VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS Guimardstraat 1 - 1040 BRUSSEL
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
CENTRALE VERWARMING EN SANITAIRE INSTALLATIES Derde graad BSO
Brussel - Licap - D/1992/0279/033A -september 1992
Werken aan het christelijk-gelovig opvoedingsproject is een opdracht van de hele schoolgemeenschap. Deze uitdaging is zeker geen aangelegenheid van de leraar godsdienst alleen. Elk vak kan in zijn dialoog met de werkelijkheid een eigen bijdrage leveren tot een christelijk geïnspireerd zoeken naar waarheid. Elk vak biedt de kansen en de mogelijkheden om tot waardeverheldering of gelovige duiding te komen. In elk vak kunnen leraars vanuit een dialogale houding jonge mensen aanzetten tot een christelijk-ethische reflectie op de inhouden, tot een houding van verwondering en bewondering, van solidariteit, van eerbied en dankbaarheid. In de beschrijvingen van de studieprofielen is de dimensie van het christelijk-gelovig opvoedingsproject steeds op de achtergrond aanwezig. Hier en daar wordt uitdrukkelijk op de mogelijkheden gewezen om het opvoedingsproject vanuit de componenten of de eigenheid van de studierichtingen concrete gestalte te geven.
LESSENTABEL
CENTRALE VERWARMING EN SANITAIRE INSTALLATIES
1
1ste lj.
2de lj.
Basisvorming
8
8
AV AV AV AV OF AV
2 2
2 2
4
4
Godsdienst Lichamelijke opvoeding Maatschappelijke vorming Nederlands
2 2
2 2
Project algemene vakken
4
4
2
Optie
2.1
Studierichting (fundamenteel gedeelte)
24
24
PV TV
16 2
14 1
6
8
0
1
4
4
TV
TV
2.2
Praktijk/Stages Centrale verwarming/Sanitair(x) Elektriciteit Elektriciteit (x) Centrale verwarming/Elektromechanica/ Mechanica/Sanitair 0 1 Beroepseconomie (x) 2 2 Technisch tekenen (x) 4 5 Technologie (x) Toegepaste economie Bedrijfsbeheer (E)
Complementair gedeelte: maximum
- Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken in de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan, voor zover het vakken of specialiteiten betreft waarvan het Besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989, zoals gewijzigd, bekwaamheidsbewijzen vastlegt in de derde graad. - Wanneer in het complementair gedeelte één of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamenteel gedeelte dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamenteel gedeelte. - Pedagogische aanbevelingen: 2/3/4C 2/3/4C PV Praktijk/Stages Centrale verwarming/Sanitair (x) TV Centrale verwarming/Sanitair 1 1 Werkmethode (x)
(x) (C) (E)
Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen. Deze aanduiding staat voor uitbreiding van het aantal lesuren voorzien in het studierichtingsgedeelte. Voor TV Toegepaste economie Bedrijfsbeheer (D/1996/0279/067) werd er een apart leerplan uitgewerkt.
INHOUD blz.
1
STUDIEPROFIEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
2
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUATIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
3
TAXONOMIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
4
LEERINHOUDEN, VERWERKING(LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
PV
Praktijk/Stages Centrale verwarming/Sanitair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
TV
Elektriciteit Elektriciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
24
TV
Centrale verwarming/Elektromechanica/Mechanica/Sanitair Beroepseconomie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
31
TV
Centrale verwarming/Elektromechanica/Mechanica/Sanitair Technisch tekenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
36
TV
Centrale verwarming/Elektromechanica/Mechanica/Sanitair Technologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
42
COMPLEMENTAIR GEDEELTE
5
PV
Praktijk/Stages Centrale verwarming/Sanitair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
71
TV
Centrale verwarming/Sanitair Werkmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
71
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
74
5 1
STUDIEPROFIEL
1.1
Beroepsprofiel
Centrale verwarmingssystemen, warmwaterproductie, energiekosten en besparingen zijn begrippen die de laatste jaren (ook als gevolg van de wisselende energieprijzen) steeds meer in de belangstelling kwamen te staan. Het groot aanbod inzake lage- en dieptemperatuurketels, convectoren, radiatoren, vloerverwarmingen, energiebesparende regelsystemen enz., maakt het nodig dat de vakman zich voortdurend op de hoogte houdt van de marktevolutie. Ook het installeren en onderhouden van sanitaire installaties en riolering hoort erbij. Kwaliteitswerk leveren, zonder daarbij de economische en de esthetische aspecten te verwaarlozen, is een kenmerk van de bekwame installateur; als hij daarbij ondernemend van aard is en enige commerciële feeling bezit, kan hij het in deze sector ver brengen. Voor de leerlingen is een degelijke basiskennis in dit vakgebied zeker de beste waarborg voor de toekomst. 1.2
Beginsituatie
Het betreft hier leerlingen die komen uit een 2de graad van het Beroepssecundair onderwijs. De grootste groep leerlingen komt normalerwijze uit de 2de graad BSO 'Centrale verwarming en sanitaire installaties'. Ook leerlingen uit de 2de graad BSO 'Elektrische installaties', 'Metaalbewerking' en 'Nijverheidstechnieken' kunnen zonder grote problemen in deze 3de graad terecht. 1.3
Algemene doelstellingen
1.3.1
VORMINGSVERWACHTINGEN
Zoals elke vorm van onderwijs wil de studierichting 'Centrale verwarming en sanitaire installaties' naast opleiding ook vorming geven aan de leerling. Dit wil zeggen dat ook de uitbouw van een evenwichtige persoonlijkheid nagestreefd wordt; deze persoonlijkheid zal zich moeten kunnen integreren in de maatschappij en in de beroepswereld. Ook affectieve waarden als verantwoordelijkheidszin en beroepsfierheid moeten worden nagestreefd. Voldoende bevestiging van de leerling leidt tot gepast zelfbewustzijn. Kansen op groeien naar zelfstandigheid moeten in deze 3de graad zeker ingebouwd worden. Verder is het nodig dat de leerling een objectieve kijk krijgt op de socio-economische structuur van de beroepswereld en zijn eigen taak hierin kan inpassen. 1.3.2
OPLEIDINGSVERWACHTINGEN
- Inzicht verwerven in de algemene structuur van installaties. - Elementaire technieken uit het vakgebied meester worden. - Zijn weg vinden in de veelheid van technische gegevens en richtlijnen in verband met de te installeren toestellen. Deze doelstellingen worden via de verschillende vakken nagestreefd, hoewel integratie van deze vakken zeker van 'Praktijk' en 'Technologie' beoogd wordt. Technisch tekenen : Ruimtelijk inzicht verwerven. Plannen en schema's van installaties leren lezen en begrijpen.
6 Elektriciteit: Daar talrijke sanitaire en verwarmingsapparaten elektrisch worden gevoed, dienen de leerlingen ook een zekere basiskennis van elektrotechniek te verwerven. Zo moeten zij vertrouwd zijn met: transformatoren, relais en het algemeen reglement op de elektrische installatie. Technologie: Technisch inzicht verwerven via kennis van toestellen, materialen, gereedschappen, werkmethoden enz. Dit kan gaan over het plaatsen van een wastafel, het lassen van PE-buis, het meten van het CO2-gehalte, het doel van een 3-wegkraan, de werking van een waterzuiveringsstation tot het berekenen van de diameter van afwateringsleidingen. Warmteleer: De leerlingen zullen begrippen als thermisch comfort, warmteverliesberekening, 1- en 2-pijpsysteem, leidingweerstanden, pompkarakteristieken leren kennen. Brandertechniek: Zij zullen de gasoliebrander volledig in al zijn onderdelen, in zijn werking en in het afstellen en onderhouden leren kennen. Ook de atmosferische en de aangeblazen aardgasbrander zal worden besproken. Praktijk: De doelstellingen van de praktijkuren zijn veelomvattend. Zo beoogt men: het bewerken van leidingen uit staal, koper en kunststof voor het gebruik als warmwater- of koudwaterleidingen bewerken; het elektrisch, autogeen en halfautomatisch lassen; het bewerken van zink; het plaatsen en aansluiten van CV-ketels en radiatoren en vloerverwarming; het plaatsen en aansluiten van badkamertoestellen, boilers, gastoestellen, enz... Naargelang van de omstandigheden is er gelegenheid tot het herstellen, aanpassen en onderhouden van de installaties in de schoolgebouwen. Om de overgang, voor de scholen die geen 3de leerjaar van de 3de graad kunnen organiseren, naar het bedrijf zo soepel mogelijk te laten verlopen is het misschien wel aangewezen de leerlingen van het 2de leerjaar van de 3de graad een korte stageperiode te laten doorlopen. De leerling-stagiair zal de concrete bedrijfsinitiatie beter leren inschatten en ervaren wat van hem later zal worden verwacht. Men moet er echter over waken dat de stageperiode zinvol opgevuld wordt en pedagogisch verantwoord is. De stageperiode moet naast bedrijfservaring ook de gelegenheid bieden de leerinhouden verder te verwerken en uit te diepen. 1.4
Toekomstmogelijkheden
Tewerkstelling in de sector: - installateur sanitaire installaties, dak- en zinkwerken, - installateur centrale verwarming, - buizenfitter, - onderhoudswerk en controles bij gespecialiseerde firma's, - installatie van brandbeveiligingssystemen. Verdere studie: - 3de leerjaar van de 3de graad BSO. 2
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUATIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF
2.1 In zijn taak als didacticus heeft de leraar een plannings- en voorbereidingstaak: hij zet het leerplan om in een jaarplanning en de verschillende leerinhouden en doelstellingen zet hij om in een aangepast didactisch proces. De leraar heeft uiteraard ook een beoordelingstaak: hij moet de kennis, de vaardigheden en de attitudes van de leerlingen objectief evalueren in functie van de doelstellingen. 2.2 Een verantwoorde evaluatie vertrekt dus van duidelijk geformuleerde en operationele lesdoelstellingen. In dit leerplan worden geen les- maar leerplandoelstellingen geformuleerd, die een lessenreeks overspannen.
7 Alle leerplandoelstellingen van de vakken van het studierichtingsgedeelte worden omvat door de algemene doelstellingen van de studierichting. De einddoelstellingen sluiten op hun beurt aan bij het studie- of beroepsopleidingsprofiel dat wij in de 3de graad duidelijk nastreven en dat een probleemloze overstap naar een functie- of beroepsprofiel moet kunnen garanderen. Dit functie- of beroepsprofiel werd door de beroepsfederaties geformuleerd binnen de voormalige Hoge Raad voor het Technisch- en Beroepsonderwijs of binnen de huidige sectoriële commissies van de Vlaamse Onderwijsraad. Een leraar die zijn evaluatie ernstig wil opvatten, moet zich dus bewust zijn van de verschillende doelstellingen die hij minimaal moet bereiken om tenslotte aan het studieprofiel te beantwoorden. 2.3 In het totale toetsingsmechanisme moet de leraar aandacht hebben voor de permanente evaluatie of het dagelijks werk (zeker voor de praktische vakken), voor de formatieve toetsen (waarin de foutenanalyse en de remediëring een belangrijke rol spelen) en voor de summatieve toetsen of voor de examens. Binnen het evaluatiesysteem neemt de geïntegreerde proef een speciale plaats in. De relatie tussen de geïntegreerde proef, de einddoelstellingen en het nagestreefde studie- of beroepsopleidingsprofiel moet de leraar duidelijk voor ogen staan. De geïntegreerde proef die in de loop van het 2de leerjaar van deze 3de graad moet georganiseerd worden, wil het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes gericht op de beroepsactiviteit evalueren en omvat de vakken van het fundamenteel optioneel gedeelte. De geïntegreerde proef heeft een vakoverschrijdend, een beroeps- en realiteitsgericht karakter. De proef kan de vorm aannemen van een project dat vanaf het begin van het schooljaar opgebouwd wordt en waarvan het zwaartepunt op het einde van het schooljaar ligt. Ook een eindwerk of een praktische realisatie kan op dezelfde wijze langzamerhand tot stand komen. Het concept, het ontwerp, de realisatie van de proef moet van bij het begin van het 2de leerjaar van de 3de graad aandacht krijgen. De aanstelling van de beoordelingsjury, die voor een groot deel uit deskundige buitenstaanders moet bestaan, dient ook in het begin van het schooljaar te gebeuren. Samenvattend kunnen wij besluiten dat bij de interpretatie van dit leerplan voor de 3de graad niet voorbijgegaan kan worden aan het studieprofiel, de einddoelstellingen en de evaluatie ervan in de geïntegreerde proef.
3
TAXONOMIE
Voor de Technische vakken (TV) is het leerplan opgesteld in de vorm van leerinhouden en verwerking die samen de doelstellingen vormen. Het minimum niveau van verwerking wordt ook aangegeven. Voor dit laatste wordt de taxonomie van BLOOM toegepast met de volgende afkortingen: K = Kennen A = Analyseren
B = Begrijpen S = Synthetiseren
T = Toepassen E = Evalueren
Voor de Praktische vakken (PV) gebruiken we de taxonomie voor psychomotorische doelstellingen volgens BRION, met de volgende afkortingen: W = Waarnemen I = Inoefenen
N = Nabootsen B = Beheersen
De B en U in deze kolommen betekenen BASIS en UITBREIDING. De basisdoelstellingen MOETEN bereikt worden. Voor de uitbreidingsdoelstellingen is het wenselijk dat ze behandeld worden.
4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
8 PV Praktijk/Stages Centrale verwarming/Sanitair
1
1ste leerjaar: 16 u./w. (+ 2/3/4) 2de leerjaar: 14 u./w. (+ 2/3/4)
BEGINSITUATIE
De meeste leerlingen komen uit het 2de leerjaar van de 2de graad 'Centrale verwarming en sanitaire installaties' en hebben reeds de specifieke basistechnieken betreffende het verwerken van Zn, Cu, Pb en kunststoffen plaatmateriaal in de 2de graad ingeoefend. Het opvangen en bijwerken van leerlingen komende uit andere studierichtingen kan geen noemenswaardige moeilijkheden geven. Deze verschillende basistechnieken kunnen geleidelijk in de 3de graad bijgewerkt worden. 2
ONDERVERDELING
Het vak Praktijk omvat verschillende onderdelen. Er is voorzien in: 1 2 3 4 5 6
SANITAIR DAKBEDEKKING AUTOGEEN LASSEN ELEKTRISCH VLAMBOOGLASSEN CENTRALE VERWARMING ELEKTRICITEIT
1ste leerjaar 4 uur 2/0 uur 2 uur 2 uur 4/6 uur 2 uur 16 uur (+2)
3
2de leerjaar 4 uur 2/0 uur 2 uur 0 uur 4/6 uur 2 uur 14 uur (+2)
ALGEMENE DOELSTELLINGEN EN METHODOLOGISCHE WENKEN
- Hierboven treft men een mogelijke urenverdeling aan. Sommige scholen zullen eerder kiezen voor een integratie van de verschillende onderdelen. Wie het deel 'Dakbedekking' en tevens ook het ganse deel 'Centrale verwarming' wil behandelen, kan dit doen door twee lestijden PV uit het complementair gedeelte te halen. - De leerinhouden en de doelstellingen zijn niet opgedeeld naar het 1ste of het 2de leerjaar. Wel moeten alle doelstellingen op het einde van de 3de graad bereikt zijn. In het leerplan wordt via de B-aanduiding verwezen naar de minimumdoelstellingen en de U-aanduiding wijst op uitbreidingsdoelstellingen. Algemeen gezien moet men nastreven dat de leerling op het einde van het 2de leerjaar van de 3de graad zoveel mogelijk zelfstandig kan werken. - Naast het motorische mag men ook het cognitieve aspect niet uit het oog verliezen. In een aantal leeractiviteiten kan "het doen" niet losgekoppeld worden van de theoretische achtergronden, het hoe, waarom en waarmee. Het affectieve mag zeker niet worden vergeten. Men moet de leerling een hart voor zijn vak doen krijgen. Hij zal niets goed doen als hij het niet graag doet. Een eerste opdracht voor de leraar is dus de leerlingen voor het vak te motiveren. - Om de overgang, voor de scholen die geen 3de leerjaar van de 3de graad kunnen organiseren, naar het bedrijf zo soepel mogelijk te laten verlopen, is het misschien aangewezen de leerlingen van het 2de leerjaar van de 3de graad een korte stageperiode te laten doorlopen. De leerling-stagiair zal de concrete bedrijfsinitiatie beter leren inschatten en ervaren wat van hem later zal worden verwacht. Men moet er echter over waken dat de stageperiode zinvol opgevuld wordt en pedagogisch verantwoord is. De stageperiode moet naast bedrijfservaring ook de gelegenheid bieden de leerinhouden verder te verwerken en uit te diepen. 4
LEERINHOUDEN, COGNITIEVE EN MOTORISCHE LEERPLANDOELSTELLINGEN
PV Praktijk/Stages Centrale verwarming/Sanitair Nr.
LEERINHOUDEN
1ste en 2de leerjaar: 16 en 14 u./w. (+2/3/4) COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
I
B
De basisprincipes voor het verwerken van Zn, Cu, Pb en kunststofmaterialen toelichten. Veiligheidsvoorschriften kennen.
Herhalingstoepassingen op: - aftekenen, - snijden, plooien, rollen... - zacht-, hardsolderen en lijmen.
Kennen van: - de verschillende diameters, - het gereedschap en de hulpstukken, - de verbindingsmethodes, - de bevestigingsmethodes, - de beschermings- en isolatiemethodes. (zie ook centrale verwarming)
Koperen pijpen: - zacht- en hardsolderen (water en gas), - plooien, - gebruiken in samengestelde oefeningen met kleine en grote diameters, - installaties met blijvende en met nietblijvende verbinding uitvoeren.
STALEN PIJP (zie ook centrale verwarming)
Kennen van: - de verschillende diameters, - het gereedschap en de hulpstukken, - de dichtings- en verbindingsmethodes, - de bevestigingsmethodes, - de beschermings- en isolatiemethodes. (zie ook centrale verwarming)
Stalen pijpen (draadverbinding) voor water en gasleiding plaatsen. Stalen pijpen, met kleine en grote diameters, plaatsen voor installaties.
B
1.1.3
KUNSTSTOFPIJP IN PVC VOOR KOUD WATER
Kennen van: - de soorten en de diameters, - de hulpstukken, - de verbindingsmethodes, - de bevestigingsmethodes.
Een koud-waterinstallatie plaatsen met lijmverbindingen.
B
1.1.4
KUNSTSTOFPIJP IN POLYPROPEEN VOOR WARM WATER
Kennen van: - de soorten en de diameters, - de hulpstukken, de verbindings- en de bevestigingsmethodes.
Een warm-waterinstallatie met lasverbindingen (mof en spie) plaatsen.
B
1
SANITAIR Herhaling van de 2de graad
1.1
Pijpbewerkingen voor toevoer
1.1.1
KOPEREN PIJP
B B B B
B
9
1.1.2
B
1.1.5
KUNSTSTOFPIJP OP ROL (zie ook centrale verwarming)
1.2
Pijpbewerkingen voor afvoer
1.2.1
KUNSTSTOFAFVOER IN PVC
KUNSTSTOFAFVOER ETHEEN
IN
POLY-
Kunststofpijp van de rol voor installaties met koud en met warm water plaatsen.
B
Kennen van: - de verschillende soorten, - de verschillende diameters, - het gereedschap en de hulpstukken, - de verbindingsmethodes, - de bevestigingssystemen.
Een afvoerinstallatie in PVC voor koud en voor warm water plaatsen.
B
Kennen van: - de verschillende soorten, - de verschillende diameters, - het gereedschap en de hulpstukken, - de verbindingssystemen, - de uitzettingsproblematiek.
Een afvoerinstallatie in PE voor koud en warm water plaatsen.
B
In kunststof: - snijden, zagen en plooien, - boren en tappen, - koud- en warmlassen.
1.3
Plaatbewerking in kunststof
De meest voorkomende kunststoffen kennen.
1.4
Sanitaire toestellen
De toestellen naar materiaal en afmetingen Plaatsen en aansluiten van: kennen: wastafel, bidet, ligbad, stortbad, wastafel, bidet, ligbad, stortbad, wc, uriwc, urinoir, gootsteen en uitgietbak. noir, gootsteen en uitgietbak.
B B B B
10
1.2.2
Kennen van: - de verschillende soorten, - de verschillende diameters, - de hulpstukken, - de verbindingsmethodes, - de bevestigingsmethodes.
Nr. 1.5
1.6
Waterbehandelingstoestellen
Kraanwerk
Pompen
COGNITIEF De toestellen kennen.
MOTORISCH Plaatsen en aansluiten van: - waterfilter, - kalkconcentratietoestel, - waterverzachter, - ontijzeraar, - doseerapparaat.
W
B B B
N
B
Kraanwerk voor de sanitaire toestellen plaatsen. Defecten bij gewoon kraanwerk opzoeken en herstellen. Plaatsen van thermostatisch kraanwerk. Opzoeken en herstellen van defecten bij thermostatisch kraanwerk.
De verschillende soorten pompen kennen: - de zuig- en perspompen, - de centrifugaalpompen, - drukopvoerinstallatie (principe).
Zuig-, pers- en centrifugaalpompen plaatsen en aansluiten. Opzoeken en herstellen van defecten bij pompen.
B
B B
Elektrische warm-watertoestellen
De principes kennen van elektrische warm-watertoestellen: - de doorstroomtoestellen, - de voorraadtoestellen, - de kooktoestellen.
Deze toestellen plaatsen en aansluiten. Defecten opzoeken en herstellen.
1.9
Gasgestookte warm-watertoestellen
De principes kennen van gasgestookte warm-watertoestellen: - de doorstroomtoestellen, - de voorraadtoestellen. De basisprincipes van de schouwtheorie kennen.
Deze toestellen plaatsen en aansluiten. Defecten opzoeken en herstellen.
B
B
De kraansoorten voor sanitaire toestellen kennen: - gewoon kraanwerk, - thermostatisch kraanwerk.
1.8
I
B B B B
B
B
B
11
1.7
LEERINHOUDEN
Individuele verwarmingstoestellen op gas
2
DAKBEDEKKING
2.1
2.2
2.3
De verschillende aansluitmogelijkheden kennen: - de schouwaansluiting, - de muuraansluiting. De basisprincipes van de schouwtheorie kennen.
Deze toestellen plaatsen en aansluiten. Defecten opzoeken en herstellen.
Zink solderen
De soldeernaden herkennen: - vloeinaad, - knopsnaad, - trapsnaad.
Zink solderen met: vloei-, knops- en trapsnaad.
Regenwaterafvoerbuizen
De verschillende soorten verstekken in ronde en vierkante buizen kennen.
Verschillende verstekken in ronde en vierkante buizen maken. Afvoerbuizen plaatsen.
Kennis hebben van: - de verschillende gootprofielen, - de delen van de bakgoot, - de schadelijke houtsoorten, - de bevestigingsmethodes.
Een bakgoot opmeten, solderen en plaatsen. Een uitzettingsvoeg maken.
U
Bakgoten
U
U
B
U U
U
2.4
Hanggoten
Kennis hebben van: - de verschillende gootprofielen, - de soorten kopstukken, - de materialen van goothaken, - de bevestigingsmethodes.
Een hanggoot maken. De verschillende kopstukken plaatsen. De goothaken plaatsen. De hanggoot plaatsen. Een uitzettingsvoeg maken.
U U U U U
2.5
Kilgoten, sneeuwbanden en verholen goot
Kennis hebben van: - de verschillende profielen, - de bevestigingsmethodes.
Kilgoot, sneeuwband en verholen goot maken en plaatsen.
U
12
1.10
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
2.6
Platform
Kennis hebben van: - de verschillende vormen, - de bevestigingsmethodes.
Een platform plaatsen.
U
2.7
Dakbedekking
Kennis hebben van: - de verschillende dakvormen, - de dakbedekkingsvormen, - het begrip dakhelling, - de bevestigingsmethodes.
Dakbedekking met staande naad en verschillende dakvormen plaatsen. Een gevelbekleding plaatsen.
U
Kennis hebben van: - de verschillende dakdoorgangen, - de verschillende methodes.
Dakdoorgang maken.
U
Schouwen dichten.
U
Pannen en leien uitvlechten.
U
Slabben plaatsen.
U U U
2.8
Schouw- en dakdoorgangen
I
B
U
Afvoertrechter
De verschillende soorten kennen.
Een afvoertrechter: - uittekenen, - maken.
2.10
Dakverbindingen
Kennis hebben van: - de dakbedekkingsmaterialen, - de dichtingsmethodes.
Verbinden van twee daken met verschillende bedekking.
U
Verbinden van een nieuwe bakgoot aan een oude.
U
2.11
Goot aan een toren
Ontvouwing van de segmenten kennen.
Een hanggoot in 12 segmenten maken rond een toren.
U
2.12
Dakbedekkingsmaterialen Koper, roofing en kunststof
Kennis hebben van de verschillende soorten materialen en hun toepassing.
Plaatsen van de verschillende dakbedekkingsmaterialen.
U
13
2.9
3
AUTOGEEN LASSEN Herhaling van de 2de graad
Het instellen van de druk, de keuze van de branderbek en het regelen van de gasvlam toelichten. Veiligheidsregels kennen.
De installatie instellen in functie van het uit te voeren werk.
B
3.1
Vlakke lasnaden
Voor de gegeven materiaaldikte en bewerking de juiste lasbek kiezen.
Smeltbad vormen. Stukken hechten. Verbindingen maken met toevoegmateriaal.
B B B
3.2
Buiten- en binnenhoekse verbindingen
De gepaste stand van lasbrander en lasstaaf kennen.
De basismaterialen met lasstaafmateriaal samensmelten. Lassnelheid kunnen aanhouden.
B
De correcte stand van lasbrander en lasstaaf kennen.
Het plaatmateriaal met lasstaafmateriaal samensmelten. Lassnelheid kunnen aanhouden.
B
Losse buisverbinding uitvoeren. Vaste buisverbinding uitvoeren.
3.3
Hellend opgaand en opwaarts lassen
B
3.4
Buisverbinding in losse en vaste op-stelling
Het verschil tussen de lastechniek van platen en buizen herkennen.
B B
3.5
Lassen van verloopstukken
Trapsgewijze gestuikte buizen herkennen. Het lassen van verloopstukken uitvoeren.
B
3.6
Het lassen van vertakkingen met gelijke en verschillende diameters
Weten hoe buizen voorbereid moeten worden.
Haakse vertakkingen voorbereiden en lassen. Vloeiende vertakkingen voorbereiden en lassen.
B
3.7
Toepassingen in een installatie
De voorbereidingen van de stukken omschrijven.
Algemene toepassingen, met hierin de verschillende basistechnieken en handelingen, uitvoeren.
B
3.8
Dichtheidscontrole
De kenmerken van een goede las omschrijven.
Dichtheidsproef uitvoeren.
B
B
14
B
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
3.9
Zuurstofsnijden van staalplaat en van buizen
De werking kennen. Weten welke lasbek bij een bepaalde materiaaldikte hoort.
Snijden van: - een plaat, - een buis.
4
ELEKTRISCH VLAMBOOGLASSEN
Het instellen van de lastransformator toelichten. Veiligheidsvoorschriften kennen.
De lastransformator instellen in functie van de toepassingen. Lassnoeren neersmelten.
B
Toestel regelen. Lasnaden neersmelten.
B B
Herhaling van de 2de graad
MOTORISCH
Evenwijdige lasnaden op vooraf afgetekende platen
Weten hoe het toestel te regelen. Stand en beweging van de elektrode kennen.
4.2
Rechte kantlas met vooropening
Weten waarom een vooropening nodig is. Rechte kantlas met vooropening lassen.
4.3
Hoeklassen
Standen van de elektrode en de in te stellen stroomsterkte kennen.
I
B
B B B
B
Hoeklassen uitvoeren: - liggende hoeklas, - staande hoeklas, - buitenhoeklas.
B
4.4
Lassen van buizen en flenzen
De noodzaak inzien van uitlijnen en hechten.
Buizen met grote diameters lassen. Flenzen en buizen aan elkaar lassen.
4.5
Halfautomatisch lassen MIG- en MAG-lassen
De parameters in functie van de uit te voeren oefening bepalen.
Snoeren lassen: - op staalplaat, - op aluminiumplaat, - op RVS-plaat. Allerlei constructies lassen.
U U U
TIG-lassen
Het toestel instellen. De stand van de toorts en het toevoegmateriaal kennen.
Lassen van rechte kantlassen: - op staalplaat, - op aluminiumplaat, - op RVS-plaat.
U U U
4.6
N
B B B
B B
15
4.1
W
5
CENTRALE VERWARMING
5.1
Bevestigingsmiddelen en toestellen
5.2
Gaten en sleuven
Verwerken van buizen
5.3.1
STALEN BUIZEN
Vanuit technische gegevens en documentatie de plaats van de te boren gaten aftekenen. Gaten boren in de meest voorkomende wanden. Verschillende toestellen en bevestigingsmiddelen plaatsen op de meest voorkomende wanden.
B
Gepaste hamers, beitels en doorbreekhamers kennen en kiezen.
Volgens afgetekende lijnen, gaten kappen met hamer en beitel. Met doorbreekhamer werken.
B
Een CV-buis herkennen. Doormeters van CV-buizen kennen en bepalen. Buisbewerkingsgereedschappen herkennen: buizensnijder, buizenfrees, linkse en rechtse draadsnijijzers, buizenplooimachine. Soorten fittingen herkennen.
Aftekenen, afsnijden en ontbramen van CV-buis. Snijden van schroefdraad met de hand en met de machine. Samengestelde montage-oefeningen met fittingen uitvoeren. Bochten volgens opgegeven lengte en hoek plooien. Warm en koud plooien van bajonet- en overspringbocht met hydraulische plooimachine.
5.3.2
KOPEREN BUIZEN (zie ook sanitair)
Koperen buizen herkennen. De verschillende koppelstukken herkennen en benoemen.
Buis bewerken, afsnijden en plooien. Monteren met de verschillende fittingen.
5.3.3
KUNSTSTOFBUIZEN (zie ook sanitair)
PVC, PE en PP kunststofbuizen kennen en herkennen.
Kunststofbuizen verzagen, verwarmen, verwijden, krimpen, plooien, koudlas-sen en stomplassen.
B B
B
B B B B
B B B
16
5.3
De geschikte boren voor een bepaald werk kennen en herkennen. De meest gebruikte bevestigingsmiddelen en pluggen herkennen en het gebruik ervan toelichten.
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
Soorten gereedschappen herkennen en hun aanwending bij de verschillende kunststoffen aanduiden.
Blijvende en niet-blijvende verbindingen uitvoeren.
W
N
I
B
5.4
Isolatie (zie ook sanitair)
Een juiste isolatiekeuze maken in functie van de bestemming.
Op een technisch verantwoorde wijze de verschillende isolatiematerialen aanbrengen zoals: glaswol, rotswol, polystyreen, polyurethaan en PVC.
5.5
Verwarmingstoestellen en installaties met warm water
Aan de hand van een buizenplan en stuklijst de volgorde opstellen voor het monteren van: - eenpijpsysteem, - tweepijpsysteem, @ onderverdeling, @ bovenverdeling, @ vloerverwarming.
Verschillende kringen uitbouwen. De verwarmingstoestellen monteren en demonteren. De dichtheidstest uitvoeren.
B B
De soorten ketels, hun doel en functie kennen. Het noodzakelijk toebehoren bepalen.
Een ketel en de bijbehorende onderdelen monteren. Bijbehorende schouwbuis en trekregelaar correct plaatsen. De volledige verdeling achter de ketel, met alle noodzakelijke toestellen zoals expansievat, veiligheidsventiel, drukmeters, 3- of 4-wegkraan, vulset, flow-valve, circulatiepomp enz..., volgens plan monteren.
B
Een warm-waterbereider op een CV-ketel, met natuurlijke omloop en met pompomloop, plaatsen en correct aansluiten.
B
5.7
Montage van een verwarmingsketel in de stookplaats
Plaatsing en aansluiting van een sanitaire warm-waterbereider op een CVketel
De verschillende soorten warm-waterbereiders kennen en hun gebruik toelichten.
B
B 17
5.6
B
B B
5.8
Stookolieketels
5.8.1
STOOKOLIEBRANDER
Soorten stookoliebranders herkennen en benoemen.
De verschillende branderonderdelen demonteren en monteren.
5.8.2
AANSLUITING, ONDERHOUD EN HERSTELLING VAN DE BRANDER
De verstuiver kiezen in functie van het brandertype en het vermogen. Weten hoe een verstuiver gecontroleerd wordt op zijn goede werking.
Een verstuiver monteren en de afstelling van de ontstekingselektroden, de vlamvasthouder en de brandermond aan de hand van de technische documentatie juist uitvoeren op een eentrapsbrander. Idem op een tweetrapsbrander.
B B
U
TANKPOMP EN LEIDINGEN
Stookoliepompen kennen en herkennen naar werking, debiet en draaizin. Het leggen van leidingen en het gebruik van gepaste meetapparatuur toelichten. Weten hoe een stookolietank moet aangesloten worden.
Brandstofleidingen leggen van de stookolietank naar de pomp volgens een één- en tweepijpsysteem.
B
5.8.4
BRANDERRELAIS
De aansluiting van een branderrelais uitleggen met behulp van het elektrisch schema.
Een branderrelais volgens de gegevens van de fabrikant correct aansluiten. De brander opstarten en de veiligheidscontroles uitvoeren.
B
B
18
5.8.3
B
5.8.5
RENDEMENTSMETINGEN
Het meet- en controlegereedschap kennen en weten hoe dit correct te gebruiken.
Rendementsmetingen uitvoeren en het rendement bepalen volgens 'SIEGERT' en met behulp van schuiftabellen.
5.8.6
ONDERHOUDSATTEST
De nodige onderhoudsattesten invullen.
Een onderhoudsattest volgens de opgelegde gegevens van 'AMINAL-Milieube-leid' juist invullen.
U
5.8.7
KETEL- EN BRANDERONDERHOUD
De periodieke reiniging van ketel en bran- De jaarlijkse verplichte reinigings- en onder omschrijven. derhoudsbeurten, als voorgeschreven in het KB van 6 januari 1978, uitvoeren.
U
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
5.9
Gasketels
5.9.1
GASKETELS MET ATMOSFERISCHE BRANDER
De voorschriften omtrent gasketels, beschreven in de NBN D 51-003, toelichten. De voorschriften voor het plaatsen van een gasketel toelichten en toepassen.
Een gasketel aansluiten op het gasnet en op het verwarmingscircuit volgens de gegevens van de fabrikant.
B
5.9.2
RENDEMENTS-, GASDRUK- EN GASLEKMETINGEN
Weten welke metingen worden uitgevoerd. Veiligheidstesten naar rendement en veiligheid toelichten.
Gaslekken opsporen. Een gasketel in bedrijf stellen.
B
5.9.4
GEBLAZEN GASBRANDER
GASWANDKETELS
Een geblazen gasbrander kiezen in functie van het ketelvermogen. Weten hoe geblazen gasbrander wordt aangesloten en afgesteld.
De verschillende types gaswandketels beschrijven. Bij het plaatsen van een gaswandketel de vooropgestelde normen toelichten en toepassen.
N
I
B
B
B
Voedingsdruk en branderdruk opmeten. Rendementsmetingen uitvoeren. Storingen opzoeken en herstellen.
U U
Een geblazen gasbrander in functie van het vermogen van de ketel aansluiten. De gasbrander aansluiten rekening houdend met de veiligheidsnormen.
U
Metingen uitvoeren op de brander. Het rendement bepalen.
U U
Branderstoringen opzoeken en herstellingen uitvoeren.
U
Een gaswandketel aansluiten, op het gasnet en op het verwarmingscircuit, volgens de richtlijnen van de fabrikant.
U
U
19
5.9.3
W
6
ELEKTRICITEIT
6.1
Verlichting Herhaling van de 2de graad
De verschillende lichtschakelingen herkennen en bespreken. AREI-voorschriften kennen.
6.2
Vermogen- en stuurstroomkringen bij enkelfase- en meerfasennetten
Herkennen van elektrische netten: - enkelfasig, - driefasig.
B
Stuurstroom- en de vermogenkringen aansluiten.
B
Beveiligingen instellen.
B
Controle op de goede werking uitvoeren.
B 20
De verschillende vermogen- en stuurstroomkringen herkennen en de werking verklaren van: - start/stop met drukknoppen en met nokkenschakelaars, - meertoerentalmotoren, zowel bij enkelfase als bij driefasennet.
Aansluiten en testen van bedradingsschema's overeenkomstig het AREI.
Veiligheidsvoorschriften kennen. 6.3
6.4
6.5
Transformatoren
Motoren
Thermostaten, aquastaten en pressostaten
Herkennen van de verschillende soorten transformatoren. De nodige beveiligingsapparatuur verantwoord kiezen.
Transformatoren aansluiten. Beveiligingen primaire en secundaire kring uitvoeren. Geheel op goede werking controleren.
B B
Enkelfase-, driefasenmotoren en motoren met meerdere snelheden herkennen. De gepaste schakel- en beveiligingsapparatuur kiezen. Veiligheidsvoorschriften kennen.
Stuurstroom- en de vermogenkring voor hiernaast vermelde motoren aansluiten. Beveiligingen instellen.
B
De schakeling controleren op haar goede werking.
B
Soorten en hun toepassingen herkennen.
Thermostaten, aquastaten en pressostaten monteren/bevestigen op de juiste plaats. De apparatuur afstellen en controleren.
B
B
B
B
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
6.6
Schakelklokken
De soorten en hun toepassingen herkennen.
Schakelklokken aansluiten, instellen en testen.
B
6.7
Elektrische installatie van een hydrofoorgroep
Het schema verklaren. Werking van het geheel verklaren. Voorschriften van het AREI kennen en toepassen.
De schakelkast bedraden. De gepaste veiligheden kiezen.
B
De volledige elektrische aansluiting uitvoeren. Deze aansluiting controleren op haar goede werking. Eventuele storingen opsporen en wegwerken.
B
6.8
Verwarmingsweerstanden van warmwaterbereiding
Het schema lezen. Principewerking uitleggen. AREI-voorschriften kennen en toepassen.
De soorten en hun toepassingen herkennen. Het schema lezen en het werkingsprincipe verklaren. AREI-reglementering kennen en toepassen.
B
B
B U
De schakelkast bedraden. De gepaste veiligheden kiezen.
B
De volledige elektrische aansluiting uitvoeren. Deze aansluiting controleren op haar goede werking. Eventuele storingen opsporen en wegwerken.
B
B
B
U
Verwarmingsweerstanden aansluiten in functie van het gebruikte net. Aangepaste veiligheden kiezen.
B
De elektrische installatie uitvoeren. De schakeling controleren op haar goede werking. Storingen opsporen en wegwerken.
B B
B
U
21
6.9
Elektrische installatie van een verwarmingsinstallatie
I
6.10
Elektrische schema's van schakelkasten
Het schema verklaren. Het werkingsprincipe van het geheel verklaren.
Storingen opzoeken. Met behulp van het schema defecte onderdelen vervangen.
6.11
Ventilatoren en circulatoren
De soorten kennen en hun aansluitschema's toelichten.
Ventilatoren en circulatoren correct aansluiten. Het geheel controleren op zijn goede werking.
B
Aansluiten van een brander (zie ook praktijk verwarming)
Het schema toelichten. Het werkingsprincipe van het geheel verklaren.
De elektrische aansluiting van branders correct uitvoeren. De goede werking controleren.
B
Regelsystemen
De schema's van de verschillende regelsystemen toelichten en hieruit het werkingsprincipe afleiden.
Technische documentatie nuttig gebruiken. De juiste plaats bepalen een correcte werking van de regelapparatuur. De regelapparatuur aansluiten en controleren op haar goede werking.
U
Programma's in- en uitlezen. Bedradingen van PLC- en/of computerbesturingen uitvoeren. Het geheel controleren op zijn goede werking.
U U
6.12
6.13
PLC en computerbesturing
De opbouw van de PLC- en computerbesturingsprogramma's toelichten.
B
B
U U
U
22
6.14
U U
23 TV Elektriciteit Elektriciteit
1
1ste leerjaar: 2 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen komen uit de 2de graad 'Centrale verwarming en sanitaire installaties' en kregen reeds in het TV-vak 'Toegepaste wetenschappen' kennis van de elementaire basisbegrippen van de elektriciteit. De leerinhouden van dit vak steunen op deze voorkennis en sluiten hierop aan. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Het is belangrijk dat de leerlingen van deze studierichting een minimum theoretische technische basiskennis 'Elektriciteit' verwerven. Belangrijk is dat de leerlingen met voldoende kennis kunnen handelen in de reële situaties die zowel in de werk- als in de eigen leefomgeving voorkomen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
De logische opbouw van de leerstof moet zoveel mogelijk ondersteund worden door verhelderende demonstratieproeven en praktische toepassingen. De leerlingen moeten indien mogelijk zelf de vaststellingen doen. Het gebruik van een meettoestel moet voor hen een gewoonte worden. Het aanschaffen van een universeel meettoestel is hiervoor noodzakelijk. Een voldoende inzicht wordt verkregen door het maken van talrijke eenvoudige oefeningen. De leraar moet hierbij van de leerling steeds een gestructureerde oplossing eisen. Een goede coördinatie tussen de theoretische lessen, het technisch tekenen en de praktijk in verband met de planning van de leerstofelementen is noodzakelijk. Om het gestelde doel te bereiken is het nodig: - enkel de noodzakelijke theoretische begrippen bij te brengen, al dan niet verder uitgediept volgens de mogelijkheden van de leerling, - de berekeningen beperkt te houden tot eenvoudige voorbeelden; voor alle berekeningen worden de formules opgeven, - de nadruk te leggen op orde en zorg, - steeds het veiligheidsaspect voor ogen te houden, het onder spanning plaatsen gebeurt pas na controle door de leraar, - een duidelijke omschrijving te geven van de opgelegde taak, - op een verantwoorde manier fouten op te sporen en herstellingen te laten uitvoeren.
4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektriciteit - Elektriciteit Nr.
LEERINHOUDEN
1
BASISBEGRIPPEN
1.1
Elektrische grootheden Spanning, stroomsterkte en weerstand
1.2
Wet van Ohm
1ste en 2de leerjaar: 2 en 1 u./w. VERWERKING
K
De begrippen omschrijven. Grootheden, eenheden en symbolen kennen. Stroomzin en stroomkringen bepalen. De polariteit vaststellen.
B B
Verband tussen spanning, stroom en weerstand verwoorden. Eenvoudige oefeningen maken.
B
A
S
E
METH. WENKEN
Schema's laten lezen. Schakelingen uitvoeren en hierop metingen laten doen met: ampère-, volten ohmmeter. Proefondervindelijk vaststellen.
B
Invloed van het soort materiaal, de lengte en de doorsnede van de weerstandsdraad op de weerstandswaarde uitleggen.
B
1.4
Schakelen van weerstanden
Soorten schakelingen herkennen. Vervangingsweerstand berekenen bij serie- en parallelschakeling.
B
1.5
Arbeid en vermogen
De begrippen uitleggen. Grootheid, eenheid en symbool kennen. Formules gebruiken bij het oplossen van vraagstukken.
B B
Begrip rendement omschrijven. Factoren die het rendement beïnvloeden herkennen.
B B
Praktisch demonstreren met verschillende materialen.
B
B
Praktische weerstandsbepaling met behulp van een ohmmeter. Met volt- en ampèremeter bij een ohmse verbruiker het vermogen bepalen. Illustreren met de rol van de Kwh-meter als energiemeting in elke huisinstallatie.
24
Wet van Pouillet
RENDEMENT
T
B B
1.3
2
B
Nr. 3
LEERINHOUDEN WARMTE-ONTWIKKELING
VERWERKING
K
Het begrip warmte-ontwikkeling ingevolge stroomdoorgang verklaren. Formules gebruiken voor het oplossen van vraagstukken.
B
B
T
4.1
Lichtschakelaars en -schakelingen
Soorten schakelaars herkennen. Basisschakelingen kennen en toepassen.
B
4.2
Stopcontacten (contactdoos/contactstop)
Soorten kennen en herkennen. Gebruik van stopcontacten omschrijven.
B
4.3
Elektriciteitsbuizen en kabelgoten
Het gebruik van buizen (stalen- en PVC-buizen) en kabelgoten toelichten.
4.4
Draden, snoeren en kabels
De verschillende soorten genormaliseerde draden, snoeren en kabels kennen.
4.5
Toebehoren voor de uitvoering van elektrische installaties
Aftakdozen, bevestigingsmiddelen, schakel- en verdeelkasten kennen en kiezen voor de praktische realisatie van een installatie.
4.6
Kwaliteitskeuring
Doel en betekenis van de kwaliteitskeuring kennen. Kwaliteitsmerk CEBEC kennen en herkennen.
B
B
Leerlingen oefeningen laten uitvoeren met schakelaars en drukknoppen. Schema's aanvullen.
Illustreren met toepassingen in CV- en sanitaire installaties. Bestaande installaties in de school bezichtigen. Idem.
B
B
METH. WENKEN
B B
B
E
Toepassen op CV en sanitaire installaties. Catalogi ter beschikking stellen. Overzicht van specifieke kwaliteitsmerken in de landen van de EG uit-delen.
25
INSTALLATIEMATERIAAL
S
Illustreren met praktische toepassingen: zekeringen, thermisch relais, warmwaterdoorstromers, boilers.
B
4
A
5
MAGNETISME
6
ELEKTROMAGNETISME
6.1
Rechte stroomvoerende geleider
Begrip aardmagnetisme toelichten. Magneetpolen en veldlijnen omschrijven.
B B
Didactische proeven met kompas en met ijzervijlsel.
Het ontstaan van een magnetisch veld rond een stroomvoerende geleider toelichten. Het verband tussen stroomsterkte en veldsterkte, tussen stroomzin en zin van het magnetisch veld toelichten en omschrijven.
B
Aantonen met proef.
B
Spoel (met/zonder kern)
Het ontstaan van een magnetisch veld in en rond een spoel uitleggen.
B
Proefondervindelijk vaststellen. Verwijzen naar toepassingen in de praktijk.
6.3
Kracht uitgeoefend door een magnetisch veld op een stroomvoerende geleider
Het ontstaan van een kracht op een stroomvoerende geleider in een magnetisch veld toelichten.
B
Aantonen met proef.
7
ELEKTROMAGNETISCHE INDUCTIE
Het ontstaan van de geïnduceerde EMK in een geleider die zich verplaatst in een magnetisch veld omschrijven. Factoren die de grootte van de geïnduceerde EMK beïnvloeden bespreken.
B
Didactisch demonstreren.
Het ontstaan, de grootheden en de verschillende basisbegrippen uitleggen.
B
8
WISSELSTROOM
8.1
Eenfasig/driefasig
B
Proefopstelling met 1 en met 3 spoelen in een draaiend magnetisch veld.
26
6.2
Nr.
8.2
9
LEERINHOUDEN
Energietransport en opbouw van het verdeelnet
AANSLUITEN VAN VERBRUIKERS ohms/inductief/capacitief
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METH. WENKEN
De meest gebruikte formules bij eenfasige en bij driefasige netten herkennen en gebruiken.
U
Schematisch het opwekken en het transport van elektrische energie toelichten. Het begrip spanningsval verklaren.
B
De hoofdeigenschappen van de verschillende verbruikers geven in functie van de soort belasting voor het net.
B
Praktische toepassingen vanuit de praktijk CV.
De eigenschappen en de voorstelling van in ster en in driehoek geschakelde verbruikers omschrijven.
B
Illustreren met ster- en driehoekschakeling van weerstanden.
Het principe, de werking en de transformatieverhouding van de enkelfasetransformator bespreken.
B
Illustreren en metingen laten uitvoeren op ontstekingstransformatoren, beltransformatoren, en lastransformatoren.
Een schematische voorstelling is hier noodzakelijk.
B
TRANSFORMATOR
11
WISSELSTROOMMOTOREN
11.1
Eenfase synchroonmotor
Samenstelling, werkingsprincipe en aansluiting bespreken.
B
Vooral gebruikt in schakelklokken.
11.2
Eenfase en driefasen asynchroonmotoren
Samenstelling en principewerking bespreken. Aansluiting (ster-driehoek / omkeren van draaizin) omschrijven.
B
Brander-, circulator- en ventilatormotoren laten aansluiten en uittesten.
B
27
10
Aanzetten van motoren (handbediend) praktisch bespreken en toepassen.
B
Universeelmotor
Samenstelling, werkingsprincipe en aansluiting toelichten.
B
Praktische toepassingen bespreken.
11.4
Servomotoren
Samenstelling, werkingsprincipe, draaihoek, looptijd en aansluiting beschrijven.
B
Toepassing bespreken: als aandrijving van mengkranen in CV en van regelkleppen bij luchtverwarming.
11.5
Speciale eenfase asynchroonmotoren
Werkingsprincipe van motoren met meerdere toerentallen verklaren.
B
Toepassing bij circulatoren.
12
BEVEILIGEN VAN ELEKTRISCHE KETENS
Werkingsprincipe van smeltveiligheden, van thermische-, magnetische en magneto-thermische beveiligingen en van verliesstroomschakelaars bespreken.
B
Van bestaande installaties de juistheid controleren.
De gepaste beveiligingsapparatuur kiezen en de juiste plaats in de kring bepalen.
B
De instelwaarden bepalen door gebruik te maken van tabellen.
28
11.3
13
REGLEMENTERING EN VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
De opbouw van stroombanen, de juiste beveiligingen, de aarding en de equipotentiale verbindingen bepalen overeenkomstig het AREI.
B
Het AREI moet ter beschikking lig-gen van de leerlingen. Voorbeelden geven van eendraads- en van situatieschema's.
14
MEETTOESTELLEN
Analoge en digitale meettoestellen gebruiken, instellen en aflezen.
B
Meettoestellen zoals ohmmeter, voltmeter, ampèremeter, universeel-meter, isolatiemeter correct gebruiken.
B
Praktische meetoefeningen laten uitvoeren door de leerlingen. Netmetingen, metingen op motoren, op transformatoren en op geschakelde weerstanden.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
15
ELEMENTAIRE DERTECHNIEK
15.1
Weerstand
Doel, uitvoering en kleurcodes kennen en toepassen.
15.2
Condensator
Aansluiting op gelijk/wisselspanning bespreken. Soorten, kleurcodes en toepassingen kennen en identificeren.
B
S
E
METH. WENKEN
B
B
Doel en gebruik toelichten. Eigenschappen bij het in- en het uitschakelen van de stroom bespreken.
U U
15.4
Dioden
Opbouw PN-overgang toelichten. Gelijkrichtingseffect verklaren. Enkelzijdige en dubbelzijdige gelijkrichterbruggen bespreken.
B
Opbouw toelichten. De werking van de transistor als schakelaar en als versterker verklaren.
U
B
Enkel/dubbelzijdige gelijkrichting laten uitvoeren en gelijkgerichte spanning laten zien.
U
Eenvoudige transistortoepassingen bespreken.
29
Spoelen
Transistoren
A
HALFGELEI-
15.3
15.5
T
30
TV Centrale verwarming/Elektromechanica/ Mechanica/Sanitair Beroepseconomie
1
2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit is een totaal nieuw leervak. Er is geen voorkennis. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De overgang van school naar bedrijf is voor alle leerlingen een belangrijk stap. Het is dan ook evident dat jongeren die hun secundaire studies beëindigen, een aantal basisprincipes van bedrijfsorganisatie kennen. De algemene doelstelling van het vak 'Beroepseconomie' is dan ook de leerlingen een algemeen beeld te geven van de ingewikkeldheid van het bedrijf en het bedrijfsleven. Deze doelstelling kan alvast bereikt worden : -
door de leerlingen een algemeen beeld te geven van de structuur van de bedrijven met een minimum aan basiskennis,
-
door de leerlingen aan te sporen tot nadenken, tot het zoeken naar oplossingen en tot gemotiveerd werken via het kritisch bespreken van actuele problemen,
-
door de leerlingen te overtuigen dat een goede organisatie aanleiding geeft tot het kwalitatief en kwantitatief verbeteren van de productie,
-
door de integratie van kwaliteitszorg, veiligheid en hygiëne in al hun activiteiten aan te moedigen.
3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
-
De toegemeten tijd is kort, hieruit volgt de noodzaak het leerplan soepel te interpreteren. Ga praktisch tewerk gezien het grote aanbod van studiemateriaal en de voortdurende verandering op technisch, economisch en sociaal gebied.
-
Kies een productiebedrijf in de vakspecialiteit van de leerlingen, groot genoeg om alle delen van het leerplan aan bod te laten komen.
-
Geef bij de theoretische uitleg zoveel mogelijk een praktische toepassing.
-
Een bedrijfsbezoek biedt alvast vele mogelijkheden om de geziene leerstof te illustreren.
-
Geef de leerlingen bij bedrijfsbezoeken welbepaalde opdrachten. Analyseer en bespreek deze opdracht daarna in klasverband.
4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Centrale verwarming/Elektromechanica/Mechanica/Sanitair - Beroepseconomie Nr. 1
LEERINHOUDEN ORGANISATIE
VERWERKING
ECONOMISCH PRODUCEREN
B
T
A
S
E
METH. WENKEN
B B
Zoveel mogelijk voorbeelden geven uit de eigen specialiteit.
De specifieke kenmerken van elke bedrijfsvorm omschrijven.
U
Begrippen als goederenstroom, geldstroom, diensten- en arbeidscircuit verklaren.
B
De onderlinge samenhang beschrijven.
B
Het hoe en waarom van economisch produceren toelichten: - werkplaatsuitrusting, - personeelsbezetting.
B
In functie van deze beide gegevens de ideale productielijn uitzetten.
U
Gebruikmaken van een PERT-planning.
Illustreren met praktische voorbeelden uit de eigen beroepsspecialiteit.
31
3
DE ECONOMISCHE KRINGLOOP
K
De noodzaak van het beroep omschrijven. De verschillende bedrijfsvormen kennen.
2
2de leerjaar: 1 u./w.
4
PRODUKTIE
Woorden als produceren, productiviteit en rendement begrijpen.
B
Gebruik voorbeelden uit de praktijk.
5
PLANNING
Weten wat planning is.
B
De noodzaak ervan inzien.
B
Als uitgangspunt een praktisch voorbeeld kiezen uit de eigen school.
De verschillende soorten planningen toelichten.
B
6
7
KOSTPRIJSBEREKENING
MARKETING
8
MAGAZIJNBEHEER
8.1
Voorraadbeheer
8.3
Administratie
Bestellingen
Weten wat men onder "marketing" verstaat. Het begrip "vrije markteconomie" omschrijven.
U
Illustreren aan de hand van een praktisch voorbeeld.
U U U
Illustreren met een praktisch voorbeeld.
U U
Het doel en het beheer van de voorraden beschrijven. Voor- en nadelen van voorraden bespreken. Een idee hebben van wat normalerwijze steeds in voorraad moet zijn. (onderdelen, grondstoffen, gereedschappen enz....).
B
Verschillende classificatiesystemen bespreken. De voordelen van het gebruik van de computer bij het beheer van de voorraden omschrijven. Computer en aangepaste software gebruiken.
U
Weten hoe een bestelling tot stand komt.
U
Praktische voorbeelden uit de eigen specialiteit. 32
8.2
Weten hoe een kostprijs tot stand komt. Weten hoe de prijs van een herstelling wordt bepaald. De verschillende kostprijsfactoren omschrijven.
B B
U U
Mogelijke samenwerking met vakleraar Informatica. Liefst originele formulieren gebruiken.
Nr.
9
LEERINHOUDEN
PERSONEEL
INTEGRALE KWALITEITSZORG (IKZ)
10.1
Kwaliteitsbeheersing en IKZ
10.2
10.3
Kwaliteitsmotivatie, -kosten en -systemen
Kwaliteitskringen
K
B
Verloop van de bestellingen uitleggen. De receptie van goederen uitleggen. Belang van transport bespreken.
U
Rechten en plichten van werkgever en werknemer bondig omschrijven. De soorten statuten en arbeidsovereenkomsten bespreken. Weten wat men verstaat onder "sociale zekerheid".
B
Het begrip kwaliteitsbeheersing en IKZ omschrijven. De kerngedachte kennen en concretiseren in de Demingcirkel. De zes basisregels van Ishikawa verwoorden.
B
Begrippen kwaliteitsmotivatie, kwaliteitskosten en kwaliteitssystemen bondig uitleggen. De controlesystemen bespreken.
B
Nut van kwaliteitskringen bespreken. Concrete uitwerking binnen het bedrijf bespreken.
B
T
A
S
E
METH. WENKEN
U U
B B
Overleggen met de leerkracht van het vak 'Bedrijfsbeheer'. Voorbeeldformulieren van arbeidsovereenkomsten aan de leerlingen geven.
33
10
VERWERKING
B B
B
Met praktische voorbeelden deze begrippen illustreren.
11
VEILIGHEID EN HYGIENE
11.1
Arbeidsongevallen
11.2
Eerste hulp bij ongevallen
Mogelijke oorzaken van ongevallen opsommen. Voorkomen van arbeidsongevallen bespreken. Gevolgen van arbeidsongevallen, zowel voor werkgever als voor werknemer, omschrijven.
B B B
Basisregels in verband met eerste hulp bij ongevallen toepassen. Werking van de dienst EHBO omschrijven.
B B
Reglementeringen
Specifieke voorschriften voor het beroep opzoeken en omschrijven.
B
11.4
Dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing
Het doel en bevoegdheden van het comité en van de dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing omschrijven.
B
U
Het ARAB en het AREI ter beschikking hebben voor opzoekingswerk.
34
11.3
Wettelijke voorschriften aangaande verkiezing en samenstelling van dit comité kennen.
Concrete voorbeelden uit de school, vooral in de eigen werkplaats. Didactische panelen gebruiken.
35 TV
1
Centrale verwarming/Elektromechanica/Mechanica/Sanitair Technisch tekenen
1ste leerjaar: 2 u./w. 2de leerjaar: 2 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit leerplan sluit aan op de inhouden van het leerplan TV Centrale verwarming/Sanitair Technisch tekenen' van de 2de graad BSO 'Centrale verwarming en sanitaire installaties'. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Vooraf willen wij duidelijk stellen dat de doelstelling van Technisch tekenen in het BSO niet dezelfde kan en mag zijn als deze voor het TSO. Waar voor het TSO de klemtoon ligt op het uitvoeren van een technische tekening, dient in het BSO het tekenen te worden opgevat als middel om een tekening te lezen. De beroepsleerling zal wellicht nooit tekenaar (kunnen) worden. Wij moeten de leerling brengen tot het begrijpen van de tekening. In dit kader dient dit leerplan 'Technisch tekenen' dan ook eerder gezien als een leerplan 'Tekeninglezen'. Vele beroepsschoolleerlingen hebben reeds heel wat moeite, om zich de ruimtelijke voorstelling van een, in vlakke projectie, getekend werkstuk in te denken. De betekenis van de op een tekening voorkomende symbolen moet goed begrepen worden om vertaalproblemen naar de praktijk toe tot een minimum te beperken. Een technische tekening, zelfs van een eenvoudig onderdeel, bevat een volledige en ondubbelzinnige omschrijving van het te vervaardigen product. Het is deze totaal-informatie die ook de beroepsleerling moet leren lezen en begrijpen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Het tekenonderricht moet praktijkgericht zijn. - In de tekenlessen zal er ruimschoots gebruik worden gemaakt van modellen en andere didactische leermiddelen. - Men zal bij voorkeur werkstukken kiezen die in de praktijkoefeningen voorkomen en niet zoeken naar irreële werkstukken. - Om het leerproces te activeren zal men altijd gebruikmaken van afgewerkte tekeningen voor het tekeninglezen. - Als er iets getekend wordt geeft men altijd voorgedrukte bladen. Alle meetkundig- en projectietekenen dient geïntegreerd te worden in het 'Technisch tekenen', dus niet afzonderlijk geven. - Men zal ook zoveel mogelijk gebruikmaken van normen, documentatiemateriaal en tabellen. - Daar waar het kan mag ook de PC als tekenmiddel worden gebruikt. - Een goede didactische werkvorm is de zelfevaluatie. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Centrale verwarming/Elektromechanica/Mechanica/Sanitair - Technisch tekenen Nr.
LEERINHOUDEN
1
MECHANISCH TEKENEN Herhaling leerstof 2de graad
1.1
Aanzichten Projectiemethode van de eerste tweevlakshoek (Amerikaanse projectie)
1.2
VERWERKING
1ste en 2de leerjaar: 2 u./w. K
B
Herhalingsoefeningen op: - ruimtelijk inzicht, - tekenen en begrijpend lezen van: maat- en schroefdraadaanduidingen, toleranties en passingen, oppervlaktesymbolen.
T
A
S
E
METH. WENKEN
B
B
Inoefenen met tekeningen van eenvoudige stukken.
Samengestelde tekeningen
De verschillende onderdelen uit een samengestelde tekening halen en bespreken: - klep- en schuifafsluiter, - circulatiepomp, - CV-ketel, - oliedrukverstuivingsbrander, - atmosferische gasbrander.
B
Samengestelde tekeningen aan de leerlingen geven en deze hierop de onderdelen laten kleuren. Deze tekeningen met de werkelijkheid vergelijken.
1.3
Lassymbolen
De grafische voorstellingswijze van de verschillende lasnaden kennen en herkennen.
1.4
Meetkundige constructies Ontvouwingen van verschillende buisvormen voor: - regenwaterafvoer - luchtkanalen - schouwbuisverbindingen
Ontvouwingen tekenen van: - tweedelige bocht 90E, - driedelige bocht 90E, - T-stuk 45E, - T-stuk 90E, met: - gelijke diameters, - ongelijke diameters.
B
De leerlingen een blad met de verschillende lassymbolen geven. Tekeningen maken en uitsnijden als zelfcontrole. Rekening houden met overlappingen.
B U
36
De verschillende aanzichten herkennen.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METH. WENKEN
2
BOUWKUNDIG TEKENEN
2.1
Planlezen
De symbolen op een bouwplan kennen en herkennen.
B
De leerlingen verschillende bouwplannen ter beschikking stellen.
2.2
CV- en sanitaire installaties
Symbolen gebruikt voor CV- en sanitaire installaties kennen, herkennen en bespreken. Symbolische voorstelling van toestellen herkennen. Aansluitingen van binneninstallaties op gas en water herkennen en bespreken. Bijzondere aansluitingen: - warm-waterbereiding, - ionenwisselaars, ontkalkers, - vulling CV, herkennen en toelichten.
B
De leerlingen de nodige documentatie van de gebruikte symbolen geven.
Uittekenen van sanitaire installatie
Op een grondplan de leerlingen zelf de nodige voorzieningen laten uittekenen zoals bijvoorbeeld voor: - een drinkwaterinstallatie, - de gasinstallaties, - de afvoerinstallaties. Plaatsing van de toestellen en het leidingenbeloop uittekenen.
B
B B B
37
2.3
B
Een grondplan ter beschikking stellen van de leerlingen. B B B
B
2.4
Scheve projectie (45E)
De scheve projectie van deze installaties tekenen.
B
Uitgewerkte tekeningen ter inzage leggen van de leerlingen.
2.5
Materiaalstaat
De materiaalstaat opmaken van de getekende installaties.
B
De nodige documentatie ter beschikking stellen.
2.6
Berekenen en uittekenen van CVinstallaties
2.6.1
WARMTEVERLIESBEREKENING
De warmteweerstanden van de verschillende bouwdelen klassikaal bepalen. De warmteverliesoppervlakken bepalen. De warmteverliesberekening uitwerken.
B
Vooral bedoeld als oefeningen op planlezen.
B
In samenwerking met het vak 'Technologie'. Speciale formulieren voor het berekenen van de warmteverliezen ter beschikking stellen.
B
B
VERWARMINGSLICHAMEN
De verwarmingslichamen kiezen in functie van de warmteverliezen.
2.6.3
LEIDINGDIAMETERS
De leidingdiameters bepalen in functie van de totale warmteverliezen.
2.6.4
CV-INSTALLATIES UITTEKENEN
Op een grondplan de verwarmingslichamen en het leidingenbeloop uittekenen.
B
Kan eventueel ook op computer.
2.6.5
SCHEVE PROJECTIE
Van voornoemde installaties de scheve projectie tekenen.
B
Uitgewerkte tekeningen ter inzage leggen van de leerlingen.
2.6.6
STOOKPLAATSINSTALLATIE
De nodige beveiligings-, vul- en regelinrichtingen plaatsen op een stookplaatsschema.
B
Documentatie over installaties die in de handel verkrijgbaar zijn ter beschikking houden.
2.6.7
REGELKRINGEN
De verschillende regelsystemen kiezen en tekenen op het schema: - aan-uitregeling oliebrander,
U
U
Tabellen ter beschikking stellen van de in de handel beschikbare verwarmingslichamen. Warmteverliesberekening en berekening van de leidingdiameters kunnen eventueel met de computer gebeuren.
Documentatie steeds ter beschikking leggen.
38
2.6.2
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING - circulatiepomp, - mengregeling: de 3- of de 4-wegkraan, - verdeelinrichting.
2.6.8
MATERIAALSTAAT
3
ELEKTRISCH TEKENEN
3.1
Bedradingsschema
Stroombaanschema
3.3
Tekening lezen - Bedieningspanelen van CV-ketels - Wandgeneratoren - Automatische regelinrichtingen
B
A
S
E
METH. WENKEN
U U U
Een materiaalstaat voor de uitvoering van de installaties opmaken.
B
Elektrische bedradingsschema's tekenen van: - thermostaten met versnellingsweerstand, - klokthermostaten, - ketelthermostaten, - relais, - motoren.
B B B B B
Het volledige elektrische gedeelte voor de uitvoering van een CV-installatie in een woning tekenen.
B
Elektrische schema's vervolledigen. De verschillende stroombanen kleuren.
B
Met behulp van bestaande elektrische schema's de werking van de toestellen en hun aansluitingen bespreken.
T
U
De oefeningen opvatten als invuloefening op voorbedrukte bladen. 39
3.2
K
Dit uitvoeren op ter beschikking gestelde schema's.
3.4
Algemene voorschriften
Lastencohieren van sanitaire en van CV installaties onderzoeken en toelichten. Voorschriften van de gas-, water- en elektriciteitsmaatschappij onderzoeken en toepassen. Veiligheidsvoorschriften met betrekking tot dergelijke installaties kennen en toepassen.
B
Lastencohieren ter beschikking stellen van de leerlingen. B B
Reglementen en voorschriften van distributiemaatschappijen liggen steeds ter inzage van de leerlingen. AREI en ARAB eveneens ter inzage leggen.
40
41
TV
1
Centrale verwarming/Elektromechanica/Mechanica/Sanitair Technologie
1ste leerjaar: 4 u./w. 2de leerjaar: 5 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerinhouden van het TV-vak 'Technologie' sluiten aan op de leerstof van het gelijknamige TV-vak van de 2de graad BSO 'Centrale verwarming en sanitaire installaties'. Toch kan het nuttig zijn, afhankelijk van de concrete klassituatie, sommige leerstofelementen van de 2de graad op gepaste ogenblikken te herhalen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Technisch inzicht verwerven via kennis van materialen, gereedschappen, toestellen, werkmethoden, enz... 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het leerplan dat hierna volgt sluit nauw aan bij het leerplan Praktijk, het vak Technologie bevat immers de theorie die zeer dicht bij de praktijk staat. Technologie moet in het teken staan van concrete toepassingen in de werkplaats. Om theorie en praktijk te integreren is het wenselijk dat de vakken Technologie en Praktijk onderwezen worden door één en dezelfde leraar. Op deze manier kan men ook veel meer aandacht schenken aan het aanleren van een correcte werkmethode. Men beperke zich tot die leerstof die nodig is voor de praktische realisatie van de opdrachten in de werkplaats en geeft ze op het moment dat de leerlingen ze nodig hebben. De materialen die men in de praktijk verwerkt, worden vooraf qua herkomst, fysische eigenschappen en handelsvormen kort besproken. In het vak Technologie zit ook nog een deel Theoretische mechanica. Ook voor dit gedeelte is het wenselijk dat de leraar de theoretische beschouwingen zoveel mogelijk illustreert met praktische voorbeelden uit de praktijk.
4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Centrale verwarming/Elektromechanica/Mechanica/Sanitair - Technologie Nr.
LEERINHOUDEN
1
SANITAIR
1.1
Kunststoffen
1ste en 2de leerjaar: 4 en 5 u./w.
VERWERKING
K
De kunststofbuizen die in sanitaire installaties worden gebruikt kennen.
B
De specifieke eigenschappen en het toepassingsgebied van elke soort toelichten. De verwerkingprocédés van deze kunststoffen beschrijven. De belangrijkste hulpstukken opsommen en hun gebruik toelichten.
De toepassingen van gietijzer in sanitaire installaties opsommen.
De voor- en nadelen van het gebruik van gietijzer opsommen.
METH. WENKEN
B
Lijmen, koudlassen en spiegellassen demonstreren tijdens de les.
B B B
E
Tabellen met eigenschappen en toepassingen gebruiken.
B
Het gebruik van gietijzer verantwoorden.
S
Catalogi met de verschillende beschikbare hulpstukken ter beschikking stellen. Folder van lijmfabrikanten gebruiken. Verwijzen naar praktische toepassingen (beugelafstand in functie van uitzetting).
42
Gietijzer
A
B
B
Het correct monteren van kunststofbuizen bespreken.
T
Catalogi gebruiken ter illustratie.
B
De lijmen en de vullijmen omschrijven.
1.2
B
Nr. 1.3
LEERINHOUDEN Koper
VERWERKING
K
Handelsmaten van koperbuizen en plaatmateriaal opzoeken in catalogi.
B
B
Het elektrolytisch probleem bij gebruik van koper samen met andere materialen toelichten.
B
De belangrijkste hulpstukken kennen en hun gebruik toelichten.
B
De voorschriften voor het aansluiten van de afvoerbuizen op de openbare rioleringen kennen. Het plaatsen van ontstoppingsmutsen omschrijven.
B B
METH. WENKEN
Tabellen gebruiken.
Grondplannen gebruiken. Tekeningen van installaties ter illustratie.
B
Plaatselijke reglementering ter beschikking stellen. B
Met behulp van nomogrammen de geschikte diameters voor afvoer en verluchtingsbuizen bepalen. De problemen in verband met mogelijke geluidshinder toelichten.
E
Catalogi ter illustratie.
B
Het begrip afschot omschrijven. De verschillende verluchtingssystemen opsommen en hun doel omschrijven.
S
Verwijzen naar problemen in verband met verstopping. B
B
Nomogrammen (WTCB). Ook gebruikmaken van tabellen van de leveranciers.
43
Afvoerbuizen
A
Handelsdocumentatie gebruiken.
Het correct monteren van koperbuizen bespreken (beugelafstanden in functie van de diameter). 1.4
T
1.5
Reukafsluiters
De verschillende soorten reukafsluiters herkennen.
B
De onderdelen van enkele veel gebruikte reukafsluiters opsommen.
B
Het werkingsprincipe van een reukafsluiter toelichten.
Catalogi gebruiken. Illustreren met tekeningen.
B
Het plaatsen en het onderhouden van reukafsluiters toelichten. De faecaliënput (septische put)
De werking van een faecaliënput toelichten.
1.7
Sanitaire distributie
De voor- en nadelen van de verschillende materialen gebruikt voor de distributie van koud en warm water opsommen.
B
44
1.6
B
B
Het leggen van koud- en warm-waterleidingen, zowel in opbouw en in inbouw, omschrijven.
B
Het begrip condensatie en haar ontstaan bij waterleidingen verklaren.
B
De voorschriften voor het aansluiten van de installatie op de openbare waterleidingsnet beschrijven.
B
De leidingdiameters in functie van het debiet bepalen.
B
Illustreren met praktische toepassingen.
Volgens plaatselijke geldende normen. Nomogrammen en tabellen gebruiken.
Nr. 1.8
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
Chemische reacties en oxydatieverschijnselen op het buizennet
Oxydatieverschijnselen en andere chemische reacties met hun gevolgen toelichten. Het bestrijden van deze chemische reacties toelichten.
B
De verschillende sanitaire artikelen die gebruikt worden voor het samenstellen en het inrichten van badkamers, WC's en keukeninrichtingen, beschrijven.
B
Gebruikmaken van catalogi van verschillende fabrikanten.
De meest courante kranen: - voor montage op toestellen, - in leidingen, correct opnoemen en herkennen.
B
De verschillende soorten kranen tonen tijdens de lessen.
Sanitaire artikelen
1.10
Kraanwerk voor sanitaire installaties
1.10.1
KLASSIEK KRAANWERK
A
S
E
METH. WENKEN Illustreren met voorbeelden uit de praktijk.
B
De kraanonderdelen opnoemen en hun functie omschrijven.
B
De voor- en nadelen van de meest gebruikte kranen opsommen.
B
Het klassieke onderhoud van kranen toelichten.
B
Met behulp van technische documentatie de juiste onderdelen opzoeken voor eventuele bestelling.
T
Handelsdocumentatie en catalogi gebruiken.
B
Onderdelencatalogi ter beschikking stellen.
45
1.9
B
1.10.2
THERMOSTATISCH KRAANWERK
De soorten thermostatische kranen kennen.
B
Het werkingsprincipe beschrijven.
Technische documentatie gebruiken. B
Uit de technische documentatie een geschikte kraan kiezen, in functie van het te leveren debiet.
B
Voor- en nadelen van de thermostatische kraan toelichten.
B
Waterverwarmers
De soorten waterverwarmers opsommen en hun principewerking uitleggen.
B
1.12
Waterbehandeling
Het behandelen van water beschrijven. De toestellen voor waterbehandeling kennen en hun principewerking toelichten. De voor- en nadelen van elk type opnoemen. Het gebruik van waterfilters bespreken. Het plaatsen en het onderhouden van waterfilters toelichten.
B
1.13
Pompen - Handpompen - Centrifugaalpompen - Zuigerpompen (membraanpomp) - Vlinderpompen
De verschillende soorten herkennen. Het werkingsprincipe van de verschillende soorten pompen uitleggen. De voor- en de nadelen van elke soort bespreken. De soorten onderling vergelijken.
U
Handelsdocumentatie gebruiken.
U B B B
Zoveel mogelijk praktisch benaderen. B
B B
Technische handleiding gebruiken.
46
1.11
Catalogi ter beschikking leggen.
Nr.
1.15
Drukverhogingsinstallaties
Ontstoppen van leidingen
VERWERKING
K
B
Het onderhoud van pompen toelichten.
B
De werking van een drukverschilschakelaar omschrijven.
B
De werking van een vlotterschakelaar bespreken.
B
Het in gebruikstellen van deze pompen toelichten.
B
De oorzaken van eventuele defecten opnoemen.
B
De soorten en de werkingsprincipes uitleggen. De voorschriften voor het gebruik van een drukverhogingsinstallatie toelichten.
U
Enkele oorzaken van verstopping van leidingen opsommen.
B
Ontstoppingsmachines en -gereedschappen beschrijven. Hun gebruik toelichten.
B
Het gebruik van chemische ontstoppingsproducten bespreken: - te nemen voorzorgsmaatregelen, - gevaren voor de gezondheid, - aantasting van het buismateriaal.
T
A
S
E
METH. WENKEN
47
1.14
LEERINHOUDEN
U
B B
B
Bijsluiters van ontstoppingsproducten laten lezen door de leerlingen.
2
DAKBEDEKKING
2.1
Zink
2.2
Bakgoten en hanggoten
U
Veel gebruikte dakbedekkingsmaterialen opsommen. De voor- en nadelen van deze dakbedekkingsmaterialen bespreken. De keuze van de juiste dakbedekking bij een welbepaald dak verantwoorden. De veiligheidsvoorschriften voor het werken op daken en op stellingen kennen en toepassen.
U
Constructievormen en dakgootbenamingen opsommen. Het meten, het traceren, het plooien en het snijden van de verschillende goten kennen en toepassen. De hulpstukken herkennen en hun gebruik toelichten. De beugelafstand voor het bevestigen van hanggoten bepalen. Het uitzettingsprobleem bij dakgoten bespreken.
U
Handelsdocumentatie gebruiken. U
Illustreren met praktische voorbeelden. U
U
Tabellen nuttig gebruiken. Specificaties van fabrikanten gebruiken. Handelsdocumentatie ter beschikking hebben.
U U
48
2.3
Dakbedekkingsmateriaal
De voornaamste handelsvormen van zink opsommen. De belangrijkste toepassingen van zink bespreken. Voor typische toepassingen de juiste zinkdikte bepalen. Het gebruik van beitsmiddelen voor het solderen van zink toelichten.
U Illustreren met aangepaste tekeningen. U Catalogi gebruiken.
U U U
Tabellen ter beschikking stellen van de leerlingen.
Nr. 2.4
2.5
2.6
Dakdoorgangen
Schouwen
Verholen goten
Hemelwaterafvoer
VERWERKING
K
De verschillende soorten dakdoorgangen opsommen. Het traceren, het snijden en het plooien toelichten.
U
B
Platte daken (platform)
S
E
METH. WENKEN
U
Verschillende schouwaansluitingen in functie van de dakbedekking herkennen.
U
Schouwaansluitingen bij een pannen-, bij een leien- en bij een bitumendak beschrijven.
U
De verschillende constructiemogelijkheden kennen. Het traceren, het snijden, het plooien en het vasthaken van de goot toelichten.
U
De verschillende methoden die toegepast worden opnoemen. De buisdiameter van de afvoerbuizen bepalen met behulp van grafieken.
U
Het opmeten en de juiste plaatsing van de dakbekleding omschrijven. Het plaatsen van uitzettingsvoegen bespreken.
A
Illustreren met gepaste tekeningen.
Illustreren met gepaste tekeningen. Praktische voorbeelden geven.
U
U
De voorschriften in verband met afvoer van hemelwater opsommen en toepassen. 2.8
T
49
2.7
LEERINHOUDEN
Berekening volgens WTCB. U
U
Tekeningen en catalogi gebruiken. U
2.9
2.10
Roevenstelsel
Staande naad (Gelsnaad)
3
CENTRALE VERWARMINGSINSTALLATIES
3.1
Soorten
CV-installaties met warm water
3.2.1
RADIATOREN
U
Tekeningen en catalogi gebruiken. U
De vorm van de staande naad omschrij- U ven. De plaatsingstechniek toelichten.
Tekeningen en catalogi gebruiken. U
De opbouw van een CV-installatie met warm water omschrijven.
B
De opbouw van een CV-installatie met warme lucht beschrijven.
B
De voor- en de nadelen van beide systemen opsommen.
B
De soorten radiatoren kennen.
Tekeningen met de schematische voorstelling van de installaties gebruiken.
50
3.2
De vorm van de roevenstelsels omschrijven. De plaatsingstechniek beschrijven.
B
De voor- en nadelen van de verschillende soorten opsommen.
B
De verschillende aansluitmogelijkheden toelichten.
B
Het verband tussen de plaatsing van de radiator en de warmte-afgifte aantonen.
B
Catalogi van verschillende fabrikanten tonen.
Nr. 3.2.2
LEERINHOUDEN RADIATORKRANEN
VERWERKING
K
De verschillende soorten radiatorkranen kennen en herkennen: - handbediende en thermostatische, - eenpijp- en tweepijpensystemen.
B
Het werkingsprincipe van deze kranen toelichten.
B
KOPPELINGEN EN VENTIELEN
De soorten koppelingen en inregelventielen herkennen.
B
De werking van deze ontluchtingsapparatuur omschrijven.
Catalogi gebruiken. Koppelingen en inregelventielen tonen. B B Catalogi gebruiken.
B
Illustreren met tekeningen.
B B
De correcte montage en het onderhoud bespreken. De voor- en nadelen van de verschillende soorten opsommen en onderling vergelijken.
METH. WENKEN
51
De meest gebruikte ontluchtingsapparaten kennen.
E
Technische documentatie ter beschikking hebben.
B
Het nut en het doel van inregelventielen bij radiatoren toelichten. ONTLUCHTINGSSYSTEMEN
S
B
Geschikte koppelingen kiezen.
3.2.4
A
Catalogi van fabrikanten gebruiken.
De plaatsing en het onderhoud van deze kranen bespreken. 3.2.3
T
B
3.2.5
BUIZEN
De soorten buizen gebruikt voor: - watertransport bij CV, - brandstofleidingen bij CV, - sanitaire waterdistributie, - gastoevoer, herkennen. De meest voorkomende handelsmaten beschrijven. De gepaste buizen kiezen in functie van de opdracht. Het verwerken van de verschillende buizen omschrijven.
3.2.6
MONTAGE VAN LEIDINGEN
De meest gebruikte bevestigings- en ophangsystemen herkennen.
3.2.7
UITZETTEN EN KRIMPEN VAN LEIDINGEN
Het uitzetten en het krimpen van leidingen omschrijven en de gevolgen hiervan toelichten. De uitzetting bepalen in functie van het gebruikte materiaal en van de temperatuur. Het principe en de plaatsing van een compensator en de rol van wand-, vloer- en plafonddoorgangen (mantelbuis) omschrijven.
B B B B B
De leerlingen de verschillende soorten tonen. Documentatie en catalogi gebruiken.
B
Tabellen gebruiken.
B
Grafieken gebruiken (uitzetting in functie van temperatuur voor de verschillende materialen). Speciale aandacht bij het gebruik van kunststofbuizen.
B
B
52
Het correct en veilig monteren van leidingen omschrijven en de gepaste bevestigingssystemen kiezen. De beugelafstanden in functie van de buissoort, de diameter en de montage bepalen.
Catalogi - Normen. Gelaste buizen NBN A 25-103. Naadloze buizen DIN 2429. Catalogi.
B
Nr. 3.2.8
LEERINHOUDEN FITTINGEN
VERWERKING
K
B
De soorten fittingen kennen en hun gebruik bespreken. (schroef-, klem- en soldeerfittingen)
B
Het correct solderen van soldeerfittingen omschrijven.
B
De gepaste fittingen, in functie van de toepassing, opzoeken en kiezen. DICHTINGSMATERIALEN
De meest gebruikte dichtingsmaterialen kennen en hun specifiek gebruik toelichten.
3.3
CV-ketels voor warm-waterinstallaties
De meest gebruikte verwarmingsketels herkennen en hun werkingsprincipe omschrijven: - ketels met olie- en met gasbrander, - atmosferische gasketels: staande, wand, - lage of dieptemperatuurketels, - condenserende gasketels.
A
S
E
METH. WENKEN Didactisch materiaal en catalogi gebruiken.
B
Tabellen met afbeeldingen, benaming en normalisatienummer ter beschikking stellen.
B
53
3.2.9
T
De voor- en nadelen van plaatstaal en gietijzer kennen. De betekenis van de gegevens op het kenmerkplaatje toelichten. Begrippen ketel- en brandervermogen omschrijven.
B
Handelsdocumentatie. Technische handleidingen. Tekeningen.
B B B B B B
Praktische school.
voorbeelden
uit
eigen
De montage en de aansluiting van verwarmingsketels toelichten. Het belang van een goede ketelisolatie aantonen. Het onderhoud van deze verwar-mingsketels omschrijven. Een geschikte CV-ketel kiezen in functie van de berekende warmteverliezen, de plaatsruimte en de brandstofkeuze. 3.4
Keteltoebehoren
3.4.1
CIRCULATIEPOMP
Een geschikte pomp kiezen in functie van de installatie en van het berekend leidingverlies.
B B U
B
ZWAARTEKRACHTKLEPPEN (flow-valve)
De meest gebruikte kleppen (veer- en gewichtbelast) herkennen. Het doel en de werking toelichten. De plaatsing omschrijven.
B
Technische documentatie en catalogi gebruiken.
B
Handleidingen ter beschikking hebben.
B B
Illustreren met pompgrafieken.
Catalogi.
U
Het onderhoud van circulatiepompen omschrijven. 3.4.2
Samenstelling van de ledenketel wordt in praktijk gezien.
54
Doel en werking verklaren. De meest gebruikte circulatiepompen kennen. Montage van de pomp in functie van het watertransport toelichten. Het verband tussen opvoerhoogte en debiet omschrijven. De voordelen van een inwendige bypass, een regelbaar toerental en een drukverschilregeling toelichten.
B
B B
Catalogi. B B
Tekeningen. Schematische voorstelling.
Nr. 3.4.3
LEERINHOUDEN MANUELE KRANEN
VERWERKING
K
B
De voornaamste soorten manuele kranen die in een CV-installatie worden gebruikt herkennen. Het gebruik en de juiste plaatsing toelichten. Het onderhoud van dit kraanwerk omschrijven.
B
T
A
S
E
METH. WENKEN Catalogi. Kraanwerk, liefst in doorsnede, ter beschikking hebben in het klaslokaal. Illustreren met praktische voorbeelden op de installaties van de school.
B B
VULCOMBINATIE
Functie en plaatsing omschrijven.
B
Toebehoren laten zien.
3.4.5
VUILVANGFILTER
Functie en plaatsing omschrijven.
B
Toebehoren laten zien.
3.4.6
DRUKMETER
Functie en plaatsing omschrijven.
B
Toebehoren laten zien.
3.4.7
EXPANSIEVAT
Functie van het expansievat omschrijven. Soorten en opbouw van expansievaten kennen en toelichten.
B
Illustreren met een expansievat in doorsnede.
Begrippen nuttige inhoud, voordruk, vuldruk en statische hoogte toelichten.
B
B
De juiste plaatsing van een expansievat en de controle op goede werking toelichten. 3.4.8
VEILIGHEIDSKLEP
Doel en werking toelichten. De juiste veiligheidsklep kiezen in functie van het ketelvermogen. De juiste plaatsing omschrijven.
B B B B
Illustreren met tekeningen.
Tekeningen en/of doorsnede gebruiken. Documentatie en tabellen ter beschikking leggen.
55
3.4.4
3.4.9
THERMOMETERS
Soorten thermometers kennen.
B
De geschikte thermometer kiezen en zijn juiste plaatsing omschrijven. 3.4.10
3- EN 4-WEGKRANEN
Soorten kennen en herkennen. Begrip Kv-waarde omschrijven.
Catalogi. B
B U
Catalogi.
De werking van een 3-wegkraan als meng- of verdeelkraan uitleggen. De juiste plaatsing in een kringloop toelichten.
B
Tekeningen of doorsneden gebruiken.
B
Tekening, voorbeelden van de eigen stookplaats in de school.
Het principe van een 4-wegkraan omschrijven. De juiste plaatsing in de kringloop toelichten.
B
Tekeningen ter illustratie.
De voor- en de nadelen van de 3- en van de 4-wegkranen verklaren.
B
B 56
Een geschikte 3- of 4-wegkraan kie-zen met de hulp van grafieken of no-mogrammen. 3.4.11
COLLECTOR
Voorbeelden tonen in stookplaats.
U
Doel en functie van een collector toelichten.
B
De opbouw van een collector voor meerdere verwarmingskringen bespreken.
U
De functie van de collectorpomp toelichten.
U
Grafieken ter beschikking stellen.
Tekeningen. Praktische toepassingen op schoolinstallatie.
Nr. 3.5
VERWERKING
Warm-waterbereiding voor sanitair
De verschillende systemen die toegepast worden kennen en hun werkingsprincipe uitleggen.
B
Technische documentatie. Tekeningen, praktische voorbeelden.
De bescherming van het materiaal tegen corrosie en tegen elektrolyseverschijnselen omschrijven.
B
Eventuele voorbeelden tonen.
De mogelijke kalkaanslagproblemen toelichten.
B
Isolerende factor.
De plaatsing en de aansluitmogelijkheden van de verschillende systemen toelichten.
B
Tekening.
B
Tekening, praktische voorbeelden.
B B
Tekening.
De voor- en nadelen van elk systeem bespreken. Het toebehoren voor een goede en veilige werking kennen. 3.6
3.7
Inrichting van de stookplaats
De schoorsteen
De voorschriften in verband met de inrichting van een stookplaats bespreken: - afmeting stookplaats, - opstelling ketel, brander, boiler en collector, - onderhoudswerkzaamheden, - schoorsteenaansluiting. De werking van een schoorsteen en het begrip trek omschrijven.
K
B
T
A
S
E
METH. WENKEN
57
LEERINHOUDEN
B
B B B
De factoren die invloed hebben op de natuurlijke trek van een schouw toelichten. Invloed van onvoldoende trek op de werking van een installatie omschrijven.
3.9
Schoorsteenkleppen
CV-installaties met warme lucht
B
Factoren die de eigenschappen van een schoorsteen beïnvloeden kennen: materiaal, afwerking, roetzak, uitmonding en condensatie.
B
Doel en plaatsing van de trekregelaar en het veegluik bespreken.
B
Het gebruik van schoorsteenvoeringen omschrijven.
B
Het doel, het principe en het gebruik van mechanische trek toelichten.
B
De meest gebruikte schoorsteenkleppen herkennen en hun principewerking omschrijven. Het plaatsen en de correcte aansluiting toelichten.
B
Technische documentatie en tekeningen gebruiken ter illustratie.
58
3.8
B
B
Het verschil tussen directe en indirecte luchtverwarming toelichten.
U
Het werkingsprincipe van een warmeluchtgenerator toelichten.
U
De opbouw van een warme-luchtinstallatie met kanalen beschrijven.
U
Technische handleidingen gebruiken. Illustreren met principetekeningen.
Schema's van eenvoudige warmeluchtinstallaties gebruiken.
Nr. 3.10
Vloerverwarming
Warmtepompen
VERWERKING Het begrip lage-temperatuurverwarming omschrijven.
Isolatie van leidingen
B
T
A
S
E
METH. WENKEN
B
De vloeropbouw van vloerverwarming met nat- en met droogsysteem toelichten.
U
De kunststofbuizen die hierbij worden gebruikt herkennen en hun specifieke eigenschappen toelichten.
U
Catalogi en technische documentatie gebruiken.
De hydraulische opbouw van een vloerverwarmingsinstallatie omschrijven.
U
Geen berekening vragen.
De voor- en de nadelen van deze verwarmingsmethode toelichten.
B
Het principe van warmtepompen omschrijven. De begrippen rendement en winst-factor toelichten.
B
De werking van de meest gangbare warmtepomptypen bespreken. Enkele praktische toepassingen van warmtepompen omschrijven. 3.12
K
De verschillende isolatiematerialen voor leidingen omschrijven. De plaatsing en de afwerking van deze isolatiematerialen omschrijven.
U
59
3.11
LEERINHOUDEN
Uitleggen met behulp van een wandplaat met de principetekening.
U U B
Handelsdocumentatie gebruiken.
B
Illustreren met praktische toepassingen.
De geschikte isolatiematerialen kiezen volgens plaats van gebruik: - droge en vochtige ruimte, - zichtbaar of verdoken geplaatst. 3.13
Vloeibare brandstoffen
3.13.1
AARDOLIE
Het ontstaan, de winning, de raffinage en de distillatie omschrijven.
3.13.2
GASOLIE
De indeling van de verschillende stookoliën opnoemen. De gemiddelde samenstelling van gasolie toelichten.
B
B B
VERBRANDING VAN GASOLIE
Technische fiches van raffinaderijen.
B 60
3.13.3
Illustreren met videofilm. Tabel met raffinageproducten.
B
De basisbegrippen: viscositeit, soortgelijke massa, verbrandingswarmte, stookwaarde, zwavelgehalte, zuurdauwpunt, vlok-punt en soortelijke warmte, toelichten.
Catalogi en handelsdocumentatie laten gebruiken.
De basisprincipes van de verbranding van gasolie omschrijven. De begrippen atoommassa, moleculemassa en kilomol toelichten.
U
De berekening van de hoeveelheid O2 en van het volume lucht nodig voor de volledige verbranding van 1 kg gasolie toelichten.
U
De invloed van de luchttoevoer op de vorming van het schadelijke CO2-gas in de rookgassen toelichten.
U
U
Nr. 3.14
3.15
LEERINHOUDEN Gasoliekachels
Hogedrukverstuivingsbranders
VERWERKING
K
Het werkingsprincipe van de vergassingsbrander, met gele en met blauwe vlam, verklaren.
B
De werking en de afstelling van de olieniveauregelaar verklaren.
B
De aansluiting op een gasolietank toelichten.
B
Het onderhoud van de gasoliekachel omschrijven.
B B
Rekening houdend met de arbeidsvelden de geschikte brander kiezen. OLIEBRANDERPOMP
B
Het werkingsprincipe van de gasoliepomp verklaren: - zonder elektromagneetventiel, - met in- en met opgebouwd elektromagneetventiel.
A
S
E
METH. WENKEN Illustreren met schema's en met technische documentatie van fabrikanten.
Nadruk leggen op het gebruik van technische documentatie van verschillende branderfabrikanten.
U
De functie van de oliebranderpomp toelichten. De verschillende pomptypes herkennen.
T
B B
Catalogi en documentatie nuttig gebruiken.
B B
Schema's en doorsnedetekeningen van fabrikanten gebruiken.
61
De voornaamste onderdelen kennen, herkennen en benoemen. Het werkingsprincipe uitleggen.
3.15.1
B
De begrippen draairichting, debiet, vermogen, druk en vacuüm omschrijven.
B
De aansluiting van een gasoliepomp volgens het eenpijp- en het tweepijpensysteem toelichten. De geschikte leidingdiameter, in functie van debiet en tankopstelling, bepalen.
B
Het onderhoud van de oliebranderpompen toelichten.
B
ELEKTROMAGNEETVENTIEL
Doel en werking omschrijven. Soorten magneetventielen herkennen.
3.15.3
VERSTUIVER
Bouw en werking omschrijven. De gegevens die op een verstuiver voorkomen toelichten.
B
B B
De gepaste verstuiver kiezen volgens brander- en keteltype (debiet, verstuivingshoek en -patroon). Het gebruik van omwisseltabellen toelichten.
MENGINRICHTING
Maak gebruik van rekenkaarten.
B Praktisch voorbeelden tonen.
B B
Tabellen en speciale linealen van fabrikanten gebruiken.
B
De invloed van de viscositeit en de druk op het debiet omschrijven.
U
De verschillende soorten verbrandingskoppen omschrijven.
B
De soorten vlammenhakers (stabilisators) kennen en herkennen.
B
Tekeningen en technische documentatie van fabrikanten gebruiken.
62
3.15.2
3.15.4
Technische documentatie en grafieken gebruiken ter illustratie.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
De opstelling van de vlammenhaker in de brandermond toelichten.
3.15.5
BRANDERVENTILATOR
B B
Rekening houdend met de arbeidsvelden de geschikte verbrandingskop met vlammenhaker kiezen. Het belang van een goede verbranding bespreken.
U
Bouw, functie en eigenschappen van de branderventilator omschrijven.
B
T
A
S
E
METH. WENKEN Didactische verbrandingskop gebruiken.
B
Het belang van het onderhoud toelichten.
B
Gevolgen van vuilafzetting toelichten. 63
ONTSTEKINGSTRANSFORMATOR EN -ELEKTRODEN
Het doel en de types omschrijven. Het belang van een goede afstelling van de ontstekingselektroden aantonen.
B
Technische documentatie raadplegen.
3.15.7
LUCHTKLEPPEN
De verschillende mogelijkheden hun belang bespreken.
B
Technische documentatie gebruiken.
3.15.8
OLIEVOORVERWARMING
Het doel, de voor- en de nadelen ervan toelichten.
3.15.9
FOTOWEERSTAND
Het doel en het werkingsprincipe van de fotoweerstand op het ontstekingsproces toelichten.
B
Het onderhoud en de controle op de werking bespreken.
B
3.15.6
B
en B
3.16
3.17
Aardgas
Vloeibare petroleumgassen
Het verschil tussen een klassieke hogedrukverstuivingsbrander en een blauwe vlambrander toelichten.
U
De principewerking beschrijven. De voor- en de nadelen bespreken.
U U
De vlambewaking bij dit type branders omschrijven.
U
De ontginning en het transport van gas omschrijven. De meest gebruikte soorten brandgassen opsommen en hun samenstelling omschrijven.
B
Het begrip referentiegas toelichten. De specifieke kenmerken van de verschillende soorten kennen: - verwarmingswarmte, stookwaarde, dichtheid en normale gebruiksdruk.
B B
Het toepassingsgebied, de eigen-schappen en de wettelijke voorschriften van vloeibare petroleumgassen omschrijven.
U
De bevoorrading, het gebruik en het plaatsen van de opslagrecipiënten omschrijven.
U
Het gebruik van vaste leidingen en van slangen toelichten.
U
Het beproeven van vaste gasinstallaties toelichten.
U
Principeschets gebruiken.
B
64
3.18
Gasoliebranders met blauwe vlam
Technische voorlichting. Butaan - propaan.
Nr.
LEERINHOUDEN
3.19
Gasbranders
3.19.1
ATMOSFERISCHE TOESTELLEN
VERWERKING
K
B
De voorschriften omtrent: - het plaatsen, het aansluiten en het in dienst stellen van toestellen, - de ventilatie der lokalen, - de afvoer van de verbrandingsprodukten, omschrijven.
U
Het werkingsprincipe van deze toestellen bespreken. Het doel en de werking van de verschillende branderonderdelen omschrijven.
B
De beveiligingssystemen, die bij deze toestellen worden toegepast, bespreken.
B
A
S
E
METH. WENKEN
Reclamefolders en technische documentatie van fabrikanten ter beschikking hebben. 65
De werking van: - individuele gaskachels, - wandgeiser, gasboiler, - gaswandketel (voor CV en voor sanitair warm-waterproductie), - staande ketels, bespreken.
B
T
B B B B
Het belang van de luchttoevoer- en van verluchtingsopeningen toelichten.
B
De functie van de valwindafleider en van de trekonderbreker bespreken.
B
3.19.2
3.20
GEBLAZEN GASBRANDER
Gasleiding voor binneninstallaties
Het werkingsprincipe van een geblazen gasbrander toelichten. De voor- en de nadelen bespreken.
U
De veiligheidsvoorschriften met betrekking tot deze gasbranders om-schrijven.
U
De geschikte brander met bijbehorende gasstraat, in de technische documentatie, kiezen.
U
De voorschriften van de plaatselijke gasmaatschappij toelichten.
B
U
3.22
Het rendement
Controle en rendementsmeting
B
Volgende begrippen omschrijven: - verbrandingsrendement (rookgasverliezen), - seizoensrendement. Betekenis en inhoud van het OPTIMAZ- en SGT-label omschrijven. De meettoestellen om rookgasmetingen uit te voeren omschrijven. Het gebruik van deze toestellen toelichten. De meetresultaten interpreteren. De verbetering van de verbranding toelichten. De controle van de goede werking en het onderhoud van de toestellen omschrijven.
B
Plaatselijke geldende voorschriften en normen naleven. De informatiegegevens ter beschikking stellen.
B B B B B U B
Toestellen: - Roetpomp - filterpapier. - CO2-meettoestel. - Deprimometer. - Rookgasthermometer. - CO-meettoestel. - O2-meettoestel.
66
Goedgekeurde toestellen en hulpstukken herkennen. 3.21
Handels- en technische documentatie gebruiken.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING Het gebruik van de elektronische rendementsmeettoestellen omschrijven. De minimum vereisten qua rendement omschrijven.
3.23
Rendementsberekening
REGELTECHNIEK
4.1
Inleiding
4.2
4.3
Thermostaten
Regelingen
B U
A
S
E
METH. WENKEN Zie het KB van 6 januari 1978.
B Verwijzen naar de praktijk.
B B B
Doel en nut van de regeltechniek omschrijven. Verklaren wat men verstaat onder temperatuurmeting.
B
De uitvoeringsvormen kennen en de plaatsing verantwoorden. Het werkingsprincipe van thermostaten bespreken. De indeling van de thermostaten volgens hun functie omschrijven.
B
Van de alles-of-niets-regeling: - het principe omschrijven, - toepassingsvoorbeelden geven, - de voor- en de nadelen opsommen.
T
Grafiek van SIEGERT gebruiken. Een onderhoudsattest ter hand stellen. Zie het KB van 6 januari 1978.
67
4
De factoren die het rendement beinvloeden toelichten. Het verbrandingsrendement bepalen door toepassing van de formule en met behulp van de rekenkaart. De gegevens vermeld op het onderhoudsattest toelichten.
K
B
B B
B B
B
Diverse thermostaten en catalogi gebruiken ter illustratie. Regel-, veiligheids-, minimum- en maximumthermostaat tonen.
Van de modulerende regeling: - de principewerking omschrijven, - toepassingsvoorbeelden geven, - de voor- en de nadelen bespreken. Het principe van een proportionele regeling toelichten. 4.4
Weersafhankelijke sturing brander en mengkraan
5
WARMTELEER
5.1
Warmte en thermisch comfort
van
U U
U
U B
Het principe en de werking van dergelijke regelingen toelichten.
B
De factoren die de behaaglijkheid benvloeden opsommen.
B
Het begrip thermisch comfort toelichten.
B
Technische documentatie van dergelijke systemen gebruiken ter illustratie.
68
Het begrip stooklijn omschrijven.
5.2
Soortelijke warmte
Het begrip soortelijke warmte definieren en toelichten.
B
5.3
Warmtehoeveelheid
De warmtehoeveelheid berekenen met de gegeven formule.
B
5.4
Warmtetransmissie
Het principe van de warmte-overdracht omschrijven. Het begrip warmtegeleidingscoëfficient 8 toelichten. Het begrip goede en slechte warmtegeleider toelichten en illustreren met praktische voorbeelden.
B B B
Toepassen op praktische voorbeelden.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING De begrippen transmissiecoëfficiënt: - voor binnenoppervlakken "i, - voor buitenoppervlakken "e, omschrijven.
5.6
Warmteverlies
Leidingberekening
T
A
S
E
METH. WENKEN
B B
Het temperatuurverloop door een wand toelichten.
U
Het begrip warmtetransmissiecoëfficiënt k en warmteweerstand R omschrijven en de formules gebruiken.
B
Tabellen gebruiken voor het opzoeken van de waarden van 8 en k.
B
Eenvoudige warmteverliesberekening uitvoeren volgens: - NBN 62-003. - DIN 4701.
B
Leerlingen de formule geven.
NBN-norm 62-002.
69
5.5
K
B U
Voorgedrukte bladen laten gebruiken.
De begrippen verwarmingsregime, weerstandsverliezen, gebruikelijke snelheid in de leidingen toelichten.
B
Tabellen ter hand stellen.
De invloed van )T op het debiet omschrijven.
B
De factoren die het weerstandsverlies beïnvloeden opsommen.
U
Eenvoudige leidingberekeningen voor een verwarmingsinstallatie uitvoeren.
U
Tabellen met R-weerstanden en plaatselijke weerstanden ter hand stellen.
70 COMPLEMENTAIR GEDEELTE
PV Praktijk/Stages Centrale verwarming/Sanitair
1ste en 2de leerjaar: 2/3/4 u./w.
Hiervoor vindt men voldoende leerinhouden en doelstellingen in het leerplan PV Praktijk/Stages van het fundamenteel gedeelte. Er zijn de uitbreidingsleereenheden (U) vooral in de delen Centrale verwarming en Dakbedekking die men kan verwerken, indien men opteert voor deze aanvulling. Eventueel kunnen ook bepaalde leereenheden uit de basisleerstof verder uitgediept en ingeoefend worden. ____________________________________
TV Centrale verwarming/Sanitair Werkmethode
1
1ste en 2de leerjaar: 1 u./w.
DOELSTELLINGEN
Werkvoorbereiding is niet alleen in de praktijk bijzonder belangrijk, maar het is onontbeerlijk voor een goede praktische vorming van de leerlingen. Toch wordt het meestal verwaarloosd en zelfs vergeten. Het is wenselijk dat deze lesuren worden toevertrouwd aan de leraar die ook de praktijk geeft. Bij de werkvoorbereiding is het vooral belangrijk de leerlingen te wijzen op een aantal vragen, als: -
Wat is de beste, de meest efficiënte manier van werken? Welke materialen en welke gereedschappen zijn er voorhanden? Hoe kunnen we deze gereedschappen efficiënt gebruiken?
De leerkracht kan zowel klassikaal als individueel, al naargelang de opdrachten van de leerlingen, wijzen op de vele manieren om bepaalde handelingen goed en vlug uit te voeren. Er kan tevens een antwoord worden gegeven op de vele vragen van de leerlingen en de leraar: -
Hoe komt het, dat iets bij mij niet lukt en bij mijn klasgenoot wel? Wat doe ik fout? Hoe komt het dat het ene materiaal beter is dan het andere? Hoeveel tijd gaat er verloren bij iemand die geen orde heeft? Wat zijn de gevolgen van een slechte werkmethode? ....
De leerkracht kan alvast zelf nog vele andere vragen toevoegen. 2
LEERINHOUDEN
Het is niet mogelijk de leerinhouden voor dit leervak uit te schrijven op een gelijkaardige manier als voor de andere technische vakken. Voor elke praktijkopdracht moet de leerling vooraf de werkmethode bepalen en de bewerkingsvolgorde opstellen. Dit noemt men de werkvoorbereiding.
71 In het 1ste leerjaar zal deze werkvoorbereiding meestal klassikaal worden besproken en opgesteld. Leraar en leerlingen zullen samen zoeken naar de beste en meest efficiënte werkmethode. In het 2de leerjaar zal men dan geleidelijk overstappen naar meer individueel onderricht, daar de praktijkoefeningen individueel kunnen verschillen en de leerling geleidelijk zelfstandiger moet leren werken. Uiteindelijk is het de bedoeling dat hij of zij voor elke opdracht de meest aangepaste werkmethode kan bepalen. In de geïntegreerde proef zal dit trouwens bijzonder belangrijk worden. De werkvoorbereiding is vooral afhankelijk van de opdrachten en kan dus verschillen van school tot school. Toch zijn er bij elke opdracht bepaalde elementen die steeds terugkomen. Wij hebben ze hier voorgesteld als een reeks vragen die logischerwijze moeten worden beantwoord. Het antwoord, op deze en nog andere vragen, wordt gegeven door de leerling met de hulp van de leraar. Voor elke opdracht die men moet uitvoeren zal men eerst de opgave grondig bestuderen. 2.1
De opgave (het plan) Een goed plan is van zeer groot belang, omdat het veel zaken op voorhand verduidelijkt. Een onvolledig plan is een bron van vele mislukkingen.
2.2
De werkanalyse Hier kunnen volgende vragen worden gesteld en beantwoord. - Wat moet gemaakt worden? - Waaruit moet het gemaakt worden (materiaal)? - Welke eisen zijn er gesteld aan de opdracht (nauwkeurigheid)? - Wanneer moet het af zijn (leveringstermijn)? - Wat is van groot belang in deze opdracht (de kern van de zaak)? - Wat is (voor de leerling) nieuw in deze opdracht (nieuwe leerstof)? - ....
2.3
De werkvolgorde Na de grondige studie van het plan kan men denken aan het opstellen van de werkvolgorde. Ook hier kan men talrijke vragen stellen. - Welke materialen heeft men nodig? - Zijn de materialen in voorraad? - Zo niet, wie zal er voor zorgen en hoelang zal het duren? - Wat zal men eerst doen en waarom? - Welk gereedschap zal men gebruiken en waarom? - Hoe zal men een controle inbouwen? - Wie zal de controle doen en wanneer? - ....
2.4
Oplevering van de opdracht Wordt de opdracht aanvaard zoals ze is? Zo niet, wat is de oorzaak? Waar ligt de fout?
2.5
Wat te doen met een herstelling, een panne? Bij een eventuele panne aan installaties op school, kan men één of twee leerlingen er naartoe sturen, om een goed gedetailleerde omschrijving van de panne op te stellen. Deze omschrijving vormt dan een nieuwe opgave. Men kan dan ook beginnen met de rechtstreekse voorbereiding van de herstelling.
72 Andere vragen bij de werkvoorbereiding Welke gereedschappen zijn er normaal: in de gereedschapskoffer aanwezig? nodig bij een bevestiging aan de muur? nodig voor het opsporen van een panne bij een verwarmingsketel? nodig voor het ontstoppen van een afvoerbuis? nodig om een lek in een zinken dakgoot te dichten? .... Men kan er zelf nog vele andere vragen aan toevoegen. Samen met de leerlingen wordt gezocht naar mogelijke antwoorden. De antwoorden op al deze vragen maken deel uit van de werkvoorbereiding. Daarna zal men waarschijnlijk met het gepaste materiaal en de nodige gereedschappen aan de opdracht kunnen beginnen. Gebruik van gepast gereedschap kan slechts het afwerken van de opdracht bespoedigen. Een goede werkvoorbereiding geeft een grote zekerheid op een goed uitgevoerde opdracht.
73 5
BIBLIOGRAFIE
5.1
Boeken
Integrale kwaliteitszorg in het Technisch Onderwijs. NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. Oliestook. CEDICOL vzw. - Dauwstraat 12 - 1070 Brussel. Thematische catalogus van de WTCB-publicaties. WTCB - Aarlenstraat 53, bus 10 - 1040 Brussel. Veiligheid & gezondheid bij de arbeid. Provinciaal Veiligheidsinstituut - Jezusstraat 28 - 2000 Antwerpen - D/1990/0180/1. Energiek beheer - Zuinig en veilig gasverbruik. (Basiscursus Meet-, regel- en beveiligingstechniek) Stichting opleidingen Installatietechniek - Ridder Snouckaertlaan 7 - Postbus 329 - 2270 AH Voorburg. Bedekkingen en onderhoud/metaal. Stichting opleidingen Installatietechniek - Ridder Snouckaertlaan 7 - Postbus 329 - 2270 AH Voorburg. Verwarming/toestelonderhoud Stichting opleidingen Installatietechniek - Ridder Snouckaertlaan 7 - Postbus 329 - 2270 AH Voorburg. BRIGAUX, Plomberie et équipements sanitaires. Eyrolles - Bd. Saint-Germain 61 - 75005 Paris. CHARLENT, H. , Traité de plomberie et d'installation sanitaire. Dunod Technique - Frankrijk - ISBN 2 7370 00135 8. COOL, Regeltechniek. Delta-Press - ISBN 90 6674 007 8. DIETZEL, F., Technische Warmteleer. De Vey Mestdagh BV - Markt 51 - 4331 LK Middelburg. GEIGER, Arbeidstechniken im Heizungsbau. (pg. 70) Hoffmann - Duitsland. GUILLOU, Plomberie. Eyrolles - Bd. Saint-Germain 61 - 75 005 Paris. GOORDEN, H. , VGOS Doe-boek. Licap - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. GUILLERMIC, A. , Le chauffage par les combustions liquides (T.3 - T.4). KIMMENAEDE, Warmteleer voor technici. Educaboek - ISBN 90 110 0821 9. RECKNAGEL, Taschenbuch für Heizung und Klimatetechnik. Oldenbourg - Berlin - Duitsland - ISBN 3 486 26212 2. RECKNAGEL, Manuel pratique du génie climatique. Pyc Edition - 254 rue de Vaugirard - 75740 Paris Cedex 15. RIETSCHEL, H. Heiz- und Klimatechnik. Sprenger Verlag - Berlin - ISBN 2 04 004217 2.
74 RIETSCHEL, H. Traité de Chauffage et de Climatisation (2 delen + tabellen). Dunod - Paris. VOLGER, K., Haustechnik. (pg. 81) BG Teubner Stuttgart - ISBN 3-519-45221-9. 5.2
Tijdschriften
WTCB-tijdschrift WTCB - Aarlenstraat 53, bus 10 - 1040 Brussel. Armte en klimaat UBIC - Brogniezstraat 41 - 1070 Brussel. De onderneming (Maandblad voor Sanitair, Verwarming en Klimaatregeling) Distrigraph bvba - Alexander Bertrandlaan 50 -1190 Brussel. Installateur Peka nv - J. en P. Carsoellaan 126B - 1180 Brussel. Info LBIS - Willemsstraat 14-16 bus 0207 - 1040 Brussel. 5.3
Normen
NBN C 03-617-1 Grafische symbolen voor schema's - Elektrotechniek (6de uitgave). NBN D 51-003
Installaties voor brandbaar gas lichter dan lucht, verdeeld door leidingen (2de uitg.).
NBN D 51-003 2 Addendum 2 aan NBN D 51-003 (1977) (omvat addendum 1). NBN D 51-003 3 Addendum 3 aan NBN D 51-003 (1977). NBN B 62-002
Berekeningen van de warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden en gebouwen (1ste uitgave).
NBN B 62-003
Berekeningen van de warmteverliezen van gebouwen (1ste uitgave).
NBN A 25-103
Stalen buizen voor courant gebruik - Schroefbare buizen (2de uitgave).
NBN E 04-001
Technische tekeningen - Aanzichten (3de uitgave).
NBN E 04-012
Technische tekeningen - Formaten (2de uitgave).
NBN E 04-013
Technische tekeningen - Schalen (2de uitgave).
5.4
Reglementen
AREI (Algemeen reglement voor elektrische installaties). Bedrijfsfederatie der voortbrengers en verdelers van elektriciteit in België. Tervurenlaan 34 bus 38 - 1040 Brussel - Tel.:(02)733 96 07. ARAB (Algemeen reglement voor arbeidsbeveiliging). Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid - Centrale bibliotheek. Belliardstraat 51 - 1040 Brussel - Tel. :(02)233 44 44. 5.5
Nuttige adressen
BEC (Belgisch Elektrotechnisch Comité) Ravensteingalerij 3 - 1000 Brussel - Tel.:(02)512 00 28.
75 BIN (Belgisch Instituut voor Normalisatie) Brabançonnelaan 29 - 1040 Brussel - Tel.:(02)734 92 05. CDA BENELUX (Copper Development Association) Paepsemlaan 22 - 1070 Brussel - Tel.:(02)520 22 33. FABRIMETAL Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel - Tel.:(02)511 23 70. FVB (Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid) Koningstraat 45 - 1000 Brussel - Tel.:(02)219 43 77. NVVA (Nationale Vereniging tot Voorkoming van Arbeidsongevallen) Gachardstraat 88 bus 4 - 1050 Brussel - Tel.:(02)230 62 82. WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) Aarlenstraat 53, bus 10 - 1040 Brussel - Tel.:(02)230 62 82. LBIS (Landsbond der patroonsverenigingen van installateurs van sanitaire inrichtingen en gasverwarming, lood- en zinkbewerkers en dakbedekkers-schaliedekkers van België). Willemstraat 14/16 bus 0207 - 1040 Brussel - Tel.:(02)230 65 65. UBIC (Koninklijke Unie der Belgische Installateurs in Centrale Verwarming, Verluchting en Pijpleidingen). Brogniezstraat 41 - 1070 Brussel - Tel.:(02)520 73 00.