Nikolaas in de Jordaan 2007 nummer 2 Inhoud Preek bij de lezing van de Grote kanon v. Sergei Ovsjannikov
1
De intocht van Christus in Jeruzalem Vladimir Melnik
6
De biecht: een sacrament van genezing (deel 1) Jim Forest 2
De heilige Oda
Het leven van de heilige Oda Tatiana Pantchenko
8
Translatie van de relieken de heilige Oda Galina Rol
10
Drie dagen in Londen Tatjana Filipovna Voogd-Stojanova
13
Interview met v. Silouan
Interview met Freeke de Graaf
11
16
Ter lichte gedachtenis van aartspriester Wasili Ermakov (1927 – 2007) Vader Georgi Timmer 20
Tropaar toon 4
Gij die door uw onderwerping aan Gods heilige wil, door een wonder van Gods almacht van uw blindheid genezen werd, Heilige Oda, smeek Christus God dat Hij ook onze ogen opent voor Zijn licht, opdat we in uw navolging mogen zien Hij die is De Bron van volheid, van liefde en genade. Stichieren toon 6
Sinds onze jeugd zijn wij blind aan de ogen van onze ziel, daarom roepen wij tot U: Ontferm U over ons, Zoon van David, schenk ons vergeving van onze zonden, maakt ons lichtdragers zoals de Heilige Schotse prinses, aan wie Gij op het graf van de Heilige Martelaar Lambertus genezing schonk.
Preek bij de lezing van de Grote kanon v. Sergi Ovsjannikov 19 februari 2007
In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Tweemaal in de Grote Vasten lezen we de Grote boetekanon van de heilige Andreas van Kreta; in de eerste week van de Grote Vasten en nogmaals in de vijfde week, tijdens de dienst van Maria van Egypte. De kanon begint met de vraag: “Hoe moet ik beginnen met het bewenen van mijn ellendige leven?”. Inderdaad, hoe moeten wij deze weg van boete beginnen? De kanon van Andreas van Kreta zelf geeft ons het antwoord op die vraag. De kanon biedt de mogelijkheid om te kijken in het verleden naar de vele voorbeelden in het Oude en Nieuwe Testament. Die voorbeelden beginnen met Adam en Eva, vanaf het moment dat zij ontdekten dat zij naakt waren, zonder kleren. De kanon stelt ons de vraag: waar zijn de kleren die God ons gaf? Waar zijn die gebleven, waarom hebben we die niet aangenomen? Waarom dragen we nu de gescheurde kleren van de zonde? De kanon kijkt niet alleen naar negatieve voorbeelden, maar geeft ook de mogelijkheid ons om te keren en vooruit te kijken. Vooruitkijken – dat wil zeggen, naar de weg die naar God leidt. Eén van de voorbeelden is de trap (ladder) die de aartsvader Jakob in zijn slaap zag. Andreas van Kreta zegt dat ook wij voortdurend moeten opstijgen langs deze trap van vernieuwing; dat moeten we op drie manieren doen: opstijgen door onze daden, door ons handelen; opstijgen door ons verstand, dat wil zeggen dat wij voortdurend moeten overdenken wat er gebeurt en moet gebeuren; en opstijgen door beschouwing, dat wil zeggen door letterlijk te aanschouwen, de mysteriën Gods in deze wereld te zien.
Eén van de voorbeelden kunnen we zien tijdens de dienst van de Vergeving. Waarom naderen we elkaar met een grote buiging? Omdat we trachten in de mens een ikoon te zien en we voor deze ikoon buigen. Om in
de mens dat, misschien wel hele kleine, maar zeker aanwezige deeltje licht en heiligheid te zien en hem iedere onvolkomenheid te vergeven. Een ikoon kan ook op de één of andere manier onvolkomen zijn. Een ikoon is echter een venster op de andere wereld en door dat venster is het Goddelijk licht te zien. Zo is ook in de mens, zij het misschien maar heel zelden, datzelfde licht te zien. Voor ons ligt nog een lange weg voordat wij het vermogen vinden om te zien. Nu kunnen we dat alleen maar veronderstellen, denken dat dat vermogen bestaat. Maar zonder berouw zal onze blik hopeloos vertroebeld blijven. We lezen de kanon en de kanon dient daarbij als een soort instrument. Net zo’n instrument als een meetlat. Met die meetlat meten we de afstand tuusen onszelf en het berouw. We begrijpen hoe ver we in feite nog afstaan van werkelijk berouw: het berouw met tranen, zoals bij David, het berouw van de tollenaar, het berouw van de zondares. Die afstand wordt gemeten in tijd, de tijd die ons rest tot aan het Laatste Oordeel. Het leven zonder berouw gaat immers in één oogwenk voorbij. Het gaat voorbij in de dagelijkse drukte en in lege wensen. Maar hoe dichter we tot het berouw naderen, hoe meer tijd er is tot aan het Oordeel, omdat we het woord van God beginnen te horen. God wordt genadevoller voor ons. Hij geeft ons nog tijd voor berouw, nog tijd voor reiniging. Dan verliest tijd zijn fysieke duur, en breekt de tijd van de volheid aan.
Opnieuw zijn ons de veertig dagen van de Grote Vasten gegeven, gegeven voor berouw, en het zal van ons afhangen of dat lange dagen zullen zijn vol activiteiten, of dat ze snel, maar vruchteloos zullen verstrijken. Dus in feite blijven we achter met alleen onze plannen en dromen. Moge iedere dag van de Grote Vasten vol zijn van ons streven naar berouw dan zal het paaslicht voor ons schijnen, het licht van de Opstanding. Amen
-1-
Vertaling: Annet Crouwel
De biecht: een sacrament van genezing (deel 1) Jim Forest
Biechten: het woord alleen al maakt ons zenuwachtig, doordat het alles wat wij over onszelf te verbergen hebben raakt: leugens door ons verzonnen, mensen door ons gekwetst, dingen gestolen, vrienden teleurgesteld, anderen verraden, gebroken beloftes, geloof dat werd ontkend – deze, plus al die ontelbare kleine feiten waarmee een zonde altijd begint.
De Evangelist Johannes waarschuwt ervoor onszelf niet voor de gek te houden: “Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om onze zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1 Joh. 1, 8-9).
Biechten is pijnlijk, maar een Christelijk leven zonder biecht is ondenkbaar.
Het sacrament van de doop, de rite waarmee de mens de Kerk binnentreedt, is van begin af aan verbonden geweest met berouw. “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden” (Hand. 2:38). En in hetzelfde boek lezen wij dat “velen van hen, die gelovig geworden waren, kwamen hun schuld belijden en uitspreken wat zij bedreven hadden” (Hand. 19:18).
Biecht is een van de hoofdthema’s in het Evangelie. Zelfs nog voor Christus’ eerste optreden lezen wij in het Evangelie van Mattheus dat Johannes verlangde dat zij die zich lieten dopen in de Rivier de Jordaan hun zonden zouden belijden alvorens deze konden worden weggewassen in een symbolische handeling: “En zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen onder belijdenis van hun zonden” (Mt. 3:6).
De verloren zoon Een van de verhalen in het Evangelie waarin we het belijden van zonden tegenkomen is de parabel van de Verloren Zoon (Lucas 15). Christus beschrijft daarin een jonge man die zo ongeduldig was om zijn erfenis te innen en onafhankelijk te worden, dat hij in feite tegen zijn vader zei: “Wat mij betreft, ben jij al gestorven. Geef mij nu, dat waar ik na jouw begrafenis recht op zou hebben. Ik wil niets meer met jou en dit huis te maken hebben”.
Verder zijn er de opmerkelijke woorden van Christus tegen Petrus: “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen” (Mt. 16:19). De sleutels waarmee zonden kunnen worden gebonden en ontbonden werden niet slechts aan één apostel overhandigd maar aan alle discipelen van Christus, en – in een sacramentele betekenis van het woord – aan iedere priester die de zegen van zijn bisschop heeft om de biecht te horen.
En met Goddelijke generositeit geeft de vader hem waar hij om vraagt, al kent hij zijn zoon goed genoeg
-1-
synoniemen bij elkaar: zonde. Daden die van oudsher als zondig werden beschouwd werden gezien als natuurlijke fases in het ontwikkelingsproces van de mens, of als een gevolg van slechte opvoeding, als een symptoom van psychische stoornis, een onvermijdelijke reactie op verkeerde sociale omstandigheden, pathologisch gedrag als gevolg van verslaving, of simpelweg als een “experiment van het zijn”.
om te weten dat hij het net zo goed in het vuur had kunnen gooien en verbranden. De jongen neemt zijn erfenis in ontvangst en vertrekt, eindelijk bevrijd van zijn ouders, van de normen en waarden van het ouderlijk huis, van goede manieren, en vrij om te doen en te laten waar hij zin in heeft. Nadat hij al het geld van zijn vader heeft verbrast, wordt hij dagloner, als varkenshoeder in loondienst. De mensen die hij eertijds als vrienden had beschouwd, snauwen nu tegen hem. Hij weet dat hij het recht heeft verspild om zichzelf iemands zoon te noemen, en toch durft hij in zijn wanhoop en ongeluk te hopen dat zijn vader hem op zijn minst zal toestaan om terug te keren naar het ouderlijk huis, als knecht. Vervuld met wanhoop over wat hij ooit tegen zijn vader heeft gezegd, en wat hij met zijn erfenis heeft gedaan, loopt hij naar huis, in vodden gehuld, bereid om zijn zonden te belijden, om werk te smeken, om een dak boven het hoofd om te slapen.
Maar stel, ik ben meer dan alleen een robot die geprogrammeerd is door mijn verleden, of mijn samenleving, mijn maatschappelijke of economische status, en stel dat ik wel degelijk in staat ben om zelf een zekere mate van verantwoordelijkheid, of schuld, voor mijn doen en laten te aanvaarden. Zijn er dan geen dingen waar ik me diep voor schaam, die ik nooit meer zou doen als ik een tweede kans kreeg en de tijd zou kunnen terugdraaien, zijn er dan geen dingen in mijn leven waarvan ik zou wensen dat niemand die ooit te weten zou komen? Hoe komt het toch dat ik zo huiverig ben om die dingen als “zonde” te beschouwen? Is dit woord echt zo ouderwets? Of wordt mijn weerzin veeleer veroorzaakt doordat het te beladen, te pijnlijk is?
De zoon heeft geen idee hoe groot de liefde van zijn vader voor hem is, noch is hij zich bewust van het feit dat hij ondanks alle ellende die hij heeft veroorzaakt, ontzettend werd gemist. De vader echter, was verre van opgelucht om van zijn zoon af te zijn, integendeel, hij heeft dag aan dag in gebed naar de horizon getuurd, in de hoop dat hij op een dag zijn zoon zou zien terugkeren.
Het Hebreeuwse woord chata’ - zondigen, betekent, net als het Griekse woord hamartia, letterlijk van het rechte pad afraken, verdwalen, het doel missen. Zonde – het spoor bijster zijn – kan bewust en onbewust zijn. “Stel, je schiet een pijl af, maar deze mist zijn doel”, zei een bevriende rabbijn ooit tegen me. “Mogelijk dat de pijl iemand wel in zijn rug raakt, iemand waarvan je niet eens wist dat die er stond. Je was het niet van plan, het was geen opzet, maar toch is het een zonde. Of misschien wist je wel degelijk dat die persoon er was, en was je wel degelijk van plan hem te raken. Dan is het niet meer een kwestie van missen, maar heb je hem opzettelijk in de rug willen raken. Dat is pas zonde!”
“ En toen hij nog veraf was, zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen. En hij liep hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem” (Luc. 15:20). Indien de vader niet op de uitkijk had gestaan had hij zijn kind niet vanuit de verte gezien, noch had hij hem herkend. En in plaats van te blijven staan wachten tot hij de deur zou hebben bereikt, rende hij hem tegemoet, omhelsde hem, en overgoot hem met woorden van blijdschap en welkom, zonder verwijt of veroordeling. “En de zoon zeide tot hem: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten’” (Luc.15:21). De belijdenis van de zoon is hier samengebracht tot een enkele compacte zin die de essentie van iedere biecht bevat: onze terugkeer naar de Vader, die ons geschapen heeft en voortdurend onze thuiskomst verwacht.
De Joodse benadering van zonde is zeer concreet. De auteur van het boek Spreuken noemt zeven zaken die God niet welgevallig zijn: “(…) hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders.”(Spreuken 6:17-19).
Wat is zonde? In de afgelopen decennia zijn ontelbare essays en boeken verschenen die zich onder diverse noemers hebben bezig gehouden met het menselijke falen, zonder ooit maar een keer het korte tweelettergrepige woord te gebruiken dat meer smaak bezit dan al zijn
En zoals bij zoveel andere opsommingen van zonden, staat ook hier de trots bovenaan. “ Hovaardij gaat
-3-
dat is het moment waarop de hel, nog afgezien van het feit of deze wel of niet bestaat in het hiernamaals, een existentieel gegeven wordt in het leven hier en nu.
vooraf aan het verderf, en hoogmoed komt voor de val” (Spreuken 16:18). In de Hof van Eden probeert Satan met zijn woorden Eva hoogmoed in te fluisteren. “Eet van de verboden vrucht”, zo zegt hij tegen haar, en “en gij zult als God zijn” (Gen. 3:5).
Een opvallend kenmerk van onze menselijke basisstructuur is, dat we willen dat bepaalde daden geheim blijven, niet uit bescheidenheid maar omdat we onomstotelijk beseffen dat we een bepaalde wet hebben overtreden, een wet die meer fundamenteel is dan welke geschreven rechtsregel dan ook, een “wet die in hun harten geschreven is” (Rom. 2:15). Het gaat niet om de angst voor bestraffing, maar om het feit dat we niet willen dat anderen ons zien als een persoon die tot zulke dingen in staat is. Een van de belangrijkste hindernissen om te gaan biechten is de angst dat iemand anders iets te weten zal komen waarvan wij eigenlijk willen dat niemand het te weten zal komen.
De drang om anderen voor te zijn, beter dan anderen te zijn, meer geprezen en beter beloond, in staat om andere vrees in te boezemen, het onvermogen eigen fouten toe te geven, laat staan verontschuldigingen aan te bieden – dit alles zijn symptomen van hoogmoed. Trots bereidt de weg voor ontelbare andere zonden: bedrog, leugen, diefstal, geweld, en al die andere daden die de gemeenschap met God beschadigt en met de mensen om ons heen. Ons gevoel voor zonde is dermate afgestompt dat we zelfs tijdens de biecht vaak niets anders doen dan een uitleg geven voor ons handelen in plaats van toe te geven dat we iets hebben gedaan dat zeer dringend Gods vergiffenis verlangt. “ Toen ik onlangs de biecht hoorde van ongeveer vijftig personen in een typisch Orthodoxe parochie in Pennsylvania”, schreef vader Alexander Schmemann, “was er geen een bij die toegaf dat hij welke zonde dan ook had begaan!”
Een van de vreemdste verschijnselen van deze tijd is dat wij een schuldgevoel krijgen aangepraat als wij ons zelf schuldig voelen. Bij ons thuis hangt een spotprent aan de muur waarop te zien is hoe de ene gevangen tegen de ander zegt: “Als je maar onthoudt dat het prima is om schuldig te zijn maar niet om je schuldig te voelen”. Het besef dat men schuldig is – de pijnlijke gewaarwording dat men heeft gezondigd – kan nieuwe levenskracht geven. Gevoelens van schuld kunnen een opstapje vormen naar spijt, en dat kan op zijn beurt een motivatie zijn om je zonden te belijden en berouw te tonen. Zonder schuld bestaat er geen berouw; zonder berouw is het niet mogelijk jezelf te bevrijden van de gewoonte van de zonde.
“Wij zijn in staat om iets ellendigs te doen”, stelt Garrison Keillor, een auteur uit Minnesota, “en die dingen zijn heus niet allemaal het gevolg van slechte communicatie. Sommige zijn daadwerkelijk het gevolg van verdorvenheid. Mensen zijn in staat tot de meest vreselijke, slechte dingen. Ze liegen en bedriegen, en corrumperen het bestuur. Ze vergiftigen de wereld om ons heen. En als ze gepakt worden, voelen ze geen wroeging – in plaats daarvan laten ze zich behandelen. Alsof ze een probleem met de spijsvertering hadden. Ze zoeken een verklaring voor hun daden, maar hebben er geen slecht gevoel over. Er is geen schuldgevoel. Alleen maar psychologie”.
Maar er bestaan ook vormen van schuld die ons op een dood spoor zetten. Indien ik mezelf schuldig voel omdat het mij niet lukt de ideale persoon te zijn die ik zou willen zijn, of waarvan ik vermoed dat anderen willen dat ik die was, dan is dat een vorm van schuldgevoel zonder goddelijk referentiepunt. Dat is eenvoudigweg een geïrriteerde ‘ik’ die kijkt naar een irriterende ‘ik’. Het Christelijk geloof is niet gericht op de manier waarop iemand zichzelf presenteert, of in wetten, principes of smetteloos
Iemand die een ernstige zonde heeft begaan, kan rekenen op twee duidelijke signalen: ten eerste de hoop dat het nooit uit zal komen, en ten tweede een knagend schuldgevoel. Althans, dit is het geval voordat het geweten afstompt als gevolg van een terugkerend patroon van zonde in iemands leven. En
-4-
onderrichten krijgen vaak de vraag te horen: “Moet ik mijzelf echt een zondaar noemen?” Het wezen van het gebed ligt weliswaar niet besloten in de laatste woorden - de nadruk ligt uiteraard op het woord “Jezus” – maar het feit dat ik moeite heb mijzelf als een zondaar te beschouwen is wel veelzeggend. Waar komt de weerstand vandaan mijzelf in deze simpele woorden te beschrijven? Is het niet zo dat ik tamelijk handig ben in het verbergen van Christus in mijn leven, in plaats van hem te belijden? Ben ik geen zondaar? Toegeven dat dat wel zo is, is een goed begin.
gedrag, maar is gericht op Christus zelf en deelname aan Gods transformerende liefde. Wanneer Christus zegt: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is”, dan spreekt hij niet over de volmaaktheid van een kind dat het voor elkaar krijgt om niet op de lijntjes van de stoeptegels te stappen. Hij spreekt over een vorm van heelheid, van gemeenschap met en deelname aan Gods liefde. Dit is een van wezenskenmerken van het zijn dat naar voren komt in de icoon van de Heilige Drie-eenheid van Andrej Roebljov: de drie engelen die in stilte naar elkaar toe gebogen zitten rond een kelk op een klein altaar. Zij symboliseren de Heilige Drievuldigheid: de gemeenschap die in God bestaat, niet als een gesloten gemeenschap die alleen voor henzelf toegankelijk is, maar een open gemeenschap van liefde waartoe wij niet alleen worden uitgenodigd worden maar waaraan wij geacht worden deel te nemen. Het kan een zegen zijn wanneer berouw ons op pijnlijke wijze doet inzien dat wij onszelf hebben afgesneden van de goddelijke gemeenschap waarvan alle levende wezens zijn doortrokken. Het is onmogelijk om in een universum zonder God te leven, maar het is eenvoudig om niet bewust te zijn van Gods aanwezigheid en ook om deze simpelweg te haten.
Er zijn maar twee reacties mogelijk op zonde: deze rechtvaardigen, of berouw hebben. Een middenweg bestaat niet. Rechtvaardiging kan in woorden gebeuren, maar dikwijls neemt het de vorm aan van herhaling: steeds weer opnieuw doe ik dingen als een soort bewijs tegenover mijzelf en anderen dat het eigenlijk geen echte zonde is maar iets normaal menselijks of noodzakelijks of zelfs iets goeds. “Als je een zonde tweemaal begaat houdt het op een misdaad te lijken”, luidt een Joods spreekwoord. Anderzijds is berouw een erkenning dat ik niet langer kan leven zoals ik deed, omdat ik door zo te leven mijzelf afsluit van anderen en van God. Berouw is verandering van richting. Berouw vormt de toegangsdeur tot gemeenschap. Ook is het een conditio sine qua non, een voorwaarde, voor vergeving. Absolutie is onmogelijk wanneer er geen berouw is.
Het is een veelvoorkomend misverstand te denken dat onze zonden onze eigen zaak zijn, of dat zij slechts enkele personen aangaan. Te denken dat onze zonden, hoe goed verborgen deze ook mogen zijn, niemand anders raken, is alsof men zou kunnen geloven dat een steen die in het water wordt gegooid geen rimpels zou veroorzaken. Zoals Bisschop Kallistos Ware opmerkt: “Privézonden bestaan niet. Iedere zonde is een zonde tegen mijn naaste, net zo goed als tegen God en tegen mijzelf. Zelfs mijn meest verborgen gedachten maken het voor de mensen om mij heen moeilijker Christus te volgen”.
Zoals de Heilige Johannes Chrysostomos het zestien eeuwen geleden in Antiochie heeft gezegd: Berouw opent de hemelen, voert ons mee naar het Paradijs, en overwint de duivel. Heb je gezondigd? Wanhoop niet. Als je iedere dag zondigt, toon dan ook iedere dag berouw! Als iets in huis versleten is, vervangen we die onderdelen door nieuwe, we onderhouden ons huis altijd. We zouden eenzelfde houding ten aanzien van onszelf moeten hebben: als je jezelf vandaag hebt bevuild met zonde, reinig jezelf daarna onmiddellijk door middel van berouw.
Geen enkele zonde kan verborgen blijven, integendeel, iedere zonde, hoe verborgen ook, veroorzaakt een nieuwe barst in de schepping. Het Jezusgebed, een van de meest gebruikte gebeden, is maar een zin lang: “Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm u over mij, zondaar”. Ook al is het kort, velen voelen zich ertoe aangetrokken, behalve tot de laatste woorden ervan. Mensen die dit gebed
(deel 2 van dit artikel volgt in het volgende nummer van deze Nieuwsbrief) Vertaling: Kathi Hansen Löve
-5-
De intocht van Christus in Jeruzalem Vladimir Melnik
De intocht van Christus in Jeruzalem...Iedere keer wordt ons hart door vrees bevangen als wij denken aan deze gebeurtenis, die het begin vormt van de meest donkere en beschamende week in het menselijk bestaan; want reeds zijn de eerste geluiden te horen van het uitzinnige en slaafse geschreeuw van de menigte, dat wij enige dagen later zullen horen. Vandaag zetten de mensen met blijde gezichten en een oprechte glimlach om hun lippen de poorten van het net zo oprechte verraad open. Slechts enkele dagen zijn 'voldoende' om iedere interesse te verliezen in het objekt van hun 'eeuwige liefde', om zich te haasten Hem te vertrappen....
gebeurtenis die wij herdenken laat ons met angstaanjagende duidelijkheid zien dat er verschil is tussen de menselijke liefde en de Goddelijke liefde.
Juist over de liefde zou ik vandaag willen spreken. De
...Kijk daar! Een oudere man haast zich naar de
Laten we ons verplaatsen naar die dag. De zon schijnt op een klein cipressenbos. Een aangenaam windje verdrijft de hitte. In de schaduw van de takken zingen de vogels zoals altijd hun prachtige liederen. Ergens vlak bij, ongeveer achter die hoge boom is vrolijke opwinding te horen. Mensen rennen door het bos in de richting van de vrolijkheid. Ze hadden het al gehoord...ze weten het: Hij moet daar zijn. De harten van de mensen vervullen zich met liefde.
-6-
ontmoeting; nog heel even en hij zal degene zien op wie hij zijn hele leven heeft gewacht, over wie hij heeft gelezen....Precies! Hij is het! Zoals geschreven staat bij de profeet: "... uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel" (Zach.:9:9). Op een ezel dan wel (zo zal hij het wel gewild hebben), het belangrijkste is dat het de Koning is, want zo stond het geschreven.. Hij is het die de macht van de Romeinen zal wegnemen en ons zal bevrijden. Het koninkrijk van David zal herleven. Daar is Hij! Daar rijdt Hij! Heel dichtbij..... Kijk en daar een vrouw. Zij hoorde deze ochtend: Hij heeft een "een teken gedaan" (Joh. 12:18), dat weet ze zeker en ze wil neervallen voor degene, die een mens kan ontrukken uit de handen van de dood. Het is niet zomaar dat ze de mooiste palmtakken die ze kon vinden heeft afgesneden. Ze draagt niet voor niets haar mooiste kleren om aan Zijn voeten neer te vallen: Hij moet haar inspanningen waarderen, ook al kijkt hij maar heel even naar haar. Daar is Hij! Daar rijdt Hij! Heel dichtbij.... Daar komt een jongen langsrennen. Hij verwacht de komst van "de profeet, Jezus, van Nazaret in Galilea" (Matth. 21:11). Hij is het die ons leert te leven, Hij is immers daarvoor aan ons gezonden. Alles zal nu anders worden. Alles zal fantastisch worden! Daar is Hij!.... ...Koning, profeet, bevrijder, grondlegger van de ware macht, wonderdoener....Ieder heeft oprecht lief, maar ieder heeft iets van zichzelf lief, een bepaald stuk, dat af en toe wordt gevormd uit onze eigen bedenksels. Ieder hoorde en zag slechts dat wat hij wilde horen en zien. Ieder heeft Christus om een bepaalde reden lief (een wonder of hulp) of als gevolg van een bepaalde reden (angst bijvoorbeeld). Dat maakt de slaafse menselijke liefde juist zo angstaanjagend: liefhebben 'om een bepaalde reden'. De liefde van ieder mens is ontstaan door zijn kennis, door zijn wereldbeeld, door zijn overtuiging - waarom zouden we buiten die grenzen treden? Zo is het toch goed en veel gemakkelijker. Ieder mens is een slaaf van zijn eigen bekrompen wereld, die door hem ongelofelijk wordt opgehemeld. Woorden van liefde die ontstaan zijn uit deze wereld zijn niet meer dan een lemen, met
goud behangen, mooi beeld, dat schittert, totdat een 'onvoorziene' steen het raakt en het in stukken uiteenvalt. "...het zilver en het goud (werden) verbrijzeld, en zij werden gelijk kaf op een dorsvloer in de zomer, en de wind voerde ze mee, zodat er geen spoor meer van te vinden was; maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg, die de gehele aarde vervulde" (Dan. 2:35). Dat is de prijs van de liefde 'om een bepaalde reden'. De volmaakte liefde is een liefde 'om niet'. Zij is niet onderworpen aan het 'onvoorziene' en niet aan één bepaald iets verbonden: zij heeft de mens zelf lief en niet iets bepaalds in de mens: zij beschouwt hem als geheel zonder daar stukjes uit te snijden voor een gewenst mozaiek. En daarmee is zij vrij. Dat is de liefde van Christus voor de mens, zo volmaakt, dat niets haar overheerst, niets het waagt om haar af te schaffen, noch de verschrikking van het verraad, noch de duisternis van de menselijke ziel. Hoe moeten we dat bereiken? "Gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken" (Joh. 8:32) zegt Christus. Alleen de waarheid schenkt bevrijding, want zij maakt het mogelijk buiten onze bekrompen grenzen te treden en de dingen in vier dimensies te beschouwen, ze in hun volheid te zien en niet slechts als afzonderlijke delen. Alleen het doorgronden van de waarheid maakt het mogelijk om ons te ontdoen van de – voor ons helaas zo gebruikelijke - tijdelijke bijziendheid, van onze gehechtheid aan het hier en nu, dat onze ogen vertroebelt, en maakt het mogelijk het wezen van de eeuwigheid te ontdekken.... Wij gedenken de intocht van Christus in Jeruzalem met blijde gezichten en met een oprechte glimlach om onze lippen wachten wij op de ontmoeting...Voor ons ligt de Lijdensweek en het hele leven om onszelf te vinden en eerlijk antwoord te geven op de vraag op wiens ontmoeting wij wachten en wat de prijs is van onze liefde voor Diegene op wie wij wachten...
-7-
Vertaling: Annet Crouwett
De heilige Oda Tatiana Pantchenko
Ongeveer 7 km ten Noorden van Eindhoven ligt
het plaatsje Sint-Oedenrode, dat zijn naam te danken heeft aan de heilige Oda. Nog geen halve eeuw geleden was de heilige Oda niet alleen in die omgeving, maar in heel Nederland, bekend. Duizenden kwamen op 27 november naar Sint-Oedenrode om haar naamdag te vieren, tijdens een processie die meerdere kilometers lang was. Tegenwoordig zijn deze processies in de vergetelheid geraakt, maar in de kerk van de Heilige Martinus van Tours bevindt zich een kapel, gewijd aan de heilige Oda; daar worden ook haar relieken bewaard. Wie was de heilige Oda? En wat weten wij over haar? Volgens de kerkelijke overlevering leefde de heilige Oda tegen het einde van de zevende – begin van de achtste eeuw in de bossen van Toxandria. Oorspronkelijk stamde zij uit een Schots koninklijk geslacht. Sommige historici traceren haar vader als Eugunatius VII. Zij was blind geboren en haar ouders probeerden al het mogelijke om haar van haar blindheid te genezen. Zij lieten de beste artsen aan het hof komen, legden pelgrimstochten naar heilige plaatsen af, maar niets mocht baten. Tot op een dag berichten over de wonderen die zich bij het graf van de heilige Lambertus, bisschop van Maastricht, zouden hebben voltrokken, Schotland bereikten. Diens stoffelijk overschot was in december van het jaar 718 van Maastricht naar Luik overgebracht, en daar werd de kleine Oda door haar ouders heengezonden. Oda bracht de hele nacht biddend door bij het graf van de heilige Lambertus, totdat zij tegen de morgen door slaap overmand werd, en bij het wakker worden voor het eerst van haar leven het zonlicht aanschouwde. Niet alleen werden haar ogen geopend, ook haar ziel ontwaakte. Met haar lichamelijke ogen zag zij de schoonheid van het ondermaanse, met haar geestelijke
ogen de schittering van het bovenaardse. En op het graf van de heilige Lambert legde zij een gelofte af haar hele verdere leven te wijden aan God. Nadat zij ziende terug was gekeerd naar huis, besloot haar gelukkige vader dat het tijd was zijn dochter uit te huwelijken. Hij wilde niets horen van zijn dochters wens om maagd te blijven en haar leven aan God op te dragen. Hij dacht beter dan zijn onschuldige dochter te weten wat nodig was voor haar geluk; nadat hij de meest waardige kandidaat had uitgekozen, werd de dag voor het huwelijk vastgesteld. Maar aan de vooravond van de bruiloft ontvluchtte Oda het ouderlijk paleis, samen met haar voedster. De beide vrouwen gingen op weg richting Rome. Hoe het de beide dames lukte om eerst de weg door heel Engeland veilig af te leggen, vervolgens het continent te bereiken, en daarna ook nog door Frankrijk en Italië te reizen, weten wij niet. Evenmin weten wij hoeveel maanden of zelfs jaren deze reis duurde. Volgens de overlevering hebben zij bij het graf van de heilige Petrus en Paulus gebeden, en het was op deze plaats dat Oda voor zichzelf een staf van rietstengels vlocht. Vervolgens gingen de pelgrimgangsters richting het Noorden. Na de moeilijke tocht over de Alpen en de Ardennen, bereikten zij de Maas en tenslotte Venray. In een ondoordringbaar bos bouwden zij een hut, waar ze hoopten hun verdere leven in gebed te kunnen volbrengen. Het lukte hen echter niet om onopgemerkt te blijven. Zij werden verraden door de vogels die boven hun hut cirkelden. Mensen uit het naburige dorp kwamen een kijkje nemen om te zien wie zich daar had gevestigd. En zo kwam het dat Oda moest vluchten voor teveel hinderlijke aandacht van de mannen uit het dorp. Hun tweede hutje bouwden de vrouwen op de hei, in de buurt van Weert. Teneinde zichzelf van de wereld af te sluiten, plantte Oda een aantal struiken rondom haar hut. Als door een wonder bleken deze al de volgende
-8-
dag tot een weelderige omheining te zijn uitgegroeid. Een manier van Christus om zijn bruid te beschermen. En al die tijd was haar vader op zoek naar haar. Met een kleine brigade trouwe volgelingen zocht hij heel Europa af. Uiteindelijk kwam hij terecht in een herberg in Weert. Toen hij voor zijn maaltijd met Schotse munten betaalde, herkende de herbergier deze munten. Hij had dergelijke munten al eens eerder gezien, zo zei hij, toen twee kluizenaressen die op de hei woonden met dezelfde muntsoort hadden betaald. Toen hij dat hoorde begreep de koning dat hij zijn dochter had gevonden en dat zij ergens in de buurt moest zijn. Men wees hem de weg naar het hutje, maar eksters vielen zijn manschappen aan en lieten hen niet naderen. Hoe de koning ook zijn best deed, het lukte hem niet zijn dochter te zien te krijgen. Onverrichterzaken keerde de koning naar Schotland terug. Echter, Oda voelde zich niet langer veilig op die plaats. Haar vader kon immers ieder moment terugkomen. En geruchten over de jonge kluizenares deden steeds meer de ronde; in de tussentijd was haar voedster gestorven; alleen achtergebleven, besloot Oda te verhuizen naar een nog verder afgelegen plek en daar van voren af aan opnieuw te beginnen, waar niemand haar kende of iets van haar wist. Haar derde en laatste verblijfplaats bouwde Oda in de bossen vlakbij Rode. Toen zij overleed, zagen de inwoners van het plaatsje een vuurvlam boven het bos uitstijgen. Zij haastten zich naar die plek, denkend dat er een bosbrand was die geblust moest worden. Maar toen zij dichterbij kwamen zagen zij dat het geen bosbrand was: het was een lichtzuil die zich verhief boven de woning van de overleden rechtvaardige – haar vurige ziel was bezig op te stijgen naar God. De heilige Oda werd begraven in een eenvoudige houten kist naast de hut waar zij gewoond had. En al snel begonnen zich op haar graf wonderen te voltrekken. Spontaan ontstond een plaatselijke heiligenverering. Op haar graf werd aanvankelijk een eenvoudig houten kerkje gebouwd, dat later vervangen werd door een kerk van steen. In het jaar 1170 werden haar relieken opgegraven en in een stenen kist geplaatst. De auteur van haar heiligenleven vermeldt dat deze relieken een aangename geur verspreidden.
Hoe waarheidsgetrouw is deze vertelling? Hoe kunnen wij met zekerheid weten wat zich 1200 jaar geleden in de bossen van Toxandria heeft afgespeeld? Het eerste heiligenleven van de heilige Oda werd bijna 400 jaar na haar dood geschreven door Gotfried, de kanunnik van de kerk van Sint-Oedenrode. Hoogstwaarschijnlijk baseerde deze Gotfried zich daarbij op bronnen die wij niet meer kennen, alsmede op het leven van de heilige Lambertus. Alle latere heiligenlevens van de heilige Oda zijn gebaseerd op deze Vita van Gotfried, en daarin vinden we details die bij Gotfried ontbreken. Zo is pas sinds de 16de eeuw het verhaal bekend dat de heilige Oda voor zij naar Sint-Oedenrode kwam eerst in Venray en vervolgens in Weert zou hebben gewoond. Men zou kunnen zeggen dat alleen al deze omstandigheid aanleiding voor twijfel kan zijn. Echter, er is geen enkele gebeurtenis en geen enkel feit in haar leven dat wij met zekerheid kunnen vaststellen en dat wel kan worden herleid tot zogenaamde “onafhankelijke” bronnen. Gotfried vertelt dat Oda in het jaar 680 geboren werd en op de leeftijd van 33 jaar overleed in het haar 713. Volgens de latere traditie zou Oda in 726 zijn overleden op de leeftijd van 36 jaar. Het is dus aan de ene kant juist dat de kerkelijke overlevering de enige bron vormt voor onze kennis omtrent de heilige Oda. Maar deze omstandigheid wil niet zeggen dat deze kennis niet authentiek is. Een heiligenleven is een niet gedocumenteerde kroniek van gebeurtenissen uit het leven van een heilige; het is een beeld van heiligheid dat bewaard is gebleven in het dankbare geheugen van het volk. Wij weten slechts weinig over de heilige Oda, maar wij weten wel met zekerheid dat haar verering rond de 11de tot 12de eeuw op gang kwam. Wij weten dat het de verering betrof van een Schotse prinses die op het graf van de heilige Lambert werd genezen van haar blindheid. Dat zij maagd was en het leven van een kluizenares leidde in de bossen van Brabant. Wij weten dat gedurende duizend jaar de inwoners van de Lage Landen zich met hun verdriet en hun pijn tot haar wendden. En zij werd beschouwd als de beste voorspreekster voor alle mogelijke oogkwalen.
Heilige Oda, bid voor ons! Vertaling: Kathi Hansen Löve
-9-
Translatie van de relieken de heilige Oda Galina Rol
Op zaterdagavond 11 november 2006 om 19.00 uur is op de dag van de heilige Martinus van Tours een kleine reliek (een gedeelte van een vingerkootje) van de heilige Oda vanuit het reliekschrijn in het priesterkoor van de St. Martinuskerk te Sint Oedenrode - deze plaats dankt zijn naam aan de heilige Oda - overgedragen aan de Orthodoxe Kerk van de Heilige Nektarios in Eindhoven. Dit is gebeurd na vele maanden van besprekingen, voorbereidingen en het inwinnen van adviezen van terzake deskundigen…
Frankrijk, waar hij sinds een jaar of tien met zijn vrouw Anne woont, naar Nederland voor ikonencursussen en bijbelstudie in Eindhoven en Asten.
De translatie (overbrenging) heb ik bijgewoond, omdat ik al jaren een heel speciale band heb met de Orthodoxe Kerk in Eindhoven. De priester van de parochie Vader Silouan, en zijn vrouw matoesjka Odette ken ik al lang. Onder de parochianen heb ik ook vele vertrouwde vrienden en vriendinnen. Vader Silouan organiseert jaarlijks pelgrimages, waarvan ik er enkele heb meegemaakt, en sinds 1999 neem ik deel aan de ikonenschildercursus die in de derde week van januari in het kerkgebouw van de parochie van de Heilige Nektarios plaatsvindt o.l.v. Bernard Frinking. Zijn leermeester was de bekende Russische ikonenschilder en -restaurateur Leonid Oespenski in Parijs. Twee maal per jaar komt hij vanuit in Zuid-
auto. Ik riep het uit van de pijn, maar het duurde enige tijd voor de chauffeur in de gaten had wat er aan de hand was. Matoesjka kwam meteen aangelopen en toen ze zag wat er gebeurd was, haalde ze uit haar tas een tube arnicazalf. Ze smeerde de vinger er heel dik mee in en zei dat het zo moest blijven zitten. Het was ongelofelijk, maar de vinger heeft geen pijn meer gedaan en is zelfs niet blauw geworden. Ze is altijd als een moedertje voor me geweest en nog, en daarom wilde ik als het enigszins mogelijk was,er bij zijn op de dag dat het reliek van de heilige Oda, de naamheilige van matoesjka Odette, zou worden overgebracht naar de kerk, waar
In de zomer van 1999 kreeg ik de diagnose borstkanker. Hoewel de ikonencursus van januari 2000 midden in de periode van de chemo-kuur viel, ben ik er toch naar toe gegaan. Matoesjka Odette heeft toen ontzettend met me meegeleefd. Een ander voorval herinner ik me. Bij het vertrek uit Essex in 2005 kwam mijn vinger tussen het portier van de
- 10 -
emotioneel moment toen vader Silouan vanuit het altaar kwam, door de kerk liep en bij de ingang de relieken plechtig in ontvangst nam. Tot dat moment was het heel stil geweest in de kerk, maar nu begon het koor het tropaar van de heilige Oda te zingen dat vader Silouan speciaal voor deze feestelijke dienst heeft geschreven. Het koor zong zo mooi en zo aandoenlijk, terwijl de relieken de kerk werden binnen gedragen en op een tafeltje in het midden werden geplaatst vóór de analoi waarop de ikoon van de heilige Oda lag. Een voor een begonnen de aanwezigen het reliek te vereren, het duurde enige tijd voor ik de mogelijkheid kreeg om van achter de vele mensen naar voren te gaan en na drie maal geknield te hebben de relieken te kunnen vereren...
ik al zoveel jaren mooie en verdrietige momenten met haar gedeeld heb. De parochie bestaat sinds 1989. In het begin had zij geen eigen gebouw en huisde in een zaaltje aan de Zwembadweg. In 1995 was ik aanwezig bij de inwijding van de nieuwe kerk aan de Hoogstraat. De kerk zag er prachtig uit en was bereikbaar via het Rooms-katholieke vrouwenklooster, waar het oorspronkelijk de kapel van was geweest, en die als opslagplaats had gediend. De brand die ongeveer een half jaar later uitbrak, verwoestte een deel van het gebouw. Gelukkig waren ze goed verzekerd en kon met vereende krachten alles weer opgebouwd worden. Dankzij de brand kreeg de parochie er een extra ruimte bij en een eigen ingang aan de zijkant van het gebouw. Sindsdien zijn alle muren van de kerk met mooie fresco’s versierd. Alle muurschilderingen en enkele ikonen zijn van het werk van een Georgische vluchteling, David, die ook aan de ikonencursussen meedeed.
Na de dienst zei vader Silouan o.a. het volgende: “De lichamen van de heiligen zijn ledematen van het Lichaam van Christus, tempels van de Heilige Geest, geroepen tot de Opstanding, en in en door de menswording van God is heel de mens geheiligd en verlost, ook de lichamelijkheid deelt in de heiliging, zo is de leer van de ongedeelde Kerk. In een tijdperk, waarin de mens zichzelf verheerlijkt en alles in formules probeert te vatten en waarin alles functioneel moet zijn, in dat tijdperk is de motivatie voor de verering van relieken bij de christenen van de ongedeelde Kerk nog altijd springlevend. Daarom wil ik als rector van de parochie van de Heilige Nektarios zeer graag al onze broeders en zusters van de Roomskatholieke Kerk danken, die in een daad van loyale oecumene ons een deel van de relieken van de heilige Oda schonken.”
De grote Christusikoon en Moeder Godsikoon van de ikonostase zijn van de hand van Bernard Frinking. Vlak voor de overdracht van het reliek hing er een heel bijzondere sfeer in de kerk. Op de analoi in het midden van de kerk lag de ikoon van de heilige Oda. Iedereen was in gespannen afwachting van de komende gebeurtenis, gasten uit veel orthodoxe parochies waren gekomen en ook afgevaardigden van de Rooms-katholieke kerk, die een deel van hun relieken van de heilige Oda afstonden. Het was een
Interview met vader Silouan Hoe bent u in contact gekomen met de mensen die beschikken over de relieken van de heilige Oda? Vanaf wanneer dateren de eerste contacten? Hoe moeilijk was het om de relieken te mogen ontvangen?
Wist u vanaf uw kinderjaren over de Heilige Oda of kunt u zich nog herinneren, wanneer u de eerste keer over haar hebt gehoord? Vanaf de leeftijd van 10 jaar had Matouschka Oda (Odette) al belangstelling voor alles wat haar Patroonheilige betrof.
De eerste geruchten over het bestaan van de relieken van de h. Oda bereikten ons omstreeks 1999 toen ik als priester werd aangesteld in het Klooster van de Geboorte van de Moeder Gods in Asten en in de Parochie van de h. Nektarios in Eindhoven. Mensen vertelden ons dat in St. Oedenrode de relieken van de h. Oda bewaard werden. Enkele jaren later hebben we pogingen de gedaan om die relieken daar
Wist u dat er relieken van de heilige Oda waren en waar die zich bevonden? Neen, dat wist ze niet, maar ze nam geredelijke wijze aan dat deze bestonden en zich in de Lage Landen bij de zee moesten bevinden.
- 11 -
te mogen vereren, maar dat had heel wat voeten in de aarde. In 2003 deed ik de eerste officiële stappen bij de Rooms Katholieke Bisschop van Den Bosch, maar die poging had een ontmoedigende afloop. De R.K. bisschop zou eens infomeren of dat eigenlijk wel kon en zou me wel iets laten weten…, het afscheid was echt ontgoochelend. Dan maar in de Parochie van de h. Martinus zelf geprobeerd, waar de relieken van de h. Oda bewaard werden. En daar heerste onmiddellijk een atmosfeer van begrip en tegemoetkoming. Aanvankelijk was er een periode van heen en weer geschrijf, en ook de nodige instanties en adviseurs moesten geraadpleegd worden, maar de afloop was dat er een persoonlijke ontmoeting tot stand kwam met de pastor van de H. Martinus, die inmiddels een positief advies had bekomen van zijn parochieraad. Er volgden toen enkele heel gemoedelijke en hartelijk ontmoetingen tussen me en de pastor van de R.K. Parochie, waarbij de praktische modaliteiten van de overdracht besproken werden. Uit de bestaande hagiografieën werden door mij de teksten voor het tropaar, kondak enz. samengesteld voor een plechtige Vesperdienst, waarbij de relieken officieel zouden worden overhandigd. Dus wat aanvankelijk hopeloos leek, liep na enkele jaren later uit in een vreugdevol en plechtig gebeuren.
Wat betekent het voor u dat de relieken van h. Oda zich nu in uw kerk bevinden? Ten eerste is de h. Oda een Orthodoxe heilige, ik bedoel van voor het schisma, ten tweede is zij een lokale heilige. Maar zij is voor ons vooral een getuige of vertegenwoordigster van de onverdeelde apostolische Kerk van Christus, die ook hier in onze gewesten leefde, terwijl veel Grieken en Russen denken dat alle heiligen ofwel Grieks of Russisch zijn. Haar relieken zijn als tempel van de Heilige Geest dragers van genadegaven met heel de parochie en allen die ze vereren. Kunt u iets vertellen over de icoon van de heilige Oda? Op haar icoon draagt zij als symbool van het licht een kaars. Zij was een blindgeboren kind van een Schotse koning. Bij een bedevaart naar het graf van de h. Lambertus van Maastricht werd zij van haar blindheid genezen en zij bracht de rest van haar leven door in Toxandria, het gebied dat we tegenwoordig het natuurgebied De Peel noemen. De ekster die ze op haar arm draagt, verwijst naar een passage uit haar hagiografie, waarbij verteld wordt dat zij door eksters beschermd werd, toen een groep mensen haar terug naar haar vader wilden brengen.
- 12 -
Drie dagen in Londen Tatjana Voogd-Stojanova volledig windstil. Maar met het invallen van de duisternis klaarde de hemel op en wij waren getuigen van een langzaam opkomende maan. Volledig rond, enorm en oranje. Een soort indrukwekkende voorbode van het heldere weer. We werden er een minuut of vijftien door vergezeld…
Op maandag 5 februari keerde ik met Aliona en haar koor “Oktoich” terug uit Londen. De reis daarheen was voor mij een echte verassing. Omdat Aliona wist hoe gehecht ik ben aan Londen had ze mij voorgesteld om mee te gaan met haar concertreis naar de stad die om een heleboel redenen voor ons, de familie Voogd en Ovsiannikov en voor vele van onze parochianen, een geestelijk vertrouwde plek op aarde is. En de Londense Uspenskij kathedraal is voor vele waarlijk orthodoxe mensen, die zich verbonden voelen met de Kerk met haar vreugden en verdriet, een bijzondere plaats. Dit geldt des te meer voor ons, omdat wij onszelf zien als geestelijke kinderen van de metropoliet van Sourozh, Anthony Bloom. Met zijn overlijden is de kathedraal verweesd geraakt en ik ging met angst in mijn hart naar Londen. Ik kwam echter de kerk binnen alsof ik thuis kwam en ik voelde dat vladyka hier met ons was. De kathedraal was tot in de kleinste details fantastisch gerestaureerd en houdt niet op te getuigen van zijn geestelijk grondlegger en nobel beschermer.
Zonder langs het hotel te gaan, reden we naar de Uspenskij Kathedraal. In de kerk was een dienst aan de gang. Middenin de kerk stond een priester zwijgend te bidden. Hij werd omringd door ongeveer twintig gelovigen. Ik probeerde zo zachtjes mogelijk te lopen en liep naar de analoi waar ik zo vaak had gebiecht bij Vladyka Anthony voor de ikoon van de Verlosser, die mij altijd had getroffen door de ongebruikelijke stijl en de heldere kleurschakeringen in één kleursoort. De ikoon was nu vervangen. Rechts van de analoi, bijna er naast, was een enorme, manshoge, ikoon van Nikolaas de Wonderdoener gekomen. Ik raakte er wat van in verlegenheid – het leek alsof de Heilige daar stond en meeluisterde bij de biecht…
Ik was verbaasd door de rust waarmee ik de afwezigheid van Vladyka opnam. Er had van alles kunnen gebeuren. Ieder reageert op de hem omringende situatie zoals dat bij hem past. Ook nu voelde ik me goed in de kathedraal, net als voorheen. Alsof ik wist dat Vladyka de kathedraal niet had verlaten, dat hij bidt, ons allen liefheeft en met ons mee lijdt, dat hij onze voorspraak is bij de Heer. Dat gevoel was zo goed, zo natuurlijk… De vervelende situatie van de laatste maanden in het Amsterdamse kerkelijke leven, kwam mij zo onwerkelijk voor in het licht “van alle weldaden die wij hebben ontvangen” in verband met het verkrijgen van de nieuwe kerk, dat in mijn hele wezen slechts het gebed overbleef, slechts dankbaarheid aan God voor alles…
Ik verliet de kerk en liep langzaam door de lange gang naar de ruime zaal, waar onze geliefde ‘oktoïsten’ zaten bij te komen van de reis met thee en heerlijke sandwiches. Ze hadden nog een lange repetitie voor de boeg met de uit Moskou gekomen zangers en het Londense kerkkoor. We werden onthaald door dierbare en oude vrienden. Ten eerste Jevgenij Tugarinov, de huidige dirigent van de Londense Kathedraal, die vele jaren met Oktoich heeft gewerkt, hen heeft gestimuleerd en ondersteund bij veel van hun muzikale ambities. Hij was het die Oktoich uitnodigde om deel te nemen aan zijn festival gewijd aan het werk van de componist Tanejev, dat in die maanden in Londen werd gehouden. Groot was de blijdschap bij het weerzien met de geliefde mensen uit Moskou, v. Felix en protodiakon Alexander, die nu dient bij Zijne Heiligheid de Patriarch in de Kathedraal van Christus de Verlosser.
We landden in Londen met Oktoich op vrijdagavond 2 februari. Ons wachtte een bus met een Russische chaufeur. We deden er 2 uur over om de stad te bereiken. Een kilometer of dertig reden we in volledige duisternis. Om ons heen was geen enkel gebouw te zien. Het was overdag bewolkt geweest en
- 13 -
zongen we in de kleine, zeer oude tuin die geheel begroeid was met onkruid en bomen…daar op een oude boomstronk groeide een grote oranje paddestoel…
Het is zes jaar geleden dat ik het genoegen had om Oktoich te begeleiden op een reis langs de zogenaamde Gouden Ring van oude steden rond Moskou, waarvan er vele in die tijd bijna nog niet waren gerestaureerd. Maar daarin lag juist de wonderlijke kracht verscholen van de ware schoonheid, voor hen die Schoonheid geestelijk opvatten. Dat is de enige manier hoe ik kan verklaren wat er met het koor gebeurde. De omstandigheden van het nomadische bestaan waar zij mee werden geconfronteerd waren verre van ideaal en vielen lang niet altijd samen met de verwachtingen van Westerse toeristen, die niet gewend zijn aan de alomtegenwoordige Russische ongeregeldheid.
Behalve de voor iedereen bekende zogenaamde ‘Don-kozakken’, was ik nog nooit bij een liturgie geweest waar alleen maar mannen zongen. En ze zongen de hele liturgie van het begin tot het einde. Tot op heden kan ik mij niet aan de overtuiging onttrekken, dat er in kerkdiensten zo gezongen zou moeten worden – rustig, zonder allengs naar boven komende emoties. Dat geeft de zang rust en logica, wat helpt om op een weldadige manier de ontwikkeling van de ‘gebeurtenissen’ in de liturgie te volgen. De volgende dag, zaterdag, was het fantastisch weer – een volledig blauwe lucht, een stralende zon en de net uitkomende knoppen van de magnolia. Ik wilde graag op het graf bij Vladyka zijn en samen met Aliona ging ik te voet naar de oude Londense begraafplaats Old Brompton, die gelukkig niet zo ver weg bleek te zijn van ons hotel. Een paar koorleden gingen met ons mee. We hebben lang gezocht naar het graf. Af en toe renden er rossige eekhoorntjes over het pad, die zonder enige gêne op ons af kwamen in de hoop iets te kunnen snoepen.
Oktoich zong daar bij van tevoren geplande concerten, het zong spontaan in half verwoeste kerken, zong in de bus, zong in de Kathedraal van Christus de Verlosser. Maar het zong ook in de oude Amsterdamse Noorderkerk, het zong in onze kerk aan de Utrechtsedwarsstraat, zong in onze nieuwe Nikolaaskerk…. fantastisch! Toen vrijdag de avonddienst was afgelopen en de kerk leeg was, begon Jevgenij Tugarinov op het balkon de repetitie met het mannenkoor. Hij had een grote groep samengesteld van Londenaren, de mannen uit Moskou en onze Amsterdammers en begon met hen de liturgie van de zondag voor te bereiden, die door uitsluitend mannenstemmen gezongen zou worden. De muziek van deze hele liturgie was geschreven door de bekende componist diakon Sergi Trubatsjov, die getrouwd is met een dochter van Pavel Florenskij. Bij ons eerste bezoek met Oktoich aan Rusland dronken we thee aan een grote ronde tafel in het huis van Florenskij, dat wordt beheerd door de erfgenamen van Trubatsjov. Daarna
We hadden gedacht dat we het graf van Vladyka zonder moeite zouden vinden. Maar het bleek dat er op dat kerkhof heel veel Russische kruizen stonden. Het kruis van Vladyka ontdekten we onverwacht, het was van hout en viel op door zijn gele kleur tussen de grijze eeuwenoude keltische kruizen. Op het eerste moment waren Aliona en ik een weinig teleurgesteld omdat we geen gedenkteken zagen op het graf, iets dat overeen zou moeten komen met de grootsheid van deze mens. Maar nadat we met onze Olga Zhuravleva “Schenk rust…” hadden gezongen en wij allen nog lang in stilte bleven staan, drong het tot ons
- 14 -
voor zover ik weet, de vervulling was van een oude wens: niet om hem te evenaren, maar om in ieder geval te naderen tot het meesterschap van de Londense dirigent v. Michael Fortunato, te staan op de plek van de dirigent in de kathedraal, waar zoveel geestelijke kracht is ontvangen, waar nog steeds de stem van Vladyka Anthony is te horen – zacht, maar vol kracht.
door dat dit eenvoudige kruis en onbedekte graf eigenlijk wel heel erg paste bij het karakter van Vladyka. De andere koorleden die bij ons waren begonnen vragen over hem te stellen. Toen we al weer terug waren in Amsterdam, hoorde ik dat iemand van hen, die aanwezig was geweest op het kerkhof, de preken van Vladyka was gaan lezen. Dat betekent dat Vladyka opnieuw met ons praat, dat zijn woorden niet ophouden….
Het concert kwam tot een einde, de stilte en het gebed werden verstoord door een overdonderend applaus. Zoals dat ook bij ons in de kerk is gegaan, was het jammer je los te maken van de atmosfeer, die door het gezang was ontstaan. Maar de toehoorders waren niet te remmen. Er kwam iemand met een boeket bloemen naar Aljona toe. Het bleek één van de ‘bewonderaars’van v. Sergi en de Amsterdamse parochie te zijn. Jaren geleden had v. Sergi hem geholpen de weg in zijn leven te vinden.
Op zondag na de liturgie was dan het langverwachte concert. In de hele kerk waren stoelen neergezet. Het publiek was heel divers: er waren vaste parochianen van de kathedraal en Londense muziekliefhebbers. Al met al ongeveer 300 mensen. De geestelijkheid zat op de eerste rij. Voor aanvang van het concert van Oktoich werd een welkomstwoord gesproken door de bisschop van Bogorod, Jelisej, die onlangs is benoemd in Sourozh.
Na het concert wachtte ons een feestelijke maaltijd – een heel team van Londense parochianen had hard z’n best gedaan en was de avond daarvoor al begonnen, zodat alle koorleden te eten zouden krijgen, en dat waren er meer dan veertig! Het was huiselijk, warm en aangenaam.
Het concert klonk als een wonderbaarlijk harmonische combinatie van verschillende zangscholen: het Amsterdamse koor Oktoich, de mannelijke leden van het Londense koor van de kathedraal en de gasten uit Moskou. De koren zongen eerst ieder afzonderlijk en verenigden zich vervolgens, om met nieuwe kracht te klinken. Een plezier was het ook om de indrukwekkende bas van protodiakon vader Alexander te horen in een solo van hem met het koor. Er klonken aloude composities, er waren ook geheel moderne stukken: van de jonge Moskouse componist Semjon Segal, die ook naar Londen was gekomen, en van de ons reeds bekende Vladimir Martynov. Het meest bijzonder was dat de combinatie van de verschillende koren zo natuurlijk klonk, dat het leek alsof er niet een paar jaar van scheiding met het koor uit Moskou was geweest, dat het ook leek alsof er niet maar één keer gerepeteerd was met het koor uit Londen, maar dat er al een lang gemeenschappelijk gebedsleven was geweest. Na het concert zei een van de londenaren: mijn oprechte wens is om met net zo’n buitengewone vreugde en bezieling te zingen zoals jullie dat doen; ik hoop dat wij ooit op jullie niveau zullen komen. Verder was er ook de vraag: hoe kan een koor, dat, zo lijkt het, voor het grootste deel bestaat uit niet-kerkelijke mensen, zo kerkelijk zingen en de toehoorder optillen tot geestelijke hoogtes. En dat was een vraag van een van de kerkkoorleden uit Londen! Die erkenning was des te onverwachter, omdat dit optreden voor Aliona,
Ik kom nu terug op het “Oktoich” van Aliona. Onlangs hebben ze hun tienjarig jubileum gevierd. In die jaren is de samenstelling van het koor wat gewijzigd, maar de kern is bewaard gebleven en ook de geestelijke trouw aan de Russisch kerkelijk orthodoxe traditie in haar zang-aspect. De rijkdom daarvan is niet uit te wissen. In de jaren dat Oktoich nu bestaat heeft het laten zien en bewezen, hoe zij, dankzij hun optredens, voor vele tientallen toehoorders, niet alleen in Nederland, toehoorders die niet de minste kennis hadden, de waarlijke bronnen van geestelijke kunst hebben opengelegd. “Wie oren heeft die hore!” Toch is het belangrijk om niet alleen goede oren te hebben, maar ook een warme en open houding ten opzichte van de Waarheid en de Schoonheid ….Maar dat is weer een ander verhaal. Vertaling: Aliona Ovsiannikova en Annet Crouwel
- 15 -
Interview met Freeke de Graaf Door de kat kwamen we wat verlaat aan. Tot mijn schrik was iedereen al op z’n knieën aan het bidden in de kapel. Ik had van mijn leven nog nooit geknield! Ik wist niet waar ik het zoeken moest! Na het gebed moest iedereen vanuit de kapel langs een trappetje naar beneden, naar een kamer waar een gesprek zou zijn. Langs de muren stonden stoelen, iedereen ging zitten. Ter begroeting gaf ik iedereen een hand (ik kon toch niet zo maar zwijgend gaan zitten, ze kenden me immers niet). Vervolgens kwam Vladyka binnen. Hem begroette ik niet, zo bang was ik voor hem. Het gesprek ging over de liefde. Tijdens de lunchpauze gaf Vladyka mij een halve banaan, dat staat om de één of andere reden ook in mijn geheugen gegrift. Ik vroeg hem: “Worden er bij u in Londen net zulke vastenbijeenkomsten gehouden?” Hij keek mij aan en zei: “Ja zeker. Ik zal u het adres geven”. Daar is het mee begonnen. Ik had geen geld om ergens heen te reizen, ik was een vrij arme student. Maar plotseling kreeg ik een vertaling en het geld dat ik daarvoor kreeg was precies genoeg om de veerboot van Nederland naar Engeland te betalen. Ik kwam drie weken na die eerste kennismaking aan en ik wist: als ik niet meteen ga, zal het daarna moeilijker worden. Ik kwam aan en was op een vastenbijeenkomst. Na de dienst ging ik naar Vladyka Anthony toe en zei: “Het gaat goed met me, maar ik heb één vraag: hoe kan ik de weg van het verstand naar het hart vinden?” dat was voor mij toen een brandende vraag. Hij zweeg en zei: “Dat geeft niet, we zullen de weg vinden. Het is eenvoudiger om de weg van het verstand naar het hart te vinden dan die van het hart naar het verstand”.
In een Moskous hospitium (een speciaal ziekenhuis voor stervenden) werken vele vrijwilligers. Onder hen is ook de Nederlandse Freeke de Graaf, die al vijf jaar in Moskous woont en werkt. Velen in onze parochie kennen haar; sommigen zijn al vele jaren met haar bevriend; anderen hebben haar onmoet op de conferenties van het bisdom van Sourozh; weer anderen hebben kennis met haar gemaakt tijdens haar zeldzame bezoeken aan Amsterdam. In dit nummer plaatsen we een interview met haar dat gepubliceerd is in het tijdschrift “Neskutsjnyj sad”, dat wordt uitgegeven door de zusters van de heilige Dimitri van het stedelijk ziekenhuis nr.1 te Moskou. De weg van het verstand naar het hart.
Hoe is het zo gekomen dat u naar Rusland bent verhuisd? Dat is niet zomaar gebeurd, eerst woonde ik bijna 30 jaar in Engeland; ik was het geestelijk kind van Vladyka Anthony en hij heeft mij de zegen gegeven om hierheen te komen. Het is lang geleden, in 1975, dat ik kennis maakte met Vladyka. Ik woonde toen in Nederland en studeerde slavistiek aan de letterenfaculteit. Op een keer kwam Vladyka naar onze universiteit en een orthodoxe kennis van mij nodige mij uit om bij die bijeenkomst aanwezig te zijn: “Kom ook, je zult het interessant vinden!” Ik ging er heen. Ik zag voor de eerste keer een monnik en ik vond het vreselijk eng. Niet alleen omdat hij helemaal in het zwart was. Zijn ogen waren zo vurig! Ik wilde me verstoppen voor hem en ik dacht dat ik niets gemeenschappelijks had met gelovigen. Vladyka hield daar toen een lezing over meditatie en gebed. Aan het einde zei hij dat er dat weekend een vastenbijeenkomst zou zijn voor orthodoxen. Het was toen vrijdagavond. Ik ging naar huis en om de één of andere reden (tot op heden begrijp ik niet waarom) wist ik zeker dat ik naar die vastenbijeenkomst zou gaan, hoewel ik niet orthodox was en niet was uitgenodigd. Ik herinner me dat ik voor die zaterdag wat plannen had, kennissen zouden mij tijdelijk een kat brengen. Ik herinner me dat toen ik toen op het punt stond te vertrekken dacht: zal ik nog een kopje thee drinken of al weggaan? Vervolgens zette ik zeer resoluut de waterkoker uit – geen tijd meer om thee te drinken – en rende het huis uit. Daar kwam ik op dat moment net mijn orthodoxe vriendin tegen. Ik vroeg of ik met haar mee mocht. Als ik een seconde later was vertrokken was ik haar niet tegengekomen en was alles verloren geweest. Misschien dat de Heer mij nog een kans gaf, maar door een kopje thee had ik alles kunnen verliezen.
Wat waren dat voor een vastenbijeenkomsten? Dat was twee keer per jaar, voor Kerst en voor Pasen, met bijeenkomsten apart in het Engels en het Russisch. Vladyka sprak over een bepaald thema en daarna werd er gezwegen. Een half uur, misschien veertig minuten om na te denken en je hart te onderzoeken. Daarna werd de voordracht voortgezet, waarna er weer een pauze was waarin werd gezwegen. Tegen een uur of één ’s middags ging iedereen met elkaar eten, als een echt gezin, waarna een derde – korte - voordracht werd gehouden gevolgd door nogmaals zwijgen en aan het einde van de dag was er een algemene biecht.
- 16 -
Opmerkelijk was dat Vladyka midden in de kerk bij de analoi zelf zijn biecht uitsprak. Je zag dat hij zijn ziel voor God opende en daarmee ons naar God leidde. Je voelde dat zijn berouw ook ons berouw was. In deze persoonlijke biecht gebruikte hij niet veel woorden en was hij zeer oprecht. Hij stond in berouw met een schreeuw van zijn ziel voor God. Ieder voegde zich naar zijn eigen kunnen bij hem. Als je daarna nog iets persoonlijks te zeggen had dan kon je bij hem komen en zelf nog biechten. De volgende dag, zondag was er dan de Eucharistie. Dat was werkelijk heel mooi, als een gezin stonden we daar, hij met zijn geestelijke kinderen, voor God. Hoewel hij nooit zei: dat zijn mijn geestelijke kinderen. Slechts tweemaal in 30 jaar heb ik die woorden van hem gehoord. Daarna was ik in Rusland. Ik had een beurs gekregen om hier Russisch te leren. Hier was het dat ik orthodox werd, ik werd gedoopt in de kerk van de Geboorte van de h. Johannes de Voorloper op Ivanovsk. Toen ik uit Rusland terugkwam besloot ik naar Engeland te verhuizen om in de parochie van Vladyka te leren bidden en geestelijk te groeien. Ik moest toch iemand voor ogen hebben als voorbeeld. Ik kwam immers uit een gezin van ongelovigen en niet-gedoopten, die onverschillig stonden tegenover de Kerk. Ik vroeg om raad aan Vladyka en hij zei mij: “Kom over een week, ik zal er over denken en dan zullen we het er over hebben”. Na een week kwam ik en hij keek mij in mijn ogen en zei: “Weet je, blijf maar in Nederland en over een jaar hebben we het er over”. Ik keek hem aan en zei: “Maar over een jaar is het nog steeds dezelfde vraag”. Hij kijkt en kijkt en zegt: “Kom dan maar hierheen”. Binnen een ogenblik had ik het besloten en wist ik dat ik zou verhuizen. Ik wist dat ik het snel moest doen omdat ik me anders zou bedenken. Binnen drie weken had ik bijna alles wat ik had weggegeven en kwam ik met twee koffers aan in Engeland. Ik had geen huis, geen geld, maar natuurlijk heeft de Heer me geholpen.
laatste keer te vragen: “En wat denkt u van mij?” Kauwend op een boterham zei hij: “Het zou goed zijn als jij daarheen verhuisde, want je bent daar nodig”. Ik viel bijna van mijn stoel omdat Vladyka bijna nooit iets zomaar zei. Ik vroeg: “En wat moet ik met mama?” Mijn moeder in Nederland was ziek. Hij zei: “We zullen er over denken”. Twee weken later komt hij naar mij toe na een parochievergadering en zegt: “Weet je, wacht nog even want ik heb medelijden met je moeder”. Toen zei ik tegen hem: “Ik heb al ontslag genomen!” (ik gaf in die tijd les op een instituut). Maar hij keek mij op zijn zo typerend manier aan, met van die grote donkere ogen en zei met een glimlach: “Kun je nog terug?” Ik zei: “Dat kan ik” – “Nou ga dan terug”. Ik dacht: “Dat is me ook wat moois”. Later zat ik op een gegeven moment bij een zieke toen opeens een mij onbegrijpelijke gedachte door mijn hoofd schoot: de zegen vragen aan mijn moeder om naar Rusland te gaan. In mijn gezin kenden ze die woorden niet – “de zegen”. Enige weken later was ik in Nederland bij mijn moeder. We zitten in de tuin, het is al herfst. Ik vroeg: “Mama, wat denk je er van als ik naar Rusland zou verhuizen?” Ze zei, zonder zelfs na te denken: “Ga maar!” En ik zag op dat moment zoveel licht in haar! Ze is van nature erg angstig, weet niets van Rusland, begrijpt niet waarom ik daar wil zijn, ze is alleen en halfblind… En dan zegt ze zo mild: “Ga maar en liever nog vandaag dan morgen, want je bent ook de jongste niet meer”. Hierna heeft Vladyka mij de zegen gegeven. Natuurlijk zou ik het zwaar vinden om in Rusland te wonen terwijl ik wist dat in Nederland mijn zieke moeder achterbleef voor wie ik haar vreugde en steun was. Maar wat er gebeurde is dat ik van plan was om op 30 mei naar Rusland te vertrekken, maar op 28 mei werd ik vanuit Nederland gebeld dat mijn moeder was overleden. Ze was overleden aan een hartstilstand, hoewel niemand wist dat ze een zwak hart had. Zo komt het dat ik nu al voor het derde jaar als vrijwilliger hier in het hospitium werk.
Wanneer heeft hij u gezegd dat u naar Rusland moest gaan? Het was niet zo dat hij dat besloot en tegen mij zei: ga!. Hij hechtte veel waarde aan de vrijheid van de mens en ging daar heel omzichtig mee om. Het was mijn verzoek, mijn vraag aan hem: “Wat denkt u er van als ik daar heen zou gaan?” Op een keer zei hij tegen mij: “Ik denk dat je er wel heen zult gaan, maar ik weet niet wanneer. Daar zullen we over denken”. Toen hij zei “daar zullen we over denken” betekende dat: we zullen bidden. Hij zei nooit zo rechtstreeks – we zullen bidden. Zeven jaar later was bij ons in Oxford de jaarlijkse conferentie, waarop orthodoxen uit heel Engeland bij elkaar komen. Daar waren toen veel Russen en die vroegen aan Vladyka of hij in Rusland zou willen wonen. Hij antwoordde dat dat God blijkbaar niet welgevallig was, hoewel hij het met zijn hart en ziel wenste. Ik zat tegenover hem en besloot nog een
De wetenschap van het sterven
Bent u arts? Ik heb een diploma in Oosterse geneeskunde, in de reflextherapie, dat wil dus zeggen acupunctuur en massage. Ik had een eigen kliniek in Londen, waar ik 12 jaar heb gewerkt. Hier werk ik zonder naalden, met mijn vingers omdat in Rusland buitenlandse diploma’s niet worden erkend. Ik hou me bezig met massage en studeer psychologie, dat is in het hospitium erg belangrijk en bovendien heb ik een Russisch diploma nodig. Ik heb het eerste studiejaar achter de rug en heb een scriptie geschreven met de titel “Het verwerken van verdriet in extreme existentiële omstandigheden”. Dat wil zeggen het moment waarop een mens erg ziek is en begrijpt dat hij kan sterven – hoe moet hij dan leven op een manier dat hij niet ‘wegzakt’ in zijn eigen dood, dat
- 17 -
hij niet alleen maar aan de dood denkt, maar op de één of andere manier er creatief mee omgaat en zich voorbereidt op de overgang naar de andere wereld.
vertrouw jou, omdat ik zie hoe jij mijn lichaam verzorgt”. Veel wordt zonder woorden duidelijk uit hoe iemand het lichaam van een zieke aanraakt. Zieken zijn heel gevoelig. Als iemand zelf bang is voor de dood begrijpt een zieke dat uitstekend: diegene zal niet bij mijn bed komen zitten, hij is zelf bang. De angst wordt duidelijk uit de manier hoe iemand met een zieke praat: “Hoe gaat het vandaag? Goed? Nou tot ziens”. Een zieke voelt dat iemand zich gewoon wil verbergen achter woorden en zich afsluit.
Is dat wel te leren? Ik denk van wel. Maar het is niet alleen het probleem van de dood, het is de algemene kwestie over hoe een mens leeft. Je hoort heel vaak dat iemand zegt: ik ben een goed mens geweest, ik heb niemand kwaad gedaan, waarom word ik dan zo gestraft? Het is opmerkelijk dat een mens die zich zijn hele leven nooit tot God heeft gewend, God de schuld geeft dat Hij zo straft. In feite is het geen straf, gedeeltelijk is het gewoon de wet van de natuur: als een mens onachtzaam leeft, kan het lichaam dat niet volhouden en wordt de mens ziek. Natuurlijk zijn er ook ziektes om iemand tot inzicht te brengen, zodat de mens stilstaat en zich realiseert waarom hij leeft.
Maar soms lijkt het dat het beter is om maar niets te zeggen, dan lege troostende woorden in de trant van “alles komt goed, hou je taai”… Wat moet je in zo’n situatie doen? Ik denk dat je jezelf moet blijven in je pijn. Want het doet pijn om te zien hoe een mens lijdt. Ik ben het met u eens dat je niet kunt zeggen: ach, alles komt wel goed, van de zomer gaan we naar het vakantiehuisje enzovoort, als duidelijk is dat iemand binnen een week zal sterven. Ik ben er diep van overtuigd dat alle stervenden weten dat ze gaan sterven. Zelfs als familielden zeggen: nee, hij kent zijn eigen diagnose niet, die hebben we niet verteld, -- die persoon kent zijn eigen lichaam en hij voelt dat. Ik denk dat we moeten leren hierin weerloos te worden. Niet verbergen dat je niet weet wat je moet doen. Soms is het zelfs niet slecht om je eigen tranen te laten zien, je machteloosheid ten opzichte van het lijden. Maar, aan de ander kant heeft Vladyka gezegd dat je creatief moet zijn met een zieke: het heeft geen zin om zomaar samen te huilen en ‘in hetzelfde gat te gaan zitten’. Het is beter met je benadering te laten zien dat hij een waardig mens is. En als de zieke een vraag heeft over het geloof, dan kan je hem zeggen: dit is niet het einde, het is een overgang naar een andere wereld: “Ook al gelooft u dat niet, voor mij is het zo. Er zijn heiligen, die levend zijn, en ik weet van mijn zeer naasten, die deze grens al zijn overgegaan, dat zij levend zijn. Het kan zijn dat u dat niet aanneemt, maar ik geloof dat en ergens van binnen weet ik het”. Je kunt zeggen: “ik zal u mij altijd herinneren, omdat we elkaar hebben ontmoet en dat zal voor eeuwig zijn”. Zodat de stervende weet dat hij niet alleen is. Eenzaamheid is het ergste van alles. Vladyka geeft een goed voorbeeld in zijn boeken. Een parochiaan uit onze kerk was gestorven. Hij zei altijd tegen Vladyka: “Ik heb geen tijd om stil te staan en na te denken over mijn leven”. Hij kreeg kanker, lag in het ziekenhuis en klaagde dat hij nu niet kon doen wat hij zou willen doen. Vladyka zei tegen hem: “De Heer heeft je nu tijd gegeven om over je leven na te denken, wat je eigenlijk altijd al wilde”. Vladyka kwam elke dag bij die man en ze namen zijn leven door, beginnend bij het heden en daarna steeds verder terug naar het verleden: wat niet uit liefde was gebeurd, wat duister was geweest, wat de Eeuwigheid niet waardig was – “want daar is slechts liefde” (dat zijn de woorden van Vladyka).
Kan een ongelovige zich tot God bekeren door dergelijk lijden? Het gebeurt wel eens dat een mens plotseling tot bezinning komt en zijn leven overdenkt: wat was het doel van dat leven? Maar hier in Rusland gebeurt dat om de één of andere reden eigenlijk haast nooit. Hoewel het vermogen om ergens overtuigd van te raken hier groter is dan in het Westen. Ik heb veel psychologische onderzoeken daarover gelezen. Een Amerikaanse onderzoeker verwijst naar statistiek waaruit blijkt dat voor 40% van de mensen die de diagnose kanker kregen, dit bericht een positieve faktor in hun leven was. Hier en in Engeland, waar ik in verschillende hospitia heb gewerkt heb ik dat niet gezien. Ik zie dat de mens moppert. Of als hij niet moppert, dan denkt hij dat het doel van die dag is om van zijn bed op te staan en zelfstandig naar de wc te komen. Dat is droevig, hoewel natuurlijk wel begrijpelijk. Kan een niet-gelovig mens de juiste houding hebben ten opzichte van de dood van een ander? Komt dat voor? Als een niet-gelovige zorgt voor een stervende en diegene heeft een hart, dan kan hij de zieke met warmte, tederheid, innigheid benaderen. Voor een zieke is dat het allerbelangrijkste. Het gaat er niet om dat je met een zieke over God praat, het is belangrijk dat je in je geest met Hem bent, als je dat zo kan zeggen. Zonder woorden kan je spreken over wat liefde is, wat zorg is, wat tederheid is. Voor een zieke is het zeer belangrijk dat degene die hem verzorgt – ongeacht of dat een gelovige of niet-gelovige is – op de één of andere manier laat merken: ik zal heel behoedzaam met je omgaan, omdat ik heb gezien dat je een bestaand mens bent. In een ziekenhuis raken de persoonlijkheid van een mens, zijn wereld, zijn leven vaak verloren voor andere mensen, de zieke wordt gewoon een ‘lichaam in een pyjama’. Maar als hij merkt dat hij voor zijn verzorger een persoonlijkheid is, dan verzamelt hij misschien voldoende moed om zichzelf bloot te geven, om te zeggen: “Ja ik ben bang, ik sta voor de dood. Ik
- 18 -
Vladyka vertelde dat die man een uur voor zijn dood in zijn bed lag en zei: “Weet je, Vladyko, ik ga sterven, mijn lichaam sterft, maar ik ben levend! Ik heb me mijn hele leven nog niet zo levend gevoeld”. Mijn positie in het hospitium is een erg prettige voor het contact met de zieken: in de eerste plaats werk ik als vrijwilliger, ik kan zo lang ik wil blijven zitten bij iemand. Ten tweede is het van belang dat ik als reflextherapeut kom en niet als psycholoog. Stelt u zich voor, er komt iemand binnen: “Ik ben psycholoog, vertelt u mij eens…”. Dan sluit men zich direct af. Maar ik kom gewoon binnen en zeg: “Ik kan u masseren. Wilt u dat?” Gewoonlijk willen ze dat wel. Iedere behandeling duurt 45 minuten, dat is vrij veel tijd om jezelf open te stellen, als iemand dat wil. Je kunt iets vragen over zijn familie, over zijn werk, zo krijg ik een voorstelling van zijn persoonlijkheid. Als iemand prikkelbaar is….Ik herinner mij dat ik eens met Vladyka sprak over iemand uit mijn familie die heel opvliegend was. Vladyka zei: “Dat is een goed teken! Dat betekent dat er leven in hem zit”. Gewoonlijk is er de neiging om zo snel mogelijk voorbij te gaan aan een prikkelbare zieke. Maar in feite is dit een mens, zoals de psychologie zegt, waar nog leven in zit, een mens die wil vechten, die al een stap vooruit heeft gezet. Prikkelbaarheid is een teken van onrust, waarmee hij worstelt. Hij heeft een kans om te veranderen en de ziekte te gebruiken voor persoonlijke groei. Maar dat gebeurt helaas heel erg weinig!
nergens spijt van. Ik denk dat het zo is, dat zelfs als een mens in zijn leven iets niet helemaal perfect heeft gedaan, dat dat niet toevallig is. Zonder Russisch was ik niet orthodox geworden, dat is duidelijk. Want al die gebeden in de Kerk in het Kerkslavisch, de theologische boeken in het Russisch, zonder dat alles had ik mijn probleem – hoe kom je van het verstand in het hart – niet kunnen uitzoeken. Maar daarbij vind ik het zo fijn om met de zieken te zijn! Misschien omdat je als je met zieken werkt, je jezelf helemaal kunt vergeten. Verder vind ik het razend interessant waarom een mens ziek wordt – de anatomie, hoe de organen werken, wat de oorzaak van de ziekte is enz. Ik ben zelfs blij als ik een patiënt voor me heb met verschillende symptomen, een ingewikkelde patiënt. Ik heb een zuster die psychiater is en onder onze voorouders waren ook artsen. Het is waarschijnlijk erfelijk. Ik heb ook nooit iets anders willen worden.
Heeft u het gevoel dat Rusland iets vreemds voor u is? Ja en nee. Soms ga ik met de metro en zie ik die duizende gezichten die mij tegemoet komen op de roltrap. Ik kijk dan naar die gezichten: het zijn allemaal vreemden! Ik kan hun gezichten niet lezen, ze zijn mij volkomen onbekend. Op dat moment voel je je ontzettend eenzaam. Maar daar moet je niet aan toegeven, want dat is pure sentimentaliteit. Als je een mens van gezicht tot gezicht ontmoet dan komt het algemeen menselijke naar voren. Wat ik het zwaarst vind is de grofheid, de manier van omgang met elkaar, met name in Moskou, men spuugt, duwt. Aan dergelijke ‘kleinigheden’, als men in de tram of de metro tegen elkaar schreeuwt, daar kan ik moeilijk aan wennen. Maar aan de andere kant is het een zeer goede les om te leren jezelf niet te verliezen, niet te reageren. Ik zeg niet dat mij dat altijd lukt, maar dan heb ik van binnen opnieuw berouw en begin ik opnieuw.
Een psalmboek in het Nederlands
Hoe kan het dat u arts bent geworden hoewel u slavistiek studeerde? Ik heb een tweelingzus, maar zij heeft een ander soort school gedaan en was een jaar eerder klaar dan ik. Zij koos er toen voor om arts te worden. Ik wilde vanaf mijn jongste jeugd ook arts worden. Ik had al een plaats aan de universiteit van Rotterdam om daar met de studie te beginnen. Maar plotseling besloot ik: “Ik wil niet hetzelfde worden als zij, ik wil iets anders”. Ik zag toen op de televisie een cursus Russisch en dat vond ik ontzettend leuk. Toen dacht ik: “Ik ga Russisch leren, slavistiek!” Zo is het begonnen, om een vrij domme, helemaal niet vrome reden. Ik herinner mij dat er een hoogleraar was die erg van Oudkerkslavisch hield. Voor ons examen moesten we een psalm in het Oudkerkslavisch lezen en vertalen. Tot dat moment had ik nog nooit het boek Psalmen gelezen en alle Nederlandse protestanten kennen alle psalmen uit hun hoofd. Ik dacht: “Wat oneerlijk, ik vertaal met moeite een psalm, die ik voor het eerst van mijn leven heb gelezen en zij doen het van: trrr, trr, trr! En waar hebben we dat Oudkerkslavisch eigenlijk helemaal voor nodig?”Maar nu is het zo goed dat ik alles kan lezen en begrijpen. Pas veel later, toen ik naar Engeland was verhuisd en geen werk als slavist kon vinden besloot ik: ik ga over op geneeskunde. En ik begon aan de studie. En zo werd ik met een omweg ook nog medicus. Maar ik heb
Waarom wilde u hierheen komen? Waarom sprak u daarover met Vladyka? Dat weet ik niet. Ik heb geen Russen onder mijn voorouders. Op de één of andere manier heb ik het gevoel dat ik hier thuis ben. Maar aan de andere kant, als ik vanuit Rusland in Engeland kom (omdat ik daar officieel nog woon), dan heb ik het gevoel dat ik in de oorlog ben geweest. Ik weet niet waarom, niet omdat het zo moeilijk is hier. Maar het is een heel concreet gevoel, dat ik me uit een oorlog heb losgerukt waar ik vervolgens opnieuw naar terugkeer. Mijn vriendin – een geestelijk kind van v. Johannes (Krestjankin) – heeft mij lang geleden, misschien wel 12 jaar terug, eens meegenomen naar hem. Ik vroeg hem toen over de verhuizing hierheen en hij vroeg mij precies hetzelfde: “Waarom wil je hier komen?” Ik zeg: “Ik weet het niet, mijn hart geeft dat in”. “O, zei hij, dan is het duidelijk”. Dus dat is het enige wat ik u kan zeggen. Vertaling: Annet Crouwel
- 19 -
Moge zijn nagedachtenis voortleven! (Aartspriester Wasili Ermakov 1927 – 2007) Vader Georgi Timmer Op drie februari jongstleden, in het begin van de nacht, is ontslapen in de Heer de velen zeer dierbare en wijd bekende Sint-Petersburgse aartspriester Wasili Ermakov, mijn geestelijk vader. Vader Wasili, 79 jaar oud, had een leven vol ontberingen achter de rug en de enorme dagelijkse mensendrommen die zich tot hem richtten als starets sloegen littekens in zijn gezondheid. In een kort stukje zal ik iets schrijven over het leven van vader Wasili, een aantal van mijn eigen herinneringen aan hem noemen en beschrijven wat vader Wasili, met zijn grote 53-jarige priesterlijke ervaring, tot de meest actuele en belangrijke vraagstukken vond behoren. Wasja Timofeevitsj Ermakov werd geboren op 20 december 1927 in het kleine stadje Bolchov in de provincie Orjol, centraal Rusland. Met 36.000 inwoners en 30 kerken en twee kloosters was het niet vreemd dat de Duitsers, toen zij in oktober 1941 de stad bezetten, een ansichtenkaartenset uitgaven met als titel “Bolchov: kerkenstad”. Maar de Sovjetwerkelijkheid was niet zo mooi: Wasja dacht vaak, wanneer hij langs al die dichtgespijkerde en van kruizen ontdane kerken naar school liep “hoe kan dat nou, is dat dan hoe het moet zijn?” Bidden deed hij enkel thuis, onder leiding van zijn vader, die zei dat hij later zou begrijpen hoe belangrijk dat was en dat er een tijd zou komen dat God met de Kerk en het land alles recht zou breien.
Wasili’s weg naar het westen eindigde in een Ests concentratiekamp. Na twee maanden kamp, op het feest van de Bescherming van de Moeder Gods, werden Wasili en zijn zusje in vrijheid gesteld op voorspraak van de Estse orthodoxe geestelijkheid die het kamp bezocht en pastoraal ondersteunde en tevens vrijheid afsmeekte voor orthodoxe priesters en hun gezinnen. De priester uit Wasili’s geboortestad, die hem inmiddels had opgemerkt en hem in het altaar liet helpen, had de Duitsers gezegd dat Wasili en zijn zus ook tot zijn kinderen behoorden. In Estland woonde Wasili nog twee jaar: het land was nog maar net voor de oorlog ingelijfd door de SovjetUnie en Wasili kon hier voor het eerst kennismaken met orthodoxe literatuur, hoorde hier priesters preken en was getroffen door het vurige gebed in de volle kerken. Hij werd hypodiaken, samen met zijn vriend, de latere patriarch Alexis II, die hem later ook uitnodigde te komen studeren in het seminarie van Leningrad, zodra hij vernomen had dat dit voor het eerst na de sluiting op last van de communisten in 1946 heropend zou worden. Toen Wasili zijn vader vertelde van zijn studieplannen, antwoordde die enkel: “Goed, zoon, ik ben blijk als je God gaat dienen, maar onthoud een ding: een weg terug is er niet..”
In 1941, op zijn veertiende, bezocht Wasja voor het eerst een kerkdienst. Hoe paradoxaal ook, maar het waren de bezetters die dat voor het eerst mogelijk maakten. Daarna kwam hij met zijn zusje in een hinderlaag, werd met andere leeftijdsgenoten door de Duitsers meegevoerd, met waarschijnlijk als uiteindelijk doel dwangarbeid in Duitsland, maar
De studie in het seminarie liet Wasili kennis maken met vele sterke persoonlijkheden en mensen van hoog geestelijk niveau: metropoliet van Leningrad Grigori (Tsjoekov), die zelf in 1922 met gewijd martelaar metropoliet Benjamin van Petrograd op het fusilladebankje had gezeten, had het beste van het beste bijeen gebracht van die priesters en leraren die
- 20 -
de oorlog en de repressies overleefd hadden. Een van Wasili’s leraren werd de in 1948 uit Frankrijk teruggekeerde aartspriester Andrei Sergeenko, de geestelijk vader van bisschop Dionissios Loukine (1911-1976), die veertig jaar in Nederland diende. Maar behalve goede voorbeelden zag Wasili ook hoe anderen kapot gingen onder de communistische druk of met andere doelen in het seminarie kwamen studeren. Hij zou later aan mij als seminarist vaak zeggen als ik mijn onbegrip uitsprak over onrecht of gebrek aan ijver binnen de seminariemuren: “leer hoe je het niet moet doen”. En dat was ook vader Wasili’s kracht, uit elke levenssituatie putte hij inspiratie en ervaring, of het nu om prettige of minder prettige gebeurtenissen ging. Hij bleef altijd kwiek en fier. En overal zag hij Gods hand en vertrouwde hij op Diens leiding.
verlangen dit ook niet van hun parochianen en ze maken het Heilige der Heiligen – het Lichaam en Bloed van onze Heer – tot een formaliteit, tot een ‘tabletje’. Hij zag dat velen er bijna een sport van leken te maken vaak ter communie te gaan en zichzelf dan aanpraatten dat ze zeer geestelijk bezig waren, overtuigd dat alleen zij zo belezen waren dat de christenen van de eerste dagen vier maal per week of zelfs elke dag probeerden ter communie te gaan. “Dan moeten ze ook leven als de christenen toen, als de apostelen.” In feite, dat zag vader Wasili aan de vruchten van hun geestelijk leven, slikten deze mensen de Communie weg als een tabletje. “De heilige Serafim zei,” zo sprak vader Wasili, “ja, op aarde ben je ter communie geweest, maar daar hebben ze je niet aangenomen…” Voor vader Wasili was dan ook het lezen van de gebedsregel, zoals te vinden in het Liturgikon, een plicht van elke communicant: het lezen van kanons tot Onze Heer en Verlosser Jezus Christus, de Moeder Gods en de heilige Beschermengel en tevens de kanon en de gebeden vóór de Communie. Vader Wasili gebruikte vaak het woord ‘plicht’, in een tijd dat de wereld alleen maar schreeuwt om rechten.
Na het seminarie en de geestelijke academie afgemaakt te hebben, trouwde Wasili met zijn matoesjka Ljudmilla Alexandrovna, met wie hij drie dochters zou opvoeden. In 1953 werd hij diaken en na drie dagen priester gewijd en werd hij toegevoegd aan de clerus van de Nicolaaskathedraal in Leningrad. Hoe jong hij ook was, maar al gauw trok hij veel parochianen naar zich toe door zijn voor die gevaarlijke dagen onalledaagse benadering. Omdat het preken praktisch verboden was, ging hij na de dienst de kerk in, waar hij met de mensen sprak, hun onderricht gaf en zich inleefde in hun noden en verdriet. Wat de heilige mysteriën betrof was hij zeer rechtlijnig: daar moesten geen toevallige gasten bij zijn. Ergens in 1954, zo herinnerde zich v. Wasili later in een interview, zei de kaarsenverkoopster zò, dat hij het ook kon horen: “O, het is zeker vader Wasili, die vandaag de biecht heeft afgenomen, ik heb alweer 300 kruisjes verkocht.” In die dagen droegen veel christenen geen kruisje, omdat enkel het dragen van een doopkruisje al nare gevolgen kon hebben op het werk of anderszins. Op scholen gingen wat al te ijverige leraressen soms de klassen rond om kruisjes van de halzen van schoolkinderen af te rukken. Maar zonder kruis, het teken dat de christen onderscheidt, was er bij v. Wasili geen heilige biecht of communie bij. Voor die zuiverheid bij het deelnemen aan de heilige Mysteriën vocht v. Wasili zijn hele leven. Hij zei: “Tegenwoordig hoor je veel priesters zeggen dat het niet belangrijk is in hoeverre iemand die naar de biecht komt en ter communie wil, voorbereid is en ze halen daarbij de woorden van onze Verlosser aan “die tot Mij komen zal ik geenszins uitwerpen” (Joh. 6, 37)”, maar de Heer zei ook: “Gaat dan heen, onderwijst alle volkeren, hen dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes…” (Matth. 28, 19) Vader Wasili was van mening dat veel priesters niets doen om hun parochianen Godsvrees te leren en vroomheid bij te brengen. Zij willen zelf geen inspanning doen en
Meer dan twintig jaar diende vader Wasili in de Nicolaaskathedraal, daarna een paar jaar in de Opstandingskerk “Kulitch en Pascha”, samen met de vader van onze huidige aartsbisschop Simon, nog korte tijd in een klein kerkje en vervolgens werd hij in 1981 niet zonder vooropgezette bedoeling nog verder van de mensen weggestuurd en werd hij aangesteld als priester van een kerkhofkerk net buiten de stad, de kerk ter ere van de heilige Serafim van Sarov. Daar zou hij dienen tot zijn dood en die kerk zou, in de inmiddels sterk uitgegroeide en weer herdoopte stad Sint-Petersburg, een bron worden van genade, troost, onderricht en vrome gesteldheid. In die meer dan dertig jaar veranderde er zeel veel: van de tien-vijftien parochianen per dienst ging het naar soms tweeduizend communicanten, verspreid over een vroege en een late liturgie op feestdagen, en dat bij vader Wasili’s strenge benadering. Als hij op zondag om 5.30 u. in de kerk kwam, waren er al mensen die hem stonden op de wachten, ook al ging de metro in Sint-Petersburg pas open om 5.30-5.45 u. De biecht begon steeds vroeger, de laatste tijd al om 6.00 u. of 6.15 u. En ook diegenen die pas tijdens de tweede liturgie, die vader Wasili zelf diende, ter communie zouden gaan, kwamen naar deze biecht en stonden vervolgens in de kerk tot de tweede liturgie om een uur of 12.30 was afgelopen. Vader Wasili begon zijn biechten altijd met een indringende preek, om de mensen tot inzicht te brengen en belichtte daarin vaak die zonden, die personen in de zijkapel van de kerk, waar de biecht zich afspeelde, hadden begaan. Daarbij kon hij de persoon in kwestie aankijken, zonder dat anderen wisten over wie het
- 21 -
ging, want voor vader Wasili waren de harten en de gedachten van degenen die bij hem kwamen een open boek. Die gave, door God aan vader Wasili gegeven, ervoer ik zeer diep tijdens mijn eerste gesprek met vader Wasili, dat in 1996 geweest moet zijn. Ik had toen zelf nog niet zo’n grote ervaring in het kerkelijk leven. In 1992 voltrok zich mijn eerste bezoek aan Rusland, toen ik met een groep jongeren ‘s zomers meehielp een oud klooster ten noordoosten van SintPetersburg op te knappen. Na een jaar in Rusland Russisch gestudeerd te hebben liet ik mij in 1994 dopen in datzelfde klooster ter ere van de heilige Alexander Svirski. Vervolgens keerde ik terug naar Nederland voor studie en was ik op zoek naar een
deken over me heen gelegd was en mijn gevoel zei me dat op dat moment alles, mijn verleden en mijn huidige leven, aan hem geopenbaard was. Hij maakte toen ook een aantal opmerkingen over mijn karakter en mijn leven die allemaal een schot in de roos waren. Een ervaring van zo’n diepte had ik alleen die allereerste ontmoeting, hoewel een zeker gevoel van Godsvrees en van vroomheid altijd aanwezig zouden blijven als ik met hem sprak. Vader Wasili had me die eerste ontmoeting gezegd: “kom naar mij toe,” iets wat ik met vreugde omhelsde, want het was het antwoord op mijn verlangen een geestelijk vader te hebben. Vanaf dat moment belde ik hem vanuit Nederland met vragen en ook al was hij nog nooit ter plaatse geweest, elke keer dat ik zijn raad omtrent een concrete situatie in Nederland opvolgde, bleek
geestelijk vader. Over vader Wasili had ik al veel gehoord van mijn Sint-Petersburgse vrienden, maar mijn overtuiging was dat ik een ontmoeting niet moest forceren en dat, als het Gods wil was, ik vader Wasili op het geschikte moment daadwerkelijk te spreken zou krijgen. En zo ging het ook. Op het moment dat ik verliefd was geworden, terwijl de radicaalheid van mijn levensverandering mij ingegeven had dat ik beslist monnik zou moeten worden, had ik een geestelijk gedreven antwoord nodig. Met het meisje in kwestie kwam ik bij vader Wasili, die mij nog nooit eerder had gezien, hij kwam tussen de mensen door op mij af en zei: “jij bent een bruidegom”. Vervolgens kwam hij met me staan praten en voelde ik alsof er een onzichtbare warme
dat de meest juiste en soms ongevaarlijke weg te zijn. Toen ik vanaf het jaar 2000 met de zegen van vader Wasili aan het seminarie van Sint-Petersburg was komen studeren, speciaal om bij hem in de buurt te zijn (anders had ik misschien voor Sergiev Posad gekozen), kon ik natuurlijk meer tijd met hem doorbrengen, meer met hem spreken, maar vooral kijken naar zijn voorbeeld, naar zijn vuur, naar zijn onbegrensde aandacht voor al die mensen die naar hem toe kwamen. Want vader Wasili, en dat was vooral goed merkbaar aan de telefoon, hield niet van loze woorden, hoe paradoxaal ook. Hij kon vanaf half zes ‘s ochtends in de kerk zijn, de biecht afnemen van honderden mensen, de late liturgie dienen, met mensen praten, een moleben dienen waarbij hij zelf
- 22 -
alle honderden namen oplas voor wie de mensen waren komen bidden, weer met mensen praten en om vier uur ‘s middags voor het eerst aan tafel gaan, om van die maaltijd opnieuw een sociale bezigheid en een geneesoord van innerlijke kwalen te maken, daarna opnieuw met mensen praten tot een uur of acht en toch had je altijd het gevoel dat je niet alles had kunnen bespreken wat je wilde. Want als het niet het juiste moment was, dan stuurde vader Wasili het gesprek gewoon in een andere richting, nam hij zelf het initiatief over of ging hij naar een ander. En aan de telefoon was het dikwijls zo dat als ik eigenlijk maar één echte vraag had, ik het gevoel had dat ik voor die ene vraag niet speciaal kon bellen en nog maar een bijvraagje – iets wat me ook wel bezighield, maar van veel minder accuut belang was – bedacht. Had ik dan mijn echte vraag gesteld en beantwoord gekregen dan begon ik de volgende vraag en merkte tot mijn verbazing dat de hoorn aan de andere kant al op de haak lag. Vader Wasili was altijd scherp. Zat hij aan tafel, dan hield hij, terwijl alle anderen zich in zijn buurt volkomen en misschien eindelijk konden ontspannen, met een oog de klok in de gaten zonder dat iemand het zag.De laatste twee jaren van mijn studie in Sint-Petersburg diende ik inmiddels als priester samen met vader Wasili. Hij leerde me daarbij veel dingen, niet zozeer met woorden als wel door me in bepaalde situaties te plaatsen, me met bepaalde mensen kennis te laten maken, me bepaalde ‘klusjes’ te geven enzovoort. Zeer belangrijk was voor vader Wasili een vurig geloof en ijver. Samen met helder en nuchter nadenken vond hij dat zeer belangrijke eigenschappen. Zo had ik mij door het lezen van ascetische, monastieke literatuur ingeprent dat gehoorzaamheid zeer belangrijk was. Dat is het ook, en de verhoudingen van alle geestelijke kinderen van vader Wasili met hem vielen of stonden natuurlijk met de mate van gehoorzaamheid, zoals bij alle geestelijk vaders en hun kinderen. Maar tegelijkertijd kon vader Wasili de gehoorzaamheid als doel op zich nuanceren en laten zien dat het doel van de geestelijk vader is dat het geestelijk kind zelf begint op de juiste manier na te denken, te kijken en te handelen, en tevens het geestelijk vuur door te geven. Zo liet hij me na een zware week van diensten eens weten dat ik de volgende dag niet om 6.00 u. hoefde de komen, iets wat ik graag deed om de preek van vader Wasili voorafgaande aan de biecht te kunnen horen, maar om half negen. De late liturgie zou om ongeveer kwart voor tien beginnen. Toen ik de volgende dag punctueel om half negen de kerk binnenstapte kreeg ik een woordenregen van een gespeeld boze, maar op dat moment toch wel heel vervaarlijke vader Wasili over me heen: “Ja, ik had wel gezegd half negen, maar je moet altijd een half uur van tevoren komen.” Vervolgens probeerde ik altijd nog vroeger te komen en vader Wasili, die zag
dat hij zijn doel bereikt had, keerde niet meer naar dit thema terug. Vader Wasili noemde zichzelf altijd een practicus en zei dat hij het leven niet uit boekjes had geleerd. Hij waarschuwde dan ook vaak zijn geestelijk kinderen voor de invloed van jonge, nog onervaren priesters, die geen band hebben met een levende geestelijke traditie, maar alleen geestelijke literatuur hebben gelezen en dat dan door het prisma van hun eerder goddeloze leven. Aan veel mensen die bij hem kwamen, zag hij hoe groot het kwaad was dat zulke priesters kunnen doen. Hij hield er niet van als mensen, die met de meest elementaire hartstochten nog niet hadden kunnen afrekenen, monnikje gingen spelen en met zwarte kleren begonnen te lopen, of met tsjotki (een gebedssnoer) naar het werk gingen. In het algemeen zagen veel mensen vader Wasili als een monnikenhater, hoewel dat zeker niet het geval was. Hij zei: “Van monniken zoals vader Joann Krestjankin houd ik”. Deze starets van het Holenklooster in Pskov, ook afkomstig uit de provincie Orjol, had een levendige geestelijke band met vader Wasili. Hij was volgens vader Wasili een werkelijk wijs leraar, maar, zo vond hij, helaas zijn de kloosters die nu herbouwd worden vaak niet meer dan werkkolonies en de priestermonniken beginnen iedereen de les te lezen terwijl ze zelf nog getekend zijn door hun voormalige komsomol-denkbeelden en -benaderingen. Ondanks vader Wasili’s schijnbare strengheid was hij een toonbeeld van liefde en geduld. Iedereen die bij hem kwam in nood voelde alsof vader Wasili alleen van hem of haar hield, zo persoonlijk was zijn omgang. Hij kon je omhelzen, tijdens een gesprek je hand wrijven en zonder dat je het in de gaten had werd je zo rustig dat je op vleugels van het kerkhof naar huis terugkeerde. Dat was ook zichtbaar in de kerk: geen vermoeid ogende, met het leven worstelende gezichten, maar vreugde en frisheid, ook al viel er in de overvolle kerk nauwelijks te ademen en werd er ook wel eens flink geduwd. Vader Wasili zelf was wat kwaaltjes betreft helemaal van het oude stempel: hij probeerde nooit iets te laten merken aan anderen. Maar als hij tijdens de liturgie, getergd door spataderen, een grote pokloon maakte voor de Heilige Gaven en met de hulp van twee diakens weer opstond, dan zag ik hoe hij soms een grimas van pijn niet kon verbergen. Zo is hij ook doorgegaan tot het bittere eind. Driemaal werd hij niet goed tijdens een dienst. Na twee hersenbloedingen kwam hij toch de zondag voor zijn overlijden nog in de kerk om te dienen. Maar toen kwam het moment waarvan zijn vele duizenden geestelijke kinderen meenden dat het nooit zou komen. Nu krijgt vader Wasili zijn welverdiende rust en zal hij nog dichter bij God zijn.
- 23 -
Russisch-Orthodoxe Kerk H. Nikolaas van Myra Lijnbaansgracht 47-48, 1015 GR Amsterdam Tel. 020-4211815 E-mail :
[email protected] Web: www.orthodox.nl Rector Aartspriester: vader Sergei Ovsiannikov Kloveniersburgwal 53 hs 1011 JX Amsterdam tel: 020: 695 8678 e-mail:
[email protected] Aartspriester: vader Anton du Pau Schoolkade 20 1566 KV Assendelft tel: 075: 621 0260 Priester: vader Sergi Standhardt J.W. Frisostraat 45 9717 EM Groningen tel: 050: 312 7178 e-mail:
[email protected] Diakon: vader diakon John Sewter Vrouwenstraat 11 1811 GA Alkmaar tel: 072: 515 7123 e-mail:
[email protected] Diakon: vader diakon Hildo Bos Van Reigersbergenstraat 91/1 1052 SX Amsterdam tel: 020: 486 8980 e-mail:
[email protected]
Secretariaat: Maria Faber Teslastraat 3 tel: 020: 463 3744 1098 VD Amsterdam e-mail:
[email protected] Penningmeester: Marina van der Kamp Eastonstraat 92 1068 JC Amsterdam Giro 4163683, Amsterdam tel: 020: 619 9133 e-mail:
[email protected] (t.n.v. Orthodoxe Parochie H. Nikolaas) Kerkvoogd: Vazha Janiashvili Wagenstraat 14 / I 1017 CZ Amsterdam tel: 020: 427 9067 Redactie Nederlandse nieuwsbrief Nikolaas in de Jordaan: Annet Crouwel tel. 050 311 9769 e-mail:
[email protected] Kathi Hansen-Löve tel: 020: 471 4171 e-mail:
[email protected]