DI
TOUWTREIEN OM DE ZUID -WILLEMSVAART. Onderzoek van de overleg- en inspraakprocedure inzake de nota "Analyse verbetering Brabantse en Midden-Limburgse kanalen".
:... .. .
.
.
)
-
•
-P
•--.'•.
t?
•
-
•-'
''L'
.-.
. .
----
1' .1-..)?
-
-.
uuu
-
1 -
-
-•..-•
.•-..
....................
. .
.
. .. . .
-. -t
-ç
1
......... t
t '
..
Rijksuniversiteit Utrecht. Sociologisch Instituut. Vakgroep Planning & Beleid. door G. Gerritse. augustus 1981.
APPENDX.
TOUWTR}4JEN OM DE ZU1D-WILLMSVAART. Onderzoek van de overleg- en inspraakprocedure inzake de nota "Analyse verbetering Brabantse en Midden-Limburgse kanalen".
-
-
) ?
/
1
-,
-
•'. ÇVr'
• •
• ,ç4f'-\ •
pf
•
.
(1•'S - •• - 1.
-.
Rijksuniversiteit Utrecht. Sociologisch Instituut. Vakgroep Planning & Beleid. door G. Gerritse. augustus 1981.
Inleid.ing Naar aanleiding van de bespreking van het ond.erzoeksverslag "Touwtrekken om de Zuid-Willensvaart" binnen de groep 3e jaars studenten van de vakgroep Planning & Beleid kunnen nog enkele punten, welke in dit onderzoeksverslag aan de orde worden gesteld, nader worden belicht. Per hoofdstuk zal een en ander in deze appendix worden uitgewerkt. Hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk komt naar voren dat de inbreng van de bevolking relatief gering is in vergelijking met de inbreng van institutionele insprekers. Wanneer tabel 4 op blz. 34 wordt geraadpleegd, kunnen daarin aanwijzingen worden gevonden dat het onderwerp mogelijk een verklarende factor vormt voor de geringe belangstelling vanuit de bevolkingszijde. De kolommen 10 en 11 behandelen respectievelijk het Structuurschema Vaarwegen en de nota Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen. Het procentuele aandeel van de individuele reacties is respectievelijk 2 % en 11 %. Bij andere PKB-procedures varieert dit van 13 % tot 55 %, waarbij moet worden opgemerkt dat bij procedures met een lager percentage veelal insrraakgroepen hebben gefunctioneerd. Hieruit kan de hypothese worden geformuleerd dat vraagstukken van ruimtelijke ordening, die handelen over vaarwegen, minder aanleiding geven voor de bevolking om te reageren dan vraagstukken van ruimtelijke ordening, die niet handelen over vaarwegen. In het kader van dit onderzoek kan deze hTothese niet worden gefalsifieerd. Uitgaande van deze hypothese zou dan niet alleen de inspraakprocedure moeten worden aangewezen als oorzaak voor de geringe inbreng, vanuit de bevolking. In par. 2.6. wordt gesteld dat aan punt a. van de RR0-definitie is voldaan. Opgemerkt moet worden dat in deze inspraakprocedure niet sprake is van publicatie van een beleidsvoornemen, zoals dat bij andere PKB-procedures wel gebruikelijk is. Het publiceren van een beleidsvoornemen geeft neer aanknopingspunten om na afloop van de inspraakprocedure aan te geven op welke aspecten het beleidsvoornemen is bijgesteld. Het niet publiceren van een beleidsvoornemen dient dan ook te worden voorkomen.
'1
Hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk is de inbreng van verschillende overheden en de inbreng van belangengroepen nader beschouwd. De contacten tussen Rijkswaterstaat en verschillende overheden inzake de Brabantse kanalenproblematiek zijn van veel langduriger aard dan de contacten met belangengroepen. Het gesprek over de kanalen tussen en met overheden begint in 1966 wanneer de RWS-nota 'tVerbetering Zuid-Willemsvaart en kanaal Wessem-Nederweert" verschijnt. De belangengroepen zien eerst bij het verschijnen van het Structuurschema Vaarwegen - deel a het beleidsvoornemen aanleiding om te gaan (re)ageren. Het gesignaleerde tekort_aan overleg werpt de vraag op of in de beleidsvoorbereidende fase door Rijkswaterstaat niet meer contacten dienen te worden onderhouden, welke zouden kunnen worden duiden op complementair bestuur. In het eindrapport van de werkgroep Complementair Bestuur van het Ilinisterie van Binnenlandse Zaken wordt complementair bestuur omschreven als " ... deze nieuwe conmunicatieve relaties tussen overheden en verschillende bestuursniveau's, waarin voorop staat het hij eenzijdige of wederkerige afhankelijkheid rechstreeks plegen van overleg over het beleid, waartoe elk der overheden competent is." Hoofdstuk '-. In dit hoofdstuk wordt de noodzaak tot een grondige bezinning voorafgaand aan het verlenen van inspraa1ogelijkheden geformuleerd. Wanneer deze bezinning zou resulteren in een beslissing tot het verlenen van inspraak dan zijn de geformuleerde aanbevelingen van kracht. Uit het onderzoeksverslag komt naar voren dat het in deze procedure heeft ontbroken aan redelijke inspraak door de bevolking. De inspraakbrochure die voor de bevolking is samengesteld is een erg beknopte samenvatting van de nota "Analyse ..., waarin niet veel neer aanknopingspunten worden gegeven dan summiere omschrijving van de varianten en enkele dwarsprofielen. De informatie naar de burger toe komt helemaal niet toe aan een duiding over welke problematiek nu met enige beslissing aan de orde komt. Deze inspraakbrochure schiet daarin tekort.
Een ander probleem naast verbetering vaii de inspraakprocedure en de doordenking daarvan vormt de beleidscordinatie tussen • de verschillende betrokken overheden. Het tegelijkertijd streven naar complementair bestuur in de be1dsvoorbereidende fase zou minstens even effectief kunnen zijn 4.em uitsluitend verbeteren van de inspraakprocedure.
Ao5 kK
)
TOUWTRE}EN OM DE ZUID-WILLENS VAART. Onderzoek van de overleg- en inspraakDrocedure inzake de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Lirnburgse kanalen".
Door G. Gerritse.
Onderwijsbegeleiding Drs. J. Modder.
Stagebegeleiding Ir. E.B. Zegers.
INHOUD. Inleiding Hoofdstuk 1 Het historische kader.
blz.
De periode 1957 - 1966 Het jaar 1967 Het jaar 1968 Het jaar 1969 Het jaar 1970 Het jaar 1971 Het jaar 1972 Het jaar 1974 Het jaar 1975 Het jaar 1976 Het jaar 1977 Het jaar 1978 Het jaar 1979 Het jaar 1980 Het jaar 1981
blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. 'blz. blz. blz. blz. blz.
9 9 12 13 14 15 22 26
blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.
30 30 33 35 37 39 42
blz. blz. blz. blz. blz.
43 43 46 49 52
3 3 5 6 6 7 8
Hoofdstuk 2 Insraak door de bevolking ? 2.1. 2.2.
Inleidine De voorlichtingsbijeenkomsten De schriftelijke inspraakreacties 2.3. 2.4. De hoorzitting Voor wie is de inspraak eigenlijk bedoeld ? 2.5. Samenvatting en conclusies 2.6. Noten bij hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 : Institutionele insrrekers.
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
Inleiding De gemeente 's-Hertogenbosch De gemeente Rosmalen Het StadsRewest 's-Hertogenbosch De Regio Uden-Veghel De Kamer van Koophandel en Fabrieken 's-Hertogenbosch De Cehave n.v. te Veghel
blz. 55 blz. 58
3.8.
De natuurbeschermingsconsulent 3.9. De provincie Noord-Brabant 3.10. Samenvatting en conclusies Noten bij hoofdstuk 3
61
blz. blz. blz. blz.
63 69 73
4.1.
Achtergronden vsn de inspraak 4.2. Inspraak door de bevolking 4.2.1. Nediaplan en inspraakpian 4.2.2. Gespreksgroepen 4.3. Het verloop van de inspraakprocedure 4.4. Samenvatting van de aanbevelingen Noten bij hoofdstuk 4
blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.
75 78 78 81 83 85 87
Literatuuroverzicht
blz. 88
Hoofdstuk 4 : Aanbevelingen.
INLEIDING. Dit onderzoeksverslag is de afronding van mijn 3e jaars studie bij de vakgroep Planning en Beleid. Binnen de "praktijkconfrontatie Overheid en Maatschappij" heb ik bij Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant de kans gehad me te verdiepen in aspecten van de ruimtelijke ordening, die mijn belangstelling hebben. Mijn taakstelling was het evalueren van de overleg- en inspraakprocedure voor de plannen tot verbetering van de Brabantse en Nidd.en-Limburgse kanalen. Al zeer spoedig bleek deze kanalenproblernatiek een fase te zijn in de ontwikkeling van een beleidsvoornemen, waarvoor in 1958 de eerste aanzet werd gegeven. Hoofdstuk 1 geeft het historische kader weer, waarin de door Rijkswaterstaat geschreven nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen" geplaatst dient te worden. Het doorlezen van alle dossiers in het anchief leverde een schat aan informatie op. Daar kan alleen al een boek mee worden gevuld. Het kernpunt blijkt iedere keer weer te zijn Wat te doen met het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart en met dit kanaal in 's-Hertogenbosch ? In overleg met medewerkers van Rijkswaterstaat heb ik me daar op geconcentreerd. Vanwege de hoeveelheid beschikbare informatie is dit hoofdstuk gecomprimeerd tot de essentieele zaken. Hoofdstuk 2 geeft een nadere analyse van de rol van de bevolking in de inspraakprocedure inzake de nota "Analyse verbetering Brabantse en Midden-Limburgse kanalen". In het onderzoek werd duidelijk dat de inbreng van de institutionele insprekers veel belangrijker is in deze inspraakprocedure. In hoofdstuk 3 wordt hier nader op ingegaan. Het laatste hoofdstuk heb ik aangegrepen voor het formuleren van aanbevelingen, die voornamelijk zijn gericht op het doen verbeteren van de inspraak door de bevolking. Door de verschillende hoofdstukken heen heb ik een koppeling tot stand gebracht tussen in de praktijk gevonden resultaten en inzichten die tijdens literatuurstudie naar voren kwamen.
Voor het goede begrir geef ik thans de klasse indeling van vaarwegen, welke meermalen naar voren komt. Deze indeling is samengesteld door de Economic Commission for Europe, onderdeel van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties en zetelend in Genève. Klasse 1 : Laadvermogen van schepen : 250 s'-i-OO ton. Klasse II : Laadvermogen van schepen : 400 -<.650 ton. Klasse III : Laadvermogen van schepen <1000 ton. 650 Klasse IV Laadvermogen van schepen : 1000 -<1500 ton. 1500 -<3000 ton. Klasse V Laadvermogen van schepen Klasse VI : Laadvermogen van schepen 3000 ton en meer. -
-
Tenslotte dank ik hen, die meegewerkt hebben aan de realisatie van dit uiterst leerzame onderdeel van mijn studie.
2
1 : HET HISTORISCHE FADER. De Zuid-Willemsvaart is aangelegd in de jaren 1822. - 1826. Tot op heden heeft de Zuid-Willemsvaart vrijwel zijn oorspronkelijke afmetingen en inrichting behouden. Ten tijde van de 2e Wereldoorlog is het merendeel van de sluizen zwaar beschadigd. De sluizen werden daarna slechts provisorisch hersteld, omdat volledig herstel te kostbaar werd geacht. In de afgelopen decennia zijn enkele sluizen opgeruimd dan wel vernieuwd. Het merendeel van de sluizen vertoond dan ook zeer ernstige ouderdomsverschijnselen, waardoor vernieuwing noodzakelijk is geworden om calamiteiten te voorkomen. De periode 1957 - 1966. In 1957 gaf de toenmalige Hoofd-ingenieur Directeur (HID) opdracht tot een onderzoek naar een moRelijke verbetering van de Zuid-Willemsvaart. In december 1957 verschijnt de le nota "Inzake het wenselijke dwarsDrofiel van de Zuid-Willemsvaart, met het oog oo de bevaarbaarheid van dat kanaal met schepen van 1350 ton laadvermogen. Op 24 maart 1959 is de 2e nota "Verbetering Zuid-Willemsvaart - Vermindering van het aantal sluizen, omlegging om Helmond en wijziging van de pellen van de Zuid-1illemsvaart ter verbetering van het gedeelte van dat kanaal in Noord-Brabant" gereed. De laatste hand aan de 3e nota "onderzoek naar de mogelijkheid van verbetering van de traverse door Helmond" wordt o 28 december 1959 gelegd. De 4e nota "Overzicht van de voor de kanaalverbredingen en de omlegging van het kanaal om Helmond benodigde gronden en van de gewenste ligging van de rooilijnen ten behoeve van de geprojecteerde verbeteringswerkent' is op 30 juni 1960 voltooid. Op basis van deze 4 nota's komt in juni 1966 de definitieve versie uit van de nota "Verbetering Zuid-Willemsvaart en kanaal Wessem-Nederweert", welke nota uit drie delen bestaat. Als doelstelling van de verbetering wordt geformuleerd de onderhavige vaarwegen geschikt te maken voor de normale vaart met volbeladen schepen van 600 ton en wel zodanig dat een weinig frequente vaart met schepen van hogere tonnage (tot maximum 1350 ton) mogelijk zal zijn." Het jaar 1967. Op 14 april 1967 houden de Commissie voor de ScheeDvaartwegen en de Commissie voor de 1 Jaterhuishouding te Eindhoven een hoorzitting naar aanleiding van de verschenen nota. Een afvaardiging van G.S. van Noord-Brabant wijst er daar op dat in het structuurplan van 's-Hertogenbosch rekening is gehouden met een omlegging van het kanaal oostelijk om de stad. In het plan van Rijkswaterstaat (RWS) wordt daarover niets
3
Fig.
1 OVERZICHT VAN VAARWEGEN IN ZUID-OOST NEDERLAND EN BELGIË
0 5 10 15 20 25Km. SCHAAL
GELDERLAND Wo0t
TIEL
x + +
_I\ -
ld ?rrn c Is en
GO RiNCHEM \ttack EGE
r7
4-
11
Ernpel . Rosmoleri 0S5
Ber "er
+. Ck UY •.
eusden ,, s-HERTOGENBOSCH
Geertr • --Berg
sLENGELEN
Ço
AAL Den Dungen ' •;-' OOSTERHOUT stJ:. Vegriet •_). o4 ongen
O BR4BANT
NOORD- S Z4
st. , BREDA
s
St. Don k sL.6
T LBU RO Qirschot
. .
Sarneet<
Best So
4_
°S
k
\ S 7 HCLMOND
/ st.10.' Aten
• /
W • •• VENLO -
EINOHO VEN GesIoen sc neepv::rt
Schoten kanoo\°eS
.)f
Somen5
çJ4Be(fett
Ne
u ke Dessel
j t.17,
(o
o _ll
- 1h
WEEFT Panheel
4;
•1 ,g lI
St Bocholt •
Hot • 1i2 -
o
:.
sI.pANLHEEL—'Ç ree
Leopotdsburg Kwaadmecheten
ROERMOND 4.
ç.
Hacsbracht
> BELGTE
9e ringen . SITTARD GENK .1) GELEEN .
0t
:1
HASSELT
LIMBURG MAASTRICHT
—
+'•+• ç• -
4
Ar
gesteld. Het provinciebestuur zou graag zien dat de RWS een omlegging van het kanaaloni ' s-Hertogenbosch in studie neemt. Ook de gemeente 's-Hertogenbosch mist een studie over de mogelijkheden van een omlegging. Tegen demping van het kanaalged.eelte ten noorden van Helmond heeft de aldaar gelegen industrie ernstige bezwaren. Nadat nog diverse andere partijen zijn gehoord, besluiten de commissies dat een nadere nota dient te worden samengesteld. Op 14 november vindt er een bespreking plaats tussen vertegenwoordigers van de gemeente 's-Hertogenbosch en RWS. Uit het kort verslag komen de volgende standpunten naar voren " - Gemeente 's-Hertogenbosch Beoordelen de Zuid-Willensvaart als een belangrijk verkeerscongestie verwekkend obstakel. Om planologische redenen is in het structuurschema de binnenring van het stelsel hoofdaders voor het verkeer in de stad langs het kanaal geprojecteerd. Om een dientengevolge in de toekomst onhoudbare toestand te voorkomen is bij de gemeente de gedachte ontstaan de Zuid-Willemsvaart oostelijk om 's-Hertogenbosch te leggen. De aanleg hiervan zou tevens het belangrijke bijkomende voordeel hebben, dat na demping van de Zuid-Willemsvaart-traverse door 's-Hertogenbosch parkeerruimte vrij zou komen, welke zou kunnen voorzien in de nijpende parkeernood in de stad. - Rijkswaterstaat In het RWS-plan voor de verruiming van de Zuid-Willemsvaart is geen omlegging om 's-Hertogenbosch opgenomen. RWS adviseert de gemeente daarom van een kanaalomlegging af te zien en een oplossing in een andere richting te zoeken. Hierbij wordt gedacht aan een ophoging van de bestaande wegen ; door de reeds aanwezige vrij diepe insnijding van de Zuid-Willemsvaart-traverse zal voor het maken van vaste brugverbindingen tussen de beide oevers slechts een verhoging van ca. 2,5 m. behoeven plaats te vinden, hetgeen goed berijdbare opritten mogelijk maakt, die zich slechts tot ruim 100 in. ter weerszijden van het kanaal uitstrekken. Afgesproken wordt, dat de gemeente de mogelijkheden daartoe en de daaraan verbonden problematiek gemeenschappelijk met RWS zal onderzoeken. " Op 19 december geeft een lid van de hoofddirectie van RWS opdracht een nota te maken voor een omlegging van de Zuid-Willernsvaart om 's-Hertogenbosch. Het jaar 1968. De ?Iinister van Verkeer en Waterstaat brengt op 21 en 22 mei een werkbezoek aan de provincie Noord-Brabant. Als voorbereiding verstrekt de directeur-generaal (dir.-gen.) aan de Ninister een nota, waaruit een vijftal aandachtspunten naar voren springen - het tracé tussen 's-Hertogenbosch en Rosmalen is het enigat mogelijke omleidingstracé voor de Zuid-Willenisvaart om 's-Hertogenbosch. - indien dit omleidingstrac zou worden gerealiseerd, dan moet het kanaalpeil 2 in. lager dan de grondwaterstand worden gebracht, opdat de doorvaarthoogte onder vaste bruggen 5,75 in. wordt. - nadat de omlegging is gemaakt, kan alleen de traverse in 's-Hertogenbosch worden gedempt.
5
It
- hangende het verdere overleg zou het tracé voor de omlegging planologisch moeten worden geblokkeerd. - laat een rapport uitbrengen over de problematiek over de Zuid-Willenisvaart in en om 's-Hertogenbosch. Bij brief van 19 september biedt de gemeente 's-Hertogenbosch aan RWS een "werknota" aan betreffende de omlegging Zuid-Willenisvaart. De conclusie van deze werknota luidt " De Zuid-Willemsvaart als drukke scheepvaartweg (met een verbeteringsplan daar nog bij) dwars door de dichtbebouwde kom van een stedelijk gebied, dat voor de juiste communicatie een aantal waterovergangen behoeft, met het vooruitzicht van toename van verkeersdichtheid, uitbreiding stadsgebied en verintensivering van de kernfunctie van de stad in een groeiende agglomeratie, is een onoplosbare zaak. Derhalve leg deze Zuid-Willemsvaart buiten het stedelijk gebied, zoals men een traverse te land vervangt door een rondweg. Binnen RWS wordt over deze nota opgemerkt " Deze nota is bijzonder vaag en op het gevoel. Geen tekeningen. Geen concrete bedragen genoemd. Geen voorstel wie de onbetaalbare omlegging betaald. Het jaar 1 969. Op 19 augustus verzendt het stadsgewest 's-Hertogenbosch een brief aan de RWS, waarin staat Bij de voorbereiding van het gewestelijk struktuurplan gaan wij uit van de noodzaak tot omlegging van de Zuid-Willemsvaart buiten het centrum van 's-Hertogenbosch. Op grond van een advies van onze stedebouwkundige adviseur hebben wij gekozen voor een tracé globaal parallel aan en ten oosten van de oostelijke rondweg rond 's-Hertogenbosch, welk tracé U vindt aangegeven in bijgaand advies van het bureau Van Embden, Choisy, Roorda, van Eysinga, Smelt, Wittermans. Dit " Advies omlegging Zuid-Willemsvaart 's-Hertogenbosch is reeds in oktober 1968 verschenen. Van Embden, c.s. adviseren te kiezen voor tracé III. " Tracé III verstoort weinig in de huidige struktuur, snijdt slechts door een smalle stedelijke zone tussen Hintham en Rosnialen. De ligging is dicht bij de nieuwe rondweg, zodat een bundeling in de infrastruktuur bereikt wordt. Bovendien ontstaat bij dit tracé de mogelijkheid tot ontsluiting van een zeer gunstig gelegen industriegebied van + 150 ha. " Het jaar 1970. Op 3 maart is de RWS-nota " Verbetering en verruiming van de Zuid-Willemsvaart, het Wilhelminakanaal en het kanaal van Wessem naar Nederweert " voltooid. In een schrijven van de dir.-gen. aan de Ninister van Verkeer en Waterstaat d.d.. 13 maart komt naar voren dat " De economische studie is inniddels voltooid ; een exemplaar van het desbetreffende rapport is hierbij gevoegd. In deze studie worden drie varianten bezien, te weten a. verruimin van de Zuid-Willemsvaart en kanaal Wessem-Nederweert (dus rechtstreekse verbinding Den Bosch / Helmond / Naas).
on
b. verruiming Wilhelminakanaal vanaf Oosterhout tot ontmoeting met Zuid.-Willemsvaart, vervolgens dit kanaal in zuidelijke richting en aansluitend het kanaal Wessem-Nederweert (dus verbinding Oosterhout / Tilburg / Helmond / Maas). c. uitvoering van beide plannen a. en b. Gebleken is dat de variant a. het aantrekkelijkst is en dat de rentabiliteit van dit werk aanvaardbaar is. Met het gemeentebestuur van 's-Hertogenbosch zijn reeds enige malen besprekingen gevoerd door de betrokken dienst van de RWS, waarbij op 16 mei 1 969 aan het gemeentebestuur werd gevraagd een nota samen te stellen, bevattende enige plannen voorzien van suggesties en commentaar. Ondanks herhaald aandringen dezerzijds maakt Den Bosch weinig voortgang met deze studie ; de indruk bestaat veeleer dat een vertragende taktiek wordt gevoerd. Naar mijn mening verdient het thans aanbeveling om het college van B. en W. van 's-Hertogenbosch te verzoeken, haar medewerking aan het onderzoek ten behoeve van een juiste bepaling van de traverse voor de Zuid-Willemsvaart in haar gemeente te willen intensiveren. " In april verschijnt er van de kant van de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij te Arnhem/'s-Hertogenbosch voor de gemeente Rosmalen een " Discussienota omlegging Zuid-Jillemsvaart ". In de conclusies van dit rapport wordt ondermeer gesteld " Uitgaande van een afnemend aantal scheepvaartpassages en gebaseerd op het voorkeursalternatief inzake de hoofdwegenstruktuur lijkt het handhaven van de Zuid-Willemsvaart binnen het stadalichaam van 's-Hertogenbosch aanvaardbaar, daar de gedachte verruiming binnen de bestaande begrenzingen te verwezenlijken is. De genoemde voor- en nadelen afwegend lijkt het duidelijk dat de nadelen zwaarder zullen wegen en dat de gemeente Rasmalen slechts akkoord kan gaan met alternatief III als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. " In juli brengt de gemeente Rosnalen zelf een nota uit getiteld Omlegging Zuid-Willenisvaart ". De gemeente neemt hierin stelling tegen een mogelijke omleiding van de Zuid-Willenisvaart. " Indien wij ervan uitgaan dat een omlegging van de Zuid-Willemsvaart, gezien de strukturele ontwikkeling een niet reele zaak is, zal het onvermijdelijk zijn dit kanaal binnen de muren van de stad 's-Hertogenbosch te handhaven. " II
Het jaar 1971. Op 21 mei verschijnt het bericht in de Nederlandse Staatscouramt dat " Minister Bakker de plannen voor de verruiming van de ZuidWillemsvaart ten zuiden van 's-Hertogenbosch en het kanaal Wessem-Nederweert heeft vastgesteld. Het gehele werk gaat volgens raming 175 miljoen gulden kosten. Het plan is thans vastgesteld om, met name bij de gemeente Helmond waar een kanaalverlegging moet worden gemaakt, onzekerheden op planologisch gebied uit de weg te ruimen. Het staat nog niet vast wanneer RWS aan de verbetering van deze kanalen gaat beginnen. In verband met de jaarlijks beschikbare middelen zal het belang van dit plan afgewogen
rA
moeten worden tegen het belang van andere, eveneens noodzakelijke verbeteringen aan ons vaarwegennet. Naar verwachting zullen bij het verschijnen van de Vaarwegennota - toegezegd door de Minister - duidelijker uitspraken mogelijk zijn. RWS heeft in de nota over de verbetering van deze vaarwegen voorgesteld de huidige kanaalroute door Den Bosch te verbeteren. 's-Hertogenbosch heeft hiertegen bezwaar gemaakt en erop aangedrongen het kanaal om de gemeente te leiden. De Raad van de Waterstaat acht het noodzakelijk dat over deze aangelegenheid nader overleg wordt gepleegd tussen RWS, de provincie Noord-Brabant en de gemeenten 's-Hertogenbosch en Rosmalen, en verzocht hierover te worden ingelicht. Omdat deze besprekingen nog aan de gang zijn en de Raad nog geen eindadvies heeft kunnen geven, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat de werken in s-Hertogenbosch nog niet vastgesteld. Nadat de gemeente 's-Hertogenbosch herhaalde malen is verzocht met een nota te komen, handelend over de te kiezen oplossing voor het stedelijk verkeer wanneer het huidige tracé van de Zuid-Willemsvaart in 's-Hertogenbosch gehandhaafd blijft, verschijnt deze in augustus. Deze nota " 's-Hertogenbosch en de Zuid-Willemsvaart " wordt in de wandelgangen ook wel aangeduid niet de "rode nota". Enkele conclusies in de rode nota luiden Op grond van vorenstaande kan de conclusie niet anders zijn dan het bevorderen van maatregelen, die ertoe leiden dat het kanaalgedeelte tussen sluis 0 en de Dieze uiterlijk in 1980 als vaarweg gesloten is. Intussen zal onderwerp van serieuze studie moeten zijn of de nationale economie een alternatieve voorziening ten behoeve van het scheepvaartverkeer vereist. In het bevestigend geval zal bij het zoeken naar concrete maatregelen een herorientatie op het Wilhelminakanaal en de Maas moeten plaatsvinden. Het jaar 1 972. Op 5 januari schrijft de dir.-gen. een brief aan de HID van de RWS in Noord-Brabant over de verbetering van de Zuid-Willemsvaart. " Telefonisch werd reeds met U besproken dat door Uw Dienst een ontwerp zal worden gemaakt voor een nadere nota voor de Raad van de Waterstaat. Daarin zullen samenhangend dienen te worden behandeld de verschillende aspecten verbonden aan - een omlegging van de Zuid-Willemsvaart oostelijk van 's-Hertogenbosch - een verbetering van de huidige traverse door de stad, voor zover dit na de betogen van de gemeente nog een reëel uitgangspunt blijft - de door de gemeente in haar rapport gevraagde gedeeltelijke sluiting van de Zuid-Willemsvaart - het door de gemeente 's-Hertogenbosch opgestelde rode rapport. Wat het voorlaatste punt betreft deze sluiting zou een logisch vervolg kunnen zijn op het maken van een verlegging oostelijk van de stad. Voor de voorlichting van de Raad van de Waterstaat zal het evenwel ook nodig zijn in te gaan op het idee van 's-Hertogenbosch het Wilhelminakanaal te verbe-
[S1
teren. De behandeling van dit laatste facet dient voorshands beperkt te blijven tot een globale aanduiding van het werk en de financiële, economische en planologische consequenties daarvan. Het jaar 1974. Op 7 mei is er een bespreking tussen leden van de RWS directie Noord-Brabant en van de hoofdafdeling N van de hoofddirectie inzake de problematiek van de Zuid-Willemsvaart c.a. In het verslag wordt ondermeer gesteld Bij de hoofdafd.eling N gaan gedachten uit naar het definiëren van een hoofdvaarwegennet. In beginsel zou het beheer van het rijk over vaarwegen zich tot een dergelijk net kunnen beperken. In dit verband wordt voorlopig gedacht aan bestaande vaarwegen, die, ofwel belangrijke industriecentra met elkaar verbinden en over het algemeen van een hoge bevaarbaarheidsklasse zijn, ofwel - als zij deze kenmerken niet of niet in betekende mate bezitten - als hoofdaders belangrijke grote delen van Nederland (van de orde van grootte van een provincie) ontsluiten, veelal door middel van een directe verbinding met de eerstgenoemde categorie vaarwegen. Het lijkt aannemelijk van de Nidden-Limburgse en Noord-Brabantse kanalen bijvoorbeeld het traject bestaande uit het kanaal Wessem-Nederweert, het daaraan aansluitende deel van de Zuid-Willeinsvaart tot aan het Wilhelminakanaal en het Wilbelminakanaal tot aan de Amer tot het hoofdvaarwegennet te rekenen. Het overige deel van de Zuid-Willemsvaart zou dan niet tot het hoofdvaarwegennet behoren. Voor de Raad van de Waterstaat moet een nota worden opgesteld, waarin vooral de oplossing c.a. voor de problemen van het noordelijke deel van de Zuid-Willemsvaart behandeld zal worden.
Het jaar 1975. Op 8 januari zendt het college van B. en W. van Rosmalen aan de HID een brief naar aanleiding van een publicatie in het Brabants Dagblad van 4 januari, waarin wordt gesteld Op korte termijn zal in Den Haag beslist worden over het oude plan van Rijkswaterstaat om de omlegging van de Zuid-Willemsvaart rond Helmond en Den Bosch te realiseren. Dit is vrijdag door een woordvoerder van het ministerie van Verkeer en Waterstaat desgevraagd toegegeven. 9 Het college van B. en W. van Rosmalen schrijven dan ook Met name heerst in de raad en ook in ons college de verontrusting dat de hele zaak van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart zonder het nodige vooroverleg reeds een afgeronde zaak is. Gaarne zullen wij van TJ vernemen hoe de stand van zaken thans is. Ook zouden wij het op prijs stellen van U te mogen vernemen of er v66r de definitieve beslissing nog overleg met de gemeente zal plaatsvinden en hoe IJ zich dit overleg voorstelt. Daarnaast menen wij dat het gebruikelijk is dat een dergelijke aangelegenheid als die welke in casu voorligt met toepassing van een bezwarenprocedure door de Raad van de Waterstaat behandeld wordt. Wij vernemen gaarne hoe die en eventuele andere procedures, welke de zaak van de omlegging
" van de Zuid-Willemsvaart nog dienen te doorlopen, geregeld zijn en over welke mogelijkheden de gemeente daarbij beschikt om haar standpunt naar voren te brengen of om eventuele bezwaren in te dienen. 11 Op 24 januari verstuurt de HID een reactie op de brief van het college van B. en W. van Rosmalen, waarin wordt gesteld Het bericht in het Brabants Dagblad van 4 januari j.l., dat op korte termijn een beslissing zal worden genomen over de realisering van de omlegging van de Zuid-Willensvaart om 's-Hertogenbosch, is ten enenmale onjuist. Over de verbetering van het resterende gedeelte van de Zuid-Willemsvaart, welk gedeelte door de stad 's-Hertogenbosch loopt, is nog geen beslissing genomen. Omtrent de verbetering van dit gedeelte van de Zuid-Willemsvaart is momenteel bij mijn dienst een nota ten behoeve van de Raad van de Waterstaat in voorbereiding. Voordat deze nota zal worden voorgelegd aan de Raad van de Waterstaat zal inzake de hiervoorgenoemde drie varianten mijn dienst met het provinciaal bestuur en met belanghebbende gemeenten, waaronder uw gemeente, overleg plegen. Verwacht mag worden, dat de Raad van de Waterstaat alvorens inzake deze drie varianten een advies uit te brenen aan de Ninister van Verkeer en Waterstaat een inspraakprocedure als gebruikelijk bij de trac-vaststellins van rijkswegen zal houden. Uit het vorenstaande moge blijken, dat uw college nog ruimschoots de gelegenheid zal krijgen zich omtrent de verbeteringsplannen van de Zuid-Willemsvaart te beraden en terzake een standpunt in te nemen alvorens norens deze plannen een ministerile beslissing wordt genomen. Op 1 oktober wordt de ontwer-vaarwegennota gepubliceerd. Net betrekking tot de problematiek rond de Brabantse en idenLimburgse kanalen kent de ontwerp-vaarwegennota enkele afzonerlijke paragrafen. 8.3.2. De Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen (kanaal Wegsem-Nederweert, Zuid-Willemsvaart en Wilhelminakanaal. Deze kanalen zijn toegankelijk voor niet afgeladen kempenaars (klasse II). Voor de eerste twee kanalen is een plan vastgesteld om de afmetingen van kanalen en kunstwerken te vergroten, zodat de bevaarbaarheidsklasse IV wordt bereikt. Door vermindering van het aantal sluizen en een ruimer kanaalprofiel zal de reistijd korter worden. Op dit verbeteringsplan (1) is een variant (II) denkbaar, waarbij ook de klasse van het Wilhelminakanaal wordt vergroot. Verruiming van het kanaal Wessem-Nederweert en de ZuidWilleuisvaar -t. Door deze verbetering zou de intensiteit op deze kanalen toenemen met 5 â 6 miljoen ton laadvermogen per jaar, hetgeen voor de Zuid-Willemsvaart een verdubbeling betekent en voor het kanaal Wessem-Nederweert een verhoging van de verkeersbelasting met 50 procent. Verruiming van het kanaal Wessem-Nederweert, van de ZuidWillensvaart bezuiden Veghel en van het Wilhelminakanaal, alsmede handhaving van de huidige toestand tussen Veghel en de Dieze. Het gevolg van deze verbeteringen zou zijn dat het laadvermogen op het zuidelijk deel van de Zuid-Willemsvaart en het kanaal Wessem-Nederweert toeneemt met de onder 1 genoemde 5 it
Ell
. 6 miljoen ton. In plaats van de Zuid-Willeinsvaart te vervolgen kiest dan 4,5 â 5 miljoen ton de route via het Wilhelminakanaal, hetgeen voor het middengedeelte van dit kanaal een toeneming van ruim 250 procent betekent. De verkeersintensiteit op het ongewijzigde noordelijke deel van de Zuid-Willensvaart blijft ongeveer gelijk. Op 25 november biedt het hoofd van de dienst Verkeerskunde RWS aan de HID een " Notitie betreffende traverse van de Zuid-Willeinsvaart door 's-Hertogenbosch " aan. In de samenvatting van deze notitie wordt gesteld " 1. Een verbeterde traverse met een breedte van 24 in. en een diepte van 5 in. (bakprofiel) is geschikt voor de vaart met klasse IV schepen in éénrichtingsverkeer. De vaart metgrote duwbakken zal ook onder de meeste (echter niet alle) omstandigheden verantwoord zijn. Het voorgestelde énrichtingsverkeer voor grote schepen maakt een verkeersregeling nodig. In de verbeterde traverse is een veilige ontmoeting tussen relatief kleine schepen mogelijk zij het echter dat hieraan bezwaren verbonden zijn voor een vlotte afwikkeling van zowel het land- als het scheepvaartverkeer. Bovendien brengt het toelaten van ontmoetingen extra problemen met zich mee voor een effectieve verkeersregeling. Om voldoende wachtruimte te scheppen aan de noordkant van de nieuwe sluis 0, dient deze enkele tientallen meters in zuidelijke richting te worden verschoven. De keus van een oplossing waarbij een verkeersregeling noodzakelijk is, vraagt een uitgebreid onderzoek naar een groot aantal aspekten die betrekking hebben op het verkeersregelingssysteem, het schutbedrijf, kommunikatiemiddelen en -procedures, de ko6rdinatie met de beweegbare bruggen, enz. Op 23 december zendt de HID aan het college van G.S. van NoordBrabant de " Notitie inzake de verbetering van de Zuid-Willensvaart IT Hierin worden een drietal varianten beschouwd " Variant I. Verbetering van de traverse van de Zuid-Willeinsvaart door 's-Hertogenbosch met aansluitend de verruiming van de ZuidWilleinsvaart tot Limburg, waarbij tevens in beschouwing wordt genomen de verbetering van het aansluitende gedeelte van het Wilhelminakanaal tot San. Variant II. Omlegging van de Zuid-Willemsvaart om 's-Hertogenbosch met aansluitend de verruiming van de Zuid-Willemsvaart tot Limburg, waarbij eveneens het gedeelte van het Wilhelrninakanaal vanaf de Zuid-Willemsvaart tot Som in beschouwing wordt genomen. Variant III. Verruiming van het Wilhelminakanaal en het aansluitend zuidelijke gedeelte van de Zuid-Willemsvaart tot Limburg, waarbij verruiming van het in noordelijke richting aansluitende gedeelte van de Zuid-Willensvaart tot Veghel mede in beschouwing wordt genomen. In de begeleidende brief stelt de HID ondermeer De notitie spreekt zich niet uit over de economische merites van elk der drie onderzochte variantplannen. Zoals U wellicht bekend is wordt in overleg met de hoofddirectie van de Waterstaat een kosten-baten analyse voorbereid, welke eerst over
11
It
enige maanden gereed zal zijn. Ik moge U verzoeken mij uw voorlopig commentaar op deze notitie te willen geven en u daarbij in hoofdzaak te beperken tot de niet-economische aspecten. Een brief van gelijke strekking heb ik gezonden aan burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch en Rosmalen alsmede aan het dagelijks bestuur van het stadsgewest 's-Hertogenbosch. 11
Het jaar 1 976. Nadat in de eerste maanden van 1976 de gemeenten 's-Hertogenbosch en Rosmalen, het stadsgewest 's-Hertogenbosch en het provinciaal bestuur van Noord-Brabant in onderling overleg de Notitie inzake de verbetering van de Zuid-Willensvaart " hebben bestudeerd, stuurt de gemeente 's-Hertogenbosch d.d. 1 juni een reactie op deze notitie. In dit "voorlopige commentaar" komt de gemeente tot de conclusie " dat een herziening van ons standpunt verwoord in de nota 's-Hertogenbosch en de Zuid-Willemsvaart van augustus 1971, naar aanleiding van uw notitie niet aan de orde is. " Op 23 juni komt ook het provinciaal bestuur van Nocrd-Erabant met een reactie op de notitie. - Het bovenstaande betekent ook dat het bijna onmogelijk is een afgewogen oordeel te ge ven over de voorgestelde varianten. - In de discussie is tevens naar voren gebracht dat het aanvankelijke standpunt van de S zou zijn geweest het verbeteren van de Zuid-Willemsvaart voor incidentele vaart van scheren van 1350 ton. Thans wordt in afwijking daarvan gesproken over het feit dat het kanaal na verDetering struktureel geschikt moet zijn voor dercelijke scheren. - In de discussie is tevens gestel ±at ook ten aanzien van natuur en landschap meer uitgebreid onderzoek voor alle drie varianten noodzakelijk is. - In de discussie werd door het stadsgewest 's-Hertogenbosch en de gemeente 's-Hertogenbosch voorkeur geconstateerd voor de variant III ; uitbouw van het Wilhelminakanaal. Hoewel de provinciale planologische dienst en provinciale waterstaat meenden zich nog niet te kunnen uitspreken, konden zij zich verenigen met de daarbij aangevoerde overwegingen. Wij menen in dit stadium met vorenstaande opmerkingen als voorlopig commentaar op de nota te moeten volstaan. Op 23 juni verzendt de dir.-gen. aan de HID een brief, waarin ondermeer de volgende passages voorkomen " Naar mij door mijn medewerkers is medegedeeld is er bij de uitvoering van de kosten-baten analyse Zuid-Willemsvaart c.a. welke inmiddels al in een vergevorderd stadium is gekomen, een verschil van inzicht gerezen tussen uw en mijn daarbij betrokken medewerkers. Ik deel u daarom mede dat ik na overweging van de verschillende aspecten tot de conclusie ben gekomen dat de elementen "landschap" en "milieu" inderdaad in de studie moeten worden betrokken. De inspraakprocedure welke de Raad van de Waterstaat hanteert is, in vergelijking met het verleden, aanzienlijk verruimd. Bepaalde groepen en/of instellingen welke bij het
12
" vaststellen van het verbeteringsplan hun bezwaren niet kenbaar hebben kunnen maken, zullen nu wel de gelegenheid krijgen dit te doen. De ervaring leert dat de Raad voor zijn advies voldoende geinformeerd wil zijn over de gevolgen van de voorgenomen Werken op het landschap en het milieu. Het ontbreken van een dergelijke paragraaf zal ertoe kunnen leiden dat de Raad alsnog verzoekt om nader onderzoek hiernaar te verrichten, hetgeen zal leiden tot een aanzienlijke vertraging in het formuleren van een advies in deze. Gezien het bovenstaande verzoek ik u alsnog een onderzoek te (doen) verrichten naar de mogelijke gevolgen van kanaalverbetering voor het landschap en het natuurlijk milieu. Dit onderzoek zal globaal kunnen en ook moeten zijn vanwege het streven de kosten-baten analyse niet later dan september a.s. af te ronden. Mijns inziens kan voor het te verrichten onderzoek worden volstaan met de confrontatie van de (globale) verbeteringsplannen met de uit bestaande literatuur te verzamelen en evalueren gegevens. Het jaar 1977. Bij brief van 24 maart verzendt de dir.-gen. aan de HID's het Structuurschema Vaarwegen (ssv) - deel a : het beleidsvoornemen 6.2.1. Vaarwegen van nationaal belang met betrekking tot het goederenvervoer. Dit betreft dan de volgende groepen van vaarwegen de belangrijke doorgaande vaarwegen die de onderscheidene landsdelen met elkaar en met het buitenland verbinden de van deze hoofdverbindingen aftakkende vaarwegen met een regionale ontsluitingsfunctie van zodanige omvang dat deze van nationaal belang kan worden geacht. Bij de tweede groep staat de regionale ontsluitingsfunctie van de vaarwegen en daarmede de ruimtelijke betekenis centraal. Ook hier wordt echter de betekenis van deze vaarwegen bepaald door het goederenvervoer dat daarover plaatsvindt, of, na verbetering zou kunnen plaatsvinden. Tot groep 2 kunnen worden gerekend ... en voorts de kanalen in Noord-Brabant en Midden-Limburg. Opgemerkt moet worden dat de grenzen tussen beide groepen niet steeds scherp zijn te trekken. Zo staan de vaarwegen van groep 1 ook ten dienste van de regio's die zij doorsnijden, terwijl bepaalde vaarwegen, zoals de route kanaal Wessem-Nederweert, Zuid-Willensvaart en Wilhelminakanaal, indien althans tot klassevergroting zou worden besloten, ook van belang zijn voor de doorgaande vaart. 7.2. Het hoofdvaarwegennet in relatie tot economische en ruimtelijke doelstellingen. De route door Midden-Limburg en Noord-Brabant is vooral van belang voor de regionale ontsluiting van de betreffende gebieden. Door voorshands te kiezen voor opnemen van het Wilhelminakanaal in het hoofdvaarwegennet in plaats van het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart kan een groter deel van Midden-Brabant ontsloten worden. " Op 29 augustus verzendt het dagelijks bestuur van het samenwerkingslichaam Regio Uden-Veghel een reaktie op de beleidsvoornemens zoals die in deel a van het SSV zijn neergelegd aan de Minister van Verkeer en Waterstaat.
13
" Gezien het bovenstaande menen wij te mogen concluderen dat de verbetering van het gehele Nederlandse trajekt van de Zuid-Wjllemsvaart de voorkeur verdient boven verbetering van het Wilhelminakanaal. Nochten de middelen beperkt zijn om de verbetering in totaliteit uit te voeren dan zouden de werkzaamheden gefaseerd kunnen worden uitgevoerd ; in de eerste fase zouden de sluizen van klasse II tot IV verbeterd kunnen worden, terwijl vooralsnog volstaan kan worden met de verbetering van de kanaalvakken tot klasse III. Op 16 november zendt de dir.-gen. aan de HID's de binnengekomen reacties op de inspraakprocedure ontwerp-vaarwegennota en het SSV met het verzoek zonodig commentaar voor 15 decmber te verzenden. Uit de binnengekomen reacties een beperkte selectie. • De kamer van koophandel en fabrieken voor 's-Hertogenbosch en omstreken doet een dringend beroep om ook het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart aan te wijzen als hoofd.vaarweg. Bovendien stelt men, dat klassevergroting van de Zuid-Willensvaart ter hoogte van 's-Hertogenbosch moet plaatsvinden door middel van een oostelijke omlegging tussen Hinthan en Rosmalen. • De CHV Veghel nv met een dringend beroep om ook het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart op te nemen als hoofdvaarweg. • Het stadsgewest 's-Hertogenbosch stemt in met het SSV. • Het provinciaal bestuur van Noord-Brabant kam instemmen met de voorlorîe keuze, zij het onder de volgende voorwaarden - de verbeteringsrlannen voor Wilhelminakanaal en de maatregelen aan de gehele Zuid-Willensvaart dienen op redelijke termijn in een zorgnildige studie aan de orde gesteld te worden. - de keuze mag niet leiden tot overdracht van de Zuid-Willemsvaart aan de orovincie of een waterschao. - de keuze van én route als hoofdvaarwe mag niet betekenen dat aan de andere een aandacht neer wordt besteed. Het jaar 1 978. Op 19 mei zendt de HID van cle directie Noord-Brabant aan zijn collega in. Limburg en aan de dir.-gen. de ontwerp-nota " Analyse Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen ". In de begeleidende brief wordt ondermeer gesteld In de jaren dat aan de nota is gewerkt heeft de inhoud een gehele ontwikkeling doorgemaakt. Voor cle opzet is uiteindelijk gekozen voor de vorm van een (beleids)analyse. Dit sluit aan bij de laatste opvattingen terzake. In de nota wordt dan ook geen keuze voorstel gedaan. Wij hechten er evenwel aan u onze opvattingen kenbaar te maken. Gelet op het saldo van de in geld uitd.rukbare aspecten en mede gezien de invloed op de andere aspecten menen wij dat de verruiming van cle gehele Zuid-Willerasvaart de voorkeur verdient boven alternatieven, waarbij het Wilhelminakanaal is betrokken. Wij menen voorts dat bij vergelijking van het gënoeinde saldo het voor de hand ligt de verbetering uit te voeren volgens de normen van een klasse IV-vaarweg. Dan blijft over de oude keuze of het kanaal door 's-Hertogenbosch moet worden verbeterd of dat een verlegging langs die stad wordt gemaakt.
14
In de huidige opzet is een verbetering van de traverse 's-Hertogenbosch veel minder ingrijpend dan de plannen van destijds. Er worden geen doorbraken gemaakt en de nieuwe bruggen komen op dezelfde plaats niet nagenoeg dezelfde hoogte ; zij zullen, evenals de bestaande, beweegbaar zijn. Een deel van de bezwaren van de gemeente 's-Hertogenbosch is daarmede ondervangen, maar wij koesteren niet de hoop dat deze gemeente haar verzet zal opgeven, dit temeer niet, omdat zij zich verzekerd heeft van de steun van de provincie en het stadsgewest. Daar de verlegging een groter negatief saldo laat zien en daarnaast moeilijk uitvoerbaar is, alsmede op bezwaren van de gemeente Rosmalen stuit, menen wij dat handhaving van het huidige tracé de voorkeur verdient. In de nota kunt u lezen dat onze keuze weinig weerklank vindt in de provincie NoordBrabant. " Op I4 juni zendt de dir.-gen. aan de HID een samenvatting van het advies van de RARO over het SSV. Hierin wordt ondermeer gesteld Vooruitlopend op de resultaten van de studie betreffende de keuze tussen het Wilhelminakanaal en het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart zou de Raad nog geen keuze willen doen tussen deze twee vaarwegen en hij geeft in overweging om aan te sluiten bij de huidige beheerssituatie en beide vaarwegen als hoofdvaarweg aan te wijzen. " Het jaar 1979. Op 4 mei verzendt de HID aan de dir.-gen. de nota " Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen ". De samenvatting van deze nota stelt ondermeer " Het doel van de voorliRgende nota is het op systematische wijze aandragen van voldoende basismateriaal, opdat de besluitvorming over de maatschappelijke wenselijkheid van een verruiming en de mate van verruiming zo verantwoord mogelijk kan plaatsvinden ; wanneer tot verruiming wordt overgegaan een keuze te kunnen maken tussen de volgende hoofdalternatieven - de Zuid-Willemsvaart wordt verruimd ; - de Zuid-Willemsvaart wordt verruimd en langs de stad 's-Hertogenbosch naar de IIaas geleid - er wordt afgezien van het verruimen van de Zuid-Willensvaart noordelijk van Veghel ; in plaats daarvan wordt het Wilhelminakanaal verruimd - zowel de Zuid-Willemsvaart door c.q. om 's-Hertogenbosch alsook het Wilhelminakanaal worden verruimd het tevens mogelijk maken een definitieve keuze te doen met betrekking tot het verloop van het hoofdvaarwegennet in de provincie Noord-Brabant. De volgende alternatieven worden behandeld * Het nul-alternatief. Dit houdt in het vernieuwen van de sluizen van de Zuid-Willemsvaart, voorzover vallende buiten de verlegging Helmond en het aanbrengen en herstellen van boordvoorzieningen. Het aantal sluizen en de afmetingen daarvan blijven dezelde. Dit nul-alternatief moet zuiver als een rekennodel worden beschouwd. Het zou zeer onlogisch zijn de nieuwe sluizen dezelfde geringe drempeldiepte te geven als de huidige.
15
* Het alternatief A-IV. Hierbij worden de gehele Zuid-Willemsvaart (ook het gedeelte door 's-Hertogenbosch), het kanaal Wessem-Nederweert en het gedeelte van Son tot Aarle-Rixtel van het Wilhelminakanaal verruimd tot klasse IV. De sluizen krijgen de afmetingen 12 x 100 m. met een drempeldiepte van KP (=kanaalpeil) - . 50 m., terwijl de meeste bruggen worden vervangen door vaste met een doorvaarthoogte van 5.75 m. Deze maten gelden ook voor de hierna volgende alternatieven B-IV, 0-Tv en D-IV. * Het alternatief B-IV. Dit betreft de verruiming tot klasse IV van het Wilhelminakanaal, de Zuid-Willemsvaart bezuiden Veghel en het kanaal Wessem-Nederweert. In verband met de waterafvoer van de Boven-Donge zal het Wilhelminakanaal van 500 m. ten westen van sluis II bij Tilburg tot Oosterhout reeds worden verruimd tot een klasse IV-vaarweg. Het overige (noordelijke) deel van de Zuid-Willemsvaart wordt verbeterd volgens alternatief A-II. • Het alternatief 0-1V. Dit is een sanenvoeging van A-IV en B-IV. • Het alternatief D-1V. Dit alternatief vertoont veel overeenkomst met A-IV. Het verschil is dat niet de vaarweg door 's-Hertogenbosch wordt verbeterd, maar dat een nieuwe kanaaltak naar de IIaas wordt gegraven, oostelijk van de stad. • Het alternatief A-II. Het gelikt op -IV en heeft hetzelfde verloop. In dit geval vindt evenwel de verruiming plaats tot een volwaardige klasse II. ' GELDERLAND
NJMEGE
2
*
xx OSS
r r
P€ POS MALEN
c
I EN
sHpTOGr4Ç JNGE >Ud.n \ /OSC OOSTERHOuT
o
+
\ \\\
MOND it :
/+
X (;•i• e, \\ +
+
ALTERNAUEF 0
4EEWT
VENLO
c / ROEP?.iOND
chi
16
r
NUMEGEN
GELDERLAND
Fig.
EMPEL
VL
OS oosï€or B
'VE RRU G TOT KLASSE
VEGHEL
Dong ITILBuRG 1
YNOORO-BRABANT
jr
-
BREDA
SON AARIE RIXTEL HOND
k
Ar
/
Jr / t +
LIMBURG :NEDEREERT ,
VENLO
1
'-
'4EERT
ALTERNATijEF A -,
'>4IROERMOND
ESM Maa b
Fi.
GELDERLAND
'-
N'JMEGEN
RoSmALEN DEN 3OOSTERHOUY Donge
VEGHEL
KLASSE /
ALTERNATIEF B
/
.NEDEREEPr
-POERMOND
4E S
dMobr,chi .l.
Ar
17
£ GE
GELDERLAND
Fig. 5
1 :y Ots 1
Jden
nq
IXTEL
ano l t
471*
VERÜIMNG TOT KLASSE
LIMBURG
/
vTo
:DEERr
ALTERNAUEF E
JMEGEN
GELDERLAND
Fig. 6
Jr
c, ib
4*
Uden
BREDA
Ar
\
EINDHOVEN \T
. NDfEERT LIMBURG
/
EERT
ALTERNATIEF 0
VENLC
ROERMOND
-.
AF
Fig. '7
GELDERLAND
/ -
JEGEN
OSS
E MP E
G.çrdberq
ÇROS$ALE
W&L'
-HERTOG
JSTERHOUT
so
/ \JVERRUIMING TOT VEGEL IKLASSE
flLBURG
NOORO - BRABANT BR(DA
),scko \
IX TEL MO
jr
\
#
w EIOHOVE N
474
*
1 - -
ALTERNATIEF A -
LIMBURG
VENLC
NEDERWEERT
-
ç
POERMOND
JIX
> Naast de hoofdalternatieven is een viertal sub-alternatieven onderzocht. Alle (sub-)alternatieven worden vergeleken op een aantal niet in geld uitdrukbare aspecten en op gezichtspunten, waarbij dat wel mogelijk wordt geacht. De beoordeling van de alternatieven is samengevat in de tabel 28 (van de nota). Er wordt evenwel mede gelet op het afwegingsproces dat in het kader van de inspraak nog zal plaats vinden geen keuze voorgesteld. Wel wordt voorgesteld de keuze te beperken tot een aantal van de onderzochte mogelijkheden. Gelet op de hiervoor gegeven vergelijking en met name op - het gestelde in par. 2.'l. dat het nul-alternatief slechts theoretische waarde heeft - het relatief ongunstige saldo van de in geld uitdrukbare aspecten bij alternatief C-IV en de zeer hoge investeringen - het relatief ongunstige saldo van de in geld uitdrukbare aspecten bij het alternatief A-II en het feit dat in 1971 reeds is besloten tot een verruiming van de Zuid-Willems-vaart (waarbij vooralsnog buiten beschouwing werd gelaten of het kanaalgedeelte door 's-Hertogenbosch moest worden verruimd of dat een omlegging moest worden gemaakt) tot een volwaardige klasse Il-vaarweg met beperkte mogelijkheden voor klasse IV, wordt voorgesteld het nul-alternatief en de alternatieven 0-1V en A-II niet in de keuze tussen de verruiiningsplannen te betrekken.
19
Tabel 1. Tabel -28- Vergelijking van de alternatieven naar alle aspecten
Aspecten
alternatieven nul
2. Scheepvaart aanwezigheid alternatieve vaarweg voor de Maas sociale gevolgen voor de kleine binnenvaart op korte termijn 4. Regionale onPwikkeling en verband met Belgische kanalen invloed regionale ontwikkeIing(bednjfsterrein) aansluiting ruimtelijke beleid (Helmond)
0
81V
CIV
DIV
-
+
4-
(-)
+
-
0
niet kwantifteerbare voordelen verbetering Belgische kanalen (9.6) ruimtebeslag (verkleining oppervlakte landbouwgrond) in ha 5. Stedelk milieu verkeersafwikkeling landverkeer aantasting bebouwing woon- en verblilfsmilieu 6. Landschap schade op korte termijn schade op lange termijn 7. Natuurlijk milieu schade op korte ermiIn schade op lange termijn 8. Recreatie tunct;everijes (tijdelijk) voor de oeverrecreatie mogelijkheden voor de pleziervaant 9. In geld uitdrukbaar 3) 9.1 besparingen kosten waterafvoer (+) 9.23 investeringen kanaalwerken (-) 9.2.b. exploitatiekosten (-) 9.3 transportkostenvoordeel binnenvaart(hogevanant) (+) 9.4 verlaging kosten wegverkeer ("-) 9.5.a. vermeerdenrgwerkgelegenheid (+) 9.5.b. verlies werkgelegenheid (-) 9.6 opbrengstderving landbouw (-) 9.7 opbrengst overblijvende specie () saldo9.1 tJm9.7
AIV
All
EIVg
++
+
0
0
'0
0
-
±
-
-
0
-
FIVgJGIVg HIVg
0
±+
+
±+
++
0
+
+
0
+
0
+
+
+
+
0
0
0
0
0
0
++
-s- +
+±
++
-4-
0
0
0
-+
0
284
283
338
402
228
55
173
12
56
0 0 0
0
0') 0 0
Ô --
+
0 0 0
0
o
0
0') 0 0
- -
0 0
0 0
-—
-- -----
— -
- ----02) 02) -—
-
02)
02)
-
0 2)
02)
02)
-
-
-
0 0
-
— -------0
-
+
0
-
0
0
+
0
8,3 260 39
0 165 44
0 186 44
. 0
0 198 44
89 1,8 377
80
80
0 0
0
0
0 0 0
+
0 0 98k) 44
8,3 0 348 390 40 32
0 01 1 14.6
202 206 226 191 1,8 1,85 2.0 1.7 50,6 60,8 70,6 52,9 2,5 4.5 5,5 6.0 016e' 1,1 0,9t 1,6v 3 7 8 3,5
0 0 0
8,3 453 32
0 59 35
3,5 0,6 0,8
) 22,5 0,5 0,20 0,5
130 44
5)
25,5 2,6 1,2( 1
127,3 125,4152,8 177,2fl51,05165,55 106.7 127,3 1 11
11,7 5)
44,3 5)
17,6 27,0 0,3 +0,3 0,5' 0 0,2 0,8 1170,2
')kan matig ongunstig zijn, afhankelijk van de beslissing over de herbouw van de beweegbare bruggen in Tilburg vanwege geringe lengte der kanaalverruiming contante waarde in miljoenen guldens oer 1 januari 1978 met inbegrip van omvaarschade tijdens de bouwperiode niet berekend wanneer de gebieden bij Tilburg in de stedelijke sfeer worden betrokken vervalt dit geta' ± + gunstig + matig gunstig O ongewijzigd - matig ongunstig
Bron : Nota "Analyse verbetering Brabantse en Nid.den-Limburgse kanalen".
ongunstig (+) positief (baten) (-) negatief (lasten)
— —
20
t?
In het SSV is voor het hoofdvaarwegennet in Noord-Brabant een voorlopige keuze gedaan voor de route die van Nederweert via Aarle-Rixtel en Tilburg naar Geertruidenberg leidt. De redenen daarvoor zijn dat op die manier een groter deel van de provincie wordt ontsloten en beter wordt ingespeeld op de werkgelegenheidssituatie in Tilburg. De in deze analyse behandelde aspecten wijzen meerin de richting van een keuze waarbij de gehele Zuid-illemsvaart wordt gevolgd. " Op 27 juli zendt de dir.-gen. aan de HID's de "ontwerp-Regeringsbeslissing Structuurschema Vaarwegen. Hierin wordt ondermeer gesteld 6.1.2. Keuze hoofdvaarwegen. In oostelijk Noord-Brabant en Nidden-Limburg moet een keuze worden gemaakt tussen twee routes, nl. - Wilhelminakanaal, zuidelijk gedeelte Zuid-Willemsvaart, kanaal Wessem-Nederweert. - Dieze, Zujd-Wjllemsvaart, kanaal Wessem-Nederweert. In het ontwerp-SSV werd door de Regering in afwachting van een nadere studie voorlopig gekozen voor eerstgenoemde route. Inmiddels wijzen voorlopige resultaten van deze studie erop, dat verruiming van het noordelijke gedeelte van de Zuid-Willemsvaart van klasse II tot klasse IV aantrekkelijker zou kunnen zijn dan verruiming van het Wilhelminakanaal. Als deze conclusie wordt bevestigd, zal het Wilhelminakanaal niet langer als hoofdvaarweg kunnen worden opgenomen. Oostelijk Noord-Brabant zou dan niet meer door een rijksvaarweg worden ontsloten, wat strijdig is met hetgeen hiervoor is opgemerkt over de maaswijdte van het hoofdvaarwegennet. De eerste ondergetekende zal daarom tegelijk met het aanbieden van de bovengenoemde studie, de Raad van de Waterstaat verzoeken ook te willen adviseren over het al of niet hoofdvaarweg moeten blijven van het Wilhelminakanaal. Als de Raad zich positief uitspreekt voor opname in het hoofdvaarwegennet, zal de Regering dit advies volgen. Oostelijk Noord-Brabant zal dan door twee hoofdvaarwegen worden ontsloten : de Zuid-Willensvaart (uit te bouwen tot klasse IV) en het Wilhelminakanaal (handhaven in de huidige staat). Op 29 augustus zendt de HID een reactie op de concept-regeringsbeslissing SSV. Net betrekking tot de zinsnede "Als de Raad zich positief uitspreekt voor opname in het hoofdvaarwegennet, zal de Regering dit advies volgen" merkt hij op " Hier wordt een handreiking gedaan aan dit adviesorgaan, dat het bewijs van het tegendeel zal moeten leveren. Te verwachten lijkt dat deze Raad zijn oor lenende aan de uitspraak, moeilijk anders dan tot een "positief advies" zal kunnen komen. De kaartbijlage figuur 6.2. met als titel "hoofdvaarwegennet" laat overigens geen twijfel bestaan : de beide Brabantse vaarwegen zijn hoofdvaarwegen. Dit werpt een wat merkwaardig licht op de met uw goedkeuring tot stand gekomen nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden Limburgse kanalen". In een apart hoofdstuk wordt daar slechts de keuzemogelijkheid of/of geboden. " Op 8 november zendt de HID aan de secretaris van de Raad van de Waterstaat een brief over de voorlichtingsbrochure over de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen".
21
Het ligt in het voornemen van de Regering de definitieve versie van het structuurschema binnenkort (mogelijk zelfs voor het verschijnen van deze brochure) te publiceren. Inmiddels is, na de over dit schema gehouden inspraak en het bestuurlijk overleg daarover, de gedachtenontwikkeling voortgeschreden. Verwacht kan worden dat in de definitieve vorm van het structuurschema zowel het Wilhelminakanaal als de gehele Zuid-Willemsvaart en de Dieze als hoofdvaarweg zullen worden aangewezen. Deze aanwijzing is dan evenwel te beschouwen als een voorlopige, in afwachting van de besluitvorming over deze nota. " Het jaar 1980. Nadat de nota "Analyse verbetering Brabantse en Midden-Limburgse kanalen" was gepubliceerd, worden op 4, 6, 11, 13 en 18 maart door de Raad van de Waterstaat voorlichtingsbijeenkomsten belegd in respectievelijk Beek en Donk, Weert, 's-Hertogenbosch, Tilburg en Naasbracht. Op 11 maart biedt de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de voorzitter van de Tweede Kamer het SSV deel b : Analyse van de inspraak en deel c Adviezen aan. Op 25 maart irerzeridt de hoofddirectie van de waterstaat aan de HID's de concept-eindtekst deel d Regeringsbeslissing SSV toe. " 6.1.2. Keuze hoofdvaarwegen. Op grond van het voorgaande is de Regering van mening dat zowel de Wilhelminakanaalroute als de Dieze en het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart in het hoofdvaarwegennet moeten worden opgenomen. Indien de advisering en het overleg betreffende de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen" daartoe aanleiding geeft, zal hierop worden teruggekomen bij de eerstvolgende herziening van de Vaarwegennota of het SSV. Op 16 april zendt de lID van de dienst Verkeerskunde aan de lID van de directie Noord-Brabant een brief over de nota "Analyse verbetering Brabantse en i'Iidden-Limburgse kanalen". 2. Verruiming traverse Den Bosch. Bij de nadere beschouwing van de problematiek rond de traverse te 's-Hertogenbosch is gebleken dat deze oplossing voor de scheepvaart minder gunstig is dan aanvankelijk werd gedacht. Tijdens de bouwfase zal de scheepvaart door de traverse 1+ â 2 jaar gestremd zijn, ondermeer in verband met het verwijderen van sluis 0. Het scheepvaartverkeer tussen Veghel en het westen van Nederland zal dan moeten worden omgeleid via het Wilhelminakanaal. Mede in verband met het feit dat de sluizen op het Wilhelminakanaal te weinig kapaciteit hebben om dit surplus aan verkeer vlot te verwerken, zal de ornvaarschade aanzienlijk zijn. De omvaarschade is geraamd op ca. 9 miljoen gulden per jaar. De reistijdverliezen voor de scheepvaart in de verruimde traverse zijn bij nadere beschouwing groter gebleken dan aanvankelijk was verondersteld. AL. Vergelijking. Ten gevolge van de genoemde wijzigingen zouden de in geld uitdrukbare aspekten in tabel 28 van de nota "Analyse ..."
22
" veranderen zoals is aangegeven in bijlage 2. Het blijkt dat het eindsaldo bij de meeste alternatieven enigszins verandert. De voornaamste verschillen zijn Het saldo van de alternatieven A-IV en B-IV wordt lager waardoor alternatief D-IV relatief gunstiger wordt. Het saldo van de subalternatieven wordt in alle gevallen ongunstiger. 6. Ontwikkelingen in de scheepvaart. Uit analyse van de scheepvaartgegevens bij een aantal telpunten in zuid-oost Nederland is gebleken dat het gemiddeld laadvermogen dat voorspeld was voor 1985 (hoge prognose) gemiddeld reeds bereikt was in 1978. Dit betekent dat de scheepvaart sneller en in sterkere mate zal profiteren van de kanaalverruimingswerken dan in de studie is verondersteld, waardoor de scheepvaartbaten wat hoger zouden uitvallen. U Op 17 juni zendt het college van Gedeputeerde Staten in NoordBrabant aan de Provinciale Planologische Commissie naar aanleiding van het uitkomen van de nota 'tAnalyse ... " een concept-cornmentaar op die nota met het verzoek aan de FPC om terzake van advies te dienen. De conclusies van het concept-commentaar worden als volgt geformuleerd • De nota geeft gn aanleiding om terug te komen op de eerder uitgesproken voorkeur voor de keuze van de hoofdvaarweg in Noord-Brabant, te weten het zuidelijk deel van de Zuid-Willemsvaart, in combinatie met het Wilhelminakanaal. Net uitbouw van deze verbinding tot klasse 1V kan in beginsel worden ingestemd. • Gelet op de economische belangen van Veghel dient in aansluiting hierop ook het gedeelte van de Zuid-Willemsvaart tussen Veghel en het Wilhelminakanaal te worden verruimd tot klasse IV. Dit gedeelte zou tevens als hoofdvaarweg moeten worden aangemerkt. • Op grond van een afweging van het regionaal-economisch belang ten opzichte van de aantasting van andere belangen dient te worden afgezien van iedere verbetering van het noordelijk gedeelte van de Zuid-Willemsvaart tussen Veghel en 's-Hertogenbosch die het huidige karakter daarvan aantast. Op grond van dezelfde overweging zal dit kanaalgedeelte ooIt niet als hoofdvaarweg aangemerkt kunnen worden. " Op 7 juli vergadert de PPC, waarbij ondermeer de nota "Analyse ter sprake komt met het prae-advies van GS. Uit de notulen blijkt ondermeer " De directeur van de PPD stelt dat juist op het traject 's-Hertogenbosch - Veghel de noodzaak tot verbetering erg groot is en het directe rendement hoog zal zijn. Hij stelt voor een prae-advies aan de hand van de gevoerde discussie op te stellen, mede in overleg met EWS. De voorzitter concludeert dat de commissie hiermee accoord gaat en dat dit agendapunt met een concept brief aan het college van G.S. opnieuw in de vergadering van 18 augustus aan de orde zal worden gesteld, daarbij tevens de standpunten van andere overheden te completeren met de nu ontbrekende van het Streekorgaan Gewest Helmond en van de re gio Uden/Veghel. " Op 11 augustus zendt de secretaris van de Raad van de Waterstaat aan de leden van de Commissie voor de Scheepvaartwegen en de Commissie voor de Waterhuishouding de ingekomen schrif-
23
telijke inspraakreacties op de nota "Analyse ..." toe. Op 18 augustus vergadert de PPG, waarbij ondermeer de nota "Analyse ..." met een concept brief aan het college van G.S. wordt behandeld. De notulen vermelden terzake ondermeer De directeur van de PPD merkt op dat de commissie zich nu nog niet kan uitspreken over een keuze van het kanaal door 's-Hertogenbosch of langs 's-Hertogenbosch, maar wel over een keuze van hoofdvaarweg Veghel - 's-Hertogenbosch. Inmiddels is het de secretaris van het provinciaal bureau van de Brabantse Kamers van Koophandel gebleken uit gesprekken met bijvoorbeeld het Stadsgewest Tilburg dat er minder noodzaak is voor infrastructurele verbetering van het Wilhelminakanaal. De bestaande bedrijven hebben hun insteekhavens. De behoefte aan nieuwe natte industrieterreinen in die regio is gering. Spreker verzoekt dit mee te nemen in de besluitvorming. De HID van RWS zegt dat in het SSV deel d. de regeringsbeslissing zowel Zuid-Willemsvaart als Wilhelminakanaal als hoofdvaarweg zullen worden aangemerkt, hetgeen niet automatisch betekent dat beide kanalen tot klasse IV zullen worden verruimd. De directeur van de FPD vraagt of dit toch wel nieuwe gegeven in de brief aan GS vermeld mag worden. De HID heeft hier tegen geen enkel bezwaar. In een reeds verschenen inspraaknotitie over deze kanalen wordt dit reeds vermeld en spreker zal een kopie van de definitieve tekst uit deel d van het SSV toezenden aan het secretariaat van deze commissie. " Op 9 september zendt het provinciaal bureau van de Kamers van Koophandel een brief aan het secretariaat van de Raad van de Waterstaat. Wij zijn hierbij gemeenschappelijk tot de konklusie gekomen dat binnen het kader van de beperkte financiële middelen de voorkeur moet worden gegeven aan een model met een verbetering van de gehele Zuid-Willemsvaart als basis. Daarnaast wordt verbetering noodzakelijk geacht van kanalen die de regio's Tilburg en Eindhoven aansluiten op het toekomstige vaarwegennet van Europees formaat. Net inbegrip van de onzerzijda noodzakelijk geachte aanvullingen ter hoogte van Tilburg en Eindhoven, kunnen wij ons het meest vinden in alternatief D-IV. " Op 3 oktober zendt de stichting Brabantse Nilieufederatie een reaktie op de nota "Analyse ..." aan de Raad van de Waterstaat. " De noodzaak tot verbetering. De motivering van deze en andere overwegingen voor de verbetering schieten tekort. Net name is dit het geval met de weergave van de maatschappelijke wenselijkheid van de verruiming en voorts de wijze waarop de verruiming moet plaatsvinden. In dit licht bezien komt de in de nota uitgesproken voorkeur voor een klasse 1V-verruiming prematuur voor. De varianten ; hun keuze en vergelijking naar deelaspekten. Gekonstateerd moet worden dat de beschrijving op een aantal punten in sterke mate tekort schiet. Dit geldt met name voor de aspekten natuurlijk milieu, landschap, waterhuishouding en rekreatie. Op grond van het bovenstaande achten wij de alternatieven B-IV en 0-1V niet zinvol. Verwerpelijk achten wij het in de alternatieven D-IV en F-IV voorgestelde nieuwe kanaalvak vanaf Den Dungen naar Empel. Vooralsnog geven wij sterk de
24
voorkeur aan handhaving van de traverse door 's-Hertogenbosch. " Op 8 oktober houden de Commissies voor de Scheepvaartwegen en voor de Waterhuishouding een hoorzitting inzake de nota "Analyse ...". Op 18 december verschijnt er binnen de directie Noord-Brabant een "Discussiestuk verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen". " 9. Traverse 's-Hertogenbosch. - Bij verbetering volgens alternatief A-IV zal in het jaar 2000 de gemiddelde passeertijd van schepen op het traversetraject inclusief sluis 0 worden verdubbeld. Hierdoor zal de vaartijd via de omleiding (alternatief D-IV) rond 's-Hertogenbosch ca. + â 1 uur korter zijn. - Het aantal brugopeningen neemt met ca. 50 % toe ; de gemiddelde openingstijd zal korter worden. - Zonder doorgaande vaart zou zowel de passeertijd als het aantal brugopeningen ca. 25 % hoger zijn dan de huidige waarden. - Voor wachtplaatsen is zowel direct bovenstrooms als direct benedenstrooms van de traverse onvoldoende ruimte beschikbaar. Dit maakt de scheepvaartregeling (1richtingsverkeer) erg gecompliceerd. Omleiding 's-Hertogenbosch. - De scheidende werking is het belangrijkste nadeel. De hoge vaste bruggen zouden mogelijk lager kunnen wor den door verlaging van het kanaalpeil, echter ten koste van de landbouw doordat nog meer verdroging zal optreden. Ook zullen enige woningen en bedrijven moeten verdwijnen, voornamelijk bij de Graafsebaan. - De aantasting van het natuurgebied de Koornwaard en het landgoed de'iamberg lijkt Vrij gering. - De belangrijkste voordelen zijn de grote capaciteit voor de scheepvaart en het opheffen van de gevaren verbonden aan de vaart met gevaarlijke stoffen door 's-Hertogenbosch en Tilburg. - De planologische inpassing zal vermoedelijk problemen geven. Standpunten t.a.v. alternatieven. - De drie Kamers van Koophandel en Fabrieken, de Regio Uden-Veghel en de CHV te Vehel pleiten voor het D-IV alternatief (eventueel A-IV) i.v.m. de belangrijke goederenstroom naar Veghel en de noodzakelijke vervanging van de sluizen in de Zuid-Willemsvaart. De Kamers van Koophandel willen ook verbetering bij Tilburg tussen de sluizen II en III (liefst tot insteekhaven) en zo mogelijk ook het traject van Son tot Beatrixkanaal (Eindhoven). - De PPC in Noord-Brabant stelt ondermeer dat ontsluiting van Veghel (vanuit het noorden) de voorkeur verdient, omdat op het traject 's-Hertogenbosch - Veghel de oude sluizen zullen moeten worden vervangen en de kosten-baten verhouding gunstiger is dan bij ontsluiting van Veghel via het Wilhelminakanaal. - Het Stadsgewest 's-Hertogenbosch kiest voor het B-IV alternatief om de problemen voor deze stad en Rosmalen te omzeilen.
25
- De agglomeratie Eindhoven en het stadsgewest Tilburg kiezen i.v.m. de bedrijfsontwikkeling voor B-IV. - De Limburgse instanties kiezen voor B-IV i.v.m. de verwachte vertraging bij de planologische inpassing van het verbeteringsplan in 's-Hertogenbosch en aanvoer van zand en grind naar ondermeer Best, Oirschot en Tilburg. - De natuur- c.q. landschaps-instanties kiezen in eerste instantie voor het 0-alternatief. Grote bezwaren tegen kanaalpeilverandering en kanaalverbreding. Nen stelt dat de noodzaak tot capaciteitsvergroting niet is aangetoond. - Schuttevaer wil klasse 1V-verbetering. - De vereniging van zand- en grindschippers vreest gevolgen voor kleine schippers. Is overigens niet volledig afwijzend. - Het provinciaal bestuur van Noord-Brabant zal zijn standpunt in januari 1981 bepalen. Op 22 december zendt de HID aan de dienst Verkeerskunde een brief. heeft er onlangs een gesprek plaatsgevonden tussen de hoofddirectie, hoofdafdeling N en de directie Noord-Brabant over de verbetering van de Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen. Deze bespreking was een voorbereiding op de bijeenkomst d.d. 20-1-'81 van de Commissie voor de Scheepvaartwegen van de Raad van de Waterstaat. Naar aanleiding hiervan verzoek ik 13 om na te gaan in hoeverre de afmetingen van de klasse II en IV-dwarsprofielen, met name de breedte, kunnen worden beperkt. Deze beperking is van belang voor eventuele reductie van de schade voor natuur en landbouw bij de verbetering van de kanalen. Ik verzoek 13 om bij de beantwoording onderscheid te maken tussen korte en lange trajecten alsmede tussen vaarwegen met en zonder doorgaande vaart. " Het jaar 1981. Op 16 januari zendt de secretaris van de Raad van de Waterstaat aan de leden van de Commissies voor de Scheepvaartwegen en voor de Waterhuishouding de reactie van de directies Brabant en Limburg op de door de Commissie voor de Waterhuishouding gestelde vragen naar aanleiding van de in oktober '80 gehouden hoorzit ting. Op 20 januari houdt de Commissie voor de Scheepvaartwegen een vergadering, waar ondermeer de nota "Analyse ...' ter sprake wordt gebracht. In januari verschijnt het voorlopig commentaar van G.S. van Noord-Brabant op de nota "Analyse ...". " Hoofdstuk 5 : Samenvatting en conclusies. Zowel de Zuid-Willemsvaart als het Wilhelminakanaal dienen onderdeel te zijn van het hoofdvaarwegennet. Het handhaven van een hoofdvaarweg door de kom van 's-Hertogenbosch is ongewenst. Zowel de Zuid-Willemsvaart als het Wilhelminakanaal dienen gelet op hun functie, de (te verwachten) intensiteit van het scheepvaartverkeer en de aard van het vervoer, te worden verruimd tot klasse IV-vaarweg.
26
? 1 •
Conclusies 2 en 3 leiden tot een keuze voor aangepast alternatief 0-1V met een omlegging 's-Hertogenbosch. " Op 21 januari verzendt het secretariaat van de Raad van de Waterstaat aan de commissieleden een notitie, waarin ondermeer de mogelijke voor- en nadelen van verbetering van de Bra'oantse en Nidden-Limburgse kanalen worden geïnventariseerd. Daaraan is toegevoegd wat in de schriftelijke reacties en tijdens de hoorzittingen ter zake naar voren is gebracht. Op 27 januari zendt het college van GS Noord-Brabant aan de Provinciale Staten van Noord-Brabant het commentaar op de nota "Analyse ...". " Op 8 oktober 1980 organiseerde de Raad van de Waterstaat een hoorzitting. Nadien bleek ons uit ambtelijke contacten met het Ninisterie van Verkeer en Waterstaat, dat met publicatie van de regeringsbeslissing zou worden gewacht, totdat de procedure met betrekking tot de nota "Analyse ..." zou zijn afgerond. Wij betreuren deze gang van zaken. Niettemin hebben wij ons concept-commentaar op de nota ttA na_ lyse ...' aangepast op basis van hetgeen ons, via de vertegenwoordigers van het Rijk in de FF0, over de regeringsbeslissing ten aanzien van het SSV is bekend geworden. Daarbij spreken wij instemming uit met het aanwijzen van de gehele Zuid-Willensvaart n het gehele Wilhelminakanaal als hoofdvaarweg. Vooral omdat zulks in de lijn ligt van de door Uw Staten geuitte wens om zoveel mogelijk Brabantse regio's een optimale ontsluiting te bieden en voorts strookt deze opvatting van Uw Staten, dat de (financiële) verantwoordelijkheid voor het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart door de Rijksoverheid behoort te worden gedragen. In ons voorlopig commentaar spreken wij voorts een voorkeur uit voor verruiming van beide kanalen tot klasse IV en voor het omleiden van de Zuid-Willemsvaart om de stad. 's-Hertogenbosch. t' Tijdens de vergadering van Provinciale Staten van Noord-Brabant op 6 februari komt ondermeer de becommentariering van de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden_Limburgse kanalen" aan de orde. Vanuit de CDA-fractie wordt gepleit voor de verbetering van zowel het Wilhelminakanaal als de Zuid-Willeinsvaart tot klasse IV vaarweg, waarbij tevens voor een omleiding van laatstgenoemde vaarweg om 's-Hertogenbosch wordt gekozen. De PvdA/PPR-fractie komt naar aanleiding van door henzelf ingewonnen informaties tot de afweging dat zowel Wilhelminakanaal als de gehele Zuid-Willemsvaart tot klasse-IV vaarweg moeten worden uitgebouwd. Inzake de problematiek rond 's-Hertogenbosch wordt gesteld dat zowel de traverse als de omleiding voor deze fractie acceptabel zijn, maar dat in eerste instantie de omleiding de voorkeur geniet, hoewel de traverse bespreekbaar blijft. De VVD-fractie stemt in met de keuze om beide vaarwegen als hoof'dvaarweg aan te merken, waarbij realisering middels de traverse 's-Hertogenbosch wordt afgewezen. De aanwijzin g van beide kanalen tot hoofdvaarweg kan leiden tot een fasering in de realisatie. Naar de mening van deze fractie dient bij de Zuid-Willemsvaart dan de prioriteit te liggen. De vertegenwoordiger van de D 1 66-fractie spreekt zich ook uit voor de aanwijzing van beide kanalen tot hoofdvaarweg. Deze
27
fractie is tegen een hoofdvaarweg via de traverse en "betreurt dat het gemeentebestuur van Rosmalen geen begrip kan opbrengen voor de problematiek buiten haar gemeente." Vervolgens stelt deze fractie dat de gevolgen voor het milieu bij omleiding van de Zuid-Willemsvaart om 's-Hertogenbosch in de nota "Analyse .." onvoldoende worden behandeld, waarop om een Milieu-EffectenRapportage wordt verzocht. In samenspraak met de PvdA/PPR-fractie wijst D '66 tenslotte nog op de mogelijkheden om een nieuw nat industrieterrein aan de Zuid-Willemsvaart te projecteren. Na de stemming luidt het oordeel van Provinciale Staten van Noord-Brabant thans " 1. Zowel de Zuid-Willemsvaart als het Wilhelninakanaal dienen onderdeel te zijn van het hoofdvaarwegennet. Het handhaven van een hoofdvaarweg door de kom van 's-Hertogenbosch is ongewenst. Zowel de Zuid-Wjllemsvaart als het Wilhelminakanaal dienen gelet op hun functie, de (te verwachten) intensiteit van het scheepvaartverkeer en de aard van het vervoer, te worden verruimd tot klasse IV vaarweg. 4 Conclusies 2 en 3 leiden tot een keuze voor aangepast alternatief C-IV met een omlegging 's-Hertogenbosch. " Op 16 februari verschijnt van de zijde van RWS directie NoordBrabant een "Nota over de gebreken aan sluizen". 6.3. Planologische inpassingen. In de schema's is tevens een kostenraming opgenomen gebaseerd op het prijspeil 1980 (A-IV kost 420 miljoen gulden en D-IV 494 miljoen gulden - exclusief het aandeel van de directie Limburg). Op grond van voorgaande overwegingen verdient het een zekere voorkeur het gedeelte ten noorden van Veghel als eerste in uitvoering te nemen ; de uitvoeringstermijnen van de overige trajecten kunnen worden omgewisseld. Indien zich geen vertragingen in de voorbereiding voordoen kunnen de volgens alternatief A-IV uit te voeren werken aan het in Noord.-Brabant gelegen gedeelte van de Zuid-Willensvaart in 1997 en die volgens alternatief D-IV in 1996 gerealiseerd zijn. " Op 17 februari vergadert de Commissie voor de Scheepvaartwegen weer, waarbij ondermeer de adviesaanvrage inzake de nota "Analyse ..." wordt besproken. Bij brief van 24 februari biedt de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens zijn ambtgenoot van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, aan de Voorzitter van de Tweede Kamer het Structuurschema Vaarwegen deel d : de Regeringsbeslissing en de door de regering vastgestelde Vaarwegennota aan. In de Vaarwegennota komt ondermeer de volgende passage voor 8.2.9. De Brabantse en Middenlimburgse kanalen. In het algemeen kan worden gesteld dat het vorenbedoelde stelsel van vaarwegen in zijn huidige staat weinig of geen mogelijkheden biedt voor een verdere ontwikkeling van het scheepvaartverkeer. In de eerste plaats is de bevaarbaarheidsklasse te laag gelet op de ontwikkeling in de binnenvloot naar grotere schepen. In de tweede plaats levert het verouderde sluizenstelsel relatief grote vertragingen op, terwijl bovendien door het krappe dwarsprofiel slechts lage vaarsnelheden mogelijk zijn. Het is niet denkbeeldig dat de scheepvaart in die situatie in de verdere toekomst een
teruggang te zien zal geven, zoals dat in het verleden reeds in enkele andere delen van het land in overeenkomstige situaties is voorgekomen. In deel d van het SSV wordt in de paragraaf over de keuze van hoofdvaarwegen ondermeer gesteld Op grond van het voorgaande is de regering van mening dat zowel de Wilhelminakanaal-route als de Dieze en het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart in het hoofdvaarwegennet moeten worden opgenomen. Indien de advisering en het overleg betreffende de nota "Analyse verbetering Brabantse en MiddenLimburgse kanalen" daartoe aanleiding geeft, zal hierop worden teruggekomen bij de eerstvolgende herziening van de Vaarwegennota of het Structuurschema Vaarwegen. Op 25 februari is er een bespreking tussen vertegenwoordigers van de hoofddirectie, de dienst Verkeerskunde, de directie Limburg en de directie Noord-Brabant. Tijdens deze bespreking worden afspraken gemaakt over de beantwoording van gestelde vragen in de laatste vergadering van de Commissie voor de Scheepvaartwegen. Tevens zal moeten worden ingegaan op vragen van het Ministerie van Financiën. Op 2 april zendt de HID aan de dir.-gen. de concept-antwoorden op de schriftelijke vragen, met de opmerking dat het antwoord op vraag 4 zal worden nagezonden. Op 7 april zendt de HID aan de dir.-gen. de beantwoording van vraag 4, alsmede de kostenvergelijking tussen de traverse en de omlegging 's-Hertogenbosch. Uit de bij deze brief gevoegde bijlage A blijken de investeringen voor enkele alternatieven, voorzover gelegen in de provincie Noord-Brabant. De investeringskosten bedragen bij alternatief 0 : 93 miljoen, bij alternatief A-II : 312 miljoen, bij alternatief A-IV : 436 miljoen, bij alternatief D-IV : 453 miljoen en bij alternatief G-IV 55 miljoen gulden. Genoemde bedragen zijn inclusief B.T.W. en op het prijspeil 1980 gebaseerd.
29
2:
INSPRAAK DOOR DE BEVOLI4ING ?
2.1. Inleiding. De door RWS uitgebracht nota "iialyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalentt is door de Raad van de Waterstaat als vertrekpunt gehanteerd voor een inspraakprocedure volgens het schema van een Planologische Kernbeslissing (PKB). De discussie over inspraak op nationaal niveau is eerst goed op gang gekomen, nadat de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening (RkRO) in 1970 het "Advies inzake het betrekken van de bevolking bij de vorming van het ruimtelijk beleid" had uitgebracht, dat van essentieel belang is gebleken voor de latere structurering van de participatie. Essentieel omdat door de RARO het verschijnsel inspraak wordt gedefinieerd door de volgende driedeling tf a. Er dient een georganiseerde gelegenheid te zijn voor de bevolking om meningen en gedachten te uiten ten aanzien van uitgangspunten en beleidsvoornemens De bevolking dient daarbij ook de mogelijkheid te hebben in discussie te treden met bestuurders en ontwerpers De bevolking mag verwachten dat hetgeen bij de inspraak naar voren komt ook binnen redelijke grenzen van invloed zal kunnen zijn op de uiteindelijk door de betrokken instanties te nemen beslissing. " (1) In dit hoofdstuk zal worden nagegaan in hoeverre de opgezette inspraakprocedure rond de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Lmmburgse kanalen" voldoet aan de door de RARO geformuleerde driedeling. 2.2. De voorlichtingsbijeenkomsten. Nadat de nota was gepubliceerd, worden op 4, 6, 11, 13 en 18 maart 1980 door de Raad van de Waterstaat in samenwerking niet de directies Noord-Brabant en Limburg voorlichtingsbijeenkomsten belegd in respectievelijk Beek en Donk, Weert, 's-Hertogenbosch, Tilburg en Maasbracht. Elke bijeenkomst start met een inleiding. Vervolgens wordt met een diaklankbeeld een uiteenzetting gegeven over de in de nota aangegeven alternatieven. In het structuurschema (vaarwegen) is voorlopig het Wilhel-
30
minakanaal en het zuidelijk deel van de Zuid-Willensvaart met het kanaal Wessem-Nederweert als hoofdvaarweg aangewezen. Nu de inspraakprocedure voor dit structuurschema achter de rug is, zal de regering binnenkort een beslissing nemen over het hoofdvaarwegennet. Verwacht kan worden dat in deze Regeringsbeslissing zowel de Beneden-Donge en het Wilhelminakanaal als de gehele Zuid-Willemsvaart, het kanaal Wessem-Nederweert en de Dieze als hoofdvaarwegen zullen worden aangewezen. " (2) In de slotopmerkingen wordt over de inspraakprocedure rond de nota 'Analyse ..." gesteld Via deze inspraak is er nu, ook voor u, volop de gelegenheid aan de Raad van de Waterstaat duidelijk te maken waaraan (naar uw mening) het zwaarst moet worden getild. De Raad zal dit dan in de advisering aan de minister betrekken. " (2) In de pauze is voor de aanwezigen gelegenheid schriftelijk vragen te stellen. Na de pauze worden deze vragen beantwoord, waarna nog mondeling vragen of opmerkingen kiinnen worden geplaatst. Alle vragen worden tezamen met de gegeven antwoorden door een medewerker van RWS op schrift gesteld, waarna dit pakket met vragen en antwoorden van alle voorlichtingsbijeenkomsten aan de Raad van de Waterstaat wordt verzonden. Tabel 2 : Soort gestelde vragen naar plaatsen, waar voorlichtingsbijeenkomsten werden gehouden. 0 0
o o 0
Informatieve vragen (abs.) (%) Opinirende vragen (abs.) (%)
to o -p 0
0
0 cj ,0
H
cd cd cd 0
1 31
Uit tabel 2 blijkt dat 1 op de 5 gestelde vragen een bepaalde mening weergeeft over op welke wijze enig alternatief dient te worden gerealiseerd. Tabel 3
Herkomst vragenstellers naar plaatsen, waar voorlichtingsbijeenkomsten werden gehouden. 0 0 0
-p
o
0
4) ç_1
cz Cd -p
4-3 Q) l)
1 CI
-
H
z 0
E-4
Farticulier (abs.) (al
/0
Belangenorganisatie (abs.)
(%) Overheid (abs.)
(%) Uit tabel 3 blijkt dat van elke 10 vragenstellers er 8 uit de bevolking afkomstig zijn, 1 namens een belangenorganisatie het woord voert en '1 namens een overheid. spreekt. In deze fase van de inspraakprocedure wordt enerzijds gelegenheid gegeven zich te oriënteren op het gebied van de ruimtelijke ordening, waar spoedig een beleidsbeslissing moet worden genomen. Anderzijds wordt de mogelijkheid geboden terzake een mening naar voren te brengen. De bevolking staat tijdens deze fase van de inspraakprocedure duidelijk centraal. Uit meerdere onderzoeken bij andere inspraakprocedures blijkt echter dat bepaalde bevolkingsgroepen zijn oververtegenwoordigd. Dr. H.M. Jolles stelt terzake bijvoorbeeld dat de inspraak vooral wordt aangegrepen en gebruikt door personen met een relatief hoge scholingsgraad, relatief veel lidmaatschappen van verenigingen, hogere inkomens, hoger gewaardeerde beroepen, een ruime oriëntatie via dag- en weekbladen ; kortom door diegenen die ook langs andere wegen een relatief grote politieke participatie te zien geven. "
32
Aan de andere kant hebben groepen ten aanzien van wie de achterstand in politieke emancipatie met enige redelijkheid kan worden ondersteld, ook een relatief gering aandeel in de inspraak. Dit bleek het sterkst bij de vrouwen en voorts bij personen zonder voortgezet onderwijs, in de laagste inkomensgroepen. " ( 3) Drs. A.P.A. Korsten en Drs. J.A. Kropman hanteren hiervoor de term participatiekloof. Laatstgenoemden onderscheiden daarnaast een kennisnamekloof. Burgers met een laag opleidings- en beroepsniveau zijn naar verhouding minder niet de inspraakprocedure op de hoogte dan de kategorie met een hoger opleidings- en beroepsniveau. " (4) 2.3. De schriftelijke inspraakreacties. Door medewerkers van RWS is voor de Raad van de Waterstaat een lijst samengesteld, waarop tal van overheden, belangenorganisaties en andere groeperingen voorkomen, die mogelijk betrokken willen worden in de inspraakprocedure. Aan deze instanties is de nota met bijlagen toegezonden. De Commissies voor de Scheepvaartwegen en voor de Waterhuishouding van de Raad van de Waterstaat zullen U gaarne t.z.t. in de gelegenheid stellen Uw standpunt niet betrekking tot het in deze nota behandelde uiteen te zetten in een openbare hoorzitting. Indien U van deze gelegenheid gebruik wilt maken, verzoek ik U mij dit v66r 1 mei 1980 mede te delen, waarbij ik gaarne een samenvatting van het door U te houden betoog ontvang. Uiteraard kunt U er ook mee volstaan mij een schriftelijke uiteenzetting van Uw standpunt toe te zenden. Over plaats en tijdstip van de hoorzitting zal ik U nog nader berichten. " ( 5) In een uitgave van de Rijksplanologische Dienst (RPD) vergelijkt Mr. J. Witsen een aantal schriftelijke inspraakreacties van planologische kernbeslissingen. (6) In tabel 4 worden de resultaten van de schriftelijke inspraakreacties, die uitgebracht zijn inzake de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen", weergegeven naast het door Mr. Witsen samengestelde overzicht van schriftelijke inspraakreacties bij een tiental andere F.K.B.'s.
33
Tabel 4 : Schriftelijke inspraakreacties per P.K.B.
111111 0
No
1
CJU\
1
0 cc
oaj
1
Cij.zzt
Çij
t
1
t
t
t
f1)
ho
an
C-(\J
1
C0t
IC-
C
0C\J
Lr\r'cç-
uçij
C\J
-H (f2 (12
-H LO
Lr\ c' C\JU'\
0
C'Ç\J
1
1
LO
co
N
LO
U\
C-zt
t
t
LO0LP\LD
ou\Lr\
0LOC\J
—
U\C'J
(f2
t
1
c1) 0 P Ci)
t
(2)
C0LO0 OC'-
LO
co
C\J
C
0
0 (12
(D-
C
11
1
7-
rHP Cj
C\.J
co
1
t
N"
ç—
Ç\j
02
C-
(12 Ci)
OLO
CJ
co
LO
rCz-
LO
cl) 02
S
S
(f2
(f2
f2) f2) r-1 f2)
Id 0)
f2)
t
FHC
I—l•H
t
H
t
(f2
02
02
02
02
0(12 •H -4 4Df2)
ct
ctj -.
0
cd
cz
t H H H
• 1
S
S
(12
- —
cl)
-P12)
P ci f2)
0
f1)
ct 4-4 0
cl) cI
O
0f2)
Ci) Ci)
Ci)
(0 P
'1)
t
HÇ)
-pCi)
•HbC
Ci) 0
rHr. 0-H P.P
34
0 Ci)
(f2
0
(12
•HCi)
f2) f2)P
•H(V '(j •H r=; cz
..
- c
(f2
•H H
HIP
r
•
f2)'.
-pf2)
•HO dC
-
Ps t
02(1)
4Df2.) .rÇ-p Pi (12(J)
\0\ K
t
0(f) C Cdfi) P-4 P4 0) (120
•H•H
0 r.
co
(\J
hO 0 r-C\
rl ct C P 0
f2)
cl) 0
•H cz
rH chO
(2) bi2
(12
Ct
r Ci) O
1)
(f2
Ci)
Ci) -H -
d
Ci) •H S-' •H
Omschrijving kolommen 1 t/m 11 van tabel 4 1 = Struc -buurschema Drink- en Industriewatervoorziening ('72). 2 = Orinteringsnota ('73). 3 = Structuurschema Elek -briciteitsvoorziening ('75). 4 = Aanvullend structuurschema Elektriciteitsvoorziening ('77). 5 = Verstedelijkingsnota ('76). 6 = Nota Waddenzee ('76). 7 = Nota Landelijke Gebieden 8 = Structuurschenia Verkeer & Vervoer 9 = Structuurschema Volkshuisvesting 10 = Structuurschema Vaarwegen ('78). 11 = Nota Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen ('78). Uit tabel 4 blijkt dat, wanneer de uitgebrachte schriftelijke reacties onderling procentueel worden vergeleken, het aantal reacties uit de bevolking het geringst is van alle beschouwde F.K.B.'s bij de nota "Analyse verbetering Brabantse en NiddenLimburgse kanalen". Vervolgens blijkt uit tabel 4 dat de inbreng van de institutionele insprekers bij procentuele vergelijking het grootst is van alle beschouwde P.K.B.'s bij de nota "Analyse .... Wanneer de specificatie van de institutionele insprekers nader wordt bekeken dan kan, procentueel gezien, de inbreng van overheden niet over- dan wel ondervertegenwoordigd worden geduid.. Schriftelijke reacties uit de hoek van de milieu-, actie- en andere groepen zijn in slechts én andere P.K.B.-procedure nog minder geweest. De belangenorganisaties hebben zich in deze fase van de inspraakprocedure van de nota "Analyse ..." nadrukkelijk gepresenteerd ; slechts in én andere P.K.B.-procedure werden door belangenorganisaties, procentueel gezien, nog meer reacties verzonden. 2.4. De hoorzitting. Op 11 augustus 1980 zendt het secretariaat van de Raad van de Waterstaat aan de leden van de Commissies voor de Scheepvaartwegen en voor de Waterhuishouding de ingekomen schriftelijke inspraakreacties op de nota "Analyse ...' integraal toe. De commissieleden kunnen zich aldus een beeld vormen van de ingebrachte voor- en nadelen die bij de onderscheiden alternatieven
35
door de insprekers van belang worden geacht. Op 8 oktober wordt de openbare hoorzitting gehouden, waar diegenen die dat tijdens de schriftelijke inspraakfase te kennen hebben gegeven hun standpunt kunnen toelichten. Overigens komt dit dikwijls neer op een herhaling van het standpunt dat al in de schriftelijke reactie uiteen werd gezet. Tabel 5 : Inspraakreacties gedurende de inspraakprocedure van de nota "Analyse verbetering Brabantse en MiddenLimburgse kanalen. 1. Üa) •rl
-pa)
r1
r1
0
-
Individuele reacties
(abs.)
93 77 0 0 27 23
(0/)
II - Inspraakgroepen
(abs.)
III - Institutionele insprekers
(abs.)
(c/)
(%)
Specificatie institutionele insprekers (abs.) overheden
13
(%) politieke groeperingen
(abs.)
milieu-, actie- en andere groepen
(abs.)
belangenorganisaties
(abs.)
47 O O O O 14
(%)
53
universitaire inst.
(%)
O O 0 0
(abs.)
(%) diversen
(abs.)
(%)
36
00.)
0
8
1
0
3 0
64
35
89
97
23 36 0 0 8 13
14 40 0 0 4
27 42 0 0 6 9
16 46 0 0 1
11
3
Uit tabel 5 blijkt dat in deze laatste fase van de inspraakprocedure de reacties nagenoeg geheel afkomstig zijn van institutionele insprekers. De specificatie van laatstgenoemde categorie insprekers levert, procentueel gezien, een beeld op dat overeenkomst met de inbreng tijdens de fase van de schriftelijke reacties. Vergelijking van de inbreng vanuit de onderscheiden groeperingen tijdens de drie fasen van deze inspraakprocedure laat zien, dat de bevolking voornamelijk reageert tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten. Uit tabel 2 bleek al dan van iedere 5 gestelde vragen tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten er 1 een bepaalde mening weergeeft over op welke wijze enig alternatief dient te worden gerealiseerd. In de volgende fase wordt het spectrum van insprekers in belangrijke mate beheersd door de institutionele insprekers, terwijl in de laatste fase de reacties uit de bevolking als uiterst minimaal zijn te duiden. Op 21 januari 1981 verzendt het secretariaat van de Raad van de Waterstaat aan de commissieleden een notitie, waarin ondermeer de mogelijke voor- en nadelen van verbetering van de Erabantse en Nidden-Limburgse kanalen worden geïnventariseerd. Daaraan is toegevoegd wat in de schriftelijke reacties en tijdens de hoorzitting ter zake naar voren is gebracht. De vraag kan worden gesteld waarom het nakket vragen en antwoorden van alle voorlichtingsbijeenkomsten niet wordt meegenomen in de notitie van de Raad van de Waterstaat. Als deze resultaten worden weggelaten kan worden vastgesteld dat deze inspraakprocedure in zeer belangrijke mate wordt aangegrepen door institutionele insprekers met een uiterst bescheiden rol voor de bevolking. Het is in dit verband interessant om vast te stellen met welk oogmerk de inspraakprocedure is gestart.
2.5. Voor wie is de inspraak eigenlijk bedoeld ? Dr. N.J.N. Nelissen merkt in zijn artikel "Genstitutionaliseerde beweging't terzake ondermeer op " De overheid verwacht vaak van de inspraak dat ze leidt tot een verbetering van de kwaliteit van de planning en het geplande. Inspraak wordt verder gezien als een hulpmiddel bij
Lott
de legitimering en het vergroten van de acceptatiebereidheid van de plannen bij de burgerij. In deze zin dreigt inspraak te verworden tot een puur administratief-planologisch vraagstuk, waarbij het gevaar bestaat dat het een min of meer autonoom onderdeel van de bestuurspraktijk gaat worden dat zijn democratische missie heeft verloren. De burger daarentegen heeft heel andere verwachtingen van inspraak. Hij hoopt door middel van inspraak in staat te zijn invloed uit te oefenen op zijn (toekomstige) woon- en leefmilieu. Hij hoopt direct invloed op de plannen en beleidsvoornemens te kunnen uitoefenen. Voorts is inspraak voor hem een onderdeel van een algemeen proces van vorming en democratische betrokkenheid. Deze verschillende opvattingen over wat inspraak dient te zijn en voor wie het eigenlijk bedoeld is, hebben gedurende de laatste jaren het inspraakkamp in tweeën gedeeld ; aan de ene kant de denkers over inspraak in instrunentele zin en aan de andere kant die in emancipatorische zin, " ( 7) Na analyse van het voorhanden zijnde materiaal sDringen rond het besluitvormingsproces inzake de verbetering van de Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen meerdere overheden, groeperingen en instanties naar voren, die gedurende meerdere jaren op enigerlei wijze betrokken zijn bij dit ploces. 11et medewerkers hiervan zijn intervieuws van 1+ â 2 uur gehouden, waarin werd ingegaan op de inspraakprocedure en het (in)formele overleg dat men voerde rond de nota "Analyse ...'. In hoofdstuk 3 zal bij het laatstgenoemde aspect worden stilge staan. Achtereenvolgens werd gesproken met meerdere medewerkers van RWS, een medewerker van de PPD, hoofd afdeling stadsontwikkeling van de gemeente 's-Hertogenbosch, de secretaris van de conimissie verkeer van de Kamer van Koophandel en Fabrieken 's-Hertogenbosch, een wethouder namens de regio IJden-Veghel, een medewerker van de afdeling ruimtelijke ordening van de gemeente Rosmalen, een medewerker van het Stadsgewest 's-Hertogenbosch, de adjunct-secretaris van de Raad van de Waterstaat, de natuurbeschermingsconsulent Noord-Brabant en de directeur weg- en watertransport van de CHV-Veghel.
51-01 MLGJ
Een van de medewerkers van RWS merkt over de nota "Analyse ...' op :"Dit soort nota's worden voornamelijk toegeschreven naar overheden. Dat de bevolking er ook nog iets mee moet, speelt bij het schrijven een geringe rol." De medewerker van de gemeente Rosmalen stelt : "De nota is een moeilijk leesbaar stuk. Hij is geschreven op deskundigen, terwijl met de bevolking onvoldoende rekening wordt gehouden." De adjunct-secretaris van de Raad van de Waterstaat stelt "Zo'n nota moet geschreven worden zowel als basis voor de beraadslagingen in de Commissies als in de Raad. Ingewikkelde dingen kan je niet altijd eenvoudig schetsen. Over het algemeen blijken de mensen goed te begrijpen waar het om gaat als je kijkt naar de reacties die men bij de Raad krijgt." Wanneer de inspraakprocedure nader wordt besproken, stelt de medewerker van de Kamer van Koorhandel "Individuele inspraak komt bij dit soort plannen niet aan de bak." De natuurbeschermingsconsulent meent "Burgers zijn wel genteresseerd, maar om schriftelijk te reageren moet je over een drempel heen. o'n hoorzittinR is en." Over de voorlichtingsavonden stelt de adjunct-secretaris van de Raad van de Waterstaat "Deze avonden zijn puur bedoeld om uiteen te zetten wat de conseauenties zijn van de verschillende alternatieven. Nen an vragen ter verduidelijking stellen. Het is bepaald niet de bedoeling te gaan discussiren»' Over de uitvoerige verslaglegging van de voorlichtingsbij eenkomsten stelt hij verder "Net de verslaglegging gebeurd hier verder weinig ; de commissieleden kunnen zich informeren over problemen ter plaatse." De doelstelling is zijns inziens tweeledig "Enerzijds duidelijkheid scheppen, zodat men op een zinnige manier schriftelijk kan gaan reageren. Anderzijds de mensen motiveren om te gaan reageren." 2.6. Samenvatting en conclusies. De door RWS uitgebrachte nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen" heeft een inspraakprocedure doorlopen volgens het PKB-schema. Vergelijking van de inbreng vanuit de tweedeling individuele reacties versus reacties van institutionele insprekers laat zien, dat de bevolking voornamelijk reageert tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten.
39
Van iedere 5 gestelde vragen tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten zijn er 14 informatief van aard en geeft 1 een bepaalde mening weer. Zowel de fase van de schriftelijke reacties als de fase van de hoorzitting worden gedomineerd door reacties van institutionele insprekers. In par. 2.1. werd de definitie van de RARO van het verschijn-. sel inspraak geciteerd. Gesteld kan worden dat aan punt a. "De georganiseerde gelegenheid om meningen en gedachten te uiten ten aanzien van uitgangspunten en beleidsvoornemens" is voldaan door het houden van een vijftal voorlichtingsbijeenkomsten, waar vragen en opmerkingen konden worden geplaatst. De realisatie van punt b. "De bevolking dient daarbij ook de mogelijkheid te hebben in discussie te treden met bestuurders en ontwerpers" lijkt veel discutabeler te zijn. Verwezen wordt naar de uitspraak van de adjunct-secretaris van de Raad van de Waterstaat "Het is bepaald niet de bedoeling te gaan discussiren." Over de uitvoering van punt c. "De bevolking mag verwachten dat hetgeen bij de inspraak naar voren komt ook binnen redelijke grenzen van invloed zal kunnen zijn op de uiteindelijke door de betrokken instanties te nemen beslissing" is het moeilijker oordelen. In de eerste plaats omdat de uiteindelijke door de betrokken instanties te nemen beslissing nog niet is genomen. Wanneer deze inspraakprocedure wordt beschouwd blijkt dat de bevolking voornamelijk reageert op voorlichtingsbijeenkomsten. Hetgeen daar wordt opgemerkt, wordt later niet meegenomen. Dit is in tegenspraak met de slotopmerkingen, zoals die in par. 2.2. werden weergegeven " Via deze inspraak is er nu, ook voor u, volop de gelegenheid aan de Raad van de Waterstaat duidelijk te maken waaraan (naar uw mening) het zwaarst moet worden getild. De Raad zal dit dan in de advisering aan de minister betrekken. " (2) De laatste twee fasen van deze inspraakprocedure worden in belangrijke mate beheersd door de institutionele insprekers. Deze fasen zijn de eigenlijke inspraakfasen. De bevolking mag best verwachten dat hetgeen tijdens deze inspraakfasen naar voren
all
komt ook binnen redelijke grenzen van invloed zal kunnen zijn op de uiteindelijke door de betrokken instanties te nemen beslissing. "Wat naar voren komt" heeft in deze inspraakprocedure echter weinig met reacties uit de bevolking van doen. Het is de vraag of dat bedoeld werd door de RAHO in hun "Advies inzake het betrekken van de bevolking bij de vorming van het ruimtelijk beleid". In hoofdstuk 4 zal worden geformuleerd hoe een dergelijke inspraakprocedure kan worden opgezet in de zin zoals de RARO dat destijds formuleerde.
41
Noten bij hoofdstuk 2. 1 - RARO, Advies inzake het betrekken van de bevolking bij de vorming van het ruimtelijk beleid, 's-Gravenhage, 1970. 2 - Schuurman, Ir. J.B., Toelichting op de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nid.den-Limburgse kanalen", archief RWS-directie Noord-Brabant, 431 980. 3 - Jolles, Dr. H.N., De poreuze demokratie - een sociologisch onderzoek naar het inspraakverschijnsel, Alphen aan den Rijn, 1974. - Korsten, Drs. A.P.A. en Drs. J.A. Kropman, Inspraak bij de ontwikkeling van het streekplan Veluwe, Nijmegen, 1 976. 5 - Veen, Nr. T. van, Brief d.d. 19 februari 1980 inzake de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen", archief RWS-directie Noord-Brabant. 6 - ditsen, Iir. J., Planologische Kernbeslissingen, RPD-publicatie '80-1, 's-Graven.hage, 1980. 7 - Nelissen, Dr. N.J.N., Genstitutionaliseerde bewegin, In Thurlings, J.N.G-., e.a., Institutie en beweging, Deventer, 1980.
42
3: INSTITUTIONELIE INSPREIERS. 3.1. Inleiding.
Zoals al in par. 2.5. is aangegeven zijn met medewerkers van meerdere overheden, groeperingen en instanties intervieuws gehouden, waar de eigen invalshoeken inzake de verbetering van de Zuid-Willenisvaart ter sprake zijn gebracht. In dit hoofdstuk zal hierop worden ingegaan, waarbij een relatie wordt gelegd met nota's, brieven, etc. die in het verleden werden geschreven. 3.2. De gemeente 's-Hertogenbosch.
Nadat in juni 1966 de RWS-nota "Verbetering Zuid-Willemsvaart en kanaal Wessem-Nederweert" was verschenen, belegden op 14 april 1967 de Commissies van de Raad van de Waterstaat een hoorzitting over deze nota. Tijdens deze hoorzitting brengt de gemeente 's-Hertogenbosch naar voren een studie te missen over de mogelijkheden van een omlegging om de stad van de Zuid-Willemsvaart. Op 19 september 1968 biedt de gemeente aan RWS een "werknota" aan betreffende de omlegging Zuid-Willemsvaart, waarin wordt gepleit voor het leggen van dit kanaal buiten het stedelijk gebied. Nadat de gemeente door RWS herhaalde malen is verzocht met een nota te komen, handelend over de te kiezen oplossing als het huidige tracé in de stad gehandhaafd blijft, verschijnt in augustus 1971 de gemeentelijke nota " 's-Hertogenbosch en de Zuid-Willemsvaart" (de rode nota). Samenvattend worden twee conclusies getrokken. Enerzijds " het bevorderen van rnaatrege" len, die ertoe leiden dat het kanaalgedeelte tussen sluis 0 en de Dieze uiterlijk in 1980 als vaarweg gesloten is. Intussen zal onderwerp van een serieuze studie moeten zijn .of de nationale economie een alternatieve voorziening ten behoeve van het scheepvaartverkeer vereist. In het bevestigend geval zal bij het zoeken naar concrete maatregelen een herorintatie op het Wilhelminakanaal en de Maas moeten plaatsvinden. Door deze opstelling verslechtert de verstandhouding tussen de gemeente en RWS in de daarop volgende jaren aanmerkelijk.
43
Bijvoorbeeld de briefwisseling van RWS aan de gemeente op 3 juli 1973 " Gezien de lange duur van onze correspondentie is het U blijkbaar ontgaan, dat ik van de Raad van de Waterstaat de opdracht heb om een nota te maken, waarin zowel een mogelijk plan door 's-Hertogenbosch als een mogelijke omlegging wordt beschreven. Alvorens deze nota op te maken heb ik uw oordeel gevraagd en ontvangen. Het laatste bericht was dat U hoe dan ook geen Zuid-Willemsvaart meer door Uw gemeente wenst. " (2) Het antwoord van de gemeente aan RWS van 16 juli 1973 " In antwoord op uw bovenaangehaalde brief berichten wij U, dat de inhoud daarvan ons toch onaangenaam heeft getroffen. Wij betreuren het dat wij niet worden geconfronteerd met daadwerkelijke pogingen tot onderzoek voor een demping c.q. omlegging van de Zuid-Willenasvaart. " ( 3) Nadat in 1980 de nota "Analyse ... van RWS verschijnt, komt een medewerker van de gemeente op de voorlichtingsbijeenkomst in deze stad, waar verschillende vragen worden gesteld. In de schriftelijke reactie aan de Raad van de Waterstaat onderstreept de gemeente dat verruiming van het kanaalvak door de binnenstad onaanvaardbaar is. De gemeente kiest voor het alternatief via het Wilhelminakanaal. Op de hoorzitting van 8 oktober 1980 bevestigt de gemeente dat verruiming van het kanaalvak door 's-Hertogenbosch wordt afgewezen. In het intervieuw met het hoofd van de afdeling stadsontwikkeling van deze gemeente merkt hij over de inspraakprocedure op : "Het is zeker van belang om van je te laten horen. We hebben de indruk dat de gemeentelijke argumenten niet erg zwaar wegen. " Net betrekking tot het tot stand komen van de nota "Analyse .." merkt hij op : "We hebben een vorm van vooroverleg gemist. Alleen als je er zelf om vraagt, dan lukt het wel eens. We hebben het gevoel dat er nooit een beslissing komt." Over de nota "Analyse" heeft de gemeente contacten gehad met de gemeente Rosmalen en het Stadsgewest 's-Hertogenbosch. "We hebben in stadsgewestelijk verband gezocht naar een oplossing buiten het stadsgewest. 's-Hertogenbosch en Rosmalen hebben tegengestelde belangen."
Net de provincie zijn terzake weinig contacten geweest. Volgens het hoofd van de afdeling stadsontwikkeling zijn alleen op bestuurlijk niveau wel eens standpunten uitgewisseld. Op basis van wat nu bekend is bij de gemeente meent men dat RWS de Zujd-Wjllemsvaart door de stad wil verbeteren.
Vraag Bosch' kam- erlid:
Zd -. Willemsvaart niet verbreden (Van een onzer verslaggevers DEN HAAG/DEN BOSCH - Het Bossche VVD-tweedekamerlld Herman Lauxstermann wil van de minister van Verkeer en Waterstaat een uitspraak, dat de ZuidWlllemsvaai-t binnen de stad Den Bosch niet wordt verbreed. Dit blijkt uit schriftelijke vragen dle het kamerlid de minister gisteren heeft gesteld.
wordt om een bestemmingsplan te maken. Met zijn vragen hoopt Lauxstermarrn van de minister het antwoord te krijgen, dat zoiets nooit zal gebeuren, zo verklaarde het kamerlid gisteren in toelichting op zijn vragen. ,,Een verbreding van de Zuid-Willemsvaart door de stad zou krankzinnig zijn, volmaakt onaanvaardbaar", aldus Lauxstermarïri.
Laaxstermann stelt zijn vragen naar aanleiding van de verontrusting die dinsdagavond in de Bossche commissie voor ruimtelijke ordening is geuit, naar aanleiding van de huidige opstelling van Gedeputeerde Staten rond de verbreding van het kanaal ten noorden van Veghel. Het kamerlid wil weten of de minister het met GS eens is, dat het omleggen van de ZuidWillemsvaart om Den Bosch op korte termijn niet mogelijk zou zijn, en dat daarom het kanaal binnen de stad ,,tijdelijk" zal moeten worden verbreed. Lauxstermann wijst de minister op de grote bezwaren die Den Bosch tegen een dergelijke verbreding heeft. js de minister het met het gemeentebestuur van Den Bosch eens, dat verbreding van de Zuid-Willemsvaart een onaanvaardbare aantasting van de binnenstad en van de verkeersstructuur zou betekenen?", vraagt het liberale kamerlid. Hij dringt er met klem op aan, dat de minister ,,nee" zegt tegen zo'n plan. Als de hogere overheden beslissen dat het kanaal binnen de stad verbreed moet worden, dan zal Den Bosch daar nee tegen zeggen. De minister kan dan een zogenaamde aanwijzing geven, waarmee Den Bosch toch verplicht
Uit : Brabants Dagblad 8 januari 1981.
45
3.3. De gemeente Rosmalen. In april 1970 verschijnt van de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij voor de gemeente Rosmalen de "Discussienota omlegging Zuid-Willeinsvaart". Deze nota is uitgebracht op verzoek van de gemeente naar aanleiding van een advies uitgebracht door het Bureau van Embden, c.s. in oktober 1968 voor het stadsgewest 's-Hertogenbosch (zie par. 3.4.). In de discussienota worden ondermeer de volgende conclusies geformuleerd Uitgaande van een afnemend aantal scheepvaartpasÈages en gebaseerd op het voorkeursalternatief inzake de hoofdwegenstructuur lijkt het handhaven van de Zuid-Willensvaart binnen het stadslichaan van 's-Hertogenbosch aanvaardbaar, daar de gedachte verruiming binnen de bestaande begrenzingen te verwezenlijken is. De genoemde voor- en nadelen afwegend lijkt het duidelijk dat de nadelen zwaarder zullen wegen en dat de gemeente Rosmalen slechts akkoord kan gaan met alternatief III als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. " ( 4) In juli 1970 brengt de gemeente zelf een nota uit "Omlegging Zuid-Willemsvaart", waarin stelling wordt genomen tegen een mogelijke omleiding van de Zuid-Willemsvaart. ' Indien wij er van uitgaan dat een omlegging van de Zuid-Willemavaart, gezien de strukturele ontwikkeling, een niet rele zaak is, zal het onvermijdelijk zijn dit kanaal binnen de muren van de stad 's-Hertogenbosch te handhaven. " 5) Nadat de RWS-nota "Analyse ..." is verschenen, is op de voor(
lichtingsavond te 's-Hertogenbosch de gemeente als toehoorder aanwezig. De medewerker van de afdeling ruimtelijk ordening van de gemeente Rosmalen merkt over deze bijeenkomst op : "Onze indruk was uit de formuleringen van RWS-vertegenwoordigers die avond dat er weinig kans bestaat op realisatie van de omlegging van het kanaal." Op 12 mei 1980 komt de gewestelijke raad van het Stadsgewest 's-Hertogenbosch bijeen, waarin wordt gekozen voor de variant via het Wilhelminakanaal (zie par. 3.4.). De tegenstrijdige belangen van 's-Hertogenbosch en Rosmalen worden zo onizeild. In de fase van de schriftelijke reactie laat de gemeente weten de omlegging van de Zuid-Willenisvaart over het grondgebied van Rosnialen (alternatief D-IV) pertinent af te wijzen. Zij spreekt
een voorkeur uit voor een verruiming van het Wilhelminakanaal. Op de hoorzitting van 8 oktober 1980 laat de gemeente zich vertegenwoordigen. Als verklaring wordt hiervoor gegeven "Er waren geen mogelijkheden, aangezien de portefeuillehouders verhinderd waren. Een ambtenaar sturen achtten we niet zo zinvol. Daarom heeft het stadsgewest 's-Hertogenbosch ons vertegenwoordigd." In het intervieuw merkt hij over de inspraakprocedure op "Als zo'n procedure wordt gestart vindt intern een afweging van de voor- en nadelen plaats. We komen tot een heroverweging van standpunten. Ons ambtenarenapparaat is daar niet zo op ingesteld, omdat de gemeente geen water heeft. Als zoiets zich voordoet wordt het doorgeschoven naar de afdeling ruimtelijke ordening. Daar zijn we dan al blij als we binnen de termijn een advies kunnen uitbrengen. Het is voor ons veel moeilijker om een gelijkwaardige reactie te leveren.'t Over de nota "Analyse ..." heeft de gemeente contacten gehad met de gemeente 's-Hertogenbosch en het Stadsgewest 's-Hertogenbosch. In een latere fase ook met de provincie toen die van standpunt was veranderd. "'Je hebben dat heel merkwaardig gevonden. De provincie baseerde haar verandering op informaties die haar van rijksambtenaren in augustus 1980 ter ore waren gekomen. Die regeringsbeslissing was toen nog niet openbaar. Daarmee doorkruis je toch de inspraakprocedure." (zie par. 3.9.) Het gemeentebestuur heeft fel gereageerd. Er werden persconferenties gegeven en contacten gelegd met de Gedeputeerde in G.S., provinciale statenfracties van het CDA en PvdA en met de 2e kamerfractie van het CDA. "De statenfracties zijn echter ook beïnvloed door het Veghelse bedrijfsleven. De indruk bestaat dat de belangen van de bedrijven in Veghel nogal zwaarwegend zijn in de politieke kanalen." (zie par. 3.7.). De gemeente Rosmalen heeft aan de Kame±' van Koophandel om een standpuntbepaling verzocht. "Binnen de Kamer van Koophandel is de Veghelse bedrijfsbenvloeding ook merkbaar. Eerst hadden de Kamers verschillende standpunten, maar later kwam men op hetzelfde standpunt." (zie par. 3.6.). Over de contacten met RWS merkt hij tenslotte op : "Je merkt dat ze anders zijn gaan denken. Onze indruk is dat ze denken Waarom blijft Rosmalen zo dwarsliggen tegen de omleiding ?"
cl P.
ct
tij
9)
01 ct 0) tzi
9) Cq
01
9)
c.
!R1 co
B. en W. geblegd over visie Ged. State,
Rosmalens, rotest ZW=Vaart (Van een onzer verslaggevers) RO8MALEN - Het Roamzien totlege van B. en W. Ii gebeigd over de houding van Ged. Stalen. die zoals burgemeester mr. D. Burger. het gisteravond In de gemeentezud uitdrukte ,,ali een btad aan de boom zijn omgedraaId' met hun standpunt ten aanzien van mogelijke omlegging van de Zuld-Wlllemavaart bij Den Busch, Rosmalens burgemeester Burgers zei dat Geii Staten eigenlijk in een periode van twee weken van mening zijn veranderd." Ggd. Staten hebben eind december hun voorkeur uitgesproken voor een omlegging van het kanaal bij Den Bosch, hoewel zij - rekening houdend m et planologisch en finanmale problemen - realisering van
die omlegging op korte termijn niet haalbaar achten. Als noodoplossing hebben zij gekozen voor verbreding van het gedeelte van de Zuid-Wtllemsvaart door Den Bosch tot volwaardige klasse 2 vaarweg. De Rosmalens gementeraad heef t gisteravond bij de start van de begrotingsbehandeling een motie van het raadslid £ Noppen (PWR) aangenomen waarin met klem wordt gepri,testeerd tegen de planologisch onzekere situatie, waarin de gemeente verkeert door de plannen voor een mogelIjke omlegging van de Zuld-Willemsvaart over Rosmalens grundge. bied. Noppen stelde dat Rosmalen door de uitspraak van het dagelijks bestuur van de provincie weer voor lange tijd wordt bekent
in de bestemmingsmogelljkheden van gronden, dle in de zijns inziens nooit haalbare omlegglngsroute" liggen. Vorig jaar heeft de Rosmalense raad, eveneens bij de begrotingsbehandeling, ook al uitgesproken dat aan de al jarenlang bestaande onzekere situatie een eind moet komen.
/
.
'iea-
io '
4 •
.' 'A 'c
..nuoii hoalbe-ar"...
'
1
De motie, die gisteravond met algemene stemmen werd aanvaard, zal ter kennis worden gebia'iit van de minister van Verkeer cii Waterstaat, de Raad voor ie Waterstaat, de Tweede Kamer, .ed. Staten, di. fracuevoorzitters van Pros iii iaie Staten van Noord-lirabant en het stadsgewest D,'n Itoscit In de motie wordt tot u tdrukkirig gebracht dat het voor
Rosmalen met de nog steeds van kracht zijnde ,,blokkering" van ruimtelijke mogelijkheden casmogelijk Is voor het gebied, grenzend aan de rijksrondweg, een aanvaardbaar structuurplan te maken. De gemeente wil in dit gebied in de toekomst om, sportaccommodaties aanleggen. Burgemeester Burgers zei gisteravsd dat B. en W'vrijdagnrgen een gesprek hebben met Ged Staten. We zullen dan het volstrekt onaanvaardbaar uilspl'eken over het advies van Ggd. Staten." Rosmalens burgemeester zei te hopen dat dit nog van invloed is op de gang van zaken in een aantal Statencommissies, dle vrIjdag eveneens bijeenkomen.
3.4. Het Stadsgewest 's-Hertogenbosch. Op 19 augustus 1969 verzendt het stadsgewest een brief aan RWS. Bij de voorbereiding van het gewestelijk struktuurplan gaan wij uit van de noodzaak tot omlegging van de Zuid-Willensvaart buiten het centrum van 's-Hertogenbosch. Op grond van een advies van onze stedebouwkundige adviseur hebben wij gekozen voor een tracé globaal parallel aan en ten oosten van de oostelijke rondweg rond 's-Hertogenbosch, welk tracé U vindt aangegeven in bijgaand advies van het Bureau van Embden, c.s. " (6) Dit "Advies omlegging Zuid-Willemsvaart 's-Hertogenbosch't is verschenen in oktober 1968. In de formulering van het advies valt de keus op tracé III. Tracé III verstoort weinig in de huidige struktuur, snijdt slechts door een smalle stedelijke zone tussen Hintham en Rosrnalen. De ligging is dicht bij de nieuwe rondweg, zodat een bundeling in de infrastructuur bereikt wordt. Bovendien ontstaat bij dit tracé de mogelijkheid tot ontsluiting van een zeer gunstig gelegen industriegebied van ± 150 ha. Op 23 december 1975 zendt de HID aan G.S. van Noord-Brabant, B. en W. van 's-Hertogenbosch en Rosmalen en het dagelijks bestuur van het Stadsgewest 's-Hertogenbosch de "Notitie inzake de verbetering van de Zuid-Willemsvaart". De genoemde partijen reageren na onderling beraad middels het provinciaal bestuur op 23 juni 1 976 In de discussie werd door het Stadsgewest 's-Hertogenbosch en de gemeente 's-Hertogenbosch voorkeur geconstateerd voor de variant 3 : uitbouw van het Wilhelminakanaal. " (8) Nadat de RWS-nota "Analyse ..." is verschenen, is op de voorlichtingsavond te 's-Hertogenbosch het stadsgewest als toehoorder aanwezig. De medewerker van het stadsgewest merkt over deze bijeenkomst op : "Onze indruk dat RWS kiest voor verbreding van de traverse 's-Hertogenbosch werd daar wel bevestigd." Op 12 mei 1980 komt de gewestelijke raad van het Stadsgewest 's-Hertogenbosch bijeen, waarin wordt besloten 3. als gewestelijk standpunt naar voren te breng6n, dat gezien de afweging van het regionaal economisch belang ten opzichte van de aantasting van andere belangen, een verbreding van de Zuid-Willemsvaart noordelijk van Veghel wordt af gewe-
WUM
it
zen en dat gekozen wordt voor het Wilhelminakanaal als hoofdvaarroute. (9) In de schriftelijke reactie aan de Raad van de Waterstaat wordt dit standpunt herhaald. Op de hoorzitting van 8 oktober 1980 laat het stadsgewest weten, dat de conclusie neergelegd in de schriftelijke reactie onverkort blijft gehandhaafd. In het intervieuw wordt over de inspraakprocedure opgemerkt "Door de inspraakprocedure wordt je duidelijker op momenten gedrukt. Je hebt echter maar een marginale invloed. De inspraak ten opzichte van de burgers is mislukt. In dorpenplannen is blijvend een grote participatie van de bevolking. Of dat ook op zo'n grote schaal en bij specifieke en complexe problemen werkt, is de vraag»" Over de nota "Analyse ..." heeft het stadsgewest contact gehad met de gewestgemeenten. Daarnaast heeft men geïnformeerd naar het standpunt van het Gewest Tilburg. Tenslotte zijn er de contacten met de provincie, waarin is afgesproken dat de provincie zou trachten tot 1 Brabants standpunt te komen. De gevolgen van het PFC-advies van augustus 1980 aan de provincie, wat heeft geleid tot de ommezwaai in de standpuntbepaling van G.S., werden eerst in december 1980 bij het stadsgewest bekend. Een 6n ander werkte daar "erg verrassend". De medewerker van het stadsgewest meent dat "de provincie de in de PPC-advisering aangekondigde op handen zijnde regeringsbeslissing, waarin zowel het Wilhelminakanaal als de Zuid-Willemsvaart als hoofdvaarweg zouden worden aangewezen, heeft aangegrepen voor een ambtelijke herwaardering. Immers als de ZuidWillemsvaart geen hoofdvaarweg zou worden, dan zou het beheer van het rijk overgaan naar de provincie, hetgeen daar financile consequenties zou hebben. Daarnaast groeide de overtuiging dat je de Zuid-Willemsvaart niet zomaar moest afdanken met het oog op de energieproblematiek." (zie par. 3.9,). Of er inmiddels een wijziging is opgetreden in het standpunt van RWS inzake het te kiezen alternatief voor de verbetering van de Brabantse kanalen is bij het stadsgewest niet bekend.
50
ct
Verzet tegen Haagse plannen omtrent Zuid- Willernsvaart
til
Stadsgewest wil geen' breed kanaal c-t ei
aq
(Van een onzer verslaggevers) DEN BOSCH - Het dageUjka ' '1 -' kr. ' bemuur van het Stadsgewest Den Bosch Ii tegen ledert verbredIng v*dc Ztild WUemav&art tea j
.
5
t
;
r ,z - .
hoeft dat geschreven aan de Raad
-.
Het stadsgewest wijst dus alle " . E)e regio Uden-Veghel en de Ceha- drie de :1ternatie'en van Rijks
41 i&1i
g, - - ., - s..
ç1
0
OJ 0
rv
or
valt men terug op het stadsgewest. - \ gaan van de minister van verkeer p l)e gemeenten van het Stadsge- Lelijk structuurplan, waarin staat . '. en waterstaat. Op het ministerie Den Bosch, gelegen aan de dat het noordelijk deel van de w.edt sterk gedacht In de richting - 7.uid-Witleinsvaart (Den Bosch, Zuid-Willemsvaart als hoofdvaar.---..-; ,. - --'" - ,.. van verbreding van het fL11 ii t) n Dungon Berlicum route moet worden afgesloten en ' - 1 door Den Bosch, teneinde de ;;. - wijk-l)lnther en Schijndel) dat het Wilhelruinakanaal voor ' '\ • scheelivaart tussen de Maas en zijn ciii maart na gezamenlijk deze functie geschikt moet worden 1Ielnnd te vergemakkelijken, 5verli-g Lot de slotsom gekomen, gemaakt. Dat zou volgens het dat te ?uid-Wiilemsvaart voor de stadsgewest bovendien gunstig 'j Het stadsgewestbestuur maakte •(-' ' eigen gemoenten geen economisch zijn voor de industriële ontwikke- dat op uit de Analysenota Verbe- -.i e'-- «' "- a ' f1 -. belang vertegenwoordigt. Aan ling van Tilburg en de bereikbaarLering BrabanLie en Middenliin- sef tin-ding en of verlegging van heid van de ,,groeistad' Breda. burgse Ftanalvn, die In februari ' " - ' ' - - - - -' - S l' • , het kanaal is dan ook geen enkele Op grond van dit alles heeft het van dit jaar door Rijkswaterstaat -' '- - befloif ie bij de gemeentebesturen; dagelijks bestuur van het Stadsge, ! werd gepubliceerd Uitgangspunt , niegi.niteel, er zijn grote bezwa- west bij de Raad van de Watervan de nota is dat ook grotere bin e- -. -. -. ren tegsu. ,e0 - staat bezwaar aangetekend tegen nenvaartschepen industzieesntra 4\, \* - S de Analysenota en tegen de drie _ n be- - in de provincie moeten kunen Den Bosch is fel gekant tegen alternatieven, die In die nota naar reiken. De drie belangrijkste Ze pleiien 'oor ivrbrling von een breder kanaal dwars door de voren worden geschoven, aangeterriatieven daartoe zijn: verbre- De Lutd-W;llennevacrt. Rijkswlertat wil dii kanaal verhet Wiiliel,ninakiinuial en het kom van Den Bosch. Rosmalen, zien hierbij telkens wordt uitgeding van het huidige tracé van de breden om Veghel en Ilelnu,nd ruidefilk deel von cle Zuid-Wil- Berlicum en Den Dungen staan gaan van verbreding van de ZuidZUld-Willemsvaart en bredere bruggen in Den Bosch verbreding beter bereikbaar te ruiken. Den LenLf-ruart liet lflOeafe ss?ieep afwijzend tegenover een verieg- Wilemsvaart noordelijk van roortrsrker tussen dc ,1aas en ging van het kanaal tussen Den VegheL Aan de gewestelijke raad van de Zuid-Willemsvaart metBosch en andere geinee nten binVeg hel zou dan uit hei Stodage- Bosch en Rosmalen door. Daar- van het stadsgewest, die op maaneen nieuw tracé vanaf Den Dun- nien het stadsgewest un_ren ihiisr wat overlaat von. vest &euvcncl kunnen worden, door zou natuurgebied worden dag 12 mei in vergadering bijeen gen tussen Den Bosch en Rosma- echter nogal aangetast (de Koornwaard), de komt, zal gevraagd worden, dit leo. doornaar de Maas bij Empel; tenslotte verruiming van het Wil- helminakanaal, verbreding van het zuidelijk deel van de Zuid- groene bulfers tussen de gemeen- bezwaarschrijven goed te keuren.
l'; s-.' t
j-
(ii
Willemsvaart tot Veghel en ver- ten zouden teniet worden gedaan ruirning van de doorvaart door en de plannen voor bebouwing Den ikach liet tweede alternatief van Roemalen-Noord zouden in i vo,e is Rijkswaterstaat te duur gevaar komen.
3.5. De Regio Uden-Veghel. Op 14 maart 1977 komt het Structuurschema Vaarwegen - deel a het beleidsvoornemen in de openbaarheid, waarin ondermeer gesteld wordt " De route door Midden-Limburg en Noord-Brabant is vooral van belang voor de regionale ontsluiting van de betreffende gebieden Door voorshands te kiezen voor opnemen van het Wilhelminakanaal in het hoofdvaarwegennet in plaats van het noordelijk deel van cle Zuid-Willerusvaart ('s-Hertogenbosch Helmond) kan een groter deel van Nidden-Brabant worden ont sloten. " (10) Op 29 augustus 1977 verzendt het dagelijks bestuur van het samenwerkingslichaam Regio Uden-Veghel een reaktie op dit beleidsvoornemen aan de Minister. " Gezien het bovenstaande menen wij te mogen konkluderen dat de verbetering van het gehele Nederlandse trajekt van de ZuidWillemsvaart de voorkeur verdient boven verbetering van het Wilhelininakanaal. " (11) De Minister van Verkeer en Waterstaat biedt op 11 maart 1980 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer het SSV deel b : Analyse van de inspraak en deel c Adviezen aan, waarin ondermeer de reaktie van de regio is verwerkt. Nadat de RWS-nota "Analyse ..." is verschenen, is de Regio Uden Veghel op de voorlichtingsbijeenkomst te 's-Hertogenbosch aanwezig. De woordvoerder merkt hierover op "We hebben ons toen wel gergerd aan de opstelling van 's-Hertogenbosch, die de werkgelegenheidsaspecten van de Regio Uden-Veghel minder belangrijk achtten." Nadien heeft men de verslagen van alle voorlichtingsbijeenkomsten bij RWS opgevraagd. "Daaruit bleek dat de problemen elders zover van ons afliggen, dat dat bij ons niet van invloed is." In de schriftelijke reactie die aan de Raad van de Waterstaat wordt verzonden kiest de Regio Uden-Veghel voor elk alternatief dat voorziet in een vaarroute klasse IV Veghel-Naas. Tevens wordt een exemplaar aangeboden van de "Uitkomsten enquête kanaalbedrijven Veghel", welke enquête in opdracht van het gemeentebestuur van Veghel is uitgevoerd. Tijdens de hoorzitting op 8 oktober 1980 worden geen nieuwe elementen bij de eerder verzonden reactie gevoegd.
52
In het intervieuw wordt over de inspraakprocedure opgemerkt "Bij RWS werkt men te veel vanuit de eigen visie, waarin klinisch wordt geredeneerd : dat zou het kunnen wezen. Nen zou in een veel vroegtijdiger stadium informaties moeten gaan halen. Laten ze eerst knelpunten en toekomstvisies van verschillende belanghebbenden inventariseren, voordat ze gaan ontwerpen." Over de rol van de bevolking merkt de woordvoerder op "De bevolking komt op voorlichtingsavonden kijken of men in het persoonlijk belang wordt geschaad. Als dan blijkt dan dat niet het geval is, heeft men geen interesse meer. Bij deze kanalenproblematiek is de afstand probleem - individu zo enorm ; wat er gaat veranderen is onvoldoende spectaculair." De grotere betrokkenheid van de bevolking bij lokale inspraakprocedures acht hij "binnen enkele randvoorwaarden ook realiseerbaar bij dit soort procedures" (zie hoofdstuk 4). Over de nota "Analyse ..." heeft de Regio Uden-Veghel contacten onderhouden met de gemeente Veghel, de CHV-Veghel, de Kamer van Koophandel 's-hertogenbosch, het E.T.I.N. (onderzoeksinstituut), fracties van Provinciale Staten en 2e Kamerleden. De Regio Uden-Veghel heeft de Kamer van Koophandel te 's-Hertogenbosch nadrukkelijk gevraagd om te reageren. Daarnaast heeft men via bevriende relaties getracht druk uit te oefenen, waarbij men zich concentreerde op de Provinciale Statenfracties. Net de 2e Kamerleden zijn informele contacten geweest. "We hebben wel de indruk dat deze contacten mede van invloed zijn geweest op het standpunt van G.S.". De wisseling van standpunt van de provincie is naar het oordeel van de woordvoerder ook duidelijk terug te voeren op de rijksbeslissing zowel het Wilhelminakanaal als de Zuid-Willemsvaart als hoofdvaarweg aan te wijzen. De verhouding met de gemeenten 's-Hertogenbosch en Rosmalen en het Stadsgewest 's-Hertogenbosch beoordeelt de woordvoerder als "niet zo goed". "De problemen worden daar te eng beschouwd, ze moeten verder kijken dan hun eigen grenzen". De woordvoerder meldt tenslotte dat het standpunt van RWS in deze kanalenkwestie wel is veranderd, maar vindt het moeilijk daar oorzaken voor aan te geven.
53
ci
Fjc-t-
CD (-t CD CD ct
OU It CD 01 Fj
-
.0111,
'.0 Q:i
.25
Regiobestuur pleit voor betere Zuid-Willemsvaart VEGHEL - De regio Uden- Veghel heeft onlangs in een brief aan gedeputeerde staten win Noord-Braba,nt haar reaktie gegeven op de nota ton Rijknwaterstaat over de verbetering win de Brabanise en Midden-Limburgie Kanalen. In navolging van de gemeente Veghel bepleit ook het regiobesiuw- een ierbetering en verbreding van de Zuid- Willenisvaari. Bij de bepaling ton het standpunt door het regio-bestuur heeft een door het Economtnch Technologivch Instituut waar Nciard-Brabant(E.T.I.N.) ingesteld onderzoek een grote rol gespeeld. Onder de Veghelse kunaalbedrijven een enqule gehouden om le bezien iii hoeverre deze san de Luid-Willemsvatri gebruik maken. Daaruit blijkt dal Veghet in de rij van gemeenten met tovdercnaanvocr per binnenchip langs dc Zuid-Willcmsvaart en het Withrlminakanaat een lopposstic inneemt: 2% iiiiljoen ton grondstoffen worden vt.irjiiks hij deze bedrijven per Schip aangevoerd Dc bedrijven die regetinaiig gebruik maken van dc Zuid-Wil-
kmsva,trt voor de aanvoer van grondstoffen zijn: Cehave. Wessanen en Vulcsm, voor veevoeders en nieslstollen: M.B.l.-bcton. VeBeCe en Prefab Beton, voor grind, zand. cement e vi,: DJsI.ViCampina. voor zuivelprodukten en Sia,ilro. voor staalplaten. O.ilen buizen enz. De direkte werkgelegenheid bij deze Vegheisc kanaalbcdrijven is ç.i 2.250 arbeidsplaatsen. Daarnaast bestaat er een niet onbelangrijke afgeteide werk-
gelegenheid. Iedere arbeidsplaats in een kinaalhvdrijf betekent vevlal nog een arbeidsplaats vi de dienste nsektor. Boer ndieu zijir nog eens ruim 14 .( agrarische bedrijven mei vele tiendutzenden .irheidsplaatscn aftankctijk van itocde triiisporlmogelijkheden voor liet vervoer van o.a. veevocders en nicsi-,itiffen via het kanaal. Onidai de Zuid-Willcmsvaart niet breed en diep genoeg is, is goederentvrvoer ihans slechts mogelijk niet schepen van -UXj â 500 ton aadvermogeit. Iv dc btiinevvaarl zij n thans outssikkclsiigen gaande, waarbij sprake is van ccii sterke afname van het aantal beschikbare shpen geschikt vos)r vervoer via de Zuid-Willgnisvaart. Versoer mei iv klrine schepen is niet lonend neer. Voor alle kanaalbcdrijveit geldt ou reeds dat een regelinaiige aanvoer van goederen problenteri geeft
iiiudal er onvoldoende geschikte binnenvaartschepen voorhanden zijn. Dit levert liet name moeilijkheden op bij. de niekaanvoeremi van veevoedergrondstoffen vanuit de zeehavens Rotierdani en Amsterdam. Bovendien mdi deze schaarste tot ecn verhoging van de vrachltarmeven.
l)e kanaalbedrijven wijzen unaniem hei niet verbreden en verdiepen van dc Luid-Willenisvaart tussen Veghel en s Ilertogenbosch van de hand. De meerderheid van dc geknquéteerdc bc' drijven verwacht dat hei aandeel van de binnenvaart als lransportniiddel zal toenemen als de gehele Zuid-Willemsvaart verbeterd wordt. Dus niet alleen icn zuiden san Veghet. De transportkeisien ruilen binnen de perken blijven als 1.350-monsschepen kunnen worden gebruikt. Worden echter 'alleen het deel van Je Zumd-Willemsvaart ten luiden van Vegliel en hei Wilhelminakanaal verheierd, dan zullen de transportkosieii zo hoog worden, dal vervoer over de weg reedabeler wordt. Dan Lou het vervoer over de weg ioencmen. Dit hviekzvm diii de weg langs de Zuid-Wil-
lemsvaari, die toch al zo druk bereden wordt, overbelast Lou worden. Het regio-bestuur wijst erop dat een verbetering van dc Zuid-Willemsvaart ten noorden san Veghel tot vaarklasse IV. waardoor deze bevaarbaar wordt voor schepen tot 1.350 ton, dc enige goede oplossing zou zijn. Hel enige aanvaardbare alternatief Lou volgens de regio zijn, dat liet deel tussen Veghel cum 's Hertogenbosch in ieder geval wordt verbeterd lot klasse IV. Op dii Irajekt wordt dan scheepvaartverkeer met 1.350-tonsschepen wugelijk. Bovendien zal er minder sitgnatie voor hei kruisend wegverkeer optreden door grotere schepen, dus minder scheepvaartbewegingon: mo-dernere en daardoor snellere hefbruggen: met breder vaarwater worden ho- gere snelheden mogelijk. Verwacht wordt dal door de riad van de waterstaat nog dit kwartaal een advies over de verbetering van de ZuidVvillenisvaart zal worden aangeboden aan dc Minister van Verkeer cii Waterstaat.
3.6. De Kamer van Koophandel en Fabrieken
t s-Hertogenbosch.
Nadat op 14 maart 1977 het Structuurschema Vaarwegen - deel a het beleidsvoornemen is verschenen (zie par. 3.5.), verzendt de Kamer van Koophandel een schriftelijke reactie aan de Raad van de Waterstaat, waarin een dringend beroep op de bevoegde instanties wordt gedaan om ook het noordelijk deel van de ZuidWillemsvaart aan te wijzen als hoo±'dvaarweg. Bovendien spreekt men uit dat klassevergroting van de Zuid-Willemsvaart ter hoogte van s-Hertogenbosch moet plaatsvinden door middel van een oostelijke omlegging tussen Hintham en Rosmalen. Wanneer op 11 maart 1980 van dit Structuurschema de delen b en c openbaar worden, is dit standpunt daarin verwerkt. Inmiddels is ook de RWS-nota "Analyse ...' verschenen, waarin echter wordt opgemerkt Bij de inspraak over dit structuurschema is naar voren gekomen, dat de meeste instanties (Kamers van Koophandel, Stadsgewesten) de voorlopige keuze in het structuurschema de juiste vinden. Alleen de regio Uden-Veghel e.o. en de Oehave n.v. te Veghel pleiten voor een route die via 's-Hertogenbosch loopt. 11 (12) De Kamer van Koophandel is op de voorlichtingsbijeenkomst te 's-Hertogenbosch aanwezig. In de schriftelijke reactie aan de Raad van de Waterstaat wordt ingegaan op de ambtelijke fout In verband met het vorenstaande verbaast het ons in hoge mate dat op de bladzijden 69 en 77 van de nota "Analyse ..." het standpunt van de Kamer niet is opgenomen. De indruk wordt zelfs gewekt dat alleen de Regio Uden-Veghel en de Cehave n.v. te Veghel hebben gepleit voor een hoofdvaarwegennet, waarbij de gehele Zuid-Willemsvaart wordt gevolgd, terwijl Kamers van Koophandel zich zouden hebben uitgesproken voor de voorlopige keuze van het Structuurschema Vaarwegen i.c. aanwijzing van het Wilhelminakanaal en het zuidelijk deel van de Zuid-Willemsvaart als hoofdvaarweg. Op grond van bovenstaande gegevenheden spreekt de Kamer zich uit voor een definitieve opneming van het noordelijk deel van de Zuicl-Willemsiraart in het landelijk hoofdvaarwegennet. Terzake van de situatie ter hoogte van 's-Hertogenbosch gaat onze voorkeur uit naar een omleiding van de Zuid-Willemsvaart ten oosten van 's-Hertogenbosch. " (13)
55
Op 16 juni 1980 vergadert de provinciale verkeerscommissie van de gezamenlijke Brabantse Kamers van Koophandel. In het intervieuw merkt de secretaris van de commissie verkeer van de Bossche Kamer over deze vergadering op : 11 1n dat kader heeft de vertegenwoordiger van RWS gezegd : Is het niet veel beter dat jullie op én standpunt komen te zitten ?It Op 18 augustus 1980 vergadert de Provinciale Planologische Commissie weer over ondermeer de RWS-nota "Analyse ..». De secretaris van het provinciaal bureau van de Brabantse Kamers van Koophandel merkt terzake van de voorlopige standpuntbepaling van de provincie uit 1977 op 11 Inmiddels is spreker gebleken uit gesprekken met bijvoorbeeld het Stadsgewest Tilburg dat er minder noodzaak is voor infrastructurele verbetering van het Wilhelminakanaal. De bestaande bedrijven hebben hun insteekhavens. De behoefte aan nieuwe natte industrieterreinen in die regio is gering. Spreker verzoekt dit mee te nemen in de besluitvorming. " (14) Op 9 september 1980 zendt het provinciaal bureau van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Noord-Brabant een brief aan het secretariaat van de Raad van de Waterstaat. " De nota "Analyse ...' heeft de Kamers van Koophandel in Noord-Brabant aanleiding gegeven om bij U schriftelijk hun zienswijze kenbaar te maken. De Kamers hebben zich daarbij vooral gericht op de belangen van het bedrijfsleven in hun eigen distrikt. In de wetenschap echter dat voor een maximale oplossing vooralsnog de financiële mogelijkheden te beperkt zijn, hebben wij de Brabantse Kamers bijeen geroepen om te bezien of vanuit de totaliteit van belangen ... alsnog tot een eensluidende visie zou kunnen worden gekomen. Net inbegrip van de onzerzijds noodzakelijke geachte aanvullingen ter hoogte van Tilburg en Eindhoven, kunnen wij ons het meest vinden in alternatief D-IV. " (15) Tijdens de hoorzitting op 8 oktober 1980 wijzen de betrokken Kamers op de gezamenlijke reactie van 9 september. In het intervieuw wordt door de secretaris van de commissie verkeer van de Bossche Kamer over de inspraakprocedure opgemerkt : "We beschouwen deze procedure zeker niet als een verplicht nummer. We spreken niet bij elke nota van de overheid
56
in, maar in deze nota komen de belangen van het bedrijfsleven zeker aan de orde. We hebben de indruk dat we tijdens de hoorzitting veel gehoor hebben gevonden voor de door ons ingebrachte argumenten." Neer in het algemeen merkt hij over inspraakprocedares op "Zo'n procedure is belangrijk om de inspraak qua tijd te reguleren. Het brengt de gedachtenwisseling op gang en bevordert een standpuntbepaling van verschillende partijen. Als je zo'n procedure niet zou volgen wordt het een kwestie van wie de beste kanalen en vriendjes in Den Haag heeft. Zo'n advies van de Raad van De Waterstaat speelt een belangrijke rol, omdat er door een Ninister weinig van wordt afgeweken." Over de rol van de bevolking meent hij : "individuele inspraak komt niet aan de bak bij dit soort plannen." Over de nota "Analyse heeft de Kamer contacten onderhouden met het plaatselijke bedrijfsleven, de gemeenten Veghel, 's-Hertogenbosch en Rosmalen, het Stadsgewest 's-Hertogenbosch, de Regio Uden-Veghel en de provincie met de haar adviserende organen. Daarnaast de geschetste contacten met de andere Kamers. ..."
,,Reconstructie Z.- W'vaart niet tegenhouden
CNV gis y t gemUeeJ--LA^JLVC-
N. --n
en omgelegd kunnen schepen tot De vakeentralf betreurt dat omDEN BOSCH - Het Christelijk 1350 ton deze regio bereiken." Het dat er volgens het CNV wel dege-. Nationaal Vakverbond (CNV) CNV stelt dat de kans op vestiging lijk knelpunten zijn waar beleidsvindt dat gemeenten de omlegging van nieuwe bedrijven en de moge- matig overleg over moet zijn. Zo en de verbreding van de Zuidlijkheden voor bestaande bedri]- vindt de christelijke vakcentrale Wlllemsvaart bij Den Bosch niet ven toenemen als de Zuid-Wil- dat er te veel bedrijven gevestigd mogen tegenhouden. De recon lemsvaart wordt omgelegd en ver- zijn in de Bossche binnenstad, die structie van het kanaal Is van breed. Daar mogen gemeenten bij vanwege die beperking niet kungroot economisch belang voor Den de huidige stand van de werkloos- nen groeien. Bosch en omliggende plaatsen, aldus het CNV in een speciale - heid niet tegen zijn, vindt het Het CNV vindt dat de gemeente, bijvoorbeeld samen met de Kamer CNV. huis-aan-huis In Den Bosch verspreide - uitgave van het bonds- De vakcentrale heeft kritiek op van Koophandel, dergelijke bede wijze waarop het periodiek drijven actiever zou moeten benaorgaan De Gids. overleg gestalte krijgt tussen het deren en hulp zou moeten bieden Bossche gemeentebestuur en de bij problemen die zich voordoen Het lijkt erop dat gemeenten vakbeweging. Dat overleg draagt, bij bedrijfsverplaatsing. De gedit project proberen tegen te hou- vindt het CNV, te veel het karak- meente zou een apart werkgeleden om ondergeschikte belangen ter van uitwisseling van gegevens. genheidsfonds moeten creeren. te dienen. Het Christelijk Natio- Activitelten of beleidsbeslissingen Met dat geld zou het bedrijfsleven naal Vakverbond betreurt dat. Als komen In die periodieke gesprek- geholpen kunnen worden om knelde Zuid-Wilemsvaais verbreed kei nauwelijks aan de orde." punten te overwinnen.
Uit : Brabants Dagblad - april 1981.
57
Over de strategie die de Kamer heeft gevoerd merkt hij op "Je zoekt mensen die op hetzelfde standpunt zitten en daar trek je een plan mee. Er zijn vooral contacten gezocht met de Regio Uden-Veghel en de CHV-Veghel." Het standpunt dat de provincie zou innemen werd als belangrijk gezien, zeker als dit zou worden gedekt door meerdere onderliggende niveau's. "In dit concrete geval is dan ook druk uitgeoefend op de Commissies van Advies en Bijstand van Frovinciale Staten." De positiewisseling van de provincie schrijft hij toe aan politieke druk en druk vanuit belangenorganisaties. Over het standpunt dat RWS momenteel inneemt wordt opgemerkt dat op 27 april 1981 weer een vergadering zal plaatsvinden van de provinciale verkeerscommissie van de gezamenlijke Brabantse Kamers van Koophandel, waar een en ander wel ter sprake zal komen.
3.7. De Cehave n.v. te Veghel. In juni 1966 verschijnt het RWS-rapport "Verbetering Zuid-Willemsvaart en kanaal Wessem-Nederweert", waarin als doelstelling van de verbetering wordt geformuleerd de onderhavige vaarwegen geschikt te maken voor de normale vaart met volbeladen schepen van 600 ton en wel zodanig dat een weinig frequente vaart met schepen van hogere tonnage (tot maximum 1350 ton) mogelijk zal zijn. " (16) De directeur weg- en watertransport van de CHV te Veghel geeft in het intervieuw aan, dat dit voor de firma de basis was om in Veghel verder te gaan investeren. Op 21 mei 1971 verschijnt het bericht in de Nederlandse Staatscourant dat " Ninister Bakker de plannen voor de verruiming van de ZuidWillemsvaart ten zuiden van 's-Hertogenbosch en het kanaal Wessem-Nederweert heeft vastgesteld. 1 (17) Opnieuw een handreiking van de Rijksoverheid op basis waarvan in Veghel 2 fabrieken zullen worden bijgebouwd. Dan verschijnt op 14 maart 1977 het Structuurschema Vaarwegen, deel a : het beleidsvoornemen, waarin geopteerd wordt voor een verbetering via het Wilhelminakanaal (zie par. 3.5.). Het bedrijfsleven is toen actief geworden, aangezien de CHV in fabrieken en een eigen haven in Veghel ruim 100 miljoen gul-
Eue
den hadden geïnvesteerd. De directeur stelt : "De uitspraken van de Ninister waren voor ons aanleiding geweest te gaan investeren. Net het SSV werd op die uitspraken teruggekomen. We hebben toen overwogen om een proces te gaan voeren, maar de discussie over de kanalen kwam toen op gang." In de schriftelijke reactie op het 55V geeft de n.v. weer dat men de voorkeur geeft aan opname van het noordelijke deel van de Zuid-Willemsvaart in het hoofdvaarwegennet in plaats van het Wilhelniinakanaal. Dit omdat het aanvoerpatroon van de CR7 geconcentreerd zal blijven op het noordelijk deel van de ZuidWillem svaart. De inspraakprocedure rond de nota "Analyse ..." wordt door de CR7 aangegrepen om in de schriftelijke reactie het standpunt nader te formuleren 4• Zoals bekend mag worden verondersteld, heeft de Cehave n.v. kortgeleden besloten tot de bouw van een nieuwe fabriek in Oss, gelegen aan groot vaarwater. Bij verbreding van het noordelijk deel van de Zuid-Willemsvaart, waarvan de Cehave is uitgegaan bij de beslissing over Oss, zijn de drie fabriekscomplexen (totaal 3 miljoen ton rroductiecaraciteit) in Veghel, Den Bosch en Oss onderling verbonden door korte rechtstreekse vaarroutes voor schepen tot 1350 ton. " (18) In het intervieuw wordt door de directeur over de inspraakprocedure opgemerkt "Het is een zeer zinvolle procedure, wanneer je in ogenschouw neemt hoe belangstellend men tijdens de hoorzitting op zaken ingaat en nadien afwikkelde." Over de inbreng van de bevolking merkt hij op "De bevolking heeft er te weinig direct belang bij. In de discussie laten ze het afweten." Over de nota "Analyse ..." heeft de CHY contacten onderhouden met de Regio Uden-Veghel, de gemeente Veghel, andere bedrijven, het bureau van de Kamers van Koophandel, op provinciaal niveau met G.S. en provinciale Statenfracties en op landelijk niveau via de E.V.O. (Eigen Vervoers Organisatie). Daarnaast is middels publicaties in vaktijdschriften en dagbladen gewerkt aan het uitdragen van de eigen visie. "We hebben getracht alles op één lijn te krijgen." Over het eigen leerproces merkt hij op : "Het bedrijfsleven schiet tekort in politieke contacten. Toen we dat ontdekten, "
LWOU
hebben we daar meer tijd in gestoken. Je hebt de meeste sucessen via de politieke weg. Als je bijvoorbeeld in samenwerking met de gemeente een brief verstuurt, dan heb je sneller antwoord dan dat je die brief zelf stuurt. Via de bestuurlijke organen word je meer gehoord, want toen we naar de provincie toe gingen werken kregen we meer respons." Over de contacten met de provinciale Statenfracties merkt hij op : "Net de PvdA/PPR-fractie hebben we nogal moeite gehad. We hebben ze constant gegevens opgestuurd, die van belang waren." De ontwikkeling dat de Brabantse Kamers van Koophandel op n
Werk bij VegheLse ,,kanaalbedrijven" op de tocht
(Van een onzer verslaggevers) VEGHEL - Wanneer de ZuidWlllemsvaart van Veghel naar Den Bosch niet verbreed wordt, en de omlegging rond Den Bosch niet tot stand komt, heeft dat grote gevolgen voor de acht bedrijven die In Veghel afhankelijk zijn van de aanvoer per schip van grondstoffen. Daardoor wordt de ontwikkeling en uitbreiding van dle bedrijven beperkt, terwijl het niet onmogelijk Is dat op langere termijn bedrijven verplaatst worden. Op die manier komt een groot stuk werkgelegenheid op de tocht te staan. Aldus het bestuur van de Regio Uden-Veghel en het gemeentebestuur van Veghel in brieven aan GS met een pleidooi voor een maximale oplossing, voor deze regio. De acht bedrijven zijn: Cehave, Wessanen en Vulcaan (veevoer en i meststoffen), MBI-Beton, VBC en Prefab-Beton (betonverwerkende industrie), DMV/Campina (zuivelprodukten en derivaten) en Staalro (staalverwerking). Samen goed voor de aanvoer van 2,7 miljoen ton grondstcffen per jaar. Bij deze bedrijven ken in totaal 2250 mensen, maar elke arbeidsplaats luer betekent ook nog een arbeidsplaats in de dienstensector erbij. Daarmee wordt tien procent van
de arbeidsmarkt in het rayon Veghel van het GAB gedekt. Bovendien zijn ongeveer 14.000 agrarische bedrijven in grote mate afhankelijk van de Cehave. De omweg via een verbeterd Wilhelmi.nakanaal en een verbrede Zuid-Willemsvaart zuidelijk van Veghel, biedt geen alternatief; wanneer de Zuid-Willernsvaart ten noorden van Veghel verbreed zou worden, dan zou er doordat er gevaren kan worden met grotere schepen, een kostenvoordeel ontstaan voor de Veghelse bedrijven van ruim 4 miljoen per jaar. Dat voordeel zou helemaal komen te vervallen wanneer dezelfde schepen via het Wilhelminakanaal moesten gaan varen. De belangrijkste aanvoerlijnen komen vanuit Amsterdam en Rotterdam, en via de Maas uit Duitsland naar Den Bosch en dan naar Veghel. Via het Wilhelminakanaal varen zou een aanzienlijke verlenging van de vaartijd betekenen. De aanvoer van grondstoffen wordt nu al problematisch wegens gebrek aan kleinere binnenschepen dooi' sanering. Vandaar dat het Veghelse bedrijfsleven met smart wacht op verbreding waardoor grotere schepen, die wel beschikbaar zijn, ingezet kunnen worden. De toekomst van dit vervoer ziet
Uit : Brabants Dagblad - 21 januari 1981.
er nLet aiet.,. LUL De Cehave alleen al verwacht een toename in vijf jaar van 700.000 ton grondstoffen, terwijl DMV overweegt om ook eindprodukteri per schip naar Amsterdam en Rotterdam te gaan vervoeren. Wanneer de verbreding ten noorden van Veghel niet doorgaat dan wordt aanvoer naar Den Bosch per schip, en van Den Bosch naar Veghel per vrachtwagen, goedkoper dan omvaren via het WilhelminakanaaL Dat heeft weer tot gevolg dat de weg langs de Zuid-WWemsvaart, die nu al flink vol zit, nog meer met zwaar transport belast zal worden. Voordeel van verbreding van dit stuk is; rnir.der stagnatie van het wegverkeer: er komen grotere schepen, en dus minder scheepvaartbewegingen", terwijl het langzame manoeuvreren in Den Bosch afgelopen is na verplaatsing van sluis 0. De Regio Uden-Veghel merkt verder op dat verbreding geen ruimte kost, maar ten koste gaat van de taluds, en dat Den Bosch zeil gebaat is bij een economisch flozerend achterland. De stad komt bij verbreding en omlegging te liggen op een snijpunt van twee grote vaarwegen, wat een belangrijk uitstralingseffect op de econornlsche ontwikkeling van Den Bosch zal hebben.
lijn zijn gekomen kwalificeert hij als "een doorbraak". "Binnen de Bossche Kamer hebben we aangedrongen op één standpunt van de gezamenlijke Kamers. RWS heeft mede gestimuleerd tot dat eensluidende standpunt." Over de milieugroeperingen meent de directeur "We hebben ons wel eens afgevraagd of ze voldoende zicht hebben op de belangen van het bedrijfsleven. Toch hebben ze zich niet onredelijk opgesteld. Je kunt elkaar op verschillende punten wel vinden." "Tijdens de ontmoetingen met RWS-d.irectieleden bleek daar meer begrip voor het standpunt van het bedrijfsleven dan we aanvankelijk hadden gedacht." 3.8. De natuurbeschermingsconsulent. Op 30 september 1 976 komt per telex van Staatsbosbeheer afd. verkeerswegen een nota landschap met betrekking tot verruiming Zuid-Willemsvaart / Wilhelminakanaal bij RWS binnen. " In het natte profiel zullen de kanalen verbreed worden van 25 m. naar 48 m. Deze verbreding kan aan beide zijden, dan wel aan een zijde geschieden, afhankelijk hiervan zullen de beplantingen en/of de dijklichamen eveneens ter weerszijden of aan een zijde gaan verdwijnen. Hierdoor gaan plaatselijk niet slechts structurele landschapselementen verloren, doch er vinden visuele doorbraken plaats welke tot vergroting der landschappelijke ruimtes leiden. Dergelijke vergrotingen kunnen een verlies van evenwicht of een verstoring van de harmonie binnen het landschap betekenen. In hoeverre deze doorbraken gewenst of ongewenst zijn is slechts door een landschapsanalyse te achterhalen. Er zal in het landschapspian dan een relatie gelegd dienen te worden met streekplannen, structuurplannen en bestemmingsplannen. " (19) Op 1 oktober 1976 verzendt de HID aan Staatsbosbeheer een brief waarin wordt verzocht een globaal landschapsplan op te stellen. Dan verschijnt na verloop van tijd de RWS-nota "Analyse ...". Op 7 juli 1980 vergadert de PFC, waarbij ondermeer deze nota besproken wordt. De HID voor de Landinrichting, Grond- en Bosbeheer heeft een tweetal opmerkingen over de nota. In de eerste plaats betreffende de watervoorzieningstoestand na verbetering van de kanalen. Hierover wordt in het begin
61
van de nota even gesproken, verderop in de nota in verband met uitvoering van kunstwerken wordt er kort op ingegaan, naar dit punt had meer aandacht verdiend. Spreker is echter verheugd dat de vertegenwoordiger van RWS een nadere studie heeft aangekondigd over de hele waterhuishouding rond de kanalen. In de tweede plaats is spreker van mening dat de verruiming naar klasse IV profielen een zeer forse sprong is met aanzinelijke consequenties voor de landbouw, natuur en landschap. De noodzaak om naar klasse IV te gaan is zijns niet voldoende onderbouwd. " (20) In de schriftelijke reactie aan de Raad van de \'laterstaat levert de natuurbeschermingsconsulent kritiek op de uitgebrachte nota " Bij de diverse varianten blijkt dat "in moeilijke stedelijke situaties" op de breedte kan worden toegegeven door een grotere diepte toe te tassen. De vraag of in situaties waarin waardevolle kwetsbare natuur- en landschapssituaties aanwezig zijn ook een dergelijke genuanceerde benadering moet worden overwogen komt niet aan de orde. De vergelijking van de diverse alternatieven stelt volgens de nota geen keuze voor, doch draagt slechts elementen aan om tot een keuze te komen. De tekst suggereert echter te veel een keuze waar op basis van onvergelijkbare zaken toch bepaalde varianten in het voordeel worden geacht op andere. De algehele vergelijking is in deze vorm veel te onbepaald. V. Advies. Allereerst ware een duidelijker beeld te verkrijgen van de functie die de kanalen moeten vervullen en van de ontwerpkri t er ja. Aanpassingen die niet aansluiten bij het huidige tracé door 's-Hertogenbosch zijn steeds schadelijker dan aanpassingen van het bestaande kanaal door 's-Hertogenbosch. Voor de doorgaande routes (A, B, 0, D) is vanuit deze benadering als voorkeursvolgorde aan te geven a) alternaitef 0, b) alternatief A-II of B-II (met aangepaste normen). Eerst als een volledige aanpassing van een doorgaande route volgens klasse 1V onvermijdelijk blijkt te zijn, dienen de verdere doorgaande varianten aan de orde te komen. De voorkeursvolgorde is dan : a) A-IV of B-IV, b) D-IV, c) 0-1V
62
(iedere keer met aangepaste normen). (21) In het intervieuw wordt door de natuurbeschermingsconsulent over de inspraakprocedure oDgemerkt "Wij zijn een ambtelijke dienst, die eigenlijk niet als actiegroep zou moeten functioneren. Als je echter niet in het ambtelijk overleg wordt betrokken, dan moet je wel via de inspraakprocedure reageren. De concept-nota van RWS is niet hier geweest, wat 'oij tracnota's wel gebeurd. Er is ook nooit formeel gereageerd op ons standpunt." Over de inbreng van de bevolking merkt hij op "Er komen veel mensen naar voorlichtingsbijeenkomsten gerelateerd naar het aantal schriftelijke reacties. Burgers zijn wel geïnteresseerd maar om schriftelijk te reageren moet je over een drempel heen. Zo'n hoorzitting is eng." Over de nota "Analyse ...' heeft de natuurbeschermingsconsulent contacten onderhouden met het centrale kantoor in Utrecht. Van daaruit lopen de ambtelijke contacten dan verder. Daarnaast zijn er informele contacten met andere milieugroeperingen als de milieuwerkgroep Veghel en de Brabantse Nilieufederatie. Verder is in de PPC-bijeenkomsten het standpunt ingebracht. De relatie tot RWS wordt gekenschetst als "een relatie waarin RWS plannen maakt en dan te laat andere partijen inschakelt. Er zou in een veel eerder stadium overleg moeten worden gevoerd. Wanneer de M.E.R. wettelijk is geregeld, dan zullen we een stap verder zijn dan nu." II
3.9. De provincie Noord-Brabant. Nadat in juni 1966 de RWS-nota "Verbetering Zuid-Willemsvaart en kanaal Wessem-Nederweert" is verschenen, brengt een woordvoerder van de provincie op de hoorzitting van 14 april 1 967 naar voren dat men graag zou zien dat RWS een omlegging van de Zuid-Willemavaart om 's-Hertogenbosch in studie neemt. Op 23 december 1975 verzendt RWS aan de provincie de "Notitie inzake de verbetering van de Zuid.Willemsvaart", waarin een drietal varianten wordt beschreven. Variant II omvat de omlegging van de Zuid-Willemsvaart om 's-Hertogenbosch. De provincie voert terzake overleg met ambtelijke vertegenwoordigers van de gemeente 's-Hertogenbosch, het stadsgewest 's-Hertogenbosch, de provinciale waterstaat ende F.P.D.
63
In de discussie hebben de gemeente en het stadsgewest een voorkeur voor de uitbouw van het Wilhelminakanaal, terwijl de provinciale waterstaat en de F.P.D. zich er nog niet over kunnen uitspreken, hoewel zij zich wel kunnen verenigen met de overwegingen van de twee eerstgenoemde partijen. Het Structuurschema Vaarwegen, deel a : het beleidsvoornemen verschijnt 14 maart 1977 (zie par. 3.5.). In de schriftelijke reactie stemt de provincie in met de voorlopige keuze in het SSV onder een drietal voorwaarden - De verbeteringsplannen voor Wilhelniinakanaal en de maatregelen aan de gehele Zuid-Willeinsvaart dienen op redelijke termijn in een zorgvuldige studie aan de orde gesteld te worden - De keuze mag niet leiden tot overdracht van de Zuid-Willemsvaart aan de provincie of een waterschap - De keuze van één route als hoofdvaarweg ma lg niet betekenen dat aan de andere geen aandacht meer wordt besteed. (22) Op 8 mei 1979 verzendt de HID de nota naiyse ... aan G.S. In de schriftelijke reactie aan de Raad van de Waterstaat laat de provincie weten haar standpunt op een later tijdstir te zullen verzenden. Op 17 juni 1980 zendt het college van G.S. aan de F.P.C. een concept-commentaar op de nota 'Analyse ... om advies. De nota geeft géén aanleiding om terug te komen op de eerder uitgesproken voorkeur voor de keuze van de hoofdvaarweg in Noord-Brabant. (23) De P.P.C. vergadert op 7 juli 1980, waar ondermeer de kanalenproblematiek wordt besproken. De directeur van de PPD stelt dat juist op het traject 'sHertogenboschVeghel de noodzaak tot verbetering erg groot is ... en stelt voor een prae-advies aan de hand van de gevoerde discussie op te stellen, mede in overleg met RWS. ' (24) Op 18 juli zendt een directielid van RWS-Noord-Brabant een brief aan de secretaris van de PPC naar aanleiding van de vergadering van 7 juli, waarin nadere informatie wordt aangedragen voor de herziening van het concept-advies aan Provinciale Staten. De P.P.C. komt op 18 augustus 1980 weer bijeen en vervolgt de
M e
de discussie over de Brabantse kanalen. De directeur van de PPD merkt op dat de commissie zich nu nog niet kam uitspreken over een keuze van het kanaal door 's-Hertogenbosch of langs 's-Hertogenbosch maar wel over een keuze van hoofdvaarweg Veghel - 's-Hertogenbosch. De HID van RWS zegt dat in het structuurschema deel d : de regeringsbeslissing zowel de Zuid-Willemsvaart als het Wilhelminakanaal als hoofd.vaarweg zullen worden aangemerkt, het geen niet automatisch betekent dat beide vaarwegen tot klasse IV zullen worden verruimd. De directeur van de PPD vraagt of dit toch wel nieuwe gegeven in de brief aan G.S. vermeld mag worden. De HID van RWS heeft hiertegen geen enkel bezwaar. In een reeds verschenen inspraaknotitie over deze kanalen wordt dit reeds vermeld ... ' (25) Tijdens de hoorzitting op 8 oktober 1980 brengt de provincie als haar standpunt naar voren dat de nota geen aanleiding geeft af te wijken van het eerder door de Provinciale Staten ingenomen standpunt. Het feit dat de regeringsbeslissing ten aanzien van het Structuurschema Vaarwegen medio oktober 1980 kan worden verwacht, geeft aanleiding te meer tot deze conclusie. Op 9 januari 1981 vergaderen de Commissie van advies en bijstand voor Wegen en Verkeer en de Commissie van advies en bijstand voor Ruimtelijke Ordening en Landinrichting van de provincie Noord-Brabant over de nota "Analyse ..." en het conceptcommentaar van G.S. Daar blijkt dat de PvdA/PPR-Statenfractie moeite heeft met het concept-commentaar. Waar de andere fracties instemmen met de opvatting van het college van G.S. dat zowel de Zuîd-Willemsvaart als het Wilhelminakanaal volledig in het hoofdvaarwegennet moeten worden opgenomen en dat de ZuidWillemsvaart om de stad 's-Hertogenbosch moet worden geleid, kan de Pvdfi/PPR-Statenfractie met de aanwijzing van het noordelijk deel alleen instemmen, voorzover die aanwijzing niet gepaard gaat met verbreding van de doorgang in Den Bosch of omlegging langs Den Bosch. In januari verschijnt het voorlopig commentaar van G.S. op de RWS-nota. In hoofdstuk 5 worden de volgende conclusies geformuleerd 1. Zowel de Zujd-Wjllemsvaart als het Wilhelminakanaal dienen onderdeel te zijn van het hoofdvaarwegennet.
65
PvdA/PPR in Provinciale
Staten:
Noodzaak verbreden hek VT • L. W .-vaart onauiaeiii r7
1
-
J
DEN BOSCH - De fractie van PvdA PI'R en In Provinciale Sta-. ten le er nog niet VP.D overtuigd. dat Ooqt-Brabant behoefte heeft un een verbreding en uitdieping yen de Zuldwillemnvaart tussen %eghei en de Maaj tot hoofdvaarweg, Zij heeft dit gisteren aan Gede-. puteende Staten laten weten, tijdens de bespreking van de kanalen-kweatie In onder meer de cornmissie wegen en verkeer. PvdA/PPR oeeft GS drietal een vragen voorgelegd, waarop zij eerst antwoord wil hebben, alvoreru terug te komen op het stand: pursan taten (,op 1 van zu eg e 1, Kunnen DS aantonen, dat het aantal scheepvaartbewegingen op het kanaal in de komende jaren zal groeien?
2. Hoe denken GS het veronderstelde belang voor iie r»glo Uden-Veghel te or' ter'e iiwi'n? VOOI- zover Ik we, t ail'en alleende ciiV i v.-gid n n.'t., Son naar anIeuding in te k riaal-verbredirg ulthr.'i,ti'n, terwijl er geen enkel uit,i, ht is op 1mtng van nauwe bi'dr- ijVen", zei Pleit van Vi-gg. t.
Nieuw bedrIjvtnterriIn Mag Ik opmerk"'n, dat list natuurlijk ook van belang 4 vr-air het behoud van wat er is', reagi-errio gecpee drs. Jan de leus. En VVD-er Ir. Jvan Doet Als ik het goed begrepen heb, geit het itructuurschema bedrijven-terreinen voorzien in 180 ha nieuw industrieterreijn in de regio Den Bosch'. De slotvraag (3) van PvsIA1PPTt luidt: Wat Is de (toekomstige) be-
cc
1 1' 1 -
tekenis van de 7mldwlllem'ivaart voor het doorgaand si-h.-epverkei'r? Ik' dr-Is nniiere fracties, CDA, vvli en l)C4) steini'n ;s m 1-irm p ittii l' tit een sr1l t ier weg g.i--shikt voor 'iih"pen tot tIJ) tort in beide richtingen een Snel"oF ii' '.vatc'r', ,o-ili CliA er mr. .1 leijfrira het nie'milr't nodig
•- ,ae.-i,-e
-
. - .- .,' •'J-' -. - i '- - "•,
iS•i,iS,
-
- --':-
•'
t ------
•H
0
" -
tse
,'
0 - - ,-
VVD en li'O't willen rlaarhij al'i r.it,'n oer een or-ileg zing ,a'i liet 'mail over Riem il.'ns gir riilr E,:e-1 7ij vijirten hiinilhaving van Ii' )ie-tairude vaart door Ik n' liie. h al problein.itii.ch , rest. ii Ii meer eiilgen.ii ileze fracties om ,'emi lz'1ierkte si'rbreding van dit stuk (scheprn t,it 1354) ton In een rirhtimig, dus mcl v"rkeersregeling) na-t als tweede mogelijkheud te bepleiten. Van iie bezwaren van Rianinlen tegen de omlegging
Een sfeervolle foto van de Z Den Boach over iie tweede mogeWilli'nistiisart zoals die dooi- lijkheid openhoudt onder meer LOOP& over een ,,zo krap mogelijke' opzet van het nieuwe kanaalproflel door was behalve Pvi{A-PPR, niemand de stad. Van Doet ldere keer naar zijn onder de indruk zeggen niet met zijn Boesche raadapet op): _Laten wij toch het rijk niet opnieuw een handvat geHoewel ook het CDA veruit de ven om ons in de boot te nemen, voorkeur gerrit aan een omlegging, zoals bij Rijksweg 2/284 is gawil zij dat GS het gesprek met beurd". -
ctj H bD ctS
n
-4-) cli ctj
cr4
Het handhaven van een hoofdvaarweg door de kom van 's-Hertogenbosch is ongewenst. Zowel de Zuid-Willemsvaart als het 1iJilhelminakanaal dienen, gelet op hun functie, de (te verwachten) intensiteit van het scheepvaartverkeer en de aard van het verover, te worden verruimd tot klasse IV vaarweg. 3. Conclusies 2 en 3 leiden tot een keuze voor aangepast alternatief C-IV met een omlegging 's-Hertogenbosch. " (26) Op 27 januari 1981 zendt het college van G.S. aan de Staten het commentaar op de nota "Analyse ...". " Op 8 oktober 1980 organiseerde de Raad van de Waterstaat een hoorzitting. Nadien bleek ons uit ambtelijke contacten met het Ninisterie van Verkeer en Waterstaat, dat met pu iicatie van de regeringsbeslissing zou worden gewacht, totdat de procedure met betrekking tot de nota "Analyse ..." zou zijn afgerond. Wij betreuren deze gang van zaken. Niettemin hebben wij ons concept-commentaar op de nota "Analyse ...' aangepast op basis van hetgeen ons, via de vertegenwoordigers van het rijk in de FPC, over de re'erinsbeslissing ten mnzien van het SSV is bekend geworden. " (27) Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 6 februari 1981 komt ondermeer de becommentariring van de nota 'Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen" aan de orde. In de discussie blijkt de PvdA/PPR-fractie naar aanleiding van door henzelf ingewonnen informaties tot de afweging is gekomen dat beide kanalen tot klasse IV vaarweg moeten worden uitgebouwd. Inzake de problematiek rond 's-Hertogenbosch geniet de omleiding de voorkeur, maar de traverse blijkt in de ogen van deze fractie bespreekbaar. Bij de stemming blijkt dat de door GS voorgestelde conclusies door de Provinciale Staten worden aangenomen. Een medewerker van de PPD meent over de inspraakprocedure "Er wordt weliswaar inspraak gegeven, maar de echte onderliggende vragen worden afgedekt. Wat de effecten van zo'n procedure zijn is niet duidelijk meetbaar. De inzet die er in zo'n procedure wordt gestoken is wel een indicatie dat men gelooft in het nut ervan. Er zijn in ieder geval effecten tussen insprekers onderling. Al "pratende" met elkaar (ook via de krant) wordt toch een modus gevonden."
Ah
Staten unaniem. analen rui'o mer
9
'a
(Van onze provincieredactie)
DEN BOSCH - Provinciale Staten hebben zich gisteren unaniem achter het 3tandpunt van Gedeputeerde Staten gesteld, dat zowel het Wilhelmln.akanaal als de gehele ZuidWjunmsvaart moeten worden verruimd om de doorvaart van schapen tot 1130 ton (bijna tien meter breed) In beide richtingto tegelijk mogelijk te maken. Daarbij moet de Zuid-WilIcrasvaart om Den Boech heen worden gelegd. Dit betekent sinds de benande- i voer-der Lucas Windhausen mee, l:r.g van de <'vestje Ln de corrimus- Geepu'aerds droJan de Geus sie wegen en verkeer, dat de trac- (wegen en verkeer) ar'a.zrdde op Le van P dA PPR naar drempel- vragen van LnA.de Smet Dii), dat vrees deelt overen. anmm ,Zcrrter aLs net aan de rrcsanc.e Igt, zoroet dank zij nadere :nformat!e tieu en landsdhap .u:vran - aanvan GS, waarom msadrrikkelijk dacht zuilen kr:;gen zt de utwerwas gevraagd, triaar op grond van king van de piannert Mcg(i;k gegevens. -;er-cregen door eigen somt er een zogeraarrde Milieunieuwsgaruis- , zo deelde woord- EiLs-ot-PuipportageMZR) aan te pas, zo voegde hij eraan toe
Nuanere-verschiflen De eensgezindheid van de Staten in de besuitvorming, waarbij het
a(trr-rauef voor de omlegging, opkr:kken van de Zuid-Wiliernavaart door Den Bosch., is geschrapt, betekende niet dat er geen nuarios-versdouflen waren in de opvattingen. Zo vond PvdA PPR dat het opkr-doken van de Bcssche traverse 'Ili doge!ik aLs een orcgeu;kherd achter de hand mt worden gehouden. Zij vreest demping van het kanaal en daardoorverLies aan stedeachoon. Voor het lid ABe4awç wes het- docdzw(jgen" van het alternatief zelfs een reden, als en*e-begen te stemmen, Lucas W1ndiauaen betoogde, dat een reennstru'tje met nieuwe bruggen eerder zou leiden tot minder vertragingen voor het wegverkeer dan omgekeerd. Zijn bewering, dat de wachttijden van 5 1/2 tot 3 314 minuut per brug-opening zouden dalen, werd fel bestreden door mrJ.Zeijlstra (CDA): ,Dat worden straks twintig minuten; het zijn geen speedboten".
Uit Erabants Dab1a —
7
februari IQBI.
Onaanvaardbaar lrJ.van Oost (VVD) vond dat er nu al sprake is van een onaanvaardbare situatie In Den Bcach en had dat - evenals De Smet van D' - in de Staten-uitspraak tot uitdrukking ge-bracht willen zien. Zeijtstra: ,Konvooien van 1350 tona schepen met lpg, chloor en benzine door de stad, dat gaat roet" Eerder had de CDA-spreker vervoer per schip ,rmlieuvriendeLijk, eriergiebesoarend en weinig ruimte vergend genoehid. De Staten gaven te kennen, dat zij begrip' hadden voor de door de gemeente Scanaalen tegen de omlegging ingebrachte bwaren. Bedroefd was men echter bij de constatering dat ,Bosmalen blijkbaar geen oog heeft voor de problemen buiten haar grenzen' (Rosmaleriaar De Smet). Het CDA drong aan op snelle besluaingen, ,.binnen tien jaar. medeom Rcemalen uit de onze-
S.
Over de ontwikkeling van de standpuntbepaling merkt hij op "Tot de eerste PPC-vergadering was de tendens 'kiezen voor het Wilhelminakanaal. De advisering werd toen aangehouden tot augustus en daar kwam de lijn kiezen voor het Wilhelminakanaal en de Zuid-Willemsvaart naar voren. De aangekondigde regeringsbeslissing over de vaststelling van het hoofdvaarwegennet heeft wel een erg zwaar gewicht gehad." De inbreng van de bevolking in de procedure ziet hij "als neer gericht op details. Het gaat bij de bevolking niet om de fundamentele vragen. Overigens zou je een nadrukkelijker splitsing dienen aan te brengen tussen voorlichting en discussie over de besluitvorming." De meest in het oog springende contacten die de provincie inzake de nota "Analyse ...' onderhield, althans naast haar eigen adviserende organen, zijn de gemeenten 's-Hertogenbosch, Rosmalen en Veghel en het stadsgewest 's-Hertogenbosch en de Regio Uden-Veghel. "De gemeente Rosmalen heeft haar standpunt niet sterk verkocht". Verder oordeelt de medewerker van de PFD "dat de onderlinge relaties lange tijd zijn verdoezelt. Hen voerde het gesprek via de krant. Hen vermeed elkaar een beetje, omdat er nog geen definitief standpunt was." Net betrekking tot de relatie met RWS oordeelt hij : t'In het verleden was er wel eens wat irritatie dat provinciale waterstaat zo weinig betrokken is geweest bij de voorbereiding van de nota. Thans is die eigenlijk wel goed."
3.10. Samenvatting en conclusies. Uit de berg van nota's met beleidsvoornemens, brieven, adviezen en (in)formele contacten die is geschetst, valt kortweg de volgende rode draad te herleiden. In juni 1966 verschijnt de RWS-nota"Verbetering Zuid-Willensvaart en kanaal Wessem-Nederweert", waarover in april 1967 een hoorzitting wordt gehouden. Tijdens deze hoorzitting wordt aangedrongen op een studie over de mogelijkheden van een omlegging om de stad 's-Hertogenbosch van de Zuid-Willemsvaart. Augustus 1971 publiceert de gemeente 's-Hertogenbosch haar nota " 's-Hertogenbosch en de Zuid-Willemsvaart, waarin een sluiting van de traverse 's-Hertogenbosch wordt voorzien. Daarnaast komt de suggestie van een herorintatie op het Wilhelminakanaal naar
voren. Het Structuurschema Vaarwegen, deel a : het beleidsvoornemen verschijnt maart 1977. Hierin wordt gewag gemaakt van een hoo±'dvaarwegennet en in Noord-Brabant wordt in dit SSV'gekozen voor de route via het Wilhelminakanaal. De belanghebben in de regio Veghel komen tegen dit beleidsvoornemen in verzet met het oogmerk ook de hele Zuid-Willemsvaart in het hoofdvaarwegennet opgenomen te krijgen. Er doen zich dan na publicatie van de RWS-nota "Analyse verbetering Brabantse en Midden-Limburgse kanalen" twee opmerkelijke standpuntswisselingen voor. De eerste betreft het op én lijn komen te zitten van de verschillende Kamers van Koophandel en Fabrieken, die belang hebben bij de verbeteringen. De tweede wisseling van standpunt voltrekt zich bij de provincie Noord-Brabant, waarbij de advisering vanuit de PPC-vergadering van IS auustus 1980 als draaipunt ken worden beschouwd. De contacten die de in dit hoofdstuk behandelde partijen over de note "Analyse ...' hebben onderhouden, kunnen schematisch worden weergeeven. Fi. 8
( U
rLi
*Rzn
Uit fig. 8 blijken een tweetal clusters van partijen te bestaan tussen de in dit hoofdstuk behandelde partijen. Enerzijds het cluster : provincie Noord-Brabant, Stadsgewest 's-Hertogenbosch, gemeente 's-Hertogenbosch en gemeente Rosinalen. Anderzijds het cluster : Regio Uden-Veghel, Kamer van Koophandel en Fabrieken 's-Hertogenbosch, de CHV n.v. te Veghel en de gemeente Veghel. Twee clusters die zich eerst na het verschijnen van het SSV, deel a in maart '77 duidelijk profileren. In het eerstgenoemde cluster heerste de opvatting dat de verbetering van de Brabantse kanalen moest worden gerealiseerd via de Wilhelminakanaal-route, terwijl het tweede cluster opteert voor de route van een volledige verbetering van de Zuid-Willemsvaart. De importantie van de provincie Noord-Brabant is duidelijk. De wijziging van het standpunt van de provincie inzake de verbetering van de Brabantse kanalen is echter toe te schrijven aan een "intervenirende derde", zijnde de uitspraken tijdens de PPC-vergadering van 18 augustus 1980 over de op handen zijnde regeringsbeslissing inzake het SSV. De aangedragen argumenten vanuit het cluster van de regio Veghel hebben mijns inziens daarbij een ondersteunende functie verinjlt. Het is uiterst opmerkelijk dat deze wisseling van standpunt bij velen zo verrassend overkwam. De aankondiging dat zowel Wililelminakanaal als de Zuid-Willemsvaart in het hoofdvaarwegennet zouden worden opgenomen is opgenomen in de inspraaknotitie die ten tijde van de voorlichtingsbijeenkomsten in maart 1980 al openbaar was ... . Een ontwikkeling die wel als fraaiste voorbeeld kan worden aangedragen voor de communicatie tussen RWS en tal van betrokken partijen. Er blijkt buiten RWS behoefte aan een intensiever contact met RWS. mde intervieuws is komen vast te staan dat de inspraakprocedure door deze institutionele insprekers van belang wordt geacht. Samenvattend zijn een viertal punten te formuleren • Verschillende partijen hebben een vorm van vooroverleg gemist. Er wordt naar voren gebracht dat eerst een inventarisatie dient plaats te vinden van knelpunten en toekornstvisies en dat pas daarna begonnen moet worden met de ontwerpfase. • Een positief effect van de inspraakprocedure vindt men dat er een regulering in tijd optreedt. * Als gevolg van deze tijdsregulering vindt een heroverweging
71
van de ingenomen standpunten plaats. Een belangrijk effect is dat verschillende partijen (weer) met elkaar in contact treden om vast te stellen of een gezanienlijk standpunt kan worden bereikt. Over de bijdrage van de bevolking in deze inspraakprocedure menen de onderscheiden sprekers * De inspraak voor de bevolking is mislukt. * De kanalenproblematiek is een complex probleem, waarin de afstand probleem - individu te groot is. * De bevolking komt op voorlichtingsavonden kijken op het persoonlijk belang wordt geschaad. De bevolking is gericht op details en wanneer er geen ingreep in het eigen belang zal plaatsvinden heeft men verder geen interesse neer. * Om als individu schriftelijk te gaan reageren moet je over een drempel heen. Een enkeling meent dat het betrekken van de bevolking ook bij dit soort inspraak-ürocedures realiseerbaar is "binnen enkele randvoorwaarden". Ook wordt de suggestie geleverd om een nadrukkelijker splitsing aan te brengen tussen voorlichting en discussie over de besluitvorming. Concluderend stel ik vast dat de inspraakrocedure inzake de ES-nota "nalyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen" door de institutionele insprekers belangrijk wordt gevonden. De overlegrrocedure inzake deze nota kent een tweetal opmerkelijke standpuntswisseling. Er blijkt buiten RWS behoefte aan een intensiever contact met deze dienst. Bovendien zou men in een vroegtijdiger stadium betrokken willen worden bij de voorbereiding van plannen.
72
Noten bij hoofdstuk 3.
1 - Gemeente 's-Hertogenbosch, nota 's-Hertogenbosch en de Zuid-Willemsvaart, 's-Hertogenbosch, 1971. 2 - lID, brief d.d. 3 juli 1975 aan de gemeente 's-Hertogenbosch, archief RWS-directie Noord-Brabant. 3 - Gemeente 's-Hertogenbosch, brief d.d. 16 juli 1973 aan de HID van RWS, archief RWS-directie Noord-Brabant. 4 - Heidemaatschappij, Koninklijke Nederlandse, Discussienota omlegging Zuid-Willemsvaart, Ârnhem/ 's-Hertogenbosch,
5
april 1970. - Gemeente Rosmalen, nota Omlegging Zuid-Willensvaart, Ros-
malen, juli 1970. 6 - Stadsgewest 's-Hertogenbosch, brief d.d. 19 augustus 1 969 aan de HID van RWS, archief RWS-directie Noord-Brabant. 7 - Embden, Bureau van, e.a., Advies omlegging Zuid-illemsvaart 's-Hertogenbosch, archief RWS-directie Noord-Brabant, oktober 1968. 8 - G.S. Noord-Brabant, brief d.d.. 23 juni 1 976 aan de HID van RWS, archief RWS-directie Noord-Brabant. 9 - Stadsgewest 's-Hertogenbosch, Bijlage bij agendapunt 7 van de vergaderin van de Gewestelijke Raad 12 mei 1980, archeif RWS-directie Noord-Brabant. 10 - Structuurschema Vaarwegen - deel a : het beleidsvoornemen, 's-Gravenhage, 1977. 11 - Regio Uden-Veghel, brief d.ci. 29 augustus 1977 aan de Ninister van Verkeer en Waterstaat, archief RWS-directie Noord-Braban.t. 12 - Rijkswaterstaat, Analyse verbetering Brabantse en NiddenLimburgse kanalen, 's-Gravenhage, 1 978. 13 - Kamer van Koophandel en Fabrieken voor 's-Hertogenbosch en omstreken, brief d.cl. 28 april 1980 aan het sekretariaat van de Raad van de Waterstaat, 's-Hertogenbosch, 1980. 14 - Notulen van de PPC-vergadering d.d. 7 juli 1980, archief RWS-directie Noorci-Brabant. 15 - Provinciaal Bureau van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Noord-Brabant, brief d.d. 9 september 1980 aan het sekretariaat van de Raad van de Waterstaat, 's-Hertogenbosch, 1980.
73
16 - Rijkswaterstaat, Verbetering Zuid-Willemsvaart en kanaal Wessen-Nederweert, 's-Hertogenbosch, 1966. 17 - De Nederlandse Staatscourant, 's-Graver±age, 21 mei 1971. 18 - Cehave n.v. Veghel, Brief d.d. 6 mei 1980 aan het secretariaat van de Raad van de Waterstaat, Veghel, 1980. 19 - Staasbosbeheer, Nota landschap met betrekking tot verruiming Zuid-Willeinsvaart / Wilhelminakanaal, Utrecht, 1 976. 20 - als 14. 21 - Secretariaat van de Raad van de Waterstaat, Ingekomen schriftelijke reacties op de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen", 's-Gravenhage, 1980. 22 - als 10. 23 - G.S. Noord-Brabant, brief d.d. 17 juni 1980 aan de P.P.C. van Noord-Brabant, archief RWS-directie Noord'-Brabant. 24 - als 14. 25 - Notulen van de PPC-vergadering d.d. 18 augustus 1980, ai'chief RWS-directie Noord-Brabant. 26 - G.S. Noord-Brabant, voorlopig commentaar van G.S. op de nota "Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen", 's-Hertogenbosch, 1981. 27 - G.S. Noord-Brabant, brief d.d. 27 januari 1981 aan de Provinciale Staten, 's-Hertogenbosch, 1981.
74
4
:
AANBEVELINGEN.
4.1. Achtergronden van de inspraak.
Na beëindiging van de Tweede Wereldoorlog richtte ons land zich sterk op de wederopbouw en het herstel van de economie. Het takenpakket van de overheid breidde zich sterk uit. Het besturen wordt gekenmerkt door schaalvergroting en toenemende complexiteit. Door onze inspanningen kon Nederland zich in de zestiger jaren rekenen tot een van de meest welvarende landen in de wereld. In deze periode ontstaan bij verschillende groepen verzetsacties tegen de door hen waargenomen discrepanties in de verdeling van de welvaart. Er worden vraagtekens gezet bij het functioneren van de parlementaire democratie. Dr. .H.N. Jolles onderkent een vijftal kritiekpunten op het functioneren van het politieke bestel a. een afneming van het geloof in de neutraliteit van de politieke dienstverlening in onze demokratie, en daarmee ook als een tanen van het geloof in de onpartijd.igheid van zijn dragende elementen. de roep om direkte demokratie betekent afwijzing van vertegenwoordiging. de in tal van sferen optredende eis van radikale vergroting van de openbaarheid. de afbraak van het politiek vertrouwen. het huidige politieke systeem zou te enen male oiimachtig zijn oni een aantal niet meer te ontwijken maatschappelijke vraagstukken adekwaat aan te vatten. ' (1) Vanuit deze crisis in de politieke cultuur wordt democratisering geduid als uitweg naar nieuwe verhoudingen in de samenleving. De opkomst van de inspraak kan dan ook in deze context worden begrepen als bijdrage in een democratiseringsproces. Op het terrein van de ruimtelijke ordening treedt in 1965 de Wet op de Ruimtelijke Ordening in werking, waarin wordt bepaald dat burgers bezwaarschriften kunnen indienen tegen plannen van gemeente en provincie. Bovendien kan een beroepsschrift worden ingediend, als het bezwaarschrift niet ontvankelijk wordt verklaard. It
75
Net de publicatie van de RARO-nota "Advies inzake het betrekken van de bevolking bij de vormin.. van het ruimtelijk beleid" in 1970 verbreed de discussie over inspraak zich binnen de te onderscheiden overheidsniveau's. De in par. 2.1. weergegeven RARO-formulering van het verschijnsel inspraak werkt jaren lang door in de opzet van inspraakprocedures. In par. 2.5. werd echter al aangegeven dat de perceptie van inspraak door overheid en burgers uiteenloopt ; inspraak in instrumentele zin versus inspraak in emancipatorische zin. Dr. N.J.N. Nelissen geeft aan dat de afgelopen tien jaren sprake is van toenemende institutionalisering van de inspraak. Hij schetst een drietal dimensies Structurering. Samenhangend met de specificatie van de sociale posities en de sociale rollen, is er ook de neiging om de rechten en plichten van alle betrokken sociale posities vast te leggen of althans daar bepaalde afspraken over te maken. Uit die rechten en plichten vloeien dan bepaalde verantwoordelijkheden voort die moeten voorkomen dat participatie te loor gaat aan vrijblijvendheid. Terwijl participatie tot voor kort iets was dat er "even bij werd gedaantt, is de situatie in dit opzicht aanmerkelijk veranderd. Er is voor participatie een hele Organisatie op touw gezet : speciale functionarissen zijn belast met de dagelijkse zorg voor het participatie-gebeuren op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Procesbeheersing. Zo valt bijvoorbeeld op dat zowel rijk, provincie als gemeente tussentijds door middel van "inspraaknota's" de stand van zaken opmaken, trends signaleren, perspectieven aandragen en suggesties doen voor een meer systematische aanpak van de participatie bij de verschillende plannen die ze opstellen. De toenemende procesbeheersing blijkt verder uit de neiging om de hele werkwijze rondom de participatie vooraf te bepalen en zich gedurende het proces aan de geplande werkwijze te houden. Was het tot voor kort zo, dat participatie vooral gestalte verkreeg via voorlichtingsbijeenkomsten, hoorzit-
76
tingen en enquête ; nu wordt in veel gevallen met de methode gewerkt van de werkgroepen. Bij deze toenemende procesbeheersing behoort ook de neiging om de participatie aan tijdschemas te binden. c. Formalisering. Algemeen gesproken, kan men stellen dat dit vooral tot uitdrukking kont via het opstellen van regels, aanvankelijk op een informele en globale manier. Men gaat tegenwoordig evenwel verder dan afspraken en spelregels. Op een aantal plaatsen kan men zien dat al in termen van reglementen, verordeningen en andere wettelijke regelingen wordt gedacht. " (2) Op het terrein van de ruimtelijke ordening kan worden gewezen op de voorstellen om de Wet op de Ruimtelijke Ordening te wijzigen. In een nieuw artikel 2a wordt een wettelijke regeling van de PKB-procedure voorzien, waarin de burger mogelijkheden worden geboden om zijn denkbeelden en zienswijzen ... schriftelijk kenbaar te maken" en deze eventueel "mondeling nader toe te lichten". De zestiger jaren kunnen worden geduid als de periode, waarin de eis tot democratisering van de samenleving naar voren wordt gebracht. De zeventiger jaren kunnen worden beschouwd als de periode, waarin de geformuleerde idealen nader worden bepaald en institutionalisering van de inspraak plaatsvindt. Net betrekking tot de effecten van de inspraak op het beleid wijzen de schaarse empirische onderzoeksgegevens vooralsnog uit dat dit niet overschat mag worden. Mr. Drs. N. Oosting merkt terzake op " Van invloed op de beleidskeuze en kwaliteitsverbetering van het beleid als gevolg van inspraak is echter niet zozeer sprake : minder winst voor de participatiedemocratie. Inspraak is een leerproces ; men zou kunnen veronderstellen dat de burger op den duur, bij gewenning aan zijn betrokkenheid, meer gespitst zal raken op de beleidsinhoudelijke resultaten van zijn inspraak. " ( 3) Mogelijk dat de tachtiger jaren de periode kan worden, waarin sprake is van innovatie van de inspraak. Een fase, waarin de bevolking nadrukkelijker een inbreng zal leveren in de ontwikkeling van beleid. II
77
4.2. Inspraak door de bevolking. In de hoofdstukken 2 en 3 werd stilgestaan bij de inbreng van de bevolking en institutionele insprekers in de inspraakprocedure inzake de nota "Analyse verbetering Brabantse en NiddenLimburgse kanalen". Vastgesteld werd dat de inspraak door de bevolking is mislukt. Bij de behandeling van "het nationaal perspektieft' stelt Dr. H.N. Jolles De genoemde voorbeelden duiden er op, dat het bereiken van de betrokken burgers w lucht het beste regiogewijs kan plaatsvinden. In elk van de gehanteerde overlegvormen is een goede voorbereiding middels de pers en andere massamedia van grote betekenis. Het allerbelangrijkste ... is evenwel, dat een dergelijk insPraaksysteem niet een kwestie blijft van incidentele aanbiedingen en gelegenheden, doch een vast element wordt in het landelijk rlanningsproces. " (4) Door het Instituut voor Toegepaste Sociologie te Nijregen (ITS) werd uitgebreid onderzoek verricht naar de inspraak bij de streekplanontwikkeling. Door het regiogewi.js betrekken van de bevolking in PKB-procedures kunnen door het ITS geformuleerde aanbevelingen ter bevordering van de participatie een bijdrage vormen in de advisering ter verbetering van de inspraak in de vraagstukken van nationaal-planologische aard. 4.2.1.
Nediaplan en inspraakDlan.
In opdracht van het provinciaal bestuur van de provincie Gelderland is door het ITS onderzoek verricht om neer inzicht te krijgen in de organisatie en evaluatie van participatieprocessen op regionaal en ander niveau. Drs. A.F.A. Korsten en Drs. J.A. Kropman bevelen in onderzoeksverslagen aan voorafgaand aan het verlenen van insrraakmogelijkheden zich grondig te bezinnen, welke bezinning moet resulteren in een beleidsvisie op inspraak. De voorlichting aan de bevolking wordt een belangrijke voorwaarde genoemd. Daartoe dient naar hun mening een tweetal plannen worden ontwikkeld, die een onderlinge samenhang vertonen, zijne het mediaplan en het inspraakplan. In het mediaplan is een systematisch overzicht opgenomen waar-
op zal worden voorgelicht en de wijze waarop een voorlichtingscampagne zal worden uitgevoerd. Het med.iaplan omvat informatie over onder andere - het type mensen dat gepoogd wordt te bereiken, d.w.z. de doelgroepen - het aantal mensen waarop de voorlichting is gericht, en dat getracht wordt te bereiken - de doelstellingen van voorlichting - de mediumtypenkeuze - de mediaselektie (selektie binnen een mediumtype) - de momenten van inzet van media (inschakelingsfrequentie, interval) - een mediakostenanalyse. Een mediaplan houdt steeds ook een argumentatie in met betrekking tot de keuzen. (5) Om tegemoet te komen aan het selectief effect van voorlichtingsprocessen naar bereik van bepaalde groeperingen uit de bevolking wordt gepleit voor een multi-media benadering. In deze benadering zou dan positieve discriminatie speciale aandacht kunnen krijgen, zodat tegemoet kan worden gekomen aan de in par. 2.2. geschetste kennisnamekloof. In "Inspraak bij de ontwikkeling van het streekplan Veluwe" wordt aangegeven dat hiertoe een drietal wegen openstaan * Het selecteren van met name die verenigingen en organisaties die burgers met een geringere educatie tot hun leden rekenen, * Uitnodigingen te zenden aan locale leiders met het verzoek vrienden en kennissen te informeren, * Bladen in het mediaplan op te nemen die gelezen worden door burgers uit de lagere opleidingsniveau's. Een ander belangrijk aspect vormen de verschenen nota's, die "voornamelijk worden toegeschreven naar overheden. Dat de bevolking er ook nog iets mee moet, speelt bij het schrijven een geringe rol" (zie par. 2.5.). Wanneer inspraak door de bevolking serieus genomen wordt, zal daar bij het schrijven van nota's rekening mee moeten worden gehouden. Ten behoeve van de ontwikkeling van een mediaplan heeft een marketingbureau gegevens verstekt over de effectiviteit van bepaalde mediatypen en subtypen. Uit het schema zoals dat is weergegeven in tabel 6, blijkt een toename van het aantal ge-
79
bruikte media(sub)typen in opeenvolgende inspraakprocedures. Deze aanzetten werden zeer positief gevalueerd. Tabel 6 Overzicht van wijzen van informatieverstrekking bij een drietal inspraakprocedures. richting van de jarforniatieversuekking aan burgerv
media typen
mediasubtypen of
r-
-
mediumgroepen
r
trp en w khI.clen
per%
72
_______________ "n ' 11--hiad"I
UO
:
00 ;> oo
loire.
voornainelijk echtstreeks
onJ!e t
0
regionale radio0
osuele )°'°P media ]\oIUrwaeror rn eduagebon- en rrrtorrnayprçtrekkrn
I
eiiflg
\k
>
IIn
wpS
le ionIe
00
rcki 011
a] mediasybtypen rt
00
4
8
minimal
13
= in het plan voor de Veluwe opgenomen (programtnfare) = in het plan voor Mijden-Gelderland opgenomen (programmala.se) = in het plan voor Mddcn-C;cldcrland opgenomen (ammorontwerpfasir)
niet neer yteniiUclr 2) niet op grote otiaal vcrpreint
Bron Drs. A.F.A. Korsten/ Drs. J.A. Kropman — Participatie en politiek, ITS Nijmegen, 1977. Zoals voor de voorlichting een mediaplan kan worden samengesteld, levert het inspraakplan nadere gegevens over de beoogde inspraakprocedure.
Het -
inspraakplan omvat informatie over ondermeer het aan een inspraakplan gerelateerde mediaplan de algemene doelstellingen van inspraak de periode van inspraak de taken en verantwoordelijkheden een methodiektaxatie (welke methodiek in verband met het doel van de inspraak ?, de doelgroepen ?, de periode ?, etc.) en methodiekselectie - de verwerking van inspraakresultaten - de terugkoppeling naar participanten, na afloop van een procedure. Het nadrukkelijk formuleren van doelstellingen en argumenten voor keuzen in het kader van de ontwikkeling van inspraakplannen is zeer noodzakelijk, teneinde een plan te kunnen evalueren. " (6)
4.2.2. Gesreksgroepen. De inspraakprocedure inzake de nota "Analyse ...' is opgezet volgens het PKB-schema : voorlichtingsbijeenkomsten, schriftelijke reacties, hoorzitting. Net betrekking tot het informeren van de bevolking merkt Dr. H.N. Jolles op " Nen kan de inspraakbijeenkomsten benutten voor de nodige informatieoverdracht. Dit heeft het voordeel, dat alle gelrraagde gegevens direct en ter plaatse aan de gebruikers kunnen worden aangereikt. De nadelen zijn daarentegen evident. Informatie bereikt slechts de aanwezigen. Een gelegenheid tot controle en vergelijking ontbreekt, waardoor ook het risico van eenzijdigheid in de voorlichting aanwezig blijft. Voor rustige bezinning op het gehoorde ontbreekt de tijd. En aan de eigenlijke inspraak komt men niet toe. Betere perspectieven reeds biedt toezending van documentatie, een ruime tijd van te voren, aan alle belangstellenden. " ( 7) Het ITS-onderzoeksverslag "Participatie en Politiek" wijst uit dat It Nondelinge informatie-overdracht over een aantal alternatieve richtingen voor ruimtelijke ontwikkeling, zonder dat participanten vooraf een brochure hebben kunnen inzien en zonder dat een klank- en beeldprogramma wordt gepresenteerd, heeft over het algemeen grote nadelen. " (8)
[.L
Het gebruik van een diaklankbeeld bij de inspraakprocedure inzake de nota "Analyse ..." kan dus positief worden beoordeeld. In navolging van de Gelderse bevindingen kan worden aanbevolen tussen de fase van voorlichtingsbijeenkomsten en de fase van de schriftelijke reacties voor de bevolking een fase te plaatsen, waarin men in discussiebijeenkornsten kan deelnemen aan gesprekken om tot een nadere oordeelsvorining te geraken. Streekkoinmissies hebben in Gelderland terzake enkele taken gekregen - Het peilen van de wensen en de ideeën van de bevolking ten aanzien van de ontwikkeling van de streek. De opzet is zodanig dat uitsluitend getracht wordt binnen een gespreksgroep tot een unaniem oordeel te geraken. Dit lukt evenwel niet altijd. - Het bundelen van de reacties van de verschillende gesrreksgroepen en het doorsturen daarvan. Bij FKB-procedures zouden de reacties kunnen worden Rezien als schriftelijke reacties. - Het geven van een advies aan G.S. Bij latere procedures heeft dit onderdeel van de taakstellin een facultatief karakter gekregen In de verscheidene suggesties in "Participatie en Politiek" wordt over de status van de streekkommissie o.a. opgemerkt Het verdient één aanbeveling dat de gesrreksgroepen of gespreksieid(st)ers rechtstreeks, dus niet via een intermediair tussen burgers en overheid, rapporteren aan de overheid. Het gevaar dat inspraakresultaten op een zodanige wijze worden geordend dat gegevens "in de eigen kraam passen", wordt door rechtstreekse rapportering onvoldoende uitgesloten. Een overheid kam weliswaar een voorwaardescheppende taak hebben, maar toch verdient het aanbeveling dat een externe instantie, een instantie buiten de overheid, over de volgende mogelijkheden beschikt een participantenregister een bepaald eigen budget een mogelijkheid op zelfstandig te bepalen wijze kontakten te onderhouden met participanten voor, tijdens en na de procedure en na de beleidskeuze van de overheid een mogelijkheid zelfstandig de resultaten van discussie te verwerken. " ( 9)
b1
Drs. A.F.A. Korsten en Drs. J.A. Kropman merken tenslotte nog op " Streekkommissies met een relatief geringe ondersteuning op het gebied van secretariaat, advisering en uitvoering van taken en de verwerking van inspraakresultaten blijken niet steeds voldoende gequipeerd. Voor een instantie, die een schakel is tussen burgers en overheid, lijkt representativiteit in de samenstellin g minder belangrijk dan onder andere deskundigheid bij de verwerking van resultaten. (10) 4.3. Het verloop van de inspraakprocedure. In hoofdstuk 3 is geschetst dat de uiteindelijke beslissing van de provincie Noord-Brabant mede is gebaseerd op mededelingen over hoe de regeringsbeslissing inzake het Structuurscherna Vaarwegen terzake van de Brabantse kanalen zou uitvallen. Weliswaar was deze beslissing reeds aangekondigd in de eerder verschenen en openbare insDraaknotitie, maar het is toch wel erg opmerkelijk dat bij geen der gentervieuwde vertegenwoordigers van de institutionele insprekers deze regeringsbeslissin als zodanig bekend was, behoudens de partijen die terzake door vertegenwoordigers van RWS rechtstreeks waren genformeerd. In de Gelderse situatie blijkt zich een dergelijke ontwikkeling ook te hebben voltrokken. " G.S. hebben zich in 1976 bij de keuze beroepen op de Verstedelijkingsnota. Deze was evenwel niet in de streekplaninspraak aan de orde geweest, diende zelf ten tijde van de G.S.keuze nog een landelijke inspraakmrocedure te doorlopen, en naderhand in het parlement te worden bediskussieerd. Rijksno -ba's die nog geen vaststaand beleid impliceren, en nog de landelijke inspraak doorlopen, krijgen door deze handelwijze het karakter van een zichzelf waarmakende voorspelling. De ontevredenheid over het feit dat volgens GS van een verminderde realiteitswaarde van zeker een alternatief sprake was ... heeft tot de suggestie vanuit P.S.-fracties geleid dat GS voor de inspraak een voorkeur uit alternatieven kenbaar zou dienen te maken. " (10) Hieruit hebben de ITS-onderzoekers de aanbeveling opgesteld
dat v66r elke procedure een overheid dient aan te geven welk alternatief ruimtelijk model het meeste aansluit op het meest recente ruimtelijke beleid ten aanzien van een gebied. Naar hun idee moet bij inspraakorocedures spelregel zijn dat indien zich nieuwe inzichten die tot bijstelling van alternatieven tijdens de inspraak nopen voordoen, dit aan alle participanten bekend moet worden gemaakt. Desgevraagd deelden de gentervieuwde vertegenwoordigers op de vr-aag of een voorlopig standpunt van RWS over de te kiezen ruimtelijke oplossing bekend moet zijn bij aanvang van een inspraakprocedure mee • Het zou de duidelijkheid bevorderen (2 x opgemerkt) • Als men intern verschillende opinies heeft is dat moeilijk • Het zou wat vreemd overkomen • Graag! • Bij elk alternatief zou men vanuit RWS_perspectief kunnen aangeven hoe men eventuele realisatie beoordeeld. Hiervoor kunnen t ermen worden gebruikt als gewenst, neutraal of ongewenst * Hun mening is wel bekend. Het ontbreken in de nota ervan, is niet iets wat we hebben gemist. * Formeel heeft RWS niets te vinden. Navraag binnen RWS over hoe men tegen het openbaar maken van enige voorkeur aankijkt leverde ook voor- en tegenstanders op. De richtlijnen terzake laten dit thans niet toe. In par. 2.4. werd aangegeven dat door het secretariaat van de Raad van de Waterstaat een notitie is samengesteld, waarin ondermeer de mogelijke voor- en nadelen van verbetering van de Brabantse en Midden-Limburgse kanalen worden gelventariseerd. Daaraan is toegevoegd wat in de schriftelijke reacties en tijdens de hoorzitting ter zake naar voren is gebracht. In dezelfde paragraaf is ook aangegeven dat de inbreng van de verschillende partijen op de hoorzitting dikwijls neerkomt op een herhaling van het standpunt dat al in de schriftelijke reactie uiteen werd gezet. Het komt me voor dat de meningsvorming kan worden verdiept, als voornoemde notitie door het secretariaat in een wat eerdere fase wordt samengesteld. Wanneer deze notitie wordt verzonden aan de insprekers, die een schriftelijke reactie hebben inge-
zonden, kan men kennis nemen van diverse andere standpunten. Een en ander kan aanleiding zijn daar tijdens de hoorzitting commentaar op te leveren. Het tijdschema zou dan echter zodanig moeten worden opgesteld, dat tussen moment van verzending van deze inventariserende notitie en hoorzitting, zo veel tijd is dat gespreksgroepen vanuit de bevolking ook kans hebben zich in de notitie te verdiepen en desgewenst een eigen commentaar te formuleren. 4. 14. Samenvatting van de aanbevelingen. - Voorafgaand aan een inspraakprocedure dient men zich op de mogelijkheden te bezinnen en van daaruit een beleidsvisie op inspraak formuleren. - Voor een goed verloop van de inspraakprocedure dient een mediaplan te worden ontwikkeld en in samenhang daarmee het inspraakplan. - Ter overbrugging van de kennisnamekloof ken in de multi-mediabenadering positief worden gediscrimineerd. - Het gebruik van een diaklankbeeld tijdens voorlichtingsbijeenkomsten heeft een positief effect. - Na de voorlichtingsbijeenkomsten dienen discussiebijeenkomsten voor de bevolking te worden belegd, die worden begeleid door streekkommissies. - Deze streekkommissies dienen binnen enkele randvoorwaarden zelfstandig te kunnen functioneren. - De reacties van de bevolking uit de gespreksgroepen dienen te worden beschouwd als schriftelijke reacties in de PKB-procedure. - Aan het eind van de fase van de schriftelijke reacties stelt het secretariaat van de Raad van de Waterstaat een inventariserende notitie samen, waarin voor- en nadelen van de besproken alternatieven staan uitgewerkt. - Tezamen met wat in de schriftelijke reacties naar voren is gebracht wordt deze inventariserende notitie verzonden aan diegenen die een schriftelijke reactie hebben ingezonden. - De tijd tussen verzending van voornoemde notitie en hoorzitting is zodanig dat de bevolking zich in de gespreksgroepen kan beraden op de verzonden informatie en een eigen corrimentaar kan formuleren.
E:1
- Tijdens de hoorzitting kan men desgewenst commentaar leveren op de toegezonden inventariserende notitie en andere schriftelijke reacties. - In te publiceren nota's kan men voorafgaand aan de inspraakprocedure aangeven hoe men realisatie van elk alternatief beoordeeld in termen als gewenst, neutraal of ongewenst. - Indien zich tijdens inspraakprocedures nieuwe inzichten, die tot bijstelling van alternatieven en/of beoordeling daarvan nopen, voordoen, dient dit aan alle participanten bekend te worden gemaakt.
[.T S.
LITERATUUROVERZICHT. Embden, Bureau van, e.a. Advies omlegin Zuid-Willemsvaart 's-Hertogenbosch, archief RWS-directie Noord-Brabant, 1968. Heidemaatschanpij, Koninklijke Nederlandse, Discussienota omleRging Zuid-Willemsvaart, Arnhem/ 's-Hertogenbosch, 1970. 's-Hertogenbosch, gemeente, nota 's-Hertogenbosch en de Zuid-Willemsvaart, 's-Hertogenbosch, 1971. Jolles, H.N., De noreuze demokratie - een sociologisch onderzoek naar het inspraakverschijnsel, Alphen aan den Rijn, 1974. Korsten, A.F.A. en J... Kronman, Farticinatie en rolitiek, I.T.S.-Nijmesen, 1977. Korsten, A.F.A. en J.A. Kropman, Insnraak bij de ontwikkei96. linm vn het sreelan t .T.S.-NijmeRen, Veluwe, I .. Ninisterie van Verkeer en Waterstaat en Ninisteris vsn Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Structuurshem Vsarween - deel a : het beleidsvoornemen, 's-Gravenhage, 1977. Nelissen, N.J.N., Genstitutionaliseerde beweinm, Ir. Thurlings, J.N.G., e.a., Institutie en beweging, Deventer, 1980. Oosting, N., Insnraak en overheidsbeleid, In Overheidsbeleid, Alphen aan den Rijn, 1 978. Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening, Advies inzake het betrekken van de bevolking bij de vorming van het ruimtelijk beleid, 's-Gravenhage, 1970. Rijkswaterstaat, nota Analyse verbetering Brabantse en Nidden-Limburgse kanalen, 's-Gravenhage, 1 978. Rijkswaterstaat, nota Verbetering Zuid-Willemsvaart en kenaal Wessem-Nederweert, 's-Hertogenbosch, 1966. Rosmalen, gemeente, nota Omlegging Zuid-Willemsvaart, TRosmalen, 1 970. Witsen, J., Planologische Kernbeslissingen, R.F.D.-publicatie '80-1, 's-Gravenhage, 1980.
[II.]
[.1.1
Noten bij hoofdstuk 4. 1
Jolles, Dr. H.N., De poreuze demokratie, Alphen aan den Rijn, 1974. 2 Nelissen, Dr. N.J.'I., Genstitutionaliseerde beweging, In Thurlings, J.tI.G., e.a. Institutie en beweging, Deventer, 1 980. Oosting, Nr. Drs. N., Inspraak en overheidsbeleid, In 3 Overheidsbeleid, Alphen aan den Rijn, 1 978. 4 als 1. Korsten, Drs. A.F.A. en Drs. J.A. Kropman, Inspraak bij de 5 ontwikkeling van het streekplan Veluwe, ITS - Nijmegen, 1976. 6 - als 5. als 1. 7 8 - Korsten, Drs. en Drs. J.A. Kropman, Participatie en politiek, ITS - Nijmeen, 1977. als 8. 9 10 - als S. -
-
-
-
-
-
-