BLIJ MET EUROPA
Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt
COLOFON Tekst: Herman Bosman Illustraties: CMO en zijn licentiegevers, Europese Commissie, VN, Raad van Europa, Flickr.
De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen via
[email protected]. Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl
De Blij met Europa is een pakket uit een reeks van vijf pakketten over de Europese Unie die met financiële ondersteuning van het Europafonds van het Ministerie van Buitenlandse Zaken tot stand is gekomen. U kunt op de website http://www.cmo.nl terecht voor aanvullende informatie bij dit scriptiepakket. U vindt daar ondermeer voor gebruik in de klas: een onderzoeksopdracht gebaseerd op de inhoud van het scriptiepakket met een overzicht van de competenties die daarbij worden aangesproken. De gebruikersnaam is: blijmeteuropa Het wachtwoord is: project053 De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de commissie PIN.
© Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2009
II
INHOUD Inleiding
pag. 1
Een plek met gemakken Mobiel bellen Vrij reizen Studeren, wonen en werken in het buitenland Handel over de grens
pag. 2 pag. 2 pag. 4 pag. 6 pag. 8
Een plek waar geen oorlog is 1945: ‘Nooit meer oorlog’ Van EGKS tot Europese Unie Tóch weer oorlog in Europa
pag. 9 pag. 9 pag. 10 pag. 11
Een plek van democratie, vrijheid en gerechtigheid Het volk mag mee regeren ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ Overal democratie met grondwet en parlement Gelijke rechten voor iedereen Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Meten met twee maten, als het zo uitkomt
pag. 13 pag. 13 pag. 14 pag. 15 pag. 17 pag. 18 pag. 19
Een plek van welvaart en macht Overvloed, en eerlijk verdeeld Een gigantisch grote marktplaats Één munt voor steeds meer EU-landen De EU is (nog) geen staat
pag. 20 pag. 20 pag. 21 pag. 22 pag. 23
Frans Timmermans
pag. 24
Aantekeningen
pag. 25
Meer op internet
pag. 27
III
IV
INLEIDING Je bent niet alleen Nederlander, maar ook Europeaan of liever gezegd: inwoner van de Europese Unie. Moet je daar nou blij om zijn? Als je dat vraagt aan mensen om je heen, krijg je verschillende antwoorden. Sommige mensen zijn niet tevreden over de Europese Unie. Deze mensen hebben bijvoorbeeld kritiek op het bestuur van de Europese Unie. Er zouden veel te veel ambtenaren zijn die zich met van alles bemoeien en de EU zou te veel geld kosten. Ook vinden sommigen dat de EU geen of te langzaam besluiten neemt over belangrijke zaken als vervuiling van het milieu en een gezamenlijke aanpak van de kredietcrisis. Heeft het alleen maar nadelen dat Nederland in Europa ligt en lid is van de EU? Of heeft het ook zijn prettige kanten? Zeker wel. We laten in dit informatiepakket enkele van die prettige kanten zien. We vertellen ook waar we die prettige zaken aan te danken hebben. Ten eerste heeft de EU allerlei zaken geregeld waar je in je dagelijks leven voordeel van hebt. De EU heeft ervoor gezorgd dat je goedkoop mobiel kunt bellen. Dat je makkelijk naar een ander EU-land kunt reizen en zelfs makkelijk naar een ander EU-land kunt verhuizen. Ook kost het weinig moeite om zaken te doen met mensen in andere EU-landen (pag. 2). Verder hoef je niet bang te zijn dat er oorlog uitbreekt in de EU. De kans dat dit gebeurt, is te verwaarlozen (pag. 9). Ook mag je binnen de EU denken, zeggen en doen wat je wil. Je hebt dankzij de EU rechten die niemand van je mag afpakken. De landen van de EU hebben een democratisch gekozen bestuur (pag. 13). Ten slotte kunnen alle burgers in de EU in redelijke welvaart leven en speelt de EU een belangrijke rol in de economie van de hele wereld (pag. 20). We sluiten dit pakket af met een verhaal van Frans Timmermans, staatssecretaris van Europese Zaken. Die vertelt waarom hij blij is dat Nederland in Europa ligt en lid is van de Europese Unie (pag. 24).
1
EEN PLEK MET GEMAKKEN Dat het zo zijn voordelen heeft om in de Europese Unie te wonen, merk je aan allerlei zaken in je dagelijks leven. Soms weet je dat die gemakken aan de EU te danken zijn. Vaak vind je ze zo vanzelfsprekend dat je er niet bij stilstaat waar ze vandaan komen. We nemen enkele van die ‘gemakken’ onder de loep. Mobiel bellen Als je aan jongeren vraagt wat voor hen belangrijk is, staat mobiel bellen steevast in hun top vijf. Mobiel bellen wordt steeds belangrijker binnen de Europese Unie. In maart 2007 blijkt dat voor het eerst het aantal mobieltjes het aantal bewoners van de Europese Unie overtreft. Er zijn nu dus meer mobieltjes in gebruik dan er bewoners zijn in de Europese Unie. In maart 2007 waren er 478,4 miljoen mobieltjes in gebruik, wat neerkomt op 103 procent van het aantal inwoners op dat moment. Luxemburg heeft het meeste aantal mobieltjes (171 procent ten opzichte van het aantal inwoners; dat betekent dat zo’n beetje elke Luxemburger twee mobiele telefoons heeft), daarna volgt Italië met 134 procent, het brons is voor Litouwen, met 133 procent. Frankrijk scoort dan weer het slechtst met 82 procent, gevolg door Malta met 83 procent en Slowakije met 89 procent. Nederland zit in de middenmoot. Vooral onder jongeren zijn mobiele telefoontjes razend populair, nog meer dan onder volwassenen. Het zijn dan ook vooral de jongeren die profiteren van de regels die de Europese Unie voor mobiel bellen heeft opgesteld. Een belangrijke EU-maatregel is het verplicht verlagen van de beltarieven. Binnen eigen land kun je -door de scherpe concurrentie- meestal relatief goedkoop bellen. Maar bellen naar en vanuit het buitenland was een heel ander verhaal. In 2005 bedroeg de gemiddelde prijs van een mobiel telefoongesprek met iemand in het buitenland € 1,15 per minuut, een veelvoud van de werkelijke kosten. Het Europees Parlement vond dit te gek voor woorden. De europarlementariërs drongen er bij de Raad van Ministers op aan om de tarieven aan een maximum te verbinden. Zo gezegd, zo gedaan. Stapsgewijs wordt dit maximumplafond steeds verder verlaagd: 2
Bellen naar iemand in het buitenland* 2005: 2007: 2008: 2009: 2010:
Gebeld worden door iemand uit het buitenland*
115 ct per minuut (gemiddeld) 58 ct per minuut (maximum) 55 ct per minuut 26 ct per minuut 52 ct per minuut 48 ct per minuut 19 ct per minuut
SMS*
35 ct per minuut 15 ct per minuut 13 ct per minuut
* Alle bedragen zijn incl. BTW en afgerond naar hele centen.
In 2010 betaal je voor een mobiel telefoongesprek naar iemand in het buitenland bijna 60% minder en voor sms-en naar iemand in het buitenland bijna 63% minder! Bovendien wordt dan de ontvangst van een voicemail-bericht in het buitenland helemaal gratis.
Verzameling opladers in een dumpwinkel (midden)
Goed nieuws voor beller én milieu is de afspraak die de EU met de industrie heeft gemaakt over opladers. Er komt één oplader die op alle mobiele telefoons past. Nu kun je de oude oplader meestal weggooien als je een nieuw mobieltje koopt. Straks blijft de oplader die je al hebt geschikt voor je nieuwe telefoon. Voordeel is ook dat je een oplader van iemand anders kunt lenen als je de jouwe vergeten of kwijt bent. 3
Vrij reizen ‘Vroeger was alles beter.’ Hoe vaak hoor je dat ouderen niet zeggen. Maar als het gaat om reizen naar het buitenland hebben ze het mooi mis! De Europese Unie heeft ervoor gezorgd dat reizen tussen de EU-landen onderling veel makkelijker is geworden dan vroeger. En wel op twee manieren:
Stel: je gaat per auto of per trein Nederland uit naar het oosten. Eerst passeer je de grens met Duitsland, daarna die van Polen. Er is een kleine kans dat iemand je vraagt om je bagage te zien. Hij wil weten of de spullen bij je hebt die Duitsland of Polen niet in mogen, drugs bijvoorbeeld of een grote hoeveelheid sigaretten. Meestal merk je er niets van als je de grens met Duitsland en Polen passeert. Pas als je de grens met Oekraïne of Wit-Rusland bereikt, zal er altijd iemand om je paspoort vragen en meestal ook in je bagage kijken. Dat komt omdat Duitsland en Polen lid zijn van de Europese Unie en Oekraïne en Wit-Rusland niet. Alle EU-landen hebben met elkaar afgesproken dat je onbeperkt van het ene naar het andere EU-land mag reizen. Het feit dat je zonder controle door heel Europa kunt reizen, maakt het reizen plezieriger. Vroeger moest je bij elke grensovergang je paspoort laten zien en kon je bagage gecheckt worden. Voor sommige Oost-Europese landen had je zelfs een visum nodig, een document (waarvoor je apart moest betalen) waarmee je vooraf toestemming kreeg om een land binnen te gaan. Onderweg je plannen aanpassen omdat je gehoord had dat er in die ene stad in Oost-Europa een geweldig leuk festival zou komen, was er niet bij.
Vrij reizen
Vroegere grenscontrolebord aan de Duitse grens
Nu kun je vrij van het ene land in de EU naar het andere reizen. Als je onderweg je plannen wilt aanpassen, vormt dat geen enkel bezwaar. 4
Vijf gulden (€ 2,25). Dit was je per keer ongeveer kwijt voor het omwisselen.
Wie voor de komst van de euro een rondreis door Europa wilde maken, was een hoop geld kwijt aan wisselkosten. Dat kon oplopen tot tientallen guldens voor het omwisselen van munten en biljetten. Zo ging het vroeger: je gaat van Nederland naar België. In België kun je alleen met Belgische franken betalen. Je wisselt 100 gulden om in franken en moet daarvoor ƒ 4,50 betalen. Na enkele dagen trek je door naar Frankrijk. Daar hebben ze Franse franken. Je wisselt weer 100 gulden en moet weer ƒ 4,50 betalen. Van Frankrijk trek je naar Luxemburg. Daar kun je alleen met de Luxemburgse frank betalen. Ook hier wissel je 100 gulden en weer moet je ƒ 4,50 wisselkosten betalen. En dat gaat zo maar door. Je gaat van Luxemburg naar Duitsland (guldens omwisselen naar marken!); van Duitsland naar Oostenrijk (guldens omwisselen in schilling); van Oostenrijk naar Italië (guldens omwisselen in lires); van Italië naar Slovenië (guldens omwisselen in tolar) enz. enz.
Op het einde van de rondreis was je niet alleen tientallen guldens kwijt aan wisselkosten, maar bleef je ook nog eens zitten met een stapel losse muntjes uit allerlei landen waar je niets aan had.
Zo gaat het nu: je gaat van Nederland naar België. In België kun je met euro’s betalen. Dat is makkelijk, want die kun je zo uit Nederland meenemen. Je hoeft niet te wisselen en je bent geen wisselkosten kwijt. Na enkele dagen trek je door naar Frankrijk. Ook daar hebben ze de euro. Van Frankrijk trek je naar Luxemburg. Ook daar kun je met de euro betalen. Je gaat van Luxemburg naar Duitsland; van Duitsland naar Oostenrijk; van Oostenrijk naar Italië; van Italië naar Slovenië enz. enz. Nergens hoef je te wisselen en op het einde van je rondreis heb je geen zak vol met onbruikbare muntjes. 5
In theorie kun je een rondreis maken die je langs zestien Europese landen voert die de euro hebben: België, Cyprus , Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. Deze landen samen noemen we de eurozone. Maar je kunt je reis ook uitbreiden. De euro wordt niet alleen gebruikt in de landen van de euro-zone, maar ook in Monaco, San Marino en Vaticaanstad (die hun eigen euromunten hebben) en in Andorra, Kosovo en Montenegro. En wil je nog verder op reis zonder wisselkosten te hoeven maken? Dan kun je naar de Azoren, de Canarische Eilanden, Frans-Guyana, Guadeloupe, Madeira, Martinique, Mayotte, Réunion en Miquelon en Saint Pierre; dat zijn overzeese gebiedsdelen van EU -landen uit de eurozone. Ook in die exotische oorden kun je met de euro betalen.
Twee euro-muntstuk uit Vaticaanstad, San Marino en Monaco
Studeren, wonen en werken in het buitenland Er zijn speciale regelingen van de Europese Unie die studeren in het buitenland makkelijker maken. De EU heeft daar ook subsidie voor. Studenten van universiteiten kunnen een jaartje in een ander land EU-land studeren met financiële steun van het Erasmus-programma. In de afgelopen twintig jaar hebben inmiddels ruim anderhalf miljoen studenten dankzij een Erasmus-beurs in een ander EU-land gestudeerd. In de komende jaren moeten daar nog anderhalf miljoen studenten bijkomen. Het doel van de EU is dat in 2012 in totaal drie miljoen deelnemers gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om te studeren aan een buitenlandse hogeschool of universiteit. Individuele leerlingen en klassen van middelbare scholen kunnen bij elkaar op bezoek gaan via het uitwisselingsprogramma Pluvo. Dan kun je een tijdje kijken hoe het er op een buitenlandse school toegaat. Je moet dan wel tussen de 15 en 18 jaar zijn.
6
In het ene beroep is meer werk te vinden dan in het andere. In het ene beroep is de concurrentie moordend, in het andere heb je het werk voor het uitzoeken. Je vindt je weg wel of anders val je (voorlopig) terug op een uitkering van het UWV Werkloket. Maar het kan ook anders! Stel: je wilt loodgieter of kapper worden. Er is een groot tekort aan loodgieters en kappers in Noorwegen. Je vindt Noorwegen wel een mooi land en je besluit daar naartoe te verhuizen. Als inwoner van een EU-land mag je je vestigen in een ander EU-land en daar werk zoeken. Je hebt daar drie maanden voor, maar omdat je weet dat er een tekort is aan loodgieters en kappers is dat een fluitje van een cent. Maar misschien vind je Noorwegen wel te koud en Nederland te nat. Wat let je om naar het zonnige Spanje of Portugal te verhuizen en daar een baan als loodgieter of kapper te zoeken? Dan zou je een baan kunnen combineren met lekker in de zon liggen en mooi bruin worden. Voor de meeste landen van de Europese Unie heb je geen werkvergunning nodig. Heb je werk gevonden, dan krijg je altijd een verblijfsvergunning. Er zijn maar enkele uitzonderingen. Soms heb je een ‘bewijs van goed gedrag’ nodig. Dat kun je halen bij de politie van je woonplaats. Als je een crimineel verleden hebt, als kinderlokker te boek staat of als terrorist gezocht wordt, behoort een baan in het buitenland niet tot de mogelijkheden. Maar anders is de Europese Unie één grote arbeidsmarkt waar je en baan kunt proberen te vinden. Tegen de tijd dat je zo oud bent: succes ermee!
De vrijheid om in de hele EU te werken geldt ook voor deze Polen in een kas in Nederland
7
Handel over de grens Ga eens in een winkel of supermarkt na uit welke landen de artikelen komen. Je zult zien dat veel artikelen uit andere EUlanden komen; Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland, noem maar op. Dat komt omdat handel drijven binnen de EU bijna net zo makkelijk is als handel drijven binnen Nederland. Hoe kan dat? Om te beginnen kunnen bedrijven in elk EU-land geld overmaken naar een bankrekening in een ander EU-land. Je hoeft daar weinig of niets voor te betalen. Ook hoeven nergens in de EU invoerrechten worden betaald als artikelen van het ene naar het andere EU-land worden gebracht. Dat hebben de landen van de EU met elkaar geregeld. Dat maakt het voor bedrijven in een EU-land goedkoper om artikelen te kopen in een ander EU-land. Ten slotte kunnen bedrijven vaak in euro’s betalen als ze artikelen in een ander EUland kopen. Dan hoeven ze prijzen niet van de ene muntsoort naar de andere om te rekenen. Omrekenen is een heel gedoe en ook is geld wisselen niet gratis. Bovendien zijn wisselkoersen niet iedere dag hetzelfde. Dat maakt artikelen die je koopt de ene dag goedkoper, en de andere dag weer duurder. Stel: een autohandelaar koopt Amerikaanse auto’s voor bij elkaar 1 miljoen dollar. De dollar is op dat moment 75 eurocent waard. Hij verwacht dat hij voor de auto’s 750.000 euro moet betalen. Maar als de rekening komt, is de kans groot dat het te betalen bedrag hoger of lager uitvalt. Als de dollar dan bijvoorbeeld nog maar 70 eurocent waard is, heeft hij een meevaller van 50.000 euro. Is de dollar bijvoorbeeld 80 eurocent waard geworden, dan heeft hij een tegenvaller van 50.000 euro. Koopt de handelaar auto’s in bijvoorbeeld Duitsland, dan is het niet nodig om de prijs ervan om te rekenen naar een andere munt want hij kan in euro’s betalen. Hij weet altijd precies hoeveel hij voor de auto’s moet betalen als de rekening komt.
8
EEN PLEK WAAR GEEN OORLOG IS Tot 1945 had ieder land en iedere streek in Europa af en toe te maken met oorlog. Ná 1945 heeft een groot deel van Europa geen oorlog meer meegemaakt. Hoe dat kan, laten we je in dit hoofdstuk zien. Wel zijn er oorlogen aan de grenzen van de EU geweest 1945: ‘Nooit meer oorlog’ Eerst gaan oorlogen in Europa tussen twee landen of twee kleine groepen van landen. Meestal vechten legers tegen elkaar. Daar hebben de burgers niet veel last van. Toch vallen er doden onder burgers. Die worden door plunderende soldaten vermoord of sterven door honger omdat er een tekort aan voedsel ontstaat. Maar het aantal burgers dat omkomt, is kleiner dan het aantal soldaten. In 1914 breekt in Europa de Eerste Wereldoorlog uit. Deze oorlog is ongekend van omvang; liefst 34 landen doen eraan mee. Ook vallen er meer doden dan in elke oorlog tot dan toe, namelijk 18 miljoen. Ook deze oorlog maakt onder soldaten meer slachtoffers dan onder burgers, maar het aantal burgers dat omkomt is altijd nog één miljoen, meer dan in elke oorlog daarvoor. Op 26 april 1937, tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-’39), laten Duitse legerleiders gevechtvliegtuigen Guernica bombarderen, een stad in Spaans Baskenland. Daar komen 1500 mensen bij om. Het is voor het eerst dat militairen tijdens een oorlog bewust burgers als doelwit kiezen. In 1939 begint in Europa de Tweede Wereldoorlog. Deze oorlog is nóg omvangrijker dan de Eerste Wereldoorlog. 65 Landen doen hieraan mee. Tijdens deze oorlog kiezen legerleiders vaak bewust burgers als doelwit. Ook laat de Duitse regering zes miljoen joden en zes miljoen andere mensen oppakken en vermoorden (zie ook pag. 17). Tijdens de oorlog sterven rond 20 miljoen mensen aan honger of ziekten, meestal door een tekort aan voedsel en medicijnen. Van alle slachtoffers van deze oorlog is 65% burger.
Guernica na het bombardement
In 1945, aan het einde van deze oorlog, vindt iedereen dat de maat vol is. Oorlog moet voorgoed de wereld uit. Om hieraan te werken, richten de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en andere landen de Verenigde Naties op. Ook in Europa wil men proberen te voorkomen dat er ooit WO II: Joden in een concentratiekamp weer een oorlog uitbreekt. 9
Van EGKS tot Europese Unie Twee Franse politici, Jean Monnet en Robert Schuman, willen Europese landen met elkaar laten samenwerken die tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen elkaar hebben gevochten. De eerste stap is om hun staalindustrie en steenkoolwinning te laten beheren door één gemeenschappelijk bestuur. Zes landen vinden dat een goed idee: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. Ze richten in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal of EGKS op. In die tijd zijn steenkoolwinning en staalindustrie belangrijke pijlers voor de economie. Ook kunnen wapenfabrieken niet zonder steenkool en staal. Door deze pijlers van hun economie onder één bestuur te plaatsen, kunnen de landen elkaar helpen bij het herstellen van schade die tijdens de Tweede Wereldoorlog is ontstaan. Ook kunnen ze elkaar in de gaten houden als het gaat om het maken van wapens.
Monet en Schuman
De blauw-zwarte vlag met zes sterren van de EGKS wordt bij de komst van de EEG een blauwe vlag met 12 sterren; een voor elk land dat lid was. Toen het aantal landen groeide (naar 27 nu) is het aantal sterren niet meer uitgebreid.
De landen van de EGKS willen hun samenwerking al snel uitbreiden tot de hele economie. Met name willen ze hun onderlinge handel makkelijker maken. In die tijd moet je aan de grens heffingen betalen als je goederen in een ander land wilt inoveren. Ook mag je veel goederen maar beperkt in een ander land invoeren. Om die belemmeringen weg te halen, richten de landen van de EGKS in 1957 de Europese Economische Gemeenschap of EEG op. De EEG wordt in 1967 de Europese Gemeenschap of EG en in 1992 de Europese Unie (EU). Er komen telkens Europese landen bij. De landen van de EEG, de EG en later de EU werken steeds nauwer met elkaar samen. Ze ruimen alle belemmeringen voor hun onderlinge handel op. Ze voeren ook een gemeenschappelijke munt in, de euro. Ook gaan ze samenwerken op andere gebieden dan economie; bescherming van het milieu bijvoorbeeld. De dreiging van oorlog is met de komst van de Europese Unie grotendeels verdwenen. Als je met z’n allen samenwerkt en via handel aan elkaar verdient, is de behoefte om oorlog te voeren immers een stuk minder.
10
Tóch weer oorlog in Europa Zomer 1991. Oorlog is de wereld nog niet uit, maar in Europa is er sinds 1945 geen oorlog meer geweest, precies zoals men in Europa bij de oprichting van EGKS heeft gewild. De meeste Europeanen hebben nooit een oorlog meegemaakt want die zijn na 1945 geboren. Bijna iedereen in Europa denkt: “Oorlog voeren, dat hebben we nu wel afgeleerd”. Groot is de schok als er een oorlog begint in Kroatië, vlak buiten de EU, maar in Europa. Daar jagen soldaten talloze burgers op de vlucht of vermoorden ze. Enkele maanden later breekt er oorlog uit in Bosnië-Herzegovina. Ook daar verjagen soldaten mensen uit hun woongebied en vermoorden ze vele burgers. De oorlogen woeden drie jaar voort terwijl de EU nauwelijks meer kan doen dan toekijken. Het dieptepunt komt in juli 1995 als 8.000 mannen worden weggevoerd uit de Bosnische stad Srebrenica en worden vermoord. Het is de grootste massamoord in Europa sinds 1945. In 1999 woedt er een oorlog in Servië. Hoe is het zover gekomen?
Vrouwen en oude mannen vertrekken onder begeleiding van VN-militairen uit Srebrenica
Vrouwen rouwen bij de graven in Srebrenica
In 1991 zijn Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Macedonië, Montenegro, Servië en Slovenië deelrepublieken van Joegoslavië. De regering van dat land zit in Belgrado, de hoofdstad van Servië. De meeste inwoners van Servië zijn Serviërs, maar er wonen ook Serviërs in Bosnië-Herzegovina, Kroatië en Slovenië. In de Servische provincie Kosovo zijn negen van de tien bewoners Albanezen. Joegoslaven die buiten Servië wonen en geen Serviër zijn, willen dat hun deelrepubliek meer te vertellen krijgt in het bestuur van Joegoslavië. Steeds meer nietServiërs willen zelfs dat hun deelrepubliek een onafhankelijk land wordt. Albanezen in Kosovo willen meer zelfbestuur voor hun gebied. Daar wil president Slobodan Milošević van Joegoslavië niets van weten. Hij wil dat gebieden in Bosnië-Herzegovina, Kroatië en Slovenië waar Serviërs wonen deel uit gaan maken van Servië. Ook wil hij alle Albanezen uit Kosovo verjagen.
11
In juni 1991 roepen Kroatië en Slovenië hun onafhankelijkheid uit. Vervolgens komt Milošević de Serviërs in die landen te hulp. Eerst valt hij met zijn leger Slovenië binnen om het land in te lijven bij Servië. Na een week trekt hij zich weer terug. De Slovenen zijn veel te sterk voor de Serviërs. Daarna beginnen in Kroatië Serviërs en Kroaten tegen elkaar te vechten. Milošević stuurt troepen Kroatië in om de Serviërs te helpen. Begin 1992 roepen Macedonië en Bosnië-Herzegovina hun onafhankelijkheid uit. In Bosnië-Herzegovina beginnen de Serviërs, Bosniërs en Kroaten tegen elkaar te vechten. Milošević komt de Serviërs te hulp. In 1995 komt er een einde aan de gevechten in Kroatië en Bosnië-Herzegovina. Dan bestaat Joegoslavië alleen nog uit Servië en Montenegro. In 2006 wordt Montenegro zelfstandig. Dan houdt Joegoslavië op te bestaan. Vanaf 1989 voert Milošević in Kosovo een schrikbewind. In 1997 begint de Albanese verzetsgroep de UCK te vechten tegen de soldaten van Milošević. Hierop jagen Servische soldaten steeds meer Albanezen uit Kosovo weg, de grens met Albanië over. In maart en april 1999 voert de NAVO oorlog tegen Servië om Milošević te dwingen de Albanezen in Kosovo met rust te laten. Vervolgens besturen de Verenigde Naties Kosovo en bewaren soldaten van de NAVO daar de vrede. In 2008 wordt Kosovo een onafhankelijk land.
Russische tank in Tsjetsjenië
Ook in andere delen van Europa komen na de zomer van 1991 oorlogen voor, maar steeds buiten de EU. In augustus 2008 bijvoorbeeld is er oorlog tussen Rusland en Georgië. In Tsjetsjenië, een deelrepubliek in Rusland, wordt er tweemaal oorlog gevoerd, van 1994 tot 1996 en van 1999 tot 2004. Meer dan 60 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog is oorlog de wereld nog steeds niet uit. Ook in Europa is oorlog nog niet voor altijd uitgebannen. Maar zolang je in een EU-land woont, hoef je niet bang te zijn een oorlog mee te maken. 12
EEN PLEK VAN DEMOCRATIE, VRIJHEID EN GERECHTIGHEID In de Europese Unie mag iedereen meeregeren met de bestuurders van eigen land en van de EU als geheel. Je mag in de EU zeggen wat je wil zonder dat iemand je dat verhindert. Iedereen in de EU heeft dit recht en andere rechten. Zo zijn de afspraken in de EU. Hoe is dat allemaal tot stand gekomen? Is de EU een paradijs van democratie, vrijheid en gerechtigheid? Of valt er nog wat aan te verbeteren? Het volk mag meeregeren In de 6e, 5e en 4e eeuw voor Christus denken Griekse wijsgeren na over hoe een staat bestuurd dient te worden. Daarbij kunnen ze voorbeelden bestuderen uit eigen omgeving. Griekenland bestaat namelijk uit stadstaten; steden met een eigen bestuur. In sommige stadstaten maakt een vorst de dienst uit; in andere besturen burgers de stad en in weer andere stadstaten doen de burgers dat samen met een vorst. Dat is in die tijd niet ongewoon, want Grieken geloven dat alle mensen gelijke rechten hebben en dus mee mogen regeren met het bestuur van hun stad. Deze manier van besturen heet democratie. Dit woord betekent: regering door het volk. Het is afgeleid van demos (= volk) en kratos (= heerschappij). De Griekse stadsstaten die door burgers worden bestuurd, zijn de eerste democratieën in Europa.
Plato (427-347 v. Chr.) en Aristoteles (384-322 v. Chr.) menen dat het bestuur van een staat er vooral voor moet zorgen dat zijn burgers gelukkig zijn. Aristoteles vindt dat staten bestuurd moeten worden door een vorst en een volksvergadering. De volksvergadering moet erop toezien dat de vorst zijn werk goed doet. Van de oudheid tot in de 18e eeuw maken vorsten van Europese landen in hun land de dienst uit. Maar in Engeland moet de vorst vanaf 1215 zijn macht delen met een parlement van edelen. Dat parlement bestaat nog steeds en heet Hogerhuis. Enkele andere landen hebben in die tijd ook een parlement, waaronder Frankrijk. De koning van Engeland deelt de macht met het parlement van edelen
13
Plato en Aristoteles discussiëren
‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ Dit is de lijfspreuk van Frankrijk. Het is bedacht tijdens de Franse Revolutie in 1789. Over de slogans ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ is voor de revolutie al uitvoerig gepubliceerd door Franse wijsgeren.
Liberté (vrijheid), Egalité (gelijkheid) en Fraternité (broederschap)
Montesquieu
Rousseau
Montesquieu bijvoorbeeld (1689-1755) is niet te spreken over het bestuur van Frankrijk. De koning maakt de dienst uit. Er is een parlement, maar dat roept de koning nooit bijeen voor een vergadering. Voor Montesquieu is Engeland een voorbeeld van hoe het wél moet. Daar heeft het parlement grote bevoegdheden. Sinds 1640 moet iedere nieuwe koning daar het parlement erkennen voor hij aan de slag mag. In 1689 dwingt het Engelse parlement koning Willem een wet te tekenen die het parlement nog meer macht geeft. Zo mag de koning geen wetten meer invoeren zonder toestemming van het parlement en geen wetten van het parlement meer ongedaan maken. De Engelse wijsgeer John Locke (1632-1704) schrijft dat de vorst altijd gecontroleerd moet worden door een parlement met grote macht. Daarmee zit hij op één lijn met Aristoteles en Montesquieu. Locke vindt ook dat de regering van een land niet mag doen wat ze zelf wil, maar moet doen wat het volk wil. In die tijd is het normaal dat bestuurders wetten maken, wetten uitvoeren en recht spreken. Montesquieu vindt dat het parlement wetten moet maken, dus niet het staatshoofd. Het staatshoofd en zijn ministers moeten ze uitvoeren. Onafhankelijke rechters moeten dat controleren. Het staatshoofd, de ministers en het parlement zouden zich niet mogen bemoeien met de rechtspraak. Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) zegt dat de mens vrij geboren is, maar moet gehoorzamen aan het bestuur van zijn land. Het volk van het land heeft wel het recht om het bestuur af te zetten als dat bestuur het niet goed doet. Hij vindt ook dat alle mensen gelijk zijn. Zo heeft iedereen recht op een redelijke welvaart en moet armoede de wereld uit. Daar moet de staat voor zorgen, bijvoorbeeld door mensen niet méér belasting te laten betalen dan ze kunnen opbrengen. Als iedereen heeft wat hij nodig heeft en niemand arm is, kunnen de burgers vreedzaam en in broederschap leven. 14
Overal democratie met grondwet en parlement In 1776 roepen Engelse kolonies in Amerika de onafhankelijkheid uit en noemen ze zich de Verenigde Staten. Het nieuwe land krijgt een bestuur zoals Montesquieu dat heeft bedacht (= een land waar wetten maken, wetten uitvoeren en wetten controleren door verschillende instellingen gebeurt; dit noemen we ‘scheiding der machten’). In 1787 krijgt het land als eerste van de wereld een grondwet. Een grondwet is de belangrijkste wet van een land. Hierin staat hoe het land bestuurd moet worden en welke rechten en plichten alle burgers van het land hebben.. Enkele rechten in de Amerikaanse grondwet zijn vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en vrijheid om over politieke zaken te vergaderen.
Amerikaanse afgevaardigden nemen de grondwet aan (boven) Artikel 1 uit de Nederlandse grondwet (rechts)
Na de revolutie van 1789 krijgt ook Frankrijk een regering volgens het model van Montesquieu. Er komt ook een grondwet met rechten van alle burgers. Volgens de grondwet zijn alle mensen voor de wet gelijk, of ze nou van adel zijn of tot de burgerij horen. In de loop van de tijd vinden steeds meer mensen in andere Europese landen dat iedereen gelijke rechten heeft en recht op vrijheid. Ze willen in hun land ook een regering die is ingericht zoals Montesquieu dat wilde en ze willen een grondwet. Ook moeten alle burgers kunnen meeregeren met het bestuur van hun land. Maar er zijn zóveel burgers dat de regering niet iedereen persoonlijk om zijn mening kan vragen. Daarom moeten de burgers uit hun midden mensen kiezen die hen vertegenwoordigen. Die vormen samen het parlement. Dat parlement moet de regering vertellen wat het volk van haar wil. Ook moet het erop toezien dat de regering haar werk goed doet. Dit noemen we parlementaire democratie. Vanaf 1815 krijgen steeds meer landen in Europa een parlementaire democratie, een regering zoals Montesquieu heeft gewild én een grondwet. In de begintijd hebben in landen met een parlementaire democratie nog niet alle burgers kiesrecht. Eerst zijn dat alleen de rijke mannen (armen en vrouwen dus niet). Maar langzamerhand krijgt iedereen kiesrecht. Ook ontstaan er politieke partijen, waar mensen op stemmen (in plaats van op personen). Rond 1918 hebben alle volwassen burgers in landen met een parlementaire democratie kiesrecht. Sindsdien worden deze landen bestuurd zoals we nu gewend zijn. Alle EU-landen worden op deze manier bestuurd. 15
Het bestuur van de Europese Unie heeft het model van Montesquieu overgenomen: het maken van wetten, het uitvoeren van de wetten en de rechtspraak zijn in handen van verschillende instanties.
Het maken van wetten is de taak van het Europees Parlement. Ze maken wetten niet zelf, maar krijgen wetsvoorstellen van de Europese Commissie. Die voorstellen mogen ze afwijzen, wijzigen of helemaal aannemen. Het parlement krijgt daarbij hulp van de Raad van de Europese Unie. In deze raad zitten ministers van de EU-landen. Het parlement ziet ook toe op wat de Europese Commissie doet. Vindt het parlement dat de commissie haar werk niet goed doet, dan mag het parlement de commissie wegsturen. De leden van het parlement komen uit alle landen van de EU en worden om de vijf jaar gekozen. Alle burgers van de EU van 18 jaar en ouder mogen daarvoor stemmen. De laatste verkiezingen waren van 4-7 juni 2009 (in Nederland op 4 juni).
Uitvoeren van wetten doen de Europese Commissie, de Europese Raad en de Raad van Ministers. In de Europese Commissie zit van elk land één vertegenwoordiger. Er zijn 28 landen, dus zijn er ook 28 eurocommissarissen. Ze hebben net als ministers van een land ieder hun eigen portefeuille, Justitie bijvoorbeeld of Milieu. Tot juli 2013 telde de Europese Unie 27 landen en dus 27 eurocommissarissen. Vanaf 1 juli van dat jaar telt de EU 28 landen en ook 28 eurocommissarissen. Een foto met de 28 eurocommissarissen is nog niet beschikbaar.
In de Europese Raad zit van ieder EU-land het staatshoofd of de regeringsleider. Ook de voorzitter van de Europese Commissie zit hierin. In de Raad van ministers zitten de ministers van de EU-landen. Er is bijvoorbeeld een Raad van ministers voor milieu met alle milieuministers van de EU-landen.
De rechtspraak binnen de EU is in handen van het Hof van Justitie. Als bestuurders van de EU vinden dat bepaalde wetten niet deugen, kunnen ze bij dit hof terecht. Ook burgers van de EU kunnen met hun zaken naar dit hof stappen, maar dan alleen als ze eerst langs alle rechtbanken in hun eigen land langs zijn geweest. Bij het Hof van Justitie kom je als burger alleen als je in eigen land alle rechtszaken verloren hebt en in hoger beroep wilt bij de hoogste rechtbank van de EU. 16
Het Europees hof van Justitie
Gelijke rechten voor iedereen In 1625 schrijft de Nederlander Hugo de Groot (1583-1645) als eerste denker in Europa dat alle mensen gelijke rechten moeten hebben. Daarvóór en ook daarna is dat allerminst het geval. Twee voorbeelden:
Hugo de Groot
Oprichting van de Unie van Utrecht
1) Vanaf de oudheid bestaat er slavernij in Europa. Slaven zijn mensen die eigendom zijn van iemand anders. Iemand die slaven heeft, mag zelf weten of hij die goed of slecht behandelt. Slaven hebben niets te zeggen over hun eigen leven. Pas in de 19e eeuw wordt slavernij in Europa afgeschaft. 2) Eerst bestaat er geen vrijheid van godsdienst in Europa. Niemand mag een andere godsdienst hebben dan het bestuur van zijn land wil (meestal een vorst). In 1579 richten protestanten in Nederland de Unie van Utrecht op. Nederland wordt bestuurd door Filips II, de roomskatholieke koning van Spanje. De protestanten willen niet alleen onafhankelijk van Spanje worden, maar de vrijheid hebben om hun eigen godsdienst te hebben. De unie wordt het eerste land ter wereld waar mensen vrijheid van godsdienst hebben. Pas in 1776 wordt het idee van Hugo de Groot voor het eerst in praktijk gebracht. Niet in Europa en alleen voor mensen die geen slaaf zijn. Bij de oprichting van de VS krijgen alle burgers van dat land gelijke rechten. Frankrijk volgt in 1789 als eerste Europese land dit voorbeeld. In de 19e eeuw krijgen in steeds meer landen in Europa alle burgers gelijke rechten.
Amerikaanse rechten op t-shirt
Niet alleen hebben mensen in Europa tot voor kort geen gelijke rechten. Ook worden er mensen vervolgd en vermoord omdat ze het niet eens zijn met het bestuur van hun land of vanwege hun afkomst. Het dieptepunt wordt bereikt tussen 1933 en 1945. Dan is in Duitsland Hitler met zijn Nazi-partij aan de macht. Hij laat joden en andere mensen opsluiten en dwangarbeid verrichten in concentratiekampen, omdat hij vindt dat ze niet in Duitsland en Europa thuis horen. Tussen 1942 en 1945 laat hij talloze mensen vermoorden, vooral in concentratiekampen. Zo vinden zes miljoen joden de dood en nog eens zes miljoen zigeuners, gehandicapten, homoseksuelen, Jehova’s Getuigen en mensen die tegen het bewind van Hitler zijn. 17
Mensenrechten voor iedereen
In 1945 willen wereldleiders niet alleen oorlog de wereld uit helpen, ook willen ze voorkomen dat er ooit weer een dergelijke massamoord wordt gepleegd (zie ook pag. 8). Nooit meer mogen mensen worden achtergesteld, opgepakt, vervolgd en vermoord vanwege hun ras, afkomst en overtuiging. Iedere burger waar ook ter wereld moet daartegen beschermd worden. Daartoe moeten ze allemaal rechten krijgen. De VN stellen een lijst van rechten op, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) (universeel = voor alle burgers ter wereld). Op 10 december 1948 nemen de VN de UVRM aan. Tot dan toe staan rechten van burgers alleen in grondwetten en een grondwet is alleen in eigen land geldig.
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens De Verklaring is een plechtige belofte, geen wet. Als een burger merkt dat zijn rechten niet worden gerespecteerd, kan hij niet naar de rechter stappen en daarover klagen. Een land dat deze verklaring tekent, belooft zich daaraan te houden. Maar als het land dat niet doet, kan het niet worden gedwongen dat wel te doen. In Europa gaat men een stap verder. In 1949 richten de Europese landen de Raad van Europa op. Die wil vooral ijveren voor democratie en rechten van burgers in heel Europa. Ze zetten de rechten van burgers in Europa in een document, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM). In 1950 tekenen de lidstaten van de raad het verdrag. Net als andere verdragen heeft dit verdrag de kracht van wet. Een verdrag is een document met afspraken dat door één of meer landsregeringen worden getekend. Die regeringen moeten zich in het vervolg houden aan die afspraken. In 1959 richt de Raad van Europa een rechtbank op, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Als iemand in één van de lidstaten van de raad merkt dat zijn rechten worden geschonden, mag hij bij dit hof daarover klagen. Wel moet hij eerst met de klacht bij alle rechtbanken in zijn land langs zijn geweest. De Raad van Europa maakt géén deel uit van het bestuur van de EU, maar is wel belangrijk voor de EU. Een Europees land dat lid wil worden van de EU, moet zich houden aan de EVRM en aantonen dat de rechten van zijn burgers worden gerespecteerd. Met name mag het land niet de doodstraf uitvoeren. 18
In 2008 bestond de UVRM 60 jaar
Ondertekening van de EVRM 1950
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Meten met twee maten, als het zo uitkomt Maar landen van de EU houden zich soms niet aan het EVRM als het ze toevallig goed uitkomt. Een voorbeeld: Jaarlijks proberen vluchtelingen de EU binnen te komen. Ze zijn op de vlucht voor geweld en rampen in hun eigen land. Ze zoeken daarom een veilig heenkomen in een EU-land. Daar hebben ze volgens het EVRM recht op. Maar het land van bestemming wil eerst zeker weten of het wel terecht is dat ze het land in willen. Vindt het land dat niet, dan moeten ze weer weg. Sommige EU-landen willen veel vluchtelingen toelaten, andere zoals Nederland maar weinig. Die landen wijzen een verzoek van een vluchteling om te mogen blijven vaak af, want ze vinden dat het hen slecht uitkomt als er veel vluchtelingen binnenkomen.
Asielzoekers in Nederland
Soms sturen ze iemand onterecht weg. Saïd vlucht uit zijn thuisland Eritrea naar Nederland en vraagt of hij daar mag blijven. Hij is bang vervolgd te worden omdat hij uit het Eritrese leger is weggelopen. De Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (een bureau dat beslist of vluchtelingen Nederland in mogen of niet) gelooft zijn verhaal niet en zegt dat hij niet in Nederland mag blijven. Dan stapt hij naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In juli 2005 zegt het Hof dat zijn angst voor vervolging terecht is. Said mag in Nederland blijven. Openingsceremonie van de Spelen in Beijing (links) Chinese politieke gevangene (rechts)
Dat alle mensen rechten moeten hebben, daar is iedereen in de EU het over eens. Ook vindt iedereen dat ieder land zich moet houden aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Doet een land dat niet, dan hebben mensen in de EU daar kritiek op. Toch doen ze, als het hen goed uitkomt, zaken met landen waar rechten uit deze verklaring niet worden gerespecteerd. In China bijvoorbeeld mogen kranten en websites alleen zeggen wat de Chinese regering goed vindt. Mensen die openlijk laten merken dat ze het niet eens zijn met de regering worden opgepakt en in een gevangenis gezet. Dat is bekend in de EU en daar protesteren actievoerders ook tegen. In 2008 vinden de Olympische Spelen in Beijing plaats, de hoofdstad van China. Actievoerders in de EU roepen de regering en de sporters van hun land op de Spelen te boycotten. Dat gebeurt niet; alle EU-landen doen mee. Dat vinden de meeste mensen in de EU goed. Die vinden het belangrijker dat hun sporthelden presteren in Beijing dan dat er in China geen persvrijheid en vrijheid van meningsuiting bestaat. 19
EEN PLEK VAN WELVAART EN MACHT Het begon met zes landen in Europa die hun onderlinge handel makkelijker wilden maken. Nu is de Europese Unie één groot gebied geworden met welvaart voor iedereen. De wereld kan er niet meer omheen. We gaan na hoe deze plek van welvaart en macht is ontstaan. Overvloed, en eerlijk verdeeld Het begint eigenlijk al ruim anderhalve eeuw voor de oprichting van de EU. Eind 19e eeuw komt in Engeland de industrie op. Daar verrijzen fabrieken met machines. Die maken grote aantallen kledingstukken, meubels en andere artikelen tegen lage kosten. Deze artikelen zijn goedkoop en voor veel mensen betaalbaar. In de loop van de 19e eeuw gebeurt hetzelfde in andere Europese landen. Tussen 1870 en 1900 doen nieuwe uitvindingen hun intrede: de Bessemer-peer waarmee staal in grote hoeveelheden kan worden gemaakt. Dat leidt tot de uitvinding van de explosiemotor en de elektromotor. Daardoor wordt het nog makkelijker om grote hoeveelheden artikelen te maken. Bovendien komen er nieuwe producten op de markt, elektrische apparaten en auto’s bijvoorbeeld. Ook stijgt de productie van de landbouw dankzij de uitvinding van kunstmest, bestrijdingsmiddelen en landbouwmachines. De welvaart neemt toe, maar niet voor iedereen. Fabrikanten kunnen makkelijk aan personeel komen. Er zijn zoveel mensen die werk zoeken, dat de fabrikanten kunnen kiezen. De fabrikanten hoeven geen hoge lonen te bieden aan wie bij hen wil werken. Zo houden ze de productiekosten van hun artikelen laag. Met hun loon kunnen arbeiders vaak niet rondkomen. En wie niet kan werken, heeft helemaal geen inkomsten. Veel mensen zijn en blijven arm. Arbeiders richten vakbonden en politieke partijen op. Die eisen voldoende loon voor iedereen om van rond te kunnen komen. Ook willen ze inkomsten hebben als ze níet kunnen werken, omdat ze ziek zijn, geen baan hebben of een handicap hebben gekregen. In Engeland, Duitsland en andere Europese landen zet de regering sociale verzekeringen op om de arbeiders te helpen. Dat werkt zo: Je betaalt een premie en als je niet kunt werken, geeft de overheid je geld tot je wel weer kunt werken. 20
De Bessemeer-peer
Industriële Revolutie
Ook komen er verzekeringen tegen kosten van dokter, medicijnen, ziekenhuis e.d. Ten slotte krijgen arbeiders de kans te sparen voor hun oude dag bij een pensioenfonds. Als ze gestopt zijn met werken, geeft dat pensioenfonds hen een uitkering. Nu heeft ieder EU-land sociale verzekeringen, verzekeringen tegen kosten van geneeskundige hulp en pensioenfondsen. Wie niet (meer) werkt, hoeft dus niet zonder inkomsten te zitten. In 1947 komen de VS Europa te hulp met het Marshallplan. Landen die hieraan mee willen doen, krijgen van de VS grote sommen geld voor de wederopbouw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is in Europa enorme schade aangericht. Ook is de armoede er wijdverbreid en zijn veel mensen ziek omdat ze te weinig voedsel en geneesmiddelen hebben. De hulp biedt de landen de mogelijkheid om de schade te herstellen en hun economie op poten zetten. Dat doen ze, en met succes. Ze moeten daarbij met elkaar samenwerken. Ook dat doen ze. Zo ontstaat de EU. Ten slotte moedigt het bestuur van de EU boeren in de lidstaten aan meer voedsel te maken. Zo wil het bestuur voorkomen dat er ooit weer een tekort aan voedsel ontstaat binnen de unie. Niet alleen is dat gelukt, ook voert de EU veel voedsel uit.
Uit een informatiebrochure van 1947
Een markt van 500 miljoen mensen
Een gigantisch grote marktplaats Vanaf 1958 wordt het binnen de EEG (de voorloper van de EU) steeds makkelijker om handel over de grens te drijven. Daardoor krijgen bedrijven meer concurrentie van bedrijven uit andere EU-landen. Om hun producten tóch goed te verkopen, moeten ze proberen die tegen steeds lagere kosten te maken. Daardoor hoef je er in de winkel steeds minder voor te betalen. Bovendien kun je in de winkel kiezen uit steeds meer artikelen uit andere EU-landen. Vanaf 1992 zijn er helemaal geen handelsbelemmeringen meer. Personen, artikelen en geld kunnen vrij van het ene naar het andere EU-land gaan. De EU is één marktplaats en lijkt op de economie van één reusachtig land. In 2009 wonen er ongeveer 500 miljoen mensen in de EU. Dat is meer dan bijvoorbeeld in de VS. Daar wonen ongeveer 300 miljoen mensen. 21
Hoe groot de EU als marktplaats is, kun je ook zien aan het Bruto Nationaal Product of BNP van alle EU-landen bij elkaar. Het BNP is de waarde van alle goederen en diensten die een land in een jaar maakt (of met andere woorden: alles wat in een land verdiend wordt). Het BNP van de EU is in 2007 16,8 biljoen dollar. Een biljoen is een 1 met twaalf nullen. Alleen de VS komen in de buurt met een BNP van 13,8 biljoen dollar. In China en India wonen ruim tweemaal zoveel mensen als in de EU. Daarmee zijn ze de twee landen met de meeste inwoners ter wereld. Toch is het BNP van deze landen kleiner dan dat van de EU. In 2007 is dat van China 3,2 biljoen dollar en dat van India 1 biljoen dollar. Één munt voor steeds meer EU-landen Nieuwjaarsdag 2009. Net als in Nederland is het in Slowakije een feestdag. Je zou verwachten dat de banken dicht zijn, net als op andere zon- en feestdagen. Toch zijn ze open. Mensen komen daar hun kronen (de munt van dat land) inwisselen voor euro’s. Uit flappentappers komen eurobiljetten, geen biljetten in kronen. In Slowakije kun je voortaan met euro’s betalen. Daarmee is het gebied waar je met euro’s kunt betalen een stuk groter geworden. Op 1 januari 2002 is de euro ingevoerd in elf landen waaronder Nederland. Daarna zijn er nog vier bijgekomen en Slowakije is het zestiende land met de euro geworden. In het gebied met de euro, de Eurozone, wonen begin 2009 329 miljoen mensen. Dat zijn er meer dan in de VS, waar je alleen in dollars kunt betalen. Alleen in China en India gebruiken meer mensen dezelfde munt als in de eurozone. In China wonen in 2008 1,3 miljard mensen. Die betalen alles in de Chinese munt de yuan. In India wonen in 2008 1,1 miljard mensen en die gebruiken allemaal de Indiase munt de roepie. Zo is de EU een plek geworden waar iedereen in redelijke of grote welvaart leeft. Er is verschil tussen arm en rijk, maar niemand hoeft rond te komen met minder dan één euro per dag. Ook kan iedereen in de EU voldoende eten om gezond te blijven. In veel landen buiten de EU is het wel anders. Daar leven wel degelijk mensen met minder dan één euro per dag en lijden mensen aan ondervoeding. 22
De premier van Slowakije trekt de eerste euro’s uit de muur op 1 januari 2009
Het Eurozone-teken voor de gebouwen van de EU
De EU is (nog) geen staat Tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw verwachten en hopen veel mensen in Europa dat Europese landen op den duur één staat zouden vormen. Niet alleen zouden ze samen één economie vormen. Ook zouden ze één staat vormen met een regering precies zoals andere staten die hebben. Die staat zou een grondwet hebben, een parlement, een ministerraad, een staatshoofd en ook een eigen leger. De landen die deel uitmaken van de staat zouden deelstaten zijn met een eigen bestuur. Inderdaad is wat nu de EU heet één grote economie geworden. Ook heeft de EU een bestuur dat sterk lijkt op dat van een staat met een grondwet en een democratisch bestuur (zie pagina 15). Maar alle lidstaten van de EU zijn zelfstandig. Die hebben nog steeds allemaal een eigen grondwet. Ook hebben ze allemaal een eigen leger. De meeste burgers van de EU willen het zo houden. Dat wil niet zeggen dat de landen van de EU altijd mogen doen wat ze willen. Integendeel. Ieder EU-land moet zich aan spelregels houden. Die staan in een huishoudelijk reglement, of deftig gezegd: Verdrag van de EU. De laatste versie van het reglement is in 2000 ingevoerd (het Verdrag van Nice). Hierin staat onder meer hoe de EU moet worden bestuurd. Er is een nieuw reglement in de maak dat Verdrag van Lissabon heet. Het is ondertekend, maar nog niet in werking getreden.
Ondertekening van het Verdrag van Lissabon
Ook hebben de landen van de EU en andere Europese landen die geen lid van zijn de EU andere afspraken met elkaar gemaakt. Een voorbeeld hiervan is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Die afspraken maken het dagelijks leven in de EU makkelijker. Voorbeelden daarvan kun je teruglezen in het eerste hoofdstuk. 23
FRANS TIMMERMANS Frans Timmermans is in 1961 in Maastricht geboren. Hij studeert Franse taal- en letterkunde en Europees recht. In 1998 wordt hij lid van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid. In 2007 wordt hij staatssecretaris (= onderminister) van Europese Zaken. Op 11 februari 2009 houdt Timmermans een debat met de Italiaanse schrijver Claudio Magris. Dat vindt plaats in de Senaatszaal van de Universiteit van Utrecht. Het onderwerp is ‘verhalen uit en over Europa’. Die verhalen moeten laten zien dat burgers in Europa dingen samen hebben beleefd. Ieder Europees land heeft zijn eigen nationale of vaderlandse geschiedenis en zijn eigen cultuur. Maar ze hebben ook samen dingen meegemaakt. Volgens Timmermans moet daar een verhaal over worden gemaakt dat iedereen, jong of oud, aanspreekt. In het debat vertelt Timmermans wat volgens hem de sterke punten van Europa zijn.
Staatssecretaris Timmermans (l) en de schrijver Magris (r)
Timmermans stelt: Europese landen hebben vaak bloedige oorlogen tegen elkaar gevoerd. Op gegeven moment hebben ze ervoor gekozen samen te werken en daardoor afhankelijk van elkaar te worden. Zo is voorkomen dat na de Tweede Wereldoorlog “we elkaar om de 30 jaar naar de strot vliegen” (zie ook pagina 8-11). Geen oorlog meer?!
Ook is Europa volgens Timmermans dankzij wetten en voorzieningen een plek geworden waarin mensen eerlijker met elkaar delen dan waar ook ter wereld. Het verschil tussen rijk en arm is in de EU niet zo groot. Niemand hoeft uit de boot te vallen en in de armoede terecht te komen als hij het niet meer kan bolwerken, bijvoorbeeld omdat hij zijn baan kwijtraakt (zie ook pagina 2023). Dat komt goed van pas omdat de economie van de EU –net als in de rest van de wereld- vanaf het najaar van 2008 hard achteruit gaat. Steeds meer mensen verliezen hun baan. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog, zegt Timmermans, gelooft bijna iedereen dat het alleen maar slechter zal gaan. Het wordt weer tijd om weer te leren geloven dat het uiteindelijk weer beter zal gaan en dat we in Europa daar zelf voor kunnen zorgen. Het verhaal van Europa moet iedereen duidelijk maken dat we dat kunnen en waarom we dat kunnen. 24
De EU brengt licht in de duisternis...
AANTEKENINGEN
25
26
MEER OP INTERNET Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer informatie die je kan helpen bij je werkstuk of spreekbeurt. Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je het beste je spreekbeurt kunt inkleden. Ook vind je daar een website met nuttige links die horen bij dit scriptiepakket. Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.
27
SCRIPTIESERVICE De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu en Mensenrechten. Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons. Op de website van het CMO staat een handleiding voor het maken van een scriptie/ werkstuk en bij dit pakket is er een website met aanvullende informatie, nuttige links en voor de leerkrachten een (groeps-)opdracht voor in de klas.
De versie op papier is te bestellen bij: Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl
Schoolmediatheken, (jeugd)bibliotheken en documentatiecentra kunnen een abonnement op de scriptieservice nemen en ontvangen dan per jaar vijf nieuwe titels.