Spreekbeurt informatiepakket
1
Zeehonden In Nederland leven zeehonden in de Noordzee en de Waddenzee. Als je met de boot naar een van de eilanden gaat, kan je ze op de zandbanken zien liggen. Op de zandbanken worden de jongen geboren, in de zomer de jongen van de Gewone Zeehond en in de winter de jongen van de Grijze Zeehond. Deze twee soorten komen allebei in Nederland voor. Een zeehond ziet er erg lief uit met zijn grote ogen en zachte vacht, maar pas op, zeehonden zijn de grootste roofdieren van Nederland en kunnen hard bijten. Voedselpiramide De afgelopen jaren ging het niet zo goed met de zeehonden in Nederland. Dit komt door de vervuiling, jaren lang hebben fabrieken giftige stoffen in de rivieren geloosd. Die rivieren komen uiteindelijk uit in de Waddenzee, waar de zeehonden leven. De gif uit de rivieren zakt in de bodem van de Waddenzee, waar het in het slik terecht komt. In de slikbodem van de Waddenzee leeft plankton, die deze stoffen binnenkrijgen. Garnalen eten het plankton, daardoor krijgen zij ook gif binnen. Vissen eten garnalen en zeehonden eten weer de vissen op. Dit noemen we een voedselketen. De zeehond staat aan het einde van de keten en krijgt daardoor veel gifstoffen binnen. Dit is slecht voor de gezondheid van de zeehond. Gelukkig gaat het de laatste jaren weer beter met de zeehonden en zijn de rivieren een stuk schoner geworden. Zieke zeehonden Veel jonge zeehonden krijgen te maken met een longworm infectie. Dit is een kinderziekte, alleen jonge zeehonden krijgen hiermee te maken. Door de vervuiling zijn ze soms niet sterk genoeg om zelf weer beter te worden. Gelukkig worden veel van deze zieke dieren opgevangen bij de zeehondencrèche. Eigenlijk is de crèche een soort ziekenhuis voor zieke en verzwakte zeehonden. Ook worden er zeehondenpups opgevangen, dit zijn babyzeehonden die hun moeder zijn kwijt geraakt. We noemen deze zeehondenbaby’s huilers. Ze maken een huilend geluid waarmee ze hun moeder roepen, ze hebben moedermelk nodig en kunnen nog niet voor zich zelf zorgen. Bij de Zeehondencrèche krijgen ze geen melk, maar vispap gevoerd. Als mensen langs de kust een zeehond vinden, kunnen ze bellen met de Zeehondencrèche. Een medewerker van de crèche komt dan bij de zeehond kijken. Als het dier hulp nodig heeft wordt het meegenomen naar de crèche om verder verzorgd te worden. Als ze weer gezond en sterk genoeg zijn, mogen ze weer terug naar zee.
2
Lichaam van de zeehond Het lichaam van de zeehond is aangepast aan het leven in en onder water. De vorm van zijn lichaam is gestroomlijnd, waardoor hij zich makkelijk en snel door het water kan bewegen. In het water is een zeehond sneller dan op het land, in het water haalt hij wel een snelheid van wel 35 kilometer per uur. Als er gevaar dreigt, zal een zeehond snel het water in vluchten, omdat hij daar veel sneller is. Zeehonden hebben twee voorflappen, dit zijn eigenlijk zijn handen en ze hebben twee achterflappen, hun voeten. Aan de vingers en tenen hebben ze lange nagels, ze kunnen hiermee hard krabben. Tussen de beide achterflappen zit een klein staartje. Zintuigen Tastzin; zeehonden hebben lange snorharen, daarmee voelen ze trillingen in het water. Door de waterbeweging voelen ze of er vis in de buurt is. De snorharen zijn erg gevoelig, hierdoor kunnen ze ook in troebel water goed jagen. Ook voor een blinde zeehond is het geen probleem om op vis te jagen, omdat hij zulke goede snorharen heeft. Met hun snorharen kunnen ze ook communiceren, praten met andere zeehonden. Een zeehond die zijn snorharen naar voren heeft staan vertelt de ander dat hij op moet passen en niet in de buurt moet komen. Reuk; Net als de meeste dieren kunnen zeehonden onder water niet ruiken. Boven water hebben ze een goed reukvermogen, een goede neus is belangrijk voor het contact met andere zeehonden. Zo herkent de moeder haar jong aan de geur. Na de geboorte besteedt de moeder veel tijd aan het besnuffelen van het snuitje van de pup. Zicht; Het gezichtsvermogen van de zeehond is goed ontwikkeld. Dat is belangrijk, omdat ze veel tijd onder water doorbrengen en daar is vaak maar weinig licht. Boven water ziet de zeehond slecht, eigenlijk zoals wij dingen onder water zien, een beetje wazig. Onder water ziet hij juist veel beter, daar zien wij mensen weer niet zo veel. Als een zeehond je aankijkt zie je twee heel grote ogen. Een zeehondenoog is ongeveer twee maal groter dan je eigen oog. We weten niet precies of zeehonden ook kleuren kunnen zien. Gehoor; De oren van een zeehond kan je bijna niet zien, Gewone en Grijze zeehonden hebben geen oorschelpen. In plaats daarvan hebben ze twee kleine gaatjes. Zeehonden kunnen erg goed horen, een zoogdier dat op het land leeft hoort bijna niets onder water, maar het gehoor van de zeehond is aangepast aan het leven onder water. Hierdoor hoort hij niet alleen heel goed in het water, maar hij kan ook de richting bepalen, waar het geluid vandaan komt.zomer. De pups hebben geen witte vacht en al na een paar uur kunnen ze met hun moeder mee zwemmen.
3 Zeehonden moeten net als alle andere zoogdieren regelmatig adem halen om zuurstof naar binnen te krijgen. De zeehond is helemaal aangepast aan het leven onder water. Zo hebben ze twee keer zo veel bloed in hun lichaam als wij en kunnen ze met het bloed meer zuurstof vervoeren. Onder water gaat de zeehond erg zuinig met het zuurstof om, alleen het hart, hersenen en de belangrijkste organen worden van zuurstof voorzien. De lichaamstemperatuur en de hartslag gaan naar beneden, op deze manier kan een volwassen, gezonde, zeehond wel een half uur onder water blijven.
Soorten De Pinnipedia, de vinpotige dieren, worden in drie families verdeeld: Phocidae: de robachtigen, ook wel oorloze of echte zeehonden genoemd. Otariidae: de oorrobachtigen, die ook wel zeeleeuwen genoemd worden. Odobenidae: de walrussen.
4
In Nederland komen alleen de Gewone en de Grijze Zeehond voor, deze horen beide tot de Phocidae familie. Gewone Zeehond (Phoca vitulina) Het lichaam van een Gewone Zeehond is dik en de kop is vrij smal, je kunt de kop van een Gewone Zeehond vergelijken met de vorm van een kattenkop. De neusgaten zijn smal en hebben een V-vorm. Het is lastig om het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes te zien. De kleur van de vacht is vaak grijs of bruin, de buik is altijd lichter van kleur. De rug is vaak gespikkeld, met grote en kleine vlekken. De pups van de Gewone Zeehond worden geboren in de late lente en het begin van de zomer. De pups hebben geen witte vacht en al na een paar uur kunnen ze met hun moeder mee zwemmen. Grijze Zeehond (Halichoerus grypus) Grijze Zeehonden, ze worden ook wel Kegelrobben genoemd, zijn groter dan de Gewone Zeehonden. In Nederland komen Grijze Zeehonden vooral voor in de gebieden rond Vlieland en Terschelling en in Zeeland. Hier zijn namelijk zandbanken die permanent, dus ook met vloed, droogliggen. Deze zandbanken hebben de pups van de Grijze Zeehond de eerste paar weken na hun geboorte nodig. Grijze Zeehondenpups worden in de winter geboren, ze hebben dan een mooie witte dikke vacht. Door deze dikke vacht kunnen ze niet goed zwemmen en blijven ze de eerste vier weken na hun geboorte op de zandbanken liggen. De vacht heeft twee functies; het houdt het dier warm en het dient als schutkleur, in gebieden waar sneeuw ligt.
5
Dwaalgasten Dwaalgasten zijn zeehonden van een soort die niet in Nederland voorkomen, maar per ongeluk in onze zee zijn terecht gekomen. Het gaat om dieren, die vaak veel noordelijker thuishoren, maar door een verkeerde golfstroom opeens in de Nederlandse wateren zwemmen. Soms zijn deze dieren zo verzwakt en vermoeid dat ze in de crèche moeten worden opgevangen, waar ze weer op adem kunnen komen na hun lange reis. Als ze weer voldoende zijn hersteld en aangesterkt worden ze weer vrijgelaten. Vaak wordt dit gedaan vanaf een boot of een booreiland. Op deze manier kunnen ze met de stroom mee weer richting het noorden. Dat de dieren hun natuurlijke leefomgeving weer terugvinden bewijst de Klapmuts die een aantal jaar geleden in de crèche was opgevangen, na het vrijlaten is hij terug gezien op Groenland. Klapmuts (Cystophora cristata) Deze soort komt voor in het arctisch gebied, bijvoorbeeld rond Groenland. De pups worden in de lente geboren op een ijsschots, de zoogperiode is erg kort, maar vier dagen. De pups hebben een donker zilver blauwe rug en een crèmekleurige buik. De volwassen mannetjes zijn veel groter dan de vrouwtjes en hebben een opblaasbare slurf. Ook kunnen mannetjes hun linker neusgatvlies opblazen tot een grote rode ballon, hiermee maken ze veel indruk op de vrouwtjes. Ringelrob (Phoca hispida) Ringelrobben hebben, als je ze vergelijkt met de Gewone Zeehond, een dikker lichaam en een kortere nek, de snuit is vrij smal. De rug is donkergrijs met lichtgrijze en zelfs witte ringetjes. De pups worden geboren tijdens de lentemaanden in zelfgemaakte ijsholletjes. De pups hebben bij de geboorte een witte vacht. Zadelrob (Phoca groenlandica) Volwassen Zadelrobben zijn vrij klein, de kop is lang en breed met een spitse snuit. Ze zijn zilverwit van kleur. Op hun rug hebben ze een V- vormige vlek, die veel lijkt op een zadel, vandaar hun naam. De pups worden geboren rond februari/ maart op het ijs en hebben een mooie wollige witte vacht. Deze jonge dieren werden en worden vaak gedood vanwege deze mooie vacht. Tegenstanders smeerden vaak verf op de jonge dieren, waardoor de vacht onbruikbaar was geworden.
6
Vervuiling van de Waddenzee De Waddenzee is een uniek natuurgebied wat sinds 2009 op de Werelderfgoedlijst staat van Unesco. Op deze lijst staan alle bijzondere plekken in de natuur van over de hele wereld. Het Waddengebied loopt van Nederland, naar Duitsland en eindigt in Denemarken. Veel trekvogels overwinteren elk jaar in het Waddengebied en onze twee soorten zeehonden komen hier voor. Helaas is de Waddenzee een vervuild gebied. Dat komt omdat er jarenlang afvalstoffen uit de industriegebieden in Duitsland en Nederland, werden geloosd in de rivieren. Met het rivierwater stroomde dit vuil mee de Waddenzee in, waar het in de bodem terecht kwam. Gelukkig zijn er nu regels en mogen fabrieken niet meer zomaar alles in de rivieren lozen. Hierdoor is het rivierwater een stuk schoner geworden, maar in de slikbodem van de Waddenzee zitten nog veel afvalstoffen. In de zee zelf drijft veel afval, bijvoorbeeld vissersnetten en stukken touw. Zeehonden en andere dieren kunnen hierin verstrikt raken en daardoor zelfs verdrinken. Ook veroorzaakt het diepe snijwonden als een dier los probeert te komen. Vaak zijn dit jonge Grijze Zeehonden die dit overkomt, ze zijn speels en erg nieuwsgierig van aard. Niet alleen door de vervuiling komt de zeehond in de problemen, ook verstoring speelt een grote rol. Vliegtuigen die laag overvliegen, vooral straaljagers tijdens een militaire oefening en snel varende boten. In het zomerseizoen zijn er veel toeristen op het Wad te vinden. Mensen, soms met loslopende honden, die een zeehond met jong zien liggen en graag een foto willen maken. Om een mooie foto te maken komen de mensen steeds dichterbij, moeder en jong raken in paniek en vluchten elk een kant op, waardoor ze elkaar kwijt raken. Zonder hulp redden deze hulpeloze pups het vaak niet. Als ze niet voldoende kunnen drinken tijdens de zoogperiode, bouwen ze niet voldoende vetreserves op die ze later weer nodig hebben. Daarom is het erg belangrijk om altijd voldoende afstand te houden en niet te dicht bij te komen. Pups van de Grijze Zeehond komen nog wel eens in de problemen door slecht winterweer. Bij een harde storm en hoog water lopen de zandbanken waar ze op liggen onder water en komt de kleine pup in het water terecht. Hij kan wel een beetje zwemmen, maar door zijn dikke vacht houdt hij het niet lang vol. Als jij met je winterjas aan zou zwemmen kwam je ook niet erg ver, de jas wordt erg zwaar omdat hij zo veel water opzuigt. Dit zelfde geldt voor de vacht van de zeehondenpup.
7
Opvang Zoals je net gelezen hebt, komen zeehonden om verschillende redenen in de problemen, waardoor ze het zelf niet meer redden. Gelukkig kunnen ze dan opgevangen worden in de Zeehondencrèche. De opgevangen zeehonden kunnen we verdelen in drie groepen; De huilers, zeehondenbaby’s die hun moeder zijn kwijtgeraakt. Deze huilers zijn niet ziek, maar zijn nog te klein om zelf te kunnen overleven. De zieke zeehonden, doordat hun immuunsysteem niet goed meer werkt, kunnen zieke zeehonden niet altijd zelf meer goed beter worden. Ze zijn dan zo verzwakt dat ze het zonder hulp niet redden. De gewonde zeehonden, afval wat in zee gegooid wordt vormt een grote bedreiging voor de zeehond, hij kan hierin verstrikt raken en daardoor gewond raken. Ook door de scheepvaart raken zeehonden gewond, door een botsing met een boot kan een zeehond botbreuken en grote wonden oplopen. Als een zeehond gevonden wordt, wordt dat gemeld aan de Zeehondencrèche. Een medewerker van de crèche, dit kan ook een vrijwilliger ter plekke zijn, gaat kijken wat er met het dier aan de hand is. Als het nodig is wordt het dier opgehaald. De zeehond wordt dan in een mand vervoerd, als een zeehond een lange reis moet maken, bijvoorbeeld vanaf de eilanden, krijgt hij vaak alvast wat vocht toegediend. Zodra het dier in de crèche aankomt wordt hij door een dierenarts onderzocht. Deze luistert naar het hart en de longen, neemt de temperatuur en neemt wat bloed af. Als het dier gewond is worden zijn wonden verzorgd. Elk dier krijgt bij binnenkomst een tag, een plastic nummer tje in zijn achterflap, hieraan kan hij herkent worden. Ook krijgt hij nog een chip tussen zijn schouderbladen. Hier na kan hij naar een quarantaineruimte waar hij tot rust kan komen. Aan het begin krijgt de zeehond vispap gevoerd. De verzorger stopt dan een slang in zijn slokdarm tot aan de maag. Met behulp van een trechter wordt de pap naar binnen gegoten. Als het dier medicijnen nodig heeft wordt dan aan de vispap toegevoegd. Als het weer wat beter gaat met de zeehond, of als een jong dier iets ouder is geworden, krijgt het hele vis gevoerd. Aan het begin gebeurt dit nog onder dwang, later eet het dier de vis bij de verzorger uit de hand.
8 Na een periode van ongeveer drie weken kan het dier verhuisd worden naar de tweede fase. De tweede fase, een tussenfase, heeft nog kleine bassins, de dieren mogen dan al vaak de hele dag zwemmen. Om het zelfeten te oefenen worden er vissen in het bassin gegooid, maar als het nodig is kan de verzorger een dier apart zetten om bij te voeren. Ook kan er nog medicatie toegediend worden. Als een dier goed op gewicht is, de zeehonden worden een keer per week gewogen, hij eet zelf en heeft geen medicijnen meer nodig, dan is het tijd om naar de laatste fase te gaan. Dit zijn de grootste bassins, dieren kunnen de hele dag zwemmen of lekker op de kant liggen uitrusten. De verzorgers nemen nu zo veel mogelijk afstand van de dieren, ze komen alleen om schoon te maken en vis in het water te gooien. We willen namelijk niet dat de dieren te veel aan mensen gaan wennen, als ze weer terug moeten naar de natuur. Dan is de grote dag aangebroken, de zeehond is weer gezond en heeft voldoende gewicht om zelf te overleven, hij mag terug naar zee. Voor ze in de transportkisten gaan worden ze nog een laatste keer gewogen. Is een dier erg afgevallen dan is het beter dat het nog wat langer in de crèche blijft. De zeehonden worden in de kisten vervoerd naar de plek waar ze worden vrijgelaten. Vaak is dat in de buurt, soms gaan ze met de veerboot naar en van de eilanden. De zeehonden worden vrijgelaten met laag water, als het eb is, ze kunnen dan zelf kiezen waar en wanneer ze het water in willen. Vaak gaan er mensen mee die een zeehond hebben geadopteerd, zijn mogen dan hun ‘eigen’ zeehond vrijlaten. Alle dieren die in de crèche binnenkomen, en het redden, worden ook weer vrijgelaten, dus ook de blinde dieren. Zij kunnen zich uitstekend redden, dankzij hun snorharen. Regelmatig wordt een dier in goede conditie terug gezien met een tag van de Zeehondencrèche, het bewijs dat deze manier van opvang en weer vrijlaten goed werkt. Er worden soms dieren teruggezien bij de kusten van Denemarken of noord Frankrijk, de zeehonden trekken dus ook naar andere gebieden.