Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt
III
COLOFON Tekst: Herman Bosman, Harry de Ridder, Bert-Jan Boer, Richard Nijenhuis Illustraties: CMO en zijn licentiegevers, FlickR, Lenntech, Respect Refugiados, Dubois, Anne Frank Stichting, Heritage of the Great War, Gemeentearchief Amsterdam, Verenigde Naties, Amnesty International, UNHCR, Europese Unie, COA, Unicef, Artsen zonder Grenzen, Stichitng Vluchteling, ZOA Vluchtelingenzorg.
De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen via
[email protected].
Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl
U kunt op de website http://www.cmo.nl terecht voor aanvullende informatie bij dit scriptiepakket. U vindt daar ondermeer voor gebruik in de klas: een onderzoeksopdracht gebaseerd op de inhoud van het scriptiepakket met een overzicht van de competenties die daarbij worden aangesproken. De gebruikersnaam is: vluchtelingen Het wachtwoord is: project006
De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de commissie PIN.
© Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2009
II IV
INHOUD Vluchtelingen veraf en dichtbij
pag. 1
Vluchtelingen in Nederland 1686: Marie-Madeleine Collot d'Escury 1914: Louis Vanpeborgh 1933: Barbara Ledermann 1953: Jan de Hartog 2050: Katrina van den Berg
pag. 2 pag. 2 pag. 3 pag. 4 pag. 5 pag. 6
Recht op asiel Een wereldwijd probleem
pag. 7 pag. 7
Waarom vluchten mensen Oorlog en geweld Vervolging Rampen Milieu Armoede Vooral in ontwikkelingslanden AMV's
pag. 8 pag. 8 pag. 9 pag. 10 pag. 10 pag. 10 pag. 11 pag. 12
Leven in een vluchtelingenkamp Opvang Onderwijs Medische zorg Werk Vrije tijd Terug naar huis
pag. 13 pag. 13 pag. 14 pag. 15 pag. 16 pag. 17 pag. 18
De Verenigde Naties Het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen
pag. 19 pag. 19
Vluchtelingenbeleid in Nederland Nederlanders van overal Wanneer is een vluchteling welkom? Hulp aan asielzoekers Nederlandse hulp aan vluchtelingen in andere landen
pag. 20 pag. 20 pag. 21 pag. 22 pag. 23
Aantekeningen
pag. 24
Meer op internet
pag. 26
V
VI
VLUCHTELINGEN VERAF EN DICHTBIJ Soms hoor of lees je over vluchtelingen in het buitenland en mensen die naar Nederland zijn gevlucht. Er wordt dan gezegd dat ze op de vlucht zijn voor een oorlog, een natuurramp of omdat ze bang zijn om opgepakt en in een gevangenis gestopt te worden. In Nederland worden er zo nu en dan felle debatten gevoerd over asielzoekers. Moet Nederland minder vluchtelingen uit het buitenland asiel geven of juist meer? Er vliegen termen over tafel als ‘uitgeprocedeerde asielzoekers’ en ‘korte asielprocedure’. Je hebt je misschien wel eens afgevraagd wat daarmee bedoeld wordt.
Het vluchtelingenprobleem is ingewikkeld. Er is bijna geen land ter wereld of het krijgt ermee te maken. Ook in Nederland zijn er mensen die van huis en haard zijn verdreven. Het is belangrijk om te weten waarom mensen op de vlucht slaan en waarom dit een probleem is dat de héle wereld aangaat. Hoe vergaat het mensen die onderdak krijgen in een vluchtelingenkamp? Wat voor hulp krijgen ze? Op welke wijze brengen ze daar de dag door? En wat zijn hun ervaringen met hun terugkeer naar het land of gebied van herkomst? De Verenigde Naties spelen een belangrijke rol bij het helpen van vluchtelingen wererldwijd. In Nederland zijn er speciale procedures voor mensen die als vluchteling binnenkomen. Nederland helpt op verschillende manieren vluchtelingen in het buitenland. En verder zie je wat een ‘asielzoekerscentrum’ is en wanneer we iemand een ‘uitgeprocedeerde asielzoeker’ noemen. 1
VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND We geven hier zes verhalen van mensen in Nederland die op de vlucht zijn of zijn geweest. Ze komen uit het buitenland of hebben (bijna) altijd in Nederland gewoond. Vijf verhalen zijn waar gebeurd, de zesde kan dat in de toekomst worden. 1686: Marie-Madeleine Collot d'Escury Ik ben 7 jaar en ik ben geboren in Frankrijk. Daar heeft mijn familie een landgoed dat La Touche heet. Het ligt in de streek Touraine in Midden-Frankrijk. Nu woon ik in Nijmegen. We zijn hugenoten. Hugenoten zijn een groep protestanten in Frankrijk. Eerst mocht iedereen in Frankrijk zijn eigen geloof hebben. Zij krijgen problemen als Lodewijk XIV koning van Frankrijk wordt. Hij is rooms-katholiek en hij wil dat iedereen in Frankrijk katholiek is. Protestanten moeten zich maar bekeren, vindt hij. Het wordt protestanten steeds moeilijker gemaakt. Eerst mochten protestanten geen baan bij het leger krijgen. Ook enkele andere beroepen mochten ze niet meer hebben. Alle protestantse scholen en kerken moesten dicht. Alle protestantse predikanten moesten Frankrijk verlaten.
Tijdens een bruiloft waarbij veel hugenoten bijeen waren, werden er velen van hen vermoord. Dit heet de Bartholomeüs-nacht. In heel Frankrijk zijn er toen 20.000 hugenoten vermoord.
Drie dagen later verlieten we ons landgoed. We waren met z'n zessen, vader, moeder, ikzelf en mijn broertjes Daniël, Henri en Simeon. We wilden naar een ander land vluchten. Ze zeiden dat het te gevaarlijk was geworden om te blijven. Hugenoten moeten in Frankrijk vrezen voor hun leven.
Eigenlijk mochten we Frankrijk niet uit. Dat had de koning verboden. Het moest dus stiekem gebeuren. We gingen niet samen weg. Vader ging eerst naar Tours. Wij namen een andere weg. Na vier dagen zagen we hem in Orléans terug. Daarna gingen moeder, mijn broertjes en ik naar Basel in Zwitserland. Vader ging naar Nederland. Hij wist dat hugenoten in Nederland welkom zijn. Een paar maanden geleden kreeg hij een baan bij het Nederlandse leger. Ook kreeg hij een huis in Nijmegen. Daarna haalde hij ons in Zwitserland op en bracht hij ons naar zijn huis in Nijmegen. De Collot d'Escury's zijn niet in Frankrijk teruggekeerd. Wel hebben ze van 1688 tot 1694 in Londen gewoond en daarna in Dublin. Hun landgoed is na hun vlucht in beslag genomen.
2
1914: Louis Vanpeborgh, een hele korte vlucht Ik kom uit België en in ben in Antwerpen opgegroeid. Ik mocht aan de Nederlandse omroep VPRO vertellen hoe ik op 7 oktober 1914 uit Antwerpen naar Nederland ben gevlucht. Zo is het gegaan. In augustus van 1914 was Duitsland België binnengevallen. Het was aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Ik was toen een jaar of vier. De Duitsers begonnen op 7 oktober op Antwerpen te schieten. Toen zei mijn vader dat het tijd werd om te vluchten. Dat deden we ook, samen met een andere familie met wie we goed bevriend waren. We waren met z'n negenen.
Op de vlucht naar Nederland
Met een handkar gingen we naar de Nederlandse grens. Ik zag veel mannen, vrouwen en kinderen in een grote stoet. Sommigen gingen te voet, anderen reden met paard en wagen. Een enkeling reed in een auto. Veel mensen huilden, struikelden en strompelden. Het was een buitengewoon treurig gezicht. Toen we Antwerpen achter ons hadden gelaten, keek ik om. Ik zag dat de rivier de Schelde in brand stond. Veel Antwerpenaren hadden petroleum en paraffine in de Schelde gegoten. Ze wilden niet dat de Duitsers die kwamen inpikken. Ik zal die rode gloed op de rivier nooit meer vergeten. Na een tocht die wel tien uur duurde, kwamen we bij een hoeve in Ossendrecht aan. Daar mochten we de nacht in het stro doorbrengen. De volgende ochtend zei de boer, van wie de hoeve was, dat de Duitsers niet langer meer op Antwerpen schoten. Het was dus veilig geworden om weer naar huis te gaan.
Opvang van Belgische vluchtelingen in een kamp in Nederland Het relaas van Vanpeborgh is te zien en te horen in het VPRO-programma Andere Tijden van 26 maart 2002. Je kunt de uitzending nog steeds afspelen op de website van Andere Tijden van de VPRO. (zie http://geschiedenis.vpro.nl/ programmas/2899536/).
3
Binnen twee dagen waren we weer terug. Toen bleek dat we er goed vanaf waren gekomen. Ons huis stond nog overeind. Geen van onze familieleden had ook maar een schrammetje opgelopen. Wel waren de Duitsers de baas in een groot deel van België geworden. Dat bleven ze tot het einde van de oorlog in 1918.
1933: Barbara Ledermann Ik ben 8 jaar oud. Ik ben met mijn zus Suzanne (5 jaar) en mijn ouders uit Berlijn naar Amsterdam gekomen. Mijn vader is advocaat. Voordat we moesten verhuizen, speelden Suzanne en ik vaak bij andere schoolkameraadjes thuis. Ook ging ik met mijn hele familie wel eens naar de dierentuin of een museum. Dat was altijd een hele belevenis. Toen werd Hitler de baas in Duitsland. Hij haatte joden, álle joden. Daarom wilde hij het leven van de joden in Duitsland onmogelijk maken. Dat is voor ons heel erg, want we zijn zelf ook joods.
Barbara op oudere leeftijd
Het duurde niet lang of mijn vader mocht niet meer voor niet-joodse klanten werken. Er kwam namelijk een wet die dat verbood. Daardoor raakte hij veel klanten kwijt en kon hij voor ons niet genoeg geld meer verdienen.
Winkels van joden werden in Duitsland aangevallen. Niet-joden mochten er niets meer kopen. In 1938 werden in één nacht 7500 winkels vernietigd. Vanwege het vele gebroken glas heet dit de Kristallnacht.
Hij vond het beter voor ons om naar Nederland te verhuizen. Daar zou hij dan een nieuw advocatenkantoor beginnen en nieuwe klanten zoeken. Zo zijn we in Amsterdam komen wonen. Het was een hele verandering voor mij. Ik ga nu naar een nieuwe school. Ik leer nu een andere taal, het Nederlands. Ik heb ook nieuwe vriendjes en vriendinnetjes gekregen hier. Als Duitsland op 10 mei 1940 Nederland binnenvalt en voor Nederland de Tweede Wereldoorlog begint, woont Barbara met haar familie nog steeds in Amsterdam. Tijdens de Duitse bezetting die tot 1945 duurt, worden de meeste joden die in Nederland wonen, weggevoerd en vermoord. Dat gebeurt ook met Barbara's zus en ouders. Barbara overleeft de bezettingstijd. In 1947 verhuist Barbara naar Amerika.
4
1953: Jan de Hartog Ik ben schrijver. Ik heb onder andere het boek De Kleine Ark geschreven. Het gaat over twee weeskinderen die Jan en Adinda heten. Ze zijn door een Zeeuwse dominee en zijn vrouw geadopteerd. Het stormt geweldig en het water staat buitengewoon hoog tegen de dijken. Het is de nacht van de grote watersnood in 1953. Ze worden de kerktoren ingestuurd om de noodklokken te luiden. Zo moet iedereen in de polder gewaarschuwd worden dat er groot gevaar dreigt. De dijken breken door en de polder loopt onder water. Daardoor kunnen de kinderen niet meer naar beneden en de toren uit. Gelukkig komt er een woonbootje aangedreven dat zonder schade tegen de kerk aan botst. Jan en Adinda klimmen erin. Ze drijven over het ondergelopen land net als de Ark van Noach tijdens de Zondvloed. Urker vissers pikken hen op en brengen hen naar een hospitaalschip waar ze onderdak krijgen. “Toen ik voor het eerst hoorde van de watersnood, zorgde ik er meteen voor dat ik mensen onderdak kon bieden op mijn woonboot. Daarna voer ik naar het rampgebied. Wat ik daar zag, was haast niet te beschrijven. Water, overal water en hier en daar bomen en huizen die er deels bovenuit staken. Er dreef van alles in, huisraad, kleren, speelgoed, dode dieren, dode mensen … Ik zag vissers die met hun boten langs ondergelopen huizen voeren en mensen van zolders en daken afhaalden. Die mensen waren alles kwijtgeraakt. Ze moesten hoe dan ook ergens anders worden ondergebracht en daar waren die vissers dag en nacht voor in touw. Van overal in Nederland waren ze naar de overstroomde gebieden gekomen. De hulp die ze boden heeft me misschien wel het sterkst aangegrepen. Voor hen en voor alle andere mensen die hulp hebben geboden, heb ik De Kleine Ark geschreven.” De mensen die tijdens de watersnoodramp huis en haard kwijt zijn geraakt, worden tijdelijk ondergebracht op schepen en in scholen en andere gebouwen. Ook krijgen ze voedsel, dekens, medicijnen en kleding die vanuit heel Nederland en ook vanuit andere landen worden opgestuurd. Zodra de dijken zijn hersteld en de ondergelopen gebieden weer zijn drooggelegd, worden nieuwe woningen gebouwd voor mensen die dakloos zijn geworden door de ramp.
5
2050: Katrina van den Berg Ik ben 12 jaar. Ik woon met mijn ouders en mijn broertje in Nunspeet. We zijn aan het begin van de zomervakantie hier komen wonen. Vandaag ga ik voor het eerst naar mijn nieuwe school. Daar hoop ik nieuwe vriendjes te maken. Ons huis ziet er best leuk uit. Van binnen is het net een tent. Alleen is het geen tentdoek dat je ziet, maar plastic. Aan de buitenkant en op het dak zit een laag beton. In de hele wijk zien alle huizen er net zo uit.
Huizen van plastic? Ze bestaan al! Dit huis is een plastic huis uit 1970!
Er wordt een grote plastic zak op de grond gelegd. Die heeft een kleine opening. Met een apparaat wordt via een slang lucht in de zak geblazen. De zak zwelt op en wordt een grote doos. Er zitten ramen in de doos van doorzichtig plastic. Dan brengen werklieden beton aan over de buitenkant en de bovenkant van de doos. Je hebt dan een stevig huis. Maar het huis heeft nog geen kamers, geen stroomdraden, geen waterleiding, geen bad en wastafels, niks. Eerst gaan er muren in de doos om kamers te maken. Dan komt de rest erin. Daarna kun je er alles in zetten wat je in huis nodig hebt. Eerst woonden we in Amsterdam. Maar we moesten allemaal daar weg. Hele provincies moeten verhuizen, Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Friesland, Groningen en een stuk van Utrecht. De zeespiegel blijft maar stijgen. Dat komt omdat het ijs op Groenland smelt. Vroeger was Groenland helemaal wit. Overal lag daar ijs en sneeuw. Op oude foto’s kun je dat nog zien. Nu is veel van dat ijs en de sneeuw weg. Hele stukken van Groenland zijn letterlijk echt groen geworden met wat bruin erbij. Het water stroomt de zee in. Over de gehele wereld komt het water steeds hoger tegen de dijken en de zeeweringen. Omdat stukken duin wegspoelen kan het zeewater niet goed meer tegengehouden worden, vooral als het stormt. Vorig jaar kregen we te horen dat we weg moesten. Het werd te gevaarlijk. Amersfoort komt aan zee te liggen. Voorbij Amersfoort is er dan alleen nog maar water. Daar kan niemand meer wonen. Daarom moesten we verhuizen, vluchten voor het water. 6
Nederland komt gedeeltelijk onder water te staan
RECHT OP ASIEL Sinds mensenheugenis zijn er mensen gevlucht voor geweld, vervolging en ander onheil. In de oudheid kunnen mensen in Griekenland hun toevlucht zoeken in een tempel of op een altaar. Daar staan ze onder bescherming van de godheid aan wie de tempel of het altaar is gewijd. Ze mogen niet tegen hun wil worden weggevoerd. Zo'n toevluchtsoord heet in die tijd een asulon. Dat is Grieks voor heiligdom of toevluchtsoord. Van asulon is het woord asiel (= bescherming) afgeleid. Een wereldwijd probleem Wereldwijd zijn er mensen op de vlucht. Hun aantal verandert voortdurend omdat mensen terugkeren naar hun land of gebied van herkomst en andere mensen uit hun woongebied vluchten. Ook is vaak moeilijk na te gaan hoeveel vluchtelingen er in een gebied zijn. Maar het gaat al gauw om miljoenen. In 1980 bij voorbeeld zijn er wereldwijd 8,4 miljoen vluchtelingen, in 2000 11,6 miljoen en in 2005 8,4 miljoen. Eind 2007 zijn er volgens het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN UNHCR 26 miljoen vluchtelingen én ontheemden. Ontheemden zijn mensen die op de vlucht zijn maar hun vaderland daarbij niet hebben verlaten. Vluchtelingen zijn dan mensen die op de vlucht zijn en daarbij wél hun vaderland hebben verlaten. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1945, worden de Verenigde Naties (VN) opgericht. In 1948 nemen de VN de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan. Artikel 14 van deze verklaring zegt dat mensen recht hebben op asiel. De VN nemen in 1951 het vluchtelingenverdrag aan. Iedere VN-lidstaat die dit verdrag ondertekent, verplicht zich om vluchtelingen uit andere landen toe te laten. Dat land mag deze mensen niet het land uitzetten of terugsturen als ze voor vervolging moeten vrezen of als ze gevaar lopen. De VN-lidstaten moeten deze mensen asiel geven. Dit verdrag beperkt zich nog tot Europa. In 1967 wordt het verdrag uitgebreid met aanvullende regels. Volgens dit protocol kunnen ook mensen buiten Europa vluchteling genoemd worden als ze naar een ander land uitwijken. Landen die het verdrag én dit protocol ondertekenen, moeten ook vluchtelingen opvangen uit andere delen van de wereld. 7
WAAROM VLUCHTEN MENSEN? Oorlog en geweld In 1969 spreekt een aantal Afrikaanse landen een vluchtelingenverdrag af dat wat uitgebreider is dan die van de VN. Hierin staat omschreven dat vluchtelingen niet alleen mensen zijn die vrezen voor vervolging, maar ook mensen die hun vaderland verlaten vanwege oorlog of ander geweld op grote schaal. Hetzelfde doet een aantal landen in 1984 in Zuid-Amerika: de Verklaring van Cartagena. Daarin staat dat ook mensen die voor oorlog of ander geweld op de vlucht zijn als vluchteling erkend moeten worden. Nu hanteren bijna alle landen van de wereld de uitgebreidere omschrijving van vluchtelingen. Oorlog is zelfs de belangrijkste reden waarom mensen op de vlucht slaan. Na de inval in 1993 van troepen uit de VS en Groot-Brittannië in Irak is na 3 weken het bewind van Saddam Hoessein ten val gekomen. Het land wordt dan opgedeeld in drie gebieden. In het noorden wonen Koerden, in de rest van het land wonen mensen van Arabische afkomst. De twee godsdienstige groepen onder de Arabieren, de soennieten en de sji'ieten, staan al van oudsher vijandig tegenover elkaar. Bovendien hebben de sji'ieten zwaar te lijden gehad van onderdrukking door het bewind van Saddam Hoessein, dat uit soennieten bestond.
Chaos in Irak na een zelfmoordaanslag
Een ander recent voorbeeld waarbij een oorlog voor vluchtelingen zorgt, vind je in Afrika. In 2003 breekt in Darfur, een provincie van Soedan, een burgeroorlog uit. Daar vecht de Janjaweed (bestaande uit Arabieren) met steun van de Soedanese regering tegen milities die bestaan uit zwarte Afrikanen. Tienduizenden mensen slaan voor deze oorlog op de vlucht. Sommigen worden opgevangen in vluchtelingenkampen in Darfur zelf, anderen zoeken een veilig heenkomen over de grens in Tsjaad.
Na de val van het bewind plegen fanatieke soennieten en sji'ieten bloedige aanslagen op elkaar. Deze onderlinge strijd groeit uit tot een burgeroorlog waarbij honderdduizenden soennieten en sji'ieten op de vlucht slaan. De meesten wijken uit naar de buurlanden Syrië en Jordanië.
Vluchtelingen staan in de rij voor water in een kamp in Darfur
8
Vervolging Het Vluchtelingenverdrag noemt diverse redenen waarom mensen vervolgd worden. Op de eerste plaats is dat vanwege van hun huidskleur. Ook worden mensen vervolgd omwille van hun geloof of politieke overtuiging. Ten slotte lopen mensen gevaar voor vervolging omdat ze tot een bepaald volk of bepaalde groep behoren. Deze mensen kunnen of willen, uit angst, niet om bescherming vragen in hun eigen land. Ze mogen volgens het VN-verdrag in een ander land asiel aanvragen. Mensen worden ook vervolgd om redenen die niet in het verdrag worden genoemd, bij voorbeeld homoseksualiteit. In Iran kunnen mensen de doodstraf krijgen als zij er openlijk voor uitkomen dat zij homo zijn. In juli 2005 worden twee jonge mannen om die reden opgehangen. Een jonge homo in Iran wordt geëxecuteerd.
Ook kan de vervolging er toe leiden dat een volk of een groep leden van een andere groep of volk uit hun gebied verjaagd worden. Mensen worden dan vanwege hun afkomst vermoord en hun huizen en akkers in brand gestoken. Op die manier wordt gehoopt dat de andere leden van dat volk of de groep verdreven worden. De vervolging kan in sommige gevallen ook bijna lijken op een voorbereide en volgens strakke planning uitgevoerde massamoord op leden van een volk of groep.
Gedenkplaat uit houtsnijwerk voor 36.000 doden door genocide in Butare, Rwanda
9
Alleen mensen die vluchten vanwege (angst voor) vervolging, oorlog of geweld worden vluchtelingen of ontheemden genoemd. Er gaan stemmen op om ook mensen vluchtelingen of ontheemden te noemen die om andere redenen noodgedwongen hun woongebied verlaten. Rampen Mensen trekken weg of worden geëvacueerd vanwege een ramp. Net als vluchtelingen en ontheemden krijgen ze onderdak, kleding, voedsel en medicijnen van hulpverleners. Ook krijgen ze hulp bij de wederopbouw van het getroffen gebied. Een voorbeeld is de ramp in Tsjernobyl in de Oekraïne. Daar ontploft op 26 april 1986 een reactor van een kerncentrale. Hierdoor valt er radioactief stof in een groot gebied eromheen. Mensen in dat gebied worden ziek van dat stof en er gaan zelfs mensen aan dood. De overheid laat het besmette gebied ontruimen. Toch zijn er ook mensen die willens en wetens blijven. Milieu Mensen trekken weg uit gebieden waar zich langzaam een ramp voltrekt door veranderingen in het milieu. Deze mensen worden ecologische vluchtelingen genoemd. Dat gebeurt bij voorbeeld als een gebied door droogte of bodemerosie ongeschikt wordt voor landbouw. Iets dergelijks dreigt ook te gebeuren door de wereldwijde stijging van de zeespiegel. Op den duur lopen laaggelegen kustgebieden gevaar voor overstromingen, vooral als daar geen dijken en waterkeringen zijn om de zee buiten te houden. Ook zullen laaggelegen eilanden van Kiribati en Tuvalu in de Stille Oceaan op den duur onder water verdwijnen. Dan moeten de bewoners van deze eilanden verhuizen.
Kiribati
Armoede Mensen gaan ook naar een ander land omdat ze kampen met werkloosheid en armoede. Ze hebben niet genoeg geld om voldoende eten, kleiding, medicijnen en wat ze verder nodig hebben voor zichzelf te kopen. Ze hopen in het land van bestemming werk te vinden en een beter bestaan op te bouwen. Ze worden migranten of economische vluchtelingen genoemd. Zo proberen jaarlijks vele duizenden migranten vanuit West-Afrika die armoede te ontvluchten vanuit West-Afrika naar Europa in onveilige bootjes. Geen enkel land ter wereld erkent mensen die weggaan uit armoede als vluchteling; wel mogen ze soms blijven in de landen waar ze naar toe trekken. 10
Vooral in ontwikkelingslanden Vluchtelingen zijn mensen die naar andere landen vertrekken. Als je in je eigen regio blijft dan word je ‘ontheemd’ genoemd. De meeste vluchtelingen komen uit ontwikkelingslanden. De vluchtelingen kunnen in korte tijd geen grote afstanden afleggen. Ze hebben geen paspoort of andere papieren bij zich die je moet hebben om een ander land binnen te mogen. Bijna altijd komen ze in een buurland terecht. Net als hun vaderland is dat een ontwikkelingsland. Denk maar aan de Iraakse vluchtelingen in Syrië en Jordanië. Of ze komen in een ander deel van hun vaderland terecht. Daar zijn de ontheemden in Darfur een voorbeeld van.
In de praktijk blijven de meeste mensen in de eigen omgeving. Kijk maar naar de onderstaande cijfers. Een klein deel komt in het rijke westen terecht. Wereldregio
Aantal
Afrika
%
12.700.000
48,8
Noord-/Zuid-Amerika
4.200.000
16,2
Azië & Oceanië
3.100.000
11,9
Europa
2.500.000
9,6
Midden-Oosten
3.500.000
13,5
26.000.000
100.0
Totaal
In Nederland en in andere rijke landen denken sommige mensen dat hun land wordt ‘overspoeld’ door stromen vluchtelingen. Inderdaad proberen in enkele rijke landen jaarlijks grote aantallen migranten binnen te komen. Ze doen dat vaak illegaal, dat wil zeggen dat ze geen toestemming hebben en teruggestuurd kunnen worden als ze betrapt worden. Zo proberen jaarlijks vele tienduizenden Mexicanen illegaal de VS binnen te komen. Om daar paal en perk aan te stellen, bouwen de VS aan de grens met Mexico een zwaar bewaakte afscheiding. 11
Kind in een vluchtelingenkamp
Patrouille aan de AmerikaansMexicaanse grens
AMV's De meeste mensen onder de 18 die naar een ander land vluchten, komen daar samen met één of meer volwassen familieleden aan, hun ouders bij voorbeeld of een oom of tante. Anderen komen in hun eentje. Als ze alleen naar Nederland vluchten en hier asiel aanvragen, dan worden ze Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen of AMV's genoemd (minderjarig = jonger dan 18 jaar). Ze komen in hun eentje omdat ze niemand meer hebben die voor hen kan zorgen, bij voorbeeld omdat ze hun ouders zijn kwijtgeraakt. Ouders zitten soms in een gevangenis, zijn vermist of zijn dood. Of hun ouders hebben ze meegegeven aan volwassen vluchtelingen, omdat ze niet zelf konden vluchten.
Een AMV vertelt haar verhaal
Ook komen er kindgezinnen Nederland binnen. Een kindgezin bestaat uit twee of meer kinderen uit één familie die samen reizen of een meisje onder de 18 dat zelf één of meer kinderen heeft en die kinderen meebrengt.
Vluchtelingen die pas in hun nieuwe gastland zijn aangekomen, hebben het moeilijk. Meestal kennen ze niemand; slechts een enkeling heeft vrienden en/of familieleden die al langere tijd in het gastland wonen. Ze kennen de taal en de gebruiken van hun gastland niet. Ze weten ook niet bij wie ze hulp kunnen vragen en waar en hoe ze asiel kunnen aanvragen. Voor AMV's en kinderen uit kindgezinnen komt er nog bij dat ze nog niet goed zelfstandig kunnen wonen. Zij kunnen de zorg van hun ouders of andere volwassenen nog niet missen. Daarom krijgen ze speciale hulp in Nederland, waarbij volwassenen hen altijd kunnen steunen en verzorgen. Het Nidos, een instelling voor jeugdbescherming van vluchtelingen, helpt hierbij.
AMV's die aan volwassen vluchtelingen zijn meegegeven
AMV's en andere vluchtelingen die in Nederland aankomen, moeten hier asiel aanvragen. Hoe dat in zijn werk gaat en wanneer ze asiel krijgen, leggen we in het laatste hoofdstuk uit. AMV's mogen altijd tot hun 18e verjaardag in Nederland blijven. Daarna hangt het van hun vluchtverhaal af of ze mogen blijven of teruggestuurd worden naar hun land van herkomst. 12
LEVEN IN EEN VLUCHTELINGENKAMP Mensen vluchten meestal overhaast. Ze nemen noodgedwongen alleen hun belangrijkste spullen mee. Als ze geluk hebben, vinden ze onderdak in vluchtelingenkampen. Wanneer ze terug naar huis kunnen, weet niemand. Het kan al na een maand zijn, het kan ook jaren duren. Hoe leven mensen in vluchtelingenkampen? Hieronder lees je vind je een voorbeeld van het leven in zo'n kamp in Mozambique.
Opvang In januari en februari 2007 regent het zó hard in Mozambique dat de rivier Zambezi die door het midden van het land stroomt, buiten zijn oevers treedt. Tienduizenden mensen vluchten voor het stijgende water. Hulpverleners richten opvangkampen voor hen op. Daar staan eerst hutten van stokken en gras. Later maken die plaats voor tenten van waterdicht doek. Julia Campa heeft onderdak gekregen in een kamp in het Chupanga-gebied. Daar zijn mensen al in tenten ondergebracht. Ook heeft het World Food Program (de VN-organisatie voor voedselhulp) voedselpakketten afgeworpen boven het kamp. “Ik ben blij dat ik goed te eten heb en onderdak heb gevonden nadat ik bijna een week in de openlucht overnacht heb,” zegt ze tegen een reporter van de tv-zender CNN International. “Al die tijd hebben we in de stromende regen gezeten, maar nu zijn we er beter aan toe.”
Water halen in het kamp
Toen konden zij en andere mensen die nu in het kamp zijn, alleen maar wilde vruchten en bladeren van bomen eten en konden ze geen wastafel en wc gebruiken. Maar in het kamp krijgen ze schoon water en er zijn wc's in het kamp neergezet. Colasse Jasse, een andere bewoner van het kamp zegt: “We hebben nu wel te eten. Maar we hebben keukengerei nodig en dekens, want we hebben niets om hier naar toe kunnen meenemen.” 13
Onderwijs Zolang mensen in een vluchtelingenkamp niet naar huis kunnen terugkeren, blijven ze afhankelijk van hulpverleners voor voedsel en medicijnen. Als kinderen voor langere tijd in een vluchtelingkamp zitten, krijgen ze daar soms ook onderwijs. Dit is ook een onderdeel van de hulp. De kinderen zijn zo beter voorbereid als het gewone leven weer begint. Om onderwijs te kunnen geven in een vluchtelingenkamp zijn er wel ruimtes en spullen nodig. Vaak worden tenten gebruikt om in les te geven. Soms zijn er in een kamp ook schoolgebouwen of schoollokalen en werkplaatsen. Verder zijn natuurlijk schoolboeken, schriften en andere leermiddelen en niet te vergeten leerkrachten nodig. Soms zijn er toevallig bewoners in het kamp die leraar zijn. Unicef, het kinderfonds van de VN, helpt bij het geven van onderwijs in vluchtelingenkampen. Unicef stuurt kisten met leermiddelen, School in een kist (School-in-a-box). Deze kisten zijn bedoeld om er basisonderwijs mee te geven.
Een aantal School-in-a-boxes, klaar voor verzending
Elke kist bevat alles wat een leerkracht nodig heeft om les te geven aan twee klassen van veertig leerlingen. Er zitten lesboeken, potloden, gum, scharen en allerlei spullen om kinderen te leren lezen, schrijven en rekenen. In de kist zit ook speciale verf. Als die op de binnenkant van de kistdeksel wordt uitgesmeerd, kan die binnenkant als schoolbord worden gebruikt! Veel materialen in de kist zijn in elk land te gebruiken. De boeken zijn in de taal van het land waar de kist wordt gebruikt. Speelgoed en muziekinstrumenten worden ook aan het land aangepast. Met een School in een Kist kan een leerkracht in een tent, een barak of desnoods onder een boom een schooltje opzetten. Het kost maar weinig tijd om dat te doen.
Dit soort leskisten wordt voor het eerst gebruikt in 1994 in Rwanda. Daar zijn talloze mensen en kinderen gevlucht voor oorlog en massamoord. Later worden de kisten onder meer gebruikt in Burundi. In dat land woedt tot in 2003 een burgeroorlog die veel mensen op de vlucht jaagt. Kinderen van vluchtelingen krijgen toch les met de School in een Kist. Niet alleen leren ze daar wat jij ook op een basisschool leert, ook kunnen ze daar voor even hun Kinderen in Pakistan werken met de zorgen vergeten en nieuwe vriendjes maken. inhoud van een School-in-a-box
14
Medische zorg Mensen in een vluchtelingenkamp krijgen ook medische hulp. Een van de organisaties die hier voor zorgt is Artsen Zonder Grenzen (AzG). AzG zet gezondheidsposten op in vluchtelingenkampen. Als een patiënt erg ziek is, wordt hij of zij doorgestuurd naar een ziekenhuis in de buurt. Angelique Pouwels werkt negen maanden per jaar als verpleegkundige in een ziekenhuis in Nijmegen en de overige drie maanden voor AzG. Ze werkt onder meer in een kamp voor Afghaanse vluchtelingen in Pakistan. Daar zet ze een voedingscentrum op. Ondervoede kinderen kunnen hier aansterken. Ondervoede kinderen die in het kamp worden opgevangen, worden gewogen en gemeten. Dan gaan ze naar het centrum. Daar krijgen ze een speciaal dieet met onder andere pap en melk. Pouwels vertelt waarom nieuwe vluchtelingen die in haar kamp komen, altijd eerst naar de post moeten.
Angelique in een vluchtelingenkamp
Als ze jonger dan 15 jaar zijn, worden ze daar ingeënt tegen mazelen. Daarna moeten ze daar nog enkele malen langskomen om tegen andere ziekten te worden ingeënt. Mazelen en andere besmettelijke ziekten zijn gevaarlijk in een vluchtelingenkamp. Er zitten veel mensen dicht op elkaar. Iemand die ziek is, kan in korte tijd veel anderen aansteken. Medewerkers van AzG geven ook voorlichting aan zwangere vrouwen en helpen tijdens en na de bevalling. Hygiëne is heel belangrijk in een vluchtelingenkamp. Slechte hygiëne is een belangrijke oorzaak van de uitbraak van ziektes. Daarom vertellen Pouwels en haar collega's de kampbewoners ook hoe ze zichzelf, hun tent en het kamp schoon moeten houden. Schoon water is daarbij onmisbaar. AzG zorgt ook hiervoor. Het water wordt opgepompt uit een put en in een tankauto naar het kamp gebracht. Daar wordt het in plastic zakken van 10.000 Angelique op kraamvisite tot 15.000 liter overgepompt. Van iedere zak loopt een leiding naar een kraan waar mensen water kunnen tappen. Wel moeten ze daar eerst chloor in doen voor ze het drinken want er zitten bacteriën in waar je ziek van kunt worden. 15
Werk Mensen in een vluchtelingenkamp zijn vaak veel kwijtgeraakt. Ze hebben noodgedwongen hun winkel, werkplaats of akker achtergelaten. Hun baan zijn ze vaak kwijtgeraakt. Als blijkt dat ze niet snel kunnen terugkeren, proberen ze op andere manieren hun geld te verdienen. Ze bewerken een stuk grond buiten het kamp en verbouwen daar gewassen op. Ze zetten een eigen winkel op of krijgen werk in een atelier dat een hulporganisatie in hun kamp opzet. In het grensgebied van Thailand en Myanmar (het vroegere Birma) zitten ruim honderdduizend vluchtelingen in verschillende kampen. Ze zijn op de vlucht geslagen voor hun eigen leger. Hun situatie is uitzichtloos. Ze mogen zich van de Thaise regering niet definitief in dat land vestigen. En omdat Thailand het vluchtelingenverdrag van de VN niet heeft ondertekend, kan de UNHCR ook weinig voor deze vluchtelingen doen. Vluchtelingen zitten vaak jaren in zulke kampen. In zo'n kamp ontstaan allerlei vormen van werk.
Naaiatelier in een vluchtelingenkamp op de grens van Birma en Thailand
Vluchtelingen die een vak hebben geleerd, vinden daardoor gelegenheid om de kost te verdienen en hun familie te onderhouden. Jamal is een kapper die uit Darfur is gevlucht omdat daar een burgeroorlog aan de gang is. Hij woont in Tine, een kleine stad in Tsjaad vlakbij de Soedanese grens. Zijn familie is ondergebracht in het vluchtelingenkamp Iridimi in Iriba, ook in Tsjaad. Hij legt aan Refugees International uit waarom: “Er is weinig werk hier, maar hoe kan ik mijn familie helpen als ik in het kamp blijf? Daarom blijf ik hier in Tine om te werken.” Makkelijk is het niet: “Er zijn weken dat ik een beetje geld heb om van te eten en er zijn weken waarin ik helemaal geen geld heb.”
Kamp Iridimi
Eens in de twee maanden pakt hij zijn boeltje om door de woestijn naar het kamp te lopen. Daar geeft hij het geld dat hij opgespaard heeft aan zijn familieleden. 16
Vrije tijd Het leven in een vluchtelingenkamp is vaak niet makkelijk. Vaders en moeders zijn de hele dag in touw. Ze moeten koken, wassen, brandhout verzamelen, water halen en schoonmaken. Wie geluk heeft, werkt in of buiten het kamp en verdient daar geld mee. Kinderen helpen hun ouders of gaan naar school. Toch is er ook in een vluchtelingenkamp plaats voor spel en ander vermaak. De kinderen maken zelf speelgoed en bedenken spelletjes zoals hinkelen en knikkeren met stenen. Kinderen in vluchtelingenkampen krijgen soms ook speelgoed van Unicef. Dat zit in een Recreation Kit (= speeldoos). In de Recreation Kits zitten ballen, hesjes om teams te kunnen samenstellen, krijt, een meetlint, een fluit en een lei voor het bijhouden van scores. De organisatie War Child helpt kinderen die getroffen zijn door oorlog. Veel van hen belanden in vluchtelingenkampen. Door muziek, sport en creatieve activiteiten helpt War Child de kinderen hun ervaringen te verwerken. Het doel is om de kinderen weer weerbaar te maken. Marco Borsato is de Nederlandse ambassadeur van War Child. Hij vertelt over een bezoek aan oorlogskinderen in Sierra Leone, een land in West-Afrika.
“Mabinthi zat in een workshop die in de laatste fase zat, ze hadden al een week of 13 samen gewerkt. Een van de dingen die ze deden was elkaar schminken. Dit klinkt misschien wellicht wat eenvoudig, maar voor deze kinderen is dat een hele grote stap. Om elkaar te kunnen schminken moet je elkaar vertrouwen. Je moet je ogen dicht doen en erop vertrouwen dat de ander je geen pijn doet. Je zit dichtbij elkaar, ook dat kan heel confronterend zijn. Voor kinderen wier vertrouwen keer op keer is beschaamd is dat een enorme stap. Mabinthi mocht mij schminken. Het halve dorp stond te kijken hoe zij de blanke man mocht beschilderen en dat was dus helemaal super. Mabinthi is nog erg jong, heeft een lief koppie waarbij je duidelijk de littekens op haar schedel kan zien. Deze littekens komen van het kapmes dat haar hoofd een aantal keren heeft geraakt maar niet diep genoeg is gegaan om haar dodelijk te verwonden. Maar wel zo dat je de inkepingen in haar schedel ziet zitten. Bij elke penseelstreek die Mabinthi maakte, lag het hele dorp in een deuk, iedereen vond het reuze grappig. Je zag de ogen van Mabinthi glanzen, want zij was de persoon die ervoor zorgde dat haar hele dorp zo hard moest lachen. Dat gaf haar zóveel zelfvertrouwen. Ik mocht haar gezicht ook schilderen en dat was heel bijzonder om mee te maken". (bron: War Child) 17
Terug naar huis Vluchtelingen zijn blij als ze horen dat hun vaderland weer veilig is en ze kunnen terugkeren. Maar kunnen ze daar de draad van hun leven gewoon weer oppakken? Kunnen hun kinderen weer naar de school waar ze vóór hun vlucht naar toe gingen? Staat hun huis er nog? Zo ja, kunnen ze er meteen weer intrekken of moet er eerst van alles worden gerepareerd? Zijn alle spullen er nog die ze hebben achtergelaten? Hoe is het met de oogst op hun akkers? Wat is er met hun vee gebeurd terwijl ze weg waren? Allemaal vragen die een terugkerende vluchteling kan hebben. Omar is één van de vluchtelingen die terugkeren. Zijn ouders zijn in 1987 vanuit Afghanistan naar Pakistan gevlucht. Omar en zijn zes broertjes en zusjes zijn allemaal in Pakistan geboren. Ze kennen Afghanistan alleen van verhalen. Miljoenen Afghanen zijn het land ontvlucht omdat het te gevaarlijk is om daar te blijven. Vanaf eind 1979 heeft het land bijna constant oorlog en onderdrukking gekend. Pas na de verdrijving van het Taliban-bewind in het najaar van 2001 komt het land min of meer tot rust. Steeds meer Afghaanse vluchtelingen keren dan terug.
Met een volgeladen kar weer op weg naar huis
Op 11 september 2002 begint ook voor Omar de terugkeer. Zijn vader en oom hebben een open vrachtwagen gehuurd. Daar laden ze alles in wat ze kwijt kunnen: zakken met kleren, kookspullen en dekbedden. Dan gaan ze op reis. Tot aan de grens is de weg goed. Voorbij de grens hobbelt de vrachtwagen moeizaam over een slechte weg tussen heuvels en bergen. Dan ziet Omar kapotte tanks en vrachtwagens, sporen van jaren van oorlog. 's Nachts slapen ze op de vrachtauto onder een dekbed. Twee dagen later komen ze in Pul-i-charki aan. Daar moeten ze net als alle andere terugkerende vluchtelingen hun papieren laten controleren. Dan gaan ze naar een tent waar explosieven en mijnen liggen uitgestald. Ze horen hoe ze plekken kunnen herkennen waar mijnen liggen. In een andere tent krijgt Omar een prik tegen mazelen. Ten slotte krijgen ze twee zakken tarwe, stukken plastic om kapotte ramen mee af te dekken, zeep en geld mee. Daarna reist de familie naar Kabul, de hoofdstad. Daar heeft de familie een huis gehuurd. Daar kunnen ze voorlopig blijven. Naar school gaan is er voor Omar en zijn broers en zussen nog niet bij. De scholen zijn al dicht voor de winter. Na de winter gaan ze wél naar school. Daar zijn ze al voor ingeschreven. 18
DE VERENIGDE NATIES Sinds 1951 helpen de Verenigde Naties landen met de opvang, verzorging en terugkeer van vluchtelingen. Ook houden de VN zich steeds meer zelf bezig met hulp aan vluchtelingen en ontheemden. Het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen Na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 zijn er in Europa meer dan 30 miljoen vluchtelingen en ontheemden. Ook buiten Europa zijn er veel mensen op de vlucht. In de jaren hierna vluchten soms grote aantallen mensen uit hun woongebieden. Landen zijn niet altijd in staat om grote groepen vluchtelingen op te vangen. In Europa bijvoorbeeld zijn de meeste landen vlak na de oorlog druk bezig met de wederopbouw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vaak grote verwoestingen aangericht. Om het vluchtelingenprobleem aan te pakken, richten de VN het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR) op. Aan het hoofd hiervan komt de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. Deze VN-organisatie gaat op 1 januari 1951 van start. De UNHCR probeert ervoor te zorgen dat vluchtelingen in een ander land asiel kunnen krijgen. Vervolgens moeten de vluchtelingen kunnen kiezen wat ze willen doen. Ze kunnen vrijwillig terugkeren naar hun eigen land, blijven in het gastland of reizen door naar een ander land. Het logo van de UNHCR
Vluchtelingen toen
Vluchtelingen nu
In de begintijd van de UNHCR zijn de meeste vluchtelingen in Europa te vinden. Daarna komen er steeds meer vluchtelingen in ontwikkelingslanden. Deze landen zijn niet in staat om die vluchtelingen goed te helpen. De UNHCR richt dan kampen op waar vluchtelingen voedsel, kleding en onderdak krijgen. De UNHCR bundelt ook de hulp die lidstaten van de VN en particuliere organisaties aan vluchtelingen geven. Vanaf 2001 geeft de UNHCR extra aandacht aan vluchtelingen die terugkeren naar huis. Ze krijgen medische en andere zorg en hulp bij de wederopbouw van hun vaderland. De UNHCR begeleidt hen ook bij het zich weer aanpassen in het vaderland. Dat is belangrijk omdat teruggekeerde vluchtelingen en ontheemden vaak jaren zijn weg geweest. 19
VLUCHTELINGENBELEID IN NEDERLAND Nederlanders van overal Door de eeuwen heen kloppen verschillende groepen vluchtelingen in Nederland aan. Ons land staat van oudsher bekend als open en tolerant. Sommigen vluchtelingen blijven hier wonen, anderen verhuizen later naar een ander land of keren terug naar hun land van herkomst. Nederland krijgt de reputatie gastvrij te zijn voor vluchtelingen. Aan de achternaam van iemand kun je soms zien dat hij afstamt van iemand die als vluchteling in Nederland is gekomen. We hebben in hoofdstuk 1 al verhalen gegeven van mensen die in de loop der eeuwen naar Nederland zijn gevlucht. We vatten het hieronder nog even kort samen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt 74% van de joden in Nederland weggevoerd en vermoord door het bewind van Hitler. Daar zijn ook Duitse joden bij die tussen 1933 en 1939 naar Nederland zijn gevlucht. Na de oorlog verhuist een groot deel van de Nederlandse joden die niet zijn vermoord naar de VS of Israël. Nu zijn er nog maar weinig joden in Nederland. Wel herinneren achternamen als Cohen aan de tijd waarin er veel meer joden in Nederland leven. Joodse vluchtelingen uit Duitsland in 1938 Enkele Nederlanders hebben een Franse achternaam zoals Cuisinier (Kok) of Charpentier (Timmerman). Als mensen met zo'n achternaam nagaan wie hun voorouders zijn, ontdekken ze soms dat enkele van die voorouders hugenoten zijn. Die zijn in 1685 en de jaren daarna naar Nederland gekomen omdat ze in hun vaderland Frankrijk worden vervolgd vanwege hun geloof. In Nederland zijn hugenootse vluchtelingen welkom omdat ze vaak goed opgeleid en meestal redelijk rijk zijn. Daniël Boissevain is acteur en popzanger. Aan de naam van de bovenstaande Bekende Nederlander kun je zien dat hij waarschijnlijk afstamt van de hugenoten.
Ten slotte hebben enkele Nederlanders een achternaam die in België veel vaker voorkomt dan in Nederland, zoals De Ridder. Dit zijn vaak nakomelingen van Belgen die in 1914 bij het begin van de Eerste Wereldoorlog naar Nederland zijn gevlucht. Velen zijn teruggegaan, maar sommigen zijn voorgoed gebleven.
Harry de Ridder (hier rechts) van het CMO (waar dit scriptiepakket gemaakt is) stamt af van Belgische voorouders die naar Nederland vluchtten.
20
Wanneer is een vluchteling welkom? Nederland heeft het VN-Vluchtelingenverdrag getekend en moet dus buitenlanders de kans geven om hier asiel aan te vragen. Tot 2000 gaat dat als volgt: een buitenlander vraagt asiel aan bij een Aanmeldcentrum (AC). Hij (of zij) wordt dan asielzoeker. Hij moet vertellen waarom hij asiel vraagt en waarom hij uit zijn vaderland is gevlucht. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gaat na of zijn verhaal op waarheid berust. Heeft hij zijn echte naam opgegeven of een valse? Komt hij werkelijk uit het land dat hij als vaderland heeft opgegeven? Is het werkelijk te gevaarlijk voor hem om in zijn land te blijven? Vindt de IND de kans klein dat hij asiel krijgt, dan volgt men een korte asielprocedure. Leidt die tot een afwijzing, dan mag de asielzoeker vragen om zijn aanvraag nog eens te laten behandelen.
Vindt de IND de kans groot dat hij asiel krijgt, dan wordt een uitvoerigere procedure gevolgd die weken of zelfs jaren kan duren. Zolang die duurt, mag hij in Nederland blijven. Wijst de IND zijn aanvraag toe, dan mag hij in Nederland blijven. Geeft de IND hem géén asiel, dan moet hij Nederland uit. Dan is hij uitgeprocedeerd.
Protest tegen de komst in Vught van een vertrekcentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers.
Protest ‘De schaduw blijft’ van kunstenaars uit Deventer tegen het asielbeleid. De zwarte figuren stellen schaduwen voor van uitgezette asielzoekers.
Omdat steeds meer mensen vinden dat er te veel asielzoekers Nederland binnenkomen, voert de regering een nieuwe Vreemdelingenwet in die op 1 april 2001 ingaat. Voortaan moet iedere asielzoeker de korte asielprocedure doorlopen. Wordt zijn aanvraag afgewezen, dan moet hij het land weer uit. Krijgt hij wél asiel, dan mag hij maximaal drie jaar in Nederland blijven. Ook mag hij hier een baan en een woning zoeken. Daarna beslist het IND of hij voorgoed in Nederland mag blijven. Met deze wet wil de regering bereiken dat er minder mensen naar Nederland komen om asiel aan te vragen. Er komen inderdaad minder asielzoekers naar Nederland. Volgens het IND zijn dat er in 2001 32.579 en in 2007 8.966. 21
Hulp aan asielzoekers Wie in Nederland asiel wil aanvragen, moet daarvoor naar een Aanmeldcentrum van de IND. Je krijgt dan onderdak in een Tijdelijke Noodvoorziening of TNV van het COA, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Als de IND beslist dat je tijdelijk in Nederland mag blijven, ga je naar een AZC Oriëntatie & Inburgering (AZC = Asielzoekerscentrum). Daar word je wegwijs gemaakt in het leven in Nederland. Je leert Nederlands en je maakt kennis met Nederlandse gewoonten. Als het IND vervolgens zegt dat je voorgoed in Nederland mag blijven, kun je op zoek naar een eigen woning. Het COA helpt hierbij. Mag je van de IND niet in Nederland blijven, dan ga je naar een AZC Terugkeer.
Een AZC Oriëntatie & Inburgering
Er zijn in Nederland op dit moment 50 AZC’s, verspreid over het hele land. Een gemiddeld AZC biedt onderdak aan 500 tot 600 mensen. In een AZC zorgen de mensen zoveel mogelijk voor zichzelf. Ze koken zelf, maken zelf hun woonruimte schoon en doen zelf boodschappen. Ook kunnen ze op het opvangcentrum werken. Bij voorbeeld schoonmaken of klussen. Ze kunnen meedoen aan cursussen en activiteiten in het opvangcentrum of bij een plaatselijke sportclub. Volwassen asielzoekers mogen per jaar twaalf weken betaald werk doen. Kinderen gaan naar school. Zo leren ze, wanneer ze in Nederland mogen blijven, zo snel mogelijk hun leven weer op te pakken. Ze zijn minder onzeker en kunnen meer. Het leven in een asielzoekerscentrum bestaat vooral uit wachten. Dit kan jaren duren. Een vrouw uit Oezbekistan die in een AZC zit, zegt: “Wij zijn afhankelijk van de beslissing van een jurist, dus we leven steeds in onzekerheid. Als je mij zou vragen, of dat jarenlange wachten moeilijk is, dan zeg ik: nee, wachten is helemaal niet moeilijk. Weet je wat moeilijk is? Als je niet weet waarop je wacht. Dát is moeilijk.”
22
Nederlandse hulp aan vluchtelingen in andere landen De Nederlandse regering geeft jaarlijks 40 miljoen euro aan de UNHCR en 25 miljoen aan het Rode Kruis. Met die 25 miljoen helpt het Rode Kruis vluchtelingen in Irak. Ook Nederlandse particuliere organisaties geven hulp aan vluchtelingen. ZOA Vluchtelingenzorg bij voorbeeld voert in 2005 en 2006 de actie ‘Help vluchtelingen uit de nood (t)’. Mensen kunnen tijdens de actie op de website k ru i dn ot en acti e .n l kruidnoten bestellen. Voor elke euro die de actie opbrengt, geeft de Interkerkelijke Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking (ICCO) er twee bij.
Het geld gaat naar hulp aan vluchtelingen in Otdar Meanchey, een provincie in Cambodja. Het wordt onder meer besteed aan meer en beter onderwijs voor deze vluchtelingen. Dorpen in deze provincie hebben een ouder/leerkrachtgroep. Dat is een raad die medebewoners van het dorp duidelijk probeert te maken dat het belangrijk is voor de kinderen in het dorp om naar school te gaan. Voor 30 euro uit de opbrengst van de actie krijgt een ouder/leerkrachtgroep een maand lang training. Vluchtelingenorganisaties proberen mensen in Nederland duidelijk te maken waarom mensen vluchten en wat het is om vluchteling te zijn. In 2006 bestaat Stichting Vluchteling 50 jaar. Ter gelegenheid hiervan vraagt de stichting aandacht voor vluchtelingen en ontheemden in en rond Darfur. Ook wordt er een speciale Suske en Wiske-strip, De vergeten vluchtelingen, uitgegeven. Suske en Wiske, Jerom en Lambik maken voor Stichting Vluchteling een reis door Afrika. Dan nemen apen Schanulleke, het popje van Wiske, mee. Het viertal gaat op zoek naar het popje. Ze komen uitgehongerde en dorstige vluchtelingen tegen die door de Janjaweed worden belaagd. Dat zijn gewapende krijgers op kamelen. Jerom slaat de Janjaweed in elkaar en slaat een waterput voor de vluchtelingen. De naam Darfur wordt niet genoemd, maar de naam van de krijgers maakt duidelijk dat het verhaal zich in dit gebied afspeelt. 23
AANTEKENINGEN
24
25
MEER OP INTERNET Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer informatie die je kan helpen bij je werkstuk of spreekbeurt. Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je het beste je spreekbeurt kunt inkleden. Ook vind je daar een website met nuttige links die horen bij dit scriptiepakket. Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.
26
SCRIPTIESERVICE De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu en Mensenrechten. Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons. Op de website van het CMO staat een handleiding voor het maken van een scriptie/ werkstuk en bij dit pakket is er een website met aanvullende informatie, nuttige links en voor de leerkrachten een (groeps-)opdracht voor in de klas.
De versie op papier is te bestellen bij: Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl Schoolmediatheken, (jeugd)bibliotheken en documentatiecentra kunnen een abonnement op de scriptieservice nemen en ontvangen dan per jaar vijf pakketten. 27