox was. Wanneer is dat dan gebeurd? Teeuwis: Dat is vrij kort geleden gebeurd. Op dezelfde dag, waarop wij voor de Kerk getrouwd zijn.Toen ook heb ik de stap gezet om tot de Russisch-Orthodoxe Kerk toe te treden. Dat is mogelijk geworden door het gebed van onze geestelijk vader. En hij heeft ons ook getrouwd! Het ging zo: we zaten na een Liturgieviering in “onze” kerk met een aantal mensen te eten en opeens wendde de nastojatel zich van verre onverhoeds tot Mariamna en vroeg: “wanneer gaan jullie nou eens trouwen?” En toen zei Mariamna: “dat wil ik heel graag”. Vervolgens keek het hele zaaltje vragend naar mij. En dan moet je net bij mij wezen. Ik ben behoorlijk halsstarrig en eigenwijs en zo, en ik ben niet van plan om mij dan door dat soort druk te laten beïnvloeden. Maar wat gebeurde er? Ze keken dus naar mij, heel lief, en, ja, toen gingen er een paar steentjes rollen en ik zei: “Ja gotov”, dwz ”dat wil ik wel”. Nou, we zouden nog een week in Rusland zijn en er werd besloten dat het in die tijd zijn beslag moest krijgen. De dag na Kruisverheffing zijn wij getrouwd. Het was een ongelofelijk mooi feest. We hadden natuurlijk geen bruidskledij, maar op luxe schoenen van een goede vriendin, die dezelfde maat had als Mariamna en met een speciaal voor de gelegenheid gekochte mooie stropdas voor mijzelf zijn we getrouwd. Mariamna: Dit is 4 jaar geleden gebeurd, op 28 september 2007. Het was totaal onverwachts, we waren er helemaal niet op voorbereid. Wel in zekere zin, omdat ik het al zolang zo graag wilde. Ik heb het ervaren als één grote geestelijke vreugde. En wat we aanhadden, ik droeg een blouse, die ik al eerder had aangehad, niks bijzonders. Maar het was zo mooi! Ik voelde me zo gelukkig. En dat jij ook nog orthodox was geworden, Teeuwis. Teeuwis: Ja, want nadat we het besluit genomen hadden om te trouwen, gingen er nog meer stenen rollen: ik wilde echt bij de Kerk horen en vóór ons huwelijk, op dezelfde dag, ben ik door ons vadertje in de Kerk opgenomen. En die zondag daarop hebben we voor het eerst samen de H. Communie ontvangen! Dat was in de Troitski Sobor tijdens de vroege Liturgie. En de monnik, die we eerder “ons zonnetje” noemden, was uitgerekend toen de priester, die bij de relieken van de H. Sergi van nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
Radonezj dienst had. Wij stonden daar niet zover vandaan en voelden, dat hij ons in de gaten hield, hij droeg ons de hele tijd. En toen kwam de H. Communie en hij wees, dat ik naar voren moest komen en ik was de eerste, die de H.Communie ontving! Mariamna: Het was een bisschopsdienst en de bisschop, die jou de H.Communie uitreikte, zei toen: “Ik feliciteer U”. Hij wist het. Teeuwis: Maar er zijn zoveel dingen, die we daar hebben mogen meemaken. We hebben zelfs ooit gezongen bij de relieken van de H. Sergi. Dat kwam, omdat iemand ons herkende, toen we in de Troitski Sobor waren, die wist, dat wij in onze kerk in Amsterdam zongen. Ze kwam naar ons toe met in haar hand een paar boekjes en vroeg, of we mee wilden zingen. En zo hebben we daar de Akathist voor de H. Sergi gezongen. Mariamna: Ik wil ook nog iets anders vertellen, wat in diezelfde tijd gebeurd is, een paar dagen, voordat we zouden gaan trouwen. We waren in het Lavra en plotseling kwam er een ons onbekende vrouw naar mij toe, die mij een bronzen kruis gaf. Ik móest het aannemen en ze liep weg zonder wat te zeggen. We hebben haar daarna nooit meer gezien. Het is een prachtig versierd kruis. We hebben het meegenomen naar onze kamer. Zo wonderlijk, dat ik dit mooie geschenk kreeg, terwijl we de dag na Kruisverheffing, zouden gaan trouwen en Teeuwis orthodox zou worden. Tatiana: Nog een laatste vraag. Wat betekent voor jullie orthodox zijn? Teeuwis: Voor mij gaat het om het woord persoonlijk. Het is geen abstractie. Het is concreet leven. In vrijheid, die ons niet geschonken is, maar geschonken wordt. Het gaat om het hier en nu, hoe we nu mogen leven. Dat is wat ik hiervan wil zeggen. Mariamna: De Orthodoxe Kerk reikt ons zoveel mogelijkheden aan om vorm te geven aan ons persoonlijk leven. Het indelen van de dag, de gebeden, het omgaan met de ikonen. Deze grote rijkdom hoort bij mijn leven. Teeuwis: Misschien ook samen met onze achtergrond. Mariamna is musicoloog. Jij hebt een functie in onze kerk als tweede regent en je talenten komen hier tot uitdrukking. Ook b.v. wat jou van nature ligt: muziek op Nederlandse tekst zetten. We hadden het eerder over hoe belangrijk 16
de betekenis is van woorden, als je de kerkelijke muziek naast het Kerkslavisch ook in het Nederlands kunt zingen, zoals bij ons praktijk is. Mariamna: Ja, alles komt hier samen voor mij: het geloof, de muziek en de taal. Tatiana: En voor jou, Teeuwis? Teeuwis: Ik ben natuurlijk Slavist. Rusland heeft mij zoveel gegeven, Rusland is mijn tweede moederland geworden, kun je zeggen. Voor Mariamna is dat ook zo. Ik heb de Russisch-
Orthodoxe Kerk gevonden. Niet in algemene termen, maar concreet. Rusland is natuurlijk ook de kultuur, de klanken van het Russisch. Ik kan nog steeds vervuld worden van een soort blijdschap, als ik mooi Russisch hoor om me heen. Rusland en de Kerk horen voor mij bij elkaar. Tatiana: Hartelijk dank voor jullie verhaal en dat jullie deze persoonlijke en voor jullie belangrijke herinneringen en gedachten met ons hebben willen delen.
Parochieweekend in Schoorl 4-6 november 2011 Kathi Hansen Löve en Annet Crouwel vragen van ons geloof, van ons leven. Zij vertelde Van 4 tot 6 november 2011 hebben ruim 90 leden over een jong meisje dat stervende was en zo bang (volwassenen en kinderen) van onze parochie was voor de dood dat zij er niet over kon praten. deelgenomen aan een parochieweekend met als Door bij haar te zitten en haar vanuit geloof en thema “De weg naar binnen”. Het weekend vond mededogen, vanuit compassie, te benaderen, bleek plaats in het Doopsgezinde Broederschapshuis te het toch mogelijk om contact met haar te maken en Schoorl. ruimte te geven aan die angst en daardoor het lijden iets te verzachten. Om dat te kunnen is het Het programma was uitgebreid en intensief. Twee belangrijk, vertelde Freeke, dat wij dan wel eerst lezingen van Freeke de Graaf over Stilte en over zelf in het reine zijn gekomen met onze eigen angst stervensbegeleiding stonden centraal tijdens het voor de dood. Door stil te zijn, door in jezelf weekend. Freeke de Graaf woont sinds 9 jaar in Moskou en werkt daar in een hospitium (een speciaal ziekenhuis voor stervenden). Zij is als slaviste vanuit Nederland vele jaren geleden naar Londen verhuisd en was actief in de parochie van vladyka Anthony. In Londen heeft zij een opleiding tot verpleegkundige gevolgd en in 2002 is zij naar Moskou verhuisd om in het hospitium te gaan werken. Uit alles wat zij zei bleek duidelijk dat zij een leerlinge van vladyka Anthony is en tijdens haar lezing citeerde zij regelmatig vladyka. Deze citaten vormden het geraamte voor het verhaal van haar eigen ervaring, haar persoonlijke verhaal, haar eigen manier om de lessen van vladyka in de praktijk te brengen. Haar lezing was doortrokken van deze ervaring met de stilte, die onder andere vorm krijgt in het luisteren naar de ander, in het jezelf openstellen voor die ander zonder vragen te stellen en zonder te oordelen. Door haar werk met terminaal zieken staat Freeke heel dicht bij de grote nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
Freeke de Graaf
17
ruimte te maken voor het lijden van de persoon die je ontmoet, kan Christus in en tussen ons aanwezig
Scene uit het toneelstuk
zijn. Onze eigen angst en de angst van de ander voor de dood zal daardoor afnemen of zelfs verdwijnen. Freeke deed ook twee oefeningen met de aanwezigen: een oefening bestond uit het vijf minuten – VIJF minuten! – stil zijn met elkaar. Hoewel vijf minuten in ons dagelijks leven weinig voorstelt bleek het voor velen een hele inspanning om geconcentreerd stil te zijn. De andere oefening vroeg nog veel meer van de aanwezigen: twee aan twee tegen over elkaar gezeten vroeg Freeke ons elkaar aan te kijken (al deden sommigen ook de ogen dicht) waarbij het de bedoeling was om daarbij niet aan jezelf te denken maar enkel en alleen aan de persoon die tegenover je zat. Zwijgend, zonder vragen te stellen, zonder in feite het verhaal van de persoon tegenover je te kennen. Alle aanwezigen waren diep onder de indruk van deze oefening en iedereen was het er over eens dat het belangrijk is dat wij vaker stil zouden moeten zijn met elkaar en niet alleen tijdens een parochieweekend. Door vader Sergei werd voorgesteld om voortaan in ieder geval iedere zondag bij de Eucharistische Kanon een moment te zwijgen als parochie.
Broeder Isaak leert ons tsjotki knopen.
nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
18
Het monumet ter nagedachtenis van Russische krijgers in Bergen. Naast de lezingen van Freeke de Graaf waren er werk-en gespreksgroepen, geleid door parochianen, over onder andere ziekte en geloof, gezin en geloof, pastoraat en geloof, en geloof en nieuwe media. Verder werden gezamenlijk de avond- en ochtengebeden gelezen in het kerkgebouw op het terrein. Op zaterdagavond werden de Vespers gehouden en zondag werd de Liturgie gevierd. De kinderen hadden een eigen programma, dat uiteindelijk op zondagmiddag heeft geleid tot een een zeer aangrijpend toneelstuk over het leven van moeder Maria Skobtsova en vader Dimitri Klepinin. Aan het toneelstuk deden 18 kinderen tussen de 4 en de 21 jaar mee. Naast het inhoudelijke programma was er ook tijd voor ontspanning. Op zaterdagmiddag werden er verschillende wandelingen aangeboden (zie hieronder) en op zaterdagavond was er een creatief programma waarbij gekozen kon worden tussen kaarsen beschilderen, tsjotki knopen of kijken naar nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
(een deel van) de film “Into great silence…” over een klooster in Frankrijk. Schoorl en het Doopsgezinde Broederschapshuis bleken meer dan zomaar een mooie plek aan derand van de duinen om te verblijven. In en rondom Schoorl zijn verschillende plekken die getuigen van Russische aanwezigheid in het verleden. Het Broederschapshuis zelf heeft in het verleden Russen geherbergd; er blijkt een Russische hoekje te zijn op de begraafplaats in Schoorl en er is een monument met een Orthodox kruis in het nabijgelegen Bergen. Vader Hildo had allerlei materiaal verzameld over deze plekken en twee wandelingen uitgezet, één naar de begraafplaats in Schoorl en één naar het monument in Bergen. Tijdens beide wandelingen werd een korte panichida gehouden, de ene op het Russische deel van de begraafplaats in Schoorl, de andere bij het Russisch-orthodoxe kruis in Bergen. 19
De graven van Russische ontheemden in Schoorl. Het monument in Bergen staat op de hoek van de Russenweg en de Notweg, is in de vorm van een Oosters-orthodox kruis. In vergulde letters staat hierop te lezen: "Ter eeuwige gedachtenis aan de Russische krijgers gevallen bij Bergen op de 8e en 21e september van het jaar 1799". Bij deze veldslag werd gestreden tussen, aan de ene kant de Britten en Russen, die enkele weken daarvoor met 32.000 man in Noord-Holland waren geland, en aan de andere kant de Frans-Bataafse troepenmacht. Noord-Holland maakte destijds deel uit van de Bataafse Republiek dat een vazalstaat was van revolutionair Frankrijk. De geallieerde Brits-Russische troepen hadden een numerieke overmacht tegen de 23.000 troepen van het verzwakte Frans-Bataafse leger. De veldslag begon toen Russische troepen rond 8 uur 's ochtends op 19 september Bergen innamen. De Russen verwachtten steun van hun Britse bondgenoten, maar de Britten stonden die ochtend niet eens klaar om te vechten omdat de Britse en Russische nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
bevelhebbers vergeten waren hun horloges gelijk te zetten. Na korte tijd werden de Russen omcirkeld door de Fransen. De Russische generaals Hermann en Zherebtsov werden gevangengenomen en hun troepen werden teruggedwongen naar Schoorl, waar ze zich vervolgens ook uit moesten terugtrekken. Uiteindelijk zijn bij de slag 1785 Russen gedood. Het was heel bijzonder om met een grote groep parochianen te bidden voor de rust van de zielen van deze zo lang geleden, zo ver van huis en haard, gesneuvelde soldaten. Op de begraafplaats in Schoorl is de laatste rustplaats te vinden van een andere groep Russen die ver van het vaderland gestorven zijn. In 1950, het jaar waarin de International Refugee Organisation werd opgeheven, kwamen ongeveer 400 vluchtelingen naar Nederland. Zij waren afkomstig uit kampen in Duitsland en Joegoslavië 20
en behoorden tot een groep vluchtelingen waar de hoge Europese autoriteiten geen raad mee wisten. Dank zij de Nederlandse kerken en in het bijzonder de Stichting Oecumenische Hulp aan vluchtelingen (SOH) vonden ze in Nederland onderdak. Een kleine groep (12 personen), waaronder een aantal Russen, belandde in Schoorl, waar zij werden opgevangen door de doopsgezinde broedergemeenschap in het Doopsgezinde Broederschapshuis. De vluchtelingen, de meesten al op leeftijd, hebben ongeveer 5 maanden permanent in het Broederschapshuis gewoond. Na een aanbod van prinses Wilhelmina konden de bejaarde vluchtelingen een eigen huis in Schoorl betrekken, het zogenaamde “Tehuis voor Ontheemden”. Op de begraafplaats van Schoorl liggen de Russische ontheemden begraven die in
Schoorl na lange omzwervingen door Europa hun thuis hadden gevonden. Op de begraafplaats werd ook voor hen een panichida gehouden. Het parochieweekend is voor alle deelnemers een intense ervaring geweest. De taal- en cultuurgrenzen (er waren meer dan 8 nationaliteiten aanwezig) bleken geheel weggevallen te zijn en de deelnemers voelden zich aan het einde van het weekend meer verbonden met elkaar dan voorheen. De algemene wens en hoop werd uitgesproken dat deze sfeer van eendracht, aandacht en gebed wordt meegenomen en overgedragen aan de parochianen die niet aanwezig konden zijn, zodat wij als parochie geestelijk groeien en ons geestelijk leven zich verder zal verdiepen.
Impressie van een pelgrimage naar het Heilige Land Galina Rol Van 19 tot 29 september 2011 vond er een pelgrimage plaats naar de heilige plaatsen in Israël en Palestina. Een groep van 20 personen werd begeleid door de Franse priestermonnik Pre Samuel, die 25 jaar in een klooster in Israël heeft gewoond. Daardoor kende hij de taal en wist hij ons naar de meest belangrijke plekken uit het Nieuwe - en soms ook Oude - Testament te brengen. Zoals de titel al zegt, zal dit een impressie zijn en niet een reisbeschrijving. Daarvan zullen er genoeg te vinden zijn. Daarom hier enkele zeer persoonlijke ervaringen. Een van de meest opvallende dingen is, dat er in de bijna 2000 jaar nadat Jezus leefde en wandelde op de wegen van het Heilige Land, er aan de ene kant niets is veranderd en dat er aan de andere kant juist heel veel is veranderd. Deze waarneming heeft betrekking op twee aspecten: de natuurlijke omgeving en de stedelijke omgeving. Wat betreft de stedelijke omgeving: een dorp als Nazareth, een gehucht dat in de tijd van Jezus uit voornamelijk grotwoningen bestond en enkele honderden bewoners had, is nu een stad van 30.000 inwoners.
nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
Van de grotten is nog wel iets bewaard gebleven en te zien, maar het is nauwelijks voor te stellen hoe het leven in Jezus’ tijd moet zijn geweest. Hetzelfde geldt voor Bethlehem. De velden waar de herders bij de schaapskudden waakten zijn nergens meer te bekennen, en over de plek van de geboorte is een gigantische kerk gebouwd. Dat is trouwens op veel plaatsen het geval. Over elke plek die een beetje belangrijk is, is een klooster of kerk gebouwd. Dat kan een Roomskatholiek gebouw zijn, maar ook een Orthodox. En soms van beide een, zoals op de berg Tabor. En dan is er nog het meest afschuwelijk bouwwerk, de negen meter hoge muur tussen Jeruzalem en Bethlehem. Je moet het gezien hebben om het te kunnen geloven. De muur wordt aan de kant van Bethlehem gebruikt om allerlei leuzen op te zetten voor de vrijheid van de Palestijnen. Er is ook een muurschildering gemaakt: een ikoon van de Moeder Gods van de muur. Tot haar wordt gebeden voor de vrede. We waren met een bus door een controlepost in de muur Bethlehem ongemerkt binnengereden, maar zonder bus te voet er uitgaan was bijna onmogelijk We moesten wel misschien wel langer dan een kwartier door een 21
De muur tussen Jeruzalem en Bethlehem.
Onze gids vader Samuel.
nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
22
soort niemandsland lopen. Langs versperringen en controleposten, waar we niemand zagen, maar slechts af en toe een stem hoorden, die instructies gaf. Een onmenselijke toestand. Wat een opluchting was het dat we er door heen waren en weer aan de andere kant terecht waren gekomen. Nu wat betreft de natuurlijke omgeving: de woestijnen, de dalen, de bergen, de kronkelige landweggetjes en niet te vergeten het Meer van Galilea die zijn niet veranderd. Bij het Meer van Galilea kun je je heel goed indenken hoe Jezus zijn leerlingen riep aan de kant van de zee, want zij waren vissers. Er zijn plekken waar je het water een stukje in kunt lopen, en dan ligt het ongerepte meer voor je. Het water is zo helder, dat je de bodem kunt zien en je de visjes heen en weer ziet zwemmen en aan de overzijde zie je de bergen. Daar lijkt de tijd te hebben stil gestaan. Zittend op een grote steen in het water mocht ik enkele mooie ogenblikken van grote stilte en rust beleven. Alleen
al hiervoor zou het de moeite waard geweest zijn om deze reis te maken. Nog zo’n soort ervaring die ik nooit zal vergeten had ik in de woestijn. Op weg naar de Dode Zee stopte de bus midden in de wildernis. Vader Samuel gaf ons de opdracht om een plekje te zoeken waar je ongestoord alleen kon zijn en om daar dan in stilte te gaan zitten. Hoe lang zou het geweest zijn? 10, 15, 20 minuten? Wie zal het zeggen. Je voelde je eigen kleinheid en de grootheid van de schepping. De intense stilte, de immense ruimte, de indrukwekkende kale rotsen en bergen waren een grote zegen. Spontaan kwam het gebed op en de tijd leek stil te staan. Jammer, dat er een einde aan kwam. Ik had daar wel willen blijven zitten en ik kon me heel goed voorstellen dat zich in de loop der tijden zoveel monniken in de woestijn hadden teruggetrokken.
Kale rotsen en stilte in de woestijn.
nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
23
Beste lezers van de Nikolaas in de Jordaan, Toen wij in 2007 als Russisch-Nederlandse redactie begonnen aan het opnieuw opzetten van een parochieblad hebben we veel gepraat over de opzet. We hebben nagedacht over de vorm en de naam en we hebben nagedacht over wat we wilden bereiken met het blad. Zoals u weet is de naam van het parochieblad toen gewijzigd in Nikolaas in de Jordaan. Een naam die goed samenviel met onze verhuizing naar de Tichelkerk in de Jordaan. Ook is het fornaat gewijzigd van A-5 naar A-4. Ons doel is vanaf het begin geweest om een parochieblad te maken dat zowel artikelen zou bieden op het gebied van de orthodoxe spiritualiteit en theologie, als ook de mogelijkheid zou bieden om nader kennis te maken met mensen die een speciale plaats innemen of hebben ingenomen in onze parochie of daarbuiten. Daarnaast was het onze bedoeling om ook ieder keer een pagina voor de kinderen te maken. Verder was voor ons belangrijk dat het blad in twee talen (Russisch en Nederlands) werd gepubliceerd, met in principe dezelfde inhoud. Op die manier wilden we bijdragen aan de dialoog en eenheid in onze parochie Nu, bijna 5 jaar later, zijn wij op een punt gekomen dat we de redactiewerkzaamheden gaan overdragen aan een nieuwe redactie. Terugkijkend kunnen we vaststellen dat we niet al onze doelen hebben gehaald. Toch hebben we met veel plezier en liefde de Nikolaas in de Jordaan gemaakt. We hebben veel, soms diepgaande, discussies gehad over het al dan niet plaatsen van artikelen. Dat leidde er toe dat we als redactie ieder keer ten volle achter de inhoud van het blad konden staan. Opmerkelijk was dat, zonder dat we daar speciaal naar streefden, steeds een thema naar boven kwam als we een volgend nummer bijna klaar hadden. Onbewust bleken we steeds artikelen bij elkaar te zoeken die een gemeenschappelijk thema bevatten. Veel dank spreken we uit voor matoesjka Tatiana Bos, die met veel liefde, toewijding en kennis ons heeft geholpen en geleid om de Nikolaas in de Jordaan een nieuw, mooier en professioneler uiterlijk te geven. Onze speciale dank gaat ook uit naar de familie Nazarov: zonder hen had de Russische uitgave niet tot stand kunnen komen. We danken iedereen die de afgelopen jaren de moeite heeft genomen om ons te vertellen wat hij of zij van het blad vond en we hopen dat alle lezers in ieder geval een of twee artikelen hebben gelezen die hen zijn bijgebleven en die op de een of andere manier hebben bijgedragen aan de groei van hun geestelijk leven. Tot slot wensen we de nieuwe redactie toe dat zij de Nikolaas in de Jordaan verder zullen dragen en ontwikkelen in harmonie en in de eenheid van Christus.
In Christus, Annet Crouwel, Kathi Hansen Löve en Tatiana Pantchenko
nummer 3, 2011.
Nikolaas in de Jordaan
24