Tax newsletter
Inhoud Vennootschapsbelasting ► ‘Fiscaal misbruik’ volgens de Belgische rulingcommissie ► Zijn doorgerekende stock optie kosten fiscaal aftrekbaar? ► Is de fairness tax in lijn met de EU-wetgeving?
Personenbelasting ► De fiscus weet binnenkort alles over uw buitenlandse financiële activa ► Meldingsplicht van buitenlandse rekeningen bij NBB
BTW ► Weeral nieuwe regeling inzake opeisbaarheid van BTW
Registratie– en successierechten ► Onverdeelde eigendom van vastgoed tussen vennootschap en aandeelhouder ► Nieuwe regels inzake Vlaamse schenkings- en successierechten
© VMB Tax Services
30 juni 2015
1
‘Fiscaal misbruik’ volgens de Belgische rulingcommissie De Belgische rulingcommissie heeft in haar jaarrapport over 2014 een aantal schoolvoorbeelden van ‘fiscaal misbruik’ vermeld. Onnodig te zeggen dat dit uitermate nuttige precedenten zijn voor de Belgische fiscale praktijk. Ieder jaar brengt de Belgische rulingcommissie een jaarrapport uit waarin zij haar ervaringen oplijst m.b.t. de diverse rulingaanvragen die zij in de loop van dat jaar heeft bestudeerd. Een opmerkelijke vaststelling in het 2014 jaarverslag is dat de rulingcommissie haar licht laat schijnen over enkele situaties die zij als fiscaal misbruik bestempelt met als gevolg dat geen positieve rulingbeslissing kon worden afgeleverd in die concrete gevallen. Daarom bespreken we hierna een aantal voorbeelden die aantonen hoe een transactie vooral niet moet worden opgezet wanneer je geen aanvaring wil met de fiscus: ► Een BelCo heeft aanzienlijke fiscale verliezen terwijl haar enige bestaansreden is een garantieverplichting na te komen. De rulingcommissie is het niet eens dat BelCo kan gerecycleerd worden tot een intra-groep financieringscentrum; in het bijzonder omdat de groep reeds een intra-groep financieringscentrum in het buitenland heeft. Volgens de rulingcommissie beoogt de voorgenomen transactie enkel de fiscale verliezen van BelCo te gebruiken om ze af te zetten tegen inkomsten uit de financieringsactiviteit; ► Als gevolg van een reeks van fusies en aandelentransacties wordt de juridische eigendom van in België gelegen vastgoed overgedragen aan een 3de partij. Vermits geen doorslaggevende niet-fiscale beweegredenen voor de transactie in haar totaliteit konden worden aangetoond aan de rulingcommissie, oordeelde deze dat het opzet artificieel was en vooral op belastingoptimalisatie gericht was; ► In 2009 worden de aandelen van BelCo A ingebracht in het kapitaal van BelCo B waarbij het engagement was aangegaan om de cash van beide BelCo’s die aanwezig was voorafgaand aan de inbreng te besteden voor de operationele behoeften van deze beide vennootschappen. Echter, bij een latere kapitaalvermindering door BelCo B ten gunste van haar aandeelhouder – natuurlijke persoon is gebleken dat die engagementen helemaal niet zijn nagekomen. Daarom besloot de rulingcommissie in 2013 dat de (belastingvrije) kapitaalvermindering moest geherdefinieerd worden in een (belastbare) dividenduitkering door BelCo B aan die aandeelhouder; ► De rulingcommissie is van mening dat een Liechtensteinse private stichting op dezelfde manier moet behandeld worden als een Belgische private stichting voor doeleinden van Belgische successierechten. In de voorliggende casus werden activa ingebracht in een Liechtensteinse private stichting net voor het overlijden van de betrokken persoon die inwoner was van België. Daarom waren Belgische successierechten verschuldigd. Een fundamenteel leerpunt dat we uit deze reële voorbeelden van fiscaal misbruik kunnen noteren, is dat elke transactie bekleed moet zijn met doorslaggevende niet-fiscale drijfveren om fiscaal aanvaardbaar te zijn. Kortom, doorslaggevende zakelijke of persoonlijke redenen moeten aanwezig zijn. Ook de keep it simple regel komt in deze zeer goed van pas!
© VMB Tax Services
2
Zijn doorgerekende stock optie kosten fiscaal aftrekbaar? In het geval van internationale stock optie plannen worden de kosten m.b.t. de onderliggende aandelen vaak gedragen door een buitenlandse vennootschap. Soms worden deze kosten echter ook doorbelast aan een Belgische groepsvennootschap. Volgens Belgische rechtspraak zijn deze doorgerekende kosten fiscaal niet aftrekbaar. Een stock optie plan (SOP) wordt vaak op grensoverschrijdende basis geïmplementeerd. Dit komt er meestal op neer dat het SOP wordt beheerd op groepsniveau terwijl iedere lokale operationele vennootschap een stock optie toekent aan haar eigen werknemers. De werknemer heeft dan het recht om aandelen te kopen aan een vooraf gedefinieerde uitoefenprijs (b.v. EUR 100). Wanneer later de marktwaarde van die aandelen hoger (b.v. EUR 150) komt te liggen dan die uitoefenprijs, is de optie in-the-money. Het is dan m.a.w. de moeite waard om de optie uit te oefenen en om de onderliggende aandelen te kopen aan de lagere uitoefenprijs. Niettemin zal de buitenlandse vennootschap de aandelen dan vermoedelijk moeten kopen aan de hogere marktwaarde om ze vervolgens aan de werknemer door te verkopen aan de lagere uitoefenprijs. Op dat moment realiseert die buitenlandse vennootschap dus een minderwaarde op aandelen. Wanneer de buitenlandse vennootschap deze minderwaarde op aandelen nadien doorrekent aan de Belgische groepsvennootschap rijst de vraag of deze kost fiscaal aftrekbaar is voor doeleinden van Belgische vennootschapsbelasting? Doorgaans zal de Belgische groepsvennootschap argumenteren dat dit een loonkost is die fiscaal aftrekbaar is; niet in het minst omdat de Belgische groepsvennootschap nooit eigenaar was van de onderliggende aandelen. Echter, op 25 juni 2014 oordeelde het Hof van Beroep van Brussel dat de doorbelaste kost intrinsiek een minderwaarde op aandelen betrof en dat de kost daarom niet aftrekbaar was. Belgische vennootschappen aan wie SOP kosten worden of werden doorbelast kijken in het licht van deze rechtspraak dus best al eens na wat de omschrijving was van de doorbelaste kost op de onderliggende factuur. Bovendien moeten zij zich vergewissen van de werkelijke aard van de doorbelaste kosten om zodoende voorbereid te zijn op vragen van de fiscus.
Is de fairness tax in lijn met de EU-wetgeving? Wanneer een Belgische vennootschap een dividend toekent dat vooral is gefinancierd met eigen vermogen waarover zo goed als geen Belgische vennootschapsbelasting verschuldigd was wegens het gebruik van fiscale verliezen of notionele interestaftrek, is die Belgische vennootschap 5,15% fairness tax verschuldigd. De vraagt rijst echter of deze ‘dividendbelasting’ wel in overeenstemming is met de EU MoederDochterrichtlijn? Sinds het aanslagjaar 2014 is er mogelijks een afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting verschuldigd van 5,15% in hoofde van grote vennootschappen. Dit is de zogenaamde fairness tax.
© VMB Tax Services
3
Een van de bijzondere kenmerken van de fairness tax is dat deze enkel opeisbaar wordt in geval van een dividenduitkering door een Belgische vennootschap of Belgische vaste inrichting. Vennootschappen en vaste inrichtingen die intensief gebruik maken van zowel overgedragen fiscale verliezen en de notionele interestaftrek (met als gevolg dat hun effectieve belastingvoet vrij laag is) kunnen dus worden onderworpen aan 5,15% fairness tax. Ook vennootschappen en vaste inrichtingen (met een holdingfunctie) die nauwelijks vennootschapsbelasting betalen omdat ze vooral belastingvrije meerwaarden op aandelen realiseren, komen in het vizier van de 5,15% fairness tax. Aangezien de fairness tax slechts verschuldigd kan zijn mits een dividenduitkering door een Belgische vennootschap of vaste inrichting, rijst de vraag of de fairness tax wel te verzoenen is met de beginselen van de EU-regelgeving, in het bijzonder met de EU MoederDochterrichtlijn? Overeenkomstig deze Richtlijn is er geen bronheffing verschuldigd over een dividend toegekend door een EU dochter aan een EU moeder wanneer de moeder een deelneming van minstens 10% gedurende minstens één jaar aanhoudt in de dochter. Welnu, in augustus 2014 heeft de Europese Commissie de Belgische regering laten weten dat ze van oordeel is dat de fairness tax niet in overeenstemming is met het EU-recht en heeft ze hiervoor een zaak aanhangig gemaakt bij het Europees Hof van Justitie. Zolang deze zaak niet is uitgeklaard, moeten Belgische vennootschappen en vaste inrichtingen zich de vraag stellen welk standpunt ze zullen innemen (toepassing van fairness tax of indiening van een bezwaarschrift achteraf) bij indiening van hun aangifte en bij betaling van een aanslagbiljet.
De fiscus weet binnenkort alles over uw buitenlandse financiële activa Vanaf 2017 zullen de belastingadministraties van de EU Lidstaten informatie beginnen uitwisselen aangaande financiële informatie m.b.t. 2016 en nadien. Op 5 januari 2015 is daartoe een nieuwe EU Richtlijn inzake Wederzijdse Bijstand in werking getreden, die een veel ruimere toepassingssfeer heeft dan de voorgaande. Als gevolg van de Amerikaanse FATCA (Foreign Account Tax Compliance Act) wetgeving heeft de wereldwijde automatische uitwisseling van bancaire informatie een hoge vlucht genomen. Op 5 januari 2015 hebben de EU Lidstaten ter zake een nieuwe EU Richtlijn inzake Wederzijdse Bijstand goedgekeurd met een veel ruimere toepassingssfeer dan de vorige Richtlijn van 2011. Alle EU Lidstaten moeten deze Richtlijn tegen 31 december 2015 omzetten in hun nationale wetgeving. Met ingang van 2017 zullen alle EU Lidstaten automatisch informatie uitwisselen inzake financiële activa vanaf 2016. Wat staat er te gebeuren vanaf 2016-2017? De Richtlijn beoogt de automatische uitwisseling tussen alle EU Lidstaten van informatie m.b.t. financiële activa die inwoners van één EU Lidstaat (b.v. België) hebben bij een financiële instelling in een andere EU Lidstaat (b.v. Luxemburg). Alle EU Lidstaten moeten daartoe aan hun financiële instellingen bepaalde rapporteringsverplichtingen en due diligence verplichtingen opleggen die consistent zijn met de gemeenschappelijke rapporteringsnormen van de OESO. Dit wil zeggen dat alle financiële instellingen financiële informatie m.b.t.
© VMB Tax Services
4
2016 en nadien zullen moeten rapporteren aan de EU Lidstaat waar zij resideren. Vanaf 2017 zal deze EU Lidstaat de ontvangen informatie doorspelen aan de andere EU Lidstaten. Volledigheidshalve benadrukken we wel dat een EU Lidstaat die reeds voor 2017 financiële informatie meedeelt aan de Amerikaanse fiscus op basis van de US FATCA regelgeving, er strikt genomen ook toe verplicht kan worden deze informatie nu reeds over te maken aan andere EU Lidstaten en dit op basis van de ‘meest begunstigde natie’-regel die je terugvindt in de meeste dubbelbelastingverdragen die EU Lidstaten onderling hebben afgesloten. De Richtlijn staat overigens ook toe dat een bepaalde EU Lidstaat geen informatie wil ontvangen van een andere EU Lidstaat m.b.t. bepaalde soorten inkomsten zoals salaris, bestuurdersbezoldigingen, levensverzekeringscontracten, pensioenen en onroerende inkomsten. Anderzijds zal het verplicht zijn om informatie uit te wisselen en in ontvangst te nemen inzake bruto-dividenden en bruto-interesten. Dit omvat eveneens inkomen dat op dezelfde wijze wordt behandeld voor belastingdoeleinden als beide voornoemde categorieën van inkomsten, evenals de bruto-verkoopopbrengsten betreffende financiële activa. Ten slotte zullen ook de saldi per 31 december op dergelijke financiële rekeningen jaarlijks moeten gerapporteerd worden. Wanneer financiële instellingen weigeren om informatie uit te wisselen of wanneer ze dit laattijdig doen, dan zullen zij beboet worden door hun EU Lidstaat van vestiging. Welke financiële instellingen zullen een rapporteringsverplichting hebben? Volgens de Richtlijn omvat de notie ‘financiële instelling’ (‘FE’ in het jargon) bewaarinstellingen, instellingen waar een deposito kan aangehouden worden, beleggingsfondsen (waaronder gemeenschappelijke beleggingsfondsen, beleggingsvennootschappen, private equity fondsen, venture capital fondsen, enz.) en verzekeringsmaatschappijen. Er is echter een uitdrukkelijke vrijstelling van de rapporteringsplicht voor overheidsinstellingen, internationale organisaties, centrale banken en bepaalde pensioenfondsen. Bovendien zullen enkel bestaande financiële activa vanaf een waarde van USD 250.000 moeten onderzocht worden door die financiële instelling, tenzij zij er anders over oordeelt na haar due diligence oefening. Wie is ‘uiteindelijke gerechtigde’ of ‘passieve niet-financiële entiteit’? Zoals dat ook het geval is voor de US FATCA wetgeving, zal een doorkijkregel worden toegepast in het geval van een ‘passieve entiteit’ die niet kwalificeert als ‘financiële instelling’ (‘NFE’ in het jargon). Wanneer een entiteit m.a.w. noch een “financiële core business”, noch een “commerciële core business” heeft, wordt zij geacht vooral voor doeleinden van private vermogensplanning te worden gebruikt. In dat geval zal het de verantwoordelijkheid van de betrokken financiële instelling zijn om de uiteindelijk gerechtigde van een NFE te identificeren t.a.v. de fiscus van de EU Lidstaat waar de financiële instelling gevestigd is. Deze lidstaat zal vervolgens de nodige informatie overmaken aan de EU Lidstaat waar die uiteindelijk gerechtigde resideert. Merk op dat iedere entiteit tot een zogenaamde auto-beoordeling (self-certification) zal moeten overgaan: zij zal met name voor zichzelf moeten uitmaken of zij een ‘passieve NFE’ is of veeleer een ‘actieve NFE’. De ‘uiteindelijk gerechtigde’ wordt vermoedelijk gedefinieerd als een natuurlijk persoon die de finale controlebevoegdheid heeft over die entiteit. De lokale anti-witwas maatregelen en
© VMB Tax Services
5
aanverwante klantenidentificatieprocedures zullen in deze context wellicht een nuttig hulpmiddel zijn om de uiteindelijk gerechtigde te identificeren. Klassieke voorbeelden van NFE’s zijn trusts, private stichtingen, beleggingsverzekeringen, enz. Als algemene regel kan tevens gesteld worden dat een NFE waarvan de brutoinkomsten voor minder dan 50% bestaan uit passieve inkomsten en wiens activa voor minder dan 50% bestaan uit activa die passieve inkomsten voortbrengen, als een ‘actieve NFE’ zullen aangemerkt worden. Er wordt eveneens verwacht dat een traditionele holding (zoals de Luxemburgse SOPARFI) als een ‘actieve NFE’ zal worden beschouwd. Hoe bereidt u zich best voor op de Europese FATCA regelgeving? Onnodig te zeggen dat de aangekondigde nieuwe EU-regels een enorme impact zullen hebben op de grensoverschrijdende transparantie van het financiële landschap binnen de EU. Alle EU-inwoners doen er dus goed aan om de samenstelling van hun financieel vermogen dat zich in de EU bevindt, grondig te analyseren. Ook moeten zij nagaan of de entiteiten waar dit vermogen gestald is een actieve dan wel passieve core business hebben.
Meldingsplicht van buitenlandse rekeningen bij NBB Sinds enkele jaren moet een Belgisch fiscaal inwoner in zijn aangifte in de personenbelasting (‘PB’) melding maken van het bestaan van een buitenlandse bankrekening waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenote, wettelijk samenwonende partner of één van diens minderjarige kinderen op enigerlei wijze en op om het even welk moment in het kalenderjaar begunstigde waren. Deze meldingsplicht heeft betrekking op iedere rekening van elke aard gehouden bij een buitenlandse bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling. Ook het land of de landen waar die rekeningen werden geopend, moet worden meegedeeld. De definitie van 'buitenlandse bankrekeningen’ is niet beperkt tot de klassieke bankrekeningen die bestaan om inkomsten te ontvangen, contant geld te storten of af te halen, betalingen uit te voeren of te ontvangen, maar wordt ook uitgebreid tot bv. effectenrekeningen, beleggingsrekeningen en zelfs PayPal-accounts waarop geld bewaard wordt voor een periode die langer is dan strikt noodzakelijk voor een loutere betaling en indien de PayPal-rekening wordt gebruikt in een professionele context. PayPal-rekeningen die alleen worden gebruikt voor de betaling van een internet-transactie hoeven niet te worden gemeld. Aanvankelijk moest alleen het ‘bestaan’ van een buitenlandse bankrekening worden gemeld. Sinds aanslagjaar 2012 (inkomstenjaar 2011) bestaat de wettelijke verplichting voor de belastingplichtige om o.a. ook de IBAN-rekeningnummers aan het centraal aanspreekpunt ("CAP") van de Nationale Bank van België (“NBB”) door te geven en te bevestigen in de PB aangifte dat de melding bij het CAP naar behoren is voldaan. Omwille van het feit dat het CAP slechts operationeel werd vanaf 26 mei 2015, heeft de Belgische fiscus in de loop van juni 2015 een brief gestuurd naar alle Belgische belastingplichtigen die in hun PB aangifte voor de aanslagjaren 2012 t.e.m. 2014 (inkomstenjaren 2011 t.e.m.
© VMB Tax Services
6
2013) melding hebben gemaakt van een buitenlandse bankrekening. Via deze brief vraagt de Belgische fiscus in het bijzonder om de volgende informatie aan het CAP van de NBB door te geven: rekeningnummer in IBAN formaat, de benaming van de instelling waar de rekening is geopend, de BIC- code van de instelling en het land waar de rekening daadwerkelijk is geopend. Belgische fiscale inwoners die houder waren van een buitenlandse bankrekening tijdens de kalenderjaren 2011, 2012 en/of 2013 waarvan het bestaan in hun Belgische PB aangiften werd gemeld, hebben in juni 2015 een uitnodiging ontvangen om meer details m.b.t. deze rekeningen te melden bij het CAP. Alleen buitenlandse bankrekeningen die bestonden tijdens de kalenderjaren 2011 t.e.m. 2013 en die gesloten werden vóór 1 januari 2014 moeten worden gemeld. Concreet heeft de belastingplichtige twee maanden de tijd te rekenen vanaf de 3e dag volgend op de verzenddatum vermeld in de uitnodigingsbrief om de meldingsplicht te voldoen. Daarenboven moeten aan het CAP de buitenlandse bankrekeningen die de belastingplichtige aanhield gedurende het kalenderjaar 2014 of die de belastingplichtige heeft geopend of gesloten tijdens het kalenderjaar 2014 spontaan worden gemeld. Deze melding moet gebeuren ten laatste gelijktijdig met het indienen van de PB aangifte voor het aanslagjaar 2015 (inkomsten 2014) waarin het bestaan van die buitenlandse bankrekening ook wordt gemeld. De uiterste deadline om de PB aangifte voor het inkomstenjaar 2014 (aanslagjaar 2015) in te dienen is 29 oktober 2015 indien de aangifte wordt ingediend door uw accountant, belastingconsulent of boekhouder-fiscalist. De voornoemde meldingsplicht voor de kalenderjaren 2011 t.e.m. 2013 en de meldingsplicht voor het kalenderjaar 2014 kunnen plaatsvinden via één document. Naar de toekomst toe moeten enkel nieuw geopende buitenlandse bankrekeningen worden bekendgemaakt. Bestaande (en reeds gemelde) bankrekeningen hoeven niet langer worden gemeld in de daaropvolgende jaren. Alleen de afsluiting van dergelijke buitenlandse bankrekeningen moeten aan het CAP worden meegedeeld.
Weeral nieuwe regeling inzake opeisbaarheid van btw In 2013 voerde de Belgische regering een fel gecontesteerde nieuwe regeling in inzake de opeisbaarheid van de btw, die voornamelijk het uitreiken en het verwerken van voorschotfacturen bemoeilijkte. Na een hele reeks van overgangsmaatregelen heeft de regering nu beslist om de regeling opnieuw volledig te vervangen. In december 2014 had de btw-administratie nog een Beslissing gepubliceerd met de ‘definitieve’ regeling die in werking trad op 1 januari 2015 (maar tegelijk nog een extra tolerantie bevatte tot 30 juni 2015 voor bedrijven die nog niet in staat waren hun computersystemen aan te passen). Maar op 17 april 2015 volgde dan weer een Beslissing dat de eerdere overgangsregeling toch werd verlengd, in afwachting van een nieuwe wijziging in de wetgeving. U volgt nog? Het is vooralsnog wachten op de definitieve goedgekeurde teksten van deze nieuwe wetswijziging, maar op 26 juni heeft de Minister van Financiën alvast een persbericht verspreid met
© VMB Tax Services
7
daarin de contouren van de nieuwe regels waarover binnen de regering een voorakkoord bestaat, en die in werking zouden moeten treden op 1 januari 2016: ► Voor transacties tussen ondernemingen zal de factuur bepalen wanneer de btw zal moeten worden doorgestort aan de Schatkist. Eén en ander zou niet alleen voor voorschotfacturen gelden, maar voor alle facturen. De ultieme datum van opeisbaarde heid is de 15 van de maand volgend op de levering of de dienstprestatie, want deze datum is het ultieme tijdstip waarop de onderneming zijn factuur moet uitreiken. Meteen wordt daarmee de facto ook de aangiftetermijn om de verschuldigde btw te voldoen in een aantal gevallen verlengd. ► Voor transacties tussen ondernemingen en overheidsinstellingen is ook een oplossing uitgewerkt. Nu moet de onderneming de btw al doorstorten op het moment van de levering of de dienstprestatie aan de overheidsinstelling, ongeacht of deze betaald heeft of niet. Gelet op de realiteit dat overheden vaak laattijdig betalen, moet de onderneming de btw dan voorfinancieren, met alle gevolgen van dien. Met ingang van 1 januari 2016 wordt wettelijk voorzien dat die btw pas moet worden doorgestort op het moment dat de overheidsinstelling effectief betaalt en moet de btw dus niet langer voorgefinancierd worden. Deze nieuwe regels moeten vanzelfsprekend nog het ‘wetgevend proces’ doorlopen. Een en ander zal dus duidelijker worden eens de definitieve wetteksten en/of administratieve commentaren beschikbaar zijn.
Onverdeelde eigendom van vastgoed tussen vennootschap en aandeelhouder Overeenkomstig nieuwe administratieve richtlijnen is de overdracht van de onverdeelde mede-eigendom van in België gelegen vastgoed aan een natuurlijke persoon die aandeelhouder (en wellicht ook bestuurder) van die vennootschap is, onderworpen aan 10% of 12,5% registratierechten. Conform de vorige interpretatie waren slechts 2,5% (of 1%) registratierechten te betalen. Gedurende vele jaren werd algemeen aanvaard dat in België gelegen vastgoed in onverdeeldheid werd aangehouden door een Belgische vennootschap (BelCo) en door een in België gevestigde natuurlijke persoon die doorgaans ook zowel de aandeelhouder als bestuurder van die vennootschap is. Eén van de redenen om de eigendom in het vastgoed zo te structureren is dat wanneer de onverdeelde eigendom beëindigd wordt – op een manier dat de natuurlijke persoon volle eigenaar van het pand wordt - er slechts 2,5% registratierechten (Vlaams Gewest) verschuldigd zijn door de natuurlijke persoon. Ter vergelijking: wanneer de natuurlijke persoon het pand zou verwerven middels een “aankoop” van het pand, betaalt hij 10% registratierechten (wanneer het onroerend goed zich in het Vlaams Gewest bevindt). Volgens administratieve richtlijnen van 22 september 2014, houdt de fiscus er voortaan een totaal verschillende interpretatie op na: wanneer de mede-eigendom ophoudt te bestaand en de natuurlijke persoon zo de enige eigenaar wordt, zijn 10% - 12,5% registratierechten verschuldigd door de natuurlijke persoon.
© VMB Tax Services
8
Enkel in de volgende gevallen is geen proportioneel registratierecht, maar wel enkel het algemeen vast recht van EUR 50 verschuldigd: ► BelCo heeft een specifieke rechtsvorm (b.v. VOF of BVBA), en; ► De juridische eigendom van het pand gaat over naar de natuurlijke persoon als gevolg van de liquidatie van BelCo of als gevolg van een kapitaalvermindering door BelCo, en; ► In voorgaande jaren is de eigendom van het pand door BelCo verworven met toepassing van registratierechten en op een moment dat de natuurlijke persoon reeds aandeelhouder van BelCo was. Deze nieuwe administratieve zienswijze wordt fel bekritiseerd in de rechtsleer. Niettemin moet u er zich van bewust zijn dat de fiscus deze richtlijnen in de praktijk zeer vermoedelijk zal toepassen. Vandaar dat alle natuurlijke personen die aandeelhouder zijn en samen met hun vennootschap onverdeeld mede-eigenaar van in België gelegen vastgoed zijn, er goed aan doen om de rationale en de juridische vormgeving van deze structuur grondig te herbekijken om uit te maken in welke mate die natuurlijke persoon blootstaat aan een risico van een toekomstige (exit)kost aan registratierechten.
Nieuwe regels inzake Vlaamse schenkings- en successierechten In België hebben zowel het Vlaamse, Waalse als het Brusselse Gewest hun eigen regelgeving inzake schenkings- en successierechten. Vanaf 2015 zijn een aantal nieuwe Vlaamse wettelijke bepalingen en administratieve richtlijnen in werking getreden die relevant zijn met het oog op overdracht van een familiale onderneming en wanneer fiscale optimalisatie overwogen wordt. Sinds 2012 is er een algemene anti–rechtsmisbruikbepaling van toepassing op de Belgische schenkings- en successierechten. Op 10 april 2013 heeft de Belgische fiscus een circulaire uitgevaardigd met richtlijnen inzake de toepassing van die algemene anti-rechtsmisbruikbepaling. Bij die gelegenheid zijn ook een ‘zwarte lijst’ en ‘witte lijst’ opgesteld met transacties die (niet) in het vizier van die bepaling komen. Nieuwe Vlaamse circulaire met enkel een ‘zwarte lijst’ Vanaf 2015 zijn echter de Gewesten bevoegd geworden voor de meeste aangelegenheden m.b.t. schenkings- en successierechten. Daarom heeft de Vlaamse overheid op 23 december 2014 een nieuwe circulaire wereldkundig gemaakt ter vervanging van de eerdere Belgische circulaire van 10 april 2013. In tegenstelling tot wat het geval was voor de 2013 administratieve richtlijnen voorzien deze van 2014 niet langer in een ‘witte lijst’ met ‘goede’ transacties, maar enkel in een ‘zwarte lijst’ met slechte transacties. Transacties die op deze zwarte lijst prijken, kwalificeren zeer wellicht als fiscaal misbruik met als gevolg dat de fiscus ze kan herdefiniëren en dus de werkelijke transactie kan onderwerpen aan Vlaamse schenkings- of successierechten. De meest in het oog springende transactie die (nog steeds) op de zwarte lijst staat, is het erfpachtcontract.
© VMB Tax Services
9
Vlaamse ‘witte lijst’ komt er vooralsnog Het loutere feit dat er niet langer een witte lijst zou zijn voor doeleinden van Vlaamse schenkingsen successierechten was de bron van heel wat kritiek aangezien dit tot rechtsonzekerheid voor de belastingplichtige zou leiden. Daarom is het goed om weten dat in een antwoord op een parlementaire vraag de Vlaamse overheid twee belangrijke zaken heeft bevestigd: ► Clausules die in een testament zijn opgenomen, zijn geen fiscaal misbruik voor toepassing van de Vlaamse schenkings- en successierechten ; ► Een witte lijst is vooralsnog aangekondigd en deze zal zo goed als identiek zijn als de vorige Belgische witte lijst. Kortom, het is de algemene verwachting dat de volgende transacties niet als fiscaal misbruik zullen worden aangemerkt: ► Een handgift of bankgift (waardoor geen schenkingsrechten verschuldigd zijn); ► Een schenking voor een buitenlandse notaris (waardoor geen schenkingsrechten in België verschuldigd zijn); ► Een gefaseerde schenking van vastgoed (waardoor ook de verschuldigdheid van schenkingsrechten wordt gespreid in de tijd); ► Een schenking onder ontbindende voorwaarde van vooroverlijden (met als gevolg dat de schenking onbestaande wordt wanneer de begunstigde eerder overlijdt dan de schenker); ► Een schenking met last (b.v. de jaarlijkse betaling van een lijfrente aan de schenker); ► Een generation skipping schenking (b.v. door grootouders aan de kleinkinderen waardoor minder schenkings- en successierechten verschuldigd zijn omdat de ouders niet betrokken zijn); ► Een schenking onder voorbehoud van een levenslang recht op vruchtgebruik (b.v. de schenker van pakweg vastgoed of aandelen heeft een levenslang recht op bewoning of dividend); ► Een schenking met toepassing van een verlaagd registratierecht (b.v. een schenking van sommige stukken grond); ► Een schenking vrijgesteld van schenkingsrechten (b.v. van een familiale business - zie lager); ► Een tontinecontract (t.w. een contract waarbij 2 samenwonenden samen een pand kopen en waarbij één partner de volle eigenaar wordt van het vastgoed bij vooroverlijden van de andere partner. Zodoende zijn geen successierechten opeisbaar). Nieuwe voorwaarden om een familiale onderneming aan 0% te schenken Sedert 2012 is het mogelijk om (de aandelen van) een familiale onderneming te schenken aan 0% schenkingsrechten. Ter vergelijking: wanneer een familiale onderneming zou worden vererfd n.a.v. het overlijden van de vroegere eigenaar, zijn Vlaamse successierechten verschuldigd a rato van 3% (als de begunstigde de partner, (klein)kind of (groot)ouder is) of 7% (voor alle andere begunstigden). Vanaf 2015 heeft de Vlaamse overheid de volgende wijzigingen aangebracht aan de wetgeving om voor dit 0% schenkingsrecht in aanmerking te kunnen komen: ► Om als familiale onderneming te kunnen kwalificeren, moet de juridische eigendom voor ten minste 50% in handen zijn van de overledene, zijn of haar partner, de (groot)ouders,
© VMB Tax Services
10
de (klein)kinderen, broers of zussen en hun respectievelijke partners. Neven en nichten worden voortaan toegevoegd aan deze lijst om de 50%-test te doen; ► De familiale onderneming moet bovendien actief zijn op het moment van overlijden en actief blijven in de 3 jaren nadien. Voortaan is het evenwel ook toegestaan dat die activiteit een andere activiteit is dan de oorspronkelijke activiteit; ► Het is tevens niet langer noodzakelijk om vooraf over een fiscaal attest te beschikken wanneer de schenkingsakte verleden wordt om de 0% schenkingsrechten te kunnen toepassen; ► Mochten schenkingsrechten vooralsnog (partieel) verschuldigd zijn, dan gebeurt dat voortaan via een aanslagbiljet. Alle natuurlijke persoon die deel uitmaken van een vermogensplanning of die dit overwegen, moeten absoluut oog hebben voor deze nieuwe Vlaamse wetgeving en administratieve duiding.
Wouter Brackx Partner – Tax Services T +32 (0)470 106 171 E
[email protected]
Kurt De Haen Partner – Tax Services T +32 (0)475 242 087 E
[email protected]
De inhoud van deze publicatie is niet bedoeld als advies m.b.t. een specifieke casus. Indien u van plan bent om bepaalde acties te ondernemen op basis van de inhoud van deze publicatie, gelieve dan contact met uw VMB contactpersoon op te nemen voor gepast professioneel advies.
© VMB Tax Services
11
Antwerpen Entrepotkaai 3 2000 Antwerpen Belgium T +32 (0)3 237 65 60
Brussel Koning Albert I Laan 64 1780 Wemmel Belgium T +32 (0)2 460 09 60
Noord-Limburg Leopoldlaan 100 3900 Overpelt Belgium T +32 (0)11 64 11 34
Hasselt Kempische Steenweg 301 / bus 2 3500 Hasselt Belgium T +32 (0)11 42 50 22
Kempen Nieuwstraat 61 2400 Mol Belgium T +32 (0)14 34 63 34
Louvain la Neuve Rue Louis de Geer 6 1348 Louvain la Neuve Belgium T +32 (0)10 39 22 10
© VMB Tax Services
12