Het begrip "familiekring" in artikel 60/1 van het Vlaams Wetboek van Successierechten Katríen Van Boxstaell
Sinds 7 ianuari uerd in het Vløømse Geuest de regelgeuing uoor de schenking
en de uereruing uan familiebedriiuen grondig gewiizigd (programmadecreet 23 december 20LL, BS 30 decernber 2077 (ed.4)), art. 140bis tot 74)octies VI.W.Reg. en art. 60/7 tot 60/7 Vl.W.Succ.). Zoals geldt in Wallonië, maar ooþ in onze buurlandenNederland, Duitsland, Frankriik en hetVerenigdKoninkriik werden de aoonuaarden houdende schenki.ng en uereraing uan het familiebedriif geharmoni.seerd. Met het nieuute decreet heeft de regelgeuer, naar het uoorbeeld aan de VS, de mogelijkheid gelaten om een familiøIe uennootschap, die in handen is uøn drie families, onder de gunstregeling te brengen. Onder bet oude "artikel 60bis", op basis laaørvan een uriistelling uan successierechten gold uoor de uereruing uan familiebedriium, kon dat slechts uoor tu)ee families. ln deze biidrage wordt het begrip 'førniliekring' belicht en ueruolgens worden de uoordelen nagegaan in een interregionaal en internøtionaal perspectief en gaan ueruolgens, mede op bøsis uan de internationale literatuur, de uoordelen na uan deze nieuwe inuulling uan de participatieuoorutaarde. De ouerutegingen in deze biidrage in aerband met het begrip "familiekring" in artikel 60/L Vl.WSucc. ziin uan ouereenkomstige toepdssing op het begrip in artiþ.el 140bis Vl.W.Reg. in uerband met de schenking uan fami.liebedriiuen, gelet op de hørrnonisatie uan de
uoorwøarden.
InIeìdíng 440. De nettowâarde van de verkrijging van de volle eigendom, het vruchtgebruik of de blote eigendom van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkeliike leiding in één van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, komt slechts voo¡ het verlaagd successietarief (3% in rechte lijn en7"/" tussen alle andere personen) in aanmerking, "op aooruøarde dat de aandelen uan de uennootschap op het ogenblikuan het ouerliidenuoor ten minste 507" in
uolle eigendom toebehoren aan de erflater enlof zi.in familie".
E
Tiberghien Advocaten.
LARCIER
Het begrip "familiekring" in artikel 60/7 van het V[.W.Succ.
In afwijking van het vorige lid, dienen de aandelen van de vennoorschap op het ogenblik van het overlijden minstens voor 30ol" in volle eigendom toe te behoren aan de erflater enlof zijn familie indien hii: hetzij gezamenlijk met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar is van minstens 70"/" van de aandelen van de vennootschap; hetzij gezamenlijk met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar is van minstens 90o/" van de aandelen van de vennootschap" (at. 6Ùll, S 1, 1' Vl.'!Ø.Succ.). 441. Initieel twijfelden de rechtsgeleerden over de inrerprerarie van deze zinsnede in het decreet. Volgens een letterlijke interpretatie zouden we kunnen besluiten dat, in de uitzonderingshypotheses waarin het familiebedriif wordt geleid door twee of drie families, slechts rekening wordt gehouden met de aandelen waar de erflater (*hii"l zelf beschikf . De administratieve circulaire bracht op dat punt verduideliiking: "Bii het berekenen aan de uerschillende þaîticipøties (30o/o, 50y",70"/" en 90%") wordt teuens rekening gehouden met aandelen die in het bezit zijn uan de familie."3 Deze administratieve verduideliiking was noodzakelijk voor de effectieve uitbreiding van de gunstmaâtregelen naar bedriiven waarvan twee of drie families eigenaar zijn, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten4.
I. Het hegríp lonílíekrìng'ín artikel60/1
W.W,Succ.
1. Vergelíjkìng met artikel60bís Vl.W.Succ. 442.De "familiekring" ziet er als volgt uit (art. 60/1,
2
4
S
2, 5" Vl.\$Ø.Succ.).
A.
Br¿su¡Ns en R. Dcst¡uwE, "Overdracht van familiale ondernemingen en vemootschâppen", T.Noa 2012, afl. 6, p. 334, t. 25. Aøiz.2A iÍli 2072 (FBl2A12lt) houdende interpretatie van de regeling met betrekking tot overdrachten van familiale ondernemingen en vennootschappen zoals ingevoegd bii hoofdstuk 17 van het decreet van 23 december 2011, BS 23 augustus 2012,purtt2.7.2, MvT, P arl.St. Vl.Parl. 201 1-12, ¡r. 1326, nr. 1, p. 25.
LARCIER
E
Tijdschrift Estate Planning
1
2072/5
Ascendenten en hun echtgenoten of samenwonende partners
Erflater en
zíjnlhaar echtgeno(o)t(e) of samenwonende Zus en haar echtgeno(o)t(e) of samenwonende
partner
partner
Kinderen, indien zus vooroverleden is
Descendenten en hun echtgenoten of samenwonende partners
Broer en zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner
Kinderen, indien broer vooroverleden is
Het aandelenbezit van kinderen van broers en zussen wordt enkel meegeteld indien die broers en zussen zelf vooroverleden zijn. Onder "artikel 60bis" gold het terechte ârgument dat de regelgever problemen met de waardering van het vruchtgebruik (in handen van de echtgeno(o)t(e) van broers ofzussen) en blote eigendom (in handen van de kinderen van die broers of zussen) wilde vermijdens.
443.Het. begrip "familiekring" onder "artikel 60/1" verschilt slechts in één opzicht van het begrip "familiekring" onder "artikel 60bis". Onder artikel 60åts werden samenwonenden niet uitdrukkelijk als "familie" aangemerkt. Een familiebedri jf, datwerd geleid door samenwonende partners, kon slechts kwa-
lificeren voor de vrijstelling vanwege de S0%-grens van de particþatievoorwaarde. In de nieuwe regelgeving werd deze discriminatie weggewerkt. Samenwonenden worden nu, net als echtgenoten, als familie van de erflater gekwalificeerd. Als een samem¡onende partner van de erflater worden beschouwd:
E
s
Parl.St. Vl.Parl. 2003-04, stuk 1948, nr. 1, p' 25.
LARCIER
Het begrip "familiekring" in artikel 6O/l van het Vt.W.Succ.
de persoon die op de dag van overlijden van de erflater, overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Ybis vanhet Burgerlijk rù7etboek, met de erfla-
ter wettelijk samenwoont; de persoon of de personen die op de dag van overlijden van de erflater min-
stens drie
jaar ononderbroken met de erflater samenïvonen en er
een
gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaa¡den worden
geacht ook vervuld te ziin indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater aansluitend op de bedoelde periode van drie jaar tot op de dag van het overlijden van de erflater, ingevolge overmacht, onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken sameil¡voning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Deze omschrijving van een *samenwonende" is identiek aan de omschrijving van een samenwonende in artikel 48, S 2, lid 9 Vl.V.Succ. voor het genieten van de vrijstelling van successierechten voor her nettoaandeel in de gezinswoning dat
wordt vererfd door de samenïvonende partner. ook daar geldt voor feiteliik samenwonende partners de voorwaarde dat ze minstens drie jaar ononderbroken met de erflater moeten samenwonen. Uit de letterliike tekst van het decreet
kan niet worden afgeleid dat de voorwaarde van drie jaar ononderbroken samenwoning ook geldt voor de samenwonende partner van de andere familieieden die in aanmerking komen voor het berekenen van de minimumparticipatie. Er wordt enerzijds een omschrijving gegeven van het begrip ,.samenwonende" ( S 2, 4'), waar men het uitdrukkelijk heeft over de perso(o)n(en) die met de erflater samenwo(o)n(t)(en), en anderzijds van her begrip "familie" (S 2, S.), waar men het heeft over de perso(o)n(en) diemet de ascendenten, descendenten en ziiuerutanten van de erflater samenwo(o)n(t)(en). In het eerste geval wordt een termijn van minimum drie jaar feitelijke samenwoning vereist; in het tweede geval wordt geen termijnvereiste opgelegd. M.i. moeten we op basis daarvan besluiten dat voor hen slechts de termijn van één iaar geldt, zoals geldt voor de toepassing van de laagste successietarieven in ¡echte lijn tussen samenwonenden op basis van artikel 48, S 2, lid 9 van het vlaams'wetboek van successierechren.
2. Geen rechtspersonen, enkel notuurlíjke personen 444.uit nercônen
6
de in de regelgeving gebruikte terminologie llc rrcnnnnf
O mz. 2O jru,li
Lrr--o-
rrr^.rt^-
nnnno^o-l'¡
2012, punt 2.l.2,
LARCIER
blijkt dat enkel natuurlijke
!¡¡ óçwu --^L.-^^-^^-^-6 r lLr¡LùI,lr Ðvt¡çt¡ .
Tijdschrift Estate Planning
t
2072/5
Dit concept verschilt van de berekening van de participatie op geconsolideerde basis onder het oude artikel 60bis wanneer we te maken hebben met een holdingstructuur. Ik schets het verschil voor een structuur waar niet de holding, maar de dochter voldoet aan alle voorwaarden vân artikel60bis c.q. arrikel601 L Vl.'W.Succ. Onder artikel 60bis werd in dat geval niet de holding, maar de dochter beschouwd als een familiale vennootschap. De participatievoorwaarde (minstens 50/" in hoofde van de erflate¡ en zijn familie) diende bijgevolg te worden vervuld op het niveau van de dochter. De berekening van de participatie die de erflater aanhield in de dochter gebeurde op geconsolideerde basis. Dus zoa je kunnen stellen dat er wel, onrechtstreeks dan, rekening werd gehouden met de participatie van de holding (rechtspersoon) in de dochter. Onder artikel 60/L wordt de holding zelf als een familiale vennootschâp beschouwd. De participatievoorwaarde dient bijgevolg te worden vervuld op het niveau van de holding. Vervolgens gaat men na of de minimumparticipatie (30%) van de holding in de dochter is vervuld. In de omzendbrief wordt dus terecht gesteld dat, voor het vervullen van de 50y"-, 30%"- of.7Ù%"-grens, enkel natuurlijke personen als vennoot worden aangemerkt, geen rechtspersonen.
3. Geen uitbreídíng van het begríp "familiekrìng" 445.De Vlaamse Regering laat enerziids een uitbreiding toe over drie families, maar beoogt duideliik nog steeds de leiding en het eigenaarschap van het farniliebedrijf binnen de (beperkte) familiekring. Anderzijds laat de Vlaamse regelgever wel toe dat het bedrijf na het overlijden wordt overgedragen aan niet-familieleden; de regelgeving staat zelfs een overdracht aan een "multinational" niet in de weg. De voorwaarde, die enkel gold in hoofde van kleine familiale vennootschappen, dat de aandelen in handen moesten blijven van de erfgenamen die oorspronkelijk de vrijstelling genoten, werd al geschrapt bij de invoering van de voorwaarde van loonlasten in het "oude" artikel 60åri Vl.V.Succ.7 En dat is voor bepaalde familiebedrijven zeker een goede zaak: wat kunnen de overlevende echtgenote en de kinderen van een schriinwerker in godsnaam aanvangen met de schrijnwerkerii indien ze zelf de opleiding niet hebben genoten?
In de internationale lite¡atuur wordt nochtans de meerwaarde geschetst van een overdracht van het familiebedrijf binnen de familie tegenover de overdracht
tr
7
Zie hierover K. VAN BoxsrAEL, ".{rtikel 60bis 'Vlaams'W.Succ. De bruikbare controlevehikels bin¡en familiebedrijven", afl.6-7, nr. 30, p. 13 en 14.
LARCIER
Het begrip "famitiekring" in artike[ 60/7 van het Vl.W.Succ.
ervan aan niet-familieleden. Binnen het familiebedrijf ontstaat de mogeliikheid om specifieke kennis en vaardigheden met betrekking tot het bedrijf, de zogenaamde idiosyncratic knowledge, door te geven âan de kinderen. De jongere generatie bevindt zich in een unieke positie om die specifieke kennis en vaardigheden te verwerven. Deze wiize wordt in de literatuur omschreven als de "learning by utøtching ønd doing fashion". Daarbii gaât het niet alleen om het doorgeven vân kennis maar ook om het doorgeven van het sociaal netwerk en de vertrouwensrelatie die de pater familias doorheen de iaren heeft opgebouwd. Ook ondernemers zelf geven de voorkeur aan familiale opvolging; hun belangrijkste motief is de kans geven aan hun kinderen om het bedrijf over te nemen. 446.
'Wellicht
tot 3 families in de "familiekring", biivoorbeeld tot
is het zo d,at een uitbreiding van de participatie
meeste gevallen, een uitbreiding van het begrip
neven en nichten, overbodig maakt.
fi. Aandacht voor controle
en zeggenschop bìnnen de
famíIíale
vennootschqp
447.In de Brusselse regelgeving met betrekking tot de overdracht van familiebedrijven bij vererving wordt veel minder dan de Vlaamse regelgever gehamerd op het concept "familie". De Brusselse regelgever eist dat het geheel van de overgedragen aandelen minstens 25%" van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt. Indien het geheel van de overgedragen aandelen minder dan 50% van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt, moet een aandeelhoudersovereenkomst worden gesloten die betrekking heeft op minstens 50o/" van de stemrechten in de algemene vergadering (art. 60år, $ 1, 2lid2 en 3 Br.W.Succ.). Een geliikaardige participatievoorwaarde geldt in'!7al-
lonië. Het geheel van de overgedragen effecten moet op de overlijdensdatum minstens L0%" van de stemrechten in de algemene vergadering bedragen.'Wanneer het geheel van de bij bedoelde successie overgedragen effecten minder bedraagt dan 50"/" van de stemrechten in de algemene vergadering, moet bovendien een aandeelhoudersovereenkomst gesloten worden voor een minimumperiode van vijf iaar die ingaat op de overlijdensdatum, en betrekking heeft op minstens 509o van de stemrechten in de algemene vergadering (art.60bis, $ 1 br's, 2''!7.Iû.Succ.). Deze interregionale vergelijking leert ons dat de Brusselse en de W'aalse regelgever eerder belang hechten aan de controle binnen de familiale vennootschap dan
LARCIER
Tijdschrift Estate Planning
t
2072/5
aan de bereidheid in hoofde van een kleine groep (familiale ondernemer(s)) om te investeren in het bedrijf en het bedrijfsrisico te dragen.
Ook in de internationale literatuur is er aandacht voor de controle binnen het familiebedrijf. Er wordt gesteld dat de familie niet enkel de meerderheidseigenaar of -aandeelhouder moet zijn van het bedrijf (family outnedl maar tegelijkertijd ook het mânagement moet waarnemen (family managedl opdat de unieke positieve eigenschappen van het familiebedrijf zich zouden realiserens. 448. Opvallend is dat ook de Vlaamse regelgever in de nieuwe regelgeving meer belang hecht aan de controle en zeggenschap (stemrechten) binnen de familiale vennootschap, terwijl onder het oude artikel 60bis meer belang werd gehecht aan het risico dat wordt gedragen door een (beperkt) aantal aandeelhouders van de familiale groepe.
In
de memorie van
toelichting geeft
de regelgever aan enkel deelbewijzen
in aan-
merking te nemen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen en waaraan een stemrecht is gekoppeld: "Het is i.n eerste instantie imrners de bedoeling om de continuïteit uan de ondememing te uerzeþ.eren. De continuïteit uan een ondernerning høngt uoor een beløngriik deel samen met de controle."70 Eveneens in de memo¡ie van toelichting is te lezenz "Er uterd immers in studies uast' gesteld dat bedriifsleiders niet altiid klaar ziin om de zeggenschap definitief
uit
handen te geuen, hetgeen het schenken afremt. Tegeliikertiid zorgt de schenking
uan naaþte eigendom elvoor dat in opuolging utordt uoorzien. Dit uerklaart wnøroftt de schenker of erflater dient te beschi.kken ouer de uolle eigendom uan de familiale onderneming
I
of de aandelen uan de familiale uennootschøp." De
e
Ch. WENvr, 'Family ownership and firm performance: Inlluence of family management, family control, and firm size", Asia Paciftc loamøl of Managetnent 2011' p' 833. *De u¡ens tot beuordering uan het PørLSt.Yl.Parl. 1996-97, stuk 428, n¡, 1, p. 8z fømiliaøI onderne-
to
merschøp en het øanhouden adn fømiliale uennootschappen met het oog tot behoud uan de werkgelegenheid in Vhanderen uormt de ueranfiaoording aoor de uooroþgestelde omschriþing uan het begrip familiøle lennootschdp. Deze heeft tot doel de uennootschappen aan te daiden u)aarvnn de confiole zich beuindt binnet een fømilietak die teruggaøt tot 7 aandeelhouder en zijn echtgenoot of echtgenote. Sitaaties utaarbij de controle uerspreid wordt ouer uerschillende familieøkken, zodat binnet elke famï Iieøk slechts een þleinere participøtie aønutezig is (belegging eerder dan risicovolle inuestering), worden in dit þader beuust niet geuiseerd, utat de reden ìs om enkel reþening te houden met het øandelenbezituan eenþersoon en de familieleden tot en met de broers en zusters. Deint het aandelenbezit uerder uit auer de familie, døn verdutijnt in zeþere møte de betrokkenheid en het risiconiueøu (door de sþreiding) tenzii uiteraørd de aøndelen gehergroepeerd utorden (door schenkingen, uerdelingen, aønkopen) binnen een kleinere familietak, ilie døn op zich opnieuw în øanmerking kunnen komen uoor het terlaagd urief øls fømiliale uennootschap." In de officiële definitie, die door de European Group of Owner Management and Family Enterprises (GEEF) werd gelanceerd, werd geopteerd voor het crite¡ium van de stemkracht in plaats van voor het c¡iterium van het aandelenbezit vanuit de overweging dat in veel Europese landen een meewoudig stemrecht bestaat (www.efb-geef.eu). M"T, P¿¡I.S¿. Vl.Parl. 2011-12, nt. 1326, w. I, p. 25.
LARCIER
Het begrip "familiekring" in artikel 60/7 van het V[.W.Succ.
toevoeging van deze laatste zinsnede vormt enigszins een contradictie met de aandacht voor de wens van de bedrijfsleider om controle te behouden in het familiebedrijf na de overdracht.
Maar in de omzendbrief verklaart de regelgever zich nader: "Hierbij uordt, gelet op de ratio legis uan de regelgeuer, aanudard dat indien de blote eigendom en het uruchtgebruik uerspreid zitten bii de schenker of de erflater enerziids en hun als'fømilie' kwalificerende familieleden anderliids, zij samen ouer de uolle eigendom uan de aandelen beschiþken. Dezelfde redenering kan uorden gemaakt uoor de aandelen die uerspreid zitten tussen de andere uennoten en hun als'familie' aangemerÞ.te familieleden."ll Dit standpunt kunnen we al beter verzoenen met de praktijk van de overdracht van familiebedriiven. Het laat bijvoorbeeld toe dat een bedrijfsleider eerst een schenking doet van het familiebedrijf aanzijn kinderen met voorbehoud van vruchtgebruik (omdat hij op dat ogenblik nog niet klaar is om de zeggenschap definitief uit handen te geven) om vervolgens afstand te doen van ziin zakelijk recht van vruchtgebruik (op het ogenblik dat hij wel klaar is om de zeggenschap definitief uit handen te geven). Maar er dient te worden opgemerkt dat de assimilatie van de som van blote eigendom en vruchtgebruik met volle eigendom niet kan gelden op burgerrechtelijk vlak.
Het rechtvan vruchtgebruik en het eigendomsrecht zijn twee afzonderlijke zake-
lijke rechten.
III. Inspírøtìe voor de partícipstíevooniløsrde ín de Verenígde
Staten
449.In tegenstelling tot wat in het Vlaamse Gewest het geval is, gaat de aandacht voor de overdrachtsproblematiek in Nederland en Duitsland en in het Verenigd Koninkrijk nietzozeer naar familiebedrijven, maar eerder naar bedrijven in het algemeen. De regelgever is zich er duidelijk van bewusr dat de familiebedrijven in Vlaanderen een niet onbelangrijk aandeel van onze economie vertegenwoordigenl2.
Voor die landen geldt er geen specifieke participatievoorwaarde om te kwalificeren voor de "Bedrijfsopvolgingsregeling" in Nederland, de "Regelverschonung" in Duitsland en de "Business Property Relief" in het Verenigd Koninkriik13. In Frankriik is de overdrachtsregeling, die is vervar in "Le dispositif 11 12
13
Omz. 20 juli 2012, p:unt 2.1,2. l**.^t.-^rr¡r
t¡r¡rrv
D^.''tñ--'.-
DFcF¡n^rr
AL^u¿rv¡ ^ó¡hFr¡a, r,
st--:l-D--^:---- vutu¡ilats ¡ auü¡y Ðuúrucùù
, tuftl,ty
D45t-
Volume 16, Issue 4, p. 235-240. In het Verenigd Koninkriik wordt een virmogensbelasting geheven, maar de belasting krijgt de naam ness Reuiew 2003,
erfenisbelasting.
LARCIER
E
Tijdschrift Estate Planning
t
2072/5
Dutreil", wel eerder specifiek gericht naar familiebedrijven, maar dit uit zich enkel in een voorwaarde tot het sluiten van collectieve engagementen tot behoud van de aandelen van de vennootschap na de overdracht ervan. Deze voorwaarde kunnen we vergeliiken met de voorwaarde in Brussel en'SØallonië (cf. supra).
Voor de invulling van de participâtievoorwaarde inspireerde de Vlaamse Regering zich op de regeling in de Verenigde Staten14.
In de zogenaamde "Qualified
Family-Owned Business Interest exclusion" (QFOBI) is er sprake van een 'kwalificerend familiaal bedriifsbelang'1s. Dit is ieder belang in een bedrijf met de hoofdzetel in de Verenigde Staten wanneer één familie voor minstens 50% eigenaar is van een bedrijfl6. Indien een bedrijf eigendom is van twee families, dan is het minimumbelang 70"/" en indien een bedriif eigendom is van drie families geldt 90T" en dit op voorwaarde dat de erflater zelf minstens 309/" van het bedrijf in handen had op het ogenblik van ziin overlijdenlT. Bi;komend geldt dat het bedrijf moet worden overgedragen aan een kwalificerend erfgenaam. Het betreft ofwel een familielid van de erflater ofwel een individu die in het bedrijf werkte voor minstens tien jaar voorafgaand aan het overlijden van de erflater. Uiteraard moet ook iemand van buiten de familie, die reeds meerdere jaren in het bedrijf werkzaam is, worden geacht in staat te zijn deze "idiosyncratic knowledge" te verwerven.
Besluít 450. Het begrip "familiekring" onder het nieuwe artikel 60/1 Vl.'üØ.Succ. werd
eigenlijk niet gewijzigd ten opzichte van het begrip onder artikel 60bis Vl.'W.Succ.; enkel de discriminatie tussen echtgenoten en samenwonenden werd weggewerkt. In de nieuwe regelgeving wordt rekening gehouden met drie fami14
ÌvÁvT, Parl.St.
\ll.Parl. 20ll-I2, m. 1326ll, p. 25.
In de Verenigde Staten is er een specifieke regeling voor kleine familiebedrijven, de zgn. Qualified
Famþ-Owned Bilsiness Intercst exclzsioz (QFOBI). Deze specifieke regeling voor familiebedrilven in de Verenigde Staten werd ingevoerd in 1997 (Congressional Budget Office, 2005, p. 3) en werd daarna terug ingetrokken. Tussen 31 december 2003 en 31. december 2010 was er dus geen vermogensbelasting verschuldigd op de overdracht van een familiebedrijf in de Verenigde Staten. In de 'Tax Relief, Unemployment Reauthorization, and Job C¡eation Act" van 2010, ondertekend door president Obama op 17 december 2010, werd de specifieke regeling voor familiebedrijven in de Verenigde Sta-
tenvoortweeextraiarenopgeheven.Voor20ll 15
tr
76
A History of
Federale Estate, Gift and Generation-Skipping Tø.res, Congressionale en Congressional Budget Office, 2005, p. 5. J. Gnavtn-r en S. Mecurnn, p. 6 en Congressional Budget Office, Effects of the Federøl Estdte Taþs on Farms and Small Businesses, Congres of The United States, 2005, p. 5.
J.R. LucKEY,
Research Service, 2003,
17
en2072iserdusìndeVerenigdeStatennogsteeds
geen vermogensbelasting verschuldigd op de overdracht van een familiebedriif (National Association of Tax Professionals, 2010, p. 12 en CCH Tax Briefing, 2010, p. 10). J, GRAvELLE en S, Mecunn, Estate T¿xes en Fnnily Businesses: Economic Issres, Congressionale Research Service, 24 maart 2008, p. 10.
p.24
LARCIER
Het begrip "famitiekring" in artikel 60/7 van het Vt.W.Succ.
lies in plaats van twee. De vraag is maar of de Vlaamse regelgever daarmee tege-
moetkomt âân een praktische noodzaak met betrekking tot de overdracht van familiebedrijven; naar mijn mening niet. In de memorie van toelichting wordt enkel verwezen naar de gelijkaardige participatievoorwaarde in de VS, zonder verdere verantwoording of cijfermateriaal in verband met de noodzaak tot uitbreiding van de participatievoorwaarde. Door de nieuwe invulling van het begrip "aandeel" geeft de regelgever aan meer belang te hechten aan de controle binnen het familiebedrijf (eerder dan aan het investeringsrisico) wat naar mijn mening zeker een goede zaak is. De economische (famiþ-outnedl en de juridische eigendom (farnily-manøged) kunnen niet los worden gezien van elkaar, wanneer het gaat over de overdracht van het familiebedrijf. De Vlaamse regelgever heeft zijn inspiratie gezocht in de Verenigde Staten voor de omschrijving van de participatievoorwaarde. Maar hij heeft, naar analogie van de regeling in de VS, niet de kring van personen aan wie het familiebedrijf kan worden overgedragen met toepâssing van de gunstregeling beperkt tot diegene die in staat waren om, tijdens het leven varr de pater familias, de i.diosyncratic knou,tledge te verwerven. In bepaalde gevallen was dat wellicht wel opportuun ger,ì¡eest.
tr LARCIER