DINSDAG 16 JUNI 2015
BELASTINGAANGIFTE
2015
Tips om duizenden euro’s te besparen Uw woonlening na de zesde staatshervorming Wat met uw buitenlandse rekeningen?
2 BELASTINGAANGIFTE 2015
N
DE STANDAARD
og twee weken en uw (papieren) belastingaangifte moet bij de fiscus zijn. Het invullen is een klus die u, samen met honderdduizenden andere Belgen, wellicht al een tijdje voor u uitschuift. Toch zijn er ook aangename kanten aan dat karwei. Tenminste, als u deze bijlage doorneemt voor u zich aan uw aangifte waagt.
COLUMN JEF WELLENS
Eerst Capon
VERGISSING Zowat alle politieke partijen die prat gaan op de zesde staatsher vorming, zijn het over één punt eens: de fiscale bevoegdheids verdeling tussen de eigen wo ning (gewestelijk) en de niet eigen woning (federaal) was een vergissing. Zeggen ze dat niet luidop, dan denken ze het wel. Met die opdeling raken we met een aan de kern van het pro bleem in de nieuwe belasting aangifte. De 3 miljoen Belgen die een hypothecaire lening heb ben lopen op hun woning, zijn – vaak onnodig – in de war, om dat ze opkijken tegen een berg nieuwe aangiftecodes en hun vertrouwde codes niet meer te rugvinden. Resultaat: zij die er zelf geen gooi naar willen doen, overrompelen dit jaar fiscus, boekhoudkantoren en andere ‘specialisten’ met vragen over de nieuwe woonfiscaliteit. Maar die kennen ook niet altijd alle finesses van de nieuwe spelre gels. Meer dan ooit worden, in de jungle van het vernieuwde aan giftevak IX, waar iedereen zijn eigen wetten stelt, aangiftes ver keerd of allesbehalve optimaal ingevuld, aan beide zijden van de tafel. De federale overheid minimali seert het probleem en verwijst graag naar de ruim 2 miljoen belastingplichtigen die de aan gifteklus bespaard blijft omdat ze een vereenvoudigde aangifte ontvangen. Dat argument is naast de kwestie. Dergelijke vooraf ingevulde aangiftes wor den niet verstuurd naar mensen met een hypotheek. Geen enkele leningsuitgave wordt in Taxon web automatisch ingevuld, ge woon omdat de complexiteit dat niet toelaat, zeker na de staats hervorming. Erger, stond Tax onweb u de vorige jaren nog bij met optimalisatietools, dan blijft het huidige vak IX er dit jaar van verstoken. Te ingewikkeld om in te bouwen, voorlopig. Dat net bij het invullen van het lastigste aangiftevak, waar vroeg of laat zowat iedereen zijn hypo thecair ei legt, de belastingplich tige aan zijn lot wordt overgela ten, is bijzonder pijnlijk. Boven dien zijn ook de hypotheek
attesten van de banken niet aan gepast aan de nieuwe aangifte verplichtingen. Ik daag iedere politicus die de staatshervorming goedkeurde, uit om aan de hand van deze attesten de aangifte van iemand die in 2014 verhuisde, tot een goed einde te brengen, bij wijze van zelfreflectie. Een vergissing inzien is een be gin van oplossing. Die moet er sowieso komen, wil men de per sonenbelasting vereenvoudigen. Maar de klok kan niet zomaar worden teruggedraaid. Zolang een zevende staatshervorming zich niet aandient, blijven we fiscaal gegijzeld door de zesde, waarvan de complexiteit trou wens veel verder reikt dan al leen de woonfiscaliteit. Ook de belastingberekening is volledig door elkaar geschud, met een federaal en gewestelijk berekeningsspoor. Voor de ont wikkelaars van belastingsoft ware is het een annus horribilis. De implementatie van de nieu we berekeningsregels is een hels karwei en vergt véél tijd, waar door dit jaar later dan normaal zal worden gestart met de uit reiking van de definitieve aan slagbiljetten. Veel mensen zullen nog raar opkijken wanneer blijkt dat ze bij die eindafreke ning honderden, tot zelfs dui zend euro minder terugkrijgen dan wat de provisoire Taxon webberekening hen vandaag voorspiegelt…
Jef Wellens is fiscalist bij Wolters Kluwer.
MEER DAN OOIT WORDEN AANGIFTES VERKEERD OF ALLESBEHALVE OPTIMAAL INGEVULD
COLOFON ‘Belastingaangifte’ is een gratis bijlage bij De Standaard van 16 juni 2015. Redactie: Jef Wellens, Wolters Kluwer, Eindredactie: Ilka De Bisschop Grafische redactie: Steven Dekeyser, Johan Dockx, Jan Goossens Illustraties: Jan Van Der Veken/Fabrica Grafica Verantwoordelijke uitgever: Gert Ysebaert, A. Gossetlaan 30, 1702 GrootBijgaarden.
Vanaf dit jaar moet u uw buitenlandse rekening melden aan de Nationale Bank, voor u uw aangifte indient. Hebt u een bankrekening in het buiten land, bijvoorbeeld als grensarbeider, dan moet u dat in de belastingaangifte bevesti gen. Buitenlandse rekeningen moet u aan geven in code 1075 van vak XIV. Die ver plichting bestaat al bijna twintig jaar. Maar vanaf deze aangifte moet u ook de gegevens van die buitenlandse rekening melden aan het Centrale Aanspreekpunt (CAP) dat op gericht is binnen de Nationale Bank van België. U (of uw boekhouder) moet dat doen voor alle rekeningen die u heeft of had sinds 2011. Beschikte u in 2014 nog steeds over de reke ning, dan ontvangt u van de fiscus een for mulier waarmee u de gevraagde gegevens kunt melden. Die melding moet gebeuren vooraleer u uw belastingaangifte indient! Zo niet overtreedt u de wet en riskeert u een boete. U moet trouwens in de aangifte, in datzelfde vak XIV, bevestigen dat u de gege vens van uw rekening hebt doorgegeven aan het CAP. Had u een buitenlandse rekening in 2011, 2012 of 2013, maar hebt u ze vóór 2014 stop gezet, dan laat u het vak XIV in uw belas tingaangifte blanco. Uw rekening heeft im mers niet meer bestaan in 2014. Maar u moet dan toch nog alle gegevens van die afgesloten rekening melden aan het CAP. In dat geval hebt u twee maanden tijd om het meldformulier dat u automatisch toege stuurd krijgt, terug te sturen. Op 12 juni verstuurde de fiscus 210.435 meldformulie ren.
Is uw rekening in het buitenland afgesloten vóór 2011, dan moet u er niets over melden aan het CAP. Hebt u pas vorig jaar voor het eerst een re kening geopend in het buitenland, dan moet u zelf het initiatief nemen om alle ge gevens te melden aan het CAP, ten laatste gelijktijdig met het indienen van uw belas tingaangifte. U ontvangt dan geen meldfor mulier. Een meldformulier kunt u downloaden op de website van de Nationale Bank (www.cappcc.be). De melding kan echter ook elektronisch gebeuren via diezelfde website. Naast Taxonweb kunt u als hou der van een rekening in het buitenland van af dit jaar ook gebruikmaken van Capon web, waarop u inlogt met uw elektronische identiteitskaart. Meer dan 200.000 belastingplichtigen staan bij de fiscus geregistreerd als ‘houder van een rekening in het buitenland’. Wat is een buitenlandse rekening?
Dat is elk soort rekening bij een in het bui tenland gevestigde bank, wissel, krediet of spaarinstelling. Een ruim begrip dus. El ke zicht, spaar, termijn en effectenreke ning in het buitenland wordt eronder be grepen. De rekening moet in het buiten land zijn geopend, eventueel online. Een re kening geopend in België bij een Belgisch filiaal van een buitenlandse bank wordt niet bedoeld. Een online account als Paypal is juridisch ook een buitenlandse rekening. Het betreft immers een rekening naar Luxemburgs recht. Maar uw Paypalaccount moet enkel worden gemeld aan het CAP als u die reke ning niet uitsluitend privé als ‘koper’ maar ook beroepshalve als ‘verkoper’ gebruikt voor uw online betalingsverkeer. Met ande re woorden, doet u beroepshalve transac ties met Paypal of blijven er voor langere tijd tegoeden gestort op uw account, dan
BELASTINGAANGIFTE 2015 3
DE STANDAARD
Een investering van een paar uurtjes waarmee u tientallen tot duizenden euro’s kunt besparen. In samenwerking met de fiscaal specialist Wolters Kluwer verzamelde De Standaard immers een hele reeks tips voor u. Wij wensen u veel moed en nog meer succes bij het invullen van uw aangifte!
web, dan Taxonweb valt Paypal ook onder de noemer buiten landse rekening en moet het worden ge meld. Welke gegevens moeten worden gemeld?
De nieuwe meldplicht aan het CAP gaat veel verder dan het louter melden in de be lastingaangifte van het bestaan van een buitenlandse rekening. U moet uw naam, rijksregisternummer, de naam van de bui tenlandse bank, het land waar de rekening is geopend, en haar IBANnummer en BIC code eenmalig meedelen. De bedragen op die rekening hoeft u niet te melden. Naar aanleiding van een belastingcontrole kun nen die gegevens door de fiscus worden op gevraagd bij het CAP. Ook moet u het CAP meedelen sinds welk jaar– dat geen jaar vroeger dan 2011 kan zijn – u de rekening
aanhoudt en of u de rekening intussen hebt stopgezet. Is uw minderjarig kind houder van dergelij ke rekening, dan bent u als ouder meld plichtig. Er bestaat bovendien geen gezins formulier: iedere partnermedehouder moet afzonderlijk en individueel de mel ding doen. Dus wanneer uw kind, dat be schikt over een buitenlandse rekening, 18 wordt, moet iedere ouder apart melden dat de rekening door hem of haar de facto is stopgezet en moet het kind afzonderlijk de melding van een ‘nieuwe rekening’ in zijn naam doen. En dat uiterlijk bij het indienen van de belastingaangifte. De meldplicht aan het CAP is dus vanaf dit jaar onlosma kelijk verbonden met de aangifteplicht.
OOK EEN PAYPALACCOUNT KAN EEN ‘BUITENLANDSE REKENING’ ZIJN
Meer uitleg vindt u in de FAQ op www.cappcc.be.
Belastingaangifte? Zesde staatshervorming?
Onze publicaties geven toelichting bij alle nieuwe en gewijzigde maatregelen voor de personenbelasting, inclusief de zesde staatshervorming.
Aangiftegids personenbelasting 2015 Maurice De Mey – beschikbaar als boek en e-book Bestel op: shop.wolterskluwer.be/BELWPB-DO15021
Leidraad voor het correct en optimaal invullen van de aangifte personenbelasting Diepgaand en volledig, met praktische tips, schema’s en voorbeelden Volledig aangepast aan het aangifteformulier aj. 2015 en met complete bespreking van alle nieuwe regels
Zesde staatshervorming – Aardverschuiving in de personenbelasting Jef Wellens – beschikbaar als boek en e-book
Let’s get rolling …
Bestel op: shop.wolterskluwer.be/ZSTAAT-DO14001
Bondige samenvatting van het Belgische fiscale landschap na de zesde staatshervorming Focus op de complexe woonfiscaliteit Uitleg bij de nieuwe gewestelijke personen-belasting
Ontdek ons volledig aanbod over de belastingaangifte voor tax professionals op
www.wolterskluwer.be/aangifte
4 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
WOONKREDIET
Lenen voor uw woning: erg voordelig, maar het grootste struikelblok
BELASTINGAANGIFTE 2015 5
DE STANDAARD
in de belastingaangifte De Belg koestert zijn baksteen. Vroeg of laat zal hij dan ook een hypothecaire lening verwerken in zijn aangifte. En door de zesde staatshervorming is dat allesbehalve een eenvoudige klus. Het vak IX, waar woonkredieten worden vermeld, dikte aan met 55 nieuwe codes en verdrievoudigde maar liefst in omvang. Aan de hand van schema’s, tekst en uitleg gidsen we u doorheen het moeilijkste aangiftevak. Of dat proberen we tenminste…
Woonbonus voor eigen en enige woning
Hypothecaire leningen geslo ten vanaf 2005 voor de enige wo ning die men zelf bewoont (= eni ge én eigen woning), komen in aanmerking voor de woonbonus. De lening moet minstens tien jaar lopen. De woonbonus bestaat uit alle in 2014 betaalde intresten, ka pitaalaflossingen en premies van een levensverzekering gekoppeld aan de lening. Bewoonde u uw woning geduren de het hele jaar 2014 zelf, dan wordt de belastingvermindering voor de woonbonus toegekend door het gewest waar u op 1 janua ri 2015 woont. Doorgaans is dat het Vlaams Gewest. De woonbonus bestaat uit een ba sisbedrag van 2.280 euro, dat de eerste tien leningsjaren wordt ver hoogd met 760 euro. Als u op 1 ja nuari na het leningsjaar minstens drie kinderen hebt, worden de be dragen nog eens verhoogd met 80 euro. Een gehandicapt kind telt voor twee. De Vlaamse, Waalse of Brusselse woonbonus bedraagt in deze aangifte dus per belasting plichtige maximaal 3.040 euro, eventueel verhoogd met 80 euro. De effectieve belastingverminde ring wordt berekend tegen het marginale belastingtarief waar aan de belastingplichtige onder worpen is, en bedraagt maximaal 50 procent van 3040 euro (+80 eu ro). De woonbonus levert een paar met twee kinderen dit jaar zo een belastingbesparing op van maxi maal 3.283 euro (3.040 x 2 x 50% x 1,08 gemeentebelasting). Iedere belastingplichtige moet zelf de uitgaven in zijn aangifte(kolom)
beperken tot 3.040 euro (of 3.120 euro). Dat gebeurt in rubriek B1 en B2 van vak IX van de aangifte. De verhogingen van 760 euro en 80 euro blijven maar gelden zo lang het om de enige woning gaat. Verwerft de belastingplichtige na het leningsjaar een tweede wo ning, op een andere manier dan via een erfenis, dan gaan de verho gingen onherroepelijk verloren. Maar men behoudt wel de basis woonbonus van 2.280 euro. Ver
ALS BOUW OF VERBOUWINGS WERKEN (NOG) NIET TOELATEN DE WONING TE BETREKKEN OP 31 DECEMBER VAN HET LENINGSJAAR, VORMT DAT GEEN PROBLEEM werft men de tweede woning slechts in naakte eigendom, dan behoudt men de verhogingen. In de veeleer uitzonderlijke situa tie waarin de woning die in het le ningsjaar weliswaar de enige en eigen woning was, gedurende 2014 niet meer door de belasting plichtige wordt bewoond en dus niet meer de eigen woning is, wordt de belastingvermindering niet door het gewest verleend, maar blijft die vermindering ver der toegekend door de federale overheid (zie schema 2 kolom 3).
Eigen woning, aangeven of niet?
In vak III van de aangifte zijn dit jaar de codes 1100 en 2100 verdwenen voor de aangifte van het kadastraal inkomen van de eigen woning die u zelf betrekt. Maar ze zijn niet uit de aangifte verdwenen. Ze duiken nu op in vak IX, in de rubriek B3 (codes 3100 en 4100), waar nu ook de gewestelijke belastingverminde ringen voor ‘intresten oud stel sel’ (zie schema 2, rij 3 en 6) worden aangevraagd. Die verschuiving veroorzaakt heel wat verwarring en misver standen. Na de zesde staatshervorming geldt als nieuw wettelijk principe dat álle onroerende inkomsten van de eigen woning, die u in re gel zelf betrekt, worden vrijge steld van personenbelasting. Die vrijstelling is absoluut en geldt dus ook voor de eigen woningen waarop nog een lening loopt van vóór 2005 onder het oude fisca le stelsel, of waarvoor u opteer de voor dat oude stelsel. Tot nu moest u in dat geval het kadas traal inkomen (KI) van uw eigen woning altijd nog aangeven, maar vanaf deze aangifte dus niet meer. Hebt u enkel een le ning lopen onder het stelsel van de woonbonus, dan moest u het KI van uw eigen woning sowieso niet meer aangeven. Nu niet en vroeger niet.
>>> Lees verder op blz. 7
Waarom wordt er dan in vak IX (rubriek B3a) van de aangifte nog gevraagd naar het KI van die eigen woning? Wel, dat ge beurt niet met het oog op een eventuele belastingheffing, maar enkel voor de correcte bepaling van de gewestelijke fiscale voor delen voor intresten die u zou aanvragen in de rubrieken vlak erna (rubriek B3b en c). Dat zijn de belastingverminderingen ‘oud stelsel’ voor gewone intresten (code 3146) en bijkomende in tresten (code 3138/4138 en 3139/4139). Die fiscale voorde len kunt u enkel genieten als u nog een lening hebt lopen die gesloten is vóór 2005 of een le ning die nadien is gesloten maar waarvoor u uitdrukkelijk hebt ge kozen voor die oude fiscale voordelen (en dus niet voor de woonbonus). Alleen en alleen als u die ‘oude’ gewestelijke belas tingverminderingen nog claimt in de aangifte, en dus enkel wan neer u de codes 3146, 3138/4138 of 3139/4139 ge bruikt, is de aangifte van het KI van de eigen woning nog rele vant en moet u in de rubriek B3a nog de onroerende inkom sten van de eigen woning ver melden. Die vermelding kan dus enkel een fiscaal voordeel opleveren, nooit een fiscaal nadeel.
6 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
WOONKREDIET SCHEMA 1 Eigen of niet eigen woning?
1 Geleend in 2014 voor een andere woning Jan en An wonen in een appar tement dat ze jaren geleden kochten. Maar na hun derde kindje wordt de ruimte wat krap. Daarom sloten ze in 2014 een hypothecaire lening voor de bouw van een nieuwe woning. De nieuwbouw zal pas klaar zijn tegen 2016. Zolang blijven ze nog in hun appartement wonen. Eind 2014 staat dat apparte ment wel te koop. Alle voorwaar den voor de toepassing van de woonbonus zijn dus in principe vervuld (enige eigen woning). Voor het nietbetrekken van hun nieuwbouw hebben ze het ex cuus dat die nog in aanbouw is. En met hun appartement dat te koop staat, moet geen rekening worden gehouden. Toch zullen ze voorlopig geen aanspraak kunnen maken op de woonbonus voor hun nieuwe woonlening. Verklaring: zolang ze in het ap partement blijven wonen, kan hun nieuwbouwwoning niet wor den beschouwd als de eigen wo ning (zie schema 1 punt 9). Voor hun nieuwe lening geldt dus niet de gewestelijke maar de federale belastingvermindering. En voor leningen gesloten in 2014 (of later) bestaat de fede rale woonbonus eenvoudigweg niet meer. Die kan alleen worden toegekend voor leningen geslo ten vóór 2014 (zie schema 2, derde kolom). De betaalde kapi taalaflossingen vallen in dat ge val terug op de veel lagere be lastingvermindering voor lange termijnsparen tegen 30 procent en de intresten op de gewone intrestaftrek. Zolang Jan en An in hun appartement wonen, ver liezen ze dus het voordeel van de woonbonus. Een lelijke streep door de rekening, die hen tot 1.900 euro per jaar kan kosten. Ze hebben er dus alle belang bij om zo snel mogelijk hun appar tement te verlaten. Pas dan kun nen ze hun nieuwbouw fiscaal als eigen woning bestempelen (zie schema 1, punt 10 en 11) en genieten ze de gewestelijke woonbonus, op voorwaarde dat hun appartement voor 2016 wordt verkocht.
WONING in eigendom, vruchtgebruik, erfpacht of opstal
EIGEN
NIETEIGEN
1
Zelf betrokken
X
2
Wegens sociale redenen of beroepsredenen niet zelf betrokken
X
3
Wegens wettelijke of contractuele belemmeringen of wegens (ver)bouwwerkzaamheden niet zelf betrokken
X
4
Woning verhuurd aan derden of deel woning verhuurd aan derden (indien ander deel zelf betrokken)
5
Wegens sociale redenen of beroepsredenen volledig niet zelf betrokken en (deel) woning verhuurd aan derden*
X
6
Wegens wettelijke of contractuele belemmeringen of wegens (ver)bouwwerkzaamheden volledig niet zelf betrokken en (deel) woning verhuurd aan derden
X
7
Beroepsmatig gebruikt deel van de woning
8
Meerdere woningen (A en B) zelf betrokken & domicilie in A
A
B
9
Woning A zelf betrokken & woning B niet zelf betrokken wegens een reden vermeld in 2 of 3
A
B
A of B
B of A
10 Meerdere woningen (A en B) niet zelf betrokken wegens een reden vermeld in 2 of 3 11 Niet zelf betrokken wegens een andere reden dan vermeld in 2 of 3
X
X
KEUZE X
* Op basis van een tolerantie van de belastingadministratie wordt dergelijke woning toch als eigen beschouwd. © Jef Wellens
WAT IS DE ‘EIGEN WONING’ WAARVOOR DE GEWESTEN BEVOEGD ZIJN? Die vraag wordt beantwoord aan de hand van het schema hierboven. De eigen wo ning is de woning waarvan u eigenaar bent en die u zelf betrekt. Maar ook de woning die u niet zelf betrekt, kan de eigen woning zijn, als u tenminste geen eigenaar bent van een andere woning die u zelf bewoont. U moet die nietbewoning dan wel verant woorden met een wettelijke reden. Lukt dat, dan is sowieso het gewest en niet de federale overheid bevoegd voor uw woning. Het voordeel van de kwalificatie ‘eigen wo ning’ is bovendien dat alle onroerende in komsten van uw woning vrijgesteld zijn van personenbelasting. De onroerende voorhef fing blijft wel verschuldigd. Welke zijn die wettelijke redenen? Bent u contractueel belemmerd om uw wo ning zelf te betrekken – bijvoorbeeld om dat de vorige eigenaar heeft bedongen dat hij er nog een tijd in kan wonen, of omdat de woning door de vorige eigenaar is ver huurd – of kunt u de woning niet bewonen omdat ze wordt verbouwd of gebouwd, dan kunt u de woning toch steeds als uw ‘eigen woning’ beschouwen. U kunt ook sociale redenen of beroepsredenen inroepen voor
het feit dat u uw woning niet zelf betrekt. Uw woning ligt bijvoorbeeld te ver verwij derd van uw nieuwe job en daarom beslist u een woning te huren dichter bij de plek waar u tewerkgesteld bent. Of u bent in een echtscheiding verwikkeld en kunt uw gezinswoning niet meer zelf bewonen. De eerste is een beroepsreden, de tweede een sociale reden waarom u uw woning niet zelf bewoont. Aanvaardt de fiscus zo’n re den – in de beoordeling van die redenen moet hij zich soepel opstellen – dan wordt uw woning toch aangemerkt als uw eigen woning waarvan alle onroerende inkomsten, zowel het kadastraal inkomen als de even tuele huurinkomsten vrijgesteld zijn van be lasting. Strikt wettelijk kan een woning die u om sociale redenen of beroepsredenen niet zelf bewoont maar verhuurt, nooit een eigen woning zijn, maar op basis van een ‘admi nistratieve tolerantie’ aanvaardt de fiscus toch dat dergelijke woning fiscaal als ‘eigen woning’ wordt beschouwd. U hebt er dus alle belang bij om de nietbewoning van uw enige woning te verantwoorden met een wettelijke reden.
BELASTINGAANGIFTE 2015 7
DE STANDAARD
DE IMPACT VAN DE ZESDE STAATSHERVORMING
>>> Vervolg van blz. 5
BEWOONT U UW WONING NOG STEEDS ZELF, DAN CLAIMT U UW WOONBONUS VOORTAAN IN DE NIEUWE GEWESTELIJKE CODES
Het bedrag van de federale woon bonus is echter 30 euro lager dan de gewestelijke woonbonus en be draagt 2.260 euro, verhoogd met 750 euro (+ eventueel nog 80 eu ro) tijdens de eerste tien jaar. De federale woonbonus wordt aange geven in rubriek C1 en C2 van vak IX van de aangifte. Opgelet, die fe derale rubriek – zelfs al hanteert hij dezelfde codenummers als de rubriek waar u vroeger uw woon bonus aangaf (code 1370/2370 en 1371/2371) – mag enkel worden ge bruikt als uw woning intussen niet meer uw ‘eigen woning’ is, omdat u ze in 2014 gedurende het volledige jaar niet meer zelf hebt betrokken. Bewoont u de woning nog steeds zelf, dan claimt u uw woonbonus voortaan in de nieu we gewestelijke codes 3370/4370 en 3371/4371. Voor de woonbonus is vereist dat de woning op 31 december van het jaar waarin de lening gesloten is, bewoond wordt door de belasting plichtige (= eigen woning). Van die voorwaarde kan echter wor den afgeweken als er wettelijke of contractuele belemmeringen zijn. Denk aan situaties waarin een ko per niet meteen kan verhuizen naar zijn gekochte woning omdat die nog verhuurd wordt, of omdat de verkoper contractueel bedon gen heeft dat hij de woning nog een tijdje kan blijven bewonen. Als bouw of verbouwingswerken (nog) niet toelaten de woning te betrekken op 31 december van het leningsjaar, vormt dat evenmin een probleem. Wel moet men ui terlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het le ningsjaar de woning betrekken. Haalt u die datum (of hebt u de woning al betrokken op 31 decem ber van het leningsjaar), dan kan de woonbonus u niet meer ont
glippen, zelfs niet als u de woning nadien niet meer betrekt, maar bijvoorbeeld verhuurt. Haalt u die datum niet, dan verliest u de woonbonus, alleszins voor dat tweede jaar en de volgende jaren waarin u de woning niet betrekt. U valt dan terug op het geweste lijk langetermijnsparen en de ge westelijke gewone vermindering voor intresten (zie schema 2), want om uit te maken of het de ‘eigen woning’ is waarvoor de ge westen bevoegd zijn, gelden de ‘contractuele belemmeringen’ en de ‘stand van de bouwwerkzaam heden’ ook nog na twee jaar (zie schema 1). Het verlies van de woonbonus hoeft echter niet defi nitief te zijn. U herwint de woon bonus zodra u de woning na be eindiging van de contractuele be lemmering of de werkzaamheden betrekt, uiterlijk op 31 december van dat jaar. Eén uitzondering overrulet zelfs de termijn van twee jaar: als u een beroepsreden of een sociale reden kunt inroepen waarom u de wo ning na twee jaar nog steeds niet bewoont, behoudt de woning toch altijd de kwalificatie ‘eigen wo ning’ en verliest u de woonbonus nooit. Een beroepsreden is bij voorbeeld de te grote afstand tus sen de woning en de nieuwe werk plaats. Voorbeelden van een socia le reden zijn ziekte of echtschei ding. Voor de woonbonus is eveneens vereist dat de woning op 31 de cember van het jaar waarin de le ning gesloten is, de enige woning is van de belastingplichtige. Maar ook daarop bestaan uitzonderin gen. Zo moet geen rekening wor den gehouden met andere wonin gen die men via erfenis in mede eigendom (bijvoorbeeld samen met een broer of zus), in naakte eigendom (bijvoorbeeld als kind) of in vruchtgebruik (bijvoorbeeld als weduwe of weduwnaar) heeft. Die uitzondering geldt ook voor de verhogingen van 760 en 80 eu ro. Erfde men de andere woning als enige erfgenaam in volle eigen dom, of was men op een andere wijze al eigenaar, van een woning, dan kan men de woonbonus niet genieten. Er is echter nooit een probleem als de andere woning op 31 december van het leningsjaar te koop staat en uiterlijk één jaar later ook effectief verkocht is. >>> Lees verder op blz. 8
Voor leningsuitgaven betaald voor de ‘eigen wo ning’ zijn vanaf deze aangifte de gewesten be voegd. Dat is, voor de huidige aangifte, het gewest waar u op 1 januari 2015 woonde. Voor de ‘nietei gen woning’ – bijvoorbeeld een tweede verblijf – blijft de federale overheid bevoegd. Die opsplitsing leidt tot een verdubbeling van het aantal codes in vak IX, het vak waar u uw woonlening aangeeft. De nieuwe gewestcodes worden voorafgegaan door een ‘3’ of een ‘4’. Die moet u dus gebruiken als uw woning in 2014 nog steeds uw eigen woning is. Is dat niet (meer) het geval, dan moet u de oude federale codes blijven gebruiken. Die zijn te her kennen aan hun ‘1’ of ‘2’ als begincijfer. De eigen woning is in principe de woning die u zelf betrekt, maar ook een woning die u niet zelf bewoont, kan fiscaal een eigen woning zijn. Aan de hand van schema 1 kunt u bepalen of uw wo ning al dan niet uw eigen woning is. Het deel van uw woning dat u voor uw beroep ge bruikt, is fiscaal geen eigen woning. Bij beroepsge bruik zult u dus altijd de kapitaalaflossingen van uw lening, pro rata van het beroepsaandeel, in de aangifte moeten splitsen over de gewestcodes in rubriek B van vak IX (voor het deel van uw woning dat u zelf bewoont) en de oude federale codes in rubriek C (voor het beroepsgedeelte). Die opdeling gebeurt ook als u uw woning deels bewoont en deels verhuurt, maar dan voor zowel de kapitaal aflossingen als de intresten. Bovendien wordt het fiscaal statuut van uw woning – wel of niet eigen – van dag tot dag beoordeeld. En dat heeft ver strekkende gevolgen: iemand die op 3 september 2014 verhuisde van woning A naar B en op beide woningen een lening heeft lopen, moet telkens een opsplitsing maken van de leningsuitgaven be taald vóór en vanaf de verhuisdatum. De uitgaven betaald vóór 3 september voor woning A en de betalingen vanaf 3 september voor woning B ko men dan in de nieuwe gewestcodes terecht. Die hebben immers betrekking op een eigen woning. De overige leningsuitgaven van 2014 hebben be trekking op een nieteigen woning en moeten ver meld blijven naast de federale codes. U moet de kapitaalaflossingen en intresten betaald vóór en vanaf de verhuisdatum, zelf splitsen. Standaard vermeldt de bank immers slechts één jaarbedrag aan intresten en kapitaalaflossingen in zijn fiscaal attest. De fiscus komt u evenmin te hulp. In Tax onweb staat geen enkele leningsuitgave vooraf in gevuld. Nog complexer wordt het wanneer u dit jaar verhuist naar de andere kant van de taal grens. Dan stort u zich gegarandeerd in een fis caal avontuur. In een tijdspanne van twee jaar zul len dan mogelijk drie verschillende fiscale regimes gelden voor uw lening: de Vlaamse, Waalse en fe derale woonbonus. De hypotheek als fiscale kame leon...
8 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
WOONKREDIET
>>> Vervolg van blz. 7
IN TAXONWEB STAAT GEEN ENKELE LENINGS UITGAVE VOORAF INGEVULD
De woonbonuslening moet geslo ten zijn om een woning te kopen, te bouwen, te vernieuwen of om de successie of de schenkings rechten verschuldigd voor de wo ning te betalen. De belastingplichtige moet volle eigenaar of vruchtgebruiker wor den van de woning. Toch is er eni ge tolerantie. Zo genieten echtge noten die lenen voor een woning die tot het eigen vermogen van slechts één van hen behoort, bei den toch de woonbonus als zij ge trouwd zijn onder het wettelijk stelsel. De echtgenoot/nieteige naar wordt dan verondersteld fis caal medeeigenaar te zijn. Zijn ze daarentegen getrouwd met schei ding van goederen, dan zal alleen de echtgenoot die eigenaar is van de woning, de woonbonus kunnen genieten. Belastingplichtigen die getrouwd zijn met scheiding van goederen of die wettelijk samen wonen, moeten beiden medeeige naar zijn. Een aandeel van 1 pro cent volstaat dan om de woonbo nus onderling vrij te verdelen. Le nen om louter de naakte eigen dom van een woning te verwer ven, geeft nooit recht op de woon bonus. Fiscale voordelen voor tweede woning
Ook de hypothecaire lening voor een woning die ofwel niet de eni ge, ofwel niet de eigen woning is, geeft recht op fiscale voordelen, zij het dat die in vergelijking met
de woonbonus lager uitvallen. De kapitaalaflossingen betaald in 2014 komen in aanmerking voor de belastingvermindering voor het langetermijnsparen (zie sche ma 2, laatste rij). Voor een tweede woning (= niet eigen woning), is dat het federale langetermijnsparen: kapitaalaf lossingen aan te geven in rubriek C4b van vak IX van de aangifte. Maar dat kan ook het gewestelijk langetermijnsparen zijn als de tweede woning intussen wel be trokken werd en als eigen woning werd gebruikt in 2014: kapitaal aflossingen aan te geven in ru briek B4b van vak IX. De belas tingvermindering bedraagt in bei de gevallen 30 procent van de aan gegeven kapitaalaflossingen. Leende u in 2014, dan geeft enkel de kapitaalaflossing met betrek king tot de eerste 75.270 euro (fe deraal) of 76.110 euro (geweste lijk) ontleend bedrag recht op be lastingvermindering. Die begren zing moet u zelf toepassen. Het bedrag van de kapitaalaflos sing dat uiteindelijk een belas tingvermindering oplevert, is af hankelijk van uw beroepsinko men en wordt per persoon be perkt tot maximum 2.260 euro (fe deraal) of 2.280 euro (geweste lijk). Die laatste beperking moet u niet zelf toepassen. De intresten moeten worden aan gegeven in rubriek C3b van vak IX als de woning in 2014 niet de eigen woning was. Die intresten geven
recht op de federale gewone in trestaftrek (code 1146/2146). Was de woning wel de eigen woning, dan geldt de gewestelijke belas tingvermindering en geeft u de in tresten aan in rubriek B3c (zie schema 2, rij 6). Voor leningen ge sloten vanaf 2005 moet de nieuwe gewestcode 3152 worden ge bruikt, tenzij u nog opteerde voor het oude fiscale stelsel. In dat ge val gebruikt u nog de code 3146, net als voor leningen gesloten vóór 2005. Federaal worden de intresten af getrokken van de belastbare on roerende inkomsten. Gewestelijk geven ze, ten belope van maxi maal het bedrag van de belastbare onroerende inkomsten, recht op een belastingvermindering tegen het marginaal belastingtarief (= max. 50%). Met belastbare onroe rende inkomsten worden bedoeld het kadastraal inkomen (KI) of de huurinkomsten van andere on roerende goederen dan de eigen woning. Het KI van een tweede woning of van het verhuurde deel van uw woning, die u gedeeltelijk zelf bewoont en gedeeltelijk ver huurt, is niet vrijgesteld en moet worden aangegeven in rubriek A2 of A5a van vak III van de aangifte. Op minimaal 2,38 keer het aange geven KI betaalt u dan belasting. Maar dankzij de federale aftrek van intresten of de gewestelijke belastingvermindering voor in tresten, kan die belasting worden vermeden.
2 Schuldsaldo verzekering altijd aangeven? In vak IX van de aangifte wordt de woonbonus voor uw eigen woning verdeeld over rubriek B1 (kapitaalaflossingen en intres ten) en rubriek B2 (premies van de schuldsaldoverzekering of an dere levensverzekeringen die ge koppeld zijn aan uw lening). Dat laat u toe om de maximum woonbonus van 3.040 euro (of 3.120 euro) bij voorkeur en mo gelijk uitsluitend op te vullen met intresten en kapitaalaflos singen. Is dat het geval, dan ver meldt u de verzekeringspremies beter nóóit in rubriek B2. Het eventuele overlijdenskapitaal van de verzekering zal dan ook niet worden belast. Geen belasting vermindering, geen belasting. Zo bespaart u uw nabestaanden meteen duizenden euro’s belas ting.
BELASTINGAANGIFTE 2015 9
DE STANDAARD
4 3 Hou de verdeling in de gaten
Hebt u de woonbonuslening voor uw eigen woning alleen aangegaan, dan rijzen er weinig problemen. U vermeldt de leningsuitgaven dan, na de eventuele beperking tot 3.040 euro (of 3.120 euro), in ru briek B1 en B2 van vak IX. Werd de lening gesloten door meerdere personen die alleen wor den belast, bijvoorbeeld feitelijk samenwonenden, dan worden de kapitaalaflossingen en intresten verdeeld in verhouding tot ieders eigendomsaandeel in de woning. Elke belastingplichtige voegt de door hem betaalde verzekerings premie toe alvorens de totale uit gaven in de rubrieken B1 en B2 van vak IX te beperken tot 3.040 euro (of 3.120 euro). Een ‘feitelijke samenwoner’ die maar voor 40 procent eigenaar is, kan maar 40 procent van de kapi taalaflossingen en intresten inbren gen. De verdeling van de kapitaalaflos singen en intresten volgens het ei
gendomsaandeel geldt ook voor echtgenoten en wettelijke samen woners waarvan maar één partner recht heeft op de woonbonus. Bij voorbeeld omdat de andere part ner al eigenaar is van een andere woning. In dat geval geniet de ene de woonbonus, tot maximum 3.040 euro (of 3.120 euro). De an dere krijgt de vermindering voor langetermijnsparen en de vermin dering voor gewone intresten. Echtgenoten en wettelijk samenwo nenden, die samen worden belast en beiden recht hebben op de woonbonus, bepalen vrij wie welk bedrag van de leningsuitgaven, de levensverzekeringspremies inbegre pen, aangeeft. Niemand mag ech ter meer aangeven dan 3.040 euro (of 3.120 euro). De vrije verdeling is fiscaal relevant bij grote onder linge inkomensverschillen, maar speelt door de beperking tot 3.040 euro alleen voor kleinere lenings bedragen of wanneer de lening laat in het jaar werd gesloten.
Juist verdeeld Jan en An zijn getrouwd. An heeft een bezoldiging van 55.000 euro, Jan heeft geen inkomen. De lening voor de aankoop van hun enige en eigen woning, gesloten in september 2014, geeft recht op de woonbo nus. Ze zijn beiden eigenaar van de woning. De totale leningsuitgaven (intresten, kapitaalaflossingen en schuldsaldoverzekering) bedragen 3.200 euro. Optie 1: ieder geeft de helft aan: 1.600 euro. Die aangifte is correct, maar niet optimaal. Optie 2: ze verdelen de leningsuitgaven van 3.200 euro als volgt: An, de kostwinner, geeft 3.040 euro aan (haar maximumbedrag), Jan geeft het saldo van 160 euro aan. In dat geval betalen ze 310 euro minder belasting. Wegens het hogere marginale belastingtarief van An brengt de woonbonus bij haar meer op.
5
Minder kapitaalaflossing, soms meer belastingvoordeel
Federale woonbonus? Nee bedankt
Jan en An kochten in 2008 een woning in Genk die op 31 december hun enige en eigen woning was, omdat ze er toen woonden. De woning werd gefinancierd met een hypotheek van 100.000 euro, waarvoor ze de woonbonus genieten. In 2013 kochten ze in Hasselt een tweede woning waar ze sinds dat jaar wonen. De Hasseltse woning werd gefinancierd met een hypothecaire lening van 80.000 eu ro. De eerste woning is nooit verkocht, maar wordt sinds 2013 verhuurd. Jan heeft een bezoldiging van 50.000 euro, Ann van 45.000 euro. Voor hun eerste lening behouden ze de woonbonus, zij het dat die nu federaal wordt toegekend (code 1370/2370). Hun woning in Genk is immers niet langer de eigen woning, want ze wonen er niet meer. Aangezien die woning ook niet lan ger de enige woning is, bedraagt die fe derale woonbonus nog slechts 2.260 eu ro per persoon. De verhoging van 750 euro vervalt. De lening voor de woning in Hasselt geeft recht op de Vlaamse fiscale voor delen, want die woning was in 2014 wel de eigen woning. Maar omdat het een tweede en dus niet de enige woning is, geldt niet de Vlaamse woonbonus maar de Vlaamse vermindering voor langeter mijnsparen voor de kapitaalaflossingen tot maximum 2280 euro per persoon (code 3358/4358) en de gewone vermin dering voor de intresten (code 3152). Optie 1: Jan en Ann vermelden alle le ningsuitgaven in hun aangifte. De aangif te is correct, maar niet optimaal. Optie 2: Jan en An vermelden de kapi taalaflossingen van de lening voor hun Hasseltse woning níét in hun aangifte. Ze laten dus de codes 3358 en 4358 blanco. In dat geval betalen ze 959 euro minder belasting. Less is more! Verklaring: de Vlaamse vermindering voor langetermijnsparen (voordeel = 30%) geniet voorrang op de federale woonbonus (voordeel = 50%). Door de eerste niet te vragen in de aangifte, wordt de tweede toegekend en dat leidt tot een fors hogere belastingbesparing. Deze nieuwe en ietwat absurde vorm van fiscale optimalisatie is een rechtstreeks gevolg van de zesde staatshervorming. Om uit te maken welke optie de grootste belastingbesparing biedt, maakt u best een berekeningssimulatie.
Jan bouwde in 2010 een woning in Ranst met een kadastraal inkomen van 1.500 euro. Hij leende daarvoor hypothecair 140.000 euro. Sinds dat jaar geniet hij voor die lening de woonbonus. Vorig jaar, op 10 april, verhuisde hij naar zijn appartement in Antwerpen. De kapi taalaflossingen en intresten betaald vóór 10 april voor zijn woning in Ranst komen nog in aanmerking voor de Vlaamse woonbonus (code 3370). Die werden immers betaald in de perio de dat de woning in Ranst nog de eigen woning was. Toen woonde hij er nog. De betalingen vanaf 10 april geven recht op de federale woon bonus (code 1370), want die werden verricht in de periode dat de woning in Ranst niet meer de eigen woning was. Optie 1: Jan geeft de leningsuitgaven aan, ge spreid over de Vlaamse en federale woonbonus, zoals hierboven toegelicht. Die aangifte is cor rect, maar niet optimaal. Optie 2: Jan vraagt in de aangifte enkel de Vlaamse woonbonus voor de leningsuitgaven betaald vóór 10 april (code 3370) en verzaakt aan de federale woonbonus. In ruil claimt hij voor de betalingen sinds 10 april de federale gewone intrestaftrek voor de intresten (code 1146) en de federale vermindering langetermijn sparen voor de kapitaalaflossingen (code 1358). Dat mag hij, de wet staat dat toe. De federale woonbonus is immers optioneel. In dat geval betaalt hij maar liefst 1.405 euro belasting minder! Verklaring: in de eerste situatie wordt enkel de Vlaamse woonbonus tot maximum 2.280 euro toegekend (de woning in Ranst is niet langer de enige woning). De federale woonbonus levert Jan niets extra’s op, want die kan niet worden gecumuleerd met de Vlaamse woonbonus. Ook de federale vermindering voor langetermijnspa ren is niet cumuleerbaar met de Vlaamse woon bonus. Maar als hij verzaakt aan de federale woonbonus, maakt hij intresten vrij voor de fe derale gewone intrestaftrek en die levert hem een forse belastingbesparing op: die intresten worden immers afgetrokken van het belastbare bedrag van het kadastraal inkomen van de wo ning in Ranst dat voor de periode 10 april 31 december moet worden aangeven in vak III van de aangifte. Ook deze nieuwe fiscale optimalisatie hebben we te danken aan de zesde staatshervorming, waarbij u opnieuw uw keuze best laat leiden door een berekeningssimulatie.
10 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
SCHEMA 2
HOEVEEL FISCAAL VOORDEEL VOOR UW HYPOTHECAIRE LENING (per kredietnemer) en WAAR UW LENING AANGEVEN? AANGIFTE 2014 (inkomsten 2013)
Woonbonus Aftrek van KA/I/LV EIGEN & ENIGE woning op 31.12.leningsjaar
EIGEN & ENIGE woning op 31.12.leningsjaar
EIGEN & ENIGE woning op 31.12.leningsjaar
EIGEN & ENIGE woning op 31.12.leningsjaar
Voordeel = 25-50% van …€ 2260 + € 750 (+ € 80)
Voordeel = 30-50% van …€ 2260 + € 750 (+ € 80)*
Voordeel = 30-50% van… …€ 2280 + € 760 (+ € 80)**
Vlaams gewest: 40% van… …€ 1520 + € 760 (+ € 80)** Waals gewest: 40% van… …€ 2290 + € 760 (+ € 80) Brussels gewest: 45% van… …€ 2290 + € 760 (+ € 80)
Code 1370/2370 (KA + I) Code 1371/2371 (LV) Bijkomende intrestaftrek
Code 1370/2370 (KA + I) Code 1371/2371 (LV) Bijkomende vermindering voor intresten
Code 3370/4370 (KA + I) Code 3371/4371 (LV) Bijkomende vermindering voor intresten
Bijkomende vermindering voor intresten
ENIGE woning op 31.12.inkomstenjaar
ENIGE woning op 31.12.inkomstenjaar
ENIGE woning op 31.12.inkomstenjaar
ENIGE woning op 31.12.inkomstenjaar
Voordeel = 25-50%
Voordeel = 30-50%
Voordeel = 30-50%
Code 1138/2138 (I) Code 1139/2139 (I) Bouwsparen Vermindering voor KA/LV
Code 1138/2138 (I) Code 1139/2139 (I) Bouwsparen Vermindering voor KA/LV
Code 3138/4138 (I) Code 3139/4139 (I) Bouwsparen Vermindering voor KA/LV
Vlaams gewest: niet meer mogelijk! Waals gewest: 40% Brussels gewest: 45%
lening vanaf 1993: ENIGE woning op datum lening lening vóór 1993: EIGEN woning in inkomstenjaar
lening vanaf 1993: ENIGE woning op datum lening lening vóór 1993: niet mogelijk!
lening vanaf 1993: ENIGE woning op datum lening lening vóór 1993: EIGEN woning in inkomstenjaar
ENIGE woning op datum lening
Voordeel = 30-50% van… …maximum € 2260
Voordeel = 30-50% van… …maximum € 2260*
Voordeel = 30-50% van… …maximum € 2280**
Code 1355/2355 (KA) Code 1351/2351 (LV)
Code 1355/2355 (KA) Code 1351/2351 (LV)
Code 3355/4355 (KA) Code 3351/4351 (LV)
Vlaams gewest: niet meer mogelijk! Waals gewest: 40% van maximum € 2290 Brussels gewest: 45% van maximum € 2290
LENING VANAF 2005
LENING VÓÓR 2005 (OF GEKOZEN VOOR OUD STELSEL)
LENING VÓÓR 2005 (OF GEKOZEN VOOR OUD STELSEL)
ONGEACHT LENINGSDATUM
ONGEACHT LENINGSDATUM
ONGEACHT LENINGSDATUM
AANGIFTE 2016 (inkomsten 2015)
AANGIFTE 2015 (inkomsten 2014) FEDERAAL GEWESTELIJK NIET EIGEN WONING EIGEN WONING tijdens 2014 tijdens 2014 LENING VÓÓR 2014 LENING VÓÓR 2015 Woonbonus Woonbonus Vermindering voor KA/I/LV Vermindering voor KA/I/LV
LENING VÓÓR 2015
GEWESTELIJK EIGEN WONING tijdens 2015 LENING VANAF 2015 Woonbonus Vermindering voor KA/I/LV
Bouwsparen Vermindering voor KA/LV
LENING VANAF 2015
Gewone intrestaftrek
Gewone intrestaftrek
Gewone vermindering voor intresten
Gewone vermindering voor intresten
Voordeel (1) = 25-50%... …van intresten beperkt tot de belastbare onroerende inkomsten
Voordeel = 25-50%... …van intresten beperkt tot de belastbare onroerende inkomsten
Voordeel (1) = 30-50%... …van intresten beperkt tot de belastbare onroerende inkomsten
Voordeel (1) = Vlaams gewest: 40% Waals en Brussels gewest: niet meer mogelijk!
Bijkomend voordeel (2) = 12,5% v geïndexeerde KI eigen woning (verrekening OV) ENKEL indien lening vóór 2005 of gekozen voor oud stelsel
Bijkomend voordeel (2) = 12,5% van overige intresten beperkt tot het geïndexeerde KI van de eigen woning ENKEL indien lening vóór 2005 of gekozen voor oud stelsel
Code 1146/2146 (I) Langetermijnsparen Vermindering voor KA/LV
Code 1146/2146 (I) Langetermijnsparen Vermindering voor KA/LV
Code 3146 (I) (1 + 2) Code 3152 (I) (1) Langetermijnsparen Vermindering voor KA/LV
Voordeel = 30% van… …maximum € 2260
Voordeel = 30% van… …maximum € 2260*
Voordeel = 30% van… …maximum € 2280**
Code 1358/2358 (KA) Code 1353/2353 (LV)
Code 1358/2358 (KA) Code 1353/2353 (LV)
Code 3358/4358 (KA) Code 3353/4353 (LV)
KA = kapitaalaflossingen. I = intresten. LV = levensverzekering gekoppeld aan hypothecaire lening 25-50% of 30-50% = marginaal tarief (*) federale indexatiestop gedurende periode aanslagjaar 2015-2018 (**) permanente indexatiestop in Vlaams gewest
Langetermijnsparen Vermindering voor KA/LV Voordeel = 30% van… …maximum € 2280 in Vlaams gewest** …maximum € 2290 in Waals en Brussels gewest
© Jef Wellens
BELASTINGAANGIFTE 2015 11
DE STANDAARD
WOONKREDIET Op welke fiscale voordelen geeft uw hypotheek recht? Het schema hiernaast maakt duidelijk welke fiscale voordelen gelden voor uw hypotheek. Vertrekkende van het fiscaal voordeel waarop uw lening recht gaf in de aangifte van vorig jaar en de codes die u toen gebruikte (woonbonus, bouwsparen, langetermijnspa ren, bijkomende en gewone intrestaftrek), ziet u, naargelang het uw eigen of nieteigen woning betreft, welke codes u dit jaar moet gebruiken. Zo leeft het fiscale voordeel van een lening aange gaan in 2010 die al vier jaar recht geeft op de woon bonus, nu enkel verder als een federale woonbonus (code 1370/2370) als de woning anno 2014 niet meer door u werd betrokken en dus niet langer de eigen woning is. Werd, zoals meestal het geval zal zijn, de woning waarvoor u in 2010 leende, in 2014 nog steeds door u betrokken, dan leeft uw woonbonus verder als een gewestelijke woonbonus (code 3370/4370). Binnen de gewestelijke fiscale voordelen wordt nog een onderscheid gemaakt tussen leningen gesloten vóór en vanaf 2015. Voor nieuwe leningen gesloten vanaf 2015 geldt immers niet langer een fiscaal voor deel tegen het marginaal tarief (max. 50 procent), maar een voordeel tegen een vast tarief van 40 (Vlaams en Waals Gewest) of 45 procent (Brussels Gewest). Bovendien reduceerde Vlaanderen voor nieu we leningen het basisbedrag van de woonbonus van 2.280 euro tot slechts 1.520 euro. Hebt u vóór 2005 een lening ‘oud stelsel’ gesloten die al jaren recht geeft op de belastingvermindering voor bouwsparen en de gewone intrestaftrek, en woont u nog steeds in die woning, dan blijven ook die fiscale voordelen verder toegekend als gewestelijke belastingverminderingen tegen het marginale belas tingtarief: code 3355/4355 voor de kapitaalaflossin gen (bouwsparen) en code 3146 voor de intresten. Voor zover er belastbare onroerende inkomsten zijn, leveren die intresten dan ook effectief een voordeel op van maximaal 50 procent. Bij gebrek aan belast bare onroerende inkomsten, geven de intresten, be perkt tot het bedrag van het geïndexeerde kadastrale inkomen (KI) van de eigen woning, recht op een be lastingvermindering tegen 12,5 procent (zie schema 1, rij 6). Daarom moet u het KI van uw eigen woning in dat geval nog vermelden in code 3100/4100 van vak IX. Bent u verhuisd in 2014, verhuurt u een deel van uw woning of hebt u uw hypotheek overgedragen op een andere woning, dan zult u uw leningsuitgaven altijd pro rata moeten splitsen over zowel de gewestcodes als de federale codes, want in dat geval hebt u beta lingen gedaan voor zowel een eigen als een nieteigen woning. De federale en gewestelijke belastingvermin deringen zullen dus vaak samen voorkomen in een aangifte, maar ze zijn nooit cumuleerbaar. De fiscale maxima gelden voor beide soorten verminderingen samen, waarbij steeds voorrang wordt verleend aan de gewestelijke voordelen. De federale overheid komt dus nog enkel met haar woonbonus tussen als het Vlaams Gewest niet al de maximumwoonbonus van 3040 euro (+ 80 euro) per persoon heeft toegekend. Dat principe geldt echter alleen voor de woonbonus, het bouwsparen en het langetermijnsparen, maar niet voor de andere fiscale voordelen voor de intresten. De intresten van de groene lening die u met ‘intrest bonificatie’ kon sluiten in de periode 20092011, zijn niet opgenomen in het schema. Die intresten blijft u aangeven in code 1143 van vak IX. Ze geven recht op een federale belastingvermindering tegen 30 procent, ongeacht of de woning eigen is of niet.
6 GELEEND IN 2015… 1. …voor de eigen en enige woning in Vlaanderen?
Werd uw hypothecaire lening verleden na 2014 of aanvaardde u, voor een wederopname van uw lopende hypotheek, het kre dietaanbod van uw bank pas na 2014, dan kunt u geen Vlaamse woonbonus meer genieten van 3.040 euro per persoon. Het Vlaams Gewest schroefde de woonbonus voor leningen geslo ten vanaf 2015 immers fors te rug tot een basisbedrag van slechts 1.520 euro, of 760 euro minder. En het verminderings percentage werd gereduceerd tot 40 procent (zie schema 2, kolom 5). Maar ieder nadeel heeft zijn voordeel. Met een woonbonus van 3.040 euro is er, naast pensioensparen, geen ruimte meer voor fiscaal lange
termijnsparen via een individuele levensverzekering. Met de nieu we Vlaamse woonbonus van maximaal 2.280 euro is die ruimte er plots weer wel. Zo kunt u vanaf 2015, ook al is uw Vlaamse woonbonus volgestort tot het grensbedrag van 2.280 euro, aanvullend nog 30 procent belastingvermindering genieten op een levensverzekeringspremie van maximaal 740 euro* voor een aanvullend pensioen. En dat levert al gauw een extra belas tingbesparing op van 237 euro. * Met de verhoging van 760 eu ro moet bij samenloop van woonbonus en langetermijnspa ren geen rekening worden ge houden: 2.260 euro (maximum premie) – [2.280 euro (maxi mumwoonbonus) – 760 euro (verhoging)] = 740 euro. 2. …voor de herfinanciering van uw oude hypotheek?
Een herfinancieringslening ver vangt een vroegere lening. Fis caal zet een herfinanciering ge woon het regime voort van de oorspronkelijke lening. Voor de beoordeling van het fiscaal voor deel van een herfinanciering moet men zich dus niet plaatsen op de datum waarop de herfi nanciering werd gesloten, maar wel op de datum waarop het oorspronkelijke krediet werd aangegaan. Dus, woont u in het Vlaams Gewest en herfinanciert u in 2015 een woonbonuslening gesloten in 2010, dan zal de Vlaamse woonbonus van maxi maal 3.040 euro met een voor deel van maximaal 50 procent van toepassing blijven en niet de nieuwe tot 2.280 euro beperkte woonbonus met een verminde ring tegen 40 procent, voor zo
ver het tenminste een zuivere herfinanciering betreft en u enkel leende voor de terugbetaling van het schuldsaldo van de oude le ning. Leende u meer dan dat sal do, bijvoorbeeld voor een verbou wing, dan zal dat deel van de le ning wel worden beschouwd als een aanvullende lening gesloten vanaf 2015, waarvoor de lagere Vlaamse woonbonus geldt. 3. …in combinatie met een hypotheekoverdracht?
Bij een herfinanciering wordt de lening vervangen. Bij een hypo theekoverdracht wordt de woning vervangen en wordt een lopende lening overgedragen van een oude woning, die verkocht wordt, naar een nieuwe woning, die gekocht of gebouwd wordt. De lening blijft na pandwissel dus gewoon verder lopen onder hetzelfde fiscale regi me als vóór de overdracht. Maar dat zal het federale regime zijn voor de leningsuitgaven betaald na de verkoop van de oude wo ning: de oude woning is vanaf dan immers geen eigendom meer van de kredietnemer en kan dus onmogelijk fiscaal nog de eigen woning zijn. Een hypotheekover dracht is fiscaal vergelijkbaar met een verhuizing. Maar zo’n over dracht blijft interessant, zeker in het Vlaams Gewest. Jan en An sloten in 2011 een woonbonuslening voor hun appar tement in Dessel. In 2015 kochten ze een huis in Mol, waarnaar ze dat jaar ook verhuisden. Het ap partement is in 2015 verkocht. Optie 1: Jan en An betalen hun oude lening terug met de verkoop van hun appartement en sluiten een nieuwe lening voor hun huis in Mol. Die brengt vanaf volgend jaar maximaal 1.964 euro belas tingbesparing op (2280 euro Vlaamse woonbonus x 2 x 40% x 1,077 gemeentebelasting). Optie 2: Jan en An dragen de hy pothecaire lening van hun appar tement in Dessel over op hun nieuw huis in Mol. Die hypotheek blijft vanaf volgend jaar, voor het volledige jaar, recht geven op de federale woonbonus, waardoor ze maximaal 3.242 euro* belasting besparen, of 1.278 euro meer, op voorwaarde dat ze hun eventuele bijkomende lening voor hun huis in Mol (voorlopig) niet aangeven. (*) 3010 euro (federale woonbo nus) x 2 x 50% x 1,077 (gemeen tebelasting). Op 31.12.2015 is er slechts één enige woning.
12 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
GEZIN
Besparen onder één dak Wie zijn aangifte goed wil invullen, kan niet om het aangiftevak II heen. Daar wordt bepaald hoe u wordt belast, en welk deel van uw inkomen wordt vrijgesteld.
Bent u getrouwd of wettelijk samenwonend, dan vult u samen één aangifte in en krijgt u samen één belastingafrekening, met ver melding van één bedrag. Als u in 2014 getrouwd bent of een verkla ring van wettelijke samenwoning hebt afgelegd, moet u nog een laatste keer een afzonderlijke aan gifte invullen. Hebt u geen verkla ring van wettelijke samenwoning afgelegd, maar woont u toch sa men, dan blijft u als alleenstaande belast. Feitelijk samenwonenden vullen dus ieder apart een aangif te in. Gehuwden die in 2014 uit de echt scheidden en partners die hun wettelijke samenwoning in 2014 beëindigden, worden ook meteen alleen belast. Bent u in 2014 feite lijk, maar nog niet wettelijk ge scheiden, dan wordt u voor deze aangifte nog een laatste maal ge meenschappelijk belast. Om prak tische redenen kan men wel al on middellijk afzonderlijk een aan gifte, op papier, indienen. Is de echtgenoot of wettelijk sa menwonende partner in 2014 overleden, dan vult de overleven de partner afzonderlijk een aan gifte in, een voor zichzelf en een andere voor de overleden partner. De langstlevende moet in dat ge val zelf in de aangifte verduidelij ken (code 1012 of 1013 van vak II) hoe hij of zij en de overledene moeten worden belast: alleen (twee afzonderlijke aanslagen) of nog een laatste keer gemeen schappelijk (één aanslag). De fis cus past niet automatisch de voor deligste berekening toe! Door de toepassing van het huwelijksquo tiënt is een gemeenschappelijke aanslag doorgaans het voorde ligst, maar niet altijd. U maakt in dat geval best een berekenings simulatie, bijvoorbeeld op taxon web.be. Het kan wel degelijk nog een ver schil maken of u samen dan wel alleen wordt belast. De fiscale wetgever maakt immers op tal van vlakken nog een onderscheid tus
sen belastingplichtigen die samen worden belast, en zij die alleen worden belast. Denken we maar aan het huwelijksquotiënt en de vrije verdeling van leningsuitga ven (zie bladzijde 9). Die blijven het voorrecht van gehuwden en wettelijk samenwonenden. Daartegenover staan de soms la gere belasting op vervangingsin komsten van feitelijk samenwo nenden, de hogere belastingvrij stelling die ze verkrijgen wanneer ze kinderen hebben, en de hogere bestaansmiddelen die hun kinde ren mogen genieten om ten laste te kunnen zijn. Van een absolute fiscale neutraliteit van de samen levingsvorm is dus geen sprake. Belastingvrije basissom
Een andere ongelijkheid betreft de toekenning van de belasting vrije basissom. Die basissom is het deel van het inkomen dat vrijge steld is van belasting. Ze bedraagt in principe 7.070 euro. Maar ieder een die in 2014 geen belastbaar in komen heeft (na aftrek van kosten en eventuele onderhoudsuitke ringen) hoger dan 26.280 euro, ge niet een verhoogde belastingvrije basissom van 7.350 euro. Omdat die verhoging alleen geldt voor de ‘werkenden’, wordt ze niet toege kend voor zover het inkomen uit pensioenen en vervangingsin komsten bestaat. Elke belastingbetaler ziet zo de eerste 7.070 tot 7.350 euro van zijn inkomen van 2014 vrijgesteld van belasting. Is hij zwaar gehandi capt (aan te geven in code 1028 of 2028 van vak II), dan komt daar 1.500 euro bij. Eén kind ten laste geeft ook recht op een belasting vrije toeslag van 1.500 euro. Voor twee kinderen wordt dat 3.870 eu ro, voor drie kinderen 8.670 euro en vier kinderen betekenen een extra belastingvrij inkomen van 14.020 euro. Ieder volgend kind geeft nog recht op een extra toe slag van 5.350 euro. Voor een al leenstaande of feitelijk samenwo nende met kinderen wordt dat be
EEN KIND DAT OP 1 JANUARI JONGER IS DAN DRIE JAAR, GEEFT RECHT OP EEN EXTRA BELAS TINGVRIJE SOM VAN 560 EURO
drag nogmaals verhoogd met 1.500 euro. Een alleenstaande met drie kinde ren betaalt bijgevolg geen belas ting op een belastbaar inkomen van minstens 17.240 euro (7.070 euro + 8.670 euro + 1.500 euro). Verdient men minder dan dat be lastingvrije bedrag, dan krijgt men voor de kinderen nog een ex tra belastingkrediet. Dat belas tingkrediet kan oplopen tot 430 euro per kind. Een kind dat op 1 januari 2015 jon ger is dan drie jaar, geeft recht op een extra belastingvrije som van 560 euro. U vraagt die aan in code 1038 van vak II. De toeslag van 560 euro geldt alleen als u voor dat kind geen oppaskosten in brengt in rubriek B van vak X van
de aangifte. Het verlies van een derde kind ten laste, omdat het te veel eigen inkomsten heeft of het ouderlijk huis heeft verlaten, be tekent een financiële aderlating van jaarlijks 1.920 euro. Een enig kind dat niet meer ten laste is, ver hoogt de belasting met slechts 405 euro. Andere personen ten laste
Voor een andere persoon ten laste (broer, zus of ouder) wordt 1.500 euro van het inkomen vrijgesteld. Hier geldt geen progressiviteit. Drie ‘andere’ personen ten laste geven recht op een belastingvrije toeslag van 4.500 euro (1.500 euro x 3). Is de broer, zus of (groot)ou der echter 65 jaar of ouder op 1 ja nuari 2015, dan bedraagt de toe
BELASTINGAANGIFTE 2015 13
DE STANDAARD
7 Samenwonen à la carte Door zijn flexibiliteit is samen wonen de ideale samenlevings vorm om uw personenbelasting te optimaliseren. Door de admi nistratieve eenvoud waarmee de wettelijke samenwoning tot stand komt en ook weer beëin digd wordt – via een formele verklaring op het gemeentehuis – kunt u afhankelijk van de in komenssituatie het kleedje van de wettelijke samenwoning aan trekken en weer afwerpen. Zo hebben samenwonende een verdienersgezinnen er alle be lang bij zich te laten registreren als wettelijk samenwonend, ter wijl wettelijk samenwonenden waarvan één of beiden een ver vangingsinkomen genieten, soms maar beter opnieuw feite lijk gaan samenwonen. Voorbeeld. Jan en An wonen on gehuwd samen. Jan had in 2014 een belastbaar jaarloon van 60.000 euro. An heeft geen be lastbare inkomsten. De gemeen tebelasting bedraagt 8 procent. Optie 1: ze wonen feitelijk sa men. Ze betalen 23.478 euro be lasting. Optie 2: ze legden in 2013 een verklaring van wettelijke samen woning af (en worden dus op de inkomsten van 2014 gezamenlijk belast). Ze betalen slechts 18.822 euro belasting. Wettelijk samenwonen levert hun dus jaarlijks 4.656 euro op. Een be sparing die ze ook zouden reali seren als ze in 2013 in het hu welijksbootje waren gestapt.
‘BEHALVE KINDE REN KUNNEN OUDERS, BROERS EN ZUSSEN TEN LASTE ZIJN, NET ALS PERSONEN VAN WIE U OOIT ZELF TEN LASTE WAS
slag geen 1.500 euro maar 3.000 euro (code 1043 van vak II). Ge handicapte kinderen en andere gehandicapte personen ten laste worden voor twee geteld. De volgende personen kunnen fis caal ten laste zijn: kinderen, zowel eigen als nieteigen kinderen die u hoofdzakelijk ten laste hebt (bij voorbeeld een pleegkind of kind van een samenwonende partner), ouders en (over)grootouders, zij verwanten tot de tweede graad (broer en zus) en de andere perso nen van wie u ooit zelf ten laste was (bijvoorbeeld een pleegou der). Iedere minderjarige die u in uw huisgezin opneemt, kunt u in principe fiscaal ten laste nemen en blijft ‘kind’ ten laste ook na zijn meerderjarigheid, zolang alle
voorwaarden hiervoor vervuld zijn (zie verder). Uiteraard kan eenzelfde kind niet door beide fei telijk samenwonende partners, die ieder afzonderlijk een aangifte invullen, ten laste worden geno men. De echtgenoot of wettelijk samen wonende partner is fiscaal nooit ten laste. Wel kan eenmalig een belastingvrije toeslag van 1.500 euro worden toegekend voor het jaar van huwelijk of van verkla ring van wettelijke samenwoning als de partner geen of zeer weinig eigen bestaansmiddelen geniet. U vraagt dat voordeel aan in code 1004 of 1008 van vak II. >>> Lees verder op blz. 14
Stel: dezelfde situatie, maar An geniet nu een pensioen van 15.500 euro. Optie 1: ze wonen wettelijk sa men. Ze betalen 24.275 euro be lasting. Optie 2: een van hen beëindig de in 2014 de wettelijke samen woning (zodat ze op de inkom sten van 2014 opnieuw afzon derlijk worden belast). Ze beta len 23.478 euro belasting. ‘Feite lijk’ in plaats van ‘wettelijk’ sa menwonen levert hun nu jaar lijks 797 euro op. Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij gehuwden, maar daar is het offer voor de goedkopere belastingfactuur wel erg dras tisch: echtscheiding of feitelijke scheiding. Let op, wettelijk samenwonend bent u pas als beide partners een ‘verklaring van wettelijke sa menwoning’ hebben afgelegd op de gemeente van de woon plaats.
8 Loon van een jobstudent Het loon van een jobstudent mag dit jaar, in 2015, niet meer bedragen dan 6.500 euro. Dan betaalt de student geen belas ting en blijft hij bovendien nog ten laste van zijn ouders. Voor waarde is wel dat hij zijn inkom sten verdient met een studen tenovereenkomst. Is de jobstu dent ten laste van een alleen staande ouder of van feitelijk sa menwonenden, dan mag hij dit jaar bruto zelfs tot 8.225 euro bijverdienen met een studenten overeenkomst. Optie 1: Jan, oudste in een ge zin met drie kinderen, verdient in 2015 met een studentenover eenkomst 6.500 euro. Jan is fis caal ten laste van zijn ouders. Optie 2: Jan verdient in 2015 10 euro meer, 6.510 euro dus. Jan is in de aangifte van 2016 niet meer fiscaal ten laste van zijn ouders omdat hij te veel eigen bestaansmiddelen heeft. De 10 euro die Jan ‘te veel’ verdient, kosten zijn ouders 1.928 euro. Belasting die zij vol gende jaar meer zullen betalen.
14 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
GEZIN
FISCAAL SPEELT HET GEEN ENKELE ROL OF EEN KIND GEDURENDE TWAALF MAANDEN DAN WEL ÉÉN DAG TEN LASTE WAS
>>> Vervolg van blz. 13
Ten laste of niet?
Een kind of een andere persoon ten laste moet voldoen aan drie voorwaarden. 1. Hij moet op 1 januari 2015 deel uitmaken van het gezin. Dat bete kent ‘onder één dak’ samenwonen met de tenlastenemer. Dat criteri um wordt soepel geïnterpreteerd. Een kotstudent of zelfs een kind dat in het buitenland studeert, blijft in principe ten laste. Fiscaal speelt het bovendien geen enkele rol of een kind gedurende twaalf maanden dan wel één dag ten las te was. Een kind geboren op 31 de cember 2014 levert evenveel fis caal voordeel op als een kind ge boren in januari 2014. 2. De persoon ten laste mag niet worden bezoldigd door de tenlas tenemer. Opletten dus wanneer u als zelfstandige uw kind (>16 jaar) zou tewerkstellen tijdens week ends of vakantie. 3. De persoon ten laste mag niet al te veel eigen bestaansmiddelen genieten. Hij of zij mag in 2014 hoogstens 3.110 euro eigen netto bestaansmiddelen hebben. Is het kind ten laste van een alleen staande of van een feitelijk sa menwonende, dan wordt die grens gesteld op 4.490 euro. Is het kind van een alleenstaande ge
handicapt, dan wordt dat 5.700 euro. Andere personen ten laste mogen nooit meer dan 3.110 euro eigen nettobestaansmiddelen ge nieten. Netto betekent bruto min kosten. De kosten zijn, naar keuze, de wer kelijke kosten of forfaitair 20 pro cent met een minimum van 430 euro voor lonen en baten. Sommi ge inkomsten worden niet in aan merking genomen als bestaans middel: kindergeld, kraamgeld, adoptiepremie, studiebeurzen, sommige achterstallige onder houdsuitkeringen, onbeschikbare gelden enzovoort. Andere inkomsten worden dan weer gedeeltelijk vrijgesteld als bestaansmiddel. Het inkomen blijft weliswaar belastbaar, maar wordt (voor een deel) niet meege teld als bestaansmiddel. Onder houdsuitkeringen betaald aan kinderen zijn tot 3.110 euro als be staansmiddel vrijgesteld. Bezoldi gingen uit een studentenovereen komst zijn als bestaansmiddel vrijgesteld tot 2.590 euro. Pensioenen genieten dan weer een vrijstelling als bestaansmid del van 25.030 euro als ze betaald zijn aan een broer, zus of (groot)ouder van 65 jaar of ouder. Die vrijstelling geldt niet voor brugpensioenen.
EEN VOORBEELD
Het kind van een alleenstaande ouder heeft de volgende brutobestaansmiddelen in 2014: Bezoldiging uit studentenovereenkomst: 3.800 euro. Bezoldiging uit gewone arbeidsovereenkomst: 3.100 euro. Onderhoudsuitkeringen: 4.400 euro. TOTAAL: 11.300 euro.
Belastingvermindering voor kinderen ten laste (per gezin) Inkomstenjaar 2014(*)
8.025 *Gemeentebelasting 8 procent en belastbaar inkomen bedraagt meer dan 26.280 euro
5.425 euro
Kan het kind nog fiscaal ten laste zijn? De nettobestaansmiddelen bedragen: 3.800 euro – 2.590 euro (vrijstelling) = 1.210 euro 1.210 euro – 20% = 968 euro 3.100 euro – 0 euro (geen vrijstelling) 3.100 euro – 20% = 2.480 euro 4.400 euro – 3.110 euro (vrijstelling) = 1.290 euro 1.290 euro – 20% = 1032 euro TOTAAL: 4.480 euro De nettobestaansmiddelen bedragen 4.480 euro. Het kind is ten laste van een alleenstaande en mag tot 4.490 euro nettobestaansmiddelen genie ten. Het kind is dus nog net fiscaal ten laste, hoe wel het bruto, vóór toepassing van de vrijstellin gen, 11.300 euro bestaansmiddelen geniet.
euro
3.087 euro
1.167 405
euro
1
2
euro
DS-Infografiek
3
4
5
BELASTINGAANGIFTE 2015 15
DE STANDAARD
9 Ouders ten laste
Woont u nog thuis bij uw ou ders, of is een van uw ouders bij u ingetrokken? In dat geval, wordt het misschien tijd om de rollen om te keren. Waarom zou u, als gezinshoofd, nu niet pa en ma fiscaal ten laste nemen? Lies is steeds blijven wonen bij haar ouders, Jan en An, in de ouderlijke woning, eigendom van haar ouders. Lies geniet een be lastbare bezoldiging van 40.000 euro (het hoogste inkomen in het gezin). Jan (68 jaar) heeft een pensioen van 25.000 euro. An (66 jaar) een pensioen van 13.000 euro. Het kadastraal in komen van de ouderlijke woning bedraagt 1.000 euro. Jan en An genieten ook roerende inkom sten (intresten en dividenden), voor een bedrag van 1.200 euro. Optie 1: Lies neemt haar ouders niet fiscaal ten laste. Zij betaalt 13.054 euro belasting. Optie 2: Lies neemt haar ouders wél fiscaal ten laste. Zij betaalt 11.120 euro belasting. Door haar ouders als ten laste aan te geven (in code 1043 van vak II van de aangifte) bespaart Lies jaarlijks 1.934 euro belas ting. Omdat Jan en An op 1 ja nuari 2015 ouder zijn dan 65 jaar, worden hun pensioenen vrijgesteld als bestaansmiddel. Berekening Nettobestaansmiddelen Jan en An: Woning: 1000 euro x 1,7 (in dexatie) = 1.700 euro Pensioen Jan: 25.000 – 25.030 (vrijstelling) = 0 euro Pensioen An: 13.000 – 25.030 (vrijstelling) = 0 euro Roerende inkomsten: 1.200 – 20% = 960 euro TOTAAL bestaansmiddelen: 2.660 euro Die 2.660 euro bedraagt minder dan 3.110 euro (maximum netto bestaansmiddelen per persoon). Beide ouders zijn dus ten laste. De fiscus stelt uitdrukkelijk dat het feit dat ouders eigenaar zijn van de woning die ze met hun kind bewonen, niet belet dat het kind de ouders ten laste kan ne men. Net zo min als het feit dat de ouders nog in hun eigen on derhoud (voeding, kledij, medi sche verzorging) kunnen voor zien.
BEROEPSKOSTEN
Laat de fiscus de rekening betalen Amper één op de dertig werknemers bewijst zijn werkelijke beroepskosten. De meesten maken gebruik van het kostenforfait. Iets minder dan 72 procent van alle zelfstandigen met baten (vrije beroepen) bewijst zijn werkelijke kosten. Zelfstandigen met winst (handelaars, winkeliers...) hebben geen alternatief en moeten hun echte kosten inbrengen. U mag ook combineren en bij voorbeeld voor uw werknemers activiteit het kostenforfait toepas sen en voor uw bijberoep als zelf standige uw werkelijke kosten be wijzen. Het wettelijk kostenforfait, dat u automatisch krijgt als u uw be roepskosten niet bewijst, wordt uitgedrukt als een percentage van het beroepsinkomen. Voor werk nemers en vrije beroepen is dat 28,7 procent, tot 5.710 euro. Dat wordt 10 procent voor de schijf daarboven, tot 11.340 euro, en dan nog 5 procent tot 18.880 euro. Daarboven geldt 3 procent, tot het maximale kostenforfait van 3.950 euro wordt bereikt, bij een jaar wedde van 64.588 euro. Bedrijfs leiders genieten slechts een forfait van 3 procent op hun hele bezoldi ging, met een maximum van 2.370 euro. Voor werknemers bedraagt het kostenforfait gemiddeld 2.750 euro. Door een regeringsmaatre gel zal dat gemiddelde vanaf dit jaar met 300 euro stijgen. Toch blijft het forfait beduidend lager dan de 5.100 euro die gemiddeld wordt ingebracht door werkne mers die hun werkelijke kosten bewijzen. Voor werknemers die genoegen nemen met hun wettelijk kosten forfait en minstens 75 kilometer van hun werk wonen, stijgt het kostenforfait nog met 75, 125 of 175 euro, afhankelijk van de af stand tussen woon en werk plaats. Dat extra ‘forfait voor verre verplaatsingen’ moet u uitdrukke lijk vragen in de aangifte (rubriek A.16 van vak IV). Het ‘gewone’ for fait krijgt u automatisch. Beroeps
kosten – forfaitaire of werkelijke – worden afgetrokken van het inko men en verlagen zo het belastbaar inkomen, waardoor u minder be lasting betaalt. Woonwerkverkeer
Voor woonwerkverkeer met de auto kunt u geen werkelijke auto kosten inbrengen, maar slechts 15 cent per kilometer wanneer u uw beroepskosten bewijst. Maakt u gebruik van de eigen wagen, dan is er geen kilometerplafond. Ver plaatst u zich met een ander ver voermiddel (carpoolen, trein, mo torfiets...), dan mag u 15 cent per kilometer inbrengen tot maxi mum 100 kilometer enkele rit. Ie mand die als passagier meerijdt, zelfs gratis, kan net als de bestuur der 15 cent per kilometer aftrek ken. Fietst u naar het werk, dan geldt een hogere aftrek van 22 cent per kilometer. De wagen van vader of moeder, van uw echtgenoot of wettelijk samenwonende partner is voor de fiscus uw eigen wagen. Ook een bedrijfswagen is dat. Rijdt u met zo’n wagen naar het werk, dan kunt u 15 cent per kilo meter inbrengen, maar geldt er wel een bijkomend plafond. De woonwerkverkeerkosten van een
IEMAND DIE ALS PASSAGIER MEERIJDT, ZELFS GRATIS, KAN NET ALS DE BESTUUR DER 15 CENT PER KILOMETER AFTREKKEN
bedrijfswagen worden immers be perkt tot het bedrag van het voor deel van alle aard voor die wagen. Het forfait van 15 cent omvat alle kosten, met uitzondering van financieringskosten. Intresten mogen bovenop het forfait van 15 cent worden afgetrokken. Voor andere vervoermiddelen hebt u de keuze tussen de aftrek van 15 cent per kilometer (of 22 cent voor de fiets) of de werkelijk gemaakte kosten, zoals de kostprijs van een treinabonnement of de afschrij ving van een (motor)fiets. Meestal betaalt het bedrijf de werknemer een deel van de woon werkverkeerkosten terug. Als de werknemer het openbaar vervoer gebruikt, wordt die tussenkomst fiscaal volledig vrijgesteld. Kiest hij voor de wagen of motorfiets, dan is slechts 380 euro van de tus senkomst belastingvrij. Let op, de vrijstelling wordt niet automatisch toegekend. U moet ze uitdrukkelijk aanvragen door ze te vermelden in de aangifte (ru briek A.9.b van vak IV). Bewijst u echter uw beroepskosten, dan gaat de vrijstelling volledig verlo ren. Een werknemer heeft er dus alleen baat bij om zijn werkelijke kosten in te brengen als die meer bedragen dan de som van het wet telijk kostenforfait, het forfait voor verre verplaatsingen én de vrijstelling voor woonwerkver keer samen (zie ook tip 14, blz. 22). Andere beroepsverplaatsingen
Voor andere beroepsverplaatsin gen dan woonwerkverkeer geldt de forfaitaire aftrek van 15 of 22 cent niet. Andere beroepsver plaatsingen zijn die tussen de woonplaats en een nietvaste werkplaats (klant, leverancier...). Een nietvaste werkplaats is een plaats waar u minder dan 40 da gen per jaar bent voor uw werk. Verplaatsingen tussen verschil >>> Lees verder op blz. 16
16 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
BEROEPSKOSTEN >>> Vervolg van blz. 15
lende, al dan niet vaste werkplaat sen zijn ook andere beroepsver plaatsingen. Daarvoor moeten de kosten post per post worden be wezen. Autokosten worden in de personenbelasting beperkt tot 75 procent, met uitzondering van financieringskosten. Een kwart van de kosten wordt dus verwor pen voor afschrijving, brandstof, onderhoud, herstelling, verkeers belasting, BIV, verzekeringen, parking, pechverhelping enzo voort. De uitgaven voor andere vervoer middelen dan de auto (bijvoor beeld motorfiets of trein) kunnen wel volledig worden afgetrokken voor het beroepsgedeelte. Een nieuwe auto wordt meestal afge schreven over vijf jaar. Bij een au to is dat altijd lineair. Voor een motorfiets kan dat ook degressief. Ook de kosten voor beschermende motorkledij zijn aftrekbaar. Wonen en werken
Kosten verbonden aan uw woning zijn aftrekbare beroepskosten als u die woning, al is het maar ge deeltelijk, voor uw beroep ge bruikt. Het beroepsgedeelte van de woning kan over 33 jaar wor den afgeschreven. Als basis gel den de bouwfacturen (inclusief btw) of de aankoopprijs (inclusief registratierechten). De grond kan niet worden afgeschreven. Als huurder kunt u de betaalde huur van een woning inbrengen. Maar pas op, in dat geval zal de verhuurder zwaarder worden be last. Daarom verbiedt bijna elk woonhuurcontract het beroeps matig gebruik. Hetzelfde pro
bleem rijst bij de aftrek van de huur van een studio of apparte ment dicht bij de werkplaats. De intresten van een woonlening zijn ook deels als beroepskosten aftrekbaar, naast de onroerende voorheffing, kosten van verzeke ring (brand, diefstal), verbruiks kosten (water, elektriciteit, gas, stookolie, onderhoud enzovoort), telkens beperkt tot het beroepsge deelte. In de praktijk kijkt de fiscus naar de gebruikte oppervlakte. Be roeps en privéruimte moeten niet echt gescheiden zijn. Zo kan een deel van de woonkamer beroeps halve worden gebruikt. Evenmin is vereist dat u iedere dag thuis werkt. Ook bij occasioneel thuis werk kunt u de kosten inbrengen. Computer en bureau
Ook een (tablet)computer, printer en ander bureaumateriaal kun nen worden ingebracht als ze be roepshalve gebruikt worden. Duurzame goederen worden afge schreven. Kleine benodigdheden zoals balpennen en papier kun nen in één keer worden afgetrok ken. Kosten voor bijscholing en vakliteratuur zijn aftrekbaar, ook al beschikt u over dezelfde infor matie op kantoor. Ook telefoon en kledijkosten zijn aftrekbaar. Het moet wel om beroepskledij gaan, zoals de schort van een ver pleegkundige. Als werknemer geeft u het totale bedrag van de bewezen kosten aan in rubriek A.18 van vak IV van de aangifte.
Vier voorwaarden
OOK BIJ OCCASIONEEL THUISWERK KUNT U DE KOSTEN INBRENGEN
1. De kosten moeten verband hou den met de beroepswerkzaam heid. De aftrek van gemengde uit gaven – deels privé, deels beroep – moet altijd beperkt worden tot het beroepsgedeelte. Voor de be paling van dat deel kan een ak koord worden gesloten met de be lastingambtenaar. 2. In de huidige belastingaangifte mag u als werknemer de uitgaven aftrekken die u in 2014 betaalde, ongeacht de periode waarop ze betrekking hebben. 3. De kosten moeten zijn gedaan om belastbare inkomsten te ver krijgen of te behouden. Zodra het beroepskarakter van een uitgave is aangetoond, mag de fiscus niet in vraag stellen of de uitgave ge past is. Hij mag wel de aftrek wei geren van onredelijke kosten. 4. De kosten moeten worden be wezen. De bewijslast rust bij de belastingplichtige. Verzamel zo veel mogelijk bewijsstukken van de uitgaven: facturen, btwbon netjes, rekeninguittreksels, attes ten van de werkgever... U moet de stukken kunnen voor leggen op vraag van de fiscus. Uit gaven die niet of moeilijk kunnen worden gestaafd, mogen, eventu eel in overleg met de fiscus, op een redelijk bedrag worden geraamd.
BELASTINGAANGIFTE 2015 17
DE STANDAARD
11
Ook voor werknemers
10 Werklozen hebben kosten Een forfaitaire kostenaftrek voor vervangingsinkomsten bestaat niet. Maar werklozen kunnen wel hun beroepskosten bewijzen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld hun vak bondsbijdrage, sollicitatiekosten op vraag van de VDAB en ver plaatsingskosten – naar het stempellokaal, betalingsinstellin gen, opleidingen of stages – af trekken. Ook de aftrek van kos ten van spontane sollicitaties is toegestaan als de werkloze met die sollicitatie vermijdt dat zijn uitkering wordt geschorst. Het aangifteformulier bevat ech ter geen aparte rubriek voor het aangeven van die kosten. Ze moeten daarom rechtstreeks worden afgetrokken van de uit keringen. In de aangifte ver meldt men dan het nettobedrag van de werkloosheidsuitkering, na aftrek van de kosten.
Een voorbeeld. Jan is bediende en woont 85 kilo meter van zijn werkplaats. Hij werkte 225 dagen in 2014. Jan rijdt met zijn wagen naar het werk. In 2014 betaalde hij 600 euro interesten op de lening voor zijn wagen, waarmee hij dat jaar 42.000 kilometer aflegde. Hij beschikt thuis over een bureau. Het beroeps gedeelte van Jans woning bedraagt 10 procent. De aankoopprijs van de woning, verminderd met de grondwaarde, bedraagt 310.000 euro. Jan sloot in 2011 een hypotheek af en betaalde het voorbije jaar 7.000 euro interesten. De onroeren de voorheffing bedroeg 560 euro in 2014. De energiekosten van de woning liepen op tot 4.300 euro. Voor de brandverzekering betaalde hij 520 euro. Hij kocht eind 2014 een nieuwe pc met randap paratuur voor 1.300 euro, die hij over drie jaar li neair afschrijft (beroepsgebruik pc is 50 pro cent). Hij geniet een beroepsinkomen van 47.000 euro. De gemeentebelasting bedraagt 8 procent. Optie 1: Jan bewijst zijn beroepskosten niet, maar neemt genoegen met het wettelijke kosten forfait. Wettelijk kostenforfait + vrijstelling vergoeding woonwerkverkeer = 3.422,37 + 380 euro = 3.802,37 euro VOORDEEL forfaitaire kostenaftrek: 2.053,28 euro Optie 2: Jan bewijst zijn beroepskosten wel: Woonwerkverkeer: 85 km x 2 x 225 x 0,15 euro = 5.737,50 euro 600 (intrest) x (85 x 2 x 225) / 42.000 = 546,43 euro Woning: 310.000 / 33 (afschrijving) x 10% = 939,39 euro 7.000 (interesten hypotheek) x 10% = 700 euro 560 (OV) x 10% = 56 euro 4.300 (energiekosten) x 10% = 430 euro 520 (brandverzekering) x 10% = 52 euro 1.300 / 3 (afschrijving pc) x 50% = 216,67 euro TOTAAL: Werkelijke beroepskosten = 8.677,99 euro VOORDEEL werkelijke kostenaftrek: 4.686,11 euro CONCLUSIE: door de aftrek van zijn werkelijke beroepskosten bespaart Jan 2.633 euro.
12
Leve de tweewieler
Tegelijkertijd vervoerskosten als beroepskosten inbrengen én een belastingvrije vergoeding van uw werkgever voor dat vervoer krij gen kan niet. Dat is de regel. Maar geen regel zonder uitzon dering. Die uitzondering is de fiets. Het maakt niet uit of het een gewone of een elektrische fiets is. Fietst u naar het werk, dan kunt u 22 cent per kilome ter – 7 cent meer dan het gewo ne forfait – als ‘bewezen’ be roepskosten aftrekken, terwijl het bedrijf u voor dezelfde af stand 22 cent per kilometer be lastingvrij kan vergoeden. Reed u in 2014 gedurende 150 dagen met de fiets naar het werk, 10 kilometer enkele rit, dan kan u dat zo 660 euro net toloon extra opleveren. En, als u uw beroepskosten bewijst, een kostenaftrek voor datzelfde be drag. Bovendien is een bedrijfs fiets die uw werkgever ter be schikking stelt, geen belastbaar voordeel als u ermee naar het werk fietst. En zelfs voor de ‘fiets van de baas’ kunt u nog 22 cent per kilometer belasting vrij vergoed krijgen én 22 cent per kilometer als kosten voor woonwerkverkeer inbrengen. De fiets biedt niet alleen voorde len voor de werknemer, ook de werkgever wordt er beter van. Indien hij faciliteiten biedt aan zijn werknemers om met de fiets naar het werk te komen, kan hij de kosten ervan (be drijfsfiets, herstelling, fietsen stalling, douches...) aftrekken te gen 120 procent. Ook de motorfiets heeft een paar fiscale troeven: de werkelij ke kosten (afschrijving, verzeke ring, onderhoud, brandstof...) kunnen door de werknemer inte graal worden afgetrokken voor het beroepsgedeelte, inclusief het woonwerkverkeer. Er geldt geen aftrekbeperking van 75 procent en ook degressief af schrijven is mogelijk. Men kan echter altijd terugvallen op de aftrek van 15 cent per kilometer woonwerkverkeer, tot maximum 100 kilometer enkele rit. Niets belet dat u voor het ene jaar de werkelijke kosten inbrengt, bij voorbeeld het eerste jaar met een hoge degressieve afschrij ving, en voor een later jaar ge bruikmaakt van het forfait van 15 cent per km, wanneer de af schrijving laag of de motor al volledig afgeschreven is.
13
Carpoolen is dubbel interessant Rijdt u met de wagen naar het werk, dan mag u per kilometer 15 cent als beroepskosten in brengen. Rijdt u met een ander vervoermiddel naar het werk, dan mag u ook 15 cent, of voor de fiets zelfs 22 cent, per kilo meter inbrengen, maar beperkt tot 100 kilometer enkele rit. Een ander vervoermiddel is elk ander vervoermiddel dan uw eigen wa gen. De wagen van een collega bijvoorbeeld. En dat opent per spectieven. Een voorbeeld. An woont in Bree en werkt in Brussel. De afstand tussen woon en werkplaats be draagt 104 kilometer. Zij car poolt met een collega die haar iedere werkdag thuis oppikt. Zo reed An gedurende het jaar 200 keer naar het werk, in de wagen van haar collega. An heeft een belastbaar jaarloon van 35.000 euro. Optie 1: An bewijst haar be roepskosten niet. Zij betaalt 11.061 euro belasting (inclusief bijzondere bijdrage sociale ze kerheid). Optie 2: An bewijst haar be roepskosten wel. Zij betaalt slechts 9785 euro belasting. Als ze haar kosten bewijst, betaalt ze 1.276 euro minder belasting dan wanneer ze genoegen neemt met het kostenforfait. De voor An aftrekbare kosten van het woonwerkverkeer (aan te geven in rubriek A.18 van vak IV) bedragen 6.000 euro. Name lijk 200 werkdagen x 100 km x 2 (heen en terug) x 0,15 euro. Dat bedrag overtreft ruim haar forfaitaire kosten van 3.062,37 euro, waarop zij automatisch recht heeft. Zelfs als An geen vergoeding zou betalen aan haar collega en dus gratis zou meerijden, mag zij die 6.000 euro als kosten inbren gen. An kan dus kosten aftrek ken die zij helemaal niet heeft gemaakt. Iedere andere collega die mee reist, mag ook 15 cent per kilo meter aftrekken. Of hoe voor één wagen mogelijk tot vijf maal 15 cent per kilometer kan wor den ingebracht.
18 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
Berekeningsschema beroepskosten (aangifte 2015) VERVOER 1. Woon-werkverk eer
Gebruik eigen wagen 1 : - ……… km (enkele rit) x ……. trajecten per dag2 x ………werkdagen per jaar x 0,15 EUR = - intresten (financiering): …………. EUR - mobilofoon: +…………. EUR
…………. EUR
………….EUR x ….km (enkel) x ….trajecten/dag x ….werkdagen per jaar = …….km (totaal per jaar)3
- SUBTOTAAL: Gebruik ander vervoermiddel 4 : KEUZE MAKEN: x 0,22 EUR (fiets) = - ……….km (enkele rit, max. 100 km) x ……. trajecten / dag 2 x …..werkdagen / jaar of x 0,15 EUR (ander) - de werkelijke beroepskosten5 (cf. andere beroepsverplaatsingen, zie onder):
+ …………. EUR …………. EUR (I) …………. EUR (II) OF + …………. EUR (II)
TOTAAL WOON-WERKVERKEER: I + II
…………. EUR
=
…………. EUR (A)
2. Andere beroepsverplaatsingen
Gebruik wagen 6 : - afschrijving7 - brandstofkosten : ……….km (totaal per jaar)3 x ……….EUR/liter10 x …..liter/100 km11 100 - onderhoud + herstelling - verkeersbelasting - belasting op de inverkeerstelling (BIV) - verzekering (BA, casco, rechtsbijstand) - parkingkosten - tolgeld - carwash - pechverhelping - technische controle - GPS (navigatiesysteem) - huur vervangwagen - huur garage - taxi - minderwaarde9 - andere - TOTAAL
…………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR + …………. EUR …………. EUR x 75% =
…………. EUR
- intresten (van financiering) - mobilofoon - TOTAAL
…………. EUR + …………. EUR …………. EUR x ….%12 =
……….… EUR
Gebruik ander vervoermiddel: Motorfiets: …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR
- afschrijving13 - onderhoud + herstelling - verkeersbelasting - belasting op de inverkeerstelling (BIV) - verzekering (BA, casco, rechtsbijstand) - beschermende motorkledij / 3 (afschrijving over 3 jaar) - minderwaarde9 - brandstofkosten: ………..km (totaal per jaar)3 x ………EUR/liter10 x …..liter/100 km11 = 100 - intresten (van financiering) - andere - TOTAAL
…………. EUR …………. EUR + …………. EUR …………. EUR x ….%14 =
…………. EUR + …………. EUR
Openbaar vervoer (abonnement, rittenkaarten…) m.b.t. beroepsverplaatsingen:
…………. EUR (B)
TOTAAL ANDERE BEROEPSVERPLAATSINGEN: TOTAAL VERVOERSKOSTEN: A + B
…………. EUR (C )
ONROEREND GOED en KANTOORKOSTEN
- Woning/ kantoorgebouw in eigendom: - afschrijving gebouw15 : afschrijvingsbasis16 / 33 (afschrijving over 33 jaar)17 - intresten (van financiering) 28 - onroerende voorheffing - Woning/ kantoorgebouw gehuurd: - huur18
…………. EUR …………. EUR …………. EUR
- verzekering (brand, diefstal) - elektriciteit - aardgas - huisbrandolie - water - andere energiekosten - onderhoud en herstellingen8 - andere SUBTOTAAL
…………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR x …. %19
…………. EUR
+
…………. EUR
DE STANDAARD
- telefoon (+ fax) - gsm - computer (+ randapparatuur) / 3 (afschrijving over drie jaar) - internet (aansluiting + abonnement) - kantoormeubilair / 10 (afschrijving over tien jaar) - kantoorbenodigdheden (o.a. verzendkosten, fotokopieën…) - vakliteratuur en –benodigdheden, documentatie (informatiedragers) - intresten (van leningen voor kantoormateriaal) - belasting (voor exploitatie van een bedrijfsgebouw) - andere
BELASTINGAANGIFTE 2015 19
…………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR
x ……%20 x ……%20 x ……%20 x ……%20 x ……%20
…………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR + …………. EUR
- huur van een tweede verblijf nabij het werk 21
…………. EUR (D)
TOTAAL ONROEREND GOED EN KANTOOR
DIVERSE - bezoldigingen (+ sociale lasten), commissielonen en erelonen22 - sociale bijdragen (bv. bijberoep als zelfstandige)23 - verzekering ‘gewaarborgd inkomen’ - cursus- en opleidingskosten24 - studiereizen, buitenlandse congressen en seminaries25 - representatiekosten: - restaurantkosten - receptiekosten - relatiegeschenken - reclameartikelen en sponsoringuitgaven - specifieke beroepskledij26 - vakbondsbijdragen - bijdragen aan beroepsverenigingen, interprofessionele organisaties (bv. UNIZO) en serviceclubs 27 - andere TOTAAL DIVERSE
AFTREKBARE BEROEPSKOSTEN: C + D + E
…………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR x 69% = …………. EUR x 50% = …………. EUR x 50% =
…………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR …………. EUR + …………. EUR + …………. EUR (E) …………………. EUR
1
Eigen wagen (personenauto, auto voor dubbel gebruik en minibus, en hiermee gelijkgestelde lichte vrachtauto) = - wagen waarvan de belastingplichtige eigenaar is; - wagen die op naam van de belastingplichtige is ingeschreven (bij de DIV); - wagen die door de belastingplichtige duurzaam wordt gehuurd of geleasd; - bedrijfswagen gebruikt door de belastingsplichtige (let op: bij bewijs van de kosten woon-werkverkeer (0,15 euro/km) worden die kosten beperkt tot het bedrag van het voordeel van alle ! aard, vóór aftrek van de persoonlijke bijdrage). 2 in principe twee per dag. Als ’s middags in de woonplaats de maaltijd wordt genomen, mogelijk vier. Woon-werkverkeer is niet beperkt tot het binnenland. 3 Totaal aantal km, privé-verplaatsingen inbegrepen. 4 Ander vervoermiddel = openbaar vervoer (trein, tram, bus…), moto, (motor)fiets, carpooling, te voet, wagen van een derde, taxi en de eigenlijke lichte vrachtauto. 5 Bv. prijs van een abonnement op het openbaar vervoer, vergoeding die carpooler aan bestuurder van wagen betaalt (tegen 75%), de werkelijke kosten (afschrijving, onderhoud, verzekering…) van een motorfiets. De aftrek van werkelijke beroepskosten en van het forfait van 15 of 22 eurocent kan voor éénzelfde woon-werktraject NIET met elkaar worden gecombineerd. Het is bijgevolg niet toegestaan om voor het eerste deel van het woon-werktraject (bv. afgelegd met de moto) de werkelijke kosten in te brengen en voor het tweede deel van het traject (bv. met de trein) een beroep te doen op het km-forfait van 15 eurocent. 6 Personenauto, auto voor dubbel gebruik, minibus en met personenwagen gelijkgestelde lichte vrachtwagen. 7 Steeds lineair; meestal vijf jaar, maar kortere of langere afschrijvingstermijn mogelijk naargelang van de gebruiksduur; inclusief volledige bedrag van de btw voor niet-btw-plichtige. 8 Grotere herstellingswerken worden afgeschreven. 9 Verschil tussen de nettoverkoopprijs en de fiscale waarde (= aankoopprijs min afschrijvingen) geeft aanleiding tot een meerwaarde (indien het verschil positief is) of een minderwaarde (indien het verschil negatief is). Voor werknemers en bedrijfsleiders is de meerwaarde NIET belastbaar, de minderwaarde blijft aftrekbaar. De minderwaarde met betrekking tot het gedeelte woon- werkverkeer met de auto is steeds begrepen in het forfait van 0,15 euro/km. 10 Voor inkomstenjaar 2014 bedraagt de gemiddelde brandstofprijs per liter, inclusief btw: 0,5963 euro (LPG); 1,4158 euro (diesel); 1,6440 euro (super 98 - eerste semester 2014) en 1,6153 euro (super 98 - tweede semester 2014); 1,5959 euro (super 95 - eerste semester 2014) en 1,5659 euro (super 95 - tweede semester 2014). 11 Gemiddeld verbruik: aantal liter per 100 km. 12 Percentage beroepsgebruik = totaal aantal km andere beroepsverplaatsingen per jaar / totaal aantal km per jaar (incl. privé) x 100. 13 Degressieve afschrijving mogelijk. 14 Percentage beroepsgebruik = totaal aantal km (andere) beroepsverplaatsingen per jaar / totaal aantal km per jaar (incl. privé) x 100. 15 Geen afschrijving van grond(waarde). De bijkomende kosten bij aankoop van een terrein, waarop een gebouw is gevestigd dat beroepshalve wordt gebruikt, zijn aftrekbare beroepskosten. 16 Aankoopprijs of facturen, inclusief bijkomende kosten zoals registratierechten, btw, erelonen notaris en architect, expertise, opmeting… 17 Afschrijvingstermijn is 33 jaar voor woning of kantoorgebouw. Nijverheidsgebouwen (met productieactiviteit) worden afgeschreven over 20 jaar. Voor zonnepanelen wordt een afschrijvingstermijn van 20 jaar aanvaard. 18 Indien beroepsgebruik toegelaten en niet verboden is in de huurovereenkomst. Zoniet kan de verhuurder de meerbelasting op de ontvangen huur verhalen op de huurder. 19 Percentage beroepsgebruik woning: oppervlaktecriterium (gemeenschappelijke ruimten zoals gang, hal, overloop, toilet mogen mee in rekening worden gebracht wanneer beroepshalve in gebouw cliënten, collega’s, zakenrelaties worden ontvangen); individueel akkoord met belastingambtenaar mogelijk. 20 Percentage beroepsgebruik, individueel akkoord met belastingambtenaar mogelijk. 21 Wordt enkel aanvaard wanneer de belastingplichtige op die manier een lange en moeilijke dagelijkse pendel vermijdt of wanneer de werkgever de belastingplichtige verplicht in de nabijheid van het werk te wonen. Opgelet: huurinkomsten van verhuurder worden zwaarder belast! (zie ook voetnoot 18). 22 Bezoldigingen, commissielonen en erelonen betaald aan een jobstudent, de meewerkende echtgenoot, een gezinslid, een boekhouder, enz. De kosten voor fiscaal advies betaald aan boekhouder, belastingconsulent of advocaat voor het aangeven van beroepsinkomsten of het bewijzen van de beroepskosten zijn volgens een inmiddels vaste cassatierechtspraak eveneens aftrekbaar als beroepskosten. 23 Is bijvoorbeeld aftrekbaar: de bijdrage voor een aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ). 24 De kosten moeten in het verlengde liggen van de huidige beroepsactiviteit: ter vervolmaking van het actuele beroep of voor het verkrijgen van promotie. Opleidings- of studiekosten om toegang te krijgen tot een nieuwe job zijn niet aftrekbaar. 25 Opgelet: geen plezierreizen! Gedeelte van kosten m.b.t. toeristische en gastronomische gebeurtenissen worden verworpen. Kosten van meereizende partner steeds integraal verworpen (of belast als voordeel van alle aard). 26 De aftrek van gewone kledij of stadskledij wordt verworpen. 27 Bijdragen aan serviceclubs (bv. Rotary) kunnen slechts gedeeltelijk aftrekbaar zijn voorzover ze verband houden met het beroep en gedaan zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. 28 Bij gemengd gebruik van het onroerend goed (deels privé, deels beroep) mag de lening worden geacht bij voorrang het beroepsgedeelte te financieren. c Jef Wellens
20 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
BELASTINGVERMINDERINGEN
Betalen om te besparen In de aangifte vinden we naast de uitgaven voor een woning nog andere uitgaven terug die recht geven op een fiscaal voordeel. We overlopen de belangrijkste.
De vakken X en XI van de aan gifte verzamelen alle uitgaven die een belastingvermindering of een belastingkrediet opleveren. Een belastingkrediet krijgt u in princi pe ook als er geen belasting ver schuldigd is. Giften
(Rubriek A van vak X) Giften betaald in 2014 aan erken de instellingen geven recht op een belastingvermindering tegen 45 procent, waardoor u 45 procent van het geschonken bedrag via de aangifte recupereert. U moet mi nimum 40 euro schenken per in stelling. Dat minimumbedrag kan met meer dan één storting in de loop van het jaar worden bereikt. U moet de gift rechtstreeks beta len aan de instelling, dus niet via een tussenpersoon. Ook giften be taald aan instellingen van andere Europese lidstaten komen in aan merking voor belastingverminde ring. Deze belastingvermindering blijft na de zesde staatshervor ming verder toegekend door de fe derale overheid. Kinderoppaskosten
(Rubriek B van vak X) Ook voor deze oppaskosten be draagt de belastingvermindering 45 procent. Voor die belastingver mindering mag het kind wel niet ouder zijn dan 12 jaar, of 18 jaar als het zwaar gehandicapt is. Niet al leen de gebruikelijke kinderop paskosten betaald aan onthaalou ders en crèches, maar ook oppas kosten betaald aan scholen, voor opvang buiten de normale lesuren en aan opvangvoorzieningen ver bonden aan de school geven recht op belastingvermindering. Idem voor de betalingen aan opvangin stellingen die erkend of gecontro leerd worden door de gemeente of door andere lokale of regionale overheden. Zo komen dus ook in aanmerking: de betalingen voor opvang voor en na de schooluren, inclusief opvang tijdens de mid dagpauze, internaat, opvang tij dens weekends en vakanties. Denk aan vakantiekampen, jeugd beweging, speelpleinwerking, sport en taalkampen enzovoort. U moet de aftrek in de aangifte wel beperken tot 11,20 euro per
dag en per kind. Maaltijd en ma teriaalkosten komen niet in aan merking voor belastingverminde ring indien die afzonderlijk wor den aangerekend. Hetzelfde geldt voor de betalingen aan commer ciële ondernemingen als speeltui nen. Kunnen evenmin in de aan gifte worden ingebracht: de gewo ne lidgelden van jeugdbeweging of sportverenigingen. Bijkomende betalingen voor extra stages, les sen of activiteiten daarentegen wel. In principe moet u de uitgave staven met een attest van de school of opvanginstelling. Maar een attest is geen absolute vereis te. U kunt de uitgave ook aanto nen met een rekeninguittreksel van de bank. Deze belastingver mindering blijft verder toegekend door de federale overheid. Pensioensparen
(Rubriek E van vak X) Dit is de meest populaire vorm van fiscaal vriendelijke pensioen opbouw. De storting – bij een bank of een verzekeraar – geeft recht op de belastingverminde ring voor het langetermijnsparen. Die vermindering bedraagt 30 procent van de uitgave. De belastingvermindering voor pensioensparen is voor betalin gen in 2014 geplafonneerd op 30 procent van 940 euro per per soon. Van die storting recupereert u dus 282 euro. U ziet uw geld ten vroegste terug bij uw pensione ring. En later betaalt u 8 procent belasting op het gespaarde pen sioenkapitaal. De andere vorm van fiscaalvrien delijk sparen, langetermijnsparen via een individuele levensverzeke ring (rubriek C.5.b van vak IX) oogt op het eerste gezicht aantrek kelijker door zijn hogere maxi mumbijdrage van 2.260 euro, maar de belastingbesparing is lang niet zeker. De belastingver mindering (ook 30 procent) is im mers niet cumuleerbaar met de belastingvoordelen voor een hy pothecaire lening. Pensioenspa ren is dat wel. Zowel de belasting vermindering voor pensioenspa ren als voor het aanvullend pen sioen via individuele levensverze kering blijven toegekend door de federale overheid.
PENSIOENSPAREN WAS HET NU 940 OF 950? Rond de aangifte van de bijdrage voor pensioensparen is er dit jaar veel verwarring. Tegen het einde van 2014 be sliste de federale regering om een indexterugsprong toe te passen waardoor de maximumbijdrage voor pensioen sparen met recht op belastingvermindering werd terug geschroefd van 950 euro naar 940 euro. De meeste spaarders hadden echter in de loop van 2014 al een bij drage van 950 euro gestort. De banken en verzekeraars mochten die 950 euro ook aanvaarden, maar er wordt nu slechts belastingvermindering verleend op 940 euro. Uit de officiële toelichting bij de aangifte blijkt dat u slechts 940 euro en niet de volledige 950 euro in de aan gifte mag vermelden. ‘Het in uw aangifte te vermelden bedrag mag niet meer bedragen dan 940 euro’, staat er letterlijk. Dat is ook logisch, want via een wettelijke fictie heeft de wetgever het zo geregeld dat het saldo van 10 euro ‘te veel gestorte bijdrage’ wordt beschouwd als een betaling die in 2015 is gedaan, ook al werd dat be drag effectief in 2014 gestort. De meeste banken en verzekeraars vermelden echter op hun attesten het werkelijk betaalde bedrag van 950 euro en niet het bedrag van 940 euro dat wettelijk geacht is betaald te zijn in 2014. De richtlijnen van de fiscus in dachtig, mag u in principe slechts een bedrag van 940 euro in de belastingaangifte vermelden en moet u dus zelf de 10 euro die wettelijk geacht wordt betaald te zijn in 2015, samen met de maximumbetaling van 930 euro die u effectief nog kunt betalen met fiscaal voordeel in 2015, aangeven in de aangifte van volgend jaar. Maar we stellen vast dat Taxonweb de eigen fiscale richtlijnen aan zijn laars lapt. Geeft u in de Taxonweb aangifte 950 euro aan, dan aanvaardt de applicatie de volledige betaling, maar kent ze een belastingverminde ring toe op slechts 940 euro. Onderaan de (voorlopige) belastingberekening vermeldt Taxonweb 10 euro als ‘eenmalige overdracht betalingen voor pensioensparen te vermelden in de aangifte van 2016’. Ondanks de verplich ting het aan te geven bedrag te beperken tot 940 euro kunt u in de taxonwebaangifte dus toch 950 euro ver melden, waarvan dan 10 euro als ‘over te dragen beta ling’ zal worden vermeld in de belastingafrekening die u later dit jaar of volgend voorjaar zult ontvangen.
BELASTINGAANGIFTE 2015 21
DE STANDAARD
Dienstencheques
(Rubriek H van vak X) Die cheques zijn een bijzonder po pulair betaalmiddel. Eén cheque komt overeen met één uur huis houdhulp. Het belastingvoordeel is de belangrijkste reden voor het succes van de dienstencheque. 30 procent van de kostprijs van de dienstencheques wordt via de be lastingaangifte terugbetaald in de vorm van een belastingverminde ring. Het aankoopbedrag van de che ques dat in aanmerking komt voor belastingvermindering, bedraagt
maximaal 1.400 euro per persoon. Kocht u zowel PWA als diensten cheques, dan geldt dat maximum voor beide soorten cheques sa men. In de belastingaangifte moet u de betalingen niet zelf beperken. De fiscus doet dat. U neemt de uit gaven vermeld op uw fiscaal attest gewoon over in de aangifte. Het plafond van 1.400 euro geldt trouwens ook voor cheques ge kocht in 2015, met uitzondering van Wallonië. Vanaf deze aangifte wordt de belastingvermindering toegekend door de gewesten. En het Waals Gewest besliste de be lastingvermindering voor che
ques gekocht in 2015 te beperken tot 30 procent van maximaal 450 euro in plaats van 1.400 euro. Niet iedereen kan de belastingver mindering genieten. Heel wat chequegebruikers betalen geen of te weinig belasting om de volledi ge vermindering mee te verreke nen. Denk aan gepensioneerden. Daarom wordt de belastingver mindering die niet effectief kan worden toegekend, omgezet in een belastingkrediet. Dat krediet zal ook worden betaald indien geen belasting verschuldigd is. Zo heeft iedere gebruiker fiscaal voordeel bij de aankoop van dien
OOK ALS U GEEN BELASTING BETAALT, LEVEREN UW DIENSTEN CHEQUES EEN FISCAAL VOORDEEL OP
>>> Lees verder op blz. 22
22 BELASTINGAANGIFTE 2015
DE STANDAARD
BELASTINGVERMINDERINGEN
LEENT U FAMILIE OF VRIENDEN GELD VOOR HUN EIGEN ZAAK, DAN KRIJGT U EEN BELASTING VOORDEEL
14 Vergeet geen vrijstellingen >>> Vervolg van blz. 21
Pendelt u naar het werk met het openbaar ver voer, dan betaalt uw werkgever een deel van de vervoerskosten terug. Die tussenkomst is in principe belastbaar. Ze wordt daarom vermeld op uw inkomstenfiche 281.10, doorgaans in de rubriek 18.a en d naast code 254. U kopieert dat bedrag in de belastingaangifte (rubriek A.9.a van vak IV). Vergeet in dat geval de vrij stelling niet. Die moet u zelf bepalen, ze staat niet op een fiche. Voor de kosten van openbaar vervoer is de vol ledige werkgeverstussenkomst vrijgesteld, op voorwaarde dat u uw werkelijke beroepskosten niet bewijst. U moet het bedrag van de tussen komst dan nogmaals herhalen in rubriek A.9.b van vak IV. Doet u dat niet, dan betaalt u be lasting op een vrijgesteld inkomen. En dat kan u meer dan 1.000 euro kosten. Is de werk geverstussenkomst op de fiche 281.10 vermeld in rubriek 18.b (georganiseerd gemeenschappe lijk vervoer), dan mag die ook volledig worden vrijgesteld. Een vergoeding van de werkgever die vermeld staat in rubriek 18.c (woonwerkverkeer met de wagen, motorfiets...), geeft recht op een vrij stelling van 380 euro. Ook het belastbaar voor deel van een bedrijfswagen, eveneens vermeld op de fiche gespreid over de rubrieken 9.b en 18.c, kan worden vrijgesteld tot 380 euro. De vrijstellingen gelden enkel als u uw beroepskos ten niet bewijst. De vrijstellingen zijn cumuleer baar als u verschillende vervoermiddelen ge bruikt. Bijvoorbeeld te voet tot aan het station waar u de trein neemt, geeft recht op de volle dige vrijstelling van de terugbetaling van het treinabonnement plus de vrijstelling van 380 euro, als u voor het traject te voet ook vergoed wordt. Opgelet, als uw werkgever niet weet hoe u zich verplaatst, zal hij zijn tussenkomst in de kos ten, ook al slaan die op openbaar vervoer, steeds vermelden in rubriek 18.c van de fiche 281.10. Als u dan met losse vervoertickets, rit tenkaarten of een attest het bedrag van de door u gemaakte kosten voor openbaar vervoer kunt bewijzen, mag u voor dat bedrag meteen ook de vrijstelling vragen in de aangifte (rubriek A.9.b van vak IV). En die bedraagt wellicht heel wat meer dan de basisvrijstelling van 380 euro.
stencheques, ook financieel zwak keren. Voorbeeld: een gepensioneerde kocht dienstencheques voor een bedrag van 1.000 euro. Hij geniet een pensioen van 15.000 euro. Hij betaalde geen bedrijfsvoorheffing – hij is immers geen belasting ver schuldigd op zijn pensioen. Toch krijgt hij 300 euro belastingkre diet ‘terugbetaald’ (1.000 euro x 30 procent). Vlaamse Winwinlening
(Vak XI) Dit belastingkrediet wordt enkel toegekend door het Vlaams Ge west en geldt dus in principe al leen voor inwoners van het Vlaams Gewest en niet voor inwo ners van de twee andere gewesten. Ze maakt risicokapitaal vrij voor zelfstandigen en ondernemingen. Leende u in 2014 geld aan familie, vrienden, bekenden en onbeken den voor de exploitatie van hun onderneming – zowel eenmans zaak als vennootschap – dan wordt uw lening beloond met een jaarlijks belastingkrediet van 2,5 procent van het bedrag dat u hebt uitgeleend en dat nog niet is terugbetaald. U geniet dat krediet gedurende acht jaar. De lening heeft immers een looptijd van acht jaar. U kunt tot 50.000 euro uitlenen. Het jaar lijks belastingkrediet bedraagt dus maximaal 1.250 euro (50.000 x 2,5 procent). En als u bij faillissement van de kredietnemer uw centen niet meer terugziet, is er altijd nog plan B. Vlaanderen springt dan immers bij voor 30 procent van het teloorgegane leningsbedrag, dat u aangeeft in rubriek 2 van vak XI. De jongste jaren zijn de voorwaar den voor het sluiten van een Win winlening trouwens versoepeld. U hoeft niet langer een startende onderneming te zijn om aan spraak te maken op een lening. En naast vzw’s kunnen ook bui tenlandse ondernemingen met een filiaal of een zetel in Vlaande ren een Winwinlening krijgen. Bovendien werd het bedrag dat
men kan lenen, opgetrokken tot 200.000 euro. Dat moet dan wel bij vier kredietgevers, want het maximumbedrag dat u kunt uitle nen, blijft wel beperkt tot 50.000 euro. Mamapapalening
(Rubriek I van vak X) Dat is het kleinere zusje van de Winwinlening. Deze eveneens Vlaamse maatregel maakt kapi taal vrij voor de renovatie van in Vlaanderen gelegen verwaarloos de, leegstaande of onbewoonbare gebouwen. Leent u geld aan fami lie, vrienden of derden die zo’n ge bouw renoveren om het minstens acht jaar als hoofdverblijfplaats te bewonen, dan wordt uw lening ook beloond met een jaarlijkse be lastingvermindering van 2,5 pro cent van het uitgeleende kapitaal van maximaal 25.000 euro. Dakisolatie
(Rubriek J.1 van vak X) De enige energiebesparende uit gave gedaan in 2014 die nog recht geeft op een belastingverminde ring, is die voor dakisolatie. Ande re groene investeringen leveren geen fiscaal voordeel meer op. De belastingvermindering voor dak isolatie bedraagt 30 procent van de uitgave met een maximumver mindering van 3.040 euro. Vanaf deze aangifte moet u zelf het be drag van de belastingverminde ring berekenen en aangeven. U mag dus niet meer het betaalde factuurbedrag in de aangifte ver melden. De vermindering geldt al leen in geval van renovatie. De wo ning moet immers al vijf jaar of langer in gebruik zijn. Ook deze belastingvermindering wordt vanaf deze aangifte verder toegekend door de gewesten. Inbraak en brandbeveiliging
(Rubriek M van vak X) Investeerde u in 2014 in inbraak beveiliging of brandpreventie van een woning waarvan u eigenaar, vruchtgebruiker of huurder bent, dan geniet u een belastingvermin dering voor 30 procent van uw uit gave. De vermindering kan wor
den toegekend voor meerdere wo ningen. De vermindering wordt in de huidige aangifte geplafon neerd op 760 euro per woning. U moet zelf de vermindering bereke nen en aangeven. Onder inbraakbeveiliging en brandpreventie worden verstaan de uitgaven gedaan voor blusap paraten, brandwerende of gepant serde deuren en poorten, inbraak werend glas, slotbeveiliging, alarm en camerasystemen, inclu sief de jaarlijkse abonnements kosten. De onderhoudskosten van blusap paraten of alarmsystemen komen niet in aanmerking. Afsluitingen en omheiningen van uw tuin evenmin. De uitgave voor de mo tor (met antiophefsysteem) van een elektrisch aangedreven gara gepoort wordt voor de helft be schouwd als een uitgave voor in braakbeveiliging. Ook deze belastingvermindering wordt toegekend door de gewes ten. Vlaanderen en Wallonië heb ben de vermindering intussen ge schrapt voor alle investeringen vanaf 2015. Woont u in het Vlaams of het Waals Gewest, dan kunt u die vermindering dus nog een laatste keer aanvragen in deze aangifte, in volgende aangiftes niet meer. Brussel behoudt de ver mindering wel.
BELASTINGAANGIFTE 2015 23
DE STANDAARD
16 Vergeet geen vrijstellingen (bis)
15 Koop elk apart dienstencheques Koopt uw gezin elk jaar voor meer dan 1.400 euro diensten cheques, dan sluit iedere part ner best een eigen overeen komst met de onderneming die de diensten levert. Alleen zo maximaliseert u het fiscaal voor deel van uw dienstencheques. Het maximumaankoopbedrag dat recht geeft op belastingver mindering, werd immers in 2013 gehalveerd en bedraagt in 2014 en 2015 nog slechts 1.400 euro in plaats van 2.720 euro vroeger. Dat maximum geldt echter niet per gezin, maar per persoon. Ethisch beleggen
(Rubriek N van vak X) Belegde u in 2014 in aandelen van coöperatieven zoals Incofin, Al terfin of OIKOcredit, dan leveren die een federale belastingvermin dering op. Dat zijn erkende ont wikkelingsfondsen die leningen verstrekken aan kleine onderne mingen in ontwikkelingslanden. De belastingvermindering be draagt 5 procent van de inteke ning (minimum 380 euro) met een maximumvermindering van 320 euro per persoon. Dat komt overeen met een belegging van 6.400 euro. U moet de aandelen wel vijf jaar in bezit houden. Elektrische voertuigen
(Rubriek O van vak X) Ook de aankoop van een uitslui tend elektrisch aangedreven voer tuig (twee, drie of vierwieler) le vert een federale belastingver mindering op. Voor een elektrische personenwa gen krijgt u geen vermindering meer, maar voor een elektrische motorfiets of elektrische quad blijft de vermindering wel be staan. Die bedraagt in de huidige aangif te 15 procent van de factuur, inclu sief btw.
DE ENIGE ENERGIE BESPARENDE UITGAVE GEDAAN IN 2014 DIE NOG RECHT GEEFT OP EEN BELASTING VERMINDERING, IS DIE VOOR DAKISOLATIE’
Optie 1: Jan, die samenwoont met An, koopt al jaren diensten cheques voor een bedrag van 2.400 euro voor huishoudhulp. Dat deed hij ook in 2014 en 2015. De belastingvermindering voor die cheques bedraagt jaar lijks, inclusief gemeentebelas ting, slechts 453 euro. 1.000 eu ro van de totale aankoop van 2400 euro, gaat immers fiscaal verloren. Optie 2: Jan en An kopen sinds 2014 beiden in eigen naam che ques, ieder voor een bedrag van 1.200 euro. In totaal dus ook voor 2.400 euro. Die aankoop le vert nu een belastingbesparing op van 778 euro, ofwel 325 euro meer per jaar.
Ontving u van uw werkgever een loonbo nus die hij op de fiche 281.10 vermeldde in de rubriek 13, dan is die bonus belas tingvrij. Maar u moet de vrijstelling, tot maximum 2.722 euro, uitdrukkelijk aanvra gen. U doet dat in rubriek A.10.c van vak IV van de aangifte. Een vergeten vrijstel ling kost u al gauw 1.300 euro onnodige belasting. Hetzelfde geldt ook voor de eventuele te rugbetaling door de werkgever van de computer die u privé aankocht. Die terug betaling staat op de fiche 281.10 in ru briek 17. Maximaal 840 euro van die te rugbetaling kan worden vrijgesteld. Maar opnieuw moet u die vrijstelling claimen in de aangifte (rubriek A.11.b van vak IV). U mag de vrijstelling echter enkel vragen als uw bezoldigingen vermeld in rubriek A.2 van vak IV niet meer bedragen dan 32.880 euro. Verdiende u niet al te veel, ga dan zeker na of u geen werkbonus hebt genoten op uw loon van 2014. Die werkbonus staat vermeld naast rubriek 25 van uw fiche 281.10. Die bonus is de korting die u is toegekend op uw sociale bijdragen. Ver geet het bedrag van de werkbonus dan zeker niet over te nemen in uw aangifte (rubriek K van vak IV). U krijgt daarvoor immers een belastingkrediet. Maximum 300 euro kunt u ermee besparen. Alle beetjes helpen. En nog een tip: ga zeker geen bedragen van uw fiscale inkomstenfiches overne men die niet worden voorafgegaan door de klassieke driecijfercode. Die bedragen worden louter ter informatie op de fiche vermeld. Ofwel zijn ze niet belastbaar, of wel is hun belastbaar deel reeds opgeno men in een andere rubriek. Een voorbeeld zijn de ‘eigen kosten van de werkgever’ die op de fiche 281.10 worden vermeld in rubriek 26.b. Het betreft kostenvergoedin gen die niet belastbaar zijn. Soms worden dergelijke vergoedingen al te onbesuisd aangegeven als belastbaar loon. Zonde.