VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS Guimardstraat 1 - 1040 BRUSSEL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Studierichting SCHILDER- EN DECORATIETECHNIEKEN
Derde graad BSO 1ste leerjaar/2de leerjaar
Licapnummer: D/1992/0279/047A december 1992
- Licap-uitgave - Brussel -
INHOUD
blz.
1
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
2
STUDIEPROFIEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
...................
4
4
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUATIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
5
TAXONOMIE
...........................................
6
6
LEERINHOUDEN, LEERPLANDOELSTELLINGEN EN METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
PV Praktijk/Stages Schilderen en decoratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
TV Elektromechanica/Mechanica/Schilderen en decoratie Beroepseconomie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15
TV Schilderen en decoratie - Technologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
20
TV Schilderen en decoratie - Tekenen
...........................
38
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
60
7
LESSENTABEL
1ste lj.
SCHILDER- EN DECORATIETECHNIEKEN 1
2de lj.
Basisvorming
8
8
AV AV AV AV OF AV
2 2
2 2
4
4
Godsdienst Lichamelijke opvoeding Maatschappelijke vorming Nederlands
2 2
2 2
Project algemene vakken
4
4
2
Optie
2.1
Studierichting (fundamenteel gedeelte)
24
24
PV TV
16 0
15 1
8
7
0
1
4
4
TV TV 2.2
Praktijk/Stages Schilderen en decoratie (x) Elektromechanica/Mechanica/Schilderen en decoratie Beroepseconomie (x) Schilderen en decoratie 5 4 Technologie (x) 3 3 Tekenen (x) Toegepaste economie Bedrijfsbeheer (E)
Complementair gedeelte: maximum
- Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse Executieve van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken. - Wanneer in het complementair gedeelte één of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamenteel gedeelte dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamenteel gedeelte. - Pedagogische aanbevelingen: 2 2 AV Frans (x) TV Schilderen en decoratie Technologie (kleurenleer) (x) 1• 0 0 1• Technologie (vakkennis) (x) 1• 1• Tekenen (x)
(x) (E) •
Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen. Voor TV Toegepaste economie Bedrijfsbeheer (D/1996/0279/067) werd er een apart leerplan uitgewerkt. Deze aanduiding staat voor uitbreiding van het aantal lesuren voorzien in het studierichtingsgedeelte.
-4-
Werken aan het christelijk-gelovig opvoedingsproject is een opdracht van de hele schoolgemeenschap. Deze uitdaging is zeker geen aangelegenheid van de leraar godsdienst alleen. Elk vak kan in zijn dialoog met de werkelijkheid een eigen bijdrage leveren tot een christelijk geïnspireerd zoeken naar waarheid. Elk vak biedt de kansen en de mogelijkheden om tot waardenverheldering of gelovige duiding te komen. In elk vak kunnen leraars vanuit een dialogale houding jonge mensen aanzetten tot een christelijk-ethische reflectie op de inhouden, tot een houding van verwondering en bewondering, van solidariteit, van eerbied en dankbaarheid. In de beschrijvingen van de studieprofielen is de dimensie van het christelijk-gelovig opvoedingsproject steeds op de achtergrond aanwezig. Hier en daar wordt uitdrukkelijk op de mogelijkheden gewezen om het opvoedingsproject vanuit de componenten of de eigenheid van de studierichtingen concrete gestalte te geven.
1
BEGINSITUATIE
Door de specificiteit van de studierichting is het sterk aangewezen dat de leerlingen een vooropleiding hebben gekregen in de 2de graad BSO 'Schilder- en decoratietechnieken'. Daar werden de basistechnieken grondig aangeleerd. De leerling heeft dus reeds een zekere vorming gekregen die sterk naar de praktijk is gericht. Door de grote verschillen in bekwaamheid en in attitudes bij de leerlingen heeft men in de 2de graad ook al een zekere vorm van differentiatie ingebouwd, die in de 3de graad nog zal versterkt worden. 2
STUDIEPROFIEL
- Deze studierichting biedt een polyvalente opleiding tot huisschilder, kleurenadviseur, reclameschilder, behanger, verkoper van schilder- en decoratie-elementen. - De klemtoon zal liggen op het schilder- en behangwerk. Andere nevenaspecten die met interieurinrichting te maken hebben, moeten eveneens aan bod komen: vloerbekleding, gordijnen en overgordijnen ... - Uiteraard is de vakkundige opleiding belangrijk. Toch moet deze studierichting ook begeleiden tot het vormen van goede smaak en esthetische zin in de ruime betekenis van het woord. - Bij de technische opleiding is een grondige kennis van de materialen en de technieken een must. - Het verwerven van sociale vaardigheden om met alle types van klanten om te gaan is zeker noodzakelijk. - Attitudes als verantwoordelijkheidszin, zin voor samenwerking, zin voor orde en netheid en voor afwerking zijn belangrijk. Kwaliteitszorg en een kritische ingesteldheid ten opzichte van het eigen werk moeten steeds primeren. - De leerling moet bovendien leren kostenbewust te denken en te werken. Hij moet economisch verantwoord en eerlijk omgaan met materialen. In de 3de graad moest hij zeker zin voor produktiviteit ontwikkelen. - De leerling moet bovendien leren milieubewust en veilig werken. Preventief optreden is belangrijk. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Er moeten duidelijke afspraken zijn tussen de leraars technische en praktische vakken om inhouden uit verschillende vakken die met elkaar verbonden zijn, ongeveer gelijktijdig en complementair te verwerken.
-5De volgorde van de leerinhouden is vrij te bepalen, als men maar met een goede planning erover waakt dat elke inhoud aan bod komt. De opleiding is sterk georiënteerd naar de praktijk en het individueel uitvoeren. Er wordt veel belang gehecht aan het schetsen, het inzichtelijk verwerven van de kennis van motieven en ornamenten uit de verschillende stijlperiodes. Contacten met de nijverheid zijn noodzakelijk om de evolutie in de materialen en de technieken op de voet te volgen. Het spuiten krijgt steeds meer aandacht door de nieuwere technieken die kunnen worden toegepast. Men moet veel belang hechten aan de veiligheid en de hygiëne, om de leerlingen ook een vorming te geven die respect inhoudt voor ons milieu. 4
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUATIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF
- In zijn taak als didacticus heeft de leraar een plannings- en voorbereidingstaak: hij zet het leerplan om in een jaarplanning en de verschillende leerinhouden en doelstellingen zet hij om in een aangepast didactisch proces. De leraar heeft uiteraard ook een beoordelingstaak: hij moet de kennis, de vaardigheden en de attitudes van de leerlingen objectief evalueren in functie van de doelstellingen. - Een verantwoorde evaluatie vertrekt dus van duidelijk geformuleerde en operationele lesdoelstellingen. In dit leerplan worden geen les-, maar leerplandoelstellingen geformuleerd, die een lessenreeks overspannen. Alle leerplandoelstellingen van de vakken van het studierichtingsgedeelte worden omvat door de algemene doelstellingen van de studierichting. De einddoelstellingen sluiten op hun beurt aan bij het studie- of beroepsopleidingsprofiel dat wij in de 3de graad duidelijk nastreven en dat een probleemloze overstap naar een functie- of beroepsprofiel moet kunnen garanderen. Dit functie- of beroepsprofiel werd door de beroepsfederaties geformuleerd binnen de voormalige Hoge Raad voor het Technisch en Beroepsonderwijs of binnen de huidige sectoriële commissies van de Vlaamse Onderwijsraad. Een leraar die zijn evaluatie ernstig wil opvatten, moet zich dus bewust zijn van de verschillende doelstellingen die hij minimaal moet bereiken om tenslotte aan het studieprofiel te beantwoorden. - In het totale toetsingsmechanisme moet de leraar aandacht hebben voor de permanente evaluatie of het dagelijks werk (zeker voor de praktische vakken), voor de formatieve toetsen (waarin de foutenanalyse en de remediëring een belangrijke rol spelen) en voor de summatieve toetsen of voor de examens. Binnen het evaluatiesysteem neemt de geïntegreerde proef een speciale plaats in. De relatie tussen de geïntegreerde proef, de einddoelstellingen en het nagestreefde studie- of beroepsopleidingsprofiel moet de leraar duidelijk voor ogen staan. De geïntegreerde proef die in de loop van het 2de leerjaar van deze 3de graad moet georganiseerd worden, wil het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes gericht op de beroepsactiviteit evalueren en omvat de vakken van het fundamenteel optioneel gedeelte. De geïntegreerde proef heeft een vakoverschrijdend, een beroeps- en realiteitsgericht karakter. De proef kan de vorm aannemen van een project dat vanaf het begin van het schooljaar opgebouwd wordt en waarvan het zwaartepunt op het einde van het schooljaar ligt. Ook een eindwerk of een praktische realisatie kan op dezelfde wijze langzamerhand tot stand komen. Het concept, het ontwerp, de realisatie van de proef moet van bij het begin van het 2de leerjaar van de 3de graad aandacht krijgen. De aanstelling van de beoordelingsjury, die voor een groot deel uit deskundige buitenstaanders moet bestaan, dient ook in het begin van het schooljaar te gebeuren.
-6Samenvattend kunnen wij besluiten dat bij de interpretatie van dit leerplan voor de 3de graad niet voorbijgegaan kan worden aan het studieprofiel, de einddoelstellingen en de evaluatie ervan in de geïntegreerde proef. 5
TAXONOMIE Voor de Technische Vakken (TV), is dit leerplan opgesteld in de vorm van leerinhouden en verwerking die samen de doelstellingen vormen. Het minimum niveau van de verwerking wordt ook aangegeven. Hiervoor wordt de taxonomie van BLOOM toegepast met de volgende afkortingen: K = Kennen B = Begrijpen T = Toepassen A = Analyseren S = Synthetiseren E = Evalueren Voor de Praktische Vakken (PV) maakt men gebruik van de taxonomie voor de psychomotorische doelstellingen volgens BRION, met de volgende afkortingen: W = Waarnemen N = Nabootsen I = Inoefenen B = Beheersen De B en U in de kolommen betekenen basis en uitbreiding. De basisdoelstellingen MOETEN bereikt worden.
6
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
-7-
1ste leerjaar: 16 u./w. 2de leerjaar: 15 u./w.
PV Praktijk/Stages Schilderen en decoratie
1
BEGINSITUATIE
De leerlingen die in de 2de graad 'Schilder- en decoratietechnieken' volgden, hebben de basistechnologie en de basistechnieken verworven met betrekking tot binnen- en buitenschilderwerk (Zie het leerplan D/1991/0279/024 - juni 1991). 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
- Door het "doen" inzicht verwerven in de leerstof die wordt aangeboden. - Anderzijds de opgedane theoretische kennis aanwenden in een praktische uitvoering. - De zinvolheid van de handelingen inzien en de gepaste technieken correct toepassen. - Eigentijdse technieken toepassen. - Inzien dat decoratieve technieken een uitdrukking van de persoonlijkheid zijn, maar ook moeten tegemoet komen aan de wensen van de klant. - Geleidelijk leren produktief en zelfstandig werken. 3
METHODOLOGISCHE WENKEN
- De leerlingen moeten de theoretisch bijgebrachte technologie, kunnen toepassen in de praktijk. - De situatie waarin dit gebeurt, benadert sterk de realiteit. - Individuele opdrachten zullen ertoe bijdragen de persoonlijkheidsvorming te verruimen en de leerling stimuleren tot zelfstandig werken. - Stage is wenselijk. Ze moet echter in de eerste plaats kansen bieden tot leeractiviteiten. Hierbij zal veel afhangen van de mogelijkheden die elke school heeft om contacten uit te bouwen met de plaatselijke beroepswereld. Voor de modaliteiten van de stage-inrichting verwijzen wij naar de ministeriële omzendbrief SOZ (91)15 dd. 10.7.1991. 4
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
PV Praktijk/Stages Schilderen en decoratie Nr.
1
3
B
METHODOLOGISCHE WENKEN
Bewust maken van de belangrijkheid van het voorbereidend werk en de uitvoering ervan. Het voorbereidend werk uitvoeren.
B
Gebruik maken van didactische platen met verwerkingsschema's. Veelvuldig demonstreren. Zie de basis hiervan in de 2de graad.
TOEPASSEN VAN DE SJABLOONTECHNIEK OP EEN KLASSIEKE VERFONDERGROND - monochroom - polychroom - met serneer- en fileerwerk
De verschillende sjabloontechnieken verwerken. Inzicht verkrijgen in de vele toepassingsmogelijkheden.
B
Voorbeelden waaruit sjablonen kunnen worden gesneden, tonen. Letten op de gevaren bij het snijden. Wijzen op de functie van de bruggetjes. Letten op het juiste gebruik van de materialen.
DE LAKTECHNIEK - effen lakwerk in verfijnde kleuren en compositie - polijsten van lakken - verwerken van lakken op acryl- en klassieke basis
Inzicht verkrijgen in de verschillende mogelijkheden van lakverwerking. Kennis en vaardigheid verwerven om de verschillende soorten lak toe te passen.
TOEPASSINGEN OP HET VLAKSCHILDERWERK IN FUNCTIE VAN DE TECHNIEK ZOWEL WAT BINNEN- ALS BUITENWERK BETREFT - ondergrondvoorbereiding: bezettingswerk, oud en nieuw, reeds geschilderd en ongeschilderd, steenachtige ondergrond hout en houtderivaten: naald-, loof- en tropische houtsoorten - ondergrondvoorbereiding: afwassen, schuren, slissen, opstoppen, plamuren, aanbrengen van grondverf- en eindlagen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
W
N
I
-8-
2
LEERINHOUDEN
1ste leerjaar: 16 u./w. - 2de leerjaar: 15 u./w.
B
B B
Gebruik maken van didactische verwerkingsschema's. Veelvuldig tonen. Er op letten dat het juiste materiaal gebruikt wordt bij het verwerken van de verschillende soorten lakverf. Letten op de zuiver- en netheid.
PLAATSEN VAN STRUCTUUR- EN MEERKLEURIGE VERVEN MET VERSCHILLENDE SPUITSYSTEMEN
Handigheid verwerven in het gebruik van de verschillende spuitsystemen en materialen ter verwerking van structuuren meerkleurige verven.
5
BEHANDELEN VAN FERRO- EN NON-FERROMETALEN VOOR BINNEN- EN BUITENWERK MET EVENTUEEL EEN DECORATIEVE TOEPASSING EROP
Weten hoe de verschillende metalen dienen behandeld te worden. De gepaste werkmethode toepassen om de metalen optimaal te beschermen.
6
AANBRENGEN EN DECORATIEF VERWERKEN VAN BRONSPOEDERS
Vertrouwd geraken met de verschillende soorten bronspoeders en kleefmiddelen en ze creatief verwerken.
7
BEITSEN, VERNISSEN EN LAZUREN VAN HOUT ZOWEL WAT BINNEN- ALS BUITENWERK BETREFT - naaldhout - loofhout - (tropisch hout)
De verschillende houtsoorten herkennen. De houtsoorten behandelen met de verschillende afwerkingsmogelijkheden.
UITVOEREN VAN LETTER LETTERTEKSTEN - met verschillende penseelvormen - met het pistool - met het gebruik van snijfilmen
Letters in letterteksten met de verschillende materialen verwerken. Inzicht verkrijgen in de toepassingsmogelijkheden.
8
EN
B
Verwijzen naar het vak Technologie. Gebruik van technische folders en verwerkingsmethoden. Tonen van afgewerkte panelen. B B
U
Gebruik maken van verschillende stalen en de behandeling ervan.
De verschillende soorten bronspoeders tonen. Wijzen op het kleurverschil, de samenstelling en de verwerkingsmethode. Didactische voorstelling demonstreren. B B
B B
Gebruik maken van verschillende stalen en verwerkingsschema's. Technische documentatie.
Bespreking van de verschillende materialen en van de penseelhouding. Tonen van verschillende snijfilmen en snijmaterialen. Wijzen op het zuiver en nauwkeurig werken en verwerken.
-9-
4
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
9
SCHILDEREN GLAS
ACHTER
Verf op en achter glas verwerken. Inzicht verkrijgen in het probleem van hechting van de verf.
10
FONDBESPELINGEN OP KLASSIEKE EN MODERNE WIJZE
Inzicht krijgen in de verwerking van klassieke 'olieglacie', moderne, wikkelen sponzingtechieken.
11
EN
N
I
B
B
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Verwijzen naar het vak Technologie. Voorbeelden van soorten glas tonen. Demonstreren hoe verf hecht op glas. De verschillende verfsoorten uittesten.
B
Veelvuldig demonstreren is aangewezen om inzicht te geven in evenwicht, kleurgebruik en vormgeving.
Deze technieken toepassen.
B
Tonen van afgewerkte panelen.
VERWERKEN VAN VERF MET DE VERSCHILLENDE VERWERKINGSMATERIALEN - rol - borstel - spuitsystemen: hoogdruk, laagdruk, airless
Vertrouwd geraken met de verschillende materialen en systemen. Doorzicht en inzicht krijgen in de verschillende mogelijkheden.
B
Demonstreren met de verschillende materialen. Gebruik maken van de schema's.
BEHANGRIJP MAKEN VAN DE ONDERGROND - op verschillende ondergronden openen gesloten ondergronden, nieuwe en reeds bewerkte bepleistering, hout en houtderivaten - afstomen en afweken - isoleren en impregneren - vochtbestrijding
De verschillende soorten ondergronden kennen. De juiste behandeling met het juiste materiaal en materieel uitvoeren.
B
B B
Veelvuldig demonstreren. Gebruik maken van vochtmeter. Verwijzen naar het vak Technologie. Ondergrondonderzoek op alkaliteit ...
- 10 -
12
OP
W
PLAATSEN VAN DE VERSCHILLENDE SOORTEN FONDPAPIER
- Vertrouwd geraken met weektijd en lijmdikten, en dun behang plaatsen.
B
De soorten fondpapier tonen. De bedoeling van lijmdikte en weektijd demonstreren. Wijzen op het belang van de loodlijn. Wijzen op het belang van het plaatsen van fondpapier.
14
PLAATSEN VAN BEHANG MET EEN GELIJKLOPEND EN VERSPRINGEND RAPPORT
Een behang met een gelijklopend en verspringend rapport herkennen en verwerken. De nodige hoeveelheid behang berekenen.
B
Gebruik maken van didactische voorbeelden met een duidelijke aanduiding van verspringend en gelijklopend rapport.
PLAATSEN VAN NYLONWEEFSEL EN AFWERKEN
Verschillende weefsels verwerken. Inzicht verkrijgen in de werkmethode. De afwerkingsmogelijkheden kennen en toepassen.
15
16
PLAATSEN VAN HARDE EN ZACHTE VLOERBEKLEDING MET DE VOORBEREIDING VAN DE VERSCHILLENDE ONDERGRONDEN - isoleren - egaliseren - lijmen - lassen van linoleum, plaatsen van plinten - lassen van vinyl - lijmen en spannen van tapijt - plaatsen van vloerbekleding op trappen - plaatsen van vloerbekleding op grote oppervlakten
Inzicht verwerven in de verschillende materialen. Vaardigheden aanleren om de verschillende materialen te verwerken. Verschillende werkmethoden toepassen op de diverse ondergronden.
B
B
B B
B B B
Wijzen op de gevaren van het werken met snijmateriaal. Aandacht vestigen op de ondergrondvoorbereiding en de te gebruiken lijmen.
Veelvuldig tonen. Gebruik maken van plaatsingsschema's en didactische voorbeelden. Bezoek aan werven.
- 11 -
13
Nr.
17
18
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PLAATSEN VAN KOOFLIJSTEN EN LIJSTWERK - gips - hout - polystyreen - polyurethaan - oefeningen op het decoreren van kooflijsten met de reeds geziene technieken
Inzicht verwerven in de verschillende materialen. Vaardigheden aanleren om de verschillende materialen te verwerken.
DE TECHNIEK VAN VERGULDEN MET - compositiegoud (koper, aluminiumblad) - echt goud, vast en los - met beide op verschillende ondergronden - de ondergrondvoorbereiding (stof, olieverf, lak, satijn, papier en metaal, achter glas met of zonder omlijning) stucwerk
HET PATINEREN, HET GLACEREN
De techniek van vergulden uitvoeren en de kennis van de grondstoffen toepassen. De goudbladsoorten herkennen en toepassen op verschillende ondergronden. Het verschil kennen tussen compositiegoud en echt goud. De ondergrondvoorbereidingen uitvoeren en inzicht krijgen in de manier waarop de ondergrondvoorbereiding wordt uitgevoerd. De verschillende lijmen kennen en toepassen bij verguldwerk. Kennen en uitvoeren van de patineertechniek. De verschillende patines en hun samenstelling kennen en deze gebruiken.
W
N
I
B B
U
B
METHODOLOGISCHE WENKEN
Tonen met didactisch materiaal hoe lijsten worden geplaatst. Er op wijzen dat geen enkele hoek recht is. Het gebruik van de valse winkelhaak uitleggen. Afgewerkte en gedecoreerde stukken gebruiken. Voorbeelden van de verschillende soorten verguldwerk tonen. Bewust maken van het feit dat dit duur materiaal is. Letten op de zuiverheid van uitvoering.
U U U
U B B
Voorstellen van de verschillende grondstoffen. Schematische voorstelling van de werkmethode: hoe we de patine moeten aanbrengen en verwerken. Verschillende afwerkingen op staal tonen.
- 12 -
19
LEERINHOUDEN
20
KLEVEN VAN SCHILDERSDOEK
Vertrouwd maken met de verschillende werkmethoden, lijmen en afwerkingsmogelijkheden.
21
PLAATSEN VAN SPANSTOF EN WANDTEXTIEL
Inzicht hebben in het plaatsen van spanstof en wandtextiel. Leren hanteren van de verschillende materialen en stoffen. De werkmethode verwerken op zelfstandige basis.
U
U
PLAATSEN VAN SPECIALE BEKLEDINGSMATERIALEN - daim ... - tekko - windfield - ...
Vertrouwd geraken met het plaatsen van speciale bekledingsmaterialen, hun werkmethode om ze te plaatsen, hun weektijd, hun zorgvuldige behandeling.
23
WERKEN EN BEWERKEN VAN GROTE OPPERVLAKTEN WAT ZOWEL SCHILDER- ALS BEHANGWERK EN VLOERBEKLEDING BETREFT - schilderen met latex, acryl - lakken van klassieke en moderne oorsprong - op verschillende ondergronden, bepleistering, hout, baksteen, beton - verschillende soorten ondervloeren - verschillende soorten behangpapier - isoleer- en impregneermethoden
Vertrouwd geraken met de geleerde technieken en werkmethoden toegepast op grote oppervlakten.
De verschillende soorten schildersdoek, lijmsoorten en werkmethodes tonen. Verwijzen naar het vak Technologie. Wijzen op het gevaar van het werken met scherp snijmateriaal, ladders en stellingen.
U U
Opstellen en bespreken van een werkplan. Voorbeelden tonen van verschillende soorten stoffen en textiel.
Wijzen op de kostprijs van deze materialen. De speciale manier van verwerken tonen door werkschema's uit te werken.
B
Opstellen van een werkplan.
- 13 -
22
B
Nr.
24
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PLAATSEN VAN VERSCHILLENDE SOORTEN OPHANGSYSTEMEN V O O R G L A S E N O V E R G O R D I J N E N , ZONNEWERING - het plaatsen van glasgordijnen, overgordijnen en systeemgordijnen - vaardigheden naargelang de aard van het gordijn: plooien, fronsen, draperen
Inzicht en vaardigheid verwerven in het plaatsen van ophangsystemen. De verschillende werkgangen bespreken.
W
N
I
B U
B
METHODOLOGISCHE WENKEN
Met didactisch materiaal duidelijk maken hoe deze systemen functioneren. De verschillende werkgangen bespreken.
- 14 -
- 15 -
TV Elektromechanica/Mechanica/Schilderen en decoratie Beroepseconomie 1
2de leerjaar : 1 u./w.
BEGINSITUATIE
De overgang van school naar bedrijf is voor alle leerlingen een stap in het onbekende. Het is dan ook evident dat jongeren die hun secundaire studies beëindigen, een aantal basisprincipes van bedrijfsorganisatie kennen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstelling van het vak Beroepseconomie is dan ook de leerlingen een algemeen beeld te geven van de ingewikkeldheid van het bedrijf en het bedrijfsleven. Deze doelstelling kan alvast bereikt worden : • door de leerlingen een algemeen beeld te geven van de structuur van de bedrijven via een minimum aan basiskennis, • door de leerlingen aan te sporen tot nadenken, tot het zoeken naar oplossingen en tot gemotiveerd werken via het kritisch bespreken van actuele problemen, • door de leerlingen te overtuigen dat een goede organisatie aanleiding geeft tot het kwalitatief en kwantitatief verbeteren van de produktie, • door de integratie van kwaliteitszorg, veiligheid en hygiëne in al hun activiteiten aan te moedigen. De toegemeten tijd is kort, hieruit volgt de noodzaak het leerplan soepel te interpreteren. Ga praktisch tewerk gezien het grote aanbod van studiemateriaal en de voortdurende verandering op technisch, economisch en sociaal gebied. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Kies een produktiebedrijf in de vakspecialiteit van de leerlingen, groot genoeg om alle delen van het leerplan aan bod te laten komen. - Geef bij de theoretische uitleg zoveel mogelijk een praktische toepassing. - Een bedrijfsbezoek biedt alvast vele mogelijkheden om de geziene leerstof te illustreren. - Geef de leerlingen bij bedrijfsbezoeken welbepaalde opdrachten. Analyseer en bespreek deze opdracht daarna in klasverband. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica/Schilder en decoratie - Beroepseconomie Nr. 1
2
ORGANISATIE
DE ECONOMISCHE KRINGLOOP
ECONOMISCH PRODUCEREN
VERWERKING De noodzaak van het beroep omschrijven. De verschillende bedrijfsvormen kennen. De specifieke kenmerken van elke bedrijfsvorm omschrijven.
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B B U
Begrippen als goederenstroom, geldstroom, diensten- en arbeidscircuit verklaren. De onderlinge samenhang beschrijven.
B
Het hoe en waarom van economisch produceren toelichten: - werkplaatsuitrusting, - personeelsbezetting. In functie van deze beide gegevens de ideale produktielijn uitzetten.
B
Zoveel mogelijk voorbeelden geven uit de eigen specialiteit.
Illustreren met praktische voorbeelden uit de eigen beroepsspecialiteit.
B
U
- 16 -
3
LEERINHOUDEN
2de leerjaar: 1 u./w.
Gebruik maken van een PERT-planning.
4
PRODUKTIE
Woorden als produceren, produktiviteit en rendement begrijpen.
B
Gebruik voorbeelden uit de praktijk.
5
PLANNING
Weten wat planning is. De noodzaak ervan inzien. De verschillende soorten planningen toelichten.
B
Als uitgangspunt een praktisch voorbeeld kiezen uit de eigen school.
6
7
KOSTPRIJSBEREKENING
MARKETING
MAGAZIJNBEHEER
8.1
Voorraadbeheer
8.2
Administratie
Weten wat men onder "marketing" verstaat. Het begrip "vrije markteconomie" omschrijven.
U
Illustreren aan de hand van een praktisch voorbeeld.
U U U
Illustreren met een praktisch voorbeeld.
U
Het doel en het beheer van de voorraden beschrijven. Voor- en nadelen van voorraden bespreken. Een idee hebben van wat normalerwijze steeds in voorraad moet zijn (onderdelen, grondstoffen, gereedschappen enz.).
B
Verschillende classificatiesystemen bespreken. De voordelen van het gebruik van de computer bij het beheer van de voorraden omschrijven. Computer en aangepaste software gebruiken.
U
Praktische voorbeelden uit de eigen specialiteit.
B B
U U
Mogelijke samenwerking met vakleraar informatica.
- 17 -
8
Weten hoe een kostprijs tot stand komt. Weten hoe de prijs van een herstelling wordt bepaald. De verschillende kostprijsfactoren omschrijven.
Nr.
8.3
9
LEERINHOUDEN
Bestellingen
PERSONEEL
INTEGRALE KWALITEITSZORG (IKZ)
10.1
Kwaliteitsbeheersing en IKZ
10.2
10.3
Kwaliteitsmotivatie, -kosten en -systemen
Kwaliteitskringen
W
N
Weten hoe een bestelling tot stand komt. Verloop van de bestellingen uitleggen. De receptie van goederen uitleggen. Belang van transport bespreken.
U U
Rechten en plichten van werkgever en werknemer bondig omschrijven. De soorten statuten en arbeidsovereenkomsten bespreken. Weten wat men verstaat onder "sociale zekerheid".
B
Het begrip kwaliteitsbeheersing en IKZ omschrijven. De kerngedachte kennen en concretiseren in de Demingcirkel. De zes basisregels van Ishikawa kunnen verwoorden.
B
Begrippen kwaliteitsmotivatie, kwaliteitskosten en kwaliteitssystemen bondig uitleggen. De controlesystemen bespreken.
B
Nut van kwaliteitskringen bespreken. Concrete uitwerking binnen het bedrijf bespreken.
B
I
B
METHODOLOGISCHE WENKEN
Liefst originele formulieren gebruiken.
U U
B B
Overleggen met de leraar van het vak Bedrijfsbeheer. Voorbeeldformulieren van arbeidsovereenkomsten aan de leerlingen geven.
- 18 -
10
LEERPLANDOELSTELLINGEN
B B
B
Met praktische voorbeelden deze begrippen illustreren.
11
VEILIGHEID EN HYGIËNE
11.1
Arbeidsongevallen
11.2
Eerste hulp bij ongevallen
Mogelijke oorzaken van ongevallen opsommen. Voorkomen van arbeidsongevallen bespreken. Gevolgen van arbeidsongevallen, zowel voor werkgever als voor werknemer, omschrijven.
B
Concrete voorbeelden uit de school, vooral in de eigen werkplaats. Didactische panelen gebruiken.
B B
Basisregels in verband met eerste hulp bij ongevallen toepassen. Werking van de dienst EHBO omschrijven.
B B
Reglementeringen
Specifieke voorschriften voor het beroep opzoeken en omschrijven.
B
11.4
Dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing
Het doel en bevoegdheden van het comité en van de dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing omschrijven. Wettelijke voorschriften aangaande verkiezing en samenstelling van dit comité kennen.
B
U
Het ARAB en het AREI ter beschikking hebben voor opzoekingswerk.
- 19 -
11.3
- 38 -
TV Schilderen en decoratie Tekenen
1
1ste en 2de leerjaar: 3 u./w. (+ 1 u./w.)
BEGINSITUATIE
In de 2de graad kregen de leerlingen uit 'Schilder- en decoratietechnieken' een inleiding in Sierschrift, Siertekenen en schetsen. Hierin verwierven zij manuele discipline en ontwikkelden zij hun handvaardigheid. Zij leerden verhoudingen schatten en meten; zij leerden verschillende vormen van perspectief kennen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
- De doelstellingen van de 2de graad Siertekenen en schetsen en Kleurenleer blijven van toepassing, maar worden verdiept en verruimd. - Deze doelstellingen hadden betrekking op: @ het in stand houden en ontwikkelen van de natuurlijke intensiteit van het waarnemen; @ het ontwikkelen van handvaardigheid en manuele discipline; @ het uitdrukken van het waargenomene in een mededeelbare vorm; @ het ontwikkelen van esthetisch gevoel. In de 3de graad zal het ontwerpen van verschillende composities aandacht krijgen: een blikvanger in een compositie, een affiche. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het lettertekenen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
De methodologische wenken van de vakken Siertekenen en schetsen, en Kleurenleer van de 2de graad blijven uiteraard ook van toepassing voor de derde graad. Het is aan te raden, in het begin van het schooljaar, een aantal herhalings- en uitbreidingslessen in te lassen. Zo kunnen de eventuele nieuwe leerlingen zich de terminologie van de kleur- en vormgeving en de hanteringswijzen van de materialen eigen maken. - Geef in de mate van het mogelijke individueel onderwijs in plaats van klassikaal onderwijs. De vormen kleurenproblematiek verschilt immers van leerling tot leerling. - Beschouw het werk van de leerling als een getuigenis van zijn geaardheid. - Laat de leerling zoveel mogelijk zelfstandig werken en begeleid hem met suggesties en aanwijzingen in plaats van zelf het werk te verbeteren. - De opdrachten moeten in functie staan van: @ de ontwikkelingsgang van de leerlingen, @ de begaafdheid van de leerling, @ de eigen leefwereld van de leerling. - Het materiaal, de gereedschappen, de formaten moeten gekozen worden met het oog op het technisch kunnen van de leerling, de tijdslimiet en de functie. - Volg de ontwikkelingsgang van de leerling en laat de leerstof stap voor stap evolueren. Elke opdracht kan in vier fasen opgedeeld worden. @ Fase 1: bespreking van de opdracht en zijn specifieke problemen: vorm, kleur, compositie, voorstelling, enz.
- 39 @ Fase 2: voorstudies van de opdracht. @ Fase 3: individuele of klassikale bespreking en verbetering van de voorstudies. @ Fase 4: definitieve uitvoering van de opdracht. - Tracht na iedere volbrachte opdracht een individuele of klassikale evaluatie te maken. Zo ontwikkelt de leerling een waarderende houding t.a.v. de kleur- en vormgeving in zijn eigen werk. Hij leert ook een waarderend onderscheid te maken tussen de kwaliteiten en intenties van onder andere binnenhuiskunst, decoratieve kunst, beeldende kunst, publiciteit en hun maatschappelijke implicaties. - De leerling moet open staan voor de nieuwe ontwikkelingen zowel op technisch als esthetisch vlak. Men behoedt er zich echter voor de moderne middelen te zien als doelen op zich. Men kan bijvoorbeeld gebruik maken van computertekenen maar men moet weten dat dit enkel een middel is om tot een resultaat te komen. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Nr. 1
1ste en 2de leerjaar: 3 u./w. (+ 1 u./w.)
LEERINHOUDEN
VERWERKING
DE MOGELIJKHEDEN VAN DE VERSCHILLENDE TEKEN- EN SCHILDERMATERIALEN - De verschillende manieren om potlood, pen en penseel te hanteren - De soorten potloden - De verscheidenheid van potloodeffecten - Het schilderen van een egaal vlak met plakkaatverf, met waterverf - Het mengen van plakkaatverf - De nat-in-nat techniek - De manieren om plakkaattinten in elkaar te laten overlopen
Omgaan met de verschillende materialen.
HET KARAKTER VAN DE LIJN - De soorten lijnen @ Scherpe en korrellijnen @ Licht- en schaduwlijnen @ Constructieve lijnen @ Organische lijnen @ Aanwezige en afwezige lijnen - De expressie van de lijn @ Dynamisch @ Statisch @ Rust @ Ritmisch @ Evenwicht @ ...
De verschillende lijnkarakters toepassen.
K
B
T B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Herhaling van de 2de graad Videovoorbeelden: hoe kunstenaars hun materiaal gebruiken. Suggestie: de verschillende technieken uitproberen op klein formaat (10 x 10 cm) en op verschillende dragers. Bijvoorbeeld op glad en poreus papier.
- 40 -
2
Schilderen en decoratie - Tekenen
B
Voorbeelden van lijnexpressies in de natuur, in kunstwerken. Suggestie: het tekenen en schilderen van verschillende lijnkarakters die een bepaald gevoel uitdrukken. Praktijkoefening: - bewegingslijnen met het penseel, van dik naar dun, - biezen met penseel, biezentrekker of tape.
3
4
Inzicht krijgen in de opbouw van structuren en texturen. Dit inzicht toepassen.
B
INLEIDING TOT DE GRONDBEGINSELEN VAN HET ONTWERPEN - Wat is ontwerpen - Het ontwerp heeft veel gezichten en vormen - De natuur als inspirator van het ontwerp Soorten ontwerpen: @ Het culturele ontwerp @ Het technische ontwerp @ Het functionele ontwerp @ Het decoratieve ontwerp @ Het publicitaire ontwerp @ Het artistieke ontwerp - Het ontwerp als symbool - Het ontwerp als patroon - Het ritmische ontwerp
Inzicht krijgen in het begrip "ontwerpen". Een ontwerp uitvoeren.
B
B
B
De leerlingen zoeken voorwerpen met een uitgesproken textuur, bijvoorbeeld weefsels, papier, stenen, boomschors. Suggestie: - collage van verschillende texturen met contrastkarakters. - het natekenen of schilderen van de collage. Praktijkoefening: het experimenteren met structuur- en decoratieverven. De leerlingen zoeken verschillende soorten ontwerpen en delen die in volgens hun functie. Suggestie: - een compositie met technisch, functioneel en esthetisch gerichte ontwerpen; - een natuurvorm vertalen in een cultuurvorm, bijvoorbeeld een symbool. Praktijkoefening: de cultuurvorm uitvoeren in lakverf.
- 41 -
STRUCTUUR EN TEXTUUR - Het verschil tussen structuur en textuur - Verschillende materialen geven verschillende textuureffecten - Het karakter van de lijnvorming is afhankelijk van de texturen - Textuur door herhaling van dezelfde vormen - De structurele opbouw van texturen
Nr. 5
VERWERKING
HET ONTWERPEN MET BASISVORMEN - De basisvormen en hun karakter: cirkel, vierkant, driehoek - De variaties op de basisvormen - De segmenten van basisvormen - De samengestelde basisvormen - Het herhalen van de basisvormen (ritme)
Inzicht krijgen in het feit dat alles in de ons omringende wereld samengesteld is uit basisvormen. Een ontwerp uitvoeren.
COMPOSITORISCHE VARIATIES OP EEN THEMA - De symmetrische indeling - De asymmetrische indeling - De weloverwogen plaatsing van de componenten ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het beeldvlak
Met dezelfde basiscomponenten verschillende composities maken.
K
B
T
B B
U
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Schematische voorstellingen op het bord van de basisvormen, hun variaties, segmenten en samenstellingen. Voorbeelden van ontwerpen waarbij de basisvormen duidelijk naar voren komen. Suggestie: ontwerp van een vorm bestaande uit variaties en segmenten van basisvormen; Praktijkoefening: het ontwerp uitvoeren in lakverf. Basisvormen uitgesneden uit zwart papier door de leerlingen laten verschuiven tot een weloverwogen vlakverdeling. Suggestie: - de leerlingen maken verschillende collages; - de beste worden wit-zwart uitgevoerd. Praktijkoefening: uitvoering in houtveredeling eventueel met contrastkleuren.
- 42 -
6
LEERINHOUDEN
7
Inzicht krijgen in de verschillende soorten beeldvorming. Ontwerpen uitvoeren.
DE BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN DE COMPOSITIE - Het beeldvlak - De ruimte-indeling - De richtingslijnen - De bewegingslijnen - De kleurcompositie
De belangrijkste compositie-elementen ontleden. Deze compositie-elementen toepassen.
B
Voorbeelden van de verschillende verschijningsvormen van een ontwerp (artistiek, decoratief, publicitair).
B
Suggestie: een eenvoudige natuurvorm (b.v. een blad of een pluim) wordt in de verschillende verschijningsvormen uitgewerkt. Praktijkoefening: - de ontwerpen kunnen in verschillende technieken uitgevoerd worden; - lineair: penseelvorming, snijtechniek; - vlak: latex, lakverf, decoratieverf; - ruimtelijk: airbrush; - geschilderd: kwartz, reliëfwerk, linoleum. B B
Schematische voorstellingen op het bord. Voorbeelden uit de kunst, de decoratie en de reclame. Suggestie: - een schilderij of een illustratie ontleden; - in inkt of verf afzonderlijke syntheses maken van de verschillende compositie-elementen.
- 43 -
8
DE VERSCHIJNINGSVORMEN VAN EEN ONTWERP Het lineaire ontwerp - lijnwaarde - lijnkarakter Het vlakke ontwerp - het silhouet - de textuur - de kleur - de positieve en negatieve ruimte Het ruimtelijk ontwerp - de derde dimensie - het perspectief - het kleurperspectief Het gestileerde ontwerp - de basisvormen - de samengestelde vorm - de functie van het stileren: decoratief, publicitair
Nr.
VERWERKING
9
COMPOSITIE MET GRADATIES, TOONWAARDEN EN CONTRASTEN - Gradatie: langzame overgang van licht naar donker - Toonwaarde: een trapsgewijze overgang van licht naar donker - Contrast: een plotse overgang van licht naar donker - De functie van deze elementen - De expressieve kracht van deze elementen - Kleur- en grijswaarden
Weten wat gradaties, toonwaarden en contrasten zijn en ze kunnen toepassen.
10
HET SCHETSEN VAN GRONDVORMEN - Het meten van verhoudingen - Het perspectief - De lijn- en vlakwaarden - De bladschikking - De positieve en negatieve ruimte
Inzicht krijgen in de constructie, de verhouding en het perspectief. Dit toepassen.
B
LICHT EN SCHADUW - De invloed van de lichtbron op licht en schaduw - De schaduw op het voorwerp - De lichtreflectie van de omgeving
Inzicht krijgen in de verschuivingen van licht en schaduw volgens de situatie van de lichtbron. Dit toepassen.
B
11
K
B
T B
B
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Voorbeelden uit de de natuur, de decoratie en de kunst. Suggestie: een achromatisch schilderwerk met gradaties, toonwaarden en contrasten. Praktijkoefening: - vlak schilderwerk, - tamponeren, - airbrush.
De basisconstructies worden op het bord getekend. De te tekenen vormen moeten didactisch zijn: - zich lenen tot het opstellen van constructielijnen, - gemakkelijk te herleiden tot hun basisvormen. Suggestie: het tekenen van vormen met als basis, kubus, balk of cilinder. Voorbeelden van schaduwtekeningen in de kunstgeschiedenis. Suggestie: - het schaduwen van grondvormen met verschillende materialen (potlood, aquarel, pastel, houtskool).
- 44 -
LEERINHOUDEN
- De slagschaduw - Het wit papier als suggestie va licht - Het arceren 12
Het waarnemen en de handvaardigheden ontwikkelen. Een samengestelde vorm in basisvormen ontleden. Het esthetisch gevoel ontwikkelen.
B B B
- De voorwerpen moeten vanuit verschillende gezichtspunten getekend worden. - Er wordt aandacht besteed aan de vlakvulling. - Er wordt getekend met verschillende materialen. Suggestie: het tekenen van: - variaties op de kubus: luciferdoosje, boek, gereedschapskistje, stoel, blokschaaf, - variaties op de cilinder, bloempot, koffiekop, vazen, kruiken, balusters, - samengestelde vormen: strijkijzer, inktflesje, petroleumlamp, - stillevens, - interieurs, exterieurs.
- 45 -
HET SCHETSEN VAN EENVOUDIGE VOORWERPEN - De constructielijnen - Variaties op de kubus - Variaties op de cilinder - Variaties op de piramide - Eén-puntsperspectief - Twee-puntsperspectief - Drie-puntsperspectief - De samengestelde vorm
Praktijkoefening: - een ruimtelijke illusie uitgevoerd in lakverf en bijgewerkt in tamponeertechniek of airbrush.
Nr.
VERWERKING
13
HET WAARNEMEN EN HET WEERGEVEN VAN DE MATERIE VAN VOORWERPEN - De relatie vorm-materie - Het lichtweerkaatsend vermogen van materies - De typische kenmerken van de materies - Het omzetten van de materie in gradaties, toonwaarden, contrasten - Het lijnkarakter van de materie
Een sfeer scheppen door het weergeven van de materie.
14
V E R S C H I L L E N D E TECHNIEKEN VOOR EEN ZELFDE ONTWERP - De verschillende decoratietechnieken die voor een ontwerp in aanmerking komen - De eigenschappen van die technieken - Technieken met: @ contrastwerking @ textuurwerking @ reliëfwerking - De relatie vorm-techniek-kleurformaat
Weten dat een ontwerp in functie moet staan van een specifieke uitvoeringstechniek. Dit inzicht toepassen en ermee experimenteren.
K
B
T
A
S
E
U
METHODOLOGISCHE WENKEN Voorbeelden van kunstwerken waarbij de materie duidelijk benadrukt is. Suggestie: - eerst wordt een studie gemaakt van de materie van afzonderlijke voorwerpen; - bijvoorbeeld: glazen kruik, koperen kan, aarden kom. - dan worden de voorwerpen samengevoegd tot een stilleven.
U
Voorbeelden van decoratie- en schilderstechnieken in de architectuur. U
Suggestie: - eenzelfde ontwerp uitvoeren in verschillende technieken; - de moeilijkheidsgraad van de uitvoeringen evalueren. Welke techniek past het best bij welk ontwerp? Praktijktoepassing: de beste ontwerpen worden uitgevoerd in een overeenkomstige techniek.
- 46 -
LEERINHOUDEN
15
Weten dat naast de techniek en de beeldende taal ook de inhoud belangrijk is. Dit tot uiting brengen in een toepassing.
VARIATIES OP HET BASISALFABET - Het op schaal verkleinen en vergroten van letters - Het versmallen en verbreden van letters - De letterspaciëring - De woordspaciëring - De cursieve letters - De schrijfletters - Het Romeinse alfabet - De verschillende letterbeelden - De relatie lettertype-inhoud - Het herkennen van verschillende letterbeelden
Inzicht krijgen in de vormgeving van letters en dit toepassen.
U U
Voorbeelden van kunstwerken of decoratieve werken waarbij de inhoud duidelijk naar voor treedt. Suggestie: - ontwerp van een werk met een duidelijke inhoud, - bijvoorbeeld: @ sfeer: de 4 seizoenen, @ gevoel: vreugde - verdriet, @ thema: de industrie. Praktijkoefening: - uitvoering in latex, acryl, olieverf, - verschillende technieken worden toegepast.
B
Voorbeelden uit de typografie, de calligrafie, de publiciteit. Suggestie: het tekenen en schilderen van merknamen, one-liners, citaten. Praktijkoefening: - uitvoering in lakverf, - hier is ruimte om gebruik te maken van de computer.
- 47 -
16
DE EXPRESSIE IN EEN COMPOSITIE - Fysioplastische inhoud - Ideoplastische inhoud - De elementen die de expressie helpen bepalen: @ materie @ vorm @ kleur @ structuur @ textuur @ compositie
Nr. 17
VERWERKING
CREATIEVE TOEPASSINGEN VAN DE GRONDREGELS VAN HET LETTERTEKENEN - Van ruwe schets tot voltooide layout - Toevoegingen bij de grondvormen @ Contour @ Slagschaduw @ Reliëfletters @ Overlapping van letters @ Woorden zonder spatiëring @ Woorden met zeer ruime spatiëring - Het penseelschrift
Creatief omgaan met letters.
SUBSTRACTIEVE EN ADDITIEVE VORMEN - Open en gesloten vormen - Samenstelling van geometrische basisvormen - Het weglaten van vormen - Positieve en negatieve ruimte - De basisconstructie
Het systeem van weglaten en toevoegen van vormen bij de grondvormen toepassen.
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Voorbeelden van originele typografie en bibliofiele uitgaven. Suggestie: - het maken van letters en woorden voor showcards, - het maken van verschillende lettereffecten voor reclameplaten, - het creëren van geschikte letterstijlen, - bijvoorbeeld: het woord "jazz" krijgt een andere letterstijl dan het woord "klassiek", - het ontwerpen van een letteraffiche.
B
Voorbeelden uit de collage- en assemblagekunst. Voorbeelden van logo's. Suggestie: ontwerp van een logo voor een bedrijf: - een abstracte logo, - een letterlogo, - een figuratieve logo. Praktijkoefening: uitvoering in lakverf
- 48 -
18
LEERINHOUDEN
19
20
HET ONTWERPEN VAN EEN BLIKVANGER IN EEN COMPOSITIE - Het belang van de ruimte-indeling - De richtingslijnen - De grootte van de blikvanger ten opzichte van het beeldvlak - Actieve en passieve kleuren - Detail en rudimentaire - De contrastwerking - De kracht van de vereenvoudiging - Het shockeffect
Inzicht krijgen in de belangrijke en minder belangrijke componenten in een compositie. Een blikvanger ontwerpen.
ONTWERP VAN EEN AFFICHE - De typische kenmerken van een affiche - De voornaamste manieren om een beeldvlak in te delen - De overheersing van tekst of blikvanger - De kracht van de vereenvoudiging - De richtingslijnen - Het effect van donkere en lichte achtergronden - Het denken in affichestijl
De elementaire principes van het reclameschilderen toepassen.
B
Voorbeelden uit de kunst en de publiciteit. B
Suggestie: ontwerp van een decoratiewerk waarbij één van de vormcomponenten in het oog springt. Praktijkoefening: verschillende materialen kunnen aan bod komen: lakverf, houtveredeling, kwartz, vergulding, enz.
B
Suggestie: - het ontwerpen van een affiche waar de vorige leerinhouden in verwerkt zijn; - de thema's lenen zich tot eenvoudige oplossingen: @ eenvoudige vormgeving, @ elementair schilderwerk en airbrush - de schilderstechnieken zijn ondergeschikt aan de zeggingskracht.
- 49 -
Een historisch overzicht van de evolutie van de affiche. Voorbeelden van goede hedendaagse affiches
- 20 -
TV Schilderen en decoratie Technologie
1ste leerjaar: 5 u./w. 2de leerjaar: 4 u./w.
1ste leerjaar: 1 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
STIJLLEER 1
BEGINSITUATIE
In de 2de graad 'Schilder- en decoratietechnieken' kregen de leerlingen reeds Technologie. Hierin maakten zij kennis met grondstoffen, gereedschappen en werkmethoden. Kleurenleer, stijlleer en kunstesthetische begrippen zorgden voor een basis van esthetisch bewustzijn. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
- Inzicht verwerven in de verschillende stijlperiodes en hun situering in de tijd. - Het esthetisch bewustzijn verder ontwikkelen. - Door het verwerven van een breder inzicht in de verschillende stijlen, de nodige achtergrondkennis opdoen om een goed schilder-decorateur te worden. - De kennis activeren door documentatie te verzamelen, door beurzen te bezoeken, door stukken te schetsen. - De opgedane kennis, op het einde van het 2de leerjaar, concretiseren in een geïntegreerde proef. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- De leraar moet een saaie, zuiver historische opsomming vermijden. De lessen kunnen aan levendigheid winnen door de gepaste sfeer in het klaslokaal te brengen en door overvloedig gebruik te maken van documentatie, dia's en videomateriaal. - De leerling wordt aangezet om persoonlijk een documentatiemap op te bouwen en om beurzen en tentoonstellingen te bezoeken. Uiteraard kan dit laatste ook klassikaal gepland worden. 4
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEEPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
TV Schilderen en decoratie - Technologie: Stijlleer Nr.
LEERINHOUDEN
1ste en 2de leerjaar: 1 u./w. LEERPLANDOELSTELLINGEN
METHODOLOGISCHE WENKEN
WAT IS STIJL?
Inzicht verwerven in wat stijl is.
(B)
Documentatie, video, dia's ...
2
VAN OUDHEID TOT 20STE EEUW Een chronologisch overzicht van alle stijlperioden met voor elke periode een typisch kunstwerk
Een overzicht geven van de klassieke stijlen vanaf de oudheid. (B)
Dia's, prenten.
3
PREHISTORIE EN OUDHEID
De volgende begrippen kort omschrijven: (B) @ Grottenkunst, @ Egyptische kunst en bouwkunst, @ Griekse kunst en bouwkunst, @ Romeinse kunst en bouwkunst, Illustraties zoeken voor de documentatiemap. (U)
Dia's, prenten. Door een klassikaal gesprek en via afbeeldingen kenmerken trachten te ontdekken. Achtergrondinformatie, niet zozeer als echte feitenkennis.
4
ROMAANSE EN GOTISCHE KUNST
De twee grote middeleeuwse stromingen van elkaar onderscheiden. (B) Illustraties zoeken voor de documentatiemap. (B)
Een bezoek brengen aan een Romaans of Gotisch gebouw: @ klassikaal gesprek, @ schetsen van een Romaanse of Gotische kerk @ glasraam of ornament.
5
RENAISSANCE
De renaissancekunst (schilder-, beeld-, bouwkunst) onderscheiden van de vorige stromingen. (B) De typische stijlkenmerken opsommen en toelichten. (B)
Dia's, prenten. Klasgesprek.
6
BAROK, ROCOCO
Barok en rococo onderscheiden van andere kunstvormen. (B) De typische stijlkenmerken opsommen en toelichten. (B)
Dia's, prenten. Klassikaal gesprek. Tekenen of schetsen van barok-/rococo-elementen.
CLASSICISME
- 21 -
1
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
METHODOLOGISCHE WENKEN
HET INTERIEUR @ de middeleeuwen @ de renaissance @ het classicisme @ de barok @ de hofstijlen @ de biedermeierstijl @ de neostijlen @ de art nouveau
Inzicht verwerven in verschillende interieurstijlen. (B)
Dia's, artikels. Klasgesprek.
8
ART NOUVEAU-ARCHITECTEN - Horta - Gaudi - Van de Velde - Thonet
Inzicht verwerven in de Art Nouveau-architectuur. (B)
Teksten, documenten, dia's, video.
9
NIEUWE BOUWMETHODEN INDUSTRIELE REVOLUTIE
DE
Het ontstaan van de moderne architectuur leren kennen. (B)
Dia's, video, artikels.
10
DE BEWEGINGEN IN HET BEGIN VAN 1900 - De school van Chicago - Arts and Crafts - De Stijl - Art Nouveau - Bauhaus
Inzicht verwerven in het ontstaan van het nieuwe denken op gebied van kunst, interieurinrichting en architectuur. (B)
Dia's, video, artikels.
- 22 -
7
NA
WERKEN VAN DE LEDEN VAN DE NIEUWE BEWEGINGEN VANAF 1900 - Rietveld - Frank Lloyd Wright - Mackintosh - Jozef Hoffman - Van de Velde - Berlage - Le Corbusier
Inzicht verwerven in de evolutie van de moderne stijlen. (B) Verschillende evoluties leren kennen die behoren tot de 'moderne klassiekers' zowel op het gebied van architectuur, interieurkunst en meubelkunst. (B)
Dia's, video, artikels uit tijdschriften en kranten.
12
HEDENDAAGSE ONTWERPERS - Pieter De Bruyne - Philip Sterk - ...
De huidige moderne trendsetters op het gebied van interieur en meubel leren kennen. (B)
Bezoeken aan interieurbeurzen, musea, zaken voor interieur-inrichting: - Interieur Kortrijk - Linea Gent - Schröderhuis Rietveld - Hortamuseum - Classic - Cocoon
- 23 -
11
- 24 KLEURENLEER
1
1ste leerjaar: 1 u./w. (+ 1 u./w.) 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
In de 2de graad werden de leerlingen uit 'Schilder- en decoratietechnieken' geïnitieerd in Kleurenleer. De subjectieve benadering en de objectieve wetmatigheid werden tegenover elkaar geplaatst. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
- Een verdere verdieping van het inzicht in de kleursystemen en kleurcontrasten verwerven. - Inzicht verwerven in het mengen van kleuren en in de kleurharmonieën. - De kleurtoepassingen in de architectuur en meer bepaald in de verschillende plaatsen van de woning leren kennen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Om de leerlingen volledig te activeren moet de leraar over een reeks kleurenprodukties en over aangepast didactisch materiaal beschikken. - De leerlingen kunnen zelf een documentatiemap aanleggen die de lessen ondersteunt. - Na iedere les worden er systematisch kleuroefeningen gegeven om niet alleen een theoretisch, maar ook een praktisch inzicht te krijgen in de kleurenleer. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Schilderen en decoratie - Technologie: Kleurenleer Nr.
LEERINHOUDEN
1ste leerjaar: 1 u./w. (+ 1 u./w.) - 2de leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
KLEUR IN DE NATUURKUNDE - De proef van Newton met het driekantige prisma - Het kleurenspectrum - Substractieve en additieve menging - De golflengte van de kleuren
Weten hoe kleur ontstaat.
2
SUBJECTIEVE EN OBJECTIEVE KLEURBENADERING - Subjectieve benadering tegenover objectieve wetmatigheid - De gevoelselementen van de kleurontwikkeling en de typologie van de mens - De wetenschappelijke benadering
Weten dat kleur niet alleen een kwestie is van persoonlijke smaak, maar ook wetenschappelijk kan benaderd worden.
3
DE TWAALFDELIGE KLEURENCIRKEL EN ANDERE KLEURSYSTEMEN - De constructieve kleurenleer - De primaire kleuren - De secundaire kleuren - De tertiaire kleuren - Het "Natural Color System" (NCS) - Het RAL-systeem
Inzicht krijgen in de kleursystemen.
4
DE ZEVENKLEURCONTRASTEN
Het kennen en toepassen van de kleurcontrasten.
B
T
A
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN De proef van Newton wordt met een zo zuiver mogelijke lichtbron (wit licht) en een driekantig prisma aanschouwelijk gemaakt.
B
Herhaling van elementen uit de 2de graad. De leerling maakt zonder beïnvloeding een gevoelsmatig werk in kleur: bijvoorbeeld het thema "vreugde". De leraar toont aan dat iedere mens, volgens zijn geaardheid een andere interpretatie geeft aan de kleuren. B
B
De leerlingen schilderen de twaalfdelige kleurencirkel. Zij verkrijgen de secundaire en tertiaire kleuren door onderlinge menging. Bijvoorbeeld Ostwald - Itten.
Voorbeelden van kleurcontrasten in de kunst en in het interieur.
- 25 -
1
K
Nr.
LEERINHOUDEN -
5
Het kleur-tegen-kleurcontrast Het licht-donkercontrast Het koud-warmcontrast Het complementair contrast Het simultaan contrast Het kwaliteitscontrast Het kwantiteitscontrast
HET MENGEN VAN KLEUREN De mengtechnieken - Optische menging - Transparante menging - Pigmentmenging
VERWERKING Het kennen en toepassen van de kleurcontrasten.
K
B
T B
Inzicht krijgen in de mengsystemen en de soorten kleurmenging.
DE LEER VAN DE KLEURHARMONIEEN
De werking van de kleurharmoniën kennen en toepassen in het interieur, de publiciteit en de decoratie.
B
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De leraar toont aan dat, door menging, kleuren grondig kunnen veranderen van kleurkarakter. Bijvoorbeeld: geel gemengd met zwart wordt gifgroen. De verschillende mengsystemen worden toegepast. Een interessante oefening is de leerlingen een collage te laten maken van kleurvakjes uit tijdschriften. Die kleurvakjes leren ontleden en door menging terug samenstellen.
De leerlingen trachten in kunstwerken en interieurs de kleurharmonieën te ontleden.
- 26 -
De mengsystemen - Menging in rechte lijn - Mengdriehoeken - Mengvierkanten
S
Voorbeelden van kleurcontrasten in de kunst en in het interieur. Van ieder kleurcontrast wordt een toepassing gemaakt.
B
De kleurenmengingen - Mengen met wit - Mengen met zwart - Mengen met grijs - Mengen met complementaire kleur
6
A
-
De tweeklanken De gelijkbenige drieklanken De gelijkzijdige drieklanken De vierkantige vierklanken De rechthoekige vierklanken De zesklanken
De kleurharmonieën worden toegepast in oefeningen zonder grote vormof compositieproblemen. Het aankweken van het kleurgevoel is de doelstelling.
KLEUR EN VORM - Het kwadratisch vormkarakter - Het diagonaal vormkarakter - Het circulair vormkarakter - De beïnvloeding van de kleur op de vorm
Inzicht krijgen in de relatie tussen vorm en kleur.
8
HET LICHTWEERKAATSEND VERMOGEN VAN EEN KLEUR De kleur wordt beïnvloed door: - de structuur van het oppervlak - de sterkte van de lichtbron - de soort lichtbron - de invalshoek van het licht - de structuur van de verf - de pigmentstructuur
Weten dat een kleur kan beïnvloed worden door zijn omgeving.
9
DE WERKING VAN KLEUR OP DE MENS - De fysische werking - De psychologische werking - De symbolische werking
Inzien dat kleur de mens kan beïnvloeden.
U
B
Voorbeelden uit de kunst van de verschillende vormkarakters en hun kleur.
De leerlingen schilderen met verschillende soorten verf op verschillende oppervlakten. Zij bekijken de resultaten in verschillende situaties en geven bevindingen.
B
Voorbeelden uit de natuur, de geschiedenis, de kunst, de godsdienst, de culturen, de heraldiek, enz.
- 27 -
7
Nr.
LEERINHOUDEN -
10
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De culturele werking De politieke betekenis De traditionele werking De creatieve werking
KLEUR IN DE ARCHITECTUUR - Kleur in de geschiedenis van de architectuur - De ruimtelijke werking van kleur - De structurele werking van kleur - Kleur aangepast aan de natuur en het klimaat - Culturele verschillen in het gebruik van kleur
Inzicht krijgen in de toepassing van de kleur in de architectuur.
KLEURTOEPASSINGEN IN DE VERSCHILLENDE PLAATSEN VAN DE WONING - De verschillende functies van ruimten in een woning en hun kleurtoepassing - De grootte van de ruimte - De verhoudingen van de ruimte - De stijl van de meubelen - De natuurlijke lichtinval - Het artificieel licht - De kleurharmonieën - De constructietekening en de perspectieftekening van een interieur - De materialen: vloer- en muurbekleding, gordijnen, stoffering enz.
Inzicht krijgen in de toepassing van kleurharmonieën in een woning.
B
Voorbeelden uit de klassieke en moderne architectuur en uit de streekgebonden architectuur. Suggestie: kleurtoepassingen op architectuurtekeningen.
B
Kleurstudies van salon, eetplaats, hal, bureel, slaapkamer, tienerkamer, kinderkamer. De toepassingen worden in plakkaatverf uitgevoerd. Om tot een goed resultaat te komen verzamelen de leerlingen documentatie van interieurs, vloer- en muurbekleding, garneringsstoffen, ornamenten, enz.
- 28 -
11
VERWERKING
- 29 TECHNOLOGIE VAKKENNIS
1
1ste leerjaar: 3 u./w. 2de leerjaar: 2 u./w. (+ 1 u./w.)
BEGINSITUATIE
De leerlingen maakten in de 2de graad 'Schilder- en decoratietechnieken' kennis met Technologie-vakkennis en verwierven daar de basiskennis van grondstoffen, gereedschappen en werkmethoden. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De keuze van de leerstof moet niet alleen gericht zijn op de technisch-vormende, maar ook op de esthetisch en algemeen vormende doelstellingen, met name: - praktische kennis verwerven van de materialen en het gereedschap, en het respect en de zorg ervoor aanzwengelen, - kennis opdoen van de esthetische functie van de technieken, - het structureel opbouwen van een werkstuk. De kennis van de beroepshygiëne en de veiligheid zal de leerling aanzetten te werken in een verantwoorde omgeving met juiste grondstoffen en gereedschappen. De kleurenleer, de stijlleer en kunstesthetische begrippen geven naast een vakkundige kennis ook een esthetisch bewustzijn. 3
METHODOLOGISCHE WENKEN
De vakkennis moet volledig inspelen op de praktijk en omgekeerd. Naast de praktijk is ook het bezoeken van werven, het bekijken van videofilms van decoratieve technieken een uitstekend didactisch middel. De gekozen leerstof zal inspelen op de hedendaagse leefwereld. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Schilderen en decoratie - Technologie: Technologische vakkennis Nr. 1
3
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
OVERZICHT VAN DE BINDMIDDELEN - Van organische en anorganische oorsprong - De vette bindmiddelen @ De verschillende oliën, gebleekte lijnolie, gekookte lijnolie, factorolie, standolie, oxanolie, papaverolie, Chinese houtolie @ De harsen organische en anorganische chemische oorsprong - Eigenschappen en toepassingsmogelijkheden
Inzicht verwerven in de wijze waarop de bindmiddelen verkregen worden. De eigenschappen kennen. De voor- en nadelen kennen.
DE DROOGMIDDELEN - De natuurlijke droging of fysische droging - De fysische en chemische droging - De zuiver chemische droging - De soorten siccatieven, linoleaten, rezinaten, cobalt
Weten wat verstaan wordt onder droogmiddelen en droogproces. Begrijpen waarom droogstoffen worden toegevoegd. De voor- en nadelen kennen.
B
DE PIGMENTEN Indeling volgens hun oorsprong: - natuurlijke - kunstmatige
Onderscheid maken tussen natuurlijke- en kunstmatige pigmenten. De oorsprong en de eigenschappen kennen. Technieken zoals het patineren en glaceren, toepassen.
B
B
T
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Oorsprong en bereiding aan de hand van schema's uitleggen. De verschillende soorten bindmiddelen tonen. Aandacht besteden aan kleur, reuk, vloeiing.
B B
- 30 -
2
1ste leerjaar: 3 u./w - 2de leerjaar: 2 u./w. (+ 1 u./w.)
Oorsprong en bereiding uitleggen aan de hand van een schema. De werking van de droogstoffen verklaren.
B B
B B
Het tonen van de verschillende pigmentkleuren. Ze mengen met een bindmiddel om zo de verschillen in kleur en eigenschappen te kunnen verklaren, bijvoorbeeld hechting, toonverschil, vet, mager.
4
5
6
Kennen van de bereidingswijze, de eigenschappen, de voor- en nadelen, de toepassingsgebieden. Weten wat de grondstof is van de verschillende soorten.
B
DE VULSTOFFEN
De soorten vulstoffen herkennen. De eigenschappen en de functie van vulstoffen kennen. Weten wat hun doel is in een verfsamenstelling.
B B
SCHILDEREN STOFFEN
VAN
KUNST-
SCHILDEREN VAN BEZETTINGSWERK BUITEN EN BINNEN - Klassiek - modern - Oud - nieuw - Reeds geschilderd - ongeschilderd
De verschillende kunststoffen herkennen om zo een werkschema op te stellen om deze optimaal te kunnen behandelen. Weten welke verfsystemen er gebruikt worden om de kunststoffen te behandelen. Inzicht verkrijgen in de verschillende werkmethoden om bezettingswerk te behandelen. Kennis verwerven over de soorten te gebruiken verfsystemen.
Oorsprong en bereiding aantonen aan de hand van schema's. Aandacht vestigen op kleur, reuk vluchtigheid. Wijzen op het gevaar voor zelfontbranding en gezondheid.
B
De verschillende soorten tonen met stalen. Mengen met een bindmiddel om te tonen wat hun functie is.
B B
Schema's en stalen gebruiken om de leerlingen wegwijs te maken in het herkennen van de soorten.
B
B B
Aantonen dat niet alle verven en verfsystemen geschikt zijn om deze ondergronden te behandelen. Gebruik maken van verftechnische gegevens van de fabrikant.
- 31 -
7
DE VERDUNNINGSMIDDELEN Voorbeelden: terpentijn, celluloseen synthetische thinner, vertragende verdunning, wasbenzine, petroleum
Nr. 8
9
11
VERWERKING
K
De verschillende soorten vernissen kennen. Inzicht verkrijgen in de verschillende grondstoffen om zo de eigenschappen en toepassingsmogelijkheden beter te begrijpen.
B
DE BRONSPOEDERS - Soorten - Eigenschappen - Toepassingsmogelijkheden
De verschillende bronspoeders kennen. Inzicht verkrijgen in hun eigenschappen om zo de juiste werkmethode te kunnen toepassen.
U
DE BEITSEN, HOUTBESCHERMERS EN LAZUURTECHNIEKEN
De beitsen van organische en anorganische oorsprong kennen. Hun doel en eigenschappen kennen. Inzicht verkrijgen in de toepassingsmogelijkheden. De houtbeschermingsprodukten, hun eigenschappen, voor- en nadelen kennen.
B
DE VERNISSEN - De eigenschappen - De grondstoffen modern) - Waar toe te passen - Werkschema
(klassiek,
HET AANBRENGEN VAN MEERKLEURIGE VERVEN, STRUCTUURVERVEN - Hun grondstoffen - Eigenschappen - Verwerkingsmethoden - Het aanbrengen met plakspaan, pistool, borstel en rol
Inzicht verwerven in de eigenschappen, de grondstoffen en de verwerkingsmethoden. De verschillende materialen kennen en weten hoe men meerkleurige verven moet verwerken. De verwerkingsmethoden kennen.
B
B
U
B
B
B
B B B
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN De verschillende grondstoffen tonen. Aan de hand van proeven hun eigenschappen aantonen.
Aantonen hoe de verschillende kleuren verkregen worden. Gebruik maken van verwerkingsschema's. Het tonen van de verschillende grondstoffen. Hun reactie op de verschillende houtsoorten. Gebruik maken van technische documentatie.
Gebruik maken van didactische panelen.
- 32 -
10
LEERINHOUDEN
12
Inzicht verkrijgen in de grondstoffen, de eigenschappen van deze verven. Hun verwerkingsmethode kennen.
DE SPUITSYSTEMEN - Laagdruk - Hoogdruk - Airless - Elektrostatisch - Zelfbescherming
De spuitsystemen met voor- en nadelen kennen. Weten waar welk systeem wordt toegepast.
14
HET BEHANDELEN VAN FERRO- EN NON-FERROMETALEN - Klassiek - modern - Beitsen - Fosforiseren - Wash-primer
Inzien dat en weten waarom er verschillende roestwerende verven en behandelingen bestaan.
15
DE SJABLOONTECHNIEK - Soorten - Toepassingsgebieden
Het materiaal waaruit de sjablonen gesneden worden kennen. De verfsoorten die gebruikt worden om de techniek toe te passen, kennen.
13
U
Gebruik maken van didactische schema's en afgewerkte panelen.
U
B B
B
U U
De leerlingen wijzen op de gevaren die aan het werken met spuitsystemen verbonden zijn. Veiligheidsvoorschriften (Ook Vlarem II). Gebruik maken van didactische platen met de werking van deze systemen. Bekijken van bestaande corrosieproblemen. Onderzoeken welke mogelijkheden er bestaan om tot een oplossing te komen. De verschillende materialen aantonen waaruit de sjablonen gesneden worden.
- 33 -
SPECIALE VERVEN: modern, klassiek voor decoratieve toepassingen - Kraaklakken en reliëfverven - Stucco, wikkel en sponzingtechnieken, fondbespelingen
Nr. 16
17
19
VERWERKING
EENVOUDIGE ELEKTRICITEITSBEGRIPPEN
Leerlingen vertrouwd maken met elektrische apparaten. Weten hoe ze functioneren. Weten wat stroomverbruik is. Weten hoe eenvoudige herstellingen uit te voeren. Aansluitingen realiseren.
K
B
A
B B B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Wijzen op het gevaar van elektriciteit. Didactische schema's gebruiken.
B B
DE BEHANGSOORTEN Grondstoffen, eigenschappen en gebruik - fondpapier - fabricagemethoden - naturelbehang, volgedekt, reliëf, afwasbaar, voorgelijmd, koperdiepdruk-, velouté-, lincrusta-, cuir-, leerpapier-, grasweefsel, zijde-, salubra-, tekkobekleding, decors, vinylwandbekleding op textielbasis, vinylwandbekleding op papierbasis, schuimplastieken wandbekleding
De verschillende behangsoorten herkennen. Eigenschappen en verwerkingsmethoden begrijpen.
BEHANGERSGEREEDSCHAP
De verschillende materialen herkennen. Weten waar te gebruiken en hoe te onderhouden.
B
De soorten kleefmiddelen, hun eigenschappen, voor- en nadelen kennen.
B
BEHANGERSPLAKMIDDELEN - Zetmeel - Cellulose - Acetaat - Polyvinylacetaat
T
B B
Gebruik maken van stalen en werkschema's. Er op wijzen dat elke soort zijn speciale lijm- en weektijd heeft. - 34 -
18
LEERINHOUDEN
B
Gebruik maken van voorbeelden en technische fiches.
Aanmaken van de verschillende lijmen. Wijzen op de dikte, de kleur en de samenstelling van de verschillende soorten.
VOCHTBESTRIJDING
Weten hoe vochtproblemen aan te pakken en dit toepassen.
21
DE BEHANGMETHODEN Wanden in twee gedeelten behangen - Vakverdeling, behangen in panelen - Rand- en hoekversiering - Bossingen - Rond deuren, schouwen
Inzicht verkrijgen in de diverse moeilijkheden bij het behangen. Moeilijkheden oplossen.
BEHANGRIJP MAKEN VAN DIVERSE ONDERGRONDEN - Gesloten en open ondergronden - Afweken en afstomen - Hout en houtderivaten - Oude en nieuwe bepleistering - Geschilderde en niet-geschilderde ondergronden
Herkennen van de verschillende ondergronden. Ze met de moderne werkmethoden behandelen. Inzicht verkrijgen in de diverse materialen. Weten waar en hoe ze te gebruiken.
KLEVEN VAN SCHILDERSDOEK - Zwitserdoek - Voorbereid linnen - Onvoorbereid linnen
De verschillende soorten doek herkennen. Eigenschappen, werkmethode, soorten lijmen beredeneren om deze in de praktijk toe te passen.
B
P L A A T S E N SPANSTOFFEN
Herkennen van en inzicht verkrijgen in de verschillende soorten stoffen en plaatsingsmethoden. De eigenschappen, voor- en nadelen van de verschillende werkmethoden kennen.
U
22
23
24
V A N
B
Aantonen hoe vocht zich in de muren opstapelt. Het verschil tussen condensatie- en grondvocht aanduiden.
B
Wijzen op het gebruik van schaar en cutter. Wijzen op de gevaren die verbonden zijn aan het werken met snijmaterialen.
B
B B B
Gebruik maken van technische documentatie. De juiste volgorde van werken levert het gewenste resultaat.
B
B
U
B
Stalen en schema's tonen om inzicht te verkrijgen in de diverse werkmethoden.
Vergelijkingen maken tussen de verschillende werkmethoden aan de hand van stalen en werkschema's. Bezoek aan werven.
- 35 -
20
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
25
WERKMETHODEN VOOR HET PLAATSEN VAN HARDE EN ZACHTE VLOERBEDEKKING - De ondervloeren - Het verwerken van harde vloerbedekking: legplan, linoleum, vinyls, rubbertegels, sure step, novelon ... - Het lassen van vinyl en linoleum - Het verwerken van tapijt en tapijttegels @ Verwerkingsmethode @ Tapijtsoorten @ De kleefmiddelen @ De spanmethoden - Het leggen van harde en zachte vloerbedekking op trappen.
Inzicht verwerven in de verschillende soorten, werkmethoden en materialen voor het plaatsen van zachte en harde vloerbedekking op diverse ondergronden alsook de voorbereiding ervan.
26
OPMETEN VAN GLAS- EN OVERGORDIJNEN, OPHANGSYSTEMEN
Verschillende werkmethoden om glasen overgordijnen op te meten kennen.
B
Gebruik maken van de maatstok.
27
HET PATINEREN, HET GLACEREN - De grondstoffen - De eigenschappen van de verschillende onderdelen van de patine - Het patineren en glaceren op verschillende ondergronden
Het doel van het patineren en glaceren kennen. De eigenschappen van de verschillende onderdelen kennen. Inzicht hebben in de verschillende soorten en toepassingsmogelijkheden.
B
Elk onderdeel, de eigenschappen, de functie en het uitzicht bespreken. Aan de hand van stalen voorstellen.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Bespreking van de werkmethoden aan de hand van schema's en eventueel werfbezoek. Wijzen op de gevaren bij het werken met snijmaterialen, vluchtige oplosmiddelen die in lijmen en impregneermiddelen zitten.
- 36 -
28
29
B
AFWERKSYSTEMEN VOOR HET BEWERKEN VAN GROTE OPPERVLAKTEN, WAT BINNEN- EN BUITENWERK BETREFT OP VERSCHILLENDE ONDERGRONDEN
Weten welke materialen er gebruikt worden bij het realiseren van een afwerksysteem. Inzicht verkrijgen in de eigenschappen van de verschillende materialen. Een werkplan opstellen.
B
DE TECHNIEKEN VAN VERGULDEN - Soorten goudblad - Soorten compositiegoud - Soorten kleefmiddelen - Te gebruiken materialen - Soorten grondstoffen, eigenschappen en gebruik - De verschillende werkmethoden voor het vergulden achter glas, met of zonder omlijning, vergulden op olieverf, steen, stucwerk, papier, stof, arduin, ijzer, koper, hout
De techniek van vergulden toepassen. Soorten, eigenschappen en werkmethoden kennen voor toepassing in praktijksituaties. Weten dat de juiste materialen en grondstoffen leiden tot perfect werk.
VAN
Didactische voorstelling gebruiken voor de plaatsingsmethode. Stalen van de verschillende soorten meebrengen. Gebruik maken van valse winkelhaak en verstekbak.
B
B B U U U
Gebruik van technische documentatie. Werfbezoek. Bespreking van de verschillende handelingen om zo tot een juiste toepassing te komen, bij het verwerken van de materialen. Wijzen op het verzorgd werken. Enkel en alleen deze materialen gebruiken om de verguldtechniek toe te passen. Stalen van de verschillende goudsoorten en lijmen tonen. De kleefkracht, de helderheid en de droogtijd demonstreren.
- 37 -
30
De verschillende kooflijsten, grondstoffen en eigenschappen kennen. Inzicht in de verwerkingsmethoden verkrijgen.
HET PLAATSEN KOOFLIJSTEN - Plaaster, polyurethaan - Polystereen
- 60 7
BIBLIOGRAFIE
7.1
Schilder- en decoratietechnieken
- ADRIAENS, F., BAUDAIN, R., COCLE J., DEBLAERE, A., Kunst van Altamira tot heden. Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel, 1967. - Br. Alfred en Franciscus, Natuurschetsen. Doornik, Hoger Instituut Sint-Lucas. - CHING, F.D.K., Interior design illustrated. New York, Van Nostrand Reinhold, 1987, 318 blz. - DE MUYNCK, P., Meetkundig tekenen. Gent, Hoger Instituut Sint-Lucas. - DE VRIES, T., Het tekenen van perspectief. Antwerpen, Het Spectrum, 1979. - EGMOND, J., DE POEL, L., Vormgeving. Groningen, J.B. Wolters. - FORBO., Leggen-Plakken-Spannen. Brussel, Krommenie, 1983. - GEERTS, J., et al., Vaktheorie / materialen schilderen. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1987, 136 blz. - GREER R., Kunst uit het boekje. Antwerpen, Het Spectrum, 1976. - HEESTERS JHP., Wandbekleding. Leeuwarden, Handelsdrukkerij, 1980. - ITTEN, J., Kleurenleer. De Bilt-Schoten, Cantecleer - Westland, 1970. - ITTEN, J., Beeldende vormleer. De Bilt-Schoten, Cantecleer - Westland. - JAXTHEIMER, B., Teken- en schilderboek. Amerongen, Gaade, 1976. - JORNAES B., Kunstlijnen. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1976. - KJELLBERG, P., Art Deco: les maîtres du mobilier, le decor des paquebots. Paris, Editions de l'amateur, 1986, 247 blz. - KLATT, E., Die Konstruktion alter Möbel: Form und Technik im Wandel der Stilarten. Stuttgart, Hoffmann, 1990, 189 blz. - LAMMERS, J.A., DE WIT, J.W., De moderne schilder. Leiden, Spruyty van Mantghem, 1955. - MEERE, J.A.P., Schildersambacht. Meppel, Ten Brink, 1964, - MENS, A.J., DE WIT, J.W., Werkmethoden en materialenkennis. Technische uitgeverij H. Srtam N V. - Met natuur als buur: ideeën over eigentijds wonen. Leuven, KVLV, 1988, 214 blz. - MURPHY, J., et al., Het ontwerpen van merken en logo's. Houten, Gaade, 1989, 144 blz. - MURPHY, J., et al., How to design trademarks and logos. Oxford, Phaidon, 1988, 144 blz.
- 61 - NEIOLINGER, E., Zeichen, schrift, ornament. München, Callwey, 1960. - OINGA, C., Kind en creatieve activiteit. Bussem-Brussel, De Haan, 1969. - RATH, DOODEHEEFVER, Handleiding voor de vakman. Amsterdam, R. en D. - ROOD, P.J., Schrijfletters. Boxtel, Hogere Technische school Sint-Lucas. - SEGERS, M., Veiligheid en Hygiëne. Antwerpen, Standaard, 1968. - SEMBACH, K.J., et al., Meubeldesign van de 20ste eeuw. s.l., Taschen Verlag, 1989, 255 blz. - VAN DEN BROECK, I., DEBERSAQUES, S., VAN HASEBROUCK, M., Een kijk op kunst. Antwerpen, Standaard Educatieve uitgeverij. - VAN LIENEN, H.J., SPRONKERS, J.V., Kleurverkennen: werkboek. Muusses Purmerend, 1985, 71 blz. - Veiligheid en gezondheid. Brussel, NVVA. - VOTTELER, A., Wege zum modernen Möbel: 100 Jahre Designgeschichte. Verlags-Anstalt, 1989, 143 blz.
Stuttgart, Deutsche
- VRIENS, A.J.P., Lettervormen. Amsterdam-Brussel, Agon-Elsevier, 1971. - ZELANSKI, P., FISHER, M.P., VAN DIJK-CUPPEN, R., Kleur: principe, theorie en toepassing. Houten, Gaade, 1989, 144 blz. 7.2
Algemeen
- BAACKE, R.P., e.a., Design als Gegenstand. Frölich & Kaufmann, 182 blz. - BAYNES, K., Kunst en maatschappij. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1975, 288 blz. - BEKAERT, G. , e.a., Omtrent Wonen. Antwerpen, Kluwer, 1976, 473 blz. - BENEVOLO, L., Histoire de l'Architecture Moderne. 3 delen. Paris, Dunod, 1979. - BRAND, J. , e.a., Architectuur en Verbeelding. Zwolle, Waanders, 1989, 317 blz. - BROCHMANN, O., Over mooi en lelijk. Lochem, De Tijdstroom, 1974, 156 blz. - BUFFINGA, A., Vorm en ruimte. Delft, Waltman, 160 blz. - CHING, F., Architecture: form, space & order. Van Nostrard Reinhold Company, 1979, 394 blz. - CHING, F., Interior design illustrated. Van Nostrard Reinhold Company, 1987, 318 blz. - DE NAYER, A., Monumentenzorg. Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel, 1975, 282 blz. - EVERS, J.W., Geschiedenis van het Meubel. Utrecht, Ons Huis, 570 blz. - GERRITSEN, F., Het fenomeen kleur. De Bilt, Cantecleer, 1972, 179 blz.
- 62 - GÖSSEL, P. , e.a., Architectuur van de 20ste eeuw. Hedel, Taschen-Librero, 1991, 393 blz. - HASLINGHUIS, E.J., Bouwkundige Termen. Utrecht, Oosthoek, 1970, 408 blz. - HITCHCOCK, H.R., Architecture: dix-neuvième & vingtième siècle. Mardaga, 1981. 710 blz.
Bruxelles/Liège, Pierre
- ITTEN, J., Kunst en Kleur. De Bilt, Cantecleer, 1973, 157 blz. - KEPES, G., La Structure dans les Arts et dans les Sciences Nature et art du Mouvement Module, Proportion, Symétrie, ritme l'Objet créé par l'Homme Signe, Image, Symbole. Bruxelles, La Connaissance, 1967. - KOCH, W., Europese Bouwstijlen. Amsterdam-Brussel, Elsevier, 1986, 496 blz. - NORBERG-SCHULZ, C., La Signification dans l'architecture occidentale. Bruxelles-Liège, Pierre Mardaga, 1977, 447 blz. - NORBERG-SCHULZ, C., Architectuur een logisch systeem. Gent, Frans Masereelfonds, 1979, 201 blz. - POLING, C.V., Kandinskys Lessen aan Bauhaus. De Bilt, Cantecleer, 1982, 160 blz. - ROTTIER, H. , Stedelijke structuren. Muidenberg, Dick Coutinho, 1980, 228 blz. - ROTTIER, H., Onder dak. Amsterdam-Leuven. Uniepers-Davidsfonds, 1988, 272 blz. - ROUX, S., La Maison dans l'Histoire. Paris, Albin Michel, 1976, 299 blz. - SEMBACH, e.a., Meubeldesign. Hedel, Taschen-Librero, 1989, 255 blz. - TREFOIS, C., Het Boerendak Landelijke Architectuur Van Vakwerk tot Baksteenbouw. 3 delen, Sint-Niklaas, Danthe, 1980. - VANBERGEN, J., Voorstelling en Betekenis. Leuven, Universitaire Pers, 1986. 208 blz. - Vlaamse Gemeenschap, Inventaris Kultuurbezit in Vlaanderen, Gent, Snoeck-Ducaju & Zonen. - VLAMINCK, S. , e.a., Wonen of Wijken? Brussel, CIAUD-CASD, 1978, 209 blz. - WALRAVEN, P.L, Kleur. Ede, Zomer en Keuning, 1981, 256 blz. - WOLFE, T., Het geschilderde woord/Van Bauhaus tot ons huis. Baarn-Schoten, Hollander - Westland, 1982, 212 blz.
- 63 7.3
Tijdschriften
- Elsma's schildersblad, Leeuwarden, Uitgeverij Elsma. - Kleur, Antwerpen, Belgische Vertegenwoordiging Vakblad Kleur. 7.4
Documentatie
- Nationale Federatie van Aannemers-Schilders, 1000 Brussel, Lombardstraat 34-42. - Technische steekkaarten van verffabrieken, België, Nederland, Duitsland.