Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
BOUWTECHNIEKEN TWEEDE GRAAD TSO
LICAP – BRUSSEL D/2001/0279/020
september 2001
VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
BOUWTECHNIEKEN TWEEDE GRAAD TSO ste
de
1 leerjaar – 2 leerjaar
LICAP – BRUSSEL D/2001/0279/020
september 2001
INHOUD 1
LESSENTABEL
5
1.1 1.2
Basisvorming Optie
5 5
1.2.1 1.2.2
Fundamenteel gedeelte Complementair gedeelte: maximum 3 uur
5 5
2
INLEIDING
6
3
BEGINSITUATIE
7
3.1 3.2
Instroom Beroepsdrempels
7 7
4
PROFIEL VAN DE STUDIERICHTING
8
4.1 4.2
Hoofddoelstelling Vormingscomponenten en -clusters
8 9
4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4
Bouwkundige tekeningen lezen en aanvullende uitvoeringstekeningen maken Inzichten op het vlak van bouwtechnische ontwerpaspecten in functie van de uitvoering Vaardigheden en kennis op het vlak van de bouwtechnische uitvoeringsaspecten Integratie van ICT
9 9 9 10
4.3 4.4
Profiel van de leerling en attitudevorming Profilering ten opzichte van andere studierichtingen
10 11
5
VERTICALE SAMENHANG
12
5.1 5.2
Logisch curriculum TSO studiegebied bouw (structuur 1999) Aansluiting op de leerplannen van de basisopties
12 12
5.2.1 5.2.2 5.2.3
Visie op de nijverheidsgerichte basisopties Leerlingen werden geconfronteerd met verschillende werkvormen De productrealisatie (het werkstuk) staat centraal
12 13 13
5.3
Voorbereiding op de derde graad TSO
14
6
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCHDIDACTISCHE WENKEN
15
6.1
Inleiding
15
6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.1.4
Omschrijving van het studieobject Clustering van leerplandoelstellingen en leerinhouden Van leerplan tot jaarplan Visie op technisch tekenen
15 15 16 16
6.2
Geïntegreerde leerplandoelstellingen: praktijk, technisch tekenen en technologie
19
6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5
Overschrijdende leerplandoelstellingen Wat aan de bouw voorafgaat Grond-, funderings- en rioleringswerkzaamheden Opgaand metselwerk en muuropeningen Eenvoudige overspanningen en ondersteuningen in gewapend beton
19 22 24 27 32
6.3
Mechanica
35
6.3.1 6.3.2 6.3.3
Overschrijdende leerplandoelstellingen en leerinhouden Kinematica Statica
36 37 40
6.4
Elektriciteit en lab
44
6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4 6.4.5 6.4.6
Bouw van de stof Elektrische stroom Elektrische stroomkring Wet van Faraday Spanning Wet van Ohm
44 44 45 45 46 46
D/2001/0279/020
3
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.4.7 6.4.8 6.4.9 6.4.10 6.4.11 6.4.12 6.4.13
Schakelen van verbruikers Energie, arbeid en vermogen in de elektriciteit Veiligheid in elektrische installaties Warmtewerking van elektriciteit Sinusvormige wisselstroom en -spanning Driefasenwisselstroom en -spanning Lichtschakelingen
47 47 48 49 49 50 50
7
EVALUATIE
51
7.1 7.2 7.3 7.4
Inleiding Omschrijving van "evaluatie" Situering van evaluatie in het pedagogisch-didactisch proces Doel van evalueren
51 51 51 52
7.4.1 7.4.2
Feedback geven Beoordeling
53 53
7.5
Wat wordt geëvalueerd?
53
7.5.1 7.5.2
Leerrendement Leerproces
54 54
7.6
Evaluatieactiviteiten
55
7.6.1 7.6.2
Voorbeelden van evaluatieactiviteiten Van informeel tot formeel
55 55
7.7 7.8
Cijfermatige en/of verbale rapportering Evalueren van verschillende soorten doelstellingen
56 57
7.8.1 7.8.2 7.8.3
Evalueren van cognitieve inhouden Evalueren van vaardigheden Evalueren van attitudes
57 57 58
7.9
Evaluatieafspraken binnen het lerarenteam van de school
58
8
MINIMALE MATERIELE VEREISTEN
59
8.1
Infrastructuur
59
8.1.1 8.1.2
Omschrijving Richtlijnen
59 59
8.2 8.3 8.4
Minimale materiële vereisten “Praktijk Bouw” Minimale materiële vereisten voor het vak Elektriciteit Minimale materiële vereisten voor het vak Mechanica
59 62 62
9
NUTTIGE ADRESSEN
63
10
BIBLIOGRAFIE
65
D/2001/0279/020
4
Bouwtechnieken 2de graad TSO
1
LESSENTABEL
Maximum: 36 uur (eventueel uit te breiden met inhaallessen)
1.1 Basisvorming AV AV AV AV AV AV AV AV
Godsdienst Aardrijkskunde Frans Geschiedenis Informatica Lichamelijke opvoeding Nederlands Wiskunde
1ste lj 16 2 1 2 1 1 2 4 3
2de lj 16 2 1 2 1 1 2 4 3
17
17
8 6
8 6
0
21
1.2 Optie 1.2.1 Fundamenteel gedeelte PV TV TV TV TV
Praktijk Bouw (x) Bouw Technisch tekenen (x) Technologie (x) Bouw/Elektromechanica Mechanica (x) Elektriciteit/Elektromechanica Elektriciteit en lab (x) Toegepaste fysica
3 3
3 3
2 1
1
0 1
Het zijn de vakken uit het fundamenteel gedeelte die in dit leerplan werden opgenomen, met uitzondering van het vak Toegepaste fysica.
1.2.2 Complementair gedeelte: maximum 3 uur •
• •
Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken, voor zover het vakken en specialiteiten betreft waarvoor het Besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989, zoals gewijzigd, bekwaamheidsbewijzen vastlegt in de tweede graad. Wanneer in het complementair gedeelte één of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamenteel gedeelte, dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamenteel gedeelte. We adviseren om uit het complementair gedeelte 1 uur TV Technisch tekenen op te nemen.
1
Omwille van pedagogische redenen opteren we voor een verdeling Elektriciteit (2 – 0) en Mechanica (0 – 2). Daar het hier een graadleerplan betreft wordt (1 – 1), voor beide vakken, ook toegelaten. (x) Deze vakken werden in dit leerplan opgenomen.
D/2001/0279/020
5
Bouwtechnieken 2de graad TSO
2
INLEIDING
Dit leerplan werd herwerkt mede omwille van de volgende impulsen: • • • • • • • • • • •
het leerplan vertrekt uit doelstellingen die gerealiseerd worden via relevante leerinhouden; door de wijze van formuleren geven de leerplandoelstellingen het verwachte niveau zo duidelijk mogelijk aan, zodat complexe en moeilijk hanteerbare taxonomieën worden vermeden; actualisering: nieuwe technieken, technologieën, begrippen, enz.; de vakoverschrijdende eindtermen; aandacht voor preventie en milieu; de verticale samenhang: structuur 1999; duidelijke profilering van de studierichting ten opzichte van BSO “Bouw” en TSO “Bouw- en houtkunde”; integratie van praktijk (PV), theoretisch-technische kennis en technisch tekenen (TV); pedagogisch-didactische aanpak volgens het technologisch proces; verdere integratie en implementatie van ICT; de gewijzigde leerinhouden en leerplandoelstellingen van “TV Toegepaste fysica”;
D/2001/0279/020
6
Bouwtechnieken 2de graad TSO
3
BEGINSITUATIE
3.1 Instroom De logische instroom komt uit de basisoptie ‘Bouw- en houttechnieken”. Er is eveneens instroom, meestal via oriëntatie, vanuit andere basisopties. Alle leerlingen hebben in de eerste graad in het vak Technologische opvoeding kennisgemaakt met het thema 'wonen', waar de woonfunctie tegenover de cultuuropvatting, het klimaat en het reliëf werd geplaatst. Constructieve inzichten kwamen hierbij zeer beperkt aan bod.
3.2 Beroepsdrempels Beroepsdrempels geven een opsomming van mogelijke lichamelijke of andere factoren die de uitoefening van het beroep kunnen bemoeilijken. Het is belangrijk dat met deze factoren rekening wordt gehouden, enerzijds omdat ze invloed hebben op de slaagkansen van de leerling en anderzijds omdat ze de uitoefening van het beroep bemoeilijken. Mogelijke beroepsdrempels zijn: • • • • • • • • • •
lichamelijke letsels die de normale fysieke inspanning, die het beroep met zich meebrengt, beletten of bemoeilijken; handicaps die de normale motorische vaardigheden, noodzakelijk om het beroep uit te oefenen, bemoeilijken; gewricht- en rugaandoeningen; beperkt gezichtsvermogen; aandoeningen aan de luchtwegen; producteczeem; contacteczeem; allergieën; kleurenblindheid; hoogtevrees, in de mate dat ze het werken op stellingen bemoeilijkt of onmogelijk maakt.
D/2001/0279/020
7
Bouwtechnieken 2de graad TSO
4
PROFIEL VAN DE STUDIERICHTING
In deze studierichting (cyclus van 4 jaar) beoogt men een startkwalificatie als “bouwploegbaas1”.
4.1 Hoofddoelstelling 1
In deze studierichting beoogt men een beroepskwalificatie als “bouwploegbaas ”, die de afgestudeerde ook in staat moet stellen tot vervolgonderwijs van het korte type, voornamelijk in de sector bouw. Deze studierichting biedt een technische en praktische vorming eigen aan de bouwnijverheid. Daar een bouwploegbaas tussenpersoon is tussen de ontwerper (architect, ingenieur) en de ploeg die het werk dient uit te voeren, ligt de klemtoon op het herkennen, toelichten en verwerken van de ontwerpaspecten om te komen tot praktische realisaties. Na een derde graad “Bouwtechnieken” zijn de leerlingen in staat om aan de hand van een tekening, beschrijving en meetstaat, een eenvoudig bouwwerk uit te voeren en/of richtlijnen te geven aan derden om het werk correct uit te voeren. Hun taak is dus zowel uitvoerend als leidinggevend. De opleiding laat toe om na ervaring op diverse werven, zelfstandig het beroep van aannemer voor ruwbouwwerken te kunnen uitoefenen.
1
Andere omschrijvingen die vaak gebruikt worden zijn: werfleider (kleine bouwwerken), conducteur voor bouwwerken van kleine omvang, adjunct-controleur.
D/2001/0279/020
8
Bouwtechnieken 2de graad TSO
4.2 Vormingscomponenten en -clusters 4.2.1 Bouwkundige tekeningen lezen en aanvullende uitvoeringstekeningen maken • • •
De voorstelling van materialen op een uitvoeringstekening herkennen, de uitvoeringstechnieken afleiden en toelichten. Aanvullende uitvoeringstekeningen, in isometrisch perspectief of tweedimensionaal, maken als communicatiemiddel tussen de ontwerper en de uitvoerder, zowel met behulp van schetsen en met CAD. Voorgestelde uitvoeringsvarianten en constructieoplossingen schetsmatig toelichten en in team een keuze maken.
4.2.2 Inzichten op het vlak van bouwtechnische ontwerpaspecten in functie van de uitvoering • • • • • •
De eisen die de ontwerper (ingenieur, architect) stelt concretiseren naar de uitvoering toe. De functie en de vormgeving van de diverse onderdelen van bouwconstructies toelichten. Van een uit te voeren constructie de materiaalhoeveelheden bepalen en de materiaalkostprijs berekenen. De kostprijs van materialen opzoeken en met elkaar vergelijken. Van eenvoudige constructies de planning opstellen, opvolgen en bijsturen. Een geschikte keuze van materialen, gereedschappen en machines maken uit aangeboden mogelijkheden en dit in functie van de opdracht.
4.2.3 Vaardigheden en kennis op het vlak van de bouwtechnische uitvoeringsaspecten • • • • • • • • • • • • • •
De uitvoering van constructieonderdelen voorbereiden, begeleiden en bijsturen. De eigen werkplek inrichten. Materialen volgens voorschriften aanmaken, verwerken en de kwaliteit controleren. De basisvaardigheden in verband met de volgende bouwtechnieken uitvoeren en toelichten: opgaand metselwerk, eenvoudige grondwerken, funderingen op staal, betonstaalvlechten, bekisten en betonneren van eenvoudige balken, kolommen en platen. Machines en gereedschappen correct gebruiken, onderhouden en opbergen. Hulpmiddelen gebruiken die de uitvoering vereenvoudigen. De nauwkeurigheid van het meet- en controlegereedschap herkennen/bepalen. Referentiepunten en -peilen vastleggen. De gebods- en verbodstekens in de werkplaats en op het bouwterrein naleven. De richtlijnen in verband met persoonlijke beschermingsmiddelen kennen en toepassen. De richtlijnen in verband met collectieve beschermingsmaatregelen kennen en toepassen. Factoren die het ergonomisch werken beïnvloeden kennen en er naar handelen. Til-, hef- en verplaatsingstechnieken correct toepassen. De aangegeven milieurichtlijnen toepassen.
D/2001/0279/020
9
Bouwtechnieken 2de graad TSO
4.2.4 Integratie van ICT De mogelijkheden van Informatie- en Communicatietechnologie integreren en toepassen in functie van de beroepsactiviteiten. We verwijzen onder meer naar: • • • • •
tekstverwerking: documentatie aanvragen, technische informatie verzamelen en verwerken, enz.; rekenblad: berekenen van materiaalhoeveelheden, berekenen van materiaalkostprijs, plannen en opvolgen van de eigen werkzaamheden, … Internet: opzoeken van informatie, downloaden van relevante bestanden, contacten leggen via E-mail; CAD als hulpmiddel bij het maken van uitvoeringsdetails, aanpassen van plannen, enz., informatie (catalogie, produkteigenschappen, enz.) opzoeken op informatiedragers,
4.3 Profiel van de leerling en attitudevorming Het is belangrijk om attitudes bewust en expliciet op diverse momenten als doelstelling na te streven. Hieronder worden een aantal attitudes opgesomd die bijzondere aandacht verdienen tijdens de opleiding. Het ligt niet in de bedoeling om hier volledig te zijn, maar om een richtlijn te geven. Al deze attitudes terzelfder tijd nastreven is uiteraard onmogelijk. Het is daarom aangewezen om in functie van de opdracht telkens één of enkele attitudes expliciet te benadrukken. Attitudes die bijzondere aandacht verdienen zijn: • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
probleemoplossend denken en handelen, creatief zijn bij het bedenken van oplossingen, bereid zijn om correct en volledig te rapporteren, interesse hebben voor het verwerven van technische en praktische kennis, verantwoordelijkheid nemen in verband met de uit te voeren werkzaamheden en hierbij sturend optreden, besluitvaardig zijn, aandacht hebben voor kwaliteit, preventie en milieu, bij het verwerken van materialen aandacht hebben voor duurzaam gebruik en verbruik, kostprijsbewust handelen, aandacht hebben voor organisatie en planning, bereid zijn om informatie te raadplegen en documentatie op te zoeken, transport- en verwerkingsvoorschriften voor bouwmaterialen, correct willen toepassen, erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een opgedragen taak nauwkeurig te voltooien, voor zijn meningen durven uitkomen en deze op een beleefde manier formuleren en argumenteren, spontaan handelen volgens de regels en afspraken, erop gericht zijn, ondanks moeilijkheden, verder te werken om het einddoel te bereiken, in staat zijn om op systematische wijze te beslissen welke stappen men bij de uitvoering van een taak zal zetten, zich inleven in de situatie waarin mensen zich bevinden, er begrip voor opbrengen en er tactvol mee omgaan, bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden (andere materialen , andere gereedschappen, nieuwe opdrachten, enz.), handelen met het oog op de tevredenheid voor zichzelf en voor de leden van het team en de klant, bijdragen tot een leef- en werkomgeving als een gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen, handelen met de bekommernis om zichzelf, de anderen en het milieu optimaal te vrijwaren, bereid zijn om in team te werken, verantwoordelijkheid nemen en leidinggevend optreden.
D/2001/0279/020
10
Bouwtechnieken 2de graad TSO
4.4 Profilering ten opzichte van andere studierichtingen Onderstaand schema tracht het onderscheid tussen de studierichtingen binnen het studiegebied bouw (2de graad) te duiden. Dit onderscheid slaat uitsluitend op het fundamenteel gedeelte van de studierichtingen. Varianten van (uitgevoerde) projecten als studieobject Doelstellingen: TSO Bouw- en houtkunde
• • •
via technisch tekenen en schetsen drie- en tweedimensionaal communiceren om het concept van bouw- en houtconstructies te begrijpen en varianten te bestuderen, de conceptuele kenmerken van bouw- en houtconstructies toelichten, sturend optreden om de uitvoering van bouw- en houtconstructies mogelijk te maken
De uit te voeren projecten als studieobject Doelstellingen: TSO Bouwtechnieken
• • •
via technisch tekenen en schetsen drie- en tweedimensionaal communiceren om het concept van bouwconstructies te begrijpen en de uitvoering voor te bereiden, om de gevraagde kwaliteitscriteria te bereiken de noodzakelijke uitvoeringsrichtlijnen formuleren, meewerken aan de uitvoering en leidinggevend optreden.
Het uitvoeren van projecten als studieobject Doelstellingen: BSO Bouw
• • •
D/2001/0279/020
schetsmatig twee en drie- en tweedimensionaal communiceren om tot de gewenste uitvoering te komen, op basis van de gevraagde kwaliteitscriteria gepast handelen, de uitvoering realiseren op basis van de gevraagde kwaliteitscriteria.
11
Bouwtechnieken 2de graad TSO
5
VERTICALE SAMENHANG
5.1 Logisch curriculum TSO studiegebied bouw (structuur 1999) De tweede graad heeft een schakelfunctie tussen de eerste en de derde graad. Om de verticale samenhang optimaal te verzekeren is het noodzakelijk om naast de eigen doelstellingen ook deze van de andere graden te kennen. Enerzijds moet men nauw aansluiten op wat voorafging in de eerste graad en anderzijds moet men een duidelijk zicht hebben op de te bereiken einddoelen van de derde graad. Derde graad 3de leerjaar
Bouwconstructie en planningstechnieken
Weg- en waterbouwtechnieken
Industriële bouwtechnieken
Derde graad 1 en 2de leerjaar
Bouw- en houtkunde
Bouwtechnieken
Tweede graad 1ste en 2de leerjaar
Bouw- en houtkunde
Bouwtechnieken
ste
Eerste graad 2de leerjaar
Basisopties
5.2 Aansluiting op de leerplannen van de basisopties 5.2.1 Visie op de nijverheidsgerichte basisopties Net zoals in het vak Technologische opvoeding van de eerste graad, hebben alle nijverheidsgerichte basisopties een sterke band tussen het denken en het doen. Via observatie, nadenken en proberen deden de leerlingen kennis en inzicht op. Door observatie en praktisch werk werden zintuiglijke en motorische vaardigheden ontwikkeld. De vaardigheden die vooral aan bod kwamen zijn: • • • • • • •
werken volgens het technologisch proces; bedienen van machines; plan opstellen en communiceren via tekeningen; kiezen van materialen, gereedschappen, technieken; zelfstandig oplossingen zoeken, uitwerken van diverse oplossingen, werkstukken afwerken met een vooraf afgesproken graad van nauwkeurigheid, het afgewerkt product zo objectief mogelijk controleren en beoordelen naar kwaliteit, veiligheid en functionaliteit; sociale vaardigheden (samenwerken, afspraken maken en deze respecteren, met anderen rekening houden); ontplooien van de eigen creativiteit en inzichten inzake ontwerp- en uitvoeringsaspecten (probleemoplossend denken en handelen, niet tevreden zijn met één enkele oplossing).
D/2001/0279/020
12
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Daarnaast werd ook bijgedragen tot het ontwikkelen van attitudes: zichzelf en het eigen werk willen evalueren, veilig werken, waardering ontwikkelen voor wat mooi is, maar ook enthousiasme opbrengen, doorzetten, vertrouwen opbouwen. Tenslotte is er de ethische dimensie, waarbij de christelijke visie aan bod komt: kritische reflectie over de waarde en de beperkingen van technieken, over de impact ervan op de mens en op het milieu.
5.2.2 Leerlingen werden geconfronteerd met verschillende werkvormen Net zoals in het vak Technologische opvoeding werden de leerlingen in alle nijverheidsgerichte basisopties geconfronteerd met verschillende werkvormen waarbij de leraar doceert, demonstreert of als een begeleider (als een coach) naast de leerling staat. Vooral deze laatste aanpak kreeg bijzondere aandacht.
5.2.3 De productrealisatie (het werkstuk) staat centraal In alle nijverheidsgerichte basisopties staat de productrealisatie centraal. Het realiseren van een product biedt immers de mogelijkheid om kennis te maken met verschillende aspecten die de realisatie kunnen beïnvloeden. Deze hebben zowel te maken met het concept, het ontwerp, de vormgeving van het product als met de wijze waarop uitvoeringstechnieken en gereedschappen worden gebruikt om het product te realiseren. De vragen waarop de leerlingen hierbij een antwoord moeten leren geven, blijven ook voor de tweede graad een zinvol gegeven: Wat het concept (ontwerpen) betreft, komen de volgende vragen aan bod: • • • • • • • •
Wat is de functie van de constructie of het constructieonderdeel? Welke communicatiemiddelen worden er gebruikt, enerzijds van ontwerper naar uitvoerder of van uitvoerder naar ontwerper en anderzijds naar de gebruiker toe? Welke technische en technologische aspecten dienen op de uitvoeringstekeningen te worden vermeld opdat het product kan worden gerealiseerd? Welke basisprincipes liggen aan de grondslag van een stabiele vormgeving? Met andere woorden welke maatregelen moeten er worden genomen opdat het product en de onderdelen stabiel zijn, niet vervormen, niet loskomen? Welke functie heeft elk onderdeel? Welke relatie hebben de verschillende onderdelen ten opzichte van elkaar? Wordt de vormgeving beïnvloed door de functie en/of de relatie? In welke mate is de materiaalkeuze van de verschillende onderdelen belangrijk? Met andere woorden, mag men dezelfde materialen gebruiken, dienen de materialen te worden bewerkt, te worden behandeld in relatie met hun functie in het geheel? Welke hulpmiddelen, basisgereedschappen en machines zijn er nodig? Zijn er geen alternatieven en op welke wijze hebben deze een impact op de werkmethode, op het individueel of het procesmatig handelen, op de kwaliteit van de constructie zelf? Wat is de materiaalkostprijs? Welke tijdsduur heeft men nodig om dit product te realiseren?
Wat het uitvoeren betreft komen de volgende vragen aan bod: • • • • •
Welke uitvoeringsvariante biedt de beste oplossingen? Met welke specifieke materiaalkenmerken dient men rekening te houden tijdens het bewerken en het verwerken? Met welke specifieke kenmerken van de hulpmiddelen, de gereedschappen en de machines die nodig zijn bij een constructie, dient men rekening te houden? Dit zowel op het vlak van gebruik, onderhoud, keuze en preventie. Welke zijn de veiligheids- en hygiënische voorschriften en hoe dienen ze nageleefd te worden? Aan welke eisen moet het uitvoeringsproces voldoen? Aan welke eisen moet het eindproduct voldoen?
D/2001/0279/020
13
Bouwtechnieken 2de graad TSO
•
Hoe kan de milieubelasting bij de realisatie geminimaliseerd worden?
5.3 Voorbereiding op de derde graad TSO De studierichting “Bouwtechnieken” is geconcipieerd op een vier jaar durende opleiding. Deze wordt echter, in overeenstemming met andere studierichtingen, opgesplitst in twee graden. De studierichting “Bouwtechnieken “Bouwtechnieken 3de graad”.
2de graad”
legt
het
fundament
voor
de
vervolgopleiding
De opsplitsing in twee graden laat de instroom in het 1ste leerjaar van de 3de graad toe uit andere studierichtingen. Dit moet echter eerder als uitzondering dan als regel worden beschouwd.
D/2001/0279/020
14
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
6.1 Inleiding Een degelijke integratie van praktijk, technologie en technisch tekenen is vanuit het pedagogischdidactisch standpunt absoluut noodzakelijk. De leerplandoelstellingen en leerinhouden dienen dus zoveel mogelijk geïntegreerd aan bod te komen en dit in de context van het technologisch proces. Om aan deze zienswijze concreet gestalte te geven is dit leerplan zodanig opgevat dat de leerplandoelstellingen en leerinhouden geïntegreerd werden uitgeschreven. De leerplandoelstellingen en leerinhouden die als uitbreiding worden beschouwd staan in cursief (U).
6.1.1 Omschrijving van het studieobject Bij het opstellen van de leerplandoelstellingen en leerinhouden, dus ook voor het realiseren ervan, vertrekt men in de nijverheidsgerichte studierichtingen van studieobjecten die de moeilijkheidsgraad globaal bepalen. Het studieobject dat bij het maken van dit leerplan voor ogen werd gehouden is: “De ruwbouw van constructies van kleine omvang met een berg- en/of woonfunctie (een garage, een eenvoudige eengezinswoning, een loods, … )”. De moeilijkheidsgraad wordt mede bepaald door: • • • • • •
de funderingen worden beperkt tot funderingen op staal; kelders komen niet aan bod; enkel doorlopende spouwmuren; de dragende vloeren worden beperkt tot ter plaatse gegoten vloerplaten; de dakconstructies worden buiten beschouwing gelaten; er wordt abstractie gemaakt van trapconstructies.
6.1.2 Clustering van leerplandoelstellingen en leerinhouden Om de leerplandoelstellingen en leerinhouden volgens een logisch systeem geïntegreerd te clusteren werden er twee mogelijkheden vooropgesteld, namelijk: • •
volgens het technologisch proces, volgens de fasen tijdens het bouwproces.
6.1.2.1 Clustering volgens het technologisch proces De clusters die hierbij worden gehanteerd zijn: • • • •
omschrijving van de behoefte en de kwaliteitseisen, de conceptuele fase (conceptueel georiënteerde leerplandoelstellingen en leerinhouden), de uitvoeringsfase (uitvoeringsgerichte leerplandoelstellingen en leerinhouden), evalueren en bijsturen.
D/2001/0279/020
15
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.1.2.2 Clustering volgens de fasen in het bouwproces De clusters die hierbij worden gehanteerd zijn: • • • •
wat aan de bouw voorafgaat, grond- , funderings- en rioleringswerkzaamheden, opgaand metselwerk en muuropeningen, overspanningen en ondersteuningen in gewapend beton.
Er werd uiteindelijk geopteerd om te clusteren volgens de fasen in het bouwproces. Doch binnen iedere fase werden de doelstellingen geordend volgens het technologisch proces. Deze keuze werd gemaakt enerzijds omdat binnen iedere fase van het bouwproces het technologisch proces terug te vinden is en anderzijds en vooral omdat het totale bouwproces in dit stadium van de opleiding te omvangrijk is om het direct als één proces te beschouwen.
6.1.3 Van leerplan tot jaarplan De praktijk (PV), technisch tekenen en technologie (TV) staan onafscheidelijk in relatie met elkaar. Het is vaak zo dat deze “vakken” door afzonderlijke leraren worden gegeven. Een goede teamwerking is hier absoluut noodzakelijk. Dit leerplan is een graadleerplan. Het lerarenteam dient, in overleg, de leerplandoelstellingen en leerinhouden te spreiden over de twee leerjaren. Dit moet resulteren in een gezamenlijk opgestelde jaarplanning. Het lerarenteam moet zich ook voortdurend bezinnen wat er met de aangeboden oefeningen en opdrachten wordt beoogd. Hierbij dient een voortdurende integratie van praktijk, technologie en technisch tekenen centraal te staan. Er wordt daarenboven zoveel mogelijk gewerkt volgens het technologisch proces.
6.1.4 Visie op technisch tekenen 6.1.4.1 Inleidende beschouwingen Technisch tekenen is de taal van de technicus. Deze communicatievorm wordt gekenmerkt door getekende voorstellingen en/of genormaliseerde symbolen. Bij technisch tekenen in de bouw maakt men veelal het onderscheid tussen drie vormen, namelijk: traditioneel (manueel) tekenen, schetsen en CAD. Dit zijn in feite drie verschillende middelen/methoden, elk met hun eigen specifieke moeilijkheden en mogelijkheden, om deze taal te noteren, te materialiseren, te concretiseren. • • •
Onder traditioneel tekenen wordt verstaan: “Het maken van gedetailleerde uitvoeringstekeningen met behulp van onder meer de tekentafel, de lat, de passer, potlood en pen, ….” Onder CAD wordt verstaan: “Het gebruikmaken van typische soft- en hardware om tekeningen te maken en te materialiseren.” Onder schetsen wordt verstaan: “De tekentechnische vaardigheid om op een vlugge en eenvoudige manier waarnemingsbeelden en verbeeldingsbeelden te concretiseren.” In de context van dit leerplan betekent dit: een ruwe schets maken bij het geven van technische uitleg, het toelichten van een uitvoeringsdetail bij middel van een schets, een situatieschets maken, een schets ter verduidelijking van een werkingsprincipe, enz.
D/2001/0279/020
16
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.1.4.2 Doelstelling Op een gestructureerde wijze cognitieve en psychomotorische tekentechnische vaardigheden verwerven om het ruimtelijk inzicht en ruimtelijk voorstellingsvermogen te vergroten. Deze vaardigheden hebben als doel om via getekende voorstellingen en/of genormaliseerde symbolen de realisatie van bouwconstructies mogelijk te maken. CAD heeft het manueel tekenen verdrongen voor het maken van gedetailleerde plannen en uitvoeringstekeningen. Het traditioneel tekenen komt als dusdanig niet meer aan bod. Een aantal vaardigheden en inzichten bij het traditioneel tekenen vinden nog transfereerbare toepassingen in de praktijk. Denk onder meer aan het afschrijven van een lagenmaat, het uitzetten van loodrechte elementen, het uitzetten van constructies en constructieonderdelen, het vervaardigen van een mal, enz. Er wordt geopteerd om deze vaardigheden en inzichten binnen het kader van de praktijk aan bod te laten komen. De ervaring leert dat het beschikken over schetsvaardigheden absoluut noodzakelijk is. Het verwerven van technisch inzicht is vrijwel onmogelijk zonder gebruik te maken van schetsen. Bij nagenoeg alle technische toelichtingen die men geeft wordt schetsen in min of meerdere mate gebruikt. De leerlingen moeten het schetsen kunnen gebruiken zowel vóór, tijdens als na de uitvoering. De CAD-vaardigheden die verworven dienen te worden staan in functie van het vooropgestelde studierichtingsprofiel. Globaal kunnen we dus stellen dat de leerlingen CAD als middel moeten kunnen toepassen in de context van uitvoeringsgerichte probleemstellingen, zoals: • • • • •
tekenen om problemen te ontdekken en oplossingen te zoeken vóór, tijdens en na de uitvoering, tekenen om informatie te bekomen die nodig is voor de uitvoering (maten, hoeveelheden, …), tekenen van uitvoeringsdetails en aanvullende uitvoeringstekeningen, varianten van uitvoeringen voorstellen, tekeningen aanpassen en aanvullen in functie van de voortgang van de werken.
6.1.4.3 Beginsituatie De leerlingen die in het 2de leerjaar van de 1ste graad een nijverheidsgerichte basisoptie volgden hebben reeds een elementaire basiskennis opgedaan in verband met technisch tekenen. Voor leerlingen die komen uit het 2de leerjaar van de 1ste graad en geen nijverheidsgerichte basisoptie hebben gekozen is het waarschijnlijk een eerste kennismaking. Voor deze leerlingen is een gedifferentieerde aanpak aangewezen. In het begin van het schooljaar biedt men dus best oefeningen aan die aangepast zijn aan het niveau dat elke individuele leerling heeft bereikt op het gebied van ruimtelijk voorstellingsvermogen en ruimtelijk inzicht. 6.1.4.4 Profilering van technisch tekenen per studierichting In de studierichting “Bouw - BSO” ligt de klemtoon vooral op het begrijpend lezen van tekeningen om de voorgestelde constructie uit te voeren. Schetsen staat hier in functie van het communiceren bij het bespreken van uitvoeringsdetails. Het tekenen staat hier volledig in functie van de zelf uit te voeren constructies. In de studierichting “Bouwtechnieken - TSO” wordt naast het begrijpend lezen van tekeningen ook de klemtoon gelegd op het maken van aanvullende tekeningen in functie van de uitvoering. Het tekenen staat hier enerzijds in functie van zelf uit te voeren constructies en anderzijds en vooral in functie van constructies als uitvoeringsgericht studieobject.
D/2001/0279/020
17
Bouwtechnieken 2de graad TSO
In de studierichting “Bouw- en houtkunde - TSO” staat het technisch tekenen eerder in functie van het conceptuele aspect dan op het uitvoeringsgerichte aspect. 6.1.4.5 Didactische aanpak en algemene wenken Op het vlak van schetsen: • •
laat de leerlingen voortdurend schetsen, zowel vóór, tijdens en na de uitvoering, laat de leerlingen zelf technische kenmerken, constructieoplossingen, uitvoeringsvarianten, de inrichting van de werkplek, enz., toelichten met behulp van schetsen.
Op het vlak van CAD: • • •
het aanbrengen van de basiskennis met betrekking tot het gebruik van het CAD-pakket kan geen onderwerp van afzonderlijke leseenheden uitmaken, maar moet steeds worden gekaderd in de context van uitvoeringsgerichte probleemstellingen; laat de leerling veel zelf ontdekken, maak hierbij gebruik van handleidingen, instructiefiches, de helpfunctie. de klemtoon mag niet liggen op “in welke mate beheerst de leerling een CAD-pakket” maar wel “in welke mate past de leerling efficiënt de mogelijkheden toe, in welke mate vertoont hij/zij zelfredzaamheid”.
D/2001/0279/020
18
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.2 Geïntegreerde leerplandoelstellingen: praktijk, technisch tekenen en technologie 6.2.1 Overschrijdende leerplandoelstellingen Zoals eerder vermeld clustert dit leerplan de leerplandoelstellingen en leerinhouden, in eerste instantie volgens fasen tijdens het bouwproces en in tweede instantie volgens het technologisch proces. Er zijn echter heel wat doelstellingen die op iedere cluster van toepassing zijn. Deze doelstellingen werden gegroepeerd onder de titel “overschrijdende leerplandoelstellingen”. 6.2.1.1 Conceptueel georiënteerde leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De verschillende onderdelen van bouwconstructies herkennen, hun vormgeving, functie en functionele relatie toelichten1.
Constructieonderdelen • functie • functionele relatie
2
Voor de eigen werkplek de diverse bouwactiviteiten plannen en organiseren.
De werkplek • organisatie • inrichting
3
Op basis van uitvoeringstekeningen de nodige materiaalhoeveelheden bepalen.
Materiaalhoeveelheden
4
Het bladformaat kiezen in functie van de te maken tekening en de schaalfactor.
Bladformaten A4 tot A0 Schaalfactor
5
De tekeningen voorzien van een titelhoek, deze volgens afspraak invullen en de aanduidingen toelichten.
Titelhoek
6
Punten, lijnen, vlakken en lichamen situeren Referentieassenstelsel in een XYZ-referentieassenstelsel. • absolute coördinaten • relatieve coördinaten • poolcoördinaten
7
De rechthoekige projectie van een punt, lijnstuk, een vlakke figuur en een lichaam tekenen.
Rechthoekige projectie in een vlak (XY – XZ – YZ)
8
Meetkundige constructies, in functie van de uitvoering van bouwconstructies, tekenen.
Loodlijnen • oprichten • neerlaten Hoeken • uitzetten • verdelen Lijnstukken • uitzetten
1
Onder toelichten verstaan we via schetsen, schema’s, verbaal en schriftelijk begrijpbare uitleg geven.
D/2001/0279/020
19
Bouwtechnieken 2de graad TSO
• verdelen Regelmatige veelhoeken (3 à 6 hoek) Evenwijdige lijnen Bogen • cirkel, ellips, korfboog • segmentboog, spitsboog, tudorboog (U) Raaklijnen en raakcirkels 9
De aanzichten van eenvoudige bouwconstructies of constructieonderdelen tekenen en schetsen aan de hand van een voorstelling in isometrisch perspectief.
Aanzichten • Europese projectiemethode (architectuurplannen) • Amerikaanse projectiemethode (betonplannen)
10
De voorstelling van eenvoudige bouwconstructies of constructieonderdelen tekenen en schetsen in isometrisch perspectief.
Isometrisch perspectief
11
Uitvoeringstekeningen/schetsen van eenvoudige constructies en/of constructieonderdelen maken met de noodzakelijke aanduidingen voor de uitvoering, dit conform richtlijnen, afspraken en normen.
Uitvoeringstekeningen en schetsen • geometrie • lijnsoorten, lijndiktes • tekstaanduiding • maataanduiding • materiaalaanduiding • voorstellingen en symbolen • doorsneden • legende • andere toelichtingen • richtlijnen, afspraken en normen
12
De typische mogelijkheden van CAD efficiënt toepassen in de context van de opdracht.
CAD • werkomgeving en instellingen • bestandsbeheer • sjablonen • printen en plotten • tekenen van elementen • raster en aangrijppunten • lagen • selecteren en wijzigen van elementen • gebruikmaken van bibliotheekelementen • bepalen van maten (lengte, oppervlakte, volume) • 2-D • 3-D (U)
6.2.1.2 Uitvoeringsgerichte leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
13
De eigen werkplek inrichten met aandacht voor efficiëntie en veiligheid.
Inrichten van de werkplek
14
Materialen, gereedschappen en technieken oordeelkundig kiezen in functie van de opdracht.
Materialen, Gereedschappen Technieken
D/2001/0279/020
20
Bouwtechnieken 2de graad TSO
15
In functie van de vordering van de werken materialen en gereedschappen klaarzetten.
Vordering van de werken
16
De gereedschappen en machines oordeelOnderhoud en gebruik van machines en kundig gebruiken, spontaan onderhouden en gereedschappen volgens afspraak wegbergen.
17
Volgens richtlijn persoonlijke en collectieve Persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen beschermingsmiddelen gebruiken en onderhouden.
18
De elementaire voorzieningen van een EHBO-kit gebruiken
EHBO-kit
19
De nodige maatregelen treffen in verband met preventie bij het uitvoeren van de werkzaamheden.
Preventieve maatregelen Til- en heftechnieken Ergonomie
20
Gevaarlijke situaties herkennen, melden en gepast handelen.
21
Bij het verhandelen en vervaardigen van materialen de voorschriften van de producent en leverancier naleven.
Materialen • verhandelen • vervaardigen
22
Rekening houden met de richtlijnen inzake netheid en hygiëne.
Netheid en hygiëne
23
Maatregelen nemen om op een milieuvriendelijke wijze te werken.
Duurzaam bouwen Duurzaam materiaalgebruik Levenscyclusanalyse van bouwmaterialen
6.2.1.3 Evalueren en bijsturen LEERPLANDOELSTELLINGEN 24
LEERINHOUDEN
Na het uitvoeren van de werkzaamheden, in Productevaluatie team, de constructie en het Procesevaluatie constructieproces evalueren en op basis daarvan voorstellen formuleren tot bijsturen. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Deze doelstellingen zijn nagenoeg voortdurend van toepassing. Schenk er dan ook voortdurend aandacht aan. Er dient bijzondere aandacht besteed te worden aan voorschriften in verband met preventie, persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen, hygiëne en milieu. Deze voorschriften gelden zowel voor leerlingen als voor leraren. Het softwarepakket Cavalieri biedt een zeer goede didactische ondersteuning voor alles wat te maken heeft met ruimtelijk voorstellings- en waarnemingsvermogen. Voor het schetsen gebruikt men in het begin bij voorkeur gerasterd papier. In de werkplaats kan men de leerlingen laten schetsen met krijt op een bord of op de grond. Maak duidelijke en éénvormige afspraken onder de collega’s van de tweede graad en de 3de graad in verband met CAD (bestandsstructuur, instellingen, benaming van bibliotheken, …).
D/2001/0279/020
21
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Een grootbeeldprojector aangesloten op één computer is absolute noodzaak om op een didactisch verantwoorde wijze CAD-vaardigheden aan te leren. Laat details van constructie-onderdelen die op het Internet of op CD-ROM’s te vinden zijn ophalen. Geef nadien de opdracht om deze te integreren, eventueel mits aanpassing, in uitvoeringstekeningen. Toon, aan de hand van beeldend materiaal uit de praktijk, het belang aan van de plaats van het materieel en het materiaal bij een werfinrichting. Leg ook het verband tussen een goed ingerichte werkplek, het rendement, de netheid en het opruimen na de werktijd. Verwijs in verband met preventie naar de Europese regelgeving terzake en de nieuwe Belgische wetgeving in verband met de mobiele werkplaatsen. Verwijs naar de impact op het milieu bij de winning, productie, verwerking, gebruik en verwerken na gebruik van bouwmaterialen ( = de levenscyclusanalyse). Maak hierbij gebruik van documentatie, onder meer: - Bouwmaterialen en milieu: ISBN 90 12 06927 0 - uurzame Bouwmaterialen: ISBN 90 75 36515 2 - Handboek Duurzame Bouwproducten: ISBN 90 70 82948 7 Laat de leerlingen de kenmerken van materialen opzoeken op technische fiches, op door firma’s uitgegeven Cd-rom’s en op Internet. Laat deze technische informatie met behulp van de computer verwerken tot een verzameling eigen documentatie. Gebruik bij de bespreking van materialen en gereedschappen zoveel mogelijk videomateriaal en stel vooraf een vragenlijst op. Koppel dit, indien mogelijk, aan een studiebezoek.
6.2.2 Wat aan de bouw voorafgaat 6.2.2.1 Omschrijving van de behoefte en de kwaliteitseisen Het optrekken van een gebouw wordt gepland. De nodige voorbereidingen voor het optrekken moeten uitgevoerd worden. • • • •
Het bouwteam moet samenwerken aan de voorbereiding. Het bouwterrein moet bouwrijp gemaakt worden. De constructies moeten volgens plan worden ingeplant. De geldende regelgeving moet worden gerespecteerd.
6.2.2.2 Conceptueel georiënteerde leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
25
Weten dat een ruwbouwconstructie totstandkomt door een team van mensen, de diverse beroepen opsommen en in het kort hun verantwoordelijkheden en taken toelichten.
Het bouwteam • bouwheer • architect • ingenieur • aannemer • veiligheidscoördinator • bouwploeg
26
Weten dat de bestemming van de bodem stedenbouwkundig wordt bepaald, de voornaamste bodembestemmingsplannen herkennen en hun doel met eigen woorden formuleren.
Ruimtelijke Ordening Bodembestemmingsplannen • ruimtelijk structuurplan • gewestplan • APA’s en BPA’s • verkavelingsplan
D/2001/0279/020
22
Bouwtechnieken 2de graad TSO
27
Weten dat het optrekken van een gebouw gebonden is aan vergunningen en de bedoeling ervan in eigen woorden formuleren.
28
De verschillende documenten bij een steden- Stedenbouwkundige documenten bouwkundige vergunning herkennen en hun • bouwplannen bedoeling verwoorden. • situatieplan • kadastraal plan • inplantingsplan • attesten van de architect
29
De plannen en documenten als communicatiemiddel tussen architect/ingenieur en aannemer herkennen en hun bedoeling formuleren.
Plannen en documenten van architect en ingenieur • bouwplannen • uitvoeringsplannen • algemeen bestek • bijzonder bestek • veiligheidsplannen • metingsstaten
30
De diverse terrein- en bouwbegrenzingen kennen, op plan herkennen en de wijze waarop ze gematerialiseerd worden toelichten.
Inplantingsplan • oriëntatie • rooilijn • bouwlijn • perceelsgrenzen, afpaling • bouwvrije zone
31
De verschillende werkzaamheden om een perceel bouwrijp en toegankelijk te maken opsommen, onderscheiden en omschrijven..
Bouwrijp maken • verwijderen van bomen en struiken • afgraven, opslaan en afvoeren van teelaarde • toegankelijkheid • omleggen van de afvoer voor het oppervlaktewater
32
Aan de hand van eenvoudige bouwplannen, teneinde de werf efficiënt in te richten, inrichtingsplannen maken en toelichten.
Inrichtingsplannen • werfafsluiting • werftoegang • tijdelijke aansluiting nutsvoorzieningen • stapelruimten • sanitaire voorzieningen • uithangen van de stedenbouwkundige vergunning • werfkeet
D/2001/0279/020
Stedenbouwkundige vergunning Exploitatievergunning Milieuvergunning
23
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.2.2.3 Uitvoeringsgerichte leerplandoelstellingen en leerinhouden
33
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
In team en onder begeleiding eenvoudige bouwconstructies op het terrein inplanten.
Traceren van de bouwlijnen • jalons • prismakruis • 3,4,5-methode • bouwplanken • brugjes Uitzetten van peilen • Referentiepeil – maaiveld – nulpeil • Flesjeswaterpas • Waterpastoestel • Laser (U)
6.2.2.4 Evalueren en bijsturen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
34
Via controlemetingen de uitgezette punten en peilen controleren, de oorzaken van fouten opsporen en de nodige correcties uitvoeren.
Controlemetingen
35
In team de opgestelde inplantingsplannen kritisch bestuderen en de voor- en nadelen toelichten.
Inplantingsplannen
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Illustreer de diverse plannen met voorbeelden uit de praktijk. Breng een bezoek aan een stedenbouwkundige dienst en milieudienst. Op rasterpapier schetsmatig een inplantingsplan optekenen met de aanduiding van de noodzakelijke referentiepunten, de begrenzingen, oriëntatie, maatvoering. Laat bij vrijwel alle oefeningen de leerlingen zelf de referentiepeilen overbrengen. Organiseer een bezoek aan een bouwwerf tijdens de inplantingsfase. Illustreer het inplanten met behulp van videobeelden. Organiseer studiebezoeken aan handelaars of producenten van bouwmaterialen. Laat de leerlingen ook vaak hun eigen werkzaamheden beoordelen.
6.2.3 Grond-, funderings- en rioleringswerkzaamheden 6.2.3.1 Omschrijving van de behoefte en de kwaliteitseisen Het gebouw moet een stabiliele fundering hebben. • • • •
De uitgravingen moeten gebeuren teneinde de fundering correct te kunnen uitvoeren. De resterende afgegraven grond moet afgevoerd worden. De fundering moet uitgevoerd worden conform de plannen en de bestekken. De nodige voorzieningen moeten getroffen worden voor de aanleg van de nutsleidingen en afvoerleidingen.
D/2001/0279/020
24
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.2.3.2 Conceptueel georiënteerde leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
36
De meest voorkomende grondsoorten herkennen en hun eigenschappen verwoorden.
Grondsoorten: zand – klei – leem – rots Eigenschappen van grond • natuurlijke hellingshoek • volumetoename bij afgraven • doorlaatbaarheid (U)
37
De begrippen in verband met de Bodemstructuur hoedanigheid van een bouwgrond toelichten. Mate van draagkracht Grondlagen Afwatering Grondwaterpeil Hellingen Geroerde en ongeroerde grond
38
Op basis van funderingsplannen en tabellen de hoeveelheid af te voeren grond en de uitlevering berekenen.
Af te voeren volume grond Uitleveringscoëfficiënten
39
De noodzaak en werking van een bemaling toelichten.
Grondwaterpeil – sleuven Openbemaling
40
De uitvoering van aanaardings- en verdichtingstechnieken beschrijven.
Aanaarding Verdichting • walsen • trillen
41
Het begrip fundering op staal en het conceptueel onderscheid met andere funderingstypes toelichten.
Funderingstypes • fundering op staal 1 • fundering op paal • fundering op putten
42
De uitvoering van de verschillende soorten funderingen op staal toelichten en uitvoeringsgericht tekenen.
Funderingen op staal • strokenfundering • plaatfundering • funderingszool Werkvloer Aanzetdiepte en -breedte Vorstvrije diepte Beschoeiingen Funderingsfolie Samenstellingen en wapening van funderingsbeton
43
De begrippen omtrent de onderdelen van een huisriolering kennen en op plan herkennen.
Opbouw van een huisriolering • leidingen • ontvangtoestellen en lozingsplaatsen • controleputten • regenwaterputten • septische putten • draineringen
1
Deze funderingen dienen enkel als referentiekader om het begrip fundering op staal uit te leggen.
D/2001/0279/020
25
Bouwtechnieken 2de graad TSO
44
De voorzieningen, in verband met de nutsen afvoerleidingen, die op het aanleggen van de fundering invloed hebben, op voorhand toelichten.
Aardingslus Aansluiting nutsvoorzieningen Doorbrekingen Leidingen Wachtbuizen
45
De uitvoering van ondergronds metselwerk op voorhand toelichten.
Ondergronds metselwerk Vermijden van indringend vocht • vertinnen • bitumenemulsies (U)
6.2.3.3 Uitvoeringsgerichte leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
46
Op basis van plannen een fundering op staal Fundering op staal (een gedeelte ervan) op het terrein uitzetten • uitzetten en uitvoeren (U). • uitvoeren (U)
47
De voorzieningen, in verband met de nutsen afvoerleidingen, tijdens het aanleggen van de fundering toelichten en uitvoeren (U).
Aardingslus Aansluiting nutsvoorzieningen Doorbrekingen Leidingen Wachtbuizen
48
Het uitvoeren van graafwerken van sleuven toelichten en rekening houden met de reële toestand.
Graafwerken bij sleuven • taluds • vrije ruimte • ondergrondse kabels en leidingen • aanpalende bouwwerken • reële draagkracht
49
Ondergronds metselwerk uitvoeren en de Ondergronds metselwerk werkzaamheden verrichten om het indringen Vermijden van indringend vocht van vocht te vermijden. • vertinnen • bitumenemulsies(U)
6.2.3.4 Evalueren en bijsturen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
50
Tijdens de uitvoering van grondwerken en Graafwerkzaamheden bij sleuven funderingswerkzaamheden Funderingen op staal uitvoeringsfouten ontdekken en oplossingen Voorzieningen voor nuts- en afvoerleidingen tot bijsturen formuleren.
51
Door het tekenen van uitvoeringsdetails problemen en fouten ontdekken. Oplossingen toelichten en maatregelen tot bijsturing formuleren.
D/2001/0279/020
26
Bouwtechnieken 2de graad TSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN De studie van een huisriolering en openbare riolering komt hier nog niet aan bod. Bij het uitvoeren van een fundering dient er echter wel rekening gehouden te worden met de aanleg van de riolering. Het zijn deze aspecten die deel uitmaken van het leerplan. Maak gebruik van didactische modellen en van eenvoudige funderings-/rioleringsplannen van bestaande woningen. Maak gebruik van videomateriaal om de werkzaamheden te tonen. Laat onvolledige funderingsplannen aanvullen. Vertrek van bestaande funderingsplannen. Laat de leerlingen via tekenen en schetsen de problemen ontdekken, oplossingen voorstellen. Documentatie (folders, cd-rom, Internet,…) laten opzoeken en raadplegen. Laat van alle materialen en onderdelen concrete voorbeelden zien. Voorbeelden van technische voorschriften tonen. Maak veelvuldig gebruik van technische documentatie. Maak gebruik van videomateriaal om de grond-, funderings- en rioleringswerkzaamheden uit te leggen. Organiseer een bezoek aan een bouwwerf tijdens de grond- en funderingswerkzaamheden.
6.2.4 Opgaand metselwerk en muuropeningen 6.2.4.1 Omschrijving van de behoefte en de kwaliteitseisen Er moeten verticale scheidingsmuren (buiten-, binnenmuren) uitgevoerd worden. • • • •
Deze muren moeten voldoen aan comforteisen (thermisch, hygrische en akoestisch). De muren moeten voldoen aan hun scheidende en/of dragende functie. De muren moeten aan uitvoeringstechnische en esthetische voorschriften voldoen. In de muren worden openingen voorzien. Deze moeten voldoen aan de eisen voor het aanbrengen van het schrijnwerk. De overspanning moet voldoen aan de stabiliteitseisen.
6.2.4.2 Conceptueel georiënteerde leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
52
De verschillende soorten muurfuncties opsommen, hun doel en kwaliteitseisen omschrijven.
Muurfuncties: • dragend – niet dragend • buiten- en binnenmuren • isolerend (akoestisch, thermisch, hygrisch)
53
De meest gebruikte steensoorten van elkaar onderscheiden, catalogeren en hun eigenschappen en toepassingsgebied op basis van technische fiches toelichten.
Soorten kunststeen Soorten natuursteen Eigenschappen • geometrische kenmerken • draagvermogen • porositeit en waterbestendigheid • vorstbestendigheid • uitbloeiing • isolerend vermogen Toepassingsgebied • dragend – niet dragend • buitenmuur – binnenmuur • ondergronds – bovengronds
D/2001/0279/020
27
Bouwtechnieken 2de graad TSO
54
De modulematen van baksteen kennen.
Modulematen
55
Het productieproces van kunststeen in het kort toelichten om het onderscheid in eigenschappen te verklaren. (U)
Productieproces van kunststeensoorten (U)
56
Uitvoeringen van muurconstructies in metselwerk op voorhand in detail toelichten in diverse aanzichten.
Muurconstructies • lintvoeg – stootvoeg – hartvoeg • strekkenmaat – koppenmaat • lagenmaat • verbanden • muurdiktes • vorm en vlakken • baksteenfracties
57
De knooppunten bij de constructie van een spouwmuur, met of zonder isolatie, uitvoeringsgericht tekenen en toelichten.
Knooppunten bij spouwmuren • overgang ondergronds – bovengronds • muuropeningen met doorlopende spouw dagmaat • sponning en neg • met en zonder rolluik • deur en raamdorpels • dragende lateien • verankering schrijnwerk • voorzieningen voor rolluiken (U) • Plaatsing van de isolatie • hygrisch (buitenpeil lager dan binnenpeil) • thermisch Isolatiematerialen (thermisch – hygrisch) Spouwhaken Verluchting (open stootvoegen) Wapening van metselwerk
58
Een gevelfragment in gemengd metselwerk uitvoeringsgericht tekenen en toelichten.
Gevelfragmenten in gemengd metselwerk Te integreren elementen: • verluchtingskanaal • rookkanaal • natuursteen (deurlijsten dorpels, …) Eenvoudige verankeringstechnieken Diverse steensoorten en -formaten
59
De verschillende bewerkingen van het oppervlak bij natuursteen herkennen en hun toepassing omschrijven.
Gekloofd – gebikt – geribd – gebouchardeerd – gegradeerd – gefrijnd – gezaagd – geslepen – gezoet – gepolijst
60
Op basis van plannen en tabellen de nodige materiaalhoeveelheden bepalen en de materiaalkostprijs berekenen.
Materiaalhoeveelheden • mortel – lijm • hoeveelheid stenen • verliespercentage Materiaalkostprijs
61
Bouwplannen omzetten in uitvoeringsplannen.
Bouwplan – uitvoeringsplan Bouwmaten – uitvoeringsmaten Theoretische en praktische steenmaat
D/2001/0279/020
28
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.2.4.3 Uitvoeringsgerichte leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
62
Aan de hand van een zelfgemaakt of terbeschikkinggestelde plan het metselwerk zelfstandig of in team uitvoeren.
Uitvoeringsplan en metselwerk
63
Te metselen constructies uitzetten om deze uit te voeren zowel met waterpas en rei als langs de draad.
Bouwlijn Traceren strekkenlaag – koppenlaag Referentiepeil – lagenmaat Stellen van profielen
64
De samenstellende delen, de volumeverhouding en eigenschappen van de meest voorkomende soorten metsel- en voegmortel opzoeken en kiezen in functie van de toepassing.
Soorten mortel • metselmortels • voegmortels Samenstellende delen • bindmiddel • zand • water • hulpstoffen (U) Volumeverhouding W/C–factor Eigenschappen • compactheid • dichtheid • plasticiteit • aanhechtingsvermogen • verwerkingstijd
65
De cementklassen in functie van de bindingstijd en de snelheid van verharden kennen en bij de uitvoering de juiste keuze maken en verantwoorden.
Cement • sterkteklassen • bindings- en verhardingstijd
66
Zand en granulaten herkennen en in functie van de toepassing kiezen en de keuze verantwoorden.
Zand Granulaten • grind • steenslag Korrelgrootte
67
In functie van de opdracht de nodige Aanmaken van bastardmortel hoeveelheid mortel bepalen en deze manueel • mortelhoeveelheden of machinaal aanmaken. • manueel • machinaal
68
De basisvaardigheden van metselen beheersen bij het uitvoeren van muurconstructies
D/2001/0279/020
Metselvaardigheden • mortelspecie spreiden • stootvoegen aantrekken • gebruik van waterpas, rei en schietlood • hakken en zagen • traceren van de strekkenlaag • richten en zichten (training van het oog) • voor de hand en over de hand metselen • lijmen van stenen in cellenbeton 29
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Muurconstructies • steense en halfsteense muren • halfsteens- en kruisverband • hoeken en ontmoetingen • kruisingen Beëindigingen • verticaal (rechte tand, vallende tand, …) • horizontaal (rollaag, deksteen, ezelsrug) 69
Een gemetselde constructie Afbraak milieuvriendelijk en met het oog op Stapelen recuperatie afbreken en gelijkmatig stapelen Soorten afval van de gerecupereerde stenen.
70
Meegaand en achter de hand voegen en het voegwerk afwerken.
71
De noodzakelijke maatregelen treffen om naderhand te voegen.
72
Een spouwmuur volgens (zelfgemaakt) uitvoeringsplan uitvoeren.
Spouwmuren • zonder isolatie • met isolatie
73
Muuropeningen met rechte overspanning, met of zonder sponning, volgens (zelfgemaakt) uitvoeringsplan uitvoeren.
Muuropeningen met recht overspanning • ter plaatse vervaardigde lateien • geprefabriceerde lateien • zonder sponning en met sponning
74
Muuropening(en) met gebogen overspanning uitvoeren en de voorbereidende werkzaamheden verrichten.
Muuropeningen met boogconstructies • halfcirkelboog • segmentboog (U) • korfboog (U Formelen • vervaardigen • stellen
75
Gevelfragment(en) in gemengd metselwerk volgens (zelfgemaakt) uitvoeringsplan uitvoeren.
Gemengd metselwerk
76
In team en onder begeleiding een stelling Stellingen en ladders monteren en demonteren en ladders plaatsen volgens de geldende veiligheidsrichtlijnen.
D/2001/0279/020
30
Voegwerk • meegaand • achter de hand
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.2.4.4 Evalueren en bijsturen LEERPLANDOELSTELLINGEN 77
78
LEERINHOUDEN
Een gemetselde constructie op zijn juistheid Criteria: en mate van afwerken controleren in functie • afmetingen van de gestelde criteria. • horizontaliteit en loodheid • horizontale en verticale vlakheid Door het verrichten van controlemetingen • haaksheid oorzakelijke verbanden leggen tussen de bereikte resultaten en de uitvoeringswijze en • kwaliteit van afwerken • overeenstemming met de plannen voorstellen formuleren voor bijsturen. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Vertrek bij de praktijkoefeningen van degelijke en volledige uitvoeringsplannen. Laat deze tekeningen zoveel mogelijk door de leerlingen zelf tekenen. Vergelijk een bouwplan (bouwaanvraag) met een uitvoeringsplan en een detailplan en wijs op de verschillende maatvoering. Toon aan hoe een maatafwijking kan vastgesteld worden. Wijs op de gevolgen van maatafwijkingen bij het uitvoeren van een constructie. Illustreer aan de hand van voorbeelden uit de praktijk hoe constructieonderdelen uitgezet worden. Laat de leerlingen een bestaande constructie/constructieonderdeel schetsen en daarop de verschillende delen aanduiden en noteren. De aanmaak van mortel demonstreren en aan de hand van proeven hun eigenschappen duidelijk maken. Hierbij aantonen, door demonstratie, dat samenstelling en plasticiteit de juistheid, de netheid en het rendement bij het metselen beïnvloeden. De metseltechniek demonstreren en de gevolgen van een juiste houding en techniek aantonen. De invloed van de juiste truweelsoort demonstreren. Laat aanvankelijk kleine constructies metselen zodat de vorderingen voor de leerlingen zichtbaar worden (succeservaring). Het belang van selectieve afbraak voor het milieu aantonen en de invloed ervan op duurzaam bouwen aantonen met actuele voorbeelden. De leerlingen tekeningen en foto’s laten opzoeken van diverse constructies opgetrokken in verschillende verbanden. De leerlingen voor de verschillende hoekoplossingen door droog stapelen zelf een oplossing laten vinden. De goede oplossingen laten schetsen. Toon het belang aan om de eigen constructie voortdurend te controleren en daarbij, naast het juiste gebruik van de diverse controlegereedschappen, vooral uw ogen en een juiste houding te gebruiken. De nodige hoeveelheid stenen, voor de eigen oefening, steeds op voorhand laten berekenen. Aan de hand van het gebouw waarin ze verblijven het verband aantonen tussen de soort muur en zijn functie. Daarna dit door de leerlingen laten uitzoeken aan de hand van het plan van hun eigen woning. Het plaatsen profielen eerst demonstreren en nadien steeds zelf laten uitvoeren. Toon de verschillende hulpmiddelen om een profiel te stellen en metseldraad te bevestigen. Toon het belang aan van de juiste plaats van het profiel ten opzichte van de op te trekken constructie. De leerlingen verschillende doorsneden van spouwmuren laten opzoeken en aan de hand van hun documentatiemateriaal de verschillende onderdelen en karakteristieken ervan bepalen. De leerlingen beeldend materiaal (foto’s – tekeningen) laten opzoeken van de verschillende soorten raam- en deuroverspanningen en aan de hand daarvan het verband laten opzoeken tussen de aard van de overspanning, de functie en de eigenschappen. Laat technische documentatie in verband met verankeringstechnieken raadplegen en vertalen naar de uitvoering.
D/2001/0279/020
31
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.2.5 Eenvoudige overspanningen en ondersteuningen in gewapend beton (lateien, balken, kolommen, draagvloeren) 6.2.5.1 Omschrijving van de behoefte en de kwaliteitseisen Er moeten horizontale overspanningen in gewapend beton uitgevoerd worden. • • • • • •
Er moet een stabiele bekisting vervaardigd worden. De wapening moet volgens plan uitgevoerd worden. De wapening moet volgens de voorschriften in de bekisting aangebracht worden. Het beton moet volgens de voorschriften vervaardigd en gestort worden. De constructie moet ontkist worden. Het oppervlak van de betonconstructie moet voldoen aan de vooropgestelde eisen.
6.2.5.2 Conceptueel georiënteerde leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
79
Op basis van een bekistingsplan het uitvoeringsplan van de bekisting tekenen en de uitvoering toelichten.
Bekisten • balk en plaat op dragende ondergrond • funderingsbalken • vrijdragende balk en plaat • eenvoudige kolommen Bekistingsplan – uitvoeringsplan Onderdelen van een bekisting Bekistingsmaterialen – materiaalkeuze Stempelen en schoren Vergaringstechnieken
80
De bekistingsstaat opmaken en de noodzakelijke materiaalhoeveelheden bepalen.
Bekistingsstaat • onderdelen en afmetingen • materiaalhoeveelheden
81
Aan de hand van een eenvoudig wapeningsplan, de knip- en plooistaat opmaken en op basis daarvan de nodige materiaalhoeveelheden bepalen.
Wapeningsplan Plooivormen Rechthoekige beugels Wapeningsstaal (BE 500) Kniplengte – handelslengte Genormaliseerde diameters
82
De betondekking bepalen.
Betondekking
83
De functie van de wapening in functie van trek- en drukkrachten toelichten.
Trek- en drukkrachten Langswapening – dwarswapening Constructie- en verdeelwapening
84
De samenstelling van constructiebeton kennen en de nodige hoeveelheden van de samenstellende delen bepalen.
85
Materiaalhoeveelheden Samenstellende delen • cement Aan de hand van het betonplan en de opgave • granulaten • zand de hoeveelheid te plaatsen beton bepalen. • W/C-factor
D/2001/0279/020
32
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.2.5.3 Uitvoeringsgerichte leerplandoelstellingen en leerinhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
86
Afhankelijk van de te maken betonconstructie, de bekistingplaats organiseren.
Bekistingplaats Werforganisatie
87
Op basis van een (zelfgemaakt) uitvoeringsplan de onderdelen van een bekisting klaarmaken en de bekisting uitvoeren.
Bekisting
88
Een bekisting klaarmaken voor het storten van beton en de gepaste voorzieningen treffen om naderhand te ontkisten.
Reinigingsmethoden en -producten Ontkistingsproducten
89
Op basis van een betonplan en de knip- en plooistaat een wapeningskorf en wapeningsnet vervaardigen en plaatsen.
Wapeningsnet en -korf Plooivorm – beugels Betonstaal vlechten, knippen en plooien Plooi-, knip- en vlechtgereedschappen • staalschaar • kniptang • vlechttang • wartel
90
De gepaste afstandshouders kiezen en aanbrengen.
Betondekking en afstandshouders
91
Het tijdstip van ontkisten bepalen.
Ontkisten • verhardingstijd • ontkistingsstijd
92
Een betonconstructie ontkisten het ontkistingsmateriaal zuiveren en recupereren.
Ontkistingsmateriaal • Schoonmaken • Sorteren Stapelen
93
Voorstellen toelichten hoe de bekisting en Werkvolgorde bij bekisten en ontkisten ontkisting uitgevoerd kan worden en in team een keuze maken.
94
Een eenvoudig element in beton storten, het gestorte beton afwerken en beschermen.
D/2001/0279/020
33
Beton • storten • spreiden • verdichten trilnaald • afwerken Verhardingsproces en invloedsfactoren Beschermen tijdens het bindings- en verhardingsproces
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.2.5.4 Evalueren en bijsturen LEERPLANDOELSTELLINGEN 95
LEERINHOUDEN
Kleine gebreken na het ontkisten vaststellen, Mogelijke gebreken: de oorzaak toelichten en bijwerken. • holten • grindnesten • betonresten PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Schenk voldoende aandacht aan de keuze van de juiste houtafmetingen. Aandacht schenken aan de juiste volgorde van de bewerkingen. Juist stapelen en onderhouden van de bekistingsonderdelen. Voldoende aandacht besteden aan: specifieke veiligheidsvoorschriften, hygiëne, orde en onderhoud Zagen met de zaagmachine pas aanbieden vanaf de 3de graad. Het correct gebruiken van gereedschap voor verschillende toepassingen. Eventueel bezoek aan een vlechtcentrale. Toon aan dat het ontkisten met het oog op maximale recuperatie, zowel economisch als op het vlak van milieu een positieve invloed heeft.
D/2001/0279/020
34
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.3 Mechanica Leerlingen die in het tweede leerjaar van de 1ste graad een basisoptie hebben gekozen die aansluit bij een 'nijverheidsrichting' hebben reeds enige basisbegrippen van bewegingen en krachten kunnen opdoen, zij het dan wel op een eerder proefondervindelijke wijze. Voor de instroomleerlingen uit andere richtingen is dit vak totaal nieuw, op enkele begrippen na, die in het vak Technologische opvoeding in de 1ste graad aan bod kwamen. We vestigen er de aandacht op dat er heel wat leerinhouden in relatie staan met fysica. Men dient met dit gegeven dan ook rekening te houden.
Algemene doelstellingen Het vak Mechanica wordt beschouwd als een theoretisch vak en heeft als voornaamste doelstellingen: • • • •
een voldoende brede basis verwerven in de begrippen en wetmatigheden van de kinematica, de statica en de dynamica; problemen analyseren, probleemoplossende technieken en vaardigheden verwerven; voldoende theoretische basis verwerven om de vakken “Sterkteleer”, “Betonberekenen” en “Laboratorium” in de 3de graad te kunnen bestuderen; voldoende inzicht verwerven in de wetmatigheden van de statica om deze te transfereren in het kader van bouwtechnisch problemen.
Algemene pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen • • • • • • • • •
• •
Deze theoretische leerstof moet goed ondersteund worden door zoveel mogelijk praktische voorbeelden en toepassingen uit de praktijk, dit zoveel mogelijk in relatie met bouwtechnische problemen. Vertrekkende van een aantrekkelijke probleemstelling worden de verschijnselen samen met de leerlingen bestudeerd en geanalyseerd om tenslotte gezamenlijk tot een oplossing te komen. Zo wekt men bij de leerlingen verwondering en interesse die kunnen aanleiding geven tot 'bewondering'. Wiskundige notaties dienen conform te zijn aan de afspraken binnen het vak Wiskunde, dit om verwarring bij de leerling te voorkomen. Het gebruik van vectoren in de kinematica, statica en dynamica moet het mogelijk maken begrippen en problemen eenduidig en eenvoudig voor te stellen. De statica vormt voor een bouwkundige de basis voor alle verdere problemen in verband met stabiliteit. Dit deel van de leerstof dient dan ook goed te worden uitgediept. Illustreer de problemen van de statica met veel voorbeelden uit de praktijk. Het is aangewezen om de begrippen en de verschijnselen zoveel mogelijk te illustreren met behulp van proefopstellingen, videobeelden, computersimulaties, didactische programma’s. Hou de theoretische beschouwingen zo kort mogelijk. Laat de leerlingen, individueel of in team, de nieuwe begrippen onmiddellijk verwerken via probleemstellingen met stijgende moeilijkheidsgraad. Het is belangrijk om steeds aandacht te schenken aan: een duidelijke formulering van de gegevens en het gevraagde, • een overzichtelijke uitwerking en duidelijke formulering van de besluiten, • het tekenen van nette figuren die bijdragen tot een correcte oplossing, • het correct gebruik en notatie van grootheden en eenheden. • Schriftelijke overhoringen van leerstofgehelen zijn absoluut noodzakelijk om de verwerking van de gegeven leerstof door de leerlingen te controleren. Uit de vraagstelling moet duidelijk blijken dat de doelstellingen van het leerplan geëvalueerd worden. Laat de leerlingen zeer veel oefeningen oplossen. Laat ze hier ook de kans om van elkaar te leren. Laat ze aan elkaar formuleren hoe ze tot de oplossing kwamen.
D/2001/0279/020
35
Bouwtechnieken 2de graad TSO
•
Werk samen een model uit om probleemoplossend te denken en te handelen, bijvoorbeeld: probleemdefinitie, situering en analyse van het probleem, • het probleem eventueel verfijnen in deelproblemen, • de beschikbare oplossingsmethoden verzamelen (formules, tabellen, grafieken, …), • het gestelde probleem vertalen naar de beschikbare oplossingsmethoden (noteren van de gegevens, • omzetten van eenheden, gegevens in grafiek brengen, …), controleren of het probleem wel op te lossen is, • de oplossing uitwerken (analytisch en/of grafisch), • controleren of de gevonden oplossing wel kan en indien nodig bijsturen, • de oplossing éénduidig formuleren. • •
1
6.3.1 Overschrijdende leerplandoelstellingen en leerinhouden Het is geenzins de bedoeling om het gedeelte “Overschrijdende leerplandoelstellingen en leerinhouden” als afzonderlijk leergeheel te behandelen. De geformuleerde leerplandoelstellingen en leerinhouden hebben betrekking op nagenoeg alle onderdelen. LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Het verschil tussen scalaire en vectoriële grootheden toelichten en met voorbeelden verduidelijken.
2
Vectoriële grootheden herkennen, als dusdanig hanteren, symbolisch en grafisch voorstellen.
3
Het onderscheid tussen basis- en afgeleide grootheden formuleren en met voorbeelden illustreren.
Scalaire grootheden versus vectoriële grootheden Voorstelling van een vector Basisgrootheden en afgeleide grootheden • definitie • symbool • eenheid Eenheden en veelvouden
4
De symbolen en de eenheden van de basisgrootheden kennen en correct gebruiken.
5
Uit de definitie van de afgeleide grootheden de formule afleiden, de symbolen kennen, de eenheid afleiden en omzettingen correct uitvoeren.
6
Veelvouden van eenheden omrekenen.
7
Bij berekeningen de formules correct toepassen met overeenkomstige basis- en/of afgeleide eenheden.
8
Een eenheidsvector situeren op een as en in een vlak.
9
Een vector uitdrukken met behulp van zijn eenheidsvectoren en toelichten.
Assen Orthogonaal (x, y) referentiestelsel Eenheidsvector Positievector
1
Er zijn heel wat doelstellingen die op ieder onderdeel van toepassing zijn. Deze doelstellingen werden gegroepeerd onder de titel “Overschrijdende leerplandoelstellingen”.
D/2001/0279/020
36
Bouwtechnieken 2de graad TSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Vestig voortdurend de aandacht op het verschil tussen scalaire en vectoriële grootheden. Stel de tabel met symbolen en SI-eenheden ter beschikking van de leerlingen en laat ze er voortdurend gebruik van maken. Illustreer de begrippen telkens met praktische voorbeelden uit de praktijk (krachtwerking op constructieonderdelen, massa versus gewicht, …). Maak gebruik van de mogelijkheden van ICT om deze begrippen te verduidelijken. Leg op het vlak van het referentiestelsel het verband met technisch tekenen.
6.3.2 Kinematica Het gedeelte kinematica beoogt voornamelijk: • •
de noodzakelijke basisbegrippen en inzichten verwerven in functie van de statica en de dynamica, analytisch en probleemoplossend leren denken om vanuit eenvoudige technisch-theoretische probleemstellingen tot correcte oplossingen te komen.
6.3.2.1 Basisbegrippen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
10
De begrippen tijd, tijdstip en tijdsinterval Tijd definiëren en aan de hand van een voorbeeld • begrip verduidelijken. • eenheid • symbool • tijdstip • tijdsinterval
11
De juiste omschrijving geven van de begrip- Rust en beweging pen rust en beweging.
12
De begrippen baan, verplaatsing, afgelegde weg definiëren en met eigen woorden verduidelijken.
13
De begrippen gemiddelde en ogenblikkelijke Snelheid snelheid definiëren, formuleren en met eigen • gemiddelde snelheid woorden toelichten. • ogenblikkelijke snelheid
14
Eenvoudige oefeningen in verband met gemiddelde snelheid, afgelegde weg en tijd oplossen.
Baan Verplaatsing Afgelegde weg
Toepassingen
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN De leerling de begrippen laten toelichten aan de hand van schetsen en voorbeelden uit hun leefwereld. Geef tal van eenvoudige oefeningen. In het begin analoge oefeningen. In een volgende fase met varianten. Kader de oefeningen zoveel mogelijk in reële situaties. Bijvoorbeeld: “We gaan morgen op werfbezoek naar … . Wanneer moeten we vertrekken gegeven dat: …?
D/2001/0279/020
37
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.3.2.2 Eenparige rechtlijnige beweging LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
15
Eenparig rechtlijnige beweging De eenparig rechtlijnige beweging definiëren, met eigen woorden toelichten en • definitie illustreren met voorbeelden. • formules
16
De kenmerken en de eigenschappen van de eenparige beweging afleiden en de bewegingswet met behulp van een voorbeeld opstellen.
17
Vanuit de bewegingswet formules afgeleiden en correct gebruiken voor het oplossen van eenvoudige oefeningen.
Afgeleide formules
18
Voor een praktisch voorbeeld het (t, s)- en het (t, v)-diagram op schaal tekenen en interpreteren.
Bewegingsdiagrammen • (t, s)-diagram • (t, v)-diagram
19
Het verband leggen tussen de algemene vergelijking van een rechte uit de wiskunde en de bewegingsvergelijking uit de mechanica. (U)
20
Aantonen dat de oppervlakte tussen de curve v = f(t) en de t-as de maat is voor de afgelegde weg.
21
Problemen met enkelvoudige en gecombineerde eenparig rechtlijnige bewegingen grafisch en analytisch oplossen.
Toepassingen
6.3.2.3 Eenparige cirkelvormige beweging LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
22
De eenparige cirkelbeweging definiëren en aan de hand van voorbeelden toelichten.
Eenparige cirkelbeweging
23
Het begrip omtreksnelheid, rotatiefrequentie en hoeksnelheid definiëren en formuleren.
Omtreksnelheid (snijsnelheid) Hoeksnelheid Rotatiefrequentie
24
Uit het rotatiefrequentie en de diameter de omtreksnelheid (snijsnelheid) berekenen.
25
Het overbrengen van cirkelvormige bewegingen met een paar concrete voorbeelden toelichten.
D/2001/0279/020
Overbrengingsmechanismen • bij betonmolen • bij zaagmachine
38
Bouwtechnieken 2de graad TSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Deze bewegingen met concrete voorbeelden illustreren (snelheid van een loopbrug, rotatiefrequentie en snijsnelheid van een slijpmachine, zaagmachine, enz.). Hecht veel belang aan grafische oplossingen. Het omgaan met schaalfactoren is transfereerbaar naar technisch tekenen. Leg het verband tussen de (t, s)- en (t, v)-diagrammen en het (x, y)-assenstelsel in de wiskunde. Hou het theoretisch gedeelte kort. Laat de leerlingen vooral oefeningen oplossen (zowel analytisch als grafisch), zodat het probleemoplossend denken veelvuldig aan bod komt. 6.3.2.4 Eenparig veranderlijke rechtlijnige beweging LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
26
De begrippen versnelling en vertraging definiëren en verduidelijken aan de hand van praktische voorbeelden.
Veranderlijke beweging Versnelling
27
De eenparig veranderlijke rechtlijnige beweging definiëren, met eigen woorden toelichten en het verschil met de eenparig rechtlijnige beweging duiden.
Eenparig veranderlijke rechtlijnige beweging
28
Het belang van de zin van zowel de snelheidsvector als de versnellingsvector inzien en met eigen woorden toelichten (U).
29
Het (t, a)-, het (t, v)- en het (t, s)-diagram voor de eenparig veranderlijke beweging opstellen en om eenvoudige probleemstellingen op te lossen.
Grafische voorstelling
30
Bij probleemstellingen de eindsnelheid, beginsnelheid, versnelling en tijd berekenen.
Toepassingen
31
Het begrip verticale valbeweging met eigen woorden uitleggen en aantonen dat deze valbeweging een eenparig veranderlijke rechtlijnige beweging is.
Verticale valbeweging Valversnelling
32
De formules voor de verticale valbeweging afleiden uit de formules van de eenparige rechtlijnige beweging.
33
In functie van de valtijd de hoogte (diepte) berekenen. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Verduidelijk de begrippen steeds met praktische voorbeelden en via proefondervindelijke vaststellingen. Met praktische voorbeelden de formules verduidelijken en inoefenen.
D/2001/0279/020
39
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Formules dient men niet van buiten te kennen, maar kunnen toepassen. Vertrek dus steeds van terbeschikkinggestelde basisformules. Het afleiden van formules behoort bij het probleemoplossend denken, niet het kunnen memoriseren van formules. De verticale valbeweging biedt men aan een als een toepassing op de eenparig versnelde beweging.
6.3.3 Statica 6.3.3.1 Wetten van Newton LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
34
De traagheidswet formuleren en met eigen woorden toelichten en met voorbeelden illustreren.
De wetten van Newton Traagheidswet
35
De begrippen kracht en massa definiëren, hun onderling verschil in eigen woorden verduidelijken en hun wiskundige relatie uitdrukken.
Tweede wet van Newton De relatie kracht, massa en versnelling
36
De massa van lichamen berekenen.
Massa, massadichtheid, volume1
37
Het begrip zwaartekracht definiëren en aantonen dat het gewicht als een bijzondere kracht mag worden beschouwd.
Zwaartekracht – Gewicht
38
Via meten de massa en het gewicht van lichamen bepalen.
Dynamometer Balans
39
De tweede wet van Newton toepassen voor het oplossen van probleemstellingen.
40
Aan de hand van voorbeelden de derde wet van Newton toelichten.
Derde wet van Newton actie = reactie
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Breng de begrippen zoveel mogelijk proefondervindelijk aan. Laat metingen en berekeningen in verband met massa en gewicht herhaaldelijk uitvoeren, dit vormt immers een belangrijke basis voor sterkteleer, betonberekenen en labo in de derde graad. Stel daarbij tabellen ter beschikking. Illustreren met veel praktische voorbeelden (voorbeeld: de oplegging van een brug, het principe van een vliegwiel, efficiënt toepassen van een moker, enz.). Werk met realiteitsgebonden probleemstellingen (voorbeeld: berekenen van een latei, met gegeven de afmetingen en het materiaal, de massa en het gewicht).
1
Hou rekening met wat er hieromtrent in fysica aan bod komt.
D/2001/0279/020
40
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.3.3.2 Samenstellen en ontbinden van coplanaire krachten LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
41
Het begrip resultante definiëren en toelichten.
Resultante
42
Grafisch en analytisch de resultante van twee krachten bepalen.
Krachten op dezelfde werklijn Samenlopende krachten
43
Grafisch en analytisch (U) een kracht ontbinden in twee componenten.
Ontbinden van krachten
44
Grafisch en analytisch (U) de resultante van Projectiemethode en krachtenveelhoek meerdere samenlopende krachten bepalen. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Bij de analytische oplossing gebruikmaken van een tabel. Formuleer de opgaven vanuit praktijkgerichte toepassingen (spatkrachten, krachtwerking in constructieonderdelen, verankeringen, enz.).
6.3.3.3 Moment van een kracht ten opzichte van een punt LEERPLANDOELSTELLINGEN 45
46
47
LEERINHOUDEN
Het begrip moment van een kracht ten opzichte van een punt definiëren, formuleren en de fysische betekenis ervan uitleggen.
Moment van een kracht ten opzichte van een punt • begrip • formule Het moment van een kracht ten opzichte van • grootte • eenheid een punt bepalen. • voorstelling • draaizin Toepassingen op het berekenen van momen- Toepassingen op moment ten van krachten ten opzichte van vaste punten oplossen. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Illustreren met praktische voorbeelden: draaibrug, inklemmingen, kraan, kruiwagen, enz.
6.3.3.4 De stelling van Varignon en toepassingen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
48
De stelling van Varignon toelichten.
Stelling van Varignon (momentenstelling)
49
De stelling van Varignon toepassen.
Toepassingen op de stelling van Varignon: • samenstellen van evenwijdige krachten in één vlak •
•
D/2001/0279/020
41
ontbinden van een kracht in twee evenwijdige krachten bepalen van het zwaartepunt van vlakke figuren opgebouwd uit rechthoeken en driehoeken
Bouwtechnieken 2de graad TSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Illustreren met praktische voorbeelden uit de bouwkunde (belastingen van liggers, zwaartepunt van I– profielen, enz.). Vertrekken van een ruimtefiguur om dan over te gaan naar een vlakke figuur en nadien naar een lijnfiguur. 6.3.3.5 Koppel van krachten LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
50
Het begrip koppel van krachten definiëren, Een krachtenkoppel de betekenis ervan uitleggen en het effect op een lichamen toelichten.
51
De belangrijkste eigenschappen van krachtenkoppels opsommen en toelichten.
Eigenschappen • opheffing • gelijkwaardigheid van koppels Samenstellen van koppels
52
Vraagstukken met betrekking tot koppels van krachten oplossen (U).
Toepassingen
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Illustreren met reële praktische voorbeelden uit het dagelijkse leven. Ter illustratie samen met leerlingen een praktisch voorbeeld volledig oplossen. 6.3.3.6 Evenwicht van krachtenstelsels in een plat vlak LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
53
Het begrip evenwicht van een lichaam Definitie definiëren en met eigen woorden toelichten.
54
Vanuit de definitie van evenwicht de evenwichtsvoorwaarden afleiden en in formulevorm omzetten en dit zowel in het vlak als in de ruimte.
55
De verschillende soorten verbindingen/opleggingen omschrijven.
56
Evenwichtsvergelijkingen
Soorten verbindingen • roloplegging De vrijheidsgraden en de eigenschappen van • scharnierbevestiging • inklemming de verbindingen bepalen. • kabel- en stangverbinding
57
Het vrijmaken van een dergelijk lichaam voor de verschillende soorten verbindingen bespreken, de vereiste bindingskrachten invoeren en hierop de evenwichtsvoorwaarden toepassen.
Vrijmaken van een lichaam waarbij alle krachten in een plat vlak liggen
58
Statisch bepaalde en statisch onbepaalde constructies van elkaar onderscheiden.
Statisch bepaalde en statisch onbepaalde constructies
D/2001/0279/020
42
Bouwtechnieken 2de graad TSO
59
Evenwichtsvraagstukken zelfstandig kunnen Steunpuntreacties analyseren en oplossen. Inklemmingsmoment PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Illustreren met praktische voorbeelden. Enkel oefeningen oplossen met krachten in een plat vlak en/of met evenwijdige krachten en telkens de steunpuntreacties bepalen.
D/2001/0279/020
43
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.4 Elektriciteit en lab Beginsituatie De leerlingen maakten in de 1ste graad reeds kennis met de elektriciteit in het vak Technologische opvoeding. Leerlingen uit het tweede leerjaar van de 1ste graad, basisopties 'Industriële wetenschappen' of 'Mechanica-elektriciteit', maakten reeds kennis met enkele praktijkgerichte vaardigheden in verband met elektriciteit.
Algemene doelstellingen • • • •
De leerlingen kunnen de basiswetten van de elektriciteit toelichten. Zij kunnen een aantal praktische toepassingen van de elektriciteit verklaren. De leerlingen ervaren, via geïntegreerde proeven en simulaties, dat theoretisch opgebouwde wetmatigheden proefondervindelijk worden bevestigd. Omgekeerd, ervaren zij eveneens dat uit waarnemingen bij proeven wetten kunnen afgeleid worden. De leerlingen kunnen een aantal eenvoudige schakelingen praktisch uitvoeren en daarbij fouten ontdekken. Zij kennen de veiligheidsmaatregelen in verband met elektriciteit en kunnen er naar handelen. Deze leerinhouden laten toe om in de 3de graad de praktische toepassingen van de elektriciteit aan te kunnen. De basisleerstof over (elektro)magnetisme zal eveneens in de derde graad aan bod komen.
Algemene pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen • • • • •
In het vak Elektriciteit dienen theorie en proeven, waar mogelijk door de leerlingen zelf uitgevoerd, zoveel mogelijk geïntegreerd aan bod te komen. Een vaklokaal elektriciteit dat, door zijn concept en uitrusting, de mogelijkheid biedt om er de basiswetten van de elektriciteit geïntegreerd te onderwijzen kan daarbij bijzonder nuttig zijn. Bepaalde leerinhouden dienen via klassikale opstellingen, gehanteerd door de leraar, didactisch worden ondersteund. Ook simulatiesoftware kan daartoe worden aangewend. Waar nodig zal de leraar eenvoudige oefeningen inlassen als toepassing op de behandelde leerstof en gericht naar concrete situaties in de bouwwereld. Er dient voortdurend aandacht te worden besteed aan de gevaren bij de omgang met elektriciteit.
6.4.1 Bouw van de stof LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De elementaire structuur van materialen en stoffen omschrijven.
Molecule, atomen, elektronen
2
De oorzaak van de positieve of negatieve toestand van een lichaam verklaren.
Geïoniseerde atomen
6.4.2 Elektrische stroom LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
3
De elektrische stroom als een verplaatsing van vrije elektronen toelichten.
Beweging van elektrische ladingen, elektrische stroom
4
Het onderscheid tussen geleiders en
Geleiders, isolatoren
D/2001/0279/020
44
Bouwtechnieken 2de graad TSO
isolatoren verklaren vanuit de bouw van de stof en enkele goede geleiders en isolatiematerialen opnoemen.
6.4.3 Elektrische stroomkring LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
5
De onderdelen en hun functie in de elektrische stroomkring onderscheiden en daarbij de correcte symbolen herkennen.
Bron, (veiligheid), leidingen, schakelaar, verbruiker
6
Een open en gesloten stroomkring herkennen en inzien wanneer er stroom vloeit.
Open en gesloten stroomkring
7
De polariteit van een spanningsbron herkennen.
Polariteit
8
De conventionele stroomzin toepassen.
Stroomzin
9
De basisgrootheid stroomsterkte uit het SIstelsel met symbool en eenheid kennen.
Stroomsterkte
10
De begrippen gelijkstroom en wisselstroom onderscheiden.
Gelijkstroom Wisselstroom
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Een eenvoudig en correct model gebruiken (bijvoorbeeld een waterkring). De grondeenheden en afgeleide eenheden van het SI-stelsel correct gebruiken. De wisselstroom enkel fysisch beschrijven (wisselen van grootte en polariteit), geen grafische voorstelling.
6.4.4 Wet van Faraday LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
11
Het begrip hoeveelheid elektriciteit toelichten, het symbool en de eenheid kennen,
Hoeveelheid elektriciteit
12
Het verband tussen stroomsterkte, tijd en hoeveelheid elektriciteit toelichten
Wet van Faraday (As)
13
De praktische eenheid Ah toepassen.
Praktische eenheid (Ah)
D/2001/0279/020
45
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.4.5 Spanning LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
14
Het begrip spanning afleiden uit het ladingsverschil tussen twee punten, het symbool en de eenheid kennen.
Spanning
15
Enkele veel voorkomende spanningswaarden en hun toepassingsgebieden opnoemen.
Spanningswaarden
16
Enkele 'klassieke' methoden voor het opwek- Opwekken van elektrische spanning ken van elektrische spanning opnoemen.
17
Enkele 'alternatieve' methoden voor het opwekken van elektrische spanning opnoemen.
18
De begrippen hoge en lage spanning onderscheiden.
19
De elektrische weerstand van materialen met Weerstand de begrippen geleider en isolator in verband Weerstand van geleiders brengen.
Hoge en lage spanning
6.4.6 Wet van Ohm LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
20
Het begrip weerstand toelichten, de eenheid en het symbool kennen.
Weerstand
21
Het verband tussen de grootheden stroom, Invloed van de spanning op de stroomsterkte spanning en weerstand in een elektrische Invloed van de weerstand op de stroomsterkte stroomkring proefondervindelijk afleiden en toelichten.
22
Het verband tussen de grootheden stroom, spanning en weerstand in een elektrische stroomkring in een formule uitdrukken en interpreteren.
23
Met een spanningstester de aan- of afwezig- Spanningstester heid van elektrische spanning vaststellen.
24
Een digitale multimeter correct instellen, aansluiten en aflezen bij het meten van gelijk- en wisselspanning.
Meten van gelijk- en wisselspanning
25
De polariteit van een gelijkspanningsbron bepalen.
Polariteit
26
Spanningloos een open kring of een kortslui- Onderbreking, kortsluiting ting vaststellen.
D/2001/0279/020
Wet van Ohm
46
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.4.7 Schakelen van verbruikers LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
27
De serieschakeling herkennen en haar eigenschappen toelichten.
Serieschakeling
28
De vervangingsweerstand van een seriescha- Vervangingsweerstand keling bepalen.
29
Het spanningsverlies in opeenvolgende verbruikers en leidingen als het gevolg van een serieschakeling herkennen.
Spanningsverlies
30
De parallelschakeling herkennen en haar eigenschappen toelichten.
Parallelschakeling
31
De vervangingsweerstand van een parallelschakeling bepalen.
Vervangingsweerstand
32
De gemengde schakeling herkennen en haar Gemengde schakeling (U) eigenschappen toelichten, de vervangingsweerstand bepalen. (U) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Vertrekken vanuit het SI-stelsel. Verwijzen naar praktische voorbeelden. Enkele eenvoudige oefeningen maken. Catalogi raadplegen Demonstreren met didactische hulpmiddelen (panelen, proefopstellingen, simulatiesoftware op pc enz.).
6.4.8 Energie, arbeid en vermogen in de elektriciteit LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
33
Het vermogen van een verbruiker verklaren als de elektrische energie die per tijdseenheid omgevormd wordt.
Vermogen in de elektriciteit
34
Het verband tussen vermogen, tijd en arbeid Arbeid in de elektriciteit toelichten.
35
Het verband tussen toegevoerde energie en nuttig beschikbare energie toelichten.
Rendement
36
Het energieverbruik berekenen aan de hand van terbeschikkinggestelde tarieven.
Energieverbruik
D/2001/0279/020
47
Bouwtechnieken 2de graad TSO
6.4.9 Veiligheid in elektrische installaties LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
37
De functie van de elementen van een elementair schakelbord en een verdeelkast toelichten.
Verdeling van elektrische energie: • lijndraad, fasedraad • neutrale draad of nulleider • aarding • smeltveiligheden • automaten • verliesstroomschakelaar
38
De aarding als een belangrijke veiligheidsmaatregel omschrijven.
39
De effecten van de doorgang van elektriciteit in het menselijk lichaam toelichten, de gepaste veiligheidsmaatregelen treffen en bij ongeval de gepaste interventie kennen.
Fysiologische uitwerking van elektriciteit • schokken • elektrocutie door aanraking
40
De invloed van de vochtigheid op de geleid- Invloed van de vochtigheid baarheid en het verband met elektrocutie omschrijven en de gepaste voorzorgen nemen.
41
De schadelijke effecten van blikseminslag Bliksem en beveiliging voor de mens en voor elektrische installaties en apparaten omschrijven en de gepaste beveiligingsmaatregelen kennen.
42
Het begrip werkspanning (nominale spanning) kennen, de vermelding op apparaten herkennen.
Werkspanning, nominale spanning
43
Beveiligingsmaatregelen tegen overspanning kennen. (U)
Overspanning (U)
44
De schadelijke effecten van een kortsluiting Kortsluiting omschrijven.
45
De reglementeringen en kwaliteitsmerken herkennen en raadplegen (ARAB, AREI, CEBEC, CE , enz.).
Reglementen en kwaliteitsmerken
46
De eisen gesteld aan de belangrijkste installatiematerialen kennen en er rekening mee houden.(U)
Installatiemateriaal (U)
47
Zich bewust zijn van de gevaren bij het wer- Voorzorgen ken aan elektrische installaties en met elektrische apparaten en de vereiste voorzorgen nemen.
D/2001/0279/020
48
Bouwtechnieken 2de graad TSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Een didactische opstelling gebruiken. Een praktische uitvoering tonen in een gebouw. Krantenberichten in verband met deze effecten lezen. De gepaste interventies bij ongevallen vermelden. Praktische voorbeelden op toestellen tonen. Verwijzen naar reglementeringen en kwaliteitsmerken. Verwijzen naar de veiligheidsvoorschriften. Het verband leggen met de mechanica, het SI-stelsel respecteren. Energiemeters aanhalen. Media (affiches, panelen, dia's, films, cd-rom's, enz.) gebruiken.
6.4.10 Warmtewerking van elektriciteit LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
48
Het verschijnsel van de warmtewerking van elektriciteit omschrijven.
Omzetting van elektrische energie in warmte-energie
49
Het warmteverlies in leidingen en apparaten Verliezen als effect van elektrische stroomdoorgang inschatten en de nodige voorzorgen nemen.
50
Het verband tussen de doorsnede van Doorsnede van leidingen elektrische leidingen en verliezen toelichten.
51
De standaardtypes van de belangrijkste geleiders voor elektrische installaties omschrijven en in verband brengen met de toegelaten stroomsterkte.
52
De doorsnede van leidingen uit tabellen afleiden.
Standaardtypes van geleiders
6.4.11 Sinusvormige wisselstroom en -spanning LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
53
Het verloop grafisch voorstellen.
Verloop van sinusvormige wisselstroom en -spanning
54
De begrippen amplitude, periode en frequentie toelichten.
Begrippen: • amplitude • periode • frequentie
55
De betreffende symbolen en eenheden kennen.
Symbolen, eenheden
56
De effectieve waarde toelichten.
Effectieve waarde
57
Het vermogen toelichten.
Wisselstroomvermogen
D/2001/0279/020
49
Bouwtechnieken 2de graad TSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Demonstreren: bijvoorbeeld met een elektrisch kacheltje, een gloeilamp, een smeltdraad Demonstreren: bijvoorbeeld met een bimetaalstrook Illustreer de verschijnselen zoveel mogelijk met voorbeelden uit de praktijk. Tabellen ter beschikking stellen en enkele oefeningen maken. Tabellen ter beschikking stellen en enkele waarden aflezen. De leerlingen zelf de metingen laten uitvoeren. Leermiddelen met verschillende draad- en kabelsoorten gebruiken. Aantonen via een oscilloscoop. Duidelijke figuren ter beschikking stellen. Het verband leggen met de meting via een digitale multimeter.
6.4.12 Driefasenwisselstroom en -spanning LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
58
Het verloop grafisch voorstellen.
Verloop van driefasenwisselstroom en -spanning
59
Het vermogen toelichten
Vermogen
6.4.13 Lichtschakelingen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
60
Het stroombaanschema herkennen en toelichten.
Lichtschakelingen • enkelpolige schakeling • dubbelpolige schakeling • wisselschakeling
61
Een uitvoeringsschema herkennen en toelichten.
62
De technologie van de gebruikte materialen kennen. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN Duidelijke figuren ter beschikking stellen. De schakelingen uitvoeren. In de schema's de correcte symbolen gebruiken. Illustreer met praktische voorbeelden.
D/2001/0279/020
50
Bouwtechnieken 2de graad TSO
7
EVALUATIE
7.1 Inleiding Evaluatie speelt een rol: • • •
bij diagnose van vorderingen van leerlingen na bepaalde leeractiviteiten met mogelijke remediëring tot gevolg, bij de sturing van het onderwijsleerproces; in dit geval is vooral de leraar de bestemmeling van de evaluatiegegevens, die er zijn didactisch handelen kan door aanpassen, bij beslissingen om de schoolloopbaan van een leerling een bepaalde richting te geven.
Het gaat in onderstaande tekst vooral om 'didactische evaluatie', evaluatie van de prestaties van de leerlingen, in ruime zin.
7.2 Omschrijving van "evaluatie" Evalueren: Is een permanente activiteit: • • •
die zich gedurende het ganse schooljaar afspeelt, op basis van concrete (objectiveerbare) waarnemingen, vaststellingen, door de leraar, de lerarengroep en in groeiende mate door de leerling zelf.
Met als doel: • • • • • • •
aan de leerling en de ouders inzicht te geven, vanuit een positieve bezorgdheid voor elk individu, over zijn/haar mogelijkheden, beperkingen en vorderingen, om zo het leren van de leerling te ondersteunen en te bevorderen, met tegelijk, waar nodig, een concreet voorstel van remediëren, aan de leraar concrete suggesties te geven, naar bijsturing voor zijn didactisch handelen.
Ten opzichte van: • •
de eigen mogelijkheden van de leerling, vooraf bepaalde en aan de leerling expliciet vermelde doelstellingen en evaluatiecriteria.
7.3 Situering van evaluatie in het pedagogisch-didactisch proces Leren is een proces. Alle leren verloopt procesmatig van (nog) niet kennen of kunnen, over gedeeltelijk begrijpen en kunnen naar volledig inzicht en beheersing. Op school wordt het leren van de leerlingen bemiddeld. De leraar vertelt, legt uit, demonstreert, stelt vragen, laat teksten lezen en geeft daarbij zoekopdrachten, laat inoefenen.. Hij communiceert ook waarden: door zijn voorbeeldgedrag, door gerichte interventies stimuleert hij de leerlingen om te groeien in de richting van de gewenste attitudes. De leerling neemt meer en meer het eigen leerproces in handen maar ook dan is de bemiddeling door de leraar onontbeerlijk.
D/2001/0279/020
51
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Deze begeleiding van het leren van de leerling kan niet zonder evaluatie. Tijdens de leerfase en na het afwerken van een opdracht, een project, een leerstofgeheel willen de leraar én de leerlingen weten waar ze staan: • • • • • •
Wat is het resultaat van het leerproces? Hoe pakt de leerling het leren aan? Hoever staat hij in het verwerven van de vooropgestelde vaardigheden? In welke mate zijn de vooropgestelde algemene en specifieke attitudes verworven? Waar loopt het fout? Hoe kan bijgestuurd worden?
Nog te vaak wordt de evaluatie uit het didactisch kader getrokken. Ze staat dan als eenheid op zichzelf. Het geheel met het onderwijsgebeuren wordt uit het oog verloren. De evaluatie staat dan in dienst van het rapport, in plaats van ten dienste van het onderwijs- en leerproces. Soms is ze een middel om onwillige leerlingen tot leren aan te zetten of om weerspannige leerlingen te bestraffen. In zulk geval gaat het meer om de vermomming van ordehandhaving: oneigenlijk gebruik van evaluatie. Zo bedoelen wij evaluatie geenszins. Door het bovenstaande is het resultaat echter vaak dat de leerlingen de evaluatie ervaren als een vervelende bijkomstigheid, omdat het nu eenmaal niet anders kan. Ze leren voor punten; ze knikkeren om de knikkers en niet voor het spel.
7.4 Doel van evalueren Evalueren is het waarderen van iets of iemand. We beschouwen evalueren steeds als het drieluik: meten – waarderen – beslissen/handelen Met andere woorden waarderen (naar waarde schatten) wordt voorafgegaan door een meting en gevolgd door een actie of een beslissing. We vatten meting ruim op, zowel een examen als een terloopse constatering vallen eronder. Het is duidelijk dat de meettechnische eisen die aan examens worden gesteld hoger zullen zijn dan aan eenvoudige, dagelijkse toetsen, maar ook in dat laatste geval spelen de aspecten waardering en actie/beslissing. We zien de waardering steeds verbonden met de context (leerlingengroep, moeilijkheidsgraad van de toets, enz.). We bedoelen waarderen in de dubbele betekenis: voorrang voor de positieve reactie én het toekennen van een bepaalde waarde (ten opzichte van een gewenste norm) aan de leerprestaties. Het derde luik actie/beslissing, verwijst naar de toekomst: evaluaties zijn nooit vrijblijvend, ze vragen om actie of leiden tot een beslissing. Door diagnose krijgt de leraar een beeld van de voortgang van de leerling en op basis daarvan worden aan de leerling aangepaste opdrachten aangeboden. Na sterk formele evaluatiemomenten (bijvoorbeeld eindejaarstoetsen) kunnen belangrijke beslissingen volgen, bijvoorbeeld inzake de oriëntering van de leerling. Het doel van evalueren is: • • •
de leerlingen feedback geven over de bereikte doelen en over het leerproces; het leerresultaat en de leerstrategie bepalen, een oordeel uitspreken; het didactisch handelen van de leraar bijsturen (hier gaan we in dit leerplan niet op in).
D/2001/0279/020
52
Bouwtechnieken 2de graad TSO
7.4.1 Feedback geven De begeleiding van de leerlingen in hun leerproces staat centraal. Vanuit de verzamelde informatie (via observaties) geeft de leraar feedback aan leerlingen: in groep of individueel: • • • • • • •
sterke en zwakke punten komen aan bod, vorderingen worden aangegeven, de aard van de tekorten wordt toegelicht, de fouten worden besproken, er worden middelen aangereikt fouten in de toekomst te vermijden. er wordt herhaald, extra uitleg gegeven, opnieuw gedemonstreerd, er worden bijkomend oefeningen opgelegd.
De leerling krijgt kansen om kennistekorten en inzichtelijke tekorten bij te werken, niet (voldoende) beheerste vaardigheden en technieken onder de knie te krijgen, zijn leeraanpak bij te stellen, zijn attitudes bij te sturen.
7.4.2 Beoordeling De klemtoon ligt nu in de eerste plaats op het beoordelen van de leerling ten opzichte van een norm. De beoordeling gebeurt als de leerlingen voldoende kansen gekregen hebben om kennis en inzicht te verwerven, om de beoogde vaardigheden onder de knie te krijgen, om te groeien in de vooropgestelde attitudes. Het gaat om een beoordeling van de leerling ten aanzien van (vooraf door de leraar geformuleerde) doelstellingen. De resultaatsbepaling dient om een (eind)oordeel uit te spreken in functie van de volgende leerfasen of de verdere schoolloopbaan van de leerling. Ze geeft belangrijke indicaties over welke kansen de leerling heeft in het vervolgonderwijs. Ze heeft de bedoeling de leerling te sanctioneren en te oriënteren. Ze is een van de elementen voor de eindbeoordeling (sanctioneren A-, B- of C-attest) en voor het oriënteren/adviseren naar een bepaalde studierichting. Hiermee wordt duidelijk dat de uitspraak niet geldt voor wat voorbij is, maar toekomstgericht wordt geformuleerd.
7.5 Wat wordt geëvalueerd? De verschillende leerinhouden worden in het evaluatieproces betrokken. Het gaat om kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes die zowel voor de verdere schoolloopbaan als voor de instap in de samenleving en in het arbeidscircuit belangrijk zijn. Hierbij komen cognitieve inhouden, algemene en specifieke vaardigheden, algemene en specifieke attitudes in aanmerking. Enkele voorbeelden: • • •
kennis van formules, begrippen, werkwijzen, methodes, beschrijvingen met voor- en nadelen, oorzaken en gevolgen, doel en middelen, voorwaarden, enz.; cognitieve vaardigheden zoals: een probleem zien en benoemen, gelijkenissen en verschillen zien, verbanden leggen, conclusies trekken, controleren, probleemoplossend denken; algemene vaardigheden zoals: hulpmiddelen gebruiken, criteria hanteren, instructies opvolgen, mening vormen, objectief oordelen, afspraken maken, organiseren, werk verdelen;
D/2001/0279/020
53
Bouwtechnieken 2de graad TSO
• • • •
specifieke vaardigheden zoals gereedschap en machines gebruiken, tekeningen lezen, aan de draad metselen, bekisting maken, mortel spreiden, isolatie correct aanbrengen, … leerattitudes zoals bereidheid om te leren en te werken, zin voor efficiënt werken, voor initiatief, voor doorzetting, werkmethodiek, resultaatgerichtheid; algemene attitudes zoals sociale gerichtheid, zin voor discipline, persoonlijke verzorging, zin voor samenwerking, kritische zin, respect, zelfstandigheid; specifieke attitudes zoals klantgerichtheid, kostenbewustzijn, veiligheid en milieu, werkmethodiek.
7.5.1 Leerrendement De leraar wil weten hoe het staat met de vorderingen van de leerlingen en in welke mate ze de vooraf bepaalde doelen bereikt hebben. Het leerrendement is een – vaak subjectieve – inschatting van de verhouding tussen tijdens de duur van het leerproces geleverde inspanningen en het resultaat van deze inspanningen. Het leerrendement wordt gemeten ten opzichte van een bepaalde beginsituatie. Vaak maakt men het onderscheid tussen product- en procesevaluatie. benaderen vanuit evaluatiecriteria.
Men kan deze begrippen ook
De vraag naar het leerrendement stelt men vooral bij productevaluatie: in welke mate zijn de onderwijsdoelstellingen bereikt? De leraar controleert in welke mate de leerling nieuwe competenties verworven heeft en of hij deze op een adequate manier kan gebruiken. Ook gaat hij na of de leerling vooruitgang gemaakt heeft. Het gaat hier om vragen als: • • • •
in welke mate kent de leerling ... ? (cognitie) in welke mate heeft de leerling inzicht in ... ? (cognitie) in welke mate kan de leerling ... ? (cognitieve en technische vaardigheden) in welke mate gedraagt de leerling zich ... ? (attitudes)
7.5.2 Leerproces Bij procesevaluatie1 brengt men ook de stappen in rekening die leiden tot het (juiste) resultaat en analyseert men het leerproces dat de leerling doormaakt. In de scholen gebruikt men procesevaluatie in twee verwante betekenissen: enerzijds als 'gespreide evaluatie', dit wil zeggen de evolutie die blijkt uit geregelde toetsmomenten, anderzijds gaat de leraar na hoe de leerling zijn leren aanpakt, hoe hij te werk gaat om tot een bepaalde prestatie te komen; dit is bijvoorbeeld het geval bij complexere oefeningen of waar het technologisch proces een belangrijke rol speelt in het leren van de leerling. Het gaat om vragen als: • • • • •
gebruikt de leerling zijn tijd op een efficiënte manier? doet hij inspanningen om tot betere prestaties te komen? is hij in staat om zijn eigen werk te evalueren en daaruit de juiste conclusies te trekken? welke evolutie maakt de leerling? In welke mate maakt hij vooruitgang? Waar loopt het goed? Waarom loopt het goed? heeft de leerling leren werken in groep?
1
Procesevaluatie richt zich volgens sommige wetenschappers enkel op de kwaliteit van het leerproces (consistentie en adequaatheid van de nagestreefde doelstellingen, aansluiting bij de beginsituatie, enz.) en wordt dus louter toegepast op de 'onderwijsprestatie' van de lesgever. Zie o.m. Lowyck e.a. 'Onderwijskunde' p. 251.
D/2001/0279/020
54
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Fouten, tekorten, hiaten kunnen verband houden met de kennis van de leerling, met zijn inzicht maar ook met zijn inzet, interesse en aanpakgedrag. Ze kunnen ook tekorten in het didactisch handelen als oorzaak hebben. Het opsporen en lokaliseren van tekorten is dus niet alleen belangrijk als feedback naar de leerling. Het is ook interessant voor het bijsturen van het eigen didactisch handelen. De evaluatie van het leerproces wil het leren op zichzelf optimaliseren. Op termijn moet dit resulteren in een positieve evolutie van het leerresultaat.
7.6 Evaluatieactiviteiten 7.6.1 Voorbeelden van evaluatieactiviteiten Verschillende soorten doelstellingen worden geëvalueerd aan de hand evaluatieactiviteiten. Niet elke evaluatieactiviteit is geschikt voor elk evaluatiedoel.
van
verschillende
Men onderscheidt evaluatieactiviteiten als: • •
• • • • •
dagelijkse observaties van het gedrag van leerlingen: ze bepalen in belangrijke mate het verloop van de les en sturen het onderwijsproces. Ook hier zijn de drie evaluatiestappen meten – waarderen – beslissen fundamenteel; beoordelingsschalen: er worden over een onderwerp een aantal uitspraken gedaan; de uitspraken worden letterlijk weergegeven op het evaluatieformulier. De leraar kan aanduiden welke uitspraak van toepassing is. (Soms worden de uitspraken vervangen door een schaal van 1 tot 5.) Bij het beoordelen van tekeningen, schrijf- en spreekopdrachten, complexere handelingen, attitudes lijkt deze vorm geschikt; checklists kunnen worden gebruikt om na te gaan, aan te kruisen welke vaardigheden leerlingen beheersen; bij individuele leertrajecten (zoals bijvoorbeeld stage) is dit een handig instrument; rapporten/verslagen kunnen worden gebruikt om de eigen leerervaringen onder woorden te brengen; vaardigheidstoetsen zijn geschikt om het ingewikkelde samenspel van cognitieve en motorische vaardigheden bij praktische oefeningen te evalueren; gedragsbeschrijvingen zijn enkel nuttig waar feitelijke beschrijvingen van betekenisvolle gebeurtenissen in de klas hun belang hebben (ze zijn wel tijdrovend en moeilijk objectiveerbaar); schriftelijke toetsen ,vaak door de leraar zelf opgesteld, streven betrouwbare en valide informatie na over de leervorderingen van leerlingen.
7.6.2 Van informeel tot formeel De leraar beschikt over een rijk arsenaal van activiteiten om de leerlingen te evalueren. Sommige activiteiten zijn eerder informeel, andere meer formeel. Het onderscheid betreft de te volgen evaluatieprocedure. In de lespraktijk komen beide types van evaluaties, formele en informele, voor. Beide vormen zijn nodig om de veelsoortigheid van onderwijsdoelen op hun effecten te kunnen onderzoeken. Naarmate men zich meer aan de formele zijde van het continuüm tussen formele en informele evaluatieprocedures bevindt, zijn precieze voorschriften voor uitvoering van de evaluatie noodzakelijk, inclusief regels voor bijvoorbeeld scoring van de antwoorden en de te ondernemen actie bij bepaalde resultaten. Bij informele evaluaties ontbreken dergelijke voorschriften. Wanneer de gevolgen van een evaluatie zwaarwichtig zijn (bij deliberatieactiviteiten) worden aan de evaluatiemomenten hogere kwaliteitseisen gesteld: men spreekt van betrouwbaarheid van de toetsen (is de toets vrij van meetfouten) en van validiteit (zijn de resultaten van de toets een afspiegeling van de beoogde doelstelling).
D/2001/0279/020
55
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Evaluatie gebeurt soms eerder terloops: het lijkt allemaal ongestructureerd te verlopen (maar meestal is het wel degelijk voorzien door de leraar). Zo verzamelt de leraar relevante informatie over het leren (kennen, kunnen en zijn) van de leerlingen. Voorbeelden van eerder informele evaluatie: • •
• • • •
bij het begin van een nieuw leergeheel peilt de leraar naar de individuele verwachtingen (= omschrijven van de behoefte) van de leerlingen, hij onderzoekt samen met hen de doelen voor de komende lessen en hij begeleidt hen in het stellen van hun persoonlijke leerdoelen; bij het begin van een les/lessenreeks onderzoekt de leraar de voorkennis van de leerlingen zodat ze hun eigen beginsituatie kunnen inschatten; hij peilt kennis, inzicht, formules, begrippen uit de vorige les, die de leerlingen nodig hebben om de nieuwe les te kunnen volgen; hij gaat na of de leerlingen die deelvaardigheden hebben verworven om een volgende stap te kunnen zetten; tijdens de les in de klas, werkklas of werkplaats, op werfbezoek observeert hij de leerlingen. Volgen alle leerlingen? Hoe gaan de leerlingen te werk om tot een bepaalde prestatie te komen? Wordt het materiaal functioneel gebruikt? Hij stelt vragen en begeleidt hen tijdens het inoefenen; bij het einde van een groepsopdracht begeleidt hij de leerlingen bij het evalueren van het groepsgebeuren en het bereikte resultaat; bij het einde van de les controleert de leraar of de leerlingen de leerstof begrepen hebben, in hoeverre ze de vooropgestelde vaardigheden onder de knie hebben; in een individueel gesprek onderzoekt hij met de leerling in welke mate de persoonlijke doelen bereikt zijn, hoe er bijgestuurd kan worden..
Evaluatie wordt vooraf formeel gepland en uitgevoerd in een specifieke situatie met een duidelijk afgebakend doel voor ogen. Bij formele evaluatie zijn precieze voorschriften voor de gegevensverzameling, uitvoering en beoordeling van de prestaties beschikbaar. Voorbeelden van eerder formele evaluatie zijn: • • • • • •
de leraar geeft een diagnostische toets; hij geeft taken (voorbereidingsopdrachten, inoefen- en verwerkingsopdrachten, geïntegreerde opdrachten) als persoonlijk werk op; hij laat een werkstuk maken (een onderdeel van een constructie, een tekening, een verslag van een werfbezoek, enz.); hij laat een uitvoering geven (een technische uiteenzetting, het toelichten van een uitvoeringsdetail, enz.) hij geeft mondelinge en/of schriftelijk overhoringen (= kleine toets, dagelijks werk); hij geeft een examen (= grote toets, proefwerk, syntheseproef).
7.7 Cijfermatige en/of verbale rapportering Het is ook de vraag of en in welke mate elke evaluatieactiviteit cijfermatig moet worden uitgedrukt. Vaak lijkt een verbale evaluatie – die dan weer niet gemakkelijk objectiveerbaar, becijferbaar is – geschikter. Wellicht is een combinatie van beide het meest geschikt en vervolledigen ze elk het beeld dat deze of gene evaluatie van de leerling geeft. Dat moet aan leerlingen en ouders heel goed worden uitgelegd en geduid. Een evaluatie van de prestaties van een leerling in een rapport of tijdens een deliberatie is steeds gebaseerd op een formele evaluatie. Die evaluatie tracht zo objectief mogelijk een score vast te stellen ten aanzien van de – vooraf aan de leerlingen meegedeelde – nagestreefde doelstellingen. Voor bepaalde situaties kan de leraar daarnaast ook andere criteria laten meespelen, die belangrijke nuances kunnen aanbrengen ten aanzien van een louter cijfermatige beoordeling. Dat impliceert dat hij bij het bespreken en toelichten van de objectieve scores ook rekening houdt met de beginsituatie, de vorige prestaties en de capaciteiten van de leerling. D/2001/0279/020
56
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Beide kunnen in rekening worden gebracht om te oordelen over het slagen/niet slagen van een leerling. De door de individuele leerling behaalde score bepaalt zijn eindresultaat. Verbaal geformuleerde evaluatiegegevens geven nuances en informatie voor de oriëntering van de leerling.
7.8 Evalueren van verschillende soorten doelstellingen 7.8.1 Evalueren van cognitieve inhouden Kennis en inzicht worden voornamelijk geëvalueerd door middel van mondelinge en schriftelijke vragen. Het kan gaan om kleine en grote toetsen. De leraar overweegt de omvang van de toets, rekening houdend met de aard en de moeilijkheidsgraad van de leerstof en het niveau van de leerlingen. Het is veel efficiënter om veel kleine toetsen te geven dan slechts af en toe een grote toets. Het element “bijsturen, remediëren” heeft bij veel kleine toetsen immers een groter effect. De toetsen peilen het kennen én het kunnen van de leerlingen. De opdrachten beperken zich zeker niet tot reproductieve en kennisvragen. Er wordt ook en vooral probleemgericht getoetst. In de toets worden levensechte problemen opgenomen.
7.8.2 Evalueren van vaardigheden De beheersing van vaardigheden evalueren houdt in dat de leraar op een systematische manier informatie verzamelt over de voorbereiding, het verloop en het resultaat van uitvoering. Voor de vaardigheden geldt dat de leerlingen daarin een ontwikkelingsproces doormaken. Tussentijds geeft de leraar feedback over de evolutie van het vaardigheidspeil. Toch moeten ook voor vaardigheden van tijd tot tijd rendementsbeoordelingen plaatsvinden. Dit gebeurt nadat expliciete deelvaardigheden zijn geoefend met feedback en mogelijkheid tot hernemen of als een constructie is afgewerkt. Het verloop van een uitvoering wordt tijdens de uitvoering beoordeeld. De leraar beoordeelt het resultaat na de uitvoering. Worden het verloop en het resultaat tegelijk beoordeeld, dan wordt eerst het verloop en daarna het resultaat beoordeeld. De beoordeling wordt zo lang mogelijk uitgesteld om te vermijden dat fouten te vroeg in het beoordelingsproces betrokken worden. De beoordeling geeft de kwaliteit aan van de voorbereiding, het verloop en het resultaat van de uitvoering. Om efficiënt te kunnen evalueren worden vooraf bepaalde parameters en criteria gehanteerd. Er worden beoordelingsklassen gebruikt die in beoordelingscijfers kunnen worden omgezet. Daarnaast is commentaar wenselijk. Bespreek dus in ieder geval vooraf wat en de wijze waarop geëvalueerd zal worden. Zorg voor een permanente evaluatie door geregeld de werkzaamheden te onderbreken en op basis van zowel goede als minder goede resultaten bij te sturen. Laat de leerlingen hierbij ook zelfstandig of in team een oordeel formuleren. Objectiveer het evalueren door vooraf afgesproken meetbare criteria (bijvoorbeeld kwaliteitsafspraken in verband met verticaliteit, loodheid, …). Niet-objectiveerbare evaluatie (bijvoorbeeld globaal uitzicht) moet vermeden worden. Er wordt over gewaakt dat de rendementsbeoordeling (productevaluatie) genuanceerd wordt door de evolutie in de competenties van de leerling (procesevaluatie).
D/2001/0279/020
57
Bouwtechnieken 2de graad TSO
7.8.3 Evalueren van attitudes Attitudes evalueren houdt in dat de leraar informatie verzamelt over de manier waarop de leerling vordert in het verwerven van de vooropgestelde (beroeps-)houdingen. Daarbij gaat het ontwikkelen (bevorderen, stimuleren) aan de evaluatie vooraf. Voor een goede attitudewerking is het nodig dat het lerarenteam afspraken maakt: aan welke attitudes willen we werken? De keuze gebeurt aan de hand van een aantal criteria: er moet samenhang en continuïteit zijn, de attitudes moeten acceptabel, functioneel, vormbaar, evalueerbaar en remedieerbaar zijn. Het aantal attitudes wordt best beperkt gehouden. Om attitudes zinvol te kunnen evalueren, is het nodig dat deze in concrete gedragingen worden vertaald. Een voorbeeld in verband met alertheid voor veiligheidsaspecten: • • • •
de leerling gebruikt uitrusting, materieel en materiaal op een correcte en veilige wijze; hij gebruikt de persoonlijke beschermingsmiddelen; hij draagt spontaan veilige werkkledij; hij brengt door zijn gedrag de veiligheid van zichzelf en zijn medeleerlingen niet in gevaar.
Ook is het aangewezen dat het team beschikt over een systeem dat maximaal bijdraagt tot een efficiënte evaluatie. Observatieformulieren in de vorm van controlelijsten of beoordelingsschalen zijn geschikte hulpmiddelen bij het registreren van de observatiegegevens. een voorbeeld hiervan is SAM (Schaal voor attitudemeting) uitgebracht door het verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden.
7.9 Evaluatieafspraken binnen het lerarenteam van de school Over de mate waarin de resultaten van de verschillende evaluaties gebruikt worden in de verrekening wordt overleg gepleegd op schoolniveau (op termijn op het niveau van de scholengemeenschap) en worden afspraken in consensus gemaakt. Deze afspraken worden concreet geformuleerd: naar de leraars én naar de leerlingen. De afspraken hebben minimaal te maken met: • • • • • • • •
welke gegevens worden gebruikt en in welke mate worden ze meegerekend? hoe worden de attitudes geëvalueerd? hoe worden elementen uit het leerproces mee in rekening gebracht? de spreiding van de evaluaties die worden meegerekend; procedures zoals bijvoorbeeld het vooraf al of niet aankondigen van kleine toetsen; de voorbereiding en de opvolging van de evaluaties; het meedelen van de evaluatiewijzen aan de leerlingen/ouders; het loyaal toepassen van wat wordt overeengekomen.
Beoordelen is hierbij geen eenmanszaak. Het is de taak van het lerarenteam. Alle leraren toetsen hun observaties aan mekaar en komen tot een gemeenschappelijke uitspraak. Klassenraden zijn het geëigend platform voor het beoordelen van deze vorderingen en, voor het formuleren van voorstellen tot remediëren.. Evaluatiegegevens over de attitudes kunnen mee verrekend worden op voorwaarde dat dit aan de leerlingen wordt meegedeeld en dat ze op geëigende wijze 'gerapporteerd' worden.
D/2001/0279/020
58
Bouwtechnieken 2de graad TSO
8
MINIMALE MATERIELE VEREISTEN
8.1 Infrastructuur 8.1.1 Omschrijving Voor de studierichting “Bouwtechnieken” dient men te beschikken over een ruime werkplaats en een oefenterrein buiten. Er moet ook ruimte, al dan niet overdekt, worden voorzien voor het stapelen van materialen en het bergen van zwaar materieel. Daarnaast zijn volgende lokalen, liefst aangrenzend, noodzakelijk: • • • • •
een klaslokaal met documentatiecentrum, een CAD-lokaal, een wasplaats, een kleedkamer, een bergruimte voor gereedschappen.
8.1.2 Richtlijnen • • • • • • •
De werkplaats dient voldoende ruim te zijn om een degelijke opleiding te kunnen realiseren. Dit punt vraagt bijzondere aandacht. De richtlijn hierbij is 12 m² per leerling met een minimum hoogte van 4 m. De werkplaats moeten uiteraard beantwoorden aan de bepalingen van de CODEX. Naast de werkplaats moet er voldoende ruimte voorzien worden voor het stapelen van materiaal en materieel. Er wordt best een bergruimte voorzien voor het wegbergen van dure of breekbare gereedschappen en topografische toestellen. Iedere leerling dient indiviueel op PC te kunnen werken voor het opzoeken van informatie en het gebruik van CAD. In het CAD-lokaal wordt de mogelijkheid tot grootbeeldprojectie sterk aanbevolen. In de wasplaats moeten sanitaire installaties worden voorzien in functie van het aantal leerlingen.
8.2 Minimale materiële vereisten “Praktijk Bouw” De hoeveelheid van de als gemeenschappelijk aangeduide uitrustingen dient geïnterpreteerd te worden in functie van het aantal leerlingen. Daar het leerplan vooral de klemtoon legt op het geïntegreerd en het projectmatig werken, waarbij een beroep gedaan wordt op de creativiteit en de deskundigheid van de leraren, is het opsommen van een exacte uitrustingslijst vrijwel onmogelijk. De onderstaande lijst moet dus geïnterpreteerd worden als richtinggevend. Beschermingsmiddelen Gemeenschappelijk beschermkledij tegen koude beschermkledij tegen regen rubberen handschoenen oorbeschermers
D/2001/0279/020
Individueel kniebeschermers werkpak veiligheidsbril veiligheidshelm veiligheidsschoenen stofmasker 59
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Stellingen en ladders Gemeenschappelijk ladder, enkel ladder, uitschuifbaar schragen, uitschuifbaar steigerplanken stelling
Individueel
Meten en controleren Gemeenschappelijk slangenwaterpas meetband winkelhaak waterpastoestel (U) digitaal waterpastoestel (U)
Individueel dubbele vouwmeter luchtbelwaterpas schietlood
Grond- en funderingswerk, ondergronds metselwerk Gemeenschappelijk spade schop bouwplanken kruiwagen signalisatie didactische grondmonsters stamper zand cement granulaten folie voorhamer
Individueel moker 1 kg truweel pleisterspaan
Bekisten Gemeenschappelijk koevoet, met gebogen klauw bekistingshout sint-jozefszaag nagels + nagelbak stempels en schoren isolatiematerialen
Individueel trektang
oliën
D/2001/0279/020
60
Bouwtechnieken 2de graad TSO
Betonstaalvlechten Gemeenschappelijk betonstaal (diverse diameters) vlechtdraad plooi-ijzer plooiplaat knipschaar wartel
Individueel vlechttang
Betonwerken Gemeenschappelijk cement granulaten stamper hulpstoffen folie
Individueel spanvijzen
Metselwerk Gemeenschappelijk tekenpasser met instelbare lengte betonmolen boormachine met betonboren handslijpmachine bouwverlichting, verplaatsbaar kruiwagens mortelkuipen mortel- en betonemmers profielen zeef diverse soorten baksteen kalk hulpstoffen
D/2001/0279/020
Individueel steenbeitel 30 mm handborstel metseldraad en priemen gereedschapskoffer klauwhamer potlood metselrei truweel (klein) voegspijker voegbord luchtbelwaterpas paramentbeitel profielblokjes
61
Bouwtechnieken 2de graad TSO
8.3 Minimale materiële vereisten voor het vak Elektriciteit Gemeenschappelijk verticale vaste panelen (opstellingen) met de gepaste bouwstenen en verbindingselementen voor demonstratieproeven didactische affiches, dia's, videofilms, enz. elementair schakelbord en verdeelkast soorten geleiders (draden, snoeren, kabels) installatiemateriaal (U) DC-voeding didactische meettoestellen, goed af te lezen voor de volledige klas oscilloscoop kWh-meter multimedia pc met didactische en simulatiesoftware projectiesysteem tabellen (leidingen, smeltzekeringen) catalogi normen, reglementeringen
Per groep leerlingen plug-in-systeem met de nodige bouwstenen en verbindingselementen, voor proeven en schakelingen spanningstester eenvoudige digitale multimeter meetsnoeren
8.4 Minimale materiële vereisten voor het vak Mechanica Voor het vak Mechanica voorziet men: • • • • • •
Een bord, een projectiesyteem, multimedia PC en aangepaste didactische software, dynamometer(s), balans, didactische middelen om de begrippen in verband met kracht, moment en evenwicht uit te leggen.
D/2001/0279/020
62
Bouwtechnieken 2de graad TSO
9
NUTTIGE ADRESSEN
BIN (Belgisch Instituut voor Normalisatie) Brabançonnelaan 29 1040 BRUSSEL Tel.: (02)520 22 33 Website: http://www.bin.be/NL/index.htm E-mail:
[email protected] DBO (Dienst voor Beroepsopleidingen) Koningsstraat 93 bus 3 1000 BRUSSEL Tel.: (02)227 14 11 Fax: (02)227 14 00 Website: http://www.ond.vlaanderen.be/dbo/ E-mail:
[email protected] KVIV (Koninklijke Vlaamse Inbgenieurs Vereniging) Desguinlei 214 2018 ANTWERPEN Tel.: (03)216 09 96 E-mail:
[email protected] Website: http://www.ti.kviv.be/critto FVB (Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid) Koningsstraat 45 bus 4 1000 BRUSSEL Tel.: (02)210 03 33 Website: http://www.fvbffc.be/ NAVB (Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en hygiëne in de bouwnijverheid) Poincarélaan 70 1070 BRUSSEL Tel.: (02)523 40 93 Website: http://www.navb.be NACEBO (Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf) Lombardstraat 34-42 1000 BRUSSEL Tel.: (02)545 56 00 Website: http://www.nacebo.be/ Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden Tervurenlaan 463 1160 BRUSSEL Tel.: (02) 773 16 80 VCB (Vlaamse Confederatie Bouw) Lombardstraat 34-42 1000 BRUSSEL Tel.: (02)545 57 49 Fax: 02/545.59.07 Website: http://www.vcb.be
D/2001/0279/020
63
Bouwtechnieken 2de graad TSO
VLOR (Vlaamse Onderwijsraad) Leuvenseplein 4 1000 BRUSSEL Tel. : (02)219 42 99 Fax : (02)219 81 18 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlor.be VMM (Vlaamse Milieumaatschappij) A. Van De Maelestraat 96 9320 EREMBODEGEM Tel.: (053)72 64 45 Website: http://www.vmm.be/ VVKSO (Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs) Guimardstraat 1 1040 BRUSSEL Tel.: (02)507 07 30 Fax : (02)511 33 57 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vsko.be WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) Maatschappelijke zetel Violetstraat 21-23 1000 BRUSSEL Tel.: (02)502.66.90 E-mail:
[email protected] Website: http://www.bbri.be/wtcb.htm Enkele interessante en relevante websites1 Algemene info bouwen/verbouwen:
http://www.bouwwereld.be
Bouwen met baksteen:
http://www.baksteen.be
Cobonet:
http://www.cobonet.be/
Links naar sites voor bouw en hout (verzameld door VTI Izegem):
http://user.online.be/vti_izegem/houten.htm
David Verhoevens Internet links:
http://users.skynet.be/daviverh/index.html
Bouwplatform:
http://home.tiscalinet.be/bouwplatform/framestart.html
1
Deze websites zijn voortdurend in evolutie. De adressen kunnen wijzigen. Er komen voortdurend websites bij.
D/2001/0279/020
64
Bouwtechnieken 2de graad TSO
10
BIBLIOGRAFIE
Beroepsprofielen in de bouwnijverheid Fonds voor Vakopleiding in de bouwnijverheid Beroepsopleidingsprofiel metselaar Vlaamse Onderwijsraad Einddocument van 1 juni 1999 Modulaire beroepsopleidingsprofielen studiegebied bouw Dienst Beroepsopleidingen Schaal voor attitudemeting (SAM) Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden Advies voor de eindtermen in de 2de graad van het secundair onderwijs Document RSO/RLE-LVP-RHE/ADV Reflecteren op technisch tekenen als technisch-technologische vormingscomponent in nijverheidsdisciplines VVKSO – Gilbert Vanden Borre Theoretische mechanica 2de graad W. De Clippeleer Wolters Plantijn Bouwmethodes Ruwbouw Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid Richtlijnen - Normen technisch tekenen Hout-Bouw CRITTO Gedifferentieerd leerpakket Elektriciteit K. Standaert Educatieve Uitgeverij, Antwerpen Basiselektriciteit P. Goes Die Keure, Brugge Leerplannen secundair Onderwijs - VVKSO • Bouw- en houttechnieken Tweede leerjaar – Basisoptie – D/1999/0279/056 • Bouwtechnieken – tweede graad TSO – D/1991/0279/002 • Bouwtechnieken – derde graad TSO – D/1993/0279/011 • Bouw – tweede graad BSO – D/2000/0279/017 • Bouw- en houtkunde – tweede graad TSO – D/2000/0279/015 Vademecum voor de leerplanmaker VVKSO PC-T/DOC/97/35
D/2001/0279/020
65
Bouwtechnieken 2de graad TSO