BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ De nieuwe circulaire over de antimisbruikbepaling in de registratie- en successierechten p. 4/ Gedeeltelijke vrijstellingen ontslagvergoedingen p. 8/ Opheffing bankgeheim : nu ook verplichte kennisgeving bij vraag van buitenlandse fiscus
De nieuwe circulaire over de antimisbruikbepaling in de registratie- en successierechten
Circulaire van 19 juli 2012 Nieuwe antimisbruikbepaling ook toepasselijk inzake registratierechten en successierechten Verleden jaar werd de ongeveer twintig jaar oude algemene antimisbruikbepaling herschreven1. Een belangrijke wijziging was dat de antimisbruikbepaling voortaan ook zou worden toegepast in de registratierechten en successierechten. Om deze toepassing te verduidelijken bracht de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie enkele maanden na de wet een circulaire uit2.
1
Programmawet van 29 maart 2012 (BS 6 april 2012).
2
Circulaire nr. 8/2012 (versie 2) van 19 juli 2012.
1
Witte en zwarte lijst De circulaire stelde dat de vraag of er sprake is van fiscaal misbruik in principe geval per geval moet worden beoordeeld, rekening houdend met de concrete context en modaliteiten, maar bevatte niettemin twee (niet-limitatieve) lijsten van rechtshandelingen die normaal zeker niet en zeker wel als fiscaal misbruik te beschouwen zijn, in de praktijk de witte en de zwarte lijst genoemd.
Wat stond er op de witte en de zwarte lijst ? Op de witte lijst stonden de volgende verrichtingen : – schenking door middel van een handgift of een bankgift; – schenking bij een akte verleden voor een nietBelgische notaris; – gefaseerde schenking van onroerende goederen met tussenperiode van meer dan 3 jaar; – schenking onder last; – schenking onder ontbindende voorwaarde; – schenking door grootouders aan kind(eren) en kleinkind(eren); P a c i ol i N r . 366 B I B F - I P C F / 24 j u n i - 07 s u l i 201 3
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 30-35
Recent bracht de FOD Financiën een nieuwe circulaire uit over de toepassing van de antimisbruikbepaling inzake de registratie- en successierechten, die een circulaire van verleden jaar over hetzelfde onderwerp volledig vervangt. Wat is er gewijzigd ?
– schenking met voorbehoud van vruchtgebruik of ander levenslang recht; – schenking waarop een verlaagd registratierecht voor schenkingen toepasselijk is; – schenking die een in het Wetboek der Registratierechten voorziene vrijstelling geniet; – tontine- en aanwasclausules; – testament met maximale benutting van gunstregimes; – testament met zgn. ‘generation skipping’; – kinderloos vrijgezel testament; – duo-legaat, voor zover dit na verrekening van de last, resulteert in een substantiële nettobevoordeling van de vereniging. Op de zwarte lijst stonden de volgende verrichtingen : – de sterfhuisclausule; – de gesplitste aankoop (blote eigendom en vruchtgebruik) van goederen voorafgegaan door een al of niet geregistreerde schenking van de benodigde gelden door de verkrijger van het vruchtgebruik aan de verkrijger van de blote eigendom mits er éénheid van opzet aanwezig is; – de erfpachtconstructie, zijnde de gesplitste aankoop (‘tréfonds’ en erfpacht) van onroerend goed door gelieerde vennootschappen; – de inbreng door één echtgenoot van goederen in de huwelijksgemeenschap, gevolgd door een schenking door beide echtgenoten, mits er éénheid van opzet aanwezig is; – de uitbreng uit de huwelijksgemeenschap van roerende goederen, gevolgd door een wederzijdse schenking tussen echtgenoten, meestal onder de ontbindende voorwaarde voor de schenking gedaan aan de eerststervende echtgenoot; – het «ik opa» testament.
Verschillen met circulaire van 19 juli 2012 De nieuwe circulaire verschilt van die van vorig jaar op de volgende punten : – testamentaire bepalingen worden niet langer beschouwd als fiscaal misbruik, en de lijsten worden daaraan aangepast; – bij de zwarte lijst wordt iets meer uitleg gegeven; – de gesplitste aankoop wordt van de zwarte lijst geschrapt en de verzaking aan het vruchtgebruik van een onroerend goed gevolgd door een schenking wordt eraan toegevoegd.
Testamentaire bepalingen niet meer beschouwd als fiscaal misbruik De administratie is nu, anders dan een jaar geleden, van mening dat de antimisbruikbepaling niet kan worden toegepast op testamentaire bepalingen. Fiscaal misbruik heeft immers betrekking op door de belastingplichtige zelf gestelde rechtshandelingen4, maar in het kader van successierechten en testamenten is de belastingplichtige niet de persoon die het testament heeft gemaakt (de testator), maar wel de persoon die testamentair begunstigd wordt. Een gevolg van dit nieuwe standpunt is dat de administratie de gevallen op de witte en zwarte lijst die betrekking hadden op testamentaire bepalingen (de laatste vier gevallen van de witte lijst en het laatste geval van de zwarte lijst), geschrapt heeft. De schrapping van de witte lijst betekent dus voor alle duidelijkheid niet dat deze rechtshandelingen niet langer veilig zouden zijn voor de antimisbruikbepaling, integendeel, ze komen niet meer op de lijst voor omdat de antimisbruikbepaling er nooit op kan worden toegepast.
Circulaire van 10 april 2013
Uitleg bij de zwarte lijst
Vervangt circulaire van 19 juli 2012
De uitleg bij de zes gevallen op de zwarte lijst in de circulaire van 19 juli 2012 was vrij beperkt. In de nieuwe circulaire geeft de administratie wat meer commentaar. Hierbij wordt steeds hetzelfde stramien toegepast : eerst wordt uitgelegd waarom de verrichting fiscaal misbruik kan uitmaken, vervolgens wordt gezegd wat de belastingplichtige moet bewijzen om het fiscaal misbruik te weerleggen en
Onverwacht bracht de administratie dit voorjaar een nieuwe circulaire uit over de antimisbruikbepaling in de registratie- en successierechten, die de circulaire van 19 juli 2012 volledig vervangt3.
4 3
Circulaire nr. 5/2013 van 10 april 2013.
2
Zie artikel 18, § 2 W.Reg., waarnaar de antimisbruikbepaling van artikel 106 W.Succ. verwijst.
P a c i ol i N r . 366 B I B F - I P C F / 24 j u n i - 07 j u l i 2013
tot slot wordt aangegeven hoe de administratie de verrichting zal belasten indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert.
Wijzigingen zwarte lijst Zoals gezegd werd het «ik opa» testament geschrapt van de zwarte lijst, aangezien testamentaire bepalingen niet langer onder de antimisbruikbepaling vallen. Daarnaast komt ook de gesplitste aankoop door ouders en kinderen, met voorafgaande schenking door de ouders aan de kinderen, niet langer op de lijst voor. Er wordt wel een verrichting aan de lijst toegevoegd, nl. de verzaking aan vruchtgebruik op een onroerend goed, gevolgd door een schenking.
Een gewijzigd standpunt over de gesplitste aankoop De genoemde gesplitste aankoop werd weliswaar van de zwarte lijst geschrapt, maar deze schrapping bleek een vergiftigd geschenk. Een goeie week na de nieuwe circulaire, publiceerde de administratie immers een ‘beslissing’, waaruit bleek dat ze van plan blijft om zo’n gesplitste aankoop aan te pakken, zij het echter niet meer met de algemene antimisbruikbepaling, maar wel op basis van een gewijzigde interpretatie van artikel 9 W. Succ.5 Daarmee komt de administratie terug op een eerdere beslissing, waarin ze aanvaardde dat het vermoeden van artikel 9 W. Succ., dat de gesplitste aankoop een bedekte bevoordeling is van de kinderen, weerlegd wordt indien de ouders aan de kinderen een geldsom hebben geschonken waarmee de blote eigendom kon worden gekocht,en indien kan bewezen worden dat die schenking vooraf is gegaan aan de betaling van de prijs voor de blote eigen-
5
Beslissing van 19 april 2013, nr. R.J. S 9/06-07, bl. nr. EE/98.937.
3
dom6. De administratie is nu integendeel van mening dat de voorafgaande schenking het wettelijke vermoeden van bedekte bevoordeling net bevestigt. Een schrale troost is dat het nieuwe standpunt pas zal worden toegepast op de rechtshandelingen gedaan vanaf 1 september 2013.
Word vervolgd ? De nieuwe beslissing inzake de gesplitste aankoop werd door zowat iedereen uit de praktijk fel bekritiseerd. Misschien is het verhaal echter nog niet afgelopen. Geconfronteerd met parlementaire vragen over de kwestie heeft de minister van Financiën immers laten weten dat hij zijn «administratie zal verzoeken het geheel van de problematiek aan een bijkomend nieuw onderzoek te onderwerpen en om haar standpunt bij te stellen, mocht daar op basis van alle inmiddels bekende feitelijke en juridische gegevens die reeds een kleine honderd jaar teruggaan, aanleiding toe bestaan».7
Wat met de inkomstenbelastingen ? Verleden jaar werd aangekondigd dat ook over de toepassing van de antimisbruikbepaling in de inkomstenbelastingen, een circulaire zou worden uitgebracht. Ondertussen is die circulaire nog altijd niet verschenen, maar we hebben bij de fiscus geen bevestiging gekregen dat dit plan definitief is opgeborgen.
Felix VANDEN HEEDE Fiscaal jurist
6
Beslissing van 13 december 2007, nr. R.J. S 9/06-03, bl. nr. E.E./101.855.
7
Hand. Kamer Commissie voor Financiën en Begroting 2012-2013, 15 mei 2013, CRIV 53 COM 746, 20.
P a c i ol i N r . 366 B I B F - I P C F / 24 j u n i - 07 j u l i 2013
Gedeeltelijke vrijstelling ontslagvergoedingen Gedeeltelijke vrijstelling van opzeggingsvergoedingen en bezoldigingen voor tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende activiteit
I.
Inleiding
1. De wet van 19 juni 2011 tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (afgekort : WIB 1992) wat de werkbonus en de opzeggingsvergoeding betreft1, heeft een gedeeltelijke vrijstelling van opzeggingsvergoedingen en bezoldigingen voor tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende activiteit ingesteld. Die nieuwe regeling wordt toegelicht in een circulaire van 13 maart 20122. In dit artikel willen we de bedoelde vergoedingen en de toepassingsvoorwaarden voor het stelsel van gedeeltelijke vrijstelling nader toelichten.
II. Wettelijke grondslag 2. Overeenkomstig artikel 38, § 1, eerste lid, 27° WIB 1992 zijn de bezoldigingen die zijn verkregen uit hoofde van of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid tijdens de opzeggingstermijn en de vergoedingen die door de werkgever al of niet contractueel zijn betaald uit hoofde van of naar aanleiding van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst vrijgesteld ten belope van maximum : – 425,00 euro (te indexeren bedrag)3 voor de bezoldigingen en vergoedingen die worden verkregen vanaf 1 januari 2012, voor zover de opzeg door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2012 ter kennis is gebracht; – 850 euro (te indexeren bedrag) voor de bezoldigingen en vergoedingen die worden verkregen vanaf 1 januari 2014, voor zover de opzeg door de werkgever ten vroegste op 1 januari 2014 ter kennis is gebracht. 1
BS 28 juni 2011 – Erratum BS van 6 juli 2011.
2
Circulaire Ci.RH.242/614.625 (AAFisc Nr. 12/2012) van 13 maart 2012.
3
Het geïndexeerde bedrag is 620,00 euro voor aanslagjaar 2013 en 640,00 euro voor aanslagjaar 2014.
4
De voorwaarden en de begrenzingen van de nieuwe regeling worden vastgesteld in artikel 38, § 5 WIB 1992.
III. Bedoelde vergoedingen A.
Opzeggingsvergoedingen
3. Met opzeggingsvergoedingen worden bedoeld, de vergoedingen die door de werkgever al dan niet zijn betaald uit hoofde van of naar aanleiding van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst, ongeacht of het bedrag ervan wettelijk wordt bepaald dan wel volgens specifieke contractuele bedingen. Tot die opzeggingsvergoedingen behoren inzonderheid : 1° de eigenlijke ontslagvergoedingen die door de werkgever (of het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers) wettelijk, contractueel, goedgunstig, ingevolge een CAO (collectieve ontslagen) of ingevolge een rechterlijke beslissing in welke vorm of onder welke benaming ook worden toegekend ten gevolge van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst; 2° de achterstallen van opzeggingsvergoedingen; 3° de inschakelingsvergoedingen bedoeld in de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.
B. Bezoldigingen voor «gepresteerde opzeggingstermijn» 4. Dit zijn de bezoldigingen die zijn verkregen uit hoofde van of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid tijdens de opzeggingstermijn.
P a c i ol i N r . 366 B I B F - I P C F / 24 j u n i - 07 j u l i 2013
Er moet een rechtstreekse band bestaan tussen de in aanmerking te nemen bezoldigingen en de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepswerkzaamheid die zij vergoeden. Het is daartoe niet vereist dat die bezoldigingen zelf tijdens de opzeggingstermijn worden betaald. Evenmin volstaat het dat een bezoldiging wordt betaald tijdens de opzeggingstermijn om in aanmerking te kunnen worden genomen voor een eventuele vrijstelling. 5. Enkel de volgende looncomponenten komen voor de vrijstelling in aanmerking : – gewone bezoldigingen voor de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit; – het gewaarborgd maandloon voor bedienden; – het gewaarborgd weekloon voor arbeiders; – het enkel vakantiegeld voor bedienden dat betrekking heeft op de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit; – de voordelen in natura (behalve deze die niet begrepen zijn in de bedragen vermeld in de code 250 of 400 van fiche 281.10) die betrekking hebben op de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit; – achterstallen van bezoldigingen die betrekking hebben op de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit. De loonfiches 281.10 en 281.20 zullen verschillende rubrieken bevatten, zodat de bezoldiging gemakkelijk over de verschillende looncomponenten kan worden uitgesplitst. De andere looncomponenten die niet geacht worden de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit te bezoldigen, komen niet in aanmerking voor de vrijstelling. Uitgesloten zijn onder meer : – niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen4; – achterstallen van bezoldigingen die geen betrekking hebben op de tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende beroepsactiviteit; – vergoedingen voor weerverlet, de eindejaarspremie, het dubbel vakantiegeld.
4
Deze genieten een specifieke vrijstelling op grond van artikel 38, § 1, 24° WIB 1992.
5
IV. Toepassingsvoorwaarden voor de vrijstelling (artikel 38, § 5 WIB 1992) 6. De gedeeltelijke vrijstelling is onderworpen aan de volgende voorwaarden die samen moeten vervuld zijn : 1° Voorwaarde betreffende de aard van de arbeidsrelatie : het moet gaan om een overeenkomst van onbepaalde duur. 2° Voorwaarde betreffende de opzegger van de arbeidsovereenkomst : de arbeidsovereenkomst moet door de werkgever worden beëindigd. 3° Voorwaarde betreffende de aard van de opzeg van de overeenkomst : de overeenkomst mag niet worden beëindigd tijdens de proefperiode, met het oog op brugpensioen of pensionering of wegens een dringende reden.
V. Gedeeltelijke vrijstelling (artikel 38, § 5 WIB 1992) 7. De vrijstellingsregeling is onderworpen aan een dubbele beperking : 1. Begrenzing per opzeg (artikel 38, § 5, tweede lid WIB 1992) Het maximumbedrag van de vrijstelling per opzeg wordt bepaald volgens de datum van betekening van de opzeg, ongeacht de datum van werkelijke betaling of toekenning. Er wordt rekening gehouden met de indexeringscoëfficiënt die van toepassing is voor het belastbaar tijdperk waarin de opzeg ter kennis is gebracht. Voor een afdanking, waarvoor de opzeg ter kennis werd gebracht in april 2012, bedraagt het maximumbedrag van de vergoeding dat wordt vrijgesteld 620,00 euro. Die datum moet op de individuele fiches 281.10 en 281.20 worden vermeld. Quid wanneer de beoogde bezoldigingen of vergoedingen worden betaald of toegekend over méér dan één belastbaar tijdperk ? De vrijstelling voor deze afdanking zal slechts voor maximum 425 (of 850) euro (te indexeren bedragen) worden verleend. Maar wanneer in het eerste belastbaar tijdperk minder dan het maximumbe-
P a c i ol i N r . 366 B I B F - I P C F / 24 j u n i - 07 j u l i 2013
drag werd betaald of toegekend, kan in het daaropvolgende belastbaar tijdperk nog een vrijstelling worden verleend, zij het slechts voor het nog niet aangewend saldo van het voormelde maximumbedrag van 425 (of 850) euro.
gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad.
VIII. En voor bedrijfsleiders ? 2. Begrenzing per belastbaar tijdperk (artikel 38, § 5, derde lid WIB 1992) Het totaal van de principiële vrijstellingen voor de in dit belastbaar tijdperk betaalde of toegekende opzeggingsvergoedingen en bezoldigingen voor gepresteerde opzeggingstermijn, mag ook niet meer bedragen dan het aan dat belastbaar tijdperk zelf verbonden maximumbedrag dat van toepassing is op de opzeg die in dat tijdperk ter kennis werden gebracht. Deze situatie zal zich in principe enkel voordoen wanneer in een belastbaar tijdperk door meerdere werkgevers of schuldenaars opzeggingsvergoedingen of bezoldigingen «voor gepresteerde opzeggingstermijn» worden betaald of toegekend, verbonden aan opzeg die in datzelfde of in een vorig belastbaar tijdperk ter kennis werden gebracht.
IX. Voorbeeld6 10. De belastingplichtige heeft in 2012 volgende bedragen ontvangen : – 500 euro bezoldigingen voor «gepresteerde opzeggingstermijn» wegens een ontslag dat hem in 2012 door werkgever A werd betekend; – 1 200 euro opzeggingsvergoedingen, wegens een ontslag dat hem in 2012 door werkgever B werd betekend. De werkgevers A en B hebben geen weet van door een andere werkgever betaalde vergoedingen die principieel voor vrijstelling in aanmerking komen. De belastingplichtige ontvangt geen andere bezoldigingen «gedurende gepresteerde opzeggingstermijn» of opzeggingsvergoedingen in 2012.
VI. Aanrekeningsregel 8. Overeenkomstig artikel 38, § 5, vierde lid WIB 1992 wordt de vrijstelling, per belastbaar tijdperk, bij voorrang toegepast op de bezoldigingen die zijn verkregen uit hoofde van of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid tijdens de opzeggingstermijn (de bezoldigingen voor «gepresteerde opzeggingstermijn»), en vervolgens op de opzeggingsvergoedingen.
VII. Aanslagvoet 9. De drempel van 615 euro, vastgesteld bij artikel 171, 5°, a) WIB 1992, is niet meer van toepassing5. Vanaf aanslagjaar 2013 zijn de bezoldigingen voor «gepresteerde opzeggingstermijn» en de opzeggingsvergoedingen afzonderlijk belastbaar aan de 5
9. De nieuwe regeling geldt voor de bedrijfsleiders die met een arbeidsovereenkomst als werknemer tewerkgesteld zijn.
Cf. Artikel 3 van de wet van 19 juni 2011 tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wat de werkbonus en de opzeggingsvergoeding betreft (BS 28 juni 2011 – Erratum BS van 6 juli 2011).
6
Geen betalingen met betrekking tot de opzeg «A» of «B» doen zich nog voor in het belastbaar tijdperk 2013 of later.
Voor de vrijstelling in de personenbelasting in aanmerking te nemen bedrag (belastbaar tijdperk 2012) 1. Eerste begrenzing (begrenzing per opzeg) – Maximumbedrag verbonden aan opzeggingen die gedurende het belastbaar tijdperk 2012 ter kennis werden gebracht : 620,00 euro – Door werkgever A in 2012 betaalde vergoedingen : 500,00 euro – Voor opzeg A reeds effectief toegekende vrijstelling met betrekking tot een vorig belastbaar tijdperk : niet van toepassing – Eventuele «overdracht» uit vorige belastbare tijdperken : niet van toepassing
6
Het betreft een voorbeeld afkomstig uit de circulaire nr. 12/2012 (nr. 44).
P a c i ol i N r . 366 B I B F - I P C F / 24 j u n i - 07 j u l i 2013
– In principe vrij te stellen bedrag (vrijstelling in de personenbelasting) : 500,00 euro – Bedrag met betrekking tot opzeg A, waarop geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd is : 500,00 euro – Door werkgever B in 2012 betaalde vergoedingen : 1 200,00 euro – Voor opzeg B reeds effectief toegekende vrijstelling met betrekking tot een vorig belastbaar tijdperk : niet van toepassing – Eventuele «overdracht» uit vorige belastbare tijdperken : niet van toepassing - In principe vrij te stellen bedrag : 620,00 euro - Bedrag met betrekking tot opzeg B, waarop geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd is : 620,00 euro 2. Tweede begrenzing (begrenzing per belastbaar tijdperk) – Totaal van de voor vrijstelling in aanmerking te nemen vergoedingen, in voorkomend geval reeds begrensd per opzeg : 500,00 euro (opzeg A) + 620,00 euro (opzeg B) = 1 120 euro – Maximumbedrag verbonden aan opzeggingen die gedurende het belastbaar tijdperk 2012 ter kennis werden gebracht : 620,00 euro – Bedrag dat effectief moet worden vrijgesteld : 620,00 euro
Aanrekening Bij voorrang aan te rekenen op de vergoedingen «voor gepresteerde opzeg» (opzeg A) : 500,00 euro Saldo aan te rekenen op de opzeggingsvergoedingen (opzeg B) : 120,00 euro
Conclusie (belastbaar tijdperk 2012) Bezoldigingen toegekend voor gepresteerde opzeg (opzeg A) ten bedrage van 500 euro – In de personenbelasting vrijgesteld gedeelte : 500,00 euro – Belastbaar gedeelte : 0,00 euro De werkgever zal geen bedrijfsvoorheffing inhouden op het bedrag van 500,00 euro.
Bedrag waarop geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd is : 620,00 euro Aangezien werkgever B geen weet heeft van door een andere werkgever betaalde vergoedingen, zal hij op dit bedrag van 620 euro geen bedrijfsvoorheffing inhouden.
Opmerking Uit het bovenstaande volgt dat er geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd is op een totaal bedrag van 1 120,00 euro, terwijl er bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting (ten gevolge van de toepassing van de tweede begrenzing) slechts een bedrag van 620,00 euro definitief wordt vrijgesteld. In de veronderstelling dat voor de opzeg B in 2013 nog een bijkomend bedrag zou betaald worden, dan komt hiervan in beginsel 500 euro in aanmerking voor de vrijstelling in de personenbelasting : – 1 200,00 euro betaald in 2012; – 620,00 euro maximum vrijstelling per opzeg; – 120,00 euro effectief vrijgesteld bij de vestiging van de aanslag (belastbaar tijdperk 2012); – 500,00 euro over te dragen saldo van de vrijstelling. In dat geval is de werkgever B evenwel de bedrijfsvoorheffing verschuldigd over het volledige in 2013 betaalde bedrag aangezien de vrijstelling voor de opzeg «B» (op vlak van bedrijfsvoorheffing) door hem reeds volledig, in het belastbaar tijdperk 2012, werd toegekend en hij met deze reeds verleende vrijstelling moet rekening houden om de begrenzing «per opzeg» te respecteren.
VII. Conclusie 11. De sociale secretariaten en de diensten voor loonberekening worden nog maar eens met nieuwe berekeningen geconfronteerd die gecompliceerd kunnen zijn. Nauwkeurigheid is geboden !
Toegekende opzeggingsvergoedingen (opzeg B) ten bedrage van 1 200 euro – In de personenbelasting vrijgesteld gedeelte : 120,00 euro – Belastbaar gedeelte : 1 080,00 euro
7
Julie VAN THEMSCHE Advocaat aan de Balie van Luik Advocatenkantoor HERVE
P a c i ol i N r . 366 B I B F - I P C F / 24 j u n i - 07 j u l i 2013
Opheffing bankgeheim : nu ook verplichte kennisgeving bij vraag van buitenlandse fiscus Tot nog toe moest de fiscus geen kennisgeving aan de belastingplichtige sturen als het bankgeheim werd doorbroken naar aanleiding van een vraag van een buitenlandse fiscus. Het Grondwettelijk Hof heeft deze uitzonderingsmaatregel nu vernietigd.
punt. Dat aanspreekpunt zal een register bijhouden met alle rekeningen van het land, zodat de fiscus in één keer kan zien bij welke financiële instellingen iemand rekeningen heeft.
Kennisgeving nu ook bij vraag uit buitenland
Opheffing bankgeheim Sinds 1 juli 2011 kan de fiscus aan een bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling inlichtingen vragen over de rekeningen van een belastingplichtige zodra er aanwijzingen zijn van belastingontduiking of als hij van plan is om een indiciaire aanslag te vestigen. Er is wel toestemming nodig van een gewestelijk directeur van de belastingen. En de belastingplichtige moet eerst de kans gekregen hebben om te antwoorden op een ‘vraag om inlichtingen’ van de fiscus. Op het moment dat de fiscus gegevens opvraagt bij een bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling, moet hij de belastingplichtige daarvan in kennis stellen. Hij moet daarbij ook «de aanwijzing of de aanwijzingen van belastingontduiking» meedelen die de vraag aan de financiële instelling rechtvaardigen. De fiscus is ook verplicht om een kennisgeving te sturen als hij van plan is om een indiciaire aanslag te vestigen. Deze kennisgeving moet de precieze elementen vermelden die aanleiding hebben gegeven tot dat voornemen (art. 333/1, § 1, 1ste lid WIB 1992). Er moet geen kennisgeving verstuurd worden als de rechten van de Schatkist in gevaar zijn (art. 333/1, § 1, 2de lid WIB 1992). De kennisgevingsplicht geldt ook niet als de fiscus inlichtingen vraagt aan het centraal aanspreek-
Tot nog toe moest de fiscus ook geen kennisgeving aan de belastingplichtige sturen als het bankgeheim werd doorbroken naar aanleiding van een vraag van een buitenlandse fiscus. In het 3de lid van artikel 333/1, § 1 WIB 1992 staat immers dat «het eerste lid (verplichte kennisgeving) evenmin van toepassing is op de vragen vanwege de in artikel 322, § 4 bedoelde buitenlandse administraties». Het Grondwettelijk Hof vernietigt nu deze uitzonderingsmaatregel. Het annulatieverzoek werd ingediend tegen artikel 9, 2° van de ‘wet van 7 november 2011 houdende fiscale en diverse bepalingen’, dat het derde lid van artikel 333/1, § 1 WIB 1992 heeft ingevoerd. Het Hof vernietigt nu artikel 9, 2° van de wet van 7 november 2011. Voor het overige blijft de kennisgeving voor de fiscus verplicht, inclusief de uitzondering wanneer de rechten van de schatkist in gevaar zijn.
Beperking vernietiging Het hof «handhaaft de gevolgen van de vernietigende bepaling ten aanzien van alle toepassingen die ervan zouden gemaakt zijn vóór de bekendmaking van dit arrest in het Belgisch Staatsblad».
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
P a c i ol i N r . 366 B I B F - I P C F / 24 j u n i - 07 j u l i 2013