Successierechten Nr.9 Maand
Afgiftekantoor
L0 oktober 20L3
eIíþ e nieuzu
aerschijnt niet in
sbr
AntwerpenX
íef
juli
P 249331
lnhoud
p.
Rechtsprøak Drie uitspraken
ozter de terugbetaling r.tan successierechtett
1
Commentaør Aanpnssitrg ooorwaarden waarin sanrcnzuonende stieftinderen of -ouders inhet Vlaamse Gezuest oan elkaar eraen (art. 50 W.Succ.)
B
Wallo¡tië sttrurt de arijstellingen ttan de stLccessietechten bii. Broers en zrLssen kunnen in bepaalde geuallen dezelfde arijstelling genieten als de erfgenømen in de rechte liirt. Erratum BS.
I
lntente uitzuisseling znn ínþrnntie
bii gesteld. Europese administratieae 10
samenzaerkitrg op het gebied aan de belastingen ingettoerd
Beslissing Fanilinle befuffiactiaa
-
Combinatie van artikel 60/1' en 11
artikel 54 W.Succ.(VL)
Drie uitspraken over de terugbetaling van successierechten In 2012 werden drie uitspraken (1) gewe-
L
zen in verband met terugbetaling van
VERGËTEN PI.SSIËF
Rr. G.ewrlî ¿pruL2072:
successierechten; drie heel verschillende
gevallen nochtans.
Mevrouw X bezit verschillende onroerende goederen waarvoor heffingen ter bestrijding van leegstand en verkrotting verschuldigd waren. Zij dient voor een tweetal ervan bezwaar in, maar die worden afgewezen. Er worden geen gerechtelijke procedures opgestart.
(1) Zieww.fisconet.be. Kluzuer
9lt
Su
cc
es
si er e cht en
2012-2013
Daama overlijdt zij. De algemeen legataris heeft geen weet van het bestaan van die schulden. Hij vermeldt in de aangifte wel een belasting wegens leegstand voor het jaar 1996, maar niet voor de andere, latere, jaren. Na de aangifte-
termijn dient hij een bijkomende aangifte in waarin hij teruggave vraagt. De rechtbank weigert de teruggave
De aangifte is de heffingstitel voor de successierechten, aldus het vonnis, en "met het oog op de herroepelijkheid van deze heffingstitel, heeft de wetgever bepaald dat een aangifte die binnen de ter-
mijn werd ingediend, niet meer kan worden gewljzigd eenmaal die termijn is verstreken". Het vonnis zegt verder dat de gevallen van teruggave limitatief opgesomd zijn in dewet, waardoor geen teruggave mogelijk is buiten die geval-
13
september 2002
werd
aangeno-
men (2).
Dat de fiscus niet graag de ontvangen rechten teruggeeft, is een oud verschijnsel. Men zei vroeger zelfs "Le fisc ne rettrl rien" .Enlnde bepalingen die voorafgin-
gen werd inderdaad uitdrukkelijk gezegd dat er geen hertÃggave mogelijk was dan alleen in de gevallen die de wet bepaalde (3). Maar ondanks die duidelijke bepalingen oordeelde het Hof van Cassatie in 1906 dat er toch teruggave mogelijk was in een geval waarin de algemene legataris een aangifte met een veel te hoge waardering had ingediend, en
het testament waarin hij werd
aange-
steld nadien vernietigd werd (4). En ook in de inkomstenbelasting wordt anders geoordeeld, nochtans op basis van heel gelijkaardige teksten (5). Volgens de traditionele leer heeft de be-
1en.
lastingplichtige dus in principe tijd tot De rechter verwijst naar een vonnis van Rb. Kortrijk van 2l- januari 1994 (1), dat verwijst naar artikel 41', al.2 WSucc, maar daar staat enkel dat de aangifte
wél gewijzigd kan worden binnen
de
aangiftetermijn. Ook artikel 134 bepaalt enkel dat er wél teruggave mogelijk is in bepaalde gevallen, niet dat dat anders niet kan. De erfgenaam had nog voorgehouden dat het niet toelaten van een bewezen schuld een slechte toepassing van de wet inhoudt, maar het mocht niet baten. De rechter houdt zich aan de klassieke stelling, die ook in het cassatiearrest van
4 maanden na het overlijden om alle ge-
gevens te verzamelen, en om eventuele fouten in de aangifte nog recht te zetten, terwijl de fiscus verjaringstermijnen heeft van 2 tot 10 jaar, en er bij fraude geen enkele verjaring meer is, door de toepassing van de witwaswetgeving! Men kan zich afvragen of hier nog wel sprake is van een rechtsbedeling met gelijke wapens, zoals voorgeschreven door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Hoe dan ook is hier sprake van
(2) (3)
TFR2003,nr. 234,p. 80. Art. 60 r'an de frimairewe! artikel23 van de wet vm 2Tdecember 1817: zíe R. DEBLAIJWE,
hileidittg tot de
Successierechlen, Reeks
boek.be, Herentals. en 1781.
(1) 912
Rec.gén.enr.not.1995nr24480.
(4) (5)
Miin
Wet'
Knops Publising, 2013, n.1179
R. DEBLAI-ME, o.c.,tt.1782. Art. 339 WIB, R. DEBLAUWE, o.c.,¡r.7784.
Kltø¡er
S
een onredelijke discriminatie die o.i. weggewerkt zou moeten worden. Dat er geen interest wordt toegekend bij de te-
ruggave na aangifte van bijkomend passief lijkt mij redelijk, maar dat een bedrag aan successierechten, dat nadien onbetwistbaar te hoog wordt bevonden,
niet wordt teruggegeven, louter
op
grond van een vergissing in de aangifte, die ook erkend wordt, lijkt mij geen goede rechtsbedeling.
IL
BRussË¿ 14 ¡UNt 2072: AANGIFTE vAN SCHULDEN PRO MEMORIE _ SCHULD UIT BORGSTELLING - AI(KOORD MET DE
u cc
es
si erc cht en
2012-2073
Na 6 jaar, in
1997, beval de rechter de heropening van de debatten, opdat de erfgenaam de stand van de rechtsplegingen zou meedelen die tegen hem door de G.B. werden gevoerd.
Hangende het geding voor de rechter vond op 29 oktober 1998 op het hoofdbestuur een bespreking tussen partijen in afwezigheid van hun raadslieden plaats, en daarna deelt de administratie mee aan de belastingplichtige dat zij be-
slist heeft om verschillende schulden
INTEREST?
t.b.v. 19,5 miljoen BEF in totaal, waaronder een schuld aan de C.B. van 4,1 miljoen BEF, te aanvaarden in het passief van de huwgemeenschap.
Enkele maanden daarna horen we een heel ander geluid, vanwege het hof van
In een aanvullende aangifte van nalatenschap deed de echtgenoot een bij-
beroep te Brussel.
voeglijke aangifte van19,5 miljoen BEF, en kort daarna,inl999,vetrichtte de administratie een terugbetaling van
FISCUS
_ TERUGGAW MET OË ZONDER
De feiten gaan terug tot de jaren tachtig.
482.000 BEF.
Mevrouw X had zich borggesteld voor een krediet van haar man/ maar dat krediet was opgezegd in 1982. De hoofd-
som beliep toen ruim 9,1 miljoen BEF. De bank dagvaardde beiden in 1984. tn 1989 overlijdt mevrouw en haar man is enig erfgenaam. [n de eerste aangifte vermeldde de man pro memorie een schtild tegenover de G.B. Uit de verklaring van schuldeiser die de bank naclien aflevert blijkt dai de schuld, door de interesten, ondertussen opgelopen is tot meer dan 20 miljoen BEF. De fiscus weigert echter in eerste instantie met deze schuld rekening te houderç en betekent
een dwangbevel, waartegen wordt aangetekend in
Kluzuer
1991.
Yerzet
Nog eens 10 jaar later, in 2007, vell de rechter zijn eindvonnis, en stelt vast dat er een akkoord werd bereikt tussen partijen over het passief, en dat dit akkoord definitief is. Hij kent echter ook gerech-
telijke interesten toe, want, aldus
de
rechter, daar was niets over gezegd in het akkoord. Bovendien laat hij kapitalisatie van de interesten toe vanaf de aanmaning tot teruggave in de conclusie
van de belastingplichtige.
De fiscus gaat hiertegen ìn beroep, waarna de belastingplichtige incidenteel beroep instelt om het volledige bedrag aan successierechten terug te krijgen.
913
S
uc
c es
si ere
cht en 2012-2073
De fiscus stelde dat de toekenning van (gerechtelijke) interesten geen deel uitmaakte van het akkoord tussen partijen, maar dat doet niets ter zake, zegt het arrest, nu op teruggave van successierechten moratoire interesten verschuldigd zijn krachtens de wet, d.i. artikel 1422 W.Succ. De belastingplichtige kan niet geacht worden daarvan afstand te hebben gedaan: er is in het akkoord immers geen sprake van interesten, en een afstand van rechten kan alleen afgeleid
worden uit cluidelijke feiten of gedragingen. De incidentele vordering in beroep van
de belastingplichtige is echter wel gegrond. De fiscus had, in het akkoord, de vordering van de G.B. aanvaard tot beloop van 4,1 miljoen BEF, maar zij beliep in totaal 20,3 miljoen BEF. De overledene had zich hiervoor borg gesteld, en een schuld wegens borgstelling is in principe niet aftrekb aar. Zijwordt maar aftrekbaar als de hoofdschuldenaar onvermogend is, als de erfgenamen als borg worden aangesprokery en zij geen enkele mogelijkheid van verhaal hebben op de hoofdschuldenaar. Als de hoofdschuldenaar erfgenaam is van de nalatenschap is het bewijs van betaling echter niet nodig voor de aftrekbaarheid: in dit geval zal de hoofdschuldenaar de schuld immers hoe dan ook moeten betalen (1).
Welnu, zegt het arresÇ de dagvaarding (door de G.B. ) toont aan dat de schuld
op het ogenblik van het overlijden (in 1989) inderdaad 20,3 miljoen BEF be-
droeg, maar ook dat de hoofdschuldenaar (cle man) onvermogend was en uiteindelijk als erfgenaam de schuld heeft moeten betalen en er de last van heeft moeten dragen. De fiscus voert ten onrechte aan dat het akkoord een dading was: uit het schrij-
ven dat naar de belastingplichtige gestuurd werd, blijkt immers dat de administratie "heeft beslist" om de schuld tot beloop van 4,1. miljoen BEF te aanvaarden. Dat is geen dading, ook niet als de belastingplichtige zich in een bijvoeglijke aangifte naar die beslissing schikte, aldus het arrest. De schuld dient dus
volledig in het passief te worden aanvaard.
De administratie heeft de departementsadvocaat verzocht cassatieberoep aan te tekenen tegen dit arrest. We leren toch al heel wat uit dit arrest.
1. Vooreerst dat de fiscus na een aangirte aøn schulden pro memorie, de schulden
voor de werkelijke waarde toelaat. Of een aangifte van activa pro memorie een
verzuim of een tekortschatting is, is betwist (2). De administratie is een dergelij-
ke aangifte dus in principe niet zeer gunstig gezind, want bij beide stellingen voigen in plincipe boeten. Vroeger legde de administratie nochtans op om, bij betwiste rechtery een aangifte pro memo-
(1)
Het arrest veffiist hì dit verbancl naar L. \NEYTS, Notsrieel Jiscnal recht, deel 2, De nangifte uan nalatenschap, Ree/<s not arieel recht, Mechelen, Kluwer, 2010, nn 312 en DONNAY, Rép. Not., Droits de succession, nr. 2009,
914
nr
733, P. 840.
(2) Zie o ze Inleidíng tot de
Successiercchtetx,
nr.415 en 1840 r'oor de verschillende stellingen.
Kluwer
S
rie te doen (1). Ook kliniekkosten kunnen nog aanvaard worden aIs ze pro memoríe opgegeven
werden (2).Ook aan-
vaardt de fiscus dat schulden van een
u cc e s si er e cht
en 2012 -2013
Men zou hieraan nochtans kunnen twijfelen. De erfgenaam is immers toch wel rijker geworden dank zij de erfenis: hij is zijn schuld kwijt! Is dat geen verrijking?
grafmonument die pro memorie aangege-
ven werden, nog in afLrek worden gebracht, als ze nadien bewezen worden (3). ZoaÌs blijkt uit het arrest heeft de fiscus hier ook aanvaard dat schulden, die pro memorie opgegeven werderç nadien nog in mindering gebracht werden. En ook het hof van beroep aanvaardt dit. Terecht, o.i.: successierechten zijn belastingen, die geheven moeten worden op de grondslag die de wetgever voorschrijft. En dat is: actief min passief. Als men dat passiefniet kent op het ogenblik van de aangifte, dan moet men datnadien kunnen bewijzen zonder ervoor gesanctioneerd te worden.
2. Een tweede pu¡t, dat impliciet door het arrest wordt beslist, betreft de aftrek van schuldett uit borgstelling.
Dezelfde problematiek stelt zich bij de waardering van een vordering van de overledene op een insolvabele schuldenaar die, bij het overlijdery zijn eúgenaam of legataris is. De administratie heeft hierover getwijfeld, maar heeft in 1874 beslist dat men in principe de waarde van de vordering moet nemen met de kansen van invordering op het ogenblik van het overlijden. Maar bij de schatting van die kansen moet men met alles rekening houden, ook met de kans dat de debiteur een nalatenschap zal krijgen. Nalatenschappen in rechte lijn zijn geen zekerheid, Íraar ze mogen meegerekend worden bij de kansen op invordering (4). Deze stelling wordt tot op heden gevolgd door de administratie (5). Misschien is dit ook de redenering geweest van het hoofdbestuur, toen het de vordering gedeeltelijk in het passief aanvaardde.
Een schuld uit borgstelling is aftrekbaar
als de hoofdschuldenaar onvermogend was, beslist het arrest, en dat geldt ook
als de hoofdschuldenaar blijkt erfgenaam te zijn - en dus na het overlijden vermogend wordt - en zelfs als hij blijkt de enige erfgenaam te zijn.
Het hof van beroep te Brussel lijkt hier dus verder te gaan: een schuld wegens borgstelling, waarvan de hoofdschuldenaar onvermogend is, wordt integraal aftrekbaar geacht, zonder na te gaan of er een kans was op invordering.
(1)
Adm. besl. 2Ojanuari 1821, gecit. Pnnd. b.Y" Déckr¡ttion de Succession, nr.359; orue lnleiding tot 647-8. de Successierechten,
(2)
t.
Parl. Vr. van 2lianuari
^1975,
Vr. €¡
Antzo.
Sefiaat 1974-75, 18 februari en 1 apri'l 1975, opgenomen in J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Sr¿cc¿ssierechten, Mechelen, Kluu'er, ro'. 881. Adrn. besl. 30 september 1960, Rep. RI 5"134,2"
(3)
01.0, J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDI 0.c., r:.2277, Inleiding tot de Successierechten, nr. 7816.
Kluzuer
(4)
Adm. besl. l2oktober 7874,
Rec.gétt.enr.not.
nr.8220.
(5)
DONNAY (1948) nr 680 etr DONNAY, Rép. Not., Droits tle succession,m.706; VAN ACOLEYEN, ttr.252, I. DECU\?ER en J. RUYSSEVELDT, o.c.,
nr.599; zie onze lnleiding tot de
nr
Successierechten,
449-451.
9ls
Su
cc
es
si erc cht en 2012
-2073
3. Een derde punt dat beslist wordt is dat een úesllssingoøn de administratie geen
dacling is, zelfs als
zij
daarna gevolgd
wordt in een bijvoeglijke aangifte enuitgevoerd wordt.
WIB (3). Inzake successierechten wordt echter verwezen naar het Burgerlijk Wetboek, zodat het hof hier terecht besliste dat anatocisme wél mogelijk was, mits aanmaning. Een aanmaning bij conclusie geldt daarbij als kapitalisatie.
Letterlijk heeft het arrest gelijk het akkoord met een afstand van recht moet duidelijk blijken. Maar toch zouden wij hier een onderscheid maken. Als de administratie rnaar gedeeltelijk tegemoet komt aan het standpunt van de belastingplichtige, dan kan men dit inderdaad geen akkoord of transactie noemen. Maar als de belastingplichtige zelf voorgesteld zou hebben om bv. 'de peer in twee te doen', en het hoofdbesfuur gaat er op in, dan lijkt ons dit wel een transactie of dading te zijn. Daarmee verr.iel de vraag - die de rechter in eerste aanleg overgeslagen had of een dergelijk akkoord wel geldig is. Men maakt hier onderscheid tussen een akkoord over de feiten of over het recht; maar is een akkoord over de te betalen successierechten niet altijd ook een ak-
koord over de interpretatie van
de
wet? (1)
4. Tþn slotte beslist het
arre st dat er køpitalisøtie aøn interesten mogelijk is, overeenkomstig cle regels van het burgerlijk recht, aldus artikel 1422 W.Succ. Het Hof van Cassatie besliste ¡ecent inzake lnkomstenbelasting daf een dergelijke kapitalisatie (of anøtocisme (2)) niet mogelijk is, gezien de specifieke bepalingen in het
(i) Zle ole lnleidittg tot de Successierechten, 1884 en 1885. (2) Tóroç (tokos) is het Gdeks voor interest
ro.
Avdroxoç (matokos) rest op interest.
916
is 'opnieuw interest', of inte-
-III, RB. LUIK26 OKTOBER2OL2
Nog enkele maanden later horen we weer de klassieke stelling in een vonnis van de rechtbank van Luiþ maar dan toch wel in een specifiek geval.
Mevrouw X overlijdt 1^1999, zonder afstammelingen. Een achterneef @ousin au cinquième degré) die ze aangesteld zou hebben als algemeen legataris verzaakt aan de nalatenschap in 2002. De staat eist de nalatenschap echter niet op als erfgenaam.
In 2004 wordt een curator over de onbe-
heerde nalatenschap aangesteld, en blijkt dat de neef de verkoopprijs van een onroerend goed op zijn bankrekening gestort heeft. De curator vraagt dus verantwoording van de verkoopprijs, en er volgt in 2008 een arrest van het hof van beroep te Luik dat de neef daartoe veroordeelt.
Uit het arrest blijkt ook dat de neef na het overlijden gelden heeft afgehaald van de rekening van de overledene. De administratie grijpt dit feit aan om de neef als een aanvaardende erfgenaam te beschouwen.
(3) "Artikel 1154 Burgerlijk Wetboek is dus niet van toepassing op de in de artikelelr 308 WlB64 en 4lö WIB92 bedoeìcle hterest.", Cass. 24 mei 2012, op juridat.
Kluzoer
Su
Na aangifte van de prijs in de successierechten beslist de administratie tot vermindering van de interesten en tot kwijtschelding van de boete, aangezien zij het arrestvan2008 als een'nieuw feit' beschouwf waarna de neef de gevraagde sommen betaalt. De neef
- erfgenaam legt echter een vertot teruggave van de
zoekschrift neer
betaalde soÍunen, waarna de administratie toch de boete en interesten vordert die zij voordien kwijtgescholden had. De rechtbank van Luik volgt de administratie over de grond van de zaak (geen
terugvordering van de betaalde rechten), maar verwerpt ook de tegeneis: de kwade trouw van de verzoeker is niet bewezen, en de gevorderde bedragen werden immers betaald. Het instellen van een procedure door de belastingplichtige is geen reden om daarop terug
c c es
sí erc cht en
2072-2073
senkomst van de bemiddelingsdienst na het instellenvan de procedure; deze kon zich dus alleen maar onbevoegd verklaren. Voor de rechtbankverscheenhij ook persoonlijk, zonder advocaat, en stelde daar dat het hof van beroep, in het burgerlijk geschil voordien, niet correct gernformeerd was door zijn advocaat. Het arrest in kwestie was ondertussen al
in kracht van gewijsde gegaan/ maar dat belette de belastingplichtige lang
niet erop terug te komen. Hij stelde dat de administratie hem'uitgenodigd' had om een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbanþ in haar laatste briel maar dat
was enkel de gebruikelijke formule in uitvoering van de wet van Il april1994. Kortom, een aaneenschakeling van misverstanden in een geschil gevoerd door een juridische doe-het-zelver. ..
De administratie is blijkbaar vrij tege-
In 2008 had de belastingplichtige de bijstand van de minister van Financiën gevraagd; hij had voordien al de bijstand van de procureur-generaal van Luik ge-
moetkomend geweest en de rechtbank stelt dan ook vast dat er geen enkele wettekst is die toelaat de successierechten in dit geval terug te betalen. Eigenlijk wel terecht, blijkbaar. Veel algemene conclusies kunnen er uit dit vonnis dan ook niet getrokken worden.
Hij heeft verschillende keren rechtstreeks naar de minister van Financiën geschreven. Hij vroeg ook de tus-
Advocaat bij Tiberghien
te komen.
vraagd.
Kluzuer
Rik Deblauwe
917