PERSOONSGEBONDEN BUDGETTEN VOOR JONGEREN IN DE PROVINCIE GRONINGEN
Sociaal Planbureau Groningen April 2014
Colofon Titel: Opdrachtgever: Financier: Datum: Auteur: Adres:
Persoonsgebonden budgetten voor jongeren in de provincie Groningen Transitiebureau transitie jeugdzorg provincie Groningen Provincie Groningen, in het kader van de onderzoeksagenda Sociaal Planbureau Groningen april 2014 Marian Feitsma Sociaal Planbureau Groningen / CMO Groningen Postbus 2266 9704 CG Groningen www.cmogroningen.nl
Copyright 2014, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen. Voor zover het maken van kopieën is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1995, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze opgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich te wenden tot het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen.
2
INHOUD 1.
INLEIDING
5
2.
ONDERZOEKSOPZET
5
3.
REGELGEVING ROND TOEKENNING EN BESTEDING PGB’S
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Te verwachten ontwikkelingen in de regelgeving Huidige taakverdeling indicatiestelling jeugdigen Criteria voor het verkrijgen van een AWBZ-indicatie Indicatiebesluit Procedure aanvraag pgb Bedragen en wijze van berekening Criteria voor de besteding van pgb’s
6 6 7 7 7 8 8 9
4.
VERANTWOORDING EN CONTROLE PGB’S
4.1 4.2 4.3
Verantwoording van besteding door pgb-houder Toetsing van de kwaliteit van de verleende zorg Bezwaar, beroep en toezicht
5.
HUIDIGE PGB’S JEUGD
5.1 5.2 5.3
Lopende pgb’s jeugd in Groningen en bijbehorende bedragen Gebruikte zorgvormen Zorgverleners
6.
AANKNOPINGSPUNTEN VOOR (NIEUW) BELEID
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Regel de indicatiestelling anders Stel duidelijke criteria voor de toegang tot een pgb Sta beperkt toe dat pgb-houders mensen uit hun sociale netwerk inhuren Denk niet dat pgb-zorg per definitie duur is Voorkom fraude met pgb’s Besteed aandacht aan kwaliteit vanuit het perspectief van de jeugdige Ken de doelgroepen en de praktijk
7.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
7.1 7.2 7.3 7.4
Hoe werken pgb’s voor jeugdigen? Wat zijn te beïnvloeden factoren die kunnen leiden tot kostenvermindering? Kan een uitspraak worden gedaan over de kwaliteit van de verleende zorg? Welke aanbevelingen levert dit onderzoek op?
8.
GERAADPLEEGDE PUBLICATIES EN DESKUNDIGEN
8.1 8.2
Publicaties Deskundigen
3
10 10 10 11 11 11 12 13 13 14 14 15 15 15 15 16 16 16 17 17 17 18 18 18
4
1.
INLEIDING
In de provincie Groningen wordt een opvallend hoog bedrag (meer dan 50 miljoen) uitgegeven aan persoonsgebonden budgetten (pgb’s) voor jeugdigen. Dit bedrag is ruim driekwart van het totale AWBZ bedrag dat in de provincie Groningen aan jeugdigen wordt besteed. Het is naar verhouding ook hoger dan het landelijke beeld. Het Sociaal Planbureau Groningen heeft op verzoek van de Groningse gemeenten onderzoek gedaan naar mogelijke verklaringen voor het grote aantal pgb’s. Met het oog op de toekomstige rol van de gemeenten in de jeugdzorg is daarnaast bekeken welke aanknopingspunten er zijn voor beheersing van de kosten van pgb’s en bewaking van de kwaliteit van de geleverde zorg.
2.
ONDERZOEKSOPZET
In overleg met de gemeenten is vooraf de volgende algemene onderzoeksvraag geformuleerd: hoe werken de pgb’s voor jeugdigen en wat zijn te beïnvloeden factoren die kunnen leiden tot kostenvermindering? Kan een uitspraak worden gedaan over de kwaliteit van de verleende zorg? Om antwoord te kunnen geven op deze algemene vraag is deze vertaald naar een aantal subvragen: A. Gericht op de input/aanvraag/indicatiestelling: hoe is globaal de meest recente wet- en regelgeving voor pgb’s jeugd en wat zijn daarin te verwachten ontwikkelingen na intrede van de nieuwe Jeugdwet per 2015? wat is – op hoofdlijnen - de huidige procedure en werkwijze bij indicatiestelling pgb’s jeugd? o Wie is verantwoordelijk voor welke indicaties? o Wat zijn de criteria voor indicatiestelling? o Hoe gaat de aanvraag en de toekenning in zijn werk? o (Hoe) wordt de indicatie en toekenning kwalitatief getoetst? o Is vastgelegd aan welke criteria de besteding van het pgb moet voldoen? Zo ja, welke zijn die criteria? o (Hoe) wordt de besteding van het pgb verantwoord? Wat is het aantal toegekende pgb’s jeugd? B. Gericht op de output/besteding: Waaraan worden de toegekende pgb’s besteed? Wat zijn relatief de meest gebruikte zorgvormen? Wat zijn relatief de meest gevraagde zorgverleners (naar categorie)? (Hoe) wordt de kwaliteit van de verleende zorg getoetst? Deze vragen worden in de onderstaande rapportage beantwoord (hoofdstukken 3, 4 en 5) op basis van literatuuronderzoek, analyse van data uit 2011 en interviews met deskundigen van Bureau Jeugdzorg Groningen, Menzis zorgkantoor en MEE Groningen. In hoofdstuk 6 zijn aanknopingspunten voor (nieuw) beleid en kostenbeheersing op een rij gezet. Hoofdstuk 7 biedt een beknopt antwoord op de algemene onderzoeksvraag en eindigt met aanbevelingen. Omdat we geen gebruik hebben kunnen maken van recente data (2012 en 2013) over toekenning en besteding van pgb’s in de provincie Groningen, zijn de antwoorden op de vragen hierover weinig gedetailleerd. Via de bronnen die wel beschikbaar waren hebben we echter voldoende informatie kunnen verzamelen om de algemene onderzoeksvraag te beantwoorden.
5
3.
REGELGEVING ROND TOEKENNING EN BESTEDING PGB’S
In het kort is de procedure als volgt: jeugdigen met een grondslag1 kunnen onder voorwaarden een indicatie voor AWBZ-zorg verkrijgen. Deze zorg wordt geleverd als zorg in natura (zin) of in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Of een jeugdige een indicatie krijgt wordt bepaald door Bureau Jeugdzorg (BJZ) of het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Een indicatie geeft in alle gevallen recht op zorg in natura en onder voorwaarden ook op een pgb. Ouders (als wettelijke vertegenwoordigers) en jeugdigen maken hun voorkeur voor zorg in natura of pgb kenbaar bij het zorgkantoor. Het zorgkantoor beslist of een pgb wordt toegekend en is verantwoordelijk voor de uitbetaling aan de pgb-houder en de controle op de besteding. De procedures en voorwaarden voor indicatiestelling en toekenning pgb’s zijn vastgelegd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur in: Beleidsregels Indicatiestelling AWBZ 2014 (54 pagina’s); Regeling Subsidies AWBZ (paragraaf 2.6, persoonsgebonden budget, ± 16 pagina’s). De regelgeving voor pgb’s is de afgelopen jaren verschillende keren aangescherpt. Hierbij was het terugdringen van kosten de rode draad. Wijzigingen in de regelgeving waren gericht op bestrijding van fraude en misbruik, en ook op terugdringing van het aantal pgb’s en verlaging van de bedragen. Enkele voorbeelden van recente maatregelen zijn: verhoging van het percentage pgb-houders dat intensief wordt gecontroleerd van 5% in 2013 naar 20% in 2014; verhoging van de toegangsdrempel voor verzekerden die alleen begeleiding en/of kortdurend verblijf nodig hebben2; maximering van het uurtarief voor niet-professionele zorgverleners (€ 20,- per uur).
3.1
Te verwachten ontwikkelingen in de regelgeving
Trekkingsrecht Een nieuwe maatregel om oneigenlijk gebruik van pgb’s tegen te gaan is de invoering van ‘trekkingsrecht’. Dit krijgt vanaf 1 januari 2014 geleidelijk zijn beslag. Het trekkingsrecht houdt in dat het beheer van het pgb wordt overgedragen aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De pgb-houder krijgt het geld niet meer op zijn eigen rekening. De SVB draagt zorg voor uitbetaling aan zorgverleners en verantwoording richting zorgkantoor. Het trekkingsrecht maakt het mogelijk om alle betalingen aan zorgverleners vooraf te controleren. Het gaat vanaf 2015 ook gelden voor alle gemeenten en alle cliënten met een pgb in het kader van de Jeugdwet of de Wmo. Transities in het sociale domein In de Jeugdwet en de nieuwe Wmo is het pgb opgenomen als mogelijke leveringsvorm. Dat wil zeggen dat Colleges van B&W onder voorwaarden, die ze deels zelf formuleren, pgb’s moeten toekennen3. In de wetgeving vastgelegde voorwaarden zijn dat de jeugdige en zijn ouders in staat moeten zijn de bij een pgb behorende taken uit te voeren en te onderbouwen waarom ze geen zorg in natura willen ontvangen. Verder moet de ingekochte zorg en dienstverlening van voldoende kwaliteit zijn. In de gemeentelijke verordening kunnen nadere voorwaarden en criteria worden opgenomen. Onder meer kan worden bepaald onder welke voorwaarden een pgb mag worden
1
Het kind of de jongere is formeel de (AWBZ-)verzekerde. De ouders (of voogden) van jongeren zijn eindverantwoordelijk voor het gebruik van het PGB. Het begrip ‘grondslag’ wordt toegelicht in 3.3. 2 Het 10-uurscriterium, zie 3.5 en noot 8. 3 Uitzonderingen: het recht op keuze voor een pgb geldt niet voor minderjarigen die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering hebben gekregen en jeugdigen die zijn opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging. 6
gebruikt om personen in te huren die behoren tot het eigen sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders.
3.2
Huidige taakverdeling indicatiestelling jeugdigen
Jeugdigen en/of ouders kunnen een indicatie voor AWBZ-zorg aanvragen als bij de jeugdige sprake is van een grondslag4. Deze indicatie kan worden afgegeven door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of Bureau Jeugdzorg (BJZ). Het CIZ beoordeelt een aanvraag binnen zes weken; bij BJZ geldt een termijn van acht weken. Of de indicatieaanvraag door het CIZ dan wel BJZ wordt behandeld hangt af van de ‘dominante grondslag’, dat wil zeggen de aandoening of handicap die de zwaarstwegende beperkingen oplevert. BJZ is verantwoordelijk voor de indicatiestelling AWBZ voor jeugdigen met een psychiatrische diagnose en een IQ van 85 of hoger. BJZ stelt de indicaties in principe tot de jeugdige 18 jaar is. (De leeftijdsgrens is 23 jaar als voortzetting van zorg die vóór het 18e jaar is gestart noodzakelijk is. Hierbij mag sprake zijn van een onderbreking van minder dan een half jaar). Het CIZ is verantwoordelijk voor de indicatiestelling van jeugdigen als sprake is van zorg/behandeling als gevolg van een verstandelijke handicap, een lichamelijke handicap, een zintuiglijke handicap of somatiek, tenzij sprake is van een psychiatrische diagnose als dominante grondslag. Daarnaast is het CIZ verantwoordelijk voor de indicatiestelling AWBZ voor alle niet-jeugdigen.
3.3
Criteria voor het verkrijgen van een AWBZ-indicatie
De AWBZ vergoedt langdurige zorg voor mensen met een ernstige beperking. Zoals hierboven vermeld kan een indicatie voor AWBZ-zorg alleen worden verleend als er sprake is van één of meer met name genoemde ‘grondslagen’: een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking; een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. In de indicatiestelling worden ook andere factoren meegewogen, zoals de algemene gezondheidstoestand en de sociale omstandigheden van de zorgvrager. Het CIZ geeft aan dat het bij het vaststellen van de grondslag gebruik maakt van informatie zoals diagnostiek, die wordt verstrekt door een ter zake deskundige. BJZ geeft aan de volgende criteria te hanteren: Er moet sprake zijn van een psychiatrische diagnose en een IQ van 85 of hoger. De diagnose mag niet ouder zijn dan twee jaar. De cliënt moet behandeling (gehad) hebben voor psychiatrische problemen. (Deze behandeling is altijd voorliggend aan een AWBZ-indicatie). De mate van zelfredzaamheid moet zodanig zijn dat AWBZ-zorg geëigend is.
3.4
Indicatiebesluit
In een indicatiebesluit voor AWBZ-zorg wordt niet alleen vermeld of een cliënt recht heeft op zorg, maar ook voor welke functies. Er zijn zes functies: persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding (groep en individueel), behandeling5, kortdurend verblijf, langdurig verblijf6. Tenzij de indicatie langdurig verblijf betreft (ZZP-indicatie) staat in het indicatiebesluit ook vermeld op hoeveel zorg de
4
Zie 3.3. Behandeling is de enige functie waarvoor geen pgb kan worden verleend. 6 Zorgvragers met een indicatie voor langdurig verblijf kunnen ervoor kiezen thuis te blijven wonen. Hun indicatie wordt dan omgezet naar één of meer van de andere vijf functies. 5
7
cliënt recht heeft (uitgedrukt in klassen of dagdelen). Ook is de geldigheidsduur van de indicatie vermeld7. De indicatiestelling voor AWBZ-zorg gebeurt onafhankelijk van de gewenste leveringsvorm. Met andere woorden: voor de indicatiestelling is het niet van belang of de zorgvrager de zorg wil ontvangen in natura of gebruik wil maken van een pgb.
3.5
Procedure aanvraag pgb
Tijdens het indicatietraject (bij BJZ of CIZ) kunnen zorgvragers aangeven in welke vorm ze de zorg willen krijgen: zorg in natura, pgb of een combinatie; de aanvraag van een pgb moet worden gedaan bij het zorgkantoor. Om een pgb te kunnen verkrijgen moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan: De benodigde zorg kan niet in natura worden geleverd door een (toegelaten) AWBZ-instelling. Ouders moeten dit zelf onderzoeken; ze bepalen zelf of ze de beschikbare zorg in natura geschikt vinden. De zorgvraag duurt volgens het indicatiebesluit tenminste een jaar. De indicatie betreft tenminste 10 uur begeleiding per week8 en/of er is persoonlijke verzorging, verpleging of ADL-assistentie geïndiceerd. De aanvraag- en toekenningsprocedure bij het zorgkantoor kent de volgende stappen: Ouders vullen het aanvraagformulier in en sturen een budgetplan mee. In het budgetplan staat hoe ze het pgb gaan besteden. Ouders worden door het zorgkantoor uitgenodigd voor een ‘bewust-keuze-gesprek’. Hier komt aan de orde of het pgb voor de ouders en de jeugdige een goede oplossing is. Ook worden de rechten en plichten die bij het pgb horen toegelicht. Het zorgkantoor wijst de aanvraag af als de ouders failliet zijn of in schuldsanering (WSNP) zitten, als de verzekerde niet op een vast adres woont en als het subsidieplafond voor pgb’s is bereikt. Het zorgkantoor kent het pgb toe en berekent het ‘bruto budget’. Dit bedrag wordt verlaagd met de inkomensafhankelijke eigen bijdrage naar het ‘netto pgb’9. Het zorgkantoor betaalt het pgb uit in voorschotten per kwartaal of per maand. De budgethouder is verantwoordelijk voor de besteding van het pgb, ook voor eventueel misbruik door derden.
3.6
Bedragen en wijze van berekening
De omvang van een pgb hangt af van de geïndiceerde functie en zorgomvang (uitgedrukt in klassen of dagdelen). De bij elke functie en zorgomvang behorende bedragen zijn te vinden in de Tarieventabel. Omdat in indicaties voor langdurig verblijf (Zorgzwaarte Pakketten, ZZP) geen functies en klassen zijn benoemd, wordt een ZZP-indicatie op basis van de Toekenningstabel eerst omgezet naar functies en klassen. De door het ministerie van VWS vastgestelde Tarieventabel 2014 en 7
De maximale geldigheidsduur van een indicatie is 15 jaar. Informatie van Menzis zorgkantoor: meestal wordt de indicatie voor één jaar verleend en – na herindicatie – verlengd onder dezelfde voorwaarden. 8 Een dagdeel begeleiding groep telt als één uur en kortdurend verblijf telt niet mee. Het 10-uurscriterium geldt niet voor ‘oude’ gevallen, die een herindicatie hebben gekregen. Uren binnen een gezin mogen worden opgeteld. Het 10-uurscriterium is in 2012 ingevoerd, maar in 2013 en 2014 verzacht. De vermelde invulling geldt in 2014. 9 De invoering van het bruto pgb (afspraak uit het Begrotingsakkoord 2013) is uitgesteld. Jeugdigen (tot 18 jaar) betalen geen eigen bijdrage, ongeacht het inkomen van hun ouders. Voor jeugdigen is het netto pgb dus gelijk aan het bruto pgb. 8
Toekenningstabel 2014 zijn gepubliceerd door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) en de Zorgkantoren. Voor elke van de functies persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding individueel zijn er acht verschillende tarieven, voor begeleiding groep achttien10 en voor kortdurend verblijf één. Onderstaande tabel geeft een indicatie van de tarieven: per functie zijn het laagste en het hoogste tarief op jaarbasis vermeld plus het aantal uren per week dat recht geeft op het hoogste tarief. Als voor meer dan één functie een budget wordt toegekend, worden de verschillende bedragen bij elkaar opgeteld. Hoogste en laagste brutotarief (2014) per jaar voor functies AWBZ-zorg en bijbehorend maximum aantal uren of dagdelen per week
functie Persoonlijke verzorging* Verpleging* Begeleiding groep zonder vervoer* Begeleiding groep met vervoer* Begeleiding individueel* Kortdurend verblijf Langdurig verblijf (ZZP-indicatie)
laagste hoogste tarief in € tarief in € 1.409 31.698 1.272 45.802 2.310 20.798 2.588 22.183 1.869 42.063 101 per etmaal 15.645 75.679
max duur/week bij hoogste tarief 20 – 24,9 uur 16 - 19,9 uur 9 dagdelen (36 uur) 9 dagdelen (36 uur) 20 - 24,9 uur 3 etmalen n.v.t.
Bron: vergoedingenlijst pgb 2014 *Het hoogste tarief kan worden verhoogd als het aantal geïndiceerde uren of dagdelen hoger is dan de bovengrens waarmee in het hoogste tarief rekening is gehouden.
3.7
Criteria voor de besteding van pgb’s
De criteria voor de besteding van pgb’s zijn: De ingekochte zorg is kwalitatief verantwoord. (Dit neemt niet weg dat de budgethouder een zorgovereenkomst kan sluiten met iedereen die hij geschikt acht, ook een familielid of kennis11). De volgende functies mogen worden ingekocht: persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en kortdurend verblijf. Als het pgb eenmaal is toegekend maakt het niet meer uit of deze functies geïndiceerd zijn. Mensen met een indicatie voor langdurig verblijf mogen het pgb ook besteden aan huishoudelijke hulp. De zorgkantoren en belangenvereniging Per Saldo hebben een gemeenschappelijke lijst opgesteld met een groot aantal zaken die wel en niet met een pgb mogen worden betaald (bijvoorbeeld ‘computer’ niet en ‘kerstpakket zorgverlener’ wel). De pgb-houder sluit een zorgovereenkomst met de zorgverlener. Ook moet hij voorwaarden stellen aan de wijze waarop de zorgverlener declareert. Het maximumtarief is € 20,- per uur of dagdeel en € 30,- per etmaal (bij kortdurend verblijf). Hiervan mag alleen worden afgeweken als de zorgverlener staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of in het BIG-register (en geen familie is) of als hij/zij een zzp’er is met een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) (en geen familie is). Behoudens uitzonderingen is het maximumtarief dan € 63,- per uur of € 58,- per dagdeel. De zorgverlener wordt via de bank betaald, niet contant. De budgethouder draagt loonbelasting af, indien nodig.
10
Negen met en negen zonder vervoer. Tenzij in het indicatiebesluit staat dat de betreffende persoon (huisgenoot, partner, ouder) niet in staat is gebruikelijke zorg te verlenen. 11
9
Alleen ‘oude gevallen’ (tot 31-12-2011) kunnen bemiddelingskosten betalen van het pgb, met een maximum van € 250,- of € 500,- per jaar (afhankelijk van de hoogte van het pgb). Het bemiddelingsbureau moet beschikken over het keurmerk van het Keurmerkinstituut12. Iedere pgb-houder hoeft over 1,5% van het netto-pgb geen verantwoording af te leggen. Hierbij geldt een minimum van € 250,- per jaar en een maximum van € 1.250,- per jaar. (Desgewenst kan dit bedrag worden gebruikt voor inschakeling van een bemiddelingsbureau). Niet gebruikte bedragen moeten worden terugbetaald. (Landelijk stond eind 2012 een bedrag van € 133 miljoen aan openstaande vorderingen uit).
Pgb-bureaus Pgb-bureaus verrichten bemiddelings-, advies- en/of administratieve diensten voor mensen met een pgb. Er zijn in het hele land 27 goedgekeurde bureaus, die het keurmerk van het Keurmerkinstituut mogen voeren. Eén van deze bureaus is gevestigd in de provincie Groningen. (PGB Adviezen in Wedde). Eisenpakket Om voor het keurmerk in aanmerking te komen moeten pgb-bureaus voldoen aan 27 eisen. In het eisenpakket staat de budgethouder centraal. Het pgb-bureau handelt vanuit de kernwaarden respect, inzichtelijkheid en vertrouwen. Respect ziet op een respectvolle bejegening van zowel het pgb-bureau als de budgethouder. Inzichtelijkheid heeft betrekking op de administratie, de manier van werken, de hoogte van de tarieven van de diensten en van de diensten zelf die door het pgbbureau worden aangeboden. Vertrouwen ziet zowel op het creëren als het versterken ervan. Het heeft tevens betrekking op de wijze waarop het pgb-bureau omgaat met vertrouwelijke informatie en privacy.
4.
VERANTWOORDING EN CONTROLE PGB’S
4.1
Verantwoording van besteding door pgb-houder
De besteding van een pgb moet worden verantwoord aan het zorgkantoor. Dit gebeurt met een verantwoordingsformulier. Het zorgkantoor controleert of dit correct is ingevuld. Bij een steekproef van budgethouders voert het zorgkantoor een intensieve controle uit. Deze houdt in dat declaraties, zorgovereenkomsten, zorgbeschrijvingen en bankafschriften worden opgevraagd en/of een mondelinge toelichting wordt gevraagd. In 2013 gebeurde dit bij 5% van de budgethouders. In 2014 wordt 20% van de budgethouders intensief gecontroleerd. De budgethouders moeten voor de Belastingdienst per zorgverlener een opgaafformulier invullen.
4.2
Toetsing van de kwaliteit van de verleende zorg
De pgb-houder is in de rol van opdrachtgever en werkgever primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geleverde zorg. De pgb-houder neemt immers de zorgverlener aan, voert functioneringsgesprekken, enz. Noch de pgb-houder, noch degene die zorg of ondersteuning levert in het kader van het pgb is verplicht een zorg- of begeleidingsplan te hanteren.
12
Zie www.keurmerk.nl. 10
Uit onderzoek van Frieslab blijkt dat het voor budgethouders vaak lastig is de kwaliteit van de zorg te bewaken. Persoonlijke verzorging en individuele begeleiding worden in veel gevallen geleverd door ouders zelf of andere familie. De uren begeleiding die geboden worden door ouders of andere familieleden zijn in de dagelijkse praktijk niet te onderscheiden van de ‘gewone’, gebruikelijke zorg en opvoeding, stelt Frieslab. Daar komt bij dat, volgens hetzelfde onderzoek, een deel van de ouders zelf overbelast is of problemen heeft13. Frieslab constateert verder dat er bij geen van de dertig casussen die het heeft onderzocht een zorgdossier voor handen is waarin doelen en evaluaties beschreven staan. Andere bronnen geven aan dat voor persoonlijke verzorging en begeleiding diploma’s wettelijk niet vereist zijn, en dat kennelijke ongeschiktheid14 van ouders om regie te voeren in de praktijk geen grond is voor afwijzing van een pgb-aanvraag. Deskundigen uit de provincie Groningen (van MEE Groningen en Menzis zorgkantoor) herkennen het bovenstaande in hun werksituatie. Ze wijzen er met name op dat lang niet alle ouders in staat zijn de (voor het kind) gewenste zorgkwaliteit te leveren en dat het financiële belang van het gezin en het belang van het kind op gespannen voet kunnen staan als ouders zelf de zorg verlenen.
4.3
Bezwaar, beroep en toezicht
Een zorgvrager die het niet eens is met een indicatiebesluit kan bezwaar maken bij CIZ of BJZ. Ook tegen het niet toekennen van een pgb of een te laag pgb kan bezwaar worden gemaakt en wel bij het zorgkantoor. De zorgvrager die het niet eens is met de uitspraak op zijn bezwaarschrift kan beroep aantekenen bij de rechter. In bijzondere gevallen kan het zorgkantoor een herindicatie aanvragen. Bijvoorbeeld als het vermoeden bestaat dat iemand met een hoge zorgindicatie in werkelijkheid geen beperkingen heeft. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de uitvoering van de AWBZ. De NZa controleert of geld gebruikt wordt om zorg in te kopen en of zorgkantoren inderdaad de zorg regelen waar cliënten met een indicatie recht op hebben.
5.
HUIDIGE PGB’S JEUGD IN GRONINGEN
5.1
Lopende pgb’s jeugd en bijbehorende bedragen
Over 2011 zijn gegevens van Vektis bekend over pgb-declaraties voor jeugdigen in de provincie Groningen. Deze gegevens laten zien dat in 2011 3.943 jeugdigen gebruik maakten van zorg in het kader van een pgb. Daarmee was in totaal bijna € 58 miljoen gemoeid. Het gemiddelde bedrag per pgb(-houder) was bijna € 15 duizend. 87% van de jeugdigen met een pgb maakte gebruik van meer dan één functie. (In totaal is 9.419 maal een functie gedeclareerd, gemiddeld bijna 2,5 per jongere). De tabel op pagina 12 laat zien dat Begeleiding Individueel de grootste kostenpost was.
13
In het onderzoek zijn 9 van de 12 ouders die zelf individuele begeleiding geven overbelast. De huidige regels geven aan dat ouders die blijkens de indicatie overbelast zijn zichzelf niet mogen aanmerken als zorgverlener in het kader van een pgb. (Zoals ook vermeld in noot 11). 14 Bijvoorbeeld als ouders een verstandelijke beperking hebben en er niemand is die hen bij de pgb-taken ondersteunt. 11
Pgb’s 2011 provincie Groningen: aantal indicaties, gedeclareerde functies en kosten voor 3.943 jongeren
functie Persoonlijke verzorging Verpleging Begeleiding groep Begeleiding individueel Huishoudelijke verzorging Kortdurend verblijf Langdurig verblijf (ZZP-indicatie) Totaal
aantal indicaties 843 1 2.780 3.262 14 2.417 97 9.414
kosten in € 7.247.709 10.013 13.340.478 24.863.217 173.331 10.378.413 1.688.588 57.701.748
Bron: Vektis 2011 (bewerking Sociaal Planbureau Groningen)
Het Sociaal Planbureau Groningen heeft in 2013 op basis van de data van Vektis, over gedeclareerde zorg 2011, per gemeente in de provincie Groningen een overzicht gemaakt van de pgb’s voor jeugdigen. Dit overzicht biedt informatie over het aantal jeugdigen met een pgb, het aantal indicaties, de grondslagen, de geïndiceerde functies (vormen van zorg) en de kosten. Uit landelijke gegevens blijkt dat in 2011 een ‘topjaar’ was voor pgb’s jeugd. Van de nieuwe instroom jeugdigen met psychiatrische beperkingen (met een indicatie van BJZ), de groep die het meest gebruik maakt van een pgb, gaf 71% in dat jaar een voorkeur op voor een pgb; in 2012 daalde dat percentage naar 6%15. Over het totale pgb-gebruik concludeert het SCP dat de trend van alsmaar stijgende pgb-uitgaven in 2012 is omgebogen naar stabilisatie. Bij de extramurale indicaties nam het aantal budgethouders af, maar bij de intramurale indicaties (langdurig verblijf) deed zich een stijging voor. Landelijk daalde het aantal jeugdige pgb-houders met een psychiatrische beperking met 20%; bij de doelgroep verstandelijke gehandicapten tot 18 jaar deed zich een zelfde ontwikkeling voor. De daling betreft vooral de ‘goedkope’ pgb’s (met minder dan 10 uur zorg per week). Cijfers over 2012 en 2013 over pgb’s jeugd in de provincie Groningen zullen naar verwachting16 een stabilisatie of lichte daling van de kosten (ten opzichte van 2011) laten zien. De eventuele daling zal niet groot zijn, omdat de ‘oude gevallen’ zijn ontzien bij de instroombeperkende maatregelen.
5.2
Gebruikte zorgvormen
Begeleiding individueel was in 2011 de meest gebruikte zorgvorm in het kader van het pgb-jeugd in de provincie Groningen; 83% van de jeugdige pgb-houders in de provincie Groningen declareerde (onder meer ) kosten van individuele begeleiding. Ook begeleiding groep en kortdurend verblijf waren in 2011 vaak gebruikte zorgvormen. (Hiervoor declareerde respectievelijk 70% en 61% van de jeugdige pgb-houders kosten). Pgb-houders zijn niet verplicht het pgb te besteden aan de geïndiceerde functies. Uit het eerder genoemde onderzoek van Frieslab onder dertig pgb-houders valt op te maken dat het pgb-gebruik inderdaad niet altijd, maar in verreweg de meeste gevallen wel conform de geïndiceerde functie is. Menzis zorgkantoor geeft aan dat dat in Groningen vermoedelijk niet anders is, maar heeft geen overzicht paraat. In Friesland bleek de zorg soms te worden ingezet voor activiteiten waarvoor het 15
Bron: Het persoonsgebonden budget in de AWBZ; monitor 2012. In het persbericht van het Sociaal en Cultureel Planbureau over dit rapport zijn als percentages met pgb-voorkeur respectievelijk 77% en 5% vermeld. 16 Op basis van onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau over de ontwikkelingen in pgb’s in 2012 en informatie van Menzis. 12
pgb niet is bedoeld, zoals stage (school), huiswerkbegeleiding en begeleiding bij paardrijden. De beschikbare gegevens over declaraties pgb-jeugd uit de provincie Groningen sluiten niet uit dat dit ook in deze provincie het geval is.
5.3
Zorgverleners
De zorgverleners in het kader van pgb’s zijn in te delen in de volgende categorieën: ouders, grootouders, familie; zorgboeren; ZZP’ers; zorgaanbieders, die ook zorg in natura leveren. Blijkens het onderzoek van Frieslab (onder 30 jeugdigen met een pgb) leveren ouders of naaste familie vooral persoonlijke verzorging (alle 4 casussen) en begeleiding individueel (16 van de 29 casussen). Begeleiding groep wordt vooral geleverd door zorgboerderijen (17 van de 19 casussen). Bij kortdurend verblijf zijn zorgboerderijen en familie bijna even vaak de leverancier. Aan de 30 onderzochte jeugdigen zijn pgb’s toegekend voor in totaal € 394.535,-. Ongeveer een derde van dit bedrag wordt besteed bij zorgboerderijen en ongeveer een derde bij (pleeg)ouders en familie. Het overige derde deel gaat naar pgb-aanbieders, particuliere begeleiders, een thuiszorgorganisatie, een huiswerkinstituut of wordt niet besteed.
6.
AANKNOPINGSPUNTEN VOOR (NIEUW) BELEID
Voor de (verdere) beleidsontwikkeling is het van belang te weten waarom ouders en jeugdigen kiezen voor een pgb boven zorg in natura. In beleidstaal geformuleerd heeft een pgb de volgende voordelen voor de zorgvrager: de zorg kunnen afstemmen op de persoonlijke hulpvraag en de persoonlijke kwaliteitsvoorwaarden17; zelf regie voeren; zelf bepalen wie de zorg verleent en wanneer (bijvoorbeeld: op incourante of onregelmatige tijdstippen, vaste zorgverleners); ontlasten van mantelzorgers (door inkomen te verschaffen); omzeilen van wachtlijsten. In de praktijk is de keuze voor een pgb soms een negatieve. De zorgvrager wil eigenlijk liever zorg in natura, maar reguliere zorginstellingen kunnen niet leveren. Volgens ITS (januari 2011) kiest 40% van de budgethouders uit noodzaak voor een pgb. Bij MEE Groningen is de indruk dat het beschikbare zorgaanbod meer bepalend is voor de ‘keuze’ tussen pgb of zorg in natura dan de wens om zelf regie te voeren. Het pgb-onderzoek in Friesland geeft (op basis van 30 casussen) een beeld vanuit de dagelijkse praktijk. Daarin komt naar voren dat het (naar oordeel van de ouders) vaak nauw steekt wie de zorg levert. Niet elke zorgverlener met het juiste diploma is geschikt. Veel ouders gaan liever in zee met een persoon die ze vertrouwen dan met een organisatie. Verder blijkt in het onderzoek dat een pgb kan fungeren als aanvulling op of vervanging van gezinsinkomen, waarvoor in de praktijk ruime bestedingsvrijheid bestaat. De geraadpleegde deskundige van MEE Groningen zegt hierover: ‘Als je de verantwoording een beetje slim aanpakt kan er veel.’ 17
Per Saldo schrijft op zijn website: onze vereniging vindt het belangrijk dat kwaliteit niet alleen wordt gevat in kwaliteitskaders, keurmerken en bijvoorbeeld het hebben van een BIG-registratie. Samen met andere patiëntenorganisaties pleiten we ervoor dat we de zorgvrager als uitgangspunt wordt genomen. Ervaart hij/zij de zorg als zinvol? Welke zorg, begeleiding sluit het beste aan bij zijn/haar persoonlijke belevingswereld? 13
Pgb’s zijn een instrument waarmee maatwerk kan worden geboden in de levering van zorg. Als zodanig lijkt het pgb prima aan te sluiten op het overheidsbeleid. Toch wordt het pgb in beleidsstukken ook neergezet als een risico dat beheerst dient te worden. Dat heeft te maken met de volgende factoren: aanzuigende werking: een deel (een derde volgens ITS 2011) van de mensen met een pgb zou afzien van zorg als alleen zorg in natura mogelijk zou zijn; toename grijs circuit: voor zorgverleners die maximaal 3 dagen per week werken worden geen premies afgedragen; fraudegevoeligheid. Door diverse maatregelen, die in hoofdstuk 3 al zijn aangestipt, zijn deze nadelen de afgelopen jaren steeds meer onder controle gebracht. Ervan uitgaande dat gemeenten de (financiële) risico’s willen beperken en de kwaliteit van de zorg willen optimaliseren hebben we op basis van de inbreng van deskundigen en op basis van literatuur hieronder een aantal aanknopingspunten voor gemeentelijk pgb-beleid geformuleerd.
6.1
Regel de indicatiestelling anders
Zowel de literatuur als de door ons geraadpleegde deskundigen vinden de indicatiestelling een zeer belangrijk aanknopingspunt voor nieuw, beter pgb-beleid. Adviezen zijn: Geef niet uitsluitend op basis van een ‘papieren plaatje ‘ (schriftelijke aanvraag) toegang tot zorg. Betrek ouders en jeugdigen (ook afzonderlijk als dat kan) actief bij vraagverheldering en vaststelling van de zorg die nodig is. Breng in beeld wat voor hen van belang is om ‘normaal’ te kunnen leven. (Bijvoorbeeld een vaste zorgverlener, rust in het gezin, coaching bij de opvoeding, enz). Kijk naar de mogelijkheden van de jeugdige, het gezin en het netwerk. Wat kunnen ze zelf regelen en oplossen? Maak hierbij gebruik van methodieken als de keukentafelgesprekken in het kader van de Wmo en Signs of Safety. Vertaal niet elk probleem of elke stoornis naar zorg waarvoor betaald moet worden. Wijk af van de voorwaarde dat er een diagnose moet zijn in gevallen waarin dat niet in het belang van het kind is18. (Wachten met zorg verlenen tot er een diagnose is betekent soms dat een kind zich ongunstig ontwikkelt). Kijk ook naar de rol van het gezinssysteem in het ontstaan en voortduren van problematiek. (Soms zijn problemen in het gezin of gebrekkige opvoedingsvaardigheden van ouders een belangrijke factor). Neem niet de huidige beleidsregels over! Ze zijn zelfs voor professionals moeilijk te doorgronden en leiden tot veel gesteggel en juridische procedures. Voer een vorm van arbitrage/second opinion in voor situaties waarin zorgvrager en gemeente het niet eens kunnen worden over de benodigde ondersteuning. (Ter voorkoming van juridisering).
6.2
Stel duidelijke criteria voor de toegang tot een pgb
Op dit moment zijn de indicatiestelling en de toekenning van een pgb twee procedures, die door drie verschillende organisaties worden uitgevoerd (CIZ, BJZ en zorgkantoor). Beter zou zijn in één procedure afspraken te maken over de inzet van zorg: welke zorg sluit aan op de behoefte en hoe kan die zorg doelmatig en effectief geleverd worden.
18
Dit is het advies van één van de geraadpleegde deskundigen. Een andere deskundige wijst erop dat daarmee wel een helder criterium over boord wordt gegooid. 14
Verdere suggesties om de gang van zaken rond indicatiestelling en toekenning van pgb’s optimaal te doen verlopen: stel hoge eisen stellen aan de competenties van degene die de behoefte aan zorg en ondersteuning in beeld brengt: hij/zij moet onder meer kennis hebben van (consequenties van) beperkingen, de mogelijkheden van het zorgaanbod kennen, kunnen meedenken met ouders, maar ook grenzen kunnen aangeven; stimuleer een bewuste en weloverwogen keuze voor een pgb, door goede informatievoorziening over de mogelijkheden van zorg in natura en over de rechten en plichten die behoren bij een pgb19; bied cliëntondersteuning aan ouders die dat nodig hebben, tijdens de voorfase, in het eerste jaar (als de zorg op gang moet komen) en bij de evaluatie van de zorgverlening; ken geen pgb toe aan ouders die niet in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren20.
6.3
Sta beperkt toe dat pgb-houders mensen uit hun sociale netwerk inhuren Hanteer als hoofdregel dat het pgb niet bedoeld is om mensen uit het eigen netwerk te betalen. Maak wel uitzonderingen hierop mogelijk, bijvoorbeeld in gezinnen met een kind dat verpleging nodig heeft. Stel bij keuzes hieromtrent het belang van het kind centraal21. Regel het pgb verder zodanig dat er ruimte blijft voor de pgb-houders om zelf de regie over de zorg te voeren.
6.4
Denk niet dat pgb-zorg per definitie duur is
Zorg op basis van een pgb kan goedkoper zijn. Met een pgb kan de zorg vaak voor een lagere uurprijs worden ingekocht dan bij zorg in natura mogelijk is. (Dit komt o.a. doordat werkgeverstaken door de budgethouder zelf worden verricht). Gemeenten mogen straks een pgb weigeren als het duurder is dan een maatwerkvoorziening in natura. Wel moeten ze de budgethouder de mogelijkheid bieden de meerkosten voor eigen rekening te nemen.
6.5
Voorkom fraude met pgb’s
Het trekkingsrecht maakt de controle op de besteding van een pgb eenvoudiger. Problemen in het beheer van het budget (bijvoorbeeld geen zorgcontracten afgesloten, administratie niet op orde) zullen vrijwel niet meer voorkomen. Fraude door vals declareren is niet uitgesloten. Goede voorlichting kan bijdragen aan het voorkomen van ongewenst gebruik van het pgb. Het zijn meestal niet de pgb-houders zelf die frauderen; pgbhouders worden soms slachtoffer van malafide ‘derden’ die ze in de arm hebben genomen.
6.6
Besteed aandacht aan kwaliteit vanuit het perspectief van de jeugdige
Bij een pgb bepalen ouders wat zij kwaliteit vinden. Maar wat ouders doen en willen is niet altijd in het belang van de jeugdige. Advies: bied ondersteuning bij keuzes rond het inzetten van het pgb. Stel als voorwaarde dat er een (eenvoudig) handelingsplan is en evalueer dit met de pgb-houder. Voorkom hierbij bureaucratie en procedures die niet in verhouding staan tot de omvang van het pgb. 19
Dit krijgt ook nu al veel aandacht. Onder meer via het bewust-keuze gesprek en het aanbieden van een digitale zelftest voor aspirant-pgb-houders. 20 Dit is overeenkomstig de regelgeving: het college van B&W moet de aanvrager in staat achten de betreffende taken verantwoord uit te voeren. Deze mag daarbij overigens ondersteund worden door mensen uit zijn sociale netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. 21 En niet het financieel belang van de ouders of anderen. Gemeenten kunnen er belang bij hebben dat (bepaalde) ouders een pgb krijgen. Bijvoorbeeld omdat die dan geen bijstandsuitkering nodig hebben en/of relatief goedkope zorg kunnen leveren. 15
Bij zorg in natura is het eenvoudiger afspraken te maken over de kwaliteit van de te leveren zorg. Een belangrijk advies is daarom: regel dat er voldoende en goede zorg (en begeleiding) in natura beschikbaar is, die aansluit op de behoefte van ouders en jeugdigen. (O.a. wat betreft leveringstijdstippen, aantal hulpverleners en flexibiliteit van de inzet).
6.7
Ken de doelgroepen en de praktijk Besteed aandacht aan en zet duidelijke lijnen uit voor: dagbesteding voor jongeren met een verstandelijke handicap, zorgverlening op school (wie verantwoordelijk?), afstemming van (ontheffing) leerplicht en zorg, zorg en (buitenschoolse) kinderopvang. Besteed niet onevenredig veel aandacht aan mensen met een kleine zorgvraag. (Ook als ze hun knelpunten bij herhaling naar voren brengen).
7.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Dit hoofdstuk voorziet in een beknopte beantwoording van de algemene onderzoeksvraag: hoe werken de pgb’s voor jeugdigen en wat zijn te beïnvloeden factoren die kunnen leiden tot kostenvermindering? Kan een uitspraak worden gedaan over de kwaliteit van de verleende zorg? Daarna volgt een aantal aanbevelingen. De aanbevelingen zijn beperkt tot zes punten, omdat in hoofdstuk 6 al aanknopingspunten voor (nieuw) beleid zijn benoemd. Een beperking van dit onderzoek is dat geen gebruik kon worden gemaakt van recente data (2012 en 2013) over toekenning en besteding van pgb’s in de provincie Groningen. Via de bronnen die wel beschikbaar waren hebben we echter voldoende informatie kunnen verzamelen om de algemene onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.
7.1
Hoe werken pgb’s voor jeugdigen?
Het pgb sluit aan bij de behoefte van zorgvragers om zelf regie te voeren en zelf te kunnen bepalen aan welke (kwaliteits)voorwaarden de te leveren zorg moet voldoen. In vergelijking met zorg in natura levert een pgb de zorgvrager veel ruimte voor eigen invulling. Zo is het aan de pgb-houder zelf wie hij inhuurt als zorgverleners. Dat kunnen ook zijn ouders, grootouders of andere familieleden zijn. In de praktijk maken pgb-houders regelmatig gebruik van de mogelijkheid ouders en familie in te huren. Onderzoek bij 30 jeugdige pgb-houders in Friesland geeft aan dat gemiddeld een derde van de pgb’s aan de ouders of familie van de jeugdige wordt uitgegeven en eveneens een derde aan zorgboerderijen. Met een pgb kan de zorg vaak tegen een lager tarief worden ingekocht dan bij zorg in natura mogelijk is. Pgb-zorg is niet duurder dan zorg in natura. Wel heeft het pgb een aanzuigende werking: het leidt ertoe dat het beroep op zorg toeneemt. Een (jeugdige) zorgvrager krijgt niet zo maar een pgb. Hij moet eerst een procedure doorlopen, waarin ter zake deskundigen van verschillende instanties vaststellen of bij hem sprake is van een grondslag (handicap of beperking), of hij recht heeft op AWBZ-zorg en of hij voldoet aan de voorwaarden behorende bij het pgb. Eén van die voorwaarden is dat de benodigde zorg niet in natura kan worden geleverd door een (toegelaten) AWBZ-instelling. Pgb-houders (en ouders) bepalen uiteindelijk zelf of dat het geval is.
16
7.2
Wat zijn te beïnvloeden factoren die kunnen leiden tot kostenvermindering?
De afgelopen jaren zijn diverse maatregelen genomen om de groei in pgb’s te beteugelen. Zo is ingezet op beperking van de groep die in aanmerking komt voor een pgb. Het 10-uurs criterium22, dat vanaf 2012 is ingevoerd, was één van de maatregelen. Dit leidde ertoe dat de nieuwe instroom in pgb’s voor jeugdigen in 2012 zeer sterk is gedaald, zoals landelijke gegevens laten zien. Ook zijn maatregelen genomen die de bestedingsmogelijkheden van het pgb beperken (maximum tarieven, beperking inzet pgb-bureaus) en het beheer van het pgb reguleren (trekkingsrecht, aangescherpte controle). Tenslotte is met een aantal maatregelen bevorderd dat zorgvragers goed geïnformeerd en bewust kiezen voor een pgb (bewuste-keuzegesprek, goede voorlichting). Een belangrijk aanknopingspunt voor (verdere) kostenbeheersing is anders regelen van de toegang tot de (jeugd)zorg. De voor dit onderzoek geraadpleegde deskundigen geven aan dat het loont om met de zorgvragers in gesprek te gaan over wat zij nodig hebben aan ondersteuning en wat de jeugdige, het gezin en het netwerk zelf kunnen regelen en oplossen. Niet elk probleem behoeft te leiden tot een zorgaanspraak.
7.3
Kan een uitspraak worden gedaan over de kwaliteit van de verleende zorg?
De kwaliteit van de verleende pgb-zorg is een zaak van de pgb-houder. Dat behoort tot de essentie van het pgb. De financier (het zorgkantoor) heeft niet tot taak de kwaliteit te beoordelen en heeft beperkte mogelijkheden (in het voortraject) om de kwaliteit te bevorderen. Bij zorg in natura is het voor financiers veel eenvoudiger om kwaliteitseisen te stellen en te bewaken. Professionals en onderzoekers constateren dat pgb-houders er niet altijd in slagen de benodigde kwaliteit te (doen) realiseren. Dit speelt in het bijzonder als ouders die een beperking hebben of overbelast zijn zelf de pgb-zorg leveren.
7.4
Welke aanbevelingen levert dit onderzoek op?
In hoofdstuk 6 zijn diverse aanknopingspunten voor nieuw beleid en kostenbeheersing vermeld. De belangrijkste aanbevelingen zijn: Hanteer het belang van de jeugdige als leidraad bij de ontwikkeling van gemeentelijk beleid rond pgb’s voor jeugdigen. Regel dat er voldoende zorg in natura beschikbaar is, die aansluit op de behoeften van zorgvragers. Regel de toegang tot de (jeugd)zorg anders. Geef de jeugdige zorgvrager en zijn ouders hierin een actieve rol. Maak gebruik van methodieken als het keukentafelgesprek en Signs of Safety. Beperk de mogelijkheden om met het pgb de ouders of het sociaal netwerk in te huren. (Ga uit van ‘nee, tenzij…’). Bevorder de kwaliteit en doelmatigheid van pgb-zorg. Zorg voor goede voorlichting over de aan het pgb verbonden rechten en plichten. Bied (cliënt)ondersteuning bij keuzes die de pgbhouder moet maken. Evalueer en controleer het gebruik van het pgb. Voorkom daarbij bureaucratie en procedures die meer kosten dan het (soms kleine) pgb.
22
Zie 3.5 en voetnoot 8. 17
8.
GERAADPLEEGDE PUBLICATIES EN DESKUNDIGEN
8.1
Publicaties Behoefte aan begeleiding? De verhalen van 30 jonge mensen met een indicatie voor begeleiding met de inzet van een pgb, Frieslab, januari 2014 ‘Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014’, in: Staatscourant, nr 35797, 20 december 2013 Een solide pgb in de nieuwe Wmo; aandachtspunten voor een duurzaam pgb-beleid in gemeenten, Per Saldo, september 2013 Het persoonsgebonden budget in de AWBZ; monitor 2012, Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2013 Indicatiestelling voor de Jeugd-GGZ, werkinstructie, Jeugdzorg Nederland (versie 8.0), januari 2014 Informatiekaart Persoonsgebonden budget (pgb), TransitieBureau Wmo, februari 2014 Kamerbrief persoonsgebonden budget (pgb), nr. 172142-113551-LZ, 20 november 2013 Op weg naar een solide pgb; onderzoek naar de diversiteit van budgethouders en een toekomstig pgb in de AWBZ, ITS Nijmegen, januari 2011 Regeling subsidies AWBZ; geldend op 05-03-2014, op: http://wetten.overheid.nl Vergoedingenlijst pgb 2014, Zorgkantoren en Per Saldo Zelf uw zorg inkopen in 8 stappen 2014; Persoonsgebonden budget AWBZ, College voor Zorgverzekeringen, februari 2014
8.2
Deskundigen De heer H. Orsel, Bureau Jeugdzorg Groningen Mevrouw Y. Habes, MEE Groningen Mevrouw A. Pinkster en mevrouw A. Spaan, Menzis zorgkantoor
18
19