VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS Guimardstraat 1 - 1040 BRUSSEL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Studierichting Houttechnieken
Derde graad TSO 1ste leerjaar/2de leerjaar
Licapnummer: D/1992/0279/064 december 1992
- Licap-uitgave - Brussel -
LESSENTABEL
HOUTTECHNIEKEN
1
Basisvorming AV AV AV AV AV AV AV
1ste lj.
2de lj.
12
12
2 1 2 1 2 2 2
2 1 2 1 2 2 2
Godsdienst Aardrijkskunde Frans Geschiedenis Lichamelijke opvoeding Nederlands Wiskunde
2
Optie
2.1
Studierichting (fundamenteel gedeelte)
20
20
PV TV
8 2
8 1
1
1
9
10
4
4
TV TV
2.2
Praktijk/Stages Hout (x) Elektromechanica/Elektronica/Hout/Mechanica (x) Meet- en regeltechnieken Elektromechanica/Hout/Mechanica (x) Sterkteleer Hout Beroepseconomie (x) 0 Laboratorium (x) 2 Stijlleer-vormgeving (x) 0 Technisch tekenen (x) 4 Technologie (x) 3
Complementair gedeelte: maximum
1 2 1 4 2
- Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse Executieve van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken. - Wanneer in het complementair gedeelte één of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamenteel gedeelte dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamenteel gedeelte. - Pedagogische aanbevelingen: PV Praktijk/Stages Hout (x) 2• 2• TV Hout Laboratorium (x) 1• 1• Stijlleer-vormgeving (x) 1• 0 Technologie (materialen) (x) 0 1•
(x) Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen. (•) Deze aanduiding staat voor uitbreiding van het aantal lessen voorzien in de basisvorming of in het studierichtingsgedeelte.
INHOUD
blz. 1
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
4
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUTIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
5
TAXONOMIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
6
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
PV Praktijk/Stages Hout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
TV Elektromechanica/Elektronica/Hout/Mechanica Meet- en regeltechnieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
17
TV Elektromechanica/Hout/Mechanica Sterkteleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
23
TV Hout Beroepseconomie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
37
TV Hout Laboratorium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
46
TV Hout Stijlleer-vormgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
58
TV Hout Technisch tekenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
62
TV Hout Technologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
69
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
86
7
-4-
Werken aan het christelijk-gelovig opvoedingsproject is een opdracht van de hele schoolgemeenschap. Deze uitdaging is zeker geen aangelegenheid van de leraar godsdienst alleen. Elk vak kan in zijn dialoog met de werkelijkheid een eigen bijdrage leveren tot een christelijk geïnspireerd zoeken naar waarheid. Elk vak biedt de kansen en de mogelijkheden om tot waardenverheldering of gelovige duiding te komen. In elk vak kunnen leraars vanuit een dialogale houding jonge mensen aanzetten tot een christelijk-ethische reflectie op de inhouden, tot een houding van verwondering en bewondering, van solidariteit, van eerbied en dankbaarheid. In de beschrijvingen van de studieprofielen is de dimensie van het christelijk-gelovig opvoedingsproject steeds op de achtergrond aanwezig. Hier en daar wordt uitdrukkelijk op de mogelijkheden gewezen om het opvoedingsproject vanuit de componenten of de eigenheid van de studierichtingen concrete gestalte te geven. 1
BEGINSITUATIE
De opleidingen 'Hout- en bouwkunde' en 'Houttechnieken' 2de graad krijgen een normaal en noodzakelijk vervolg in de 3de graad 'Houttechnieken'. In de 2de graad zijn de leerinhouden naar enkelvoudige technische verwezenlijkingen gericht. In de 3de graad Houttechnieken worden de leerinhouden van Technisch tekenen, Technologie en Praktijk in een toegepaste vorm verwerkt. Een zekere mate van ruimtelijk inzicht en een goede kennis van de enkelvoudige materialen en dito constructies is een noodzaak. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Als basis voor de algemene doelstellingen verwijzen we naar de studieprofielen die door de Sectorcommissie Hout van de VLOR zijn uitgewerkt. (Document 1991-1992 ...)(*) Het lijkt ons absoluut noodzakelijk dat elke school over dit document zou beschikken en het zou gebruiken als basisdocument bij het bespreken van het studieprofiel. Omwille van de lijvigheid van het document kunnen wij in het plaatsbestek van dit leerplan slechts enkele summiere gegevens overnemen. 2.1 2.2
Algemene kennis Praktische taalbeheersing bezitten. Over een vakspecialiteit een gesprek voeren. Kritische zin bezitten. Een christelijke ingesteldheid verwerven. Beroepsgerichte kennis
-
Technieken over planning en organisatie beheersen. Technisch rapporteren. Kennis hebben over de aankoop van grondstoffen en gereedschappen. Werkvoorbereidingen opstellen voor enkelvoudige uitvoeringen en voor serieverwerkingen. Machines instellen en sturen. Prijsbewust denken in functie van kwaliteit en stabiliteit bij schrijn- en timmerwerkuitvoeringen. Principes die aan de basis van meubelstijlen liggen, kennen om deze in passende situaties te transfereren.
(*)
Rapport betreffende profielen en opleidingen in de houtsector Vlaamse Onderwijsraad, Jozef II-straat 68, 1040 Brussel.
-5- Begrippen van thermische en akoestische isolatie kennen. - Kwaliteitsbewust denken en handelen. - De computer integreren. 2.3 2.4
Vereiste vaardigheden De voorhanden zijnde machines instellen en bedienen. Verspaningstechnieken toepassen. Gereedschappen verantwoord instellen. Zin voor afwerking tonen. Vereiste persoonlijkheidskenmerken
De volgende kenmerken in zekere mate bezitten: - doorzettingsvermogen, - zin voor verantwoordelijkheid, - flexibiliteit, - zin voor nauwkeurigheid, - bereidheid tot navorming, - kwaliteitsbewust handelen, - zin voor veiligheid en hygiëne, - ambitieuse ingesteldheid, - creativiteit. 2.5 2.6
Verdere studies Een 3de specialisatiejaar van de 3de graad. Hoger onderwijs van het korte type (graduaat) of het lange type (voor de allerbesten). Onderwijs voor sociale promotie. Pedagogisch hoger onderwijs (Technisch regentaat). Tewerkstellingsmogelijkheden
- Zelfstandige (eventueel na enkele jaren ervaring en verdere bijscholing) - In houtbewerkende en houtverwerkende bedrijven: . als technicus, bedienaar-programmeur van CNC-machines, medewerker op het studiebureel of op het planningsbureel, . als technisch-commercieel medewerker. - In toeleveringsbedrijven voor de houtsector, de meubelhandel, de houthandel in een technisch commerciële functie. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
3.1
Vakkenintegratie
In de 3de graad van de studierichting 'Houttechnieken' moet speciaal gelet worden op de noodzakelijke binding van de verschillende leerinhouden over de vakken heen. Door de idee van integratie tussen TV en PV krijgen de technische vakken een meerwaarde. De leerinhouden worden hier in een gerichte vorm verwerkt langs voorbeelden gehaald uit het produceren. Om te komen tot een goede coördinatie en om overlappingen te vermijden, is het noodzakelijk om per graad gezamenlijk de jaarplannen op te stellen. Dit geldt ook voor de combinatie Laboratorium met Materialen enerzijds en voor Technologie constructies en Technisch tekenen anderzijds.
-6Als voorbeeld van een dergelijke horizontale planning vernoemen we het onderdeel "trappen". Zowel in Technologie, in Technisch tekenen als in Praktijk komt dit gegeven aan bod. Alle soorten trappen kunnen in elk vak uitvoering verwerkt worden. Naargelang de afspraken over deze leerinhouden kan in Technisch tekenen een trap met gebogen binnenwand getekend worden, in Technologie kunnen de verdrijvingen aan bod komen en in de Praktijk kan een kuipstukverbinding uitgevoerd worden. Er zijn uiteraard nog enkele andere invalshoeken die een verrijking voor elk vak garanderen. Zonder in extremen te vervallen is het mogelijk deze aspecten regelmatig in de verwerking van de leerinhouden in te lassen. 3.2
Kwaliteitszorg
De IKZ-gedachte kan zonder veel theorie in elk vak ingang vinden. Zowel bij het opstellen van de werkvoorbereiding, als naar de uitvoering van een opdracht, zowel in TV als in PV, wordt het streven naar kwaliteit meeverrekend. Telkens kunnen de stappen: plannen, uitvoeren, evalueren en bijsturen ingecalculeerd worden, zodat zij na enige tijd bij de leerlingen als een spontane attitude optreden. Leerlingen vertrouwd maken met een zekere vorm van zelfcontrole is eveneens aan te bevelen. 3.3
Integratie informatica
Waar in de 2de graad in basisinformatica werd voorzien, volgt in de 3de graad de volledige integratie in de technische en praktische vakken. Bij de keuze van de oefeningen zal men daar terdege rekening mee houden. In elk vak kan men het gebruik van de computer integreren, maar de integratie naar verschillende vakken samen biedt meer mogelijkheden. Zo is het mogelijk dat uitvoeringen in het vak Technisch tekenen gebruik maken van de informatie uit het vak Materialen en dat hierop verder gewerkt wordt in Laboratorium. Bij de stap naar Praktijk kan de tekening een aanvulling krijgen in functie van de uitvoering. De computer kan eveneens een hulp zijn bij de uiteindelijke prijsberekening. In een speciale verwerking met de computer is voorzien als de school over een CNC-machine beschikt. Het Technisch tekenen zal dan evolueren doordat men rekening houdt met de principes van verspanen die aan de machine uitgevoerd worden. Bij het tekenen van raamuitvoeringen moet in eerste instantie de op school aanwezige frezenset verwerkt worden. Door de welbepaalde eigenschappen van de frezenset krijgt de tekening een specifieke opbouw. 3.4
Veiligheid en gezondheid
Vanuit een steeds sterker wordend milieu- en veiligheidsbewustzijn, worden er in elk vak elementen veiligheid en gezondheid ingebouwd. Het is bovendien nodig dat wettelijke voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid in de houtbewerking aan de leerlingen meegedeeld worden. In elke opdracht kan ruimte worden voorzien om deze belangrijke elementen te verwerken. Bijvoorbeeld: - veiligheid bij het instellen van machines, - bescherming bij het gebruik van grondstoffen, - veiligheid bij afwerkingstechnieken, - veiligheid in de lokalen: onder andere lab, praktijk. Zeker met betrekking tot de afwerkingstechnieken (spuittechnieken) zal men rekening moeten houden met de bepalingen van Vlarem II.
-73.5
Europese dimensie
Er zijn tal van mogelijkheden om de opleiding te oriënteren naar een Europese dimensie, bijvoorbeeld door: - het kennen en toepassen van de Europese normen, - milieuproblemen in een ruimer perspectief te zien, - contacten met buitenlandse opleidingsvormen, - uitwisseling op leerlingenniveau, - culturele uitwisseling in functie van de opleiding bijvoorbeeld met betrekking tot design. 3.6
Evaluatie
Om het in de gedachten van IKZ te formuleren: evaluatie moet 'een bestendige verwerking' krijgen. Benevens de evaluatiemomenten die door elke leraar in zijn jaarplan verwerkt zijn, moeten we de leerlingen modellen aanbieden waardoor ze langs zelfevaluatie hun leerproces kunnen bijsturen. Door regelmatige en goed geplande evaluatiebeurten kunnen we zowel het proces als het produkt van fouten vrijwaren. Zo wordt er gewerkt aan een mentaliteit waarbij ook de persoonlijke vaardigheden worden geactiveerd. 3.7
Relatie tot het bedrijfsleven
Omdat niet alle recente machines op de scholen kunnen aanwezig zijn is het noodzakelijk om met de bedrijven uit de regio concrete afspraken te maken om op regelmatige tijdstippen minstens observatiestage te kunnen lopen. Voor bepaalde onderdelen van dit leerplan zal het zelfs nodig zijn om de machines van de bedrijven te kunnen gebruiken, indien de school niet zelf over de apparatuur beschikt (zie CNC). 4
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUATIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF
- In zijn taak als didacticus heeft de leraar een plannings- en voorbereidingstaak: hij zet het leerplan om in een jaarplanning en de verschillende leerinhouden en doelstellingen zet hij om in een aangepast didactisch proces. De leraar heeft uiteraard ook een beoordelingstaak: hij moet de kennis, de vaardigheden en de attitudes van de leerlingen objectief evalueren in functie van de doelstellingen. - Een verantwoorde evaluatie vertrekt dus van duidelijk geformuleerde en operationele lesdoelstellingen. In dit leerplan worden geen les-, maar leerplandoelstellingen geformuleerd, die een lessenreeks overspannen. Alle leerplandoelstellingen van de vakken van het studierichtingsgedeelte worden omvat door de algemene doelstellingen van de studierichting. De einddoelstellingen sluiten op hun beurt aan bij het studie- of beroepsopleidingsprofiel dat wij in de 3de graad duidelijk nastreven en dat een probleemloze overstap naar een functie- of beroepsprofiel moet kunnen garanderen. Dit functie- of beroepsprofiel werd door de beroepsfederaties geformuleerd binnen de voormalige Hoge Raad voor het Technisch en Beroepsonderwijs of binnen de huidige sectoriële commissies van de Vlaamse Onderwijsraad. Een leraar die zijn evaluatie ernstig wil opvatten, moet zich dus bewust zijn van de verschillende doelstellingen die hij minimaal moet bereiken om tenslotte aan het studieprofiel te beantwoorden. - In het totale toetsingsmechanisme moet de leraar aandacht hebben voor de permanente evaluatie of het dagelijks werk (zeker voor de praktische vakken), voor de formatieve toetsen (waarin de foutenanalyse en de remediëring een belangrijke rol spelen) en voor de summatieve toetsen of voor de examens.
-8Binnen het evaluatiesysteem neemt de geïntegreerde proef een speciale plaats in. De relatie tussen de geïntegreerde proef, de einddoelstellingen en het nagestreefde studie- of beroepsopleidingsprofiel moet de leraar duidelijk voor ogen staan. De geïntegreerde proef die in de loop van het 2de leerjaar van deze 3de graad moet georganiseerd worden, wil het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes gericht op de beroepsactiviteit evalueren en omvat de vakken van het fundamenteel optioneel gedeelte. De geïntegreerde proef heeft een vakoverschrijdend, een beroeps- en realiteitsgericht karakter. De proef kan de vorm aannemen van een project dat vanaf het begin van het schooljaar opgebouwd wordt en waarvan het zwaartepunt op het einde van het schooljaar ligt. Ook een eindwerk of een praktische realisatie kan op dezelfde wijze langzamerhand tot stand komen. Het concept, het ontwerp, de realisatie van de proef moet van bij het begin van het 2de leerjaar van de 3de graad aandacht krijgen. De aanstelling van de beoordelingsjury, die voor een groot deel uit deskundige buitenstaanders moet bestaan, dient ook in het begin van het schooljaar te gebeuren. Samenvattend kunnen wij besluiten dat bij de interpretatie van dit leerplan voor de 3de graad niet voorbijgegaan kan worden aan het studieprofiel, de einddoelstellingen en de evaluatie ervan in de geïntegreerde proef. 5
TAXONOMIE Voor de Technische Vakken (TV) is dit leerplan opgesteld in de vorm van leerinhouden en verwerking die samen de doelstellingen vormen. Het minimum niveau van de verwerking wordt ook aangegeven. Hiervoor wordt de taxonomie van BLOOM toegepast met de volgende afkortingen: K = Kennen A = Analyseren
B = Begrijpen S = Synthetiseren
T = Toepassen E = Evalueren
Voor de Praktische Vakken (PV) maakt men gebruik van de taxonomie voor de psychomotorische doelstellingen volgens BRION, met de volgende afkortingen: W = Waarnemen I = Inoefenen
N = Nabootsen B = Beheersen
De B en U in de kolommen betekenen basis en uitbreiding. De basisdoelstellingen MOETEN bereikt worden.
6
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
-9-
PV Praktijk/Stages Hout
1
1ste en 2de leerjaar: 8 u./w. (+ 2 u./w.)
BEGINSITUATIE
In de 2de graad 'Houttechnieken' en 'Hout- en bouwkunde' werd de basis van uitvoeren naar enkelvoudige opdrachten georiënteerd. De leerlingen hebben de machines en de uitvoeringen ervaren als gericht naar een welomschreven opdracht. De werkmethode werd samen met de leerlingen opgesteld, maar onder volledige verantwoordelijkheid van de leraar. De opdrachten waren zuiver opgesteld en zo uit te voeren. Zodoende leerde men de eigenheid van elke uitvoering en van elke machine kennen. De leerlingen kennen dus de principes van zagen, schaven, frezen, boren en schuren en kunnen ze uitvoeren. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
2.1
Beroepsgerichte vaardigheden, kennis en inzicht
- Houtbewerkingsmachines kennen en inschakelen in een welbepaald uitvoeringsplan. - Machines instellen in functie van een goed omschreven uitvoering. - De elementen bij verspaning van hout kennen en ontleden; aanpassingen voorstellen die een verbetering naar verspaning toe inhouden. - De veiligheidsvoorschriften bij het werken met machines kennen en toepassen met betrekking tot: @ het voorkomingsbeleid, @ de afscherming van draaiende en snijdende delen, @ de aanduiding van rotatiefrequentie van snijdende delen, @ de instructiekaarten. - CNC situeren in de totaliteit van het produceren: @ toepassingen aangeven, @ mogelijke uitvoeringen met voorhanden zijnde machines interpreteren en toepassen. - Afwerkingstechnieken kennen en toepassen: @ de eigenschappen van de produkten kennen en hun toepassing verantwoord uitvoeren, @ de etikettering ontleden en eventuele veiligheidsvoorschriften verklaren, @ spuittechnieken kennen en toepassen om tot een optimale uitvoering te komen, @ milieubewust omgaan met produkten. - Langs contacten met de nijverheid brede ervaringen opdoen. - Werkmethodes opstellen en interpreteren in functie van een welomschreven opdracht. - Kennis hebben van alle materialen die in elke opdracht verwerkt worden. - De keuze van de materialen bepalen volgens de voorschriften van de opdracht en verantwoorden in functie van de afwerking. - Verbindingen en middelen bepalen die de meeste garantie geven op kwaliteitsuitvoeringen. - Lijmen kiezen die voldoen aan de vooropgestelde kwaliteits- en uitvoeringsplanning.
- 10 - De keuze van de verbindingen verantwoorden in functie van de uitvoeringsmogelijkheden in de werkplaats, en in het perspectief van het kwaliteitsstreven van de opdracht. - De organisatie van de werkplaats bepalen om tot een optimale verwerking van de opdracht te komen. - Deelopdrachten plannen en uitvoeren. - Varianten voorstellen en uitvoeren bij bestaande werkmethoden. 2.2
Attitudes
De IKZ-gedachte integreren in elke opdracht om langs bestendige zelfcontrole tot een goed resultaat te komen. - Verantwoordelijkheidszin activeren. - Respect voor het werk en de eigendom van anderen opbrengen. - Nauwgezetheid tonen. - In groep kunnen werken. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Praktijk is hier opgevat als een synthese-activiteit waarin men plant, toepast en uitvoert wat men in de technische vakken theoretisch aanbracht. Een juiste werkmethode vormt de basis voor de planning. Het produkt is een middel, maar wel een belangrijk middel om alle uitvoeringen te leren beheersen. Het proces, de werkmethode vormt de basis voor de verwerking. - Het is aangewezen om de praktische uitvoeringen ook te toetsen op hun waarde; dit gebeurt in het Laboratorium. Een bestendige wisselwerking tussen Praktijk en Laboratorium is noodzakelijk. - De geïntegreerde proef is een belangrijk element in de praktijkopleiding. In de loop van de praktijkuren zal aan de opbouw van de geïntegreerde proef gewerkt worden. Bij deze geïntegreerde proef is een wisselwerking school-bedrijf van kapitaal belang. Binnen de geïntegreerde proef zou in complementariteit tussen de verschillende leerlingen van één klas aan de totaalopdrachten (zie punt 1.2) moeten kunnen worden gewerkt. - De leerinhouden PV worden hoofdzakelijk in het praktijklokaal verwerkt. Het technisch lokaal en het Lab zouden in optimale omstandigheden steeds bereikbaar moeten zijn om elementen als "plannen, onderzoeken, en andere" in te schakelen. - Bij het onderdeel Afwerkingstechnieken (Spuittechnieken) moet rekening gehouden worden met de bepalingen van Vlarem II. Bij alle aspecten van de Praktijk is veiligheid en ongevallenpreventie essentieel. - Bij het plannen van speciale opdrachten kunnen halffabrikaten vanuit andere klassen en zelfs uit de nijverheid betrokken worden. - Stages zullen ook in het TSO stilaan een verworvenheid moeten worden om de leerlingen de kans te geven hun kennis uit te breiden naar de volgende gebieden: @ Ontwerp en planning @ Werkpoststudie @ Produktieprocessen @ Nieuwe technologieën (voor CNC indien de school hierover niet zelf beschikt) @ Sociale vaardigheden.
- 11 Bepaalde scholen hebben hierin een traditie, voor andere zal dit stilaan moeten opgebouwd worden. Hoeveel uren Stages binnen de 8 u. PV Praktijk/Stages ingericht worden, is afhankelijk van de lokale situaties. Hierbij spelen elementen als de contacten met het plaatselijk bedrijfsleven, de complementariteit van de uitrusting in de stagebedrijven tegenover de infrastructuur van de school een belangrijke rol. Met betrekking tot de vorm van de stages (blokstages of alternerende stages) willen wij geen dwingende uitspraken doen. Uiteraard zal de stagebegeleider er steeds moeten op toezien dat de stage voldoende echte "leerervaringen" inhoudt. Hiervoor zijn een degelijke voorbereiding, een ernstige begeleiding, een grondige evaluatie en nabespreking absolute voorwaarden. Voor de stage-organisatie verwijzen wij naar de ministeriele omzendbrief SOZ(91)15 van 10.7.1991. 4
LEERINHOUDEN, COGNITIEVE EN MOTORISCHE LEERPLANDOELSTELLINGEN
PV Praktijk/Stages Hout Nr. 1
LEERINHOUDEN HET VERSPANEN -
HET NOODZAKELIJKE EERSTE ONDERHOUD VAN DE MACHINES - Snijdende delen - Beschermende delen - Overbrengingen
3
VERSCHILLENDE VORMEN VAN VERSPANEN
3.1
In massief hout - Langshout - Dwarshout
COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
I
De begrippen bij verspanen verklaren in functie van: - zagen, - schaven, - frezen, - boren, - draaien, - schuren.
Het verspanen oordeelkundig uitvoeren. Elke machine instellen en bedienen met inachtname van de veiligheidsvoorschriften (zie instructiekaarten).
B B
Controle uitvoeren op de standtijd van de snijdende delen. De best geschikte snelheden instellen. Aan de hand van notities de standtijd van de snijdende delen verklaren.
Snijdende delen vervangen en instellen. Regelmatige controle op elk onderdeel uitvoeren: - snijdende delen, - overbrengingen, - veiligheidsvoorzieningen.
B B
De verschillende vormen van verspanen verklaren naar gelang van: - snijgereedschap, - machine, - te verwerken materiaal.
De verschillende verspaningen uitvoeren. De best geschikte snijgereedschappen kiezen bij een goedomschreven opdracht.
B B
B
- 12 -
2
Snijhoek Vrijloophoek Spaanhoek Snijsnelheid Omtreksnelheid Aanvoersnelheid Handaanvoer Automatische aanvoer Meeloop Tegenloop
1ste en 2de leerjaar: 8 (+ 2) u./w.
3.2
In plaatmaterialen - Hout - Verlijmd met kunststof - Kunststof
4
DE SPECIFIEKE EIGENSCHAPPEN VAN ELKE MACHINE -
5
DE WERKMETHODE Omschrijven van de opdracht Ontleding van de uitvoeringen Uitvoeringen rangschikken Specificiteit van elke uitvoering Evaluatie van de uitvoeringen
MEUBELUITVOERINGEN -
Stoel Tafel Kast Bed Bureau
Gebruik maken van apparatuur die een hoge graad van veiligheid garandeert.
B
Elke machine ontleden in: - vaste delen, - bewegende delen, - specifieke voorschriften.
Elke bewerking bij elke machine op een ergonomische en veilige manier uitvoeren.
B
Een werkmethode opstellen voor elke opdracht. De organisatie van een werkpost verklaren. Inzien hoe een volgorde van uitvoeringen is opgebouwd. Eventuele verbeteringen uitwerken.
Planmatig werken: - de organisatie van elke werkpost efficient uitvoeren, - notities nemen van elke onderdeel, - gelijkaardige uitvoeringen samen plannen, - deelopdrachten afzonderlijk verwerken.
Een uitvoering plannen en produceren met inachtname van: - materiaalkeuze, - beschikbaar machine-arsenaal, - voorziene afwerking, - tijdschema.
Alleen en(of) in groep elke uitvoering eigenhandig instellen en verrichten: - telkens veiligheidsinstructies in acht nemen, - regelmatige controles uitvoeren.
B - 13 -
6
Mechanische bouw Elektrisch schema Bediening Veiligheid
De verschillen tusen handaanvoer en automatische aanvoer interpreteren. De consequenties voor het snijgereedschap verklaren.
B
Nr.
LEERINHOUDEN
7
SCHRIJNWERKCONSTRUCTIES
7.1
Ramen - Enkelvoudige ramen - Samengestelde ramen
7.2
Deuren - Binnendeuren - Buitendeuren Trappen
7.4
Dakconstructies
8
HET VERSPANEN VAN HOUT IN HET TOTAALCONCEPT VAN PRODUCEREN -
Ontwerp Uitvoering Werkmethode Afwerking
MOTORISCH
Vanuit een tekening een raamconstructie opbouwen en uitvoeren. Rekening houden met voorgeschreven hang- en sluitwerk.
De uitvoeringen (voor 7.1, 7.2, 7.3 en 7.4) volgens de afgesproken werkmethode (zie punt 5) verrichten: - ordelijk schikken, - veiligheid in acht nemen, - optimale kwaliteit nastreven, - notities maken met betrekking tot kwaliteit en voorziene tijdsbenutting.
B
De voorschriften voor trappen kennen en aanwenden bij de uitvoering. Ontwerptekeningen voor schrijnwerk in een werkmethode omzetten en de uitvoering ervan plannen.
De constructie exact in uitvoering brengen.
B
Deelopdrachten omschrijven en plaatsen op de exacte werktpost. Interpreteren en verklaren van uitvoeringen: - serieproduktie, - enkelvoudige uitvoering, - deeluitvoering.
Elke machine instellen voor de specifieke opdracht en verder: - ordelijk sorteren, - de uitval noteren, - het resultaat (de kwaliteit) evalueren.
De specificiteit van deuren met betrekking tot de uitvoering verklaren. In de voorgeschreven afwerking van de uitvoering voorzien.
W
N
I
B
- 14 -
7.3
COGNITIEF
B
9
HET PERSEN VAN HOUT - Vlakke pers - Raampers - Korpuspers
10
SPECIALE OPDRACHTEN
11
Verandabouw Erkerbouw Speciale trappen Kunststofschrijnwerk Verlijmde spanten Dakafwerkingen
AFWERKINGSTECHNIEKEN -
Kleuren en beitsen Vernissen en lakken Boenen Spuittechnieken
Verlijmingen voorbereiden en ordelijk uitvoeren volgens het principe van planning, uitvoering, controle.
B
De vereisten en uitvoeringen van constructies vertalen naar speciale opdrachten. Rekening houden met voorschriften inzake veiligheid en brandpreventie: - materiaalkeuze, - verwerking, - onderhoud, - gewenste kwaliteit.
Speciale uitvoeringen verwerken in functie van: - eenmalige uitvoering, - seriewerk, - plaatsing, - transport: intern en extern.
U
Verschillende technieken verklaren vanuit de samenstelling van de produkten en de eigenschappen van het te bewerken materiaal: - etikettering verklaren, - belang van veiligheid en gezondheid inzien.
De techniek van het afwerken in goede omstandigheden uitvoeren: - organiseren van de afwerking, - orde en netheid handhaven, - veiligheidsvoorschriften naleven met betrekking tot kledij, lucht, water, - spuitinstallaties efficiënt gebruiken en onderhouden.
B
- 15 -
-
Het persen plannen in functie van: - uitvoering: . houtsoort, . lijmsoort, . plaatmateriaal, - mogelijkheden: . verwarming, . open tijd, . opspantijd, . drukgrootte.
Nr. 12
LEERINHOUDEN TOTAALOPDRACHTEN -
13
Interieur Keuken Winkel Living Dakuitvoering Trappenhuis Atelier Skeletbouw
CNC-TOEPASSINGEN Programmeren aan de machine Programmeren langs tekenen (CAD) Het maken van mallen Opspansystemen: . mechanisch, . pneumatisch, . vacuüm - Soorten gereedschap naar vorm en materiaal
MOTORISCH
Het proces als een belangrijk element in het produceren ervaren: - voorcalculatie opstellen, - produktie plannen en evalueren, - elke deelopdracht in rekening brengen binnen de totale kostprijs.
Uitvoeringen plannen: - eventuele wijzigingen verantwoorden, - het ontwerp respecteren, - kwaliteit nastreven, - specifieke voorschriften naleven.
Inzicht verwerven in de specifieke toepassingen van verspanen. Het CAD-tekenen opbouwen naar een mogelijke uitvoering. De verschillen in uitvoering naar frezen - meeloop, - tegenloop, oordeelkundig toepassen. De volgorde van freesuitvoeringen opstellen. Onderzoek verrichten naar de kwaliteit van het gereedschap en de uitvoering, de verbeteringen voorstellen.
Opdrachten met eenvoudige programmering uitvoeren. Snijgereedschappen instellen en vervangen. Specifieke veiligheidsvoorschriften inlassen. Gereedschappen gebruiken volgens de opgegeven voorschriften.
W
N
I
B
U
B - 16 -
-
COGNITIEF
- 17 -
TV Elektromechanica/Elektronica/Hout/Mechanica Meet- en regeltechnieken
1
1ste leerjaar: 2 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
- Dit vak is niet zomaar een voortzetting van "Gereedschaps- en machineleer" van de 2de graad. Vele elementen uit andere technische vakken moeten gekend zijn om inzicht te verwerven in de werking en het doel van de gereedschappen, de meetapparatuur, de nieuwe machines en de sturingstechnieken. - De opgedane algemene kennis uit de informatica vindt in de 3de graad vele praktische toepassingen. - De pneumatica, zowel de aandrijf- als de besturingstechniek, zal voor de leerlingen totaal nieuwe leerstof zijn. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
- De beschrijving en de toepassing van de verschillende machines en gereedschappen, die niet aan bod kwamen in de 2de graad, kennen. (De 2de graad richtte zich naar basismachines en -gereedschappen.) - Bijzondere aandacht opbrengen voor het aspect veiligheid. - Snijgereedschappen op de juiste manier plaatsen en houtbewerkingsmachines juist instellen met het oog op een nauwkeurig eindprodukt. - De CNC-machines gebruiken als exponent van de technologische vooruitgang in de houtsector en de toepassing van de kennis opgedaan in de technische vakken. - Pneumatische aandrijf- en besturingsproblemen inzien en goede oplossingen voorstellen en uitvoeren. - Eenvoudige toepassingen van moderne sturingstechnieken begrijpen zonder voorkennis van de Booleaanse vergelijkingen en met een beperkte vooropleiding Elektriciteit. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Goede afspraken maken met de leraars PV en TV voor de leerinhouden: Machines, Gereedschappen, Regeltechnieken, Meettechnieken en CNC. - Zo vlug mogelijk overgaan van de abstracte pneumatische schema's naar concrete pneumatische schakelingen. Deze laatste worden op simulatietafels uitgevoerd. - Eenvoudige toepassingen maken van PLC-sturingen in combinatie met pneumatische aandrijvingen. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Elektronica/Hout/Mechanica - Meet- en regeltechnieken Nr. 1
LEERINHOUDEN STUDIE VAN DE MACHINES -
Vierzijdige machines Persopsluitbanken Afwerkingsinstallatie Slijpmachines Fineerverwerkingsmachines Afzuiginrichting
VERWERKING De beschrijving en de toepassing van de verschillende machines kennen. De machines "regelen" in relatie tot de afwerkingsgraad en de nauwkeurigheid. Inzicht verwerven in de aspecten veiligheid, gezondheid en afvalverwerking.
1ste leerjaar: 2 u./w. K
B
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Aanbrengen in de machinezaal. Documentatie klaarleggen.
B
2.1
Zaag-, frees- en boorgereedschap
De verschillende zaagbladen en het frees- en boorgereedschap in functie van de materialen: massief hout, plaatmateriaal en kunststof kennen om tot een kwalitatief goed eindprodukt te komen.
2.2
Het verband snijsnelheid, rotatiefrequentie en aanvoersnelheid
De begrippen snijsnelheid, rotatiefrequentie en aanvoersnelheid definiëren. Het verband leggen tussen deze begrippen.
B
De evolutie van de automatisering in de houtsector schetsen (elektrisch, mechanisch, hydraulisch, pneumatisch, elektronisch).
B
B
Technische documentatie van zagen, frezen en boren ter beschikking hebben.
Cijfervoorbeelden geven. B Bedrijfsbezoeken inschakelen. Documentatie verzamelen.
- 18 -
STUDIE VAN DE SNIJGEREEDSCHAPPEN
Nieuwe industriële machines
A
B
2
2.3
T
Inzicht verwerven in de werking en de toepassingsmogelijkheden van de nieuwe industriële machines. Een concrete industriële machine in grote lijnen beschrijven. 3
MEETTECHNIEKEN
3.1
Afstandsmetingen - Meetklok - Schuifpasser - Micrometer
3.2
Vochtigheidsmetingen
3.3
B
B
De verschillende meetinstrumenten gebruiken.
B
Toepassen op aanwezige machines of na bedrijfsstage.
B
- 19 -
- Houtvochtigheidsmeter - Luchtvochtigheidsmeter
De verschillende meetinstrumenten correct aflezen. Het gebruik van de meetinstrumenten beschrijven bij het instellen van de machines. Hierbij belangrijke aspecten als nauwkeurigheid, veiligheid en gezondheid in acht nemen.
B
Comfortmetingen - Geluidssterktemeter - Lichtsterktemeter
4
CNC-MACHINES
4.1
Soorten - Frezen - Boren - Draaien
Het verspanen vertalen naar de CNCmachine.
Nr. 4.2
LEERINHOUDEN Principewerking -
4.3
4.5
Hoofdprogramma Hulpprogramma Programmacodes Functies
Instellen van de machine -
B
T
B
Toepassing op de machine
B
Gemaakte programma's uittesten.
B
- Ingeven van waarden - Instellen van het nulpunt, van de radiuscorrecties en van de lengtecorrecties - Parameters - Programma intikken
Begrijpen en toelichten van de toepassingen op de machine.
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Afspraken met de leraar PV voor de uitvoeringen en de oefeningen.
Oefenen met verschillende programmeervormen
Nulpunt Snijgereedschap Correcties Kaliber en werkstuk
A
Vanuit Technisch tekenen enkele opdrachten hiernaar richten.
- 20 -
4.4
De principewerking omschrijven.
K
Opspannen werkstukken Opspannen gereedschap Bewegingen van de werkstukken Bewegingen van de gereedschappen
Programmeervormen -
VERWERKING
TV Elektromechanica/Elektronica/Hout/Mechanica - Meet- en regeltechnieken Nr.
LEERINHOUDEN
5
PNEUMATICA
5.1
Fysische principes voor perslucht
5.2
Ventielen -
Stuurventielen Blokkenventielen Drukregelventielen Stroomregelventielen
VERWERKING
K
Eigenschappen van perslucht kennen. Druk, overdruk, onderdruk, eenheid van druk omschrijven. De algemene gaswet formuleren en toepassen voor perslucht. Het probleem condensatievorming aantonen en oplossen.
B B
De onderdelen van de persluchtproduktie opnoemen. De werking van de compressoren uitleggen. De buisdiameter van een leidingnet berekenen. Materialen en soorten fittings van persluchtleidingen bespreken. Doel en werking van boilers, filters, waterafscheiders, drukreduceerventielen en smeertoestellen bespreken. De verschillende soorten cilinders bespreken. Symbolen van deze cilinders tekenen. Op een doorsnede de onderdelen van een dubbelwerkende cilinder benoemen.
B
Symbolen voor functies en bedieningen tekenen. Werking van de verschillende ventielen uitleggen. De verschillende manieren van afdichting bespreken.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B B
Een diagram met dauwpuntskromme maken.
B - 21 -
5.3
Onderdelen van een pneumatische installatie
2de leerjaar: 1 u./w.
B B
Leidingmateriaal, fittings, materiaal voor conditionering van perslucht en cilinders ter beschikking hebben.
B B B
B
B B B
Stuurventielen met verschillende bedieningen ter beschikking hebben. De nadruk leggen op het snelheidsregelventiel.
Nr.
5.4
LEERINHOUDEN
Hydro-pneumatische systemen -
5.5
Samengestelde schakelingen
PLC
K
Ventielbedieningen omschrijven. Een evolutie in de montage van ventielen schetsen.
B B
De hydro-pneumatische systemen beschrijven en hun toepassingen verklaren.
T
A
B
Schakelingen op een simulatietafel opbouwen. Vaststellingen formuleren voor de schakeling in werking. Goede oplossingen bedenken voor pneumatische problemen. De benaming PLC verduidelijken. De opbouw van een PLC beschrijven. Het verband leggen tussen een handgeregeld proces en een besturing met PLC.
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Beschrijving en toepassingen.
B B
De verschillende schakelingen opbouwen op simulatietafels. - 22 -
6
Drukomzetters Drukversterkers Olie-remcilinders Voedingsaggregaten
VERWERKING
B
B
B B
Aan de hand van een eenvoudig voorbeeld (b.v. een logische ENfunctie) aantonen dat een klassieke opbouw van een besturing weinig flexibel en tijdrovend is, zeker in vergelijking met PLC.
- 23 -
TV Elektromechanica/Hout/Mechanica Sterkteleer
1
1ste leerjaar: 1 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Zowel voor de leerlingen die komen uit de 2de graad TSO 'Houttechnieken', als voor de enkelen die komen uit de studierichting TSO 'Hout- en bouwkunde', bouwt sterkteleer voort op de basis die werd gelegd in het vak Elektromechanica/Mechanica van de 2de graad. In dit vak kwamen voornamelijk bewegingsleer en bewegingsmechanismen aan bod en in beperkte mate ook krachtenleer. Krachtenleer evenwel is voor een 'Houtkundige' zeer belangrijk. Het ligt immers aan de basis om de statische problemen te kunnen bestuderen die zich in de hout- en bouwsector voordoen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
- Geen berekenaars vormen, maar wel houttechniekers met een theoretisch-praktisch inzicht in het gedrag van een constructie onder inwerking van belastingen. - De geometrische en de fysische kenmerken van bouwelementen berekenen of bepalen. - Een onderscheid maken tussen permanente en veranderlijke belastingen en deze kunnen bepalen in zowel een uiterste- als in een gebruiksgrenstoestand. - De begrippen kracht en moment omschrijven in relatie met de belasting. - Van isostatische constructie-elementen, de reactiekrachten berekenen (de noodzakelijke voorwaarde opdat deze in evenwicht zouden zijn). - De manier vaststellen waarop krachten op of in een doorsnede inwerken. - Op een willekeurige plaats in een belaste isostatische balk, de inwendige krachten en spanningen bepalen. - De geometrische kenmerken van een vlakke figuur berekenen. - Inzicht verwerven in het vervormingsgedrag van isostatische balken, onder invloed van de belasting. - Het verschil onderkennen tussen centrische en excentrische druk. - Het fenomeen knik onderkennen als instabiliteitsverschijnsel. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Demonstratief de evenwichtsvoorwaarden aangeven. - Inzicht in de oplossingsmethodiek is zeer belangrijk. Daarom dient men: @ eenvoudige gevallen in detail te behandelen en ingewikkelde gevallen tot eenvoudige te herleiden, @ toetsen met open boek te voorzien en per afgerond geheel, @ een hoofdstuk overstijgende oefeningen te voorzien die daardoor bijdragen tot een verhoging van het inzicht tussen de leerinhouden die in de aparte hoofdstukken werden behandeld. - Oefeningen dienen materiaalgebonden en situatiegebonden te worden geconcretiseerd. - Beperk de theoretische benadering tot het allernoodzakelijkste. Maak tijd vrij voor begeleide oefeningen. - Oefeningen maken als huiswerk hebben pas dan effect, indien ook de uitkomst wordt meegegeven (stimulering van het zoekproces naar de juiste oplossing) of indien later het resultaat klassikaal of individueel wordt besproken. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Hout/Mechanica - Sterkteleer Nr. 1
LEERINHOUDEN
VERWERKING
GEOMETRISCHE EN FYSISCHE KENMERKEN VAN LICHAMEN
Van willekeurige bouwelementen de volumes bepalen. De eenheid van een massa kennen en met voorbeelden aantonen dat deze een constante is. Met voorbeelden aantonen dat voor sterkteberekeningen de schijnbare volumemassa van bouwmaterialen moet gekend zijn en terzake tabellen raadplegen.
- Volume - Massa . absolute volumemassa . schijnbare volumemassa
KRACHT EN MOMENT
2.1
Verband tussen kracht en massa - Relatie - Eenheid
Verband tussen kracht en moment en de uitwerking van een koppel -
Begrip moment Grootte van het moment Zin van het moment (draaizin) Koppel van krachten
De relatie tussen kracht, massa en versnelling weergeven. In 'orde van grootte' de versnelling op aarde kennen en aangeven dat deze van plaats tot plaats verschilt. Het verschil tussen een kracht en een massa aantonen. De eenheid van kracht kennen. Aantonen dat een kracht een bepaalde grootte en zin heeft en zich op zijn werklijn mag verplaatsen. Het begrip moment omschrijven, de grootte bepalen en de draaizin onderkennen. Een bepaald moment vervangen door een koppel van krachten waarvan ofwel de tussenafstand ofwel de grootte van de kracht gekend is.
K
B
T
A
B
B
B B B B
B B
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Verschil in schijnbare volumemassa doen aanvoelen door uitersten met elkaar te vergelijken, onder andere water, beton, isolatie-materiaal, grond ... Raadpleeg gegevens uit norm NBN B03-102. Begrippen zoals absolute volumemassa en schijnbare volumemassa worden ook behandeld in Constructie bij de bespreking van grond en verdichting. Overleg met de betreffende leraar is noodzakelijk.
B
B
S
(Herhaling 2de graad). De nadruk leggen op het feit dat in de omgangstaal meestal niet de kracht belangrijk is, maar wel de massa. Bijvoorbeeld de massa die een hoeveelheid stenen vertegenwoordigt. Enkel de aanvaardbare afgeleide eenheden van een kracht hanteren in verdere berekeningen, dus zeker niet de dN. Demonstratief de begrippen toelichten en de relatie leggen met de symbolische voorstelling.
- 24 -
2
2.2
1ste en 2de leerjaar: 1 u./w.
3
BEREKENING VOLGENS DE METHODE VAN DE GRENSTOESTAND
3.1
Grenstoestanden - De uiterstegrenstoestand - De gebruiksgrenstoestand
NBN B03-001 (1988)
De begrippen uiterstegrenstoestand en gebruiksgrenstoestand aan de hand van concrete voorbeelden omschrijven.
De overschrijdingskans van grenstoestanden
In orde van grootte de overschrijdingskans van een grenstoestand kennen.
3.3
Oorzaken en in rekening brengen van onzekerheden
De karakteristieke sterkte van een materiaal omschrijven. De rekenwaarde voor de sterkte [Rd] bepalen (= karakteristieke sterkte / materiaalcoëfficiënt). De karakteristieke belasting omschrijven. De rekenwaarde van de belasting [Sd] bepalen (= karakteristieke belasting x belastingscoëfficiënt).
- Onzekerheden over de gebruikte materialen (materiaalcoëfficiënt) . het in rekening brengen van karakteristieke sterkten van materialen . verschil in sterkte tussen proefresultaten en verwerkte materialen - Onzekerheden over de gebruikte belastingen (belastingscoëfficiënt) . voorspelbaarheid van de grootte van de (karakteristieke) belastingen . verschil in aangenomen belastingen en werkelijke belastingen . het niet tegelijkertijd optreden van ongunstige effecten . onvolmaaktheden in de berekeningen
Met praktische voorbeelden het overschrijden van deze grenstoestanden toelichten.
U
Het verschil tussen normale, verhoogde en verminderde veiligheid toelichten. B B B B
Statistische verwerking (curve van Gauss), zowel van de proefresultaten op de materialen als van de optredende belastingen, in grafiekvorm voorstellen en toelichten.
- 25 -
3.2
B
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Basisvoorwaarde Sd <= Rd
De betekenis van de basisvoorwaarde omschrijven en het veiligheidsaspect toelichten.
B
De grootte van de veiligheidszone aanduiden (zie vorige paragraaf).
3.5
Uitwendige krachten
Omschrijven dat zowel belastingen als reactiekrachten, uitwendige krachten zijn die op een lichaam inwerken. De krachten die op een lichaam inwerken herkennen en weten dat deze 'werkingen of belastingen' worden genoemd. De krachten die een lichaam in evenwicht houden herkennen en weten dat deze 'reactiekrachten' worden genoemd. Het onderscheid maken tussen belastingen die blijvend kunnen aanwezig zijn (permanente belasting) of daarentegen kunnen variëren (veranderlijke belasting). Omschrijven waarom een constructie voldoende sterk moet zijn om deze belastingen te kunnen dragen.
B
NBN B03-101, B03-102, B03-103, B03-104 De belastingen (werkingen) enerzijds, en de krachten die het lichaam in evenwicht houden (reactiekrachten) anderzijds, in een aparte verzameling plaatsen.
- Belastingen of werkingen . blijvende of permanente belasting . veranderlijke belasting - Reactiekrachten
3.5.1
BLIJVENDE OF PERMANENTE BELASTING - WERKINGEN - Het eigen gewicht van het draagsysteem - Het gewicht van de niet-dragende onderdelen
Het eigen gewicht van het draagsysteem en van de niet-dragende onderdelen bepalen met bijvoorbeeld ter beschikking gestelde tabellen.
B
B
- 26 -
3.4
B
B
B
Eveneens beklemtonen dat er nog andere belangrijke blijvende belastingen zijn, zoals: gronddruk, voorspanning, waterpeil, vervormingen, zettingen ...
3.5.2
DE VERANDERLIJKE BELASTINGEN - Gebruiksbelastingen
3.6
Rekenwaarde van de basisveranderlijken - Rekenwaarde van de eigenschappen van de materialen - Rekenwaarde van de belasting
3.7
Combinaties van belastingen
3.8
Het in rekening brengen van de oppervlaktekenmerken van het lichaam waarop de kracht inwerkt - De oppervlakte waarop de kracht inwerkt wordt buiten beschouwing gelaten = puntbelasting [ N ] - De lengte waarop de kracht inwerkt wordt in rekening gebracht = lijnbelasting [ N/m1 ] - De lengte en de breedte (de oppervlakte) waarop de kracht inwerkt wordt in rekening gebracht = vlakbelasting [ N/m2 ]
B
Alleen de belangrijkste gebruiksbelastingen toelichten.
De materiaalcoëfficiënt in tabellen opzoeken en toepassen. De belastingscoëfficiënt in tabellen opzoeken en toepassen.
B
Tabel met de coëfficiënten ter beschikking stellen.
Voor een bepaalde belastingsituatie een belastingcombinatie maken voor een uiterste grenstoestand en voor een gebruiksgrenstoestand.
B
B
Concrete situaties toelichten.
- 27 -
- Combinaties in de uiterste grenstoestand - Combinaties in de gebruiksgrenstoestand
Met bijvoorbeeld ter beschikking gestelde tabellen de gebruiksbelasting bepalen.
De belangrijkheid van het al of niet in rekening brengen van de oppervlaktekenmerken van een lichaam (waarop de krachten inwerken) omschrijven naar lastendaling toe. Van een vlakbelasting (plaat) overgaan naar een lijnbelasting (balk) naar een puntbelasting (kolom)(telkenmale wordt één 'lengte dimensie' minder in rekening gebracht). Een lijnbelasting en een puntbelasting symbolisch voorstellen. De begrippen gelijkmatig en nietgelijkmatig verdeelde vlak- en lijnbelasting omschrijven en herkennen.
B
B
B B
Om de begrippen vlakbelasting, lijnbelasting en puntbelasting aan te brengen maakt men best een ruimtelijke voorstelling. Eventueel gebruikt men een maquette waar de belastingen worden op aangegeven. Eenvoudig geïntegreerd voorbeeld uitwerken met strookbreedte (plaat) gelijk aan de eenheid en balklengte gelijk aan een veelvoud van de eenheid. De bedoeling bestaat hierin, dat men zich de ruimtelijke lastendaling visueel kan voorstellen.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
4
UITWENDIG EVENWICHT
4.1
Actie en reactie
Begrippen omschrijven en elkaars relatie met praktische voorbeelden aantonen.
4.2
Verbindingen van een lichaam met de omgeving
Het aantal van de onbekende krachten in een verbinding bepalen. Deze onbekende krachten herleiden tot één kracht en een koppel van krachten. Symbolisch de verbindingen en daarin de onbekende krachten voorstellen.
- Een volmaakte inklemming - Een vast steunpunt - Een beweegbaar steunpunt Uitwendige evenwichtsvoorwaarden van krachten inwerkend op een lichaam in een plat vlak - Evenwicht van verticale krachten - Evenwicht van horizontale krachten - Evenwicht van de momenten 4.4
Het berekenen van de reactiekrachten van isostatische balken - Isostatisch - hyperstatisch - Balk op twee steunpunten . zonder overkragingen . met één overkraging . met twee overkragingen - Aan één zijde ingeklemde balk
Omschrijven waarom de werkingen of de belastingen (in een plat vlak beschouwd) aan drie evenwichtsvoorwaarden dienen te voldoen. Het evenwicht van verticale krachten, van horizontale krachten en van de momenten analytisch uitdrukken. De begrippen isostatisch en hyperstatisch omschrijven in relatie met het aantal bekende en onbekende vergelijkingen. Van isostatische balken, belast door puntkrachten en/of gelijkmatig verdeelde lijnbelastingen, de reactiekrachten berekenen.
B
T
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Demonstratief toelichten.
B B B B
B
B
B
Schematisch en demonstratief toelichten. De uitwerking van het koppel in een volmaakte inklemming vervangen door een moment. Met voorbeelden toelichten dat er ook geen volmaakte inklemmingen zijn (hoeksverdraaiing ...). Duidelijk bij elk voorbeeld de werkingen (belastingen) en de reactiekrachten in een aparte verzameling plaatsen. Duidelijke afspraken maken bij de keuze van de positieve richting van de krachten en de momenten. Demonstratief de evenwichtsvoorwaarden toelichten. Schetsmatig isostatisch en hyperstatisch constructies weergeven. Steeds de bekende en de onbekende krachten in een aparte verzameling plaatsen. Neem steeds dezelfde positieve richting aan voor de symbolische voorstelling van de reactiekrachten vóór de berekening wordt aangevat.
- 28 -
4.3
K
5
INWENDIG EVENWICHT
5.1
Onderverdeling van de krachten naar de wijze waarop deze op of in een normaaldoorsnede inwerken
5.2
De normaalkracht, de dwarskracht en het buigend koppel in een willekeurige doorsnede van een isostatische balk - Balk op twee steunpunten . zonder overkragingen . met één overkraging . met twee overkragingen - Aan één zijde ingeklemde balk
B B B
Ruimtelijke voorstelling maken van zowel het doorgesneden lichaam als van de krachten die op deze doorsnede inwerken. Afspraak maken welke zin van de dwarskracht en draairichting van het koppel men als positief en negatief aanneemt.
- 29 -
- Loodrecht op een doorsnede = normaalkracht - Gelegen in de doorsnede = dwarskracht - Twee krachten loodrecht op een doorsnede, evenwijdig aan elkaar en tegengesteld van zin = buigend koppel ... buigmoment - Twee krachten gelegen in een doorsnede, evenwijdig aan elkaar en tegengesteld van zin = wringend koppel ... wringmoment
Een normaaldoorsnede ruimtelijk en in aanzicht tekenen. In deze normaaldoorsnede de inwerkende krachten tekenen. Het effect van deze inwerking verklaren.
Een gedeelte van een (lichaam) bouwelement afzonderen. De grootte van de in te voeren krachten of koppels bepalen opdat na afzondering de delen in evenwicht zijn. De relatie onderkennen tussen de krachten en de koppels die zowel het ene deel als het andere deel in evenwicht houden.
B B
B
Zich beperken tot gelijkmatige verdeelde lijnbelastingen en/of puntkrachten. Steeds de gekende en de ongekende krachten die op een deel van een constructie inwerken in een verzameling plaatsen. Niet uitsluitend één deel van het lichaam afzonderen, ook het andere deel. De relatie tussen de krachten die de delen in evenwicht houden toelichten.
Nr. 5.3
LEERINHOUDEN
VERWERKING
Dwarskrachtfunctie- en momentenfunctie, dwarskrachtenlijn en momentenlijn
Het begrip superpositiebeginsel kennen en toepassen bij eenvoudige belastingen. Analytisch de dwarskrachtenfunctie en momentenfunctie opstellen en deze in tekening brengen (dwarskrachtenlijn en momentenlijn).
B
Van enkele type-belastingsgevallen de maximum dwarskracht en het maximum moment uitrekenen. Met bijvoorbeeld het superpositiebeginsel een willekeurig belastingsgeval tot type-belastingsgevallen herleiden.
B
- Superpositiebeginsel - Dwarskrachtenlijn - Momentenlijn . maxima . minima 5.4
Type belastingen inwerkend op een balk op twee steunpunten
6
RELATIE KRACHT - SPANNING en SPANNING - VERVORMING
6.1
Spanning - Relatie kracht - spanning
Het begrip spanning omschrijven. De relatie 'kracht - spanning' in formulevorm uitdrukken en toelichten.
B
T
A
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Relatie leggen met de wiskundige vergelijking van rechte en parabool. Relatie leggen met maxima en minima van een functie. Afspraak maken in verband met de aangenomen positieve richting van het X-Y-assenstelsel.
B
Berekende type-belastingen met tabellen toelichten en voor andere belastingen tabellen interpreteren.
U
B
S
- 30 -
- Balk met 1 puntbelasting in het midden - Balk met 1 puntbelasting uit het midden - Balk met een gelijkmatig verdeelde lijnbelasting
K
B
Voldoende benadrukken dat bij spanningen de oppervlaktedimensies, waarop de kracht inwerkt, in rekening worden gebracht.
Relatieve verlenging
Het begrip relatieve verlenging omschrijven en in formulevorm uitdrukken in functie van de verlenging.
6.3
Spannings-rekdiagram
Begrippen omschrijven. De relatie 'spanning - relatieve verlenging' in formulevorm uitdrukken en toelichten. Met voorbeelden aantonen dat materialen beperkt krachten/spanningen kunnen opnemen. Met voorbeelden omschrijven dat bepaalde veiligheidsmarges dienen gehanteerd in functie van de specifieke eigenschappen van de materialen. Omschrijven waarom de bouwheer, of het gebruik, bepaalde beperkingen oplegt aan de vervormingen van bouwelementen. De gebreken van bepaalde bouwmaterialen omschrijven in functie van de optredende spanningen.
- Kracht-verlengingsdiagram - Spannings-relatieve verlengingsdiagram . elasticiteitsmodulus [ N/m2 ] . grensspanning . toelaatbare spanning . grensvervorming . toelaatbare vervorming
6.4
Soorten spanningen - Normaalspanning . trekspanning . drukspanning - Schuifspanning - Buigspanning
Relatie leggen tussen de naamgeving van de verschillende soorten spanningen en de manier waarop de krachten op een bepaalde doorsnede inwerken. Schematisch de verschillende spanningen aangeven.
B
B
B
B B
B
Toelichten dat een verlenging/verkorting niet alleen door spanningen wordt veroorzaakt. In grafiekvorm de relatie tussen kracht en verlenging, spanning en relatieve verlenging, weergeven. Afspraken maken bij het weergeven in grafiek welke positieve richting men aanneemt voor trekkracht/trekspanning en drukkracht/drukspanning. Zie eveneens volgende paragraaf. Voor zowel staal, hout als beton deze grafieken toelichten en wijzen op hun eigenschappen. - 31 -
6.2
B
B
B
In een normaaldoorsnede eerst de krachten tekenen en daarna deze vervangen door spanningen. Bij buigspanningen eerst materiaal nemen dat zowel trek- als drukspanningen kan opnemen (b.v. hout) en daarna een materiaal dat bijna uitsluitend druk opneemt (beton).
Nr.
LEERINHOUDEN
7
GEOMETRISCHE KENMERKEN VAN EEN VLAKKE FIGUUR
7.1
Oppervlakte
7.2
Statisch moment van een oppervlakte rond een as - Opsplitsen in deeloppervlakken - Superpositiebeginsel
Het statisch moment berekenen rond een willekeurige as van eenvoudige vlakke figuren. Het superpositiebeginsel terzake toepassen voor het statisch moment van een gehele oppervlakte. De voorwaarde omschrijven wanneer een as door het zwaartepunt van een figuur gaat.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Voor een willekeurige vlakke figuur gebruikt men het best de methode van Flesner (coördinatenmethode).
B
Aangeven dat het statisch moment rond verschillende assen niet gelijk is en daarbij de wiskundige relatie aangeven. Duidelijk toelichten dat het statisch moment ten overstaan van symmetrie-assen nul is en hieruit de plaats van het zwaartepunt afleiden. De noodzaak om het statisch moment te berekenen rond twee assen toelichten. Tabelmatig de gegevens verwerken.
B
B B
Het zwaartepunt - Keuze van de plaats van het assenstelsel
7.4
De oppervlakte van een vlakke figuur berekenen. Het superpositiebeginsel terzake onderkennen.
K
De plaats van het zwaartepunt van eenvoudige vlakke figuren, berekenen.
B
Het lijntraagheidsmoment en de traagheidsstraal - Lijntraagheidsmoment - Traagheidsstraal
Van eenvoudige figuren rond het zwaartepunt het lijntraagheidsmoment en de traagheidsstraal berekenen.
B
De nadruk leggen op het feit dat bij het samenstellen van figuren door meerdere deelfiguren de traagheidsmomenten of traagheidsstralen niet mogen worden opgeteld.
- 32 -
7.3
VERWERKING
7.5
Verandering van het lijntraagheidsmoment bij verschuiving van de assen
8
ENKELVOUDIGE VLAKKE BUIGING
8.1
Verloop der normaalspanningen - Hypothese van Bernouilli - Wet van Hooke - Grootte van de normaalspanningen
De verandering van het lijntraagheidsmoment berekenen bij verschuiving van de assen.
U
Door een eenvoudig cijfervoorbeeld aantonen.
De vervorming van een doorsnede van een op buiging belaste balk tekenen. De spanning in een willekeurige vezel berekenen met de wet van Hooke.
B
Situatie schematisch voorstellen. Spanningen in verschillende vezels met elkaar in relatie brengen.
B
Ligging van de neutrale lijn
Bewijzen dat de neutrale lijn door het zwaartepunt van de doorsnede gaat.
B
De voorgaande schematische voorstelling gebruiken bij de toelichting.
8.3
Buigingsformule
De buigingsformule opstellen en in oefeningen gebruiken.
B
De buigingsformule op verschillende manieren voorstellen.
8.4
Weerstandsmomenten
Van rechthoekige doorsneden het weerstandsmoment berekenen en van metalen profielen met bijvoorbeeld een tabellenboek bepalen.
B
Tabellen van profielen ter beschikking stellen en toelichten.
Indien het maximummoment gegeven is, het vereiste metalen profiel of een houten doorsnede bepalen.
B
Concrete voorbeelden uitwerken. Oefeningen gemaakt in par. 5.3 en 5.4 kunnen verder worden uitgediept.
- Rechthoekige doorsneden - Metalen profielen 8.5
Toepassingen
9
DOORBUIGING
9.1
Probleemstelling
Omschrijven dat de doorbuiging behoort tot het probleem van de gebruiksgrenstoestand.
B
Met praktische voorbeelden verschillende factoren omschrijven, die de toelaatbare doorbuiging beïnvloeden.
- 33 -
8.2
Nr. 9.2
LEERINHOUDEN Toelaatbare doorbuigingen - In uiterstegrenstoestand - In gebruiksgrenstoestand
9.3
De doorbuiging van isostatische balken op twee steunpunten zonder overkraging(en)
10
CENTRISCHE EN TRISCHE DRUK
10.1
Centrische druk
Excentrische druk - Centrische drukkracht - Moment
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De toelaatbare doorbuigingen kunnen bepalen aan de hand van ter beschikking gestelde tabellen.
B
Tabellen ter beschikking stellen en toelichten.
De doorbuiging in het midden berekenen aan de hand van ter beschikking gestelde formules voor een gelijkmatig verdeelde lijnbelasting en een puntbelasting. Het superpositiebeginsel terzake toepassen.
B
Tabellen ter beschikking stellen en toelichten.
De minimumoppervlakte berekenen voor een inwerkende puntkracht in een uiterste grenstoestand. De normaalspanning berekenen op een oppervlakte in zowel een uiterste- als een gebruiksgrenstoestand.
B
Concrete voorbeelden uitwerken. Oefeningen gemaakt in par. 5.3 en 5.4 kunnen verder worden uitgediept. Nodige opleglengten van balken, oppervlakte van kolommen of funderingen ..., kunnen worden uitgerekend.
Het begrip excentrische druk omschrijven. De relatie aangeven tussen een excentrische drukkracht en een centrische drukkracht plus een moment.
B
EXCEN-
B
U
Voldoende toelichten dat bij de berekeningen problemen ontstaan indien het materiaal geen trek kan opnemen (grond, beton ...).
- 34 -
10.2
VERWERKING
11
KNIK -
Het knikverschijnsel Formule van Euler Kniklengten Slankheid Beperkte geldigheid van de formule van Euler Knikklassen volgens de Belgische Normen NBN B51-001 Knikberekening volgens de Belgische normen Controleberekening Ontwerpberekening
AFSCHUIVING
12.1
Schuifspanningen - Afschuifvlak - schuifspanning - Stuikvlak - stuikdruk - Eensnedig en meersnedige afschuif- en stuikvlakken
De minimum afschuif- en stuikoppervlakte berekenen voor een inwerkende langskracht in een uiterste grenstoestand. Zowel de schuifspanning in een afschuifoppervlakte, als de stuikdruk op een stuikoppervlakte berekenen in zowel een uiterste- als een gebruiksgrenstoestand.
B
Voor het toelichten van de formule van Euler vertrekt men best van de doorbuigingsformule van een excentrisch gedrukte staaf. Door het verhogen van de drukkracht stelt men daarbij vast dat een maximumwaarde een oneindige doorbuiging tot gevolg heeft. Uit deze formule is de Eulerkracht eenvoudig af te leiden. Tabellen van de normen terzake ter beschikking stellen en toelichten.
B B
B B B
- 35 -
12
Het begrip 'spanningsprobleem' en het begrip 'evenwichtsprobleem' omschrijven in relatie met het knikverschijnsel. De stabiliserende en de niet-stabiliserende elementen in de formule van Euler toelichten. Het verband inzien tussen enerzijds de reductiecoëfficiënten (in functie van de slankheid) volgens de Belgische normen en anderzijds de formule van Euler. De slankheid berekenen van rechthoekige kolommen en profielen. De knikklassen voor metalen profielen bepalen. Een controleberekening doen volgens de Belgische normen. Een ontwerpberekening uitvoeren volgens de Belgische normen.
U
B
B
Concrete voorbeelden uitwerken van zuivere schuifspanningen.
Nr. 12.2
12.3
LEERINHOUDEN
VERWERKING
Schuifspanningen in onderling loodrechte vlakken
Met bijvoorbeeld een schets aantonen dat in twee onderling loodrechte vlakken de schuifspanningen (schuifkrachten) naar elkaar toe of van elkaar weg zijn gericht. De vervorming van een kubusje (in aanzicht voorgesteld) onder invloed van deze schuifspanning schetsen en de druk- en trekzones aanduiden.
Bepalen van de schuifkracht en de schuifspanning in een langsvlak van een balk op buiging belast
B
T
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Kubusjes nemen ter hoogte van de neutrale lijn. Tweedimensionale voorstelling is voldoende.
B
U
U
Belangrijk is dat men het juiste statisch moment bepaalt van die doorsnede die kan afschuiven rond de neutrale vezel. Maximum schuifspanning bepalen voor een rechthoekige doorsnede.
- 36 -
- Voor een willekeurig langsvlak - Ter plaatse van de neutrale lijn
De formule opstellen die het verband weergeeft tussen de dwarskracht en de schuifspanning in een willekeurig langsvlak. Omschrijven hoe er maatregelen kunnen worden getroffen om de schuifspanningen op te nemen.
K
- 37 -
TV Hout Beroepseconomie
1
2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit is een totaal nieuw vak. Er is geen voorkennis. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De overgang van school naar bedrijf is voor bijna alle leerlingen een stap in het onbekende. Het is dan ook evident dat jongeren die hun secundaire studies beëindigen, een aantal basisprincipes van bedrijfsorganisatie kennen. De algemene doelstelling van het vak "beroepseconomie" is dan ook de leerlingen een algemeen beeld te geven van de ingewikkeldheid van het bedrijf en het bedrijfsleven. Deze doelstelling kan op de volgende wijze bereikt worden : - door de leerlingen een algemeen beeld te geven van de structuur van de bedrijven via een minimum aan basiskennis. - door de leerlingen aan te sporen tot nadenken, tot het zoeken naar oplossingen en tot gemotiveerd werken via het kritisch bespreken van actuele problemen. - door de leerlingen te overtuigen dat een goede organisatie aanleiding geeft tot het kwalitatief en kwantitatief verbeteren van de produktie. - door de integratie van kwaliteitszorg, veiligheid en hygiëne in al hun activiteiten aan te moedigen. De toegemeten tijd is kort, hieruit volgt de noodzaak het leerplan soepel te interpreteren. Ga praktisch tewerk gezien het grote aanbod van het studiemateriaal en de voortdurende verandering op technisch, economisch en sociaal gebied. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Kies een produktiebedrijf in de vakspecialiteit van de leerlingen, groot genoeg om alle delen van het leerplan aan bod te laten komen. - Geef bij de theoretische uitleg zoveel mogelijk een praktische toepassing. - Een bedrijfsbezoek biedt alvast vele mogelijkheden om de geziene leerstof te illustreren. - Geef de leerlingen bij bedrijfsbezoeken welbepaalde opdrachten. Analyseer en bespreek deze opdracht daarna in klasverband. - Bij planning en procesbeheersing speelt de computer een belangrijke rol. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Hout - Beroepseconomie Nr.
LEERINHOUDEN
2de leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
K
B
1
INLEIDING
Het begrip onderneming en het nagestreefde doel omschrijven.
B
2
DE ECONOMISCHE KRINGLOOP
Begrippen als goederenstroom, geldstroom, diensten en arbeidscircuit verklaren.
B
3
ALGEMENE ORGANISATIE
De onderlinge samenhang beschrijven.
B
3.1
Bedrijfsstructuren (van eenmanszaak tot onderneming)
Organisatievormen
bedrijfsvormen
B
A
S
E
METH. WENKEN
Illustreren met praktische voorbeelden uit de eigen beroepsspecialiteit.
Zoveel mogelijk voorbeelden uit de eigen specialiteit geven.
De specifieke kenmerken van elke bedrijfsvorm omschrijven.
B
De meest voorkomende organisatievormen kennen en toelichten. - De lijnorganisatie. - De functionele organisatie. (Taylorstelsel) - De lijn en staforganisatie.
U
De voor- en nadelen van de verschillende organisatievormen bespreken.
B
- 38 -
3.2
De verschillende kennen.
T
Uitge we rk t e v o o r b e e l d e n schemavorm bespreken met leerlingen.
in de
Ter gelegenheid van een bedrijfsbezoek de aandacht vestigen op de organisatievorm van dit bedrijf.
4
MARKETING
5
PRODUKTIVITEIT EN PLANNING
5.1
Produktiviteit
Weten wat men onder 'marketing' verstaat. Het begrip 'vrije markteconomie' omschrijven. Oorzaken van te lage produktiviteit opnoemen.
PRODUKTIEPLANNING
Illustreren met een praktisch voorbeeld.
B
B
Illustreren met een praktisch voorbeeld.
B - 39 -
6
Planning
U
Het begrip produktiviteit en rendement definiëren. De factoren opsommen die de produktiviteit en het rendement beïnvloeden.
5.2
U
Het begrip planning omschrijven.
B
De soorten planningen: - in de tijd - in functie van de produktie kennen en bespreken.
B
Het doel en de taken van de planning omschrijven.
B
Het begrip produktieplanning omschrijven.
B
Inzicht hebben in de factoren die de produktieplanning beïnvloeden.
B
Illustreren met een praktisch voorbeeld eigen aan de specialiteit.
Nr.
7
LEERINHOUDEN
STUDIE- EN TEKENBUREAU
VERWERKING
K
B
Begrippen capaciteitsplanning, bezettingsplanning en orderplanning omschrijven.
B
Het belang en de noodzaak van deze planningen aantonen.
B
Het doel en de opdrachten van het studiebureau en van het tekenbureau omschrijven.
B
Het verloop vanaf de voorstudie tot het afgewerkte produkt bespreken.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Illustreren met een praktisch voorbeeld eigen aan de specialiteit. Orderplanning illustreren met de Ganttplanning en de PERT-netwerkmethode. Samen met de leerlingen een praktisch voorbeeld bespreken.
WERKVOORBEREIDING
Het doel en de taken van de werkvoorbereiding beschrijven.
B
Uitleggen met behulp van een praktisch voorbeeld.
9
WERKVERDELING
Het doel en de taken van de werkverdeling omschrijven.
B
Illustreren met een praktisch voorbeeld.
Het belang van een goede werkverdeling toelichten.
B
Het begrip arbeidsanalyse omschrijven. De technieken gebruikt bij arbeidsanalyse omschrijven. - Methodenstudie. - Arbeidsmeting. De techniek van de multimomentopname (MMO) bespreken.
B
10
ARBEIDSANALYSE
B
U
Toepassen op een praktisch voorbeeld.
- 40 -
8
11
12
PROCESANALYSE
WERKPOSTSTUDIE
Definiëren wat men verstaat onder procesanalyse. Het doel van de procesanalyse omschrijven.
B
Het principe en het nut van het fabricage-, het procesanalyse- en het omloopschema uitleggen.
U
Begrip werkpost en werkpoststudie definiëren. De werkmethode gevolgd bij werkpoststudies omschrijven:
B
13
KOSTPRIJSBEREKENING
Illustreren met een praktisch voorbeeld in de eigen werkplaats. Illustreren met praktisch voorbeeld uitgewerkt met de MTM-methode.
studie van de werkpostinrichting, studie van de bewegingen, studie van de tijden, studie van de ergonomie.
Het begrip en de soorten kostprijzen definiëren.
B
Het doel van de kostprijsberekening omschrijven.
B
De verschillende elementen waaruit een kostprijs is samengesteld bepalen en toelichten.
B
Begrippen die belangrijk zijn bij kostprijsberekeningen toelichten: - voor- en nacalculatie, - directe en indirecte kosten, - vaste en variabele kosten.
B
- 41 -
-
B
Uitgewerkt voorbeeld met fabricage-, procesanalyse- en omloopschema gebruiken ter illustratie.
Nr. 14
LEERINHOUDEN PERSONEEL
15
VEILIGHEID EN HYGIENE
15.1
Arbeidsongevallen
15.3
Eerste hulp bij ongevallen
Reglementeringen
K
B
Rechten en plichten van werkgever en werknemer bondig omschrijven.
B
De soorten statuten en arbeidsovereenkomsten bespreken.
B
Weten wat men verstaat onder "sociale zekerheid".
B
Mogelijke oorzaken van ongevallen omschrijven.
B
Voorkomen bespreken.
arbeidsongevallen
B
Gevolgen van arbeidsongevallen, zowel voor werkgever als voor werknemer, omschrijven.
B
van
Basisregels in verband met eerste hulp bij ongevallen toepassen.
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Voorbeeldformulieren van arbeidsovereenkomsten aan de leerlingen geven.
Concrete voorbeelden uit de school, vooral in de eigen werkplaats. Didactische panelen gebruiken.
B
Werking van de dienst EHBO omschrijven.
B
Specifieke voorschriften voor het beroep opzoeken en omschrijven.
B
Het ARAB en het AREI ter beschikking hebben voor opzoekingswerk.
- 42 -
15.2
VERWERKING
15.4
Dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing
Het doel en bevoegdheden van het comité en van de dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing omschrijven. Wettelijke voorschriften aangaande verkiezing en samenstelling van dit comité kennen.
16
INTEGRALE KWALITEITSZORG (IKZ)
16.1
Kwaliteitsbeheersing
Integrale kwaliteitszorg
U
De begrippen kwaliteit, kwaliteitsbeheersing omschrijven. De kerngedachte van de kwaliteitsbeheersing toelichten en concretiseren in de Demingcirkel.
B
Het begrip IKZ omschrijven. De filosofie en de motivatie die erachter schuilen inzien en uitleggen.
B
B
De zes basisregels van Ishikawa verwoorden en toelichten en toepassen. 16.3
Kwaliteitsmotivatie
Met praktische voorbeelden begrippen illustreren.
deze
- 43 -
16.2
B
Illustreren met behulp van de kwaliteitsspiraal. B
Begrip kwaliteitsmotivatie uitleggen.
B
De voorwaarden en de middelen tot kwaliteitsmotivatie bespreken.
B
Nr. 16.4
LEERINHOUDEN Kwaliteitskosten
VERWERKING
K
B
Het doel van een kwaliteitskostenonderzoek uitleggen.
B
Aan de hand van een diagram het waardenverloop van de kwaliteitskosten ten opzichte van de volmaaktheidsgraad toelichten.
U
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Kwaliteitskringen
Het doel en de principes van kwaliteitskringen verduidelijken.
B
Illustreren met eenvoudige praktische voorbeelden.
16.6
Groepsdynamische technieken
De groepsdynamische technieken die toegepast worden bij het behandelen van problemen bespreken en toelichten. - Brainstorming. - Visgraat of Ishikawa-diagram. - Pareto-analyse.
B
Illustreren met praktische voorbeelden uit de eigen specialiteit.
17
PROCESBEHEERSING
17.1
Kwaliteitsbeoordeling
De kwaliteitsbeoordeling tijdens het fabricageproces toelichten. De soorten keuringen omschrijven.
B
Illustreren met praktische voorbeelden.
Het gebruik van controlekaarten bij proces- en bij prestatiebewaking toelichten en toepassen.
- 44 -
16.5
B B
17.2
Attributieve keuringen
Het doel van het verzamelen van meetbare grootheden omschrijven.
B
Praktisch voorbeeld gebruiken.
Het doel en de voordelen van een grafische weergave met de methode van de frequentieverdeling toelichten.
B
De begrippen "gemiddelde waarde" en "spreiding" kennen en berekenen. Hun verband met het produktieproces (instellen en tolerantie) inzien.
B
Samen met de leerlingen een praktisch voorbeeld uitwerken. Laten inoefenen.
De grafische voorstelling volgens normale verdeling (Gauss-curve) opstellen, bespreken en toepassen.
B
Praktisch voorbeeld uitwerken.
Het principe, het doel en het gebruik van de X-R-kaarten toelichten.
B
X-R-kaart samen met de leerlingen opstellen.
Het doel en de principes van attributieve keuringen omschrijven. De soorten controlekaarten en hun gebruik toelichten.
B U
Illustreren met eenvoudige voorbeelden.
- 45 -
17.3
Variabele keuringen
- 46 -
TV Hout Laboratorium
1
1ste leerjaar: 2 u./w. (+ 1 u./w.) 2de leerjaar: 2 u./w. (+ 1 u./w.)
BEGINSITUATIE
De lessen Laboratorium vertrekken heel duidelijk vanuit de kennis opgedaan in de lessen Materialen in de 2de en 3de graad. Ook elementen uit Constructieleer en Sterkteleer moeten gekend zijn. 2 3
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Een houtsoort herkennen. Houtvocht meten en de relatie kennen tussen relatieve luchtvochtigheid en evenwichtsvochtgehalte. De invloed van "krimpen en zwellen" bepalen. Lijm als verbindingsmiddel beoordelen. De oppervlakte van het hout "afwerken" (van kleuren en eindlagen voorzien). Timmerhout classificeren. Weten hoe hout mechanisch wordt beproefd. De proeven uitvoeren. De meest geschikte houtverbindingen na beproeving kiezen. ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
De labinrichting zal gericht zijn op: materiaalonderzoek, afwerking en mechanische eigenschappen. De lessen Laboratorium beginnen in het 1ste leerjaar met houtdeterminatie, omdat dit een logische aansluiting geeft op houtanatomie uit het 2de leerjaar van de 2de graad. De andere onderwerpen van Laboratorium worden eerst theoretisch behandeld in de lessen Materialen. De lessen Laboratorium van het 2de leerjaar sluiten voor een groot deel aan op de lessen Sterkteleer. Overleg is dus zeker noodzakelijk. Goede verslagen met een degelijke evaluatie zijn uiteraard nodig. Studiebezoeken in functie van bepaalde onderwerpen met een voorbereiding, een verslag en een evaluatie zijn meer dan nuttig. Het Opleidingscentrum Hout heeft zeer goede teksten omtrent vele onderwerpen rond Materialen en Laboratorium en richt regelmatig voor leerlingen van de 3de graad voordrachten van één dag in. Deze voordrachten zijn sterk aan te bevelen. Onderwerpen zoals lijmen, afwerken en hout beproeven, komen aan bod. In het 2de leerjaar kunnen in de lessen Laboratorium natuurlijk nog andere nuttige proeven uitgevoerd worden dan deze vermeld in het leerplan. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
- 47 SCHEMA MATERIALEN - LAB ______________________________
TV Hout - Laboratorium Nr. 1
1.1
LEERINHOUDEN
1ste leerjaar: 2 u./w. (+ 1 u./w.) VERWERKING
K
B
HOUTHERKENNING - Determinatietabel
Een determinatietabel gebruiken.
B
Loepmethode
Met een loep kenmerken van houtsoorten vastleggen. Een loep gebruiken.
B B
De techniek van het aansnijden van het hout toepassen.
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Zie ook Houtanatomie in het 2de leerjaar van de 2de graad. Beginnen met een tabel met een beperkt aantal soorten, later kan een meer uitgebreide tabel gebruikt worden of indien mogelijk de computer. Loep die 10x vergroot, is voldoende. Bij de loepmethode zal de leerling nog niet overgaan tot een definitieve bepaling van de soort. De juiste aansnijmethode aanleren, anders is er een groot gevaar voor verwondingen. - 48 -
Het gebruik van een loepmicrometer kennen (meten en tellen van de elementen). 1.2
T
B
Microscoopmethode - Preparaten - Klasseren van determinatie-elementen - Determinatie van de soort . vaten, . stralen (radiaal parenchym), . parenchym (axiaal parenchym), . kruisingsvelden, .volumieke massa,
Preparaten (microsneden) maken. Volgende elementen klasseren: - vaten: afmeting, aantal, groepering, rangschikking, - stralen: breedte, hoeveelheid, - parenchym: paratracheaal, apotracheaal. Bij naaldhout het soort kruisingsveld vaststellen. De volumieke massa van een houtmonster bij benadering bepalen.
B
B
B B
Bij gebrek aan voldoende apparatuur (o.a. microtoom) kunnen deze preparaten aangekocht worden. Modeltekeningen van parenchym en kruisingsvelden gebruiken.
. kleur, geur, brandbaarheid . determineren . controle
2
De kleur, geur, brandbaarheid enz. vastleggen. Met de gevonden elementen de houtsoort bepalen. Een controle doen door de gevonden houtsoort te vergelijken met de modelmicrofoto.
B B
Determinatietabel gebruiken. Modelmicrofoto's (kops) ter beschikking stellen.
HOUTVOCHT - Meetmethode voor het vaststellen van het vochtgehalte . met de droogstoof . met de vochtmeter
Het vochtgehalte van hout bepalen via de droogstoofmethode. Het vochtgehalte bij hout bepalen met de vochtmeter.
B
- Relatie tussen evenwichtsvochtgehalte en luchtvochtigheid
Vele metingen van houtvochtgehalte en luchtvochtigheid doen in verschillende omstandigheden: bij bijvoorbeeld: - vensterramen, - meubels, - een houten vloer, - een dakconstructie, - een buitenbetimmering, - een buitenloods, - hout in de omgeving van verwarming, - enz. Met deze gegevens een diagram opstellen met op de X-as de relatieve vochtigheid en op de Y-as het evenwichtsvochtgehalte.
B
B
Voor de proeven aansluitend op dit onderwerp: zie Materialen 1ste leerjaar van de 3de graad nr. 1.
- 49 -
B
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
KRIMPEN, ZWELLEN EN "WERKEN" VAN HOUT
3.1
Onderzoek krimp, boven en onder het vezelverzadigingspunt
Conclusies trekken omtrent de krimp na meting boven en onder het vezelverzadigingspunt.
3.2
Krimppercentage in lengte, radiaal, tangentiaal
Krimppercentage vaststellen bij verschillende houtsoorten: - van nat tot 12 % houtvochtigheid, - in lengterichting, - in radiale richting, - in tangentiale richting.
3.3
Verhouding van de krimppercentage volgens de richting
3.4
3.5
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Tabel gebruiken waarop het vezelverzadigingspunt van houtsoorten is aangegeven.
Uit voorgaande gegevens afleiden hoe de krimp zich verhoudt in de verschillende richtingen.
B
Tabellen en houtfiches raadplegen en met de resultaten vergelijken.
Stabiele en niet-stabiele houtsoorten
Uit voorgaande gegevens afleiden welke houtsoorten stabiel en welke niet-stabiel zijn.
B
"Werken" van hout
Berekenen hoeveel (mm) een bepaalde onbehandelde, toegepaste houtsoort radiaal en tangentiaal gezaagd "werkt" onder invloed van een wisselende relatieve vochtigheid (tussen 30 - 60 %; 60 - 90 % R.V.) bijvoorbeeld bij: - een massief tafelblad (in de breedte),
Bepalen bij massief hout en bij verschillende plaatmaterialen
B
B
Deze berekeningen uitvoeren met gegevens van houtfiches en tabellen.
- 50 -
3
K
- een massieve buitendeur (in de breedte), - een plankenvloer, - een traptrede. Van verschillende plaatmaterialen de krimping (lengte, breedte, dikte) onderzoeken in de droogstoof, van evenwichtsvochtgehalte tot volledig vochtvrij. 4
LIJMVERBINDINGSPROEVEN
4.1
Lijmbinding en de invloed van verschillende factoren hierop
- Door specifieke binding
4.2
Lijmvlakken
Volgende situaties onderzoeken: - hout met grote en kleine poriën, - bij samenlijmen van houtsoorten met weinig en veel inhoudstoffen en harsen, - bij samenlijmen van stukken waarbij verschillende lijmsoorten worden gebruikt, - bij samenlijmen van stukken met veel stof op de lijmvlakken, - bij samenlijmen van dosse, kwartieren kopse vlakken, - bij samenlijmen van stukken volgens vezelrichting en stukken met gekruiste vezelrichting, - bij samenlijmen van stukken die slecht op elkaar passen,
B
B
In de lessen Materialen in de 2de graad konden sommige proeven ook reeds uitgevoerd worden. Door gebrek aan tijd worden ze wellicht verschoven naar de 3de graad. Lijmfiches gebruiken. De gelijmde stukken op trek testen op de proefbank en in een verslag conclusies trekken.
- 51 -
- Binding door indringing
Door een vergelijkend onderzoek vaststellen dat de sterkte van de binding verschillend is en hieruit de juiste conclusies trekken.
B
Nr. 4.3
LEERINHOUDEN Lijmopdracht
Houtvochtgehalte
4.5
Lijmverdunning
4.6
Perstijd
4.7
Persdruk
5
OPPERVLAKTEAFWERKING
5.1
Onderzoek van de voorbereidende bewerkingen op hout - Schuren
K
B
T
- bij samenlijmen van stukken waarbij de lijmopdracht te klein, te groot en juist is, - bij samenlijmen van stukken waar de open tijd ruim overschreden is, - bij samenlijmen van stukken waarbij de temperatuur veel te laag is, - bij stukken die een veel te hoog vochtgehalte hebben, - bij stukken die gelijmd zijn met een sterk verdunde lijm, - bij het samenlijmen van stukken waarbij de perstijd te kort is geweest, - bij het samenlijmen van stukken waarbij een te kleine persdruk is toegepast.
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Lijm en hout in de frigo in temperatuur laten dalen vóór het lijmen. De leerlingen zullen na het uitvoeren van de proeven zeker een duidelijk beeld krijgen van het feit dat meerdere factoren de lijming kunnen beïnvloeden.
Zie Materialen 1ste leerjaar van de 3de graad punt 2.2. De kwaliteit van het geschuurde oppervlak beoordelen.
B
Het resultaat van de geschuurde oppervlakken kan onder microscoop beoordeeld worden: - schuren in lange, dwarse en schuine richting, - schuurpapier van verschillende soort en korrel gebruiken.
- 52 -
4.4
VERWERKING
Hout van verschillende soort (eik, es, kers, RNG ...) bleken (ontkleuren).
B
Verschillende bleekprodukten gebruiken. De veiligheidsvoorschriften in acht nemen. Een staalkaart aanleggen.
- Ontvetten
Weten welke en hoe houtsoorten moeten worden ontvet.
B
Bedoelde houtsoorten met verschillende ontvettingsmiddelen behandelen en het resultaat voor en na onder de microscoop vergelijken.
- Vlekken verwijderen
Vlekken van verschillende aard op hout verwijderen.
B
Met de juiste produkten de aangebrachte vlekken verwijderen.
- Porigheid
De juiste poriënvuller toepassen voor een open-, half-gesloten- en geslotenporige afwerking.
B
De resultaten vergelijken onder de microscoop.
Eikenhout afwerken met wasbeits en boenwas
B
Het resultaat testen in verband met slijtvastheid en waterbestendigheid.
Hout kleuren met verschillende natuurlijke kleurstoffen.
B
De invloed van een scheikundige kleurstof (b.v. ammoniak) vergelijken op looistofarme en looistofrijke houtsoorten. De looistof kunstmatig aanbrengen.
B
Opletten bij het gebruik van kunstmatige looistof in verband met irritatie van de luchtwegen.
B
Een staalkaart maken.
- 53 -
5.2
- Bleken
Onderzoek van verschillende afwerkingsprodukten - Wasbeits en boenwas - Kleuren van hout met: . natuurlijke kleurstoffen, . scheikundige kleurstoffen
Een eenvoudige proef doen door 2 stukken hout in ammoniakgas te brengen.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Hout kleuren door "beroken".
B
Hout kleuren met kaligène.
B
Hout kleuren met metaalzouten, onder andere kaliumbichromaat en ijzersulfaat.
B
. gemengde kleurstoffen
Zelf kleuren samenstellen op basis van n a t u urlijke e n s c h e i k u n d i g e kleurstoffen.
B
Het experiment laten primeren. Een staalkaart maken.
. industriële kleuren
Industriële kleuren op basis van water, nitro-cellulose enz. toepassen.
B
Gebruiksaanwijzingen goed in acht nemen. Een staalkaart maken.
De verschillende soorten eindlagen aanbrengen en het eindresultaat beoordelen op zowel massief hout als op verschillende plaatmaterialen. De eindlagen beoordelen in verband met: - krasvastheid, - invloed van water, - invloed van dranken onder andere alcoholhoudende, - invloed van inkt, white-spirit, huishouddetergenten enz.
B
Aanbrengen met spuitpistool. Een staalkaart aanleggen.
B
Eindlagen evalueren door testen; goede verslagen opstellen. Een staalkaart maken. Een staalkaart maken.
- 54 -
- Eindlagen (vernissen en lakken) . nitrocellulose . zuurhoudende . polyurethaan . watervernissen en -lakken . onverzadigde polyesters . acrylaten . alkydharsen
Veiligheidsvoorschriften in acht nemen. Radiale en tangentiale vlakken vergelijken. Een staalkaart maken. Veiligheidsvoorschriften in acht nemen. Een staalkaart maken.
6
WARMTE- EN GELUIDSISOLATIEPROEVEN
Hout afwerken: - door cerusering, - door patineren.
B
Met een kleine proefopstelling de warmte- en geluidsoverdracht onderzoeken.
B
Een geluidsmeter is noodzakelijk.
- 55 -
TV Hout - Laboratorium Nr.
2de leerjaar: 2 u./w. (+ 1 u./w.) VERWERKING
1
CLASSIFICATIE VAN TIMMERHOUT
Timmerhout classificeren volgens de KAR-methode in klassen S10 - S8 S6, en volgens STS 04-Hout.
2
MECHANISCHE PROEVEN OP HOUT
Weten hoe het materiaal "hout" mechanisch wordt beproefd en de proef op de proefbank uitvoeren: - druk, - trek, - statische buiging, - dynamische buiging (schokweerstand), - afschuiving, - hardheid, - tractiesterkte, - splijtsterkte.
3
BEPROEVEN VAN VERBINDINGEN
3.1
Verbindingen in de breedte - Bij massief hout - Bij plaathout
3.2
Hoekverbindingen bij plaathout
K
B
T
A
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Op breuk belasten en dit resultaat vergelijken met de bepaalde klasse en met de volumieke massa van het proefstuk.
B
Proeven volgens NEN 225. Bijwonen van proeven in bijvoorbeeld het Opleidingscentrum Hout, het WTCB, de Universiteit Gent.
- 56 -
LEERINHOUDEN
Uit een reeks mogelijkheden de meest geschikte breedteverbindingen vaststellen (zowel bij massief hout als bij plaathout) na beproeving van de sterkte: met veer, koud tegen elkaar gelijmd, met tand en groef, met visbek, met drevels enz.
B
Het produkt "lijm" als verbindingsmiddel is voldoende beproefd geweest in het 1ste leerjaar van de 3de graad. In deze lessen gaat het om de "verbinding" (de constructie) waarbij lijm in zijn aanbevolen omstandigheden is toegepast.
Uit een reeks mogelijkheden de meest geschikte hoekverbinding bij plaathout kiezen: met veer, met tand, met profiel, met drevels enz.
B
De produktiekosten van de verbinding mogen bij het besluit uiteraard ook in overweging genomen worden.
Massieve hoekverbindingen bij meubels (b.v. bij een kastdeur)
Uit een reeks mogelijkheden de meest geschikte verbinding kiezen door beproeving, bijvoorbeeld: - klassieke pen- en gatverbinding (open en gesloten), - drevelverbinding, - de verbinding met of zonder tegenprofiel van lijst en groef, - enz.
B
3.4
Massieve ladehoekverbindingen
De meest geschikte hoekverbinding kiezen uit een reeks mogelijkheden: - met drevels, - met tand en groef, - genageld, - met zwaluwstaart.
B
3.5
Hoekverbinding bij buitendeur
Door beproeving de meest geschikte verbinding bepalen uit verschillende mogelijkheden: - klassieke pen- en gatverbinding (gesloten), - met drevels, - open verbinding, met frezenset.
B
3.6
Stoelverbinding: voorpoot en zijregel
Door beproeving vaststellen welke verbinding het best geschikt is: - met pen- en gatverbinding, - met drevelverbinding.
B
Het lijmoppervlak berekenen in verband met sterkte. Verschillende diktes van drevels uittesten.
3.7
Metalen- en kunststofverbindingsmiddelen, gebruikt bij houtverbindingen
Het effect van het gebruik van metalen- en kunststofverbindingsmiddelen bepalen.
B
Vanuit de resultaten experimentele "nieuwe verbindingen" uittesten.
- 57 -
3.3
- 58 -
TV Hout Stijlleer-vormgeving
1
1ste leerjaar: 0 u./w. (+ 1 u./w.) 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
In hun vroegere opleiding hebben de meeste leerlingen niet op een systematische wijze contact gehad met deze leerinhouden. Het is geenszins de bedoeling de leerlingen algemene kunstgeschiedenis aan te leren. Alleen die onderdelen die nuttig zijn voor de opleiding worden aangebracht, bijvoorbeeld met betrekking tot de bouwkunst. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
- Interesse opbrengen en aandacht besteden aan de evolutie en de betekenis van de verschillende stijlperiodes. - Specifieke kenmerken van die stijlperioden kennen en herkennen. - Opmetingen uitvoeren en schetsen zodat het verwerken en begrijpen tot betere resultaten kan leiden. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- De leerstof aanvullen met eigen documentatie en hierdoor actief meewerken aan de kennisopbouw. - Dit aanleggen van documentatie, knipsels, tekeningen, schetsen moet gepaard gaan met regelmatig nazicht van het werk. - Het al dan niet slagen in het opzet van de leerstof, zal in ruime mate afhangen van de wijze waarop de leraar de motivatie, de interesse en de zelfwerkzaamheid van de leerlingen zal kunnen opwekken. - Wie vanuit het complementair gedeelte reeds in het 1ste leerjaar start met TV Hout Stijlleer-vormgeving, zal meer kansen krijgen tot inzichtelijk en diepgaand behandelen van de leerinhouden. In dit geval zal men kansen krijgen tot het aanbieden van diamontages en studiebezoeken onder andere aan musea. Dit zal de motivatie voor het vak zeker verhogen. Men zal ook dieper kunnen ingaan op toepassingen met betrekking tot het eigentijdse meubel. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Hout - Stijlleer-vormgeving Nr.
LEERINHOUDEN
1ste leerjaar: 0 u./w.(+ 1 u./w.) - 2de leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
ONTSTAAN EN BETEKENIS VAN STIJL
Verwoorden welke oorzaken en welke invloeden het ontstaan van stijlperiodes bepalen.
B
Documentatie opzoeken.
2
INDELING VAN DE STIJLEN
Benamingen kennen en situeren. De nadruk leggen op de meubelkunst.
B
Tijschema opstellen.
3
DE OUDHEID
Vanuit een minimum aan algemene geschiedenis tot de toegepaste kunstgeschiedenis komen met betrekking tot: - bouwkunst, - meubelkunst. Basiskenmerken onderscheiden met betrekking tot: - orden, - ornamenten, - lijsten.
B
Dia's, tekeningen, invulbladen en documentatie gebruiken.
De eigenschappen van de bouwkunst in de betrokken periode beschrijven. Voorbeelden uit de meubelkunst verwerken.
B
De evolutie in de gotische bouwstijl omschrijven met betrekking tot: - het grondplan, - de boogvormen, - de versieringselementen.
B
- Egyptische kunst - Griekse kunst - Romeinse kunst
4
ROMAANSE KUNST - Bouwkunst - Meubelkunst
5
DE GOTISCHE KUNST - Bouwkunst in Centraal-Europa - Meubelkunst
Deze leerinhouden beperken om voldoende tijd over te houden voor onder andere "20ste eeuw" en "Eigentijdse meubelen".
Voorbeelden en schetsen gebruiken.
B Schetsen, tekeningen en documentatie gebruiken.
- 59 -
1
Nr.
6
LEERINHOUDEN
DE RENAISSANCE De bouwkunst en de meubelkunst in Centraal-Europa, Noord- en ZuidEuropa
DE BAROK Lodewijk XIII, Lodewijk XIV, Regence en Rococo in de Bouw- en Meubelkunst: - stijlkenmerken - materialen - versieringselementen
8
NEO-CLASSICISME -
Lodewijk XVI Empire Biedermeier Jugendstil (Art nouveau) Engelse stijlen
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De constructies in de meubelkunst toelichten. De typische versieringen in de meubelkunst aanduiden.
B
De betekenis van de heropleving van de klassieke oudheid - in de bouw: . de kerkbouw, . de profane bouw, - in de meubelkunst, onderkennen. Het onderscheid in Zuid-, Midden- en Noord-Europa aanduiden.
B
Dia's, film of video, schetsen en documentatie gebruiken.
De betekenis van de barokstijl toelichten. Het onderscheid tussen de verschillende perioden aantonen. Het onderscheid tussen de verschillende landen aantonen: - Italië, - Frankrijk, - de Nederlanden, - Duitsland.
B
Video, dia's, film en foto's. Documentatie, tekeningen en schetsen gebruiken.
De evolutie in de stijlen, vooral in de meubelkunst opvolgen. Bij de verklaring accenten leggen op de houtsoorten, de constructies, de afwerking.
B
B
B B
Vertrekken vanuit voorbeelden.
- 60 -
7
VERWERKING
9
DE 20STE EEUW -
10
De moderne beweging Art Déco Functionalisme Na 1940
EIGENTIJDSE MEUBELEN Kenmerken Abstractie Meetkundige vormen Modulaire systemen Lijnvormen
B
Langs de eigenschappen van eigentijdse meubelen inzicht krijgen in de evolutie van de ontwerpen.
B
Vertrekken vanuit voorbeelden, dia's, video-opnamen, toepassingen.
B
Bestaande ontwerpen behandelen. Oefeningen.
- 61 -
-
De kenmerken van deze periodes opsommen met het accent op het interieur en de meubelen. Bekende ontwerpers bespreken, bijvoorbeeld: - Rietveld, - Vandevelde, - Horta, - Le Corbusier
- 62 -
TV Hout Technisch tekenen
1
1ste leerjaar: 4 u./w. 2de leerjaar: 4 u./w.
BEGINSITUATIE
In de 1ste graad ligt het accent in Technisch tekenen (en Plastische opvoeding) op de creativiteit. Langs het toepassen van normen en afspraken worden de leerlingen ingeleid tot een vorm van constructief tekenen waarin de creativiteit een belangrijke rol speelt. In de 2de graad wordt aan de leerlingen vooral technisch inzicht bijgebracht; ze worden getraind in het inzien van mogelijke constructievormen. Ze worden ook al gewezen op de specificiteit van elk materiaal. Op het einde van de 2de graad moeten de leerlingen een eenvoudige tekening kunnen opbouwen liefst met de computer. Tekenen is in de 3de graad het synthesevak bij uitstek. Het is het verwerken van kennis uit alle andere technische en praktische vakken om zo te komen tot bruikbare uitvoeringen en constructies. Het is voor een deel het vastzetten van ideeën naar uitvoering, getoetst aan de eigenschappen van materialen en aan de uitvoerbaarheid met de gereedschappen, waarbij de vormgeving een belangrijk element betekent. Het is duidelijk dat de middelen om te tekenen gedeeltelijk ondergeschikt zijn aan de opdracht, alhoewel het gebruik van de computer in tekenen steeds belangrijker wordt. De tekenopdrachten moeten zoveel mogelijk een toepassing zijn op "Constructieuitbouw", "Meetkundige- en projectieuitvoeringen" en "Basisbegrippen naar vorm en verhouding". 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
2.1
Met betrekking tot manueel tekenen
- Via Technisch tekenen een technisch concept op verstaanbare manier op papier brengen volgens de gangbare regels. - Hierbij de voorgeschreven normen en syntaxis respecteren, zodat decoderen mogelijk wordt. - De technische tekening interpreteren. - Uit een verzameling van gegevens datgene halen wat essentieel is voor de behoeften van dat ogenblik (b.v. de geometrische vormen, de stuklijst). 2.2
Met betrekking tot computertekenen
- De tekening beschouwen als een middel, een gegevensbank, een stap in een CIM-concept, ten dienste van de produktie, het stockbeheer, de facturatie ... - Inzien dat als gevolg van deze ontwikkelingen de tekeningopbouw en de technologie fundamenteler worden en dat de tekening best door de technoloog met computerhulp worden gerealiseerd. - Inzien dat de technoloog de tekening moet vertalen naar machinegegevens om het werkstuk te realiseren. - Inzien dat men via comptertekenen steeds over nette tekeningen beschikt, die via bibliotheekelementen op snelle, aanpasbare manieren moeten kunnen worden opgebouwd.
- 63 3
METHODOLOGISCHE WENKEN
De basisprincipes van tekenen komen eigenlijk in elk technisch en praktisch vak aan bod. De keuze van het type meubel of het schrijnwerk vormt niet de essentie van het tekenen, wel de constructieinvulling naar de uitvoering toe. Hierover zijn duidelijke afspraken te maken tussen Technisch tekenen en de andere technische en praktische vakken. Deze afspraken moeten neergeschreven zijn in het jaarplan van de bovengenoemde leraars. Er zijn enkele computertekenprogramma's: ROBOCAD, AUTOCAD, CAD-KEY, die naar de houtsector toe bruikbaar zijn. De keuze zal meebepaald worden door de mogelijkheid om de binding CAD en CAM effectief uit te werken. De leerstof Technisch tekenen is moeilijk te verdelen in aparte stukken per leerjaar. Door de grote waaier van uitvoeringen zal de keuze van de tekenopdracht, door de afdeling en de leraar vooraf en in duidelijke afspraken worden gepland (jaarplan). Dit kan en is wenselijk voor de twee leerjaren samen. Er moet wel over gewaakt worden dat elke specialiteit uit de houtsector aan bod komt, maar de profilering van de studierichting en de tewerkstellingskansen in de regio, kunnen ook meebepalend zijn bij de keuze en de omschrijving van de opdrachten. De leerinhouden "Technologie - Constructieleer" lopen parallel met de opbouw via Technisch tekenen. In het 1ste leerjaar van de 3de graad worden gehele constructies verwerkt, bijvoorbeeld een boekenkast, een buitendeur. In het 2de leerjaar van de 3de graad is de vertrekbasis het bureau-interieur, de woning of de gevel van de woning. De boekenkast of de buitendeur uit het 1ste leerjaar is in het 2de leerjaar een element van een geheel. Contacten met designers, musea en de nijverheid zijn belangrijke aspecten om te komen tot produktiegerichte opdrachten. Ook andere studierichtingen in de eigen of een andere school kunnen leiden tot teken- en uitvoeringsopdrachten. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Hout - Technisch tekenen Nr. 1
LEERINHOUDEN
2
TAFELS
2.1
Pootverbindingen
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Bladuitvoeringen - Massief hout en plaatwerk - Hoekige en ronde uitvoeringen - Vaste en beweegbare: . schuivend . draaiend . klappend . gecombineerd - Oppervlaktestructuren BEDDEN - Vormen - Beslagwerk
De constructies uittekenen in functie van de vorm: - hoekig, - gebogen, - combinaties.
B
Ontwerpen en modellen ter beschikking hebben.
Sterke constructies die goed uitvoerbaar zijn uittekenen.
B
Klassieke en nieuwe uitvoeringen ter beschikking hebben, naast algemene documentatie en voorbeelden.
Tafelbladvergrotingen uittekenen en rekening houden met: - massief hout of plaatwerk, - de vorm en het uitzicht, - stabiliteit.
B
Klassieke en nieuwe uitvoeringen ter beschikking hebben, naast algemene documentatie en voorbeelden.
B
Documentatie ter beschikking stellen.
- 64 -
- Vaste verbinding - Demonteerbaar - Centrale voet
2.3
VERWERKING
ZITMEUBELEN - Vaste en demonteerbare uitvoering - Stapelbare uitvoeringen - Zitting- en ruguitvoeringen
2.2
1ste en 2de leerjaar: 4 u./w.
Structuren uittekenen (b.v. inlegtechnieken). Telkens de specifieke constructies uittekenen volgens de vormen.
4
KASTEN
4.1
Vaste constructies - Massief hout - Plaatwerk - Combinaties
4.2
Demonteerbare uitvoeringen - Horizontale elementen - Verticale elementen - Modules
Speciale uitvoeringen - Gebogen vormen - Hoekige vormen
5
RAMEN EN DEUREN: soorten
5.1
Naar de beweging -
Vast Draaiend Schuivend Combinaties (o.a. draaikip)
B
Documentatie ter beschikking stellen.
Constructies uittekenen in functie van de demonteerbaarheid. Rekening houden met: - verwerkbaarheid, - de standaardafmetingen van het materiaal, - de voorziene afwerking.
B
De computer kan goed ingeschakeld worden om elementen op te slaan, onder andere: - lijstvormen, - modules.
Speciale uitvoeringen uittekenen: - gebogen vormen: . voeten, . lijsten, - draaiwerk, - speciale hoekconstructies.
B
Vanuit een ontwerp of plan, het raam of de deur constructief uittekenen.
B
- 65 -
4.3
Constructietekeningen uitwerken met omschrijving van: - materialen, - beslagwerk.
Didactische stukken gebruiken. Duidelijke beschrijvingen geven van beslagwerk.
Nr. 5.2
LEERINHOUDEN Naar de vorm - Enkelvoudige: . recht . gebogen . speciale hoeken - Samengestelde: . in hetzelfde vlak . in verschillende vlakken
5.3
Naar de constructie Frezenset Glasbevestiging Water- en windkering Bevestiging Luiken
6
TRAPPEN
6.1
Situatieplan
6.2
Vormbepaling - Recht, schuin, scheluw, kwarten, spil en andere - Open en gesloten - Verdrijving - Treden en trappalen - Leuningen
De basisprincipes van uitvoeren (o.a. waterkering) vertalen naar een tekening rekening houdend met de voorgeschreven vorm, de beweging, het beslagwerk.
K
B
T
A
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Hier kan dankbaar gebruik gemaakt worden van de tekeningen in CAD op schijf gezet door KVIV (werkgroep Hout).
In functie van de nieuwe uitvoeringsmogelijkheden komen tot nieuwe toepassingen en deze uittekenen.
B
Vanuit een plan de berekening maken en de vorm in tekening brengen. Moeilijkheden uittekenen onder andere: - verdrijving, - bloktrede, - kuip- en wrongstuk, - leuningen.
B
- 66 -
-
VERWERKING
B
Verschillende woningplans ter beschikking hebben. Didactische stukken gebruiken. Afspraken maken met de leraar Technologie en PV.
7
DAKTIMMERWERK -
8
Gebinten Spanten Goten Betimmering Plat dak Roosteringen
Specifieke uitvoeringen uittekenen.
U
Documentatie.
Uitbouwsystemen uitwerken.
U
Verschillende woningplans ter beschikking stellen.
Vertrekken vanuit een woningplan, vanuit didactische stukken en vanuit documentatie.
B B B
EN
ERKERin
constructie
STUDIES IN FUNCTIE VAN -
Interieur Bestaande uitvoeringen Speciale opdrachten Nieuwe technologieën
Eigentijdse uitvoeringen uittekenen in het perspectief van bestaande situaties. Ontwerpen uit de nijverheid produktierijp maken. Produktiegerichte ontwerpen uit de designwereld tekenen.
U U U
Contacten leggen met: designers, musea, de nijverheid, andere studierichtingen.
- 67 -
DAKKAPELLEN BOUW - Volledig in hout - Gedeeltelijk in hout
10
B
SYSTEEMBOUW - Skeletbouw - Stapelbouw
9
De gebruikelijke gebinten en spanten uittekenen naar reële situaties. Noordboom en kilkeper uittekenen en de exacte vorm bepalen. Gootafwerkingen uittekenen in verbinding met de dakconstructie. Een platdakconstructie uittekenen.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING Zoeken naar toepassingen voor speciale constructies. Mogelijkheden met CNC-techniek in tekenopdrachten verwerken. Specifieke uitvoeringen tekenen voor: - nieuwe materialen - nieuwe afwerkingen, bijvoorbeeld . MDF . lakwerk . ...
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
U U U
- 68 -
- 69 -
TV Hout Technologie
1
1ste leerjaar: 3 u./w. 2de leerjaar: 2 u./w. (+ 1 u./w.)
BEGINSITUATIE
De leerlingen hebben in de 2de graad 'Houttechnieken' en in 'Hout- en bouwkunde' de enkelvoudige materialen, de gereedschappen en de constructies leren verwerken. Als basis zal de kennis van de houtanatomie, de houtsoorten, de lijmsoorten, de handelsvormen van hout, de halffabrikaten verworven zijn. De basisbegrippen met betrekking tot "het werken" van hout zijn eveneens gekend. Deze kennis is noodzakelijk om verder te bouwen naar meer samengestelde constructies. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
- Technologie bestaat uit twee belangrijke onderdelen, namelijk: . Materialen: 1 u./w. in het 1ste leerjaar (+ 1 u./w. in het complementair gedeelte van het 2de leerjaar) . Constructieleer: 2 u./w. in het 1ste leerjaar, 2 u./w. in het 2de leerjaar. - In Technologie - Constructieleer leren de leerlingen theoretische achtergronden voor de constructieuitvoeringen kennen. In het 1ste leerjaar van de 3de graad wordt hierbij de nadruk gelegd op de meubel- en schrijnwerkuitvoeringen als individuele opgaven. In het 2de leerjaar van de 3de graad maken de meubel-, de schrijn- en timmerwerkuitvoeringen deel uit van een totaal interieur of van een totaal project. Dit kan een woning, een keuken, een winkelinterieur of een complete dakuitvoering zijn. - Voor Materialen stellen wij de volgende doelen voorop: . weten hoe hout zich gedraagt en hoe het oordeelkundig wordt gedroogd, . hout kunnen verduurzamen en afwerken zowel bij meubels als bij schrijnwerkerij, . de bouwmaterialen, die een houtbewerker in zijn vak tegenkomt, kennen en de toepassingen aangeven, . de juiste isolatiematerialen kiezen bij bepaalde toepassingen en ze kunnen aanwenden, . de kunststofprodukten die een houtbewerker gebruikt kennen, . de eigenschappen van hout kennen en inzien welke toepassingen hieruit kunnen volgen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Omwille van het grote gamma aan mogelijke leerinhouden, is het noodzakelijk bruggen te slaan naar een hele reeks vakken. Zo zitten de basisbegrippen van Machineleer vervat in Meet- en regeltechnieken. De uitvoeringsmodaliteiten zijn gedeeltelijk verwerkt in de PV Praktijk/Stages Hout. Materiaalonderzoek is grotendeels terug te vinden in het Laboratorium. Andere gegevens horen in dit leerplan Technologie - Materialen thuis. - Laboratorium sluit dus nauw aan bij Technologie - Materialen. Het theoretisch aspect wordt best eerst in de lessen Technologie behandeld. Het praktisch aspect komt in de lessen Laboratorium aan bod in de vorm van eenvoudig onderzoek en proefondervindelijke vaststellingen. Hieruit blijkt duidelijk dat het aangewezen is de verwante vakken ofwel door een zelfde leraar te laten geven, ofwel regelmatig overleg tussen de verschillende leraars in te bouwen. - De volgorde van de leerinhouden zoals voorgesteld in dit leerplan is niet bindend, maar zal eerder bepaald worden door de concrete afspraken tussen de samenwerkende leraars die best vastgelegd worden in een gezamenlijke jaarplanning.
- 70 - De leerplancommissie beveelt ten sterkste aan om het lesuur Materialen uit het complementair gedeelte zeker in te richten om de nodige diepgang en een rustiger verwerking van de leerinhouden te kunnen garanderen. - Het is belangrijk de leerlingen een duidelijk systeem van documentatieverwerking bij te brengen. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Hout - Technologie - Constructieleer Nr. 1
LEERINHOUDEN ZITMEUBELEN - Stoel - Zetel
2
VERWERKING
K
B
T
De constructies van stoelen en zetels ontleden en verantwoorden.
A B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Uitgaan van voorbeelden en tekeningen.
TAFELS - Vaste constructies - Demonteerbare constructies - Mogelijkheden voor bladvergroting: klassieke en eigentijdse: . schuiven . draaien . kantelen . combinaties
De evolutie van vaste naar demonteerbare uitvoeringen aantonen. Tafelbladvormen meetkundig omschrijven. Nieuwe vormgevingen ontleden en de mogelijke constructies bestuderen. Nieuwe mogelijkheden van tafelbladvergroting uittekenen en behandelen, bijvoorbeeld: - "cirkante" tafel, - type SKOVBY.
BEDDEN
Vertrekkend vanuit - de vorm, - het materiaal, - de afwerking constructies bestuderen.
- Afmetingen - Uitvoeringen 4
KASTEN
4.1
Vaste constructie - Bureau - Boekenkast - Hallkast
Vaste kastconstructies vanuit: - bestaande situaties, - ontwerpen, - materiaalkeuze.
uitdenken
B
Werken vanuit documentatie en boeken of vanuit de modellen uit de nijverheid.
B B B
- 71 -
3
1ste en 2de leerjaar: 2 u./w.
B
Vertrekken vanuit documentatie en modellen.
B
Ontwerp en documentatie uit boeken en tijdschriften halen.
Nr. 4.2
LEERINHOUDEN Demonteerbare kasten -
5
Kleerkast Keukenkast Winkelmeubilair Wandkast
RAMEN
6
BUITENDEUREN EN POORTEN - Ontwerp - Beweging
7
TRAPPEN -
Recht en schuin Bordes Scheluwe trap Begin- en eindkwart Spiltrap Verdrijvingen Leuningen
K
B
T
A
Demonteerbare constructies behandelen. Naargelang van de specifieke uitvoering zoeken naar passende constructies, bijvoorbeeld: - horizontale elementen, - verticale elementen, - modulesystemen.
B
Verschillende uitvoeringen behandelen met telkens de specifieke constructie. Rekening houden met: - de uitvoerbaarheid, - de houtsoort, - de afwerking.
B
Constructies bepalen volgens de beweging van de deur en het voorgeschreven beslagwerk.
B
Vanuit de principes voor trapberekening de constructies omschrijven. Specifieke moeilijkheden afzonderlijk verwerken.
S
B
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Afspraken met de leraar PV. De aanwezige frezenset specifiek behandelen. - 72 -
- Soorten - Vormen - Beslagwerk
VERWERKING
B B
Variaties in uitvoering brengen. Beslagwerk ter beschikking hebben.
Afspreken met de leraar PV. Vertrekken vanuit het woningplan. Documenten. Tekeningen.
8
TIMMERWERK -
9
Principes bij dakconstructies verklaren onder andere: - overspanning, - waterwering, - afwerking, - dakvormen, - hoek- en kilkeper. Vanuit planmatige situaties de meest verantwoorde constructies behandelen en bespreken (tekenen).
Spanten Gebinten Betimmering Gootafwerkingen Skeletbouw
U
Informatie uit de kijk- en doe-stage in het bedrijf halen.
INTERIEUR EN MEUBELEN IN EEN VOLLEDIG KADER
De meubelen als elementen van een totaalconcept verwerken. Veel nadruk leggen op: - de vorm, - het materiaal, - de uitvoerbaarheid, - de afwerking.
U
Voorbeelden naar klassieke vorm en eigentijdse vorm kiezen.
Eetkamermeubilair Slaapkamermeubilair Bureau-interieur Keuken Winkel
ONTWERPEN VAN MEUBELEN EN SCHRIJNWERK - Materiaalbeschrijving - Constructiebepaling
In groep of individueel zoeken naar nieuwe toepassingen voor nieuwe en traditionele materialen.
U
Ideeën vastzetten langs schetsen. De mogelijkheden naar vormgeving verruimen.
- 73 -
Specifieke uitvoeringen bespreken en vergelijken met uitvoeringen in hout: kostprijsberekening.
11
B B B B U
KUNST-
SCHRIJNWERK UIT STOF EN METAAL - Ramen - Deuren - Bekledingen
10
Vanuit een plan vertrekken. In opbouw-zijnde dakconstructies bezoeken. Bij berekeningen de computer gebruiken. Afspraken met de leraar Technisch tekenen.
TV Hout - Technologie - Materialen Nr.
LEERINHOUDEN
1
HOUTVOCHT EN HOUTDROGING
1.1
Luchtvochtigheid - Absolute luchtvochtigheid - Relatieve luchtvochtigheid
1.2
Houtvochtigheid
1.3
Zwellen en krimpen van hout - De houtcel onder invloed van wisselende luchtvochtigheid - Het "werken" van hout in: . tangentiale . radiale richting
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De begrippen absolute en relatieve luchtvochtigheid begrijpen. De meting uitvoeren.
B
Tabellen en grafieken leren gebruiken waarin de luchttemperatuur is opgenomen in relatie met de luchtvochtigheid.
De houtvochtformule verklaren. Aangeven waar houtvocht zich in het hout bevindt. De begrippen gebonden water, vrij water en hieraan gekoppeld het vezelverzadigingspunt uitleggen. Het vochtgehalte bepalen met: - de droogstoofmethode, - de elektrische weerstandsmethode. Het evenwichtsvochtgehalte begrijpen.
B B
Tabellen en grafieken gebruiken.
B
Houtvochtgehalte gaan opmeten op verschillende plaatsen bij wisselende klimaatsomstandigheden.
Het verschijnsel verklaren. De relatie evenwichtsvochtgehalte en relatieve luchtvochtigheid verklaren. Het verschil tussen tangentiale en radiale krimp of zwelling aangeven. Hierbij aansluitend houtsoorten aanduiden die vormvast zijn en andere die zeer onderhevig zijn aan vormveranderingen.
B B
Tabellen en grafieken leren lezen.
B
B
Proef doen met droogstoof.
B
Houtvochtmeter leren gebruiken.
Houtfiches en tabellen raadplegen in verband met het krimppercentage.
- 74 -
- Houtvochtformule - Gebonden en vrij water in de houtcel - Vezelverzadigingspunt - Houtvochtmeting - Evenwichtsvochtgehalte
1ste leerjaar: 1 u./w. - 2de leerjaar: 0 u./w. (+ 1 u./w.)
1.4
Het droogproces - Klimaatsinvloed - Droogproces
- Droogfouten - Droogsprong
De relatie van houtvochtigheid, relatieve luchtvochtigheid en temperatuur met eigen woorden uitleggen. Het verloop van het droogproces uitleggen: - boven het vezelverzadigingspunt, - onder het vezelverzadigingspunt. Een droogcyclus beschrijven. Fouten die zich tijdens het drogen voordoen, verklaren en weten hoe ze te vermijden. De "droogsprong" uitleggen. De invloed van de luchtsnelheid verklaren.
B B
B
B
Stalen van foutief gedroogd hout beoordelen.
B B
Houtdroogsystemen
Droogsystemen uitleggen en voor- en nadelen aangeven van: - natuurlijke, vrije houtdroging, - condensatiedroging, - klassieke houtdroging, - vacuümdroging.
B
1.6
Praktijk van de droging
Aangeven hoe nat hout moet worden gestapeld. Belang van een continue houtvochtigheidscontrole inzien. Het droogkamerklimaat instellen of uitleggen bij geautomatiseerde installaties. De factoren aangeven die de duur van de droging beïnvloeden.
B B B B
Documentatie doornemen.
van
Tabellen raadplegen.
droogsystemen
- 75 -
1.5
- Stapeling - Controle - Instellen van de droogkamer
Aan de hand van een droogschema te vinden in boeken en documentatie, het proces uitleggen.
Nr.
LEERINHOUDEN
1.7
Keuze van de drooginstalltie
2
HOUTBESCHERMING EN HOUTAFWERKING
2.1
Houtbescherming - Noodzaak
- Behandelingsmethodes
- Classificatie van beschermingsprodukten
- Veiligheidsvoorschriften
K
Bepalen welke de beste installatie is bij bepaalde omstandigheden in verband met: - droogkosten (energie), - droogtijd, - resultaat.
De noodzaak van houtbescherming inzien. Bewust zijn van de gevolgen die de aantasting, vooral in de bouw, meebrengt. De juiste houtsoort kiezen voor een bepaald werk. Weten welk hout beschermd moet worden. De verschillende behandelingsmethodes uitleggen. De beschermingsprodukten onderbrengen in hun classificatie. De homologatievoorschriften van de Belgische Vereniging voor Houtbescherming begrijpen. De giftigheidsgraad kennen en weten hoe men zich moet beschermen.
B U
B B B B B B B B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Documentatie doornemen van fabrikanten van droogsystemen.
Een korte herhaling van de natuurlijke duurzaamheid van hout lijkt het ideale aanknopingspunt. De tabel met de klassering van natuurlijke duurzaamheid opnieuw opnemen, zie Materialen 2de leerjaar van de 2de graad (1.4). Documentatie van produkten gebruiken. Aanduidingen op de verpakking leren lezen in verband met soort, classificatie, risico's in verband met gezondheid enz.
- 76 -
- Houtsoortkeuze
VERWERKING
- "Constructieve" bescherming
2.2
Houtafwerking
2.2.1
FACTOREN DIE DE AFWERKING BEINVLOEDEN - Vochtgehalte - Houtstructuur - Inhoudsstoffen
2.2.2
VOORBEREIDENDE GEN
2.2.3
2.2.4
Schuren Bleken Ontvetten Vlekken verwijderen
LAAGOPBOUW
TECHNISCHE EISEN DIE GESTELD WORDEN AAN EEN AFWERKINGSLAAG
B
Het belang kennen van het vochtgehalte in verband met de afwerking. De invloed van de houtstructuur kennen (grof- en fijnjarig hout). Weten hoe de natuurlijke inhoudstoffen de afwerking beïnvloeden.
B
Weten hoe hout geschuurd dient te worden. De korrelmaat uitleggen. De korrelsoort en de toepassingen geven. Weten hoe hout gebleekt kan worden. Ontvettingsmethodes kennen. Vlekken van verschillende aard op hout vermijden.
B
Weten hoe de laagopbouw uitgevoerd wordt. De verschillende bewerkingen van een afwerkingssysteem bepalen.
B
Begrijpen wat de volgende eisen betekenen bij de afwerking: - hechting, - krasvastheid, - stootvastheid,
In de lessen Laboratorium kunnen deze bewerkingen uitgevoerd worden.
B B
B B B B
- 77 -
-
BEWERKIN-
"Constructieve" oplossingen geven voor houtbescherming, bijvoorbeeld oversteek, kopshout ...
B
B B
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING -
K
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
hardheid, glans, dekkracht, waterdampdoorlaatbaarheid, weerstand tegen oplosmiddelen, warmtebestendigheid, abrasieweerstand, bestendigheid tegen temperatuurschok.
ENKELE KARAKTERISTIEKEN VAN AFWERKINGSPRODUKTEN
Volgende begrippen kennen en begrijpen: - mengverhouding, - verdunning, - post-life, - viscositeit, - body, - droogtijd, - geltime, - uitstrijkrendement, - vloeiing.
B
2.2.6
VERWERKINGSTECHNOLOGIE
Het opbrengen van produkten met de borstel uitleggen. De volgende spuitmethodes kennen: - pneumatisch spuiten, - airless spuiten, - elektrostatisch spuiten, - warm spuiten, - twee componentspuiten, - gemengd airless-pneumatisch.
B
- 78 -
2.2.5
- Opbrengen van produkten - Droogsystemen
T
B
Een fabrieksbezoek is erg aanbevolen in verband met de afwerking.
De werking van een gietmachine uitleggen. De werking van een verniswalsmachine uitleggen. De dompelmethode kennen. De volgende droogsystemen uitleggen: - geforceerde luchtdroging, - UV-uitharding, - IR-droging, - EBC-uitharding. 2.2.7
AFWERKINGSPRODUKTEN BIJ M E U B E L S E N BINNENSCHRIJNWERK
B B
B
B B B B
Verschillende methodes worden in de lessen Laboratorium uitgevoerd.
- 79 -
- Boenwas - Kleurvormende produkten . kleuren . beitsen - Laagvormende produkten . vernissen . lakken
De voor- en nadelen van boenwas kennen. Poeder- en pigmentkleuren kennen en ze toepassen. Logen, gassen en metaalzouten die bij het beitsen gebruikt worden kennen en toepassen. Volgende vernis- en laksystemen kennen met hun voor- en nadelen: - nitro-cellulose, - zuurhardende, - polyurethaan, - onverzadigde polyesters, - waterlakken en vernissen, - acrylaten, - alkydharsen.
B
Nr. 2.2.8
LEERINHOUDEN AFWERKING VAN SCHRIJNWERK
BUITEN-
- Behandelingsprincipe - Factoren die de afwerkingslaag beïnvloeden - Produktkeuze - Ideale omstandigheden bij het aanbrengen van lagen - Methodes - Fouten in de afwerkingslaag - Onderhoudschema
VERWERKING
K
Een zevental houtsoorten opnoemen bruikbaar voor ramen en buitendeuren. Het principe van de behandeling van ramen en deuren uitleggen in verband met relatieve luchtvochtigheid in leefruimten (vochthuishouding bij ramen en deuren). Factoren waaraan een afwerkingslaag blootgesteld is, kennen en begrijpen. Analyseren waarom tot een bepaalde produktkeuze is overgegaan. Weten welke de ideale omstandigheden zijn om de afwerkingslagen aan te brengen. De verfmethode met kwast uitleggen. Het afwerken met transparante nietfilmvormende en semi-filmvormende produkten uitleggen. Volgende fouten en gebreken in verband met het aanbrengen van verf en vernis begrijpen en weten hoe te voorkomen: loper, draperie, zakker, gebrek aan hechting, aanzet, krimp, rimpeling, overdikte, blaasjesvorming, streperigheid, wegzinken, sinaasappeleffect, krater. Een onderhoudschema voor buitenschrijnwerk opstellen.
B
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
B B B
Toepassingen in de lessen Laboratorium. - 80 -
B B B
B
3
BOUWMATERIALEN
ISOLATIEMATERIALEN
4.1
Inleidende begrippen - Belang van een goede isolering - Fundamentele aspecten in verband met energiebesparing
- Globaal isolatieniveau van woningen 4.2
Warmteverlies
B
Voor de leerlingen 3de graad TSO Houttechnieken is een zeer algemene kennis van deze produkten voldoende. Dit onderwerp kan zich beperken tot 1 à 1½ lesuur. Documentatie en catalogi gebruiken.
B Het belang aangeven van de beheersing van het energieverbruik. Volgende fundamentele aspecten inzake energiebesparing uitleggen: - architecturaal ontwerp van de woning, - het omhulsel van het gebouw, - het verwarmingssysteem en de warmwaterproduktie, - het gedrag van de bewoners, - het globaal isolatieniveau van een woning. Uitleggen hoe en waar in een woning warmteverlies geleden wordt: - via overdracht, - via luchtverversing.
Zie richtlijnen WTCB (K30 - K50).
B
- 81 -
4
De volgende bouwmaterialen kennen en hun toepassing geven: - natuur- en kunststeen, - dakafdekkingen, - vloerafdekkingen, - buizen, - betonsoorten en hun bewapening, - bindmiddelen, - bouwstenen, - bouwmetalen, - bouwkunststoffen, - dichtingsmassa's, - glas.
Nr. 4.3
LEERINHOUDEN
- Inertie - Relatie warmte en vocht - Principes omtrent ventilatie
Het begrip thermisch comfort omschrijven. Het begrip inertie uitleggen. De relatie warmte en vocht aangeven. Ventilatie als bron van warmteverlies uitleggen en weten wat de juiste principes hieromtrent zijn.
B
De verschillende groepen volgens hun eigen structuur opgeven. De invloed van vocht op het isolatiemiddel uitleggen. De noodzaak van een dampscherm uitleggen.
B
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
B B
Isolatieprodukten - Indeling volgens de structuur
- Dampscherm Isolatietechnieken - Isolatieplaatsing
Door middel van schetsen de isolatieplaatsing aangeven in volgende situaties: - bij buitenmuren, - bij vloeren, - bij hellende daken, - bij platte daken. Het belang van een verzorgde isolatieplaatsing uitleggen.
B
Documentatie raadplegen en "leren lezen".
B B
Technische tekeningen hieromtrent van WTCB en van tijdschriften ontleden.
- 82 -
- Vochtinvloed op het produkt
4.5
K
Isoleren - Thermisch comfort
4.4
VERWERKING
8-waarde en K-waarde
Voorbeelden van berekeningen begrijpen.
4.7
Isolatiematerialen
Van volgende materialen de samenstelling, de handelsvorm, de voor- en nadelen en de toepassing kennen: - glaswol, - rotswol, - geëxtrudeerd polystyreen, - geëxpandeerd polystyreen, - polyurethaan, - vermiculiet-perliet, - cellenglas, - ureumformaldehydeschuim, - isolerende beglazing.
5
KUNSTSTOFFEN
5.1
Moleculaire structuur
5.2
Verwerking van thermoplasten
De opbouw van uitleggen en een soorten geven. De opbouw van uitleggen en een soorten geven.
B
B
Deze waarden kunnen best aan de hand van technische tekeningen uitgelegd worden. Documentatie raadplegen.
- 83 -
4.6
de thermoplasten overzicht van de
U
de thermoharders overzicht van de
U
De volgende verwerkingsmethoden uitleggen: - kalanderen, - extruderen, - folieblazen, - spuitgieten, - vacuümvormen, - wervelsinteren.
U
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
5.3
Verwerken van thermoharders
De volgende verwerkingsmethodes uitleggen: - persen, - verwerking tot platen, - gewapende polyesters.
5.4
Verdere verwerking van kunststoffen
Weten hoe kunststoffen verspaand, gelast en gelijmd worden.
U
5.5
Soorten en eigenschappen
Van de volgende thermoplasten de eigenschappen en de toepassingen geven: - polyethyleen, - polypropyleen, - polyvinylchloride, - polystyreen, - acrylharsen, - polyamiden, - polycarbonaat.
U
Van volgende thermoharders de eigenschappen en toepasingen geven: - fenolformaldehydehars, - ureumformaldehydehars, - melamineformaldehydehars, - polyurethaan, - epoxyhars, - polyesterhars.
U
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
U
Documentatie gebruiken. Voorbeelden van toepassingen van deze stoffen laten zien. - 84 -
6
WARMTE-EIGENSCHAPPEN VAN HOUT - Warmtegeleidingscoëfficiënt - Soortelijke warmte - Gedrag bij brand
7
De definitie verklaren van: - warmtegeleidingscoëfficiënt, - soortelijke warmte bij hout. Uitleggen waarom houten constructies zich bij brand "uitstekend" gedragen in verband met: - de uitzettingscoëfficiënt, - het verlies aan mechanische sterkte, - de inbrandingssnelheid.
B B
GELUIDSEIGENSCHAPPEN VAN HOUT Begrip geluid Decibel Geluidsisolerende produkten Isolatieniveau
Uitleggen hoe geluid ontstaat. Het begrip decibel (dB) omschrijven. Materialen kennen die de geluidsisolatie bevorderen. Het isolatieniveau begrijpen. Door schetsen uitleggen hoe houten bouwconstructies in verband met de geluidsoverlast moeten opgevat worden.
B B
B
B B
In de lessen Laboratorium worden deze begrippen proefondervindelijk uitgelegd. - 85 -
-
- 86 7
BIBLIOGRAFIE
7.1
Algemeen
BR. HENRI-LOUIS, LEDENT, G., Bouwelementen. Deel 2. CHANSON, L., Traité d'ébénisterie. DE BOECK, e.a., Een gezonde geest in een gezond lichaam in een gezond huis. DE BRUYNE, P., Meubelontwerpen. 24 reprodukties. 1985. DE BRUYNE, P., Meubelontwerpen. Origineel exemplaar. 1985. DEFOUR, F., Zeven eeuwen meubelkunst in België. 13de tot 20ste eeuw in Vlaanderen en Wallonië. 1977. DEFOUR, F., Zeven eeuwen meubelkunst in België. Bijlage. 142 onuitgegeven foto's. 1978. DEPECKER, A., VANDENBERGHE, A., Leer-, werk- en documentatieboek hout-bouw. 1981. DEPECKER, A., VANDENBERGHE, A., WAUTER, W., Polyvalente opleiding houtbewerking. Leer-, werk- en documentatieboek. Deel 1. ELSINGA, H., Handenarbeid. Karton-, papier- en kleiarbeid. FEBELHOUT, De algemene situering van de belgische houtbewerking. 1989. JANSSENS, L., De ambachtsorganisatie schrijnwerkerij. 1988. MICHEL, H., Instrumenten van de wetenschap in de kunst en de geschiedenis. 1972. NACEBO, Het socio-economisch profiel van de schrijnwerkerij in Vlaanderen. NORBURY, B., Britisch craftsmanship in wood. 1990. ROETTGER, E., KLANTE, D., SAGNER, A. , Handenarbeid als creatief spel. Hout. 1979. ROUBO, J.A., L'art du menuisier en meubles. 1982. SCHENK, T., WEISHEIT, A., Gestaltung im tischlerhandwerk. 1982. SEDMEIER, K.M., Formelsannlung Holztechniek. 1982. STOKES, G., Zelf vakkundig houtdraaien. 1980. SUTTERLAND-PONTIER, Geschiedenis der bouwkunst. Deel 1. 1980. SUTTERLAND-PONTIER, Geschiedenis der bouwkunst. Deel 2. 1980. THEYS, J., Bouwplannen. Documentatiemap. Eenvoudige woning in open bebouwing. Deel 1. 1978. THORLIN, A., Nieuwe ideeën voor houtdraaiers. 1981. VAN DE WALLE, A., De gotiek in België. Architectuur, monumentale kunst. 1972. VANDOORNE, R., Een huis om in te wonen. Deel I Grondstoffen en materialen.
- 87 VANDOORNE, R., Een huis om in te wonen. Deel II Bouwen en verbouwen. VEDEL, H., LANGE J., Bomen en struiken in bos en veld. 1974. VERHEUL, H., Zelf houtdraaien. 1981. VRIEND, J., Repertorium voor de geschiedenis der bouwkunst. 1973. VROEGINDEWEIJ, C., Lijmen voor de houtverwerkende industrie. 1976. WEIJS, F., Met beide handen. Uit het goede hout gesneden. 1984. WILLIAM, A., LINCOLN, The complete manual of wood veneering. 1984. WITHELM, F., Houtdraaien voor iedereen. 1970. 7.2
Constructieleer
BARSTOW, J.E.N., Praktische und dekorative holzverbindingen. 1987. BOER, C., BAKKER, J., Opbouw en afwerking van gebouwen. Deel 1. 1972. BOER, C., BAKKER, J., Opbouw en afwerking van gebouwen. Deel 2. 1972. CAMPKIN, M., The technique of marquetry. 1988. Centrum Hout. Houtdocumentatie. Delen 1, 1A, 2, 3. CLARYSSE, J., Houtbewerking deel 1. 1980. CLARYSSE, J., Houtbewerking deel 2. 1980. CLARYSSE, J., Houtbewerking deel 4. 1981. CLARYSSE, J., Technologie houtbewerking. Deel 3. 1980. CLARYSSE, J., Technologie houtbewerking. Deel 5: trappen. 1985. DEPECKER, A., Polyvalente opleiding houtbewerking deel 2B. Buitendeuren en ramen. FVB, Bouwmethodes daken. 1986. FVB, Bouwmethodes trappen. 1986. GEERINCKX, R., Schrijnwerk vergeten kunst. 1985. GRAUBNER, W., Holzverbindingen. 1990. HAYWARD, C., Houtverbindingen. 1977. Houtskeletbouw. Handleiding voor de praktijk. Houtskeletbouw. Technische documentatie. LANNAU, G., Werkboek hout voor VSBO Beroepsvoorbereidend leerjaar. 1979. MAZEROLLE, L., Traité théorique et pratique de charpente. MEYER-BOHE, W., Daecher. Elemente des bauens. 1979. MEYER-BOHE, W., Fenster. Reeks: elemente des bauens. Deel 4. 1978.
- 88 MEYER-BOHE, W., Treppen. Reeks: elemente des bauens. Deel 8. 1975. MEYER-BOHE, W., Tueren and tore. Reeks: elemente des bauens. Deel 13. 1977. MUELLER, W., Innenarchitektur. Reeks: elemente des bauens. Deel 9. 1981. NEUFERT, E., Bauentwurfslehre. Grundlagen. Vorschriften über anlage, Bau... PIERRE, R., La marquetterie. 1981. PRACHT, K., Moebel und innenausbau. Handbuch der holzconstruktionen. 1983. REITMAYER, U., Holztueren und holztore. 1970. RUST, R., Algemene houtbewerking. Praktijk en constructieleer B1. Reeks: op brede basis. Serie van het LTO. STEINHOEFEL, O., Holztreppen. Handbuch fuer den bau von holztreppen. Trappen. 1960. STEVIN, S., Kwaliteit in houtskeletbouw. VAN DAELE, H., SEYS, V., Trappen. VANDEWEYER, P., Moderne houtbewerking. 5 dakconstructies. 1981. VANDEWEYER, P., Moderne houtbewerking. Deel 4. Trappen. 1980. VANDEWEYER, P., Moderne houtbewerking. Deel 2. Deuren. 1975. VANDEWEYER, P., Moderne houtbewerking. Deel 3. Ramen. 1977. VAN TOL, A., UFFEN, H., ENGELSMAN, C., Algemene bouwkunde. Deel 1. 1981. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Algemene bouwkunde. Deel 1. Perspectief. 1977. VAN TOL, A., Bouwkunde van het hoger technisch onderwijs. Deel 12. Beschoeiingen keermuren. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Bouwkunde. Deel 0. Inleiding tot de bouwkunde. 1977. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Bouwkunde. Deel 2. Grondwerk, fundering, kelders, opgaand werk. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Bouwkunde. Deel 3. Vloeren, plafonds, daken. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Bouwkunde. Deel 4. Kozijnen, ramen, deuren. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Bouwkunde. Deel 5. Trappen, liften, gevels. 1979. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Bouwkunde. Deel 8. Afwerking. 1978. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Bouwkunde. Deel 9A. Bouwkunde in kort bestek. A. 1979. VAN TOL, A., JELLEMA, MEISCHKE, Bouwkunde. Deel 9B. Bouwkunde in kort bestek. B. 1978. WILLIBALD, M., Treppen-technik. 1988.
- 89 7.3
Houtsnijden
BAKKEREN, H., Hakken in hout. Scheepsversieringen, naamborden, decoraties. 1976. GRAVENEY, C., Houtsnijden (2). 1981. KOCH, K., Das schnitzerbuch. 1988. KRETZSCHMAR, G., Zelf houtsnijden . 1980. ROTTGER, E., Hout 2. 1966. VANDAMME, E., De polychromie van gotische houtsculptuur in de zuidelijke Nederlanden. 7.4
Machines
BOOTSMA, T., Machinale houtbewerking. Reeks: bouwen op niveau. 1982. CORNELSEN, W., CNC-holzbearbeitungsmaschien. 1990. DELFT, B., VAN DER GREER, A., Gereedschapsleer. Deel 2. Reeks: vorming en techniek. 1975. DEPPERT, W., STOLL, S., Pneumatische toepassingen. 1980. GROUP SHOW, Woodworking machinery. 1967. RAUWERDA, A., Machinale houtbewerking. 1970. REIJERS-DE HAAS, Flexibele produktie automatisering. 1988. VAN DE VELDE, A., Verspaningstechnieken en snijgereedschap voor machinale houtbewerking. 1986. Van fietspomp tot schema. 1991. VAN WEEREN, A., BORDEWIJK, W., Machinale houtbewerking. Reeks: op brede basis. Serie voor het LTO. 7.5
Materialen
BERG, K., BOES, G., VANDER LINDE, J., Encyclopedie van de materialenkennis. Deel 1 van A-G. 1963. BERG, K., BOES, G., VANDER LINDE, J., Encyclopedie van de materialenkennis. Deel 2 van H-O. 1963. BERG, K., BOES, G., VANDER LINDE, J., Encyclopedie van de materialenkennis. Deel 3 van P-Z. 1963. BOGAERT, H., COCKX, E., DEMEESTER, L., Courante bomen. 1982. BOOTSMAN, T., Materialen. Reeks: bouwen op niveau. 1982. COPIJN, J., Bomen laten leven. Bomen in stad en land. Hun functie, geschiedenis en verzorging. DECHAMPS, R., Sleutel voor houtdeterminatie met de loep van in België beschikbare houtsoorten uit gematigde en subtropische streken. 1983.
- 90 DE KESEL, W., Houtlijm. DE KESEL, W., Bindingen. Kultuurhistorische bijdrage over de bindmiddelen. In kunst en magie.. 1980. DELAFOSSE, De dessin de charpente. Platen. EDLIN, H., Bomen, bos en hout. 1979. Handleiding voor de vakman. HEILIG, P., Houtvademecum. 1981. HOGERVORST, P., NAAIJKENS, A., Materialen voor het meubelmaken. 1975. JOHNSON, H., Het bomenboek. Bomen en struiken in onze tuinen en parken. Bossen en landschappen. 1975. LINCOLN, W., World woods in colour. 1986. Mc DANIEL, T., Isolatiegids, energiebesparing in woningen. 1980. PIVA, G., Schilders-vademecum. 1982. RAUWERDA, A., Gereedschappen en werktuigen voor de houtbewerking. Handbewerking. Deel 1.. RUST, R., VAN WEEREN, A., Algemene houtbewerking. Materialen- en gereedschapsleer A2. Atlas des bois tropicaux. SACHSSE, H., Einheimische nutzholzer und ihre bestimmung nach makroskopischen merkmalen. 1984. SACHSSE, H., Exotische nutzholzer. 1991. VAN WEEREN, A., Meubelmaken. Materialen- en gereedschapsleer. Reeks: op brede basis. Serie van het LTO. VEROUGSTRAETE, P., Diagnose: huiszwalm. Een informatiebrochure voor de vakman en de gebruiker. 1989. WAGENFUR-SCHEIBER, Holzatlas. WISELIUS, S., Houtvademecum. 1990. 7.6
Organisatie
BAKKER, J., Bestekken en bouwadministratie. Studieboek voor het hoger technisch onderwijs. 1970. BEETS, P., NIEUWENHUIS, O., STAADEGAARD, Bedrijfskundige vakken. Organisatie van het bouwen. Bestekken en begrotingen. Bouwadministratie. Deel 1: Bouwen. 1981. BEETS, P., NIEUWENHUIS, O., STAADEGAARD, Bedrijfskundige vakken. Planning en organisatie. Deel 2: Bouwen. 1981.
- 91 7.7
Restauratie
BRAUCH, M., Kleine meubelen. 1980. GOETZ, S., Zelf inlijsten. 1981. HITIER, J., Guide du meuble ancien. 1984. KEYSERS, Grosses antiquitaten. 1980. ROWLAND, T., Behoud en herstel van antiek. 1984. 7.8
Stijlleer
ALEXANDER, J., Catalogue of illuminated manuscript cuttings. 1980 BRYANT, J., Victoria and Albert Museum - Guide officiel. CLOUZOT, H., Le style Louis-Philippe-Napoléon. 1939. DACIER, E., Le style Louis XVI. 1939. DE BALLAIGUE, G., Preferences in french furniture. 1979. DUNCAN, A., Chefs-d'oeuvre fin de siècle. La collection Silverman. 1989. GAIRAUD, Y., Le guidargus du meuble. GAIRAUD, Y., Le guidargus du meuble régional. 1990. GEBELIN, F., Le style renaissance. 1942. HOFFMAN, J., Stilhandbuch. 1979. KEIM, A., La décoration et le mobilier à l'époque romantique. KOCH, W., Bauwstilkunde. 1988. KLESSE, B., Museum für angewandte kunst Köln. 1989. LEDOUX-LEBARD, D., Le mobilier français du XIXème siècle. 1989. Le mobilier au pays de Liège, principalement au 18ème siècle. 1984. MANN, J.G., M.A., F.S.A., Wallace collection catalogues sculpture. 1981. MERTENS, W., Kunstgeschiedenis deel 1. 1977. MERTENS, W., Kunstgeschiedenis deel 2. 1981. PHILIPPE, J., Meubles, styles et décors entre Meuse en Rhin. 1977. RETTELBUSCH, E., Stilhandbuch. Ornamentik, innenausbau von den aeltesten zeiten bis zum bidermeier. 1965. SCHEYS, G., Kunststof schrijnwerk (2). 1988.
- 92 VERLET, P., Le style Louix XV. 1942. WINGENFELD, W., Köln St. Aposteln. 1988. 7.9
Tekenen
BOELHOUWER, A., Scheve parallelprojectie bij examenstudie voor de acten. NO tekst. BOELHOUWER, A., Scheve parallelprojectie bij examenstudie voor de acten. NO platen. BRINKSMA, A., HARTOG, D., VAN DEN S.J., Vak- en projectietekenen voor houtbewerkers. Deel 1. 1971. DALLE, A., DE WAELE, C., Leerboek der vlakke meetkunde. Landmeten en waterpassen. DEPECKER, A., VANDENBERGHE, A., Tekenbladen bij leer-, werk- en documentatieboek hout-bouw. 1981. GENERALE BANK, Belgische beeldhouwkunst Deel I. 1990. GENERALE BANK, Belgische beeldhouwkunst Deel II. 1990. GROSVENOR PRESS, The international collection of interior design. 1984. HENDRIKS, J., Binnenste buiten. 1974. MULLER, U., Das gesellenstuck. 1983. MULLER, U., Das meisterstuck. 1985. Provincie Limburg, Laat-gotische beeldsnijkunst uit Limburg en Grensland. 1990. RUECHEL, E., MUELLER, H., STEGLICH, H., Fachzeichnen Holz. 1987. SEMBACH, LENTHAUSEN, FOSSEL, Meubeldesign van de 20ste eeuw. 1989. Stichting Int., Interieur 90. 1990. VAN DALEN, A., RUST, R., BORDEWIJK, W., Algemene houtbewerking. Vaktekenen en technisch schetsen B1. Reeks: op brede basis. Serie voor het LTO. VAN WEEREN, A., BORDEWIJK, W., Vaktekenen en technische schetsen B1. Meubelmaken. Reeks: op brede basis. Serie voor het LTO. WAALEWIJN, G., RAUWERDA, A., Vaktekenen voor timmerlieden. Deel 1. WITVROUWEN, E., Tekenen voor houtbewerkers. Deel 1. WITVROUWEN, E., Tekenen voor houtbewerkers. Deel 2. Deuren. 7.10
Publikaties van volgende instellingen
Nationaal Houtvoorlichtingsbureau. Belgisch Instituut voor Normalisatie. KVIV - Tekencommissie Hout en aanverwante.
- 93 Nationaal Instituut voor de huisvesting. Technisch Centrum voor de Houtnijverheid. 7.11
Nuttige adressen
HOUTVOORLICHTING Nationaal Houtvoorlichtingsbureau (NHVB) Koningstraat 109/111 1000 Brussel. American Plywood Association (APA) Grote steenweg 624 2600 Berchem. Council of Forest Industries of British Columbia (COFI) Persstraat 4 1000 Brussel. Stichting Zweedse en Finse Houtinformatie (ZFH) Vijzelgracht 17 NL-1017 HM Amsterdam. OVERHEID Dienst Groen, Waters en Bossen - Vlaams Gewest Belliardstraat 12-18 1040 Brussel. Diensten Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu Waters en Bossen Brussels Gewest Trierstraat 49 1040 Brussel. Ministerie van Openbare Werken - Bestuur der Gebouwen Dienst voor de Technische Goedkeuring en Type-Voorschriften Wetstraat 155 1040 Brussel. NORMALISATIE Belgisch Instituut voor Normalisatie Brabançonnelaan 29 1000 Brussel. 7.12
Onderzoekscentra
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het bouwbedrijf (WTCB) Lombardstraat 41 1000 Brussel. Technisch Centrum voor de Houtnijverheid (TCHN) Alsembergsesteenweg 830 118O Brussel. KVIV Koninklijke Ingenieursvereniging Desguinlei 214 B 2018 Antwerpen.
- 94 Laboratorium voor Houttechnologie - Faculteit van de Landbouwwetenschappen Rijksuniversiteit Gent Coupure Links 653 9000 Gent. Sectie Land- en Boseconomie - Dienst Houtanatomie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika Leuvensesteenweg 13 1980 Zemst. Timber Engineering (TE) Steenweg op Alsemberg 830 1180 Brussel. 7.13
Onderzoeksfondsen
Studie- en onderzoeksfonds voor Bosuitbating (SOFBO) Centrumgalerij - Blok II - 5de verdieping 1000 Brussel. Studie- en onderzoeksfonds voor Zagerijen en Aanverwante Nijverheden (SOFZAN) Koningsstraat 163 1210 Brussel. 7.14
Beroepsverenigingen
Belgische Federatie der Houtinvoerhandel (BFHI) Koningsstraat 109/111 1000 Brussel. Belgische Federatie der Ondernemingen van de Houtverwerking (Febelhout) Koningstraat 109/111 1000 Brussel. Federatie van de Algemene Aannemers van Schrijnwerk en/of aanverwante beroepen van het Vlaamse Gewest (FVSB) Centrumgalerij 348 Lombardstraat 34-42 1000 Brussel. Belgische Federatie der Bosuitbaters, Papier- en Mijnhoutuitbaters (FEDERAM) Centrumgalerij - Blok II - 5de verdieping 1000 Brussel. Belgische Vereniging van Producenten en Invoerders van Preparaten voor Houtbescherming (PROBOIS) Maria Louizasquare 49 1040 Brussel. Belgische vereniging voor Houtbescherming (BFHB) Maria Louizasquare 49 1040 Brussel. 7.15
Studie
Houtstudiecentrum voor het Technisch Onderwijs (HCTO) Auwerstraat 58 2600 Berchem.
- 95 Opleidingscentrum Hout (OCH) Alsembergsesteenweg 830 1180 Brussel. 7.16
Beurzen
Internationale Houtbewerkingsvakbeurs - Brussel Belgiëplein 1020 Brussel. Internationale Vakbeurs van het Meubel - Brussel Verenigingsstraat 15 1000 Brussel. Internationale Meubelbeurs Köln Messe. Ligna Hannover (Machinebeurs). 7.17
Tijdschriften
De Vlaamse Schrijnwerker. Meubel Echo. Houthandel- en nijverheid. Meubihome. Houtnieuws. De Vlaamse Houtdraaier. Bau + Möbelschreiner (D). Woodworking International (GB). Meubel (NL). DDS. De Deutse Schreiner (D).