Stellingname in opdracht van Greenpeace Nederland Postbus 3946 1001 AS Amsterdam
STIKSTOFDEPOSITIE DOOR DE RWE-KOLENCENTRALE IN EEMSHAVEN/PROVINCIE GRONINGEN Onderzoek van documenten over de effecten van de stikstofdepositie door de RWE-kolencentrale op speciale beschermingszones in Duitsland (titel afgekort): • ARCADIS 2011: Stikstofdepositie op Duitse eilanden • IBL/KKR 2011: Stikstofdepositie in Nedersaksische Natura 2000-gebieden • IBL/KKR 2012: Stikstofdepositie in Duitse Natura 2000-gebieden •
Borkum 2013: Rapport met betrekking tot vereiste passende beoordelingen
• Groningen 2013: Beslissing op Bezwaar inzake vergunning Natuurbeschermingswet 1998
Auteur Dipl.-Ing. Christian Tebert 16 september 2013
Nernstweg 32 - 34 22765 Hamburg Tel 040-39 100 2 0 Fax 040-39 100 2 33
[email protected] www.oekopol.de Dit rapport is mogelijk gemaakt door de financiële steun van: Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland (BUND), Bürgerinitiative Saubere Luft Ostfriesland, Deutsche Umwelthilfe (DUH), Greenpeace Nederland en Duitsland, Het Groninger Landschap, Naturschutzbund Deutschland (NABU), Stichting Natuur & Milieu, Natuur en Milieufederatie Groningen, Natuurmonumenten, Waddenvereniging en World Wide Fund For Nature Duitsland (WWF)
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Inhoud 1
SAMENVATTING ...................................................................................................... 4
1.1 Onderzochte documenten en resultaat ................................................................ 4 1.2 Fouten in de onderzoeken over stikstofdeposities ............................................. 4 1.3 Noodzakelijke passende beoordelingen wegens de slechte of ontoereikende staat van instandhouding............................................................. 5 1.4 Noodzakelijke extra voortoetsen........................................................................... 6 2
AANLEIDING EN TAAKOMSCHRIJVING .............................................................. 10
3
CONTEXT ................................................................................................................ 12
3.1 Juridisch kader ..................................................................................................... 12 3.2 Onderzoek naar depositie van schadelijke stoffen in Duitsland ...................... 12 3.3 Kritische depositiewaarden (Critical Loads) ...................................................... 13 4
LIGGING VAN DE GEPLANDE KOLENCENTRALE EEMSHAVEN ...................... 14
5
ARCADIS RAPPORT 2011 ..................................................................................... 16
5.1 Habitat en kritische depositiewaarden ............................................................... 16 5.2 Instandhoudingsdoelen ....................................................................................... 18 5.3 Schatting van de toename van stikstofdepositie............................................... 19 5.4 Conclusies ten aanzien van het Arcadis rapport ............................................... 19 6
IBL/KKR RAPPORTEN 2011/2012 ......................................................................... 20
6.1 Methodiek.............................................................................................................. 20 6.2 Modellering van de stikstofdepositie.................................................................. 20 6.3 In aanmerking genomen stikstofbronnen .......................................................... 21 6.4 Onderzoeksgebied en afbakeningscriterium ..................................................... 23 6.5 Kritische depositiewaarden ................................................................................. 24 6.6 Ontoelaatbare toepassing van een irrelevantiedrempel ................................... 25 6.7 Principiële plicht tot een passende beoordeling ............................................... 26 6.8 Onderzoek bij een ongunstige staat van instandhouding ................................ 27 6.9 Conclusie ten aanzien van de IBL/KKR rapporten 2011/2012 .......................... 28 7
BORKUM RAPPORT 2013...................................................................................... 29
7.1 Andere in aanmerking te nemen Natura 2000-gebieden ................................... 29 7.2 Noodzaak van passende beoordelingen ............................................................ 30 7.3 Achtergrondwaarde van het Umweltbundesamt ............................................... 30 7.4 Effecten van verzuring ......................................................................................... 31 7.5 Conclusies ten aanzien van het Borkum rapport 2013 ..................................... 31 8
BESLISSING OP BEZWAAR DOOR DE PROVINCIE GRONINGEN 2013 ............ 32
8.1 Conclusies ten aanzien van de beslissing op bezwaar..................................... 32 9
LITERATUURLIJST ................................................................................................ 33
2
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Lijst van afbeeldingen Afbeelding 1: Afbeelding 2: Afbeelding 3: Afbeelding 4:
Locatie van de geplande kolencentrale Eemshaven (NL) met 3 hoofdwindrichtingen van de windroos Emden 2001-2011 ............. 14 Stikstofdepositie in Europa in 2010 ........................................... 15 Natura 2000-gebieden (rood gearceerd) en EUvogelbeschermingszones (blauw gearceerd) in het noordwesten van Nedersaksen ....................................................................... 15 Projectafhankelijke stikstofdeposities met betrekking tot de ruimtelijke ligging van Natura 2000-gebieden ............................................ 23
Lijst van tabellen Tabel 1: Tabel 2: Tabel 3: Tabel 4: Tabel 5: Tabel 6: Tabel 7:
Slechte/ontoereikende staat van instandhouding van habitattypen bij [IBL/KKR 2011] [NLWKN 2011]…………………………………………….. 6 Ontbrekende habitat-onderzoeken in de voortoets door IBL/KKR [20121]……………………………………………………………………………….. 6 Habitattypen op 5 Duitse Waddeneilanden [Arcadis 2011], toegevoegd: kritische depositiewaarden [kg N/(ha*a)]………………………………… 17 Verschillen in staat van instandhouding van habitattypen bij [Arcadis 2011] en [NLWKN 2011]……………………………………………………18 Habitattypen die niet door IBL/KKR zijn onderzocht in het invloedgebied van de geplande kolencentrale…………………………………………... 24 Verschillen in de gegevens ten aanzien van de minimale kritische depositiewaarden bij[IBL/KKR 2012] en [Von Drachenfels 2012]…….. 25 Verschillen in de staat van instandhouding van habitattypen bij [IBL/KKR 2011] en [NLWKN 2011]…………………………………….27
3
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
1 SAMENVATTING 1.1
Onderzochte documenten en resultaat
ÖKOPOL heeft in opdracht van Greenpeace Nederland vijf documenten over de geplande RWE-kolencentrale in de Eemshaven getoetst. In deze documenten wordt het risico van een toename van stikstofdepositie in Duitse Natura 2000gebieden onderzocht. In de onderzochte gebieden worden de kritische depositiewaarden voor vermestende en verzurende stoffen al jarenlang duidelijk overschreden, zodat veel gebieden die voor deze stoffen gevoelig zijn nu al acuut in hun instandhouding worden bedreigd. ÖKOPOL concludeert dat de raming van Arcadis [2011] en de voortoetsen door IBL/KKR [2011] [2012-1] uit vakkundig oogpunt wezenlijke gebreken vertonen. Alles bij elkaar genomen leveren de onderzoeken onjuiste resultaten op. De berekeningen ontberen transparantie. Daarbij zijn ten aanzien van meerdere habitattypen de onderzoeken onvolledig. Het onderzoek van de stad Borkum [2013] geeft wat dat betreft vakkundig gezien juiste aanwijzingen. De vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de kolencentrale [Groningen 2013], die hoofdzakelijk is gebaseerd op de gebrekkige en onvolledige resultaten van IBL/KKR [2012-1], sluit ten onrechte significante effecten uit van de emissies door de kolencentrale op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden in Duitsland. Feitelijk bestaat er echter een aanmerkelijk risico dat waardevolle habitat door een decennialange toename van stikstofdepositie op negatieve wijze veranderen of verloren gaan. Veel van deze bedreigde habitat zijn aangewezen als speciale beschermingszone met hoogste instandhoudingsprioriteit. Door een regionaal zeer hoge stikstofdepositie hebben zij nu al een ontoereikende of slechte staat van instandhouding.
1.2
Fouten in de onderzoeken over stikstofdeposities
Reeds de uitgangsgegevens in de onderzochte rapporten van Arcadis en IBL/KKR zijn onvoldoende beschreven. Dit betreft met name de som van de extra stikstofdepositie uit verschillende actueel geplande projecten die in aanmerking moeten worden genomen. In IBL/KKR [2011] wordt aangegeven dat de emissies van een project ontbreken. Uit IBL/KKR [2011] en [2012] blijkt dat er geen rekening is gehouden met de aan Duitse zijde geplande projecten, in het bijzonder de aanvragen voor pluimveefokkerijen met meer dan 110.000 kippen in de stad Norden, in de directe nabijheid van de kolencentrale. De toepasselijkheid van de meteorologische gegevens, waarop Arcadis en IBL/KKR de stikstofverspreidingsberekening voor de Duitse speciale beschermingszones baseren, is twijfelachtig en niet onderbouwd. Zo baseren Arcadis en IBL/KKR de stikstofverspreidingsberekening voor de Duitse speciale beschermingszones op de meteorologische gegevens van een niet nader genoemd of onderbouwd Nederlands weerstation, hoewel specifieke regionale meteorologische gegevens van twee weerstations in de getroffen Duitse gebieden beschikbaar zijn. 4
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
De deskundigen van IBL/KKR zetten uiteen dat zij een onderzoek naar significante effecten (passende beoordeling) voor gebieden met een ongunstige staat van instandhouding eigenlijk noodzakelijk achten. Hoewel de staat van instandhouding van een habitat als “ongunstig tot slecht” wordt gekwalificeerd en deze vooral door vermestende en verzurende stoffen wordt bedreigd, blijft een passende beoordeling voor dit habitattype uit. Verschillende kwalificaties van de staat van instandhouding van habitattypen zijn in de uiteenzettingen van Arcadis [2011] en IBL/KKR [2011] [2012-1] aangeduid met deels erg verouderde gegevens. Op grond van actuele gegevens is de kwalificatie ‘ongunstig’ of ‘slecht’, zodat passende beoordelingen van deze Natura 2000-gebieden nodig zijn. De Niedersächsischer Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und Naturschutz (Nedersaksische instantie voor waterbeheer, kust- en natuurbescherming, hierna: NLWKN) heeft de staat van instandhouding van met name twee waardevolle beschermingszones in de nabijheid van de kolencentrale als “slecht” beoordeeld, zodat voor beide gebieden een passende beoordeling moet plaatsvinden: "riffen" (1170) in het Natura 2000-gebied "Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer" (Nationaal park Nedersaksische Waddenzee) en "estuaria" (1130) in het Natura 2000-gebied "Unterems und Außenems" (Ondereems en Buiteneems) [NLWKN 2011]. Kritische depositiewaarden ("Critical Loads") voor specifieke habitattypen zijn door IBL/KKR [2012-1] niet aan de hand van actuele kritische depositiewaarden onderzocht, maar vergeleken met oude en te hoge kritische depositiewaarden, hoewel in maart 2012 actuele waarden van de verantwoordelijke instantie voor natuurbescherming in Nedersaksen beschikbaar waren. Uit het onderzoek van de effecten aan de hand van actuele kritische depositiewaarden blijkt in verschillende gevallen dat een relevante depositietoename in de habitatgebieden te vrezen is. De door IBL/KKR globaal bepaalde irrelevantiedrempel voor stikstofdepositie ter hoogte van 3% van de kritische depositiewaarde is in strijd met het door het Europese Hof van Justitie bevestigde voorzorgprincipe van de Habitatrichtlijn. Een verplichting tot het houden van een onderzoek naar significante effecten vloeit ten aanzien van verschillende Natura 2000-gebieden zelfs voort uit de logica van IBL/KKR, omdat een onderzoek aan de hand van de geactualiseerde kritische depositiewaarden tot overschrijdingen leidt. Significante effecten kunnen daarom zonder desbetreffende passende beoordelingen niet worden uitgesloten.
1.3
Noodzakelijke passende beoordelingen wegens de slechte of ontoereikende staat van instandhouding
Wegens de slechte of ontoereikende staat van instandhouding en de bedreiging door vermestende en verzurende stoffen dienen voor de volgende habitattypen passende beoordelingen te worden opgesteld. Dit geldt op grond van de op Duitsland betrekking hebbende kwalificatie echter niet dwingend voor “lagunes” en “witte duinen”.
5
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Tabel 1:
Slechte/ontoereikende staat van instandhouding van habitattypen bij [IBL/KKR 2011] [NLWKN 2011]
Num mer
Habitattype
IBL/KKR [2011] Duitsland
NLWKN [2011] Duitsland Nedersaksen
1130
Estuaria
zeer goed
slecht
slecht
1150*
Lagunes
goed
slecht
gunstig
1170
Riffen
ontoereikend tot slecht
ontoereikend (*)
1330
Schorren en zilte graslanden
zeer goed
ontoereikend
ontoereikend
2120
Witte duinen
gunstig
ontoereikend
gunstig
2150*
Duinheiden met struikhei
goed
slecht
ontoereikend
2190
Vochtige duinvalleien
goed
ontoereikend
ontoereikend
- (*)
3130 Zwakgebufferde vennen goed slecht slecht (*) Beoordeling ontbreekt in de uitvoeringsinstructies [Von Drachenfels 2011], in plaats daarvan is daarom voor Duitsland gebruik gemaakt van de beoordeling van het Umweltbundesamt (Duitse federale instantie voor milieuzaken, hierna: UBA) [UBA 2010]
1.4
Noodzakelijke extra voortoetsen
In de voortoets van IBL/KKR [2012-1] ontbreken 15 habitattypen in het invloedgebied van de kolencentrale, hoewel deze reeds door overbelasting met vermestende en verzurende stoffen worden bedreigd (zie ook [Borkum 2013]). Uit voorzorg voor het risico van significante effecten hadden ook deze habitattypen onderzocht moeten worden. Zij bevinden zich in de nabijgelegen districten Aurich, Leer, Wittmund en de stad Emden, en dus maximaal op een afstand van ongeveer 55 km van de kolencentrale. Tabel 2:
Ontbrekende habitat-onderzoeken in de voortoets van IBL/KKR [2012-1]
Num mer
Niet onderzochte habitattypen
Kwalificatie, staat van instandhouding en bedreiging [NLWKN 2011] [Von Drachenfels 2012]
Verspreiding van de habitat in Natura 2000-gebieden
Afstand tot kolencentrale
3150
Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregel en slechte instandhouding Bedreiging van verlanding wordt vergroot door depositietoename van vermestende en verzurende stoffen
Großes Meer, Loppersumer Meer
ca. 30 km
Fehntjer Tief
ca. 40 km
Zure vennen
Geen prioritaire habitat, goede instandhouding
Ewiges Meer
ca. 40 km
Bedreiging op grond van de zeer hoge gevoeligheid voor depositie van vermestende en verzurende stoffen
Kollrunger Moor und Klinge
ca. 55 km
3160
6
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Num mer
Niet onderzochte habitattypen
Kwalificatie, staat van instandhouding en bedreiging [NLWKN 2011] [Von Drachenfels 2012]
Verspreiding van de habitat in Natura 2000-gebieden
Afstand tot kolencentrale
3260
Beken en rivieren met waterplanten
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregelen slechte instandhouding Bedreiging door diffuse depositietoename van vermestende en verzurende stoffen wegens – afhankelijk van de mate geringe tot hoge gevoeligheid
Fehntjer Tief
ca. 40 km
6230*
Heischrale graslanden
Hoogste prioriteitsniveau, staat van instandhouding:
Waddenzee (Borkum)
ca. 20 km
Fehntjer Tief
ca. 40 km
Wolfsmeer
ca. 50 km
Bedreiging door depositie van externe vermestende en verzurende stoffen wegens hoge gevoeligheid
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden bij Esens
ca. 50 km
Hoogste prioriteitsniveau, slechte instandhouding Bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen wegens middelmatige tot hoge gevoeligheid
Großes Meer, Loppersumer Meer
ca. 30 km
Fehntjer Tief
ca. 40 km
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden) bij Esens
ca. 50 km
slecht (atlantische regio)
6410
Blauwgraslanden
ontoereikend (continentale regio)
6510
Glanshaver- en vossenstaarthooilanden
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregelen slechte instandhouding Bedreiging door externe toename van depositie van vermestende en verzurende stoffen wegens – afhankelijk van de mate - geringe tot hoge gevoeligheid
Unterems en Außenems (Ondereems en Buiteneems
ca. 25 km
7110*
Actieve hoog-
Hoogste prioriteitsni-
Wolfsmeer
ca. 50 km
7
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Num mer
7120
Niet onderzochte habitattypen
Kwalificatie, staat van instandhouding en bedreiging [NLWKN 2011] [Von Drachenfels 2012]
Verspreiding van de habitat in Natura 2000-gebieden
Afstand tot kolencentrale
venen
veau, slechte instandhouding Bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen vanuit de lucht wegens zeer hoge gevoeligheid
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden) bij Esens
ca. 50 km
Herstellende hoogvenen
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregelen, staat van instandhouding:
Ewiges Meer, Großes Moor bij Aurich
ca. 40 km
Wolfsmeer
ca. 50 km
Bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen vanuit de lucht wegens – afhankelijk van de matehoge of zeer hoge gevoeligheid
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden bij Esens
ca. 50 km
Kollrunger Moor und Klinge
ca. 55 km
Hoogste prioriteitsniveau, staat van instandhouding:
Ewiges Meer, Lopsumer Meer
ca. 30 km
Fehntjer Tief
ca. 40 km
Ewiges Meer, Großes Moor bij Aurich
ca. 40 km
Wolfsmeer
ca. 50 km
Bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen vanuit de lucht wegens – afhankelijk van de matehoge of zeer hoge gevoeligheid
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden bij Esens
ca. 50 km
Kollrunger Moor und Klinge
ca. 55 km
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregelen, ontoereikende instandhouding
Ewiges Meer, Großes Moor bij Aurich
ca. 40 km
Wolfsmeer
ca. 50 km
Bedreiging door eutrofering wegens - afhankelijk van de mate - hoge of zeer hoge gevoeligheid
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden) bij Esens
ca. 50 km
slecht (Atlantische regio)
7140
Overgangs- en trilvenen
slecht (Atlantische regio)
7150
Pioniervegetaties met snavelbiezen
ontoereikend (continentale regio)
ontoereikend (continentale regio)
8
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Num mer
9110
Niet onderzochte habitattypen
Veldbiesbeukenbossen
Kwalificatie, staat van instandhouding en bedreiging [NLWKN 2011] [Von Drachenfels 2012]
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregelen, slechte instandhouding Bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen wegens hoge gevoeligheid
Verspreiding van de habitat in Natura 2000-gebieden
Afstand tot kolencentrale
Kollrunger Moor und Klinge
ca. 55 km
Ihlower Forst
ca. 40 km
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden) bij Esens
ca. 50 km
Heseler Wald
ca. 55 km
9160
Eikenhaagbeukenbossen
Hoogste prioriteitsniveau, instandhouding ontoereikend Bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen wegens – afhankelijk van de mate - geringe tot hoge gevoeligheid
Ihlower Forst
ca. 40 km
9190
Oude eikenbossen
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregelen, slechte instandhouding Bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen wegens hoge gevoeligheid
Ihlower Forst
ca. 40 km
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden) bij Esens
ca. 50 km
Heseler Wald
ca. 55 km
Ewiges Meer, Großes Moor bij Aurich
ca. 40 km
Ochsenweide, Schafhauser Wald, Feuchtwiesen (vochtige graslanden) bij Esens
ca. 50 km
Kollrunger Moor und Klinge
ca. 55 km
91D0*
Hoogveenbossen
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregelen, slechte instandhouding Bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen wegens -afhankelijk van de mate- middelmatige tot hoge, hoge of zeer hoge gevoeligheid
9
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Num mer
Niet onderzochte habitattypen
Kwalificatie, staat van instandhouding en bedreiging [NLWKN 2011] [Von Drachenfels 2012]
Verspreiding van de habitat in Natura 2000-gebieden
Afstand tot kolencentrale
91E0*
Vochtige alluviale bossen
Prioriteit voor instandhoudings/ontwikkelingsmaatregelen, /*hoogste prioritaire staat van instandhouding:
Fehntjer Tief
ca. 40 km
Unterems en Außenems (Ondereems en Buiteneems)
ca. 40 km
ontoereikend (Atlantische regio)
slecht (continentale regio)
Afhankelijk van de mate geringe tot hoge gevoeligheid voor vermestende en verzurende stoffen.
2 AANLEIDING EN TAAKOMSCHRIJVING Op 23 maart 2012 diende RWE Eemshaven Holding B.V. bij het Ministerie van Economische Zaken en de verantwoordelijke provincies Groningen, Drenthe en Fryslân voor de tweede keer een aanvraag in tot het verlenen van een (natuur)vergunning voor de bouw en in bedrijf nemen en houden van een elektriciteitscentrale in de Eemshaven. De centrale moet max. 1600 MW stroom opwekken en overwegend steenkool en biomassa verbranden. De eerste natuurvergunning van 14 augustus 2008 werd op 24 augustus 2011 door de Raad van State vernietigd [Raad van State, 2011]. De Raad van State motiveerde de vernietiging o.a. met het feit dat RWE de significante effecten van de stikstofuitstoot door de kolencentrale voor de direct nabijgelegen Natura 2000-gebieden in Duitsland niet had onderzocht. Om die reden is de vergunning in strijd met de vereisten van de Europese RICHTLIJN INZAKE DE INSTANDHOUDING VAN DE NATUURLIJKE HABITAT EN DE WILDE FLORA EN FAUNA (FLORA-FAUNA-HABITAT-RICHTLIJN [92/43/EEG] ook wel genoemd: „Habitatrichtlijn“). In de stukken bij de aanvraag van RWE wordt vermeld dat op de Duitse Noordzee-eilanden Borkum, Memmert, Juist, Norderney en Baltrum een hogere stikstofdepositie te verwachten is dan op de onderzochte Nederlandse Noordzeeeilanden [Groningen 2011]. Er volgde echter geen nader onderzoek van de habitattypen, de achtergrondwaarden, de staat van instandhouding en de significante 10
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
effecten van extra stikstofdepositie door de uitstoot van kolencentrale in cumulatie met andere actueel geplande projecten. Na vernietiging van de vergunning stelde Arcadis Nederland (Assen) in opdracht van RWE op 21 september 2011 een raming op over de stikstofdepositie in Duitse Natura 2000-gebieden, die een positieve inschatting van de vergunbaarheid van de kolencentrale [Arcadis 2011] behelst. In oktober 2011 kwamen IBL Umweltplanung (Oldenburg) en het advocatenkantoor Köchlin & Krähnefeld Rechtsanwälte (KKR - Hamburg) in een in opdracht van de provincie Groningen uitgevoerde voortoets van de stikstofdepositie in Duitse Natura 2000-gebieden tot de conclusie dat negatieve effecten kunnen worden uitgesloten [IBL/KKR 2011]. Ook in twee andere door de provincie Groningen in opdracht gegeven voortoetsen van 20 november 2011 en 18 december 2012 werden stikstofdeposities in de Duitse Waddenzee en andere speciale beschermingszones [IBL/KKR 2012-1] belicht, alsmede effecten van andere schadelijke stoffen op Duitse speciale beschermingszones [IBL/KKR 2012-2]. Ook in deze voortoetsen werd geconcludeerd dat negatieve effecten op de onderzochte speciale beschermingszones kunnen worden uitgesloten. Het ministerie van Economische Zaken en de verantwoordelijke provincies Groningen, Drenthe en Fryslân hebben in april 2013 het bezwaar tegen de natuurvergunning voor de kolencentrale grotendeels verworpen, onder andere op grond van twee onderzoeken van IBL/KKR [2012-1] [2012-2]. Tegen deze beslissing op bezwaar hebben milieuorganisaties en nabijgelegen Duitse gemeenten beroep aangetekend. Ten behoeve van deze beroepsprocedure stelde de stad Borkum op 10 juli 2013 een rapport op dat de noodzaak van meerdere passende beoordelingen moet aantonen [Borkum, 2013]. Tegen deze achtergrond kreeg Ökopol - Institut für Ökologie und Politik GmbH op 30 juli 2013 van Greenpeace Nederland de opdracht tot beoordeling van vijf documenten, waarin de stikstofdeposities door het gebruik van de geplande kolencentrale Eemshaven in de aangrenzende Duitse speciale beschermingszones worden behandeld (in de literatuurlijst met volledige titel genoemd): • [Arcadis 2011]: Stikstofdepositie op Duitse eilanden • [IBL/KKR 2011]: Stikstofdepositie in Nedersaksische Natura 2000-gebieden • [IBL/KKR 2012-1]: Stikstofdepositie in Duitse Natura 2000-gebieden • [Groningen 2013]: Beslissing op Bezwaar inzake vergunning Natuurbeschermingswet 1998 • [Borkum 2013]: Rapport met betrekking tot vereiste passende beoordelingen Doel van het onderzoek is het toetsen van de juistheid van de inschatting ten aanzien van de vergunbaarheid door [Groningen 2013], inhoudende dat significante effecten op speciale beschermingszones in Duitsland door toename van de stikstofdepositie in samenhang met het kolencentrale-project kunnen worden uitgesloten. Bij de beoordeling van de inschatting van de effecten van de stikstofdepositie op speciale beschermingszones is, behalve van de genoemde vijf documenten, eveneens gebruik gemaakt van andere ondersteunde informatiebronnen, in het bijzonder gegevens van de NLWKN. (zie literatuurlijst). 11
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
3 CONTEXT 3.1
Juridisch kader
Wanneer in het kader van een vergunningaanvraag moet worden gevreesd voor significante effecten op speciale beschermingszones, moet een passende beoordeling aantonen of het project de instandhoudingsdoelen van de beschermingszones al dan niet in de weg staat. Speciale beschermingszones (habitatrichtlijngebieden) zijn gebaseerd op de Europese richtlijn 92/43/EEG INZAKE DE INSTANDHOUDING VAN DE NATUURLIJKE HABITAT EN DE WILDE FLORA EN FAUNA. Europese vogelbeschermingszones zijn aangewezen in de RICHTLIJN 2009/147/EG INZAKE HET BEHOUD VAN DE VOGELSTAND. De habitatrichtlijngebieden en de vogelbeschermingszones vormen tezamen het Europese stelsel van beschermde gebieden “Natura 2000”. Dit gebiedenstelsel bevordert de bescherming, het behoud en de ontwikkeling van habitattypen en soorten die in de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn worden genoemd. De emissies ten gevolge van een project kunnen leiden tot stofdeposities die bijvoorbeeld de huishouding van de bodem inzake voedingsstoffen veranderen en daardoor concurrentieverhoudingen tussen de daar voorkomende vegetaties beïnvloeden. Om die reden moet bij een vermoeden van significante effecten een voortoets worden uitgevoerd. Deze toont aan of een project kan leiden tot kritische stofdeposities en daarmee tot significante effecten. Bestaat deze mogelijkheid, dan dient een uitvoerige passende beoordeling te worden gemaakt. Op grond van het oordeel van de Raad van State van 24 augustus 2011 is RWE verplicht om effecten van de geplande kolencentrale in Eemshaven nabijgelegen Duitse Natura 2000-gebieden in beschouwing te nemen. Volgens jurisprudentie van het Europese Hof van justitie dient bij de toepassing van artikel 6, derde lid, in het kader van de passende beoordeling rekening te worden gehouden met het voorzorgsbeginsel (zie [EuGH Kokkelvisserij 2004] [EuGH Sweetman 2013]).
3.2
Onderzoek naar depositie van schadelijke stoffen in Duitsland
Voor het onderzoek naar de verspreiding en depositie van schadelijke stoffen in Duitsland dient conform de Technische Anleitung zur Reinhaltung der Luft (technische aanwijzingen voor het schoon houden van de lucht, hierna: TA Luft [2002]) te worden uitgegaan van de meest ongunstige emissies ten gevolge van het project, die in de regel optreden wanneer de centrale op het hoogste vermogen draait. Voor de berekening van de maximale extra belasting in een gebied wordt de uitstoot van andere in de regio geplande projecten opgeteld bij de projectemissie. De berekening van de verspreiding van deze emissie van schadelijke stoffen vindt in Duitsland normaal gesproken plaats met de TA Luft-conforme software12
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
systemen AUSTAL2000 [AUSTAL 2011] of LASAT (Lagrange-Simulation van transport van aerosolen) [LASAT 2013]. Beide softwaresystemen werken met regionale meteorologische gegevens. Er wordt gebruik gemaakt van een bepaalde jaargang die door de meteorologische dienst als representatief wordt beschouwd. De softwaresystemen combineren de meteorologische gegevens met de omstandigheden bij het uittreden aan de emissiebron en de daalsnelheid van de schadelijke stoffen. Afhankelijk van de terreineigenschappen van de onderzochte regio worden passende terreinruwheden en, indien nodig, terreinprofielen aan het model toegevoegd. De berekening levert waarden op over de toename van de immissiebelasting en depositie van schadelijke stoffen op de betreffende onderzoekspunten.
3.3
Kritische depositiewaarden (Critical Loads)
De gevoeligheid van habitattypen voor de depositie van schadelijke stoffen loopt sterk uiteen. Ten behoeve van passende beoordelingen worden voor iedere habitat “kritische depositiewaarden” (Critical Loads) vastgesteld. Deze zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, bijv. door het Europees wetenschappelijk samenwerkingsverband „ICP Modelling and Mapping“ [ICP MM o.J.], zie [Bobbink/Hettelingh, 2011]. Kritische depositiewaarden voor stikstof geven de grens aan waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie [zie Alterra 2008]. Ze hebben doorgaans betrekking op de depositie per jaar en per hectare.
In Duitsland worden de kritische depositiewaarden van veel habitattypen die gevoelig zijn voor depositie van vermestende en verzurende stoffen al jarenlang overschreden. In Noord-Duitsland ontstaat vooral door de emissies door landbouw (intensieve veeteelt) en verkeer een bijzonder hoge belasting door vermestende en verzurende stoffen. Tegen deze achtergrond heeft de staat van instandhouding van habitat die gevoelig zijn voor dergelijke stoffen tegenwoordig de laagste kwalificatie (‘slecht’).
13
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
4 LIGGING VAN DE GEPLANDE KOLENCENTRALE EEMSHAVEN De locatie van de geplande kolencentrale ligt in de Eemshaven in de Nederlandse provincie Groningen, direct aan de monding van de Eems, waar de rijksgrens met de Duitse deelstaat Nedersaksen loopt. Afbeelding 1 toont de Eemshaven en de windroos (2001-2010) van het weerstation in Emden.
Eemshaven
Emden Punt A = locatie van de geplande kolencentrale
[DWD 2013], kaart: Google Maps, augustus 2013
Afbeelding 1: Locatie van de geplande kolencentrale Eemshaven (NL) met 3 hoofdwindrichtingen van de windroos Emden 2001-2011
Afbeelding 2 laat duidelijk zien dat de regio behoort tot de gebieden in Europa met de hoogste depositie van vermestende en verzurende stoffen.
14
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
▬►Locatie van de geplande kolencentrale
[Reinds et al. 2012]
Afbeelding 2: Stikstofdepositie in Europa in 2010
Aan Duitse zijde, in noordelijke, oostelijke en zuidoostelijke richting vanaf de locatie van de geplande kolencentrale in de Eemshaven bevinden zich talrijke Natura 2000-gebieden (habitatrichtlijngebieden en vogelbeschermingszones) die deels van internationaal belang zijn, in het bijzonder het "Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer" (Nationaal park Nedersaksische Waddenzee).
Norderney Juist Borkum LK Wittmund
Eemshaven
LK Aurich
Emden
LK Leer Locatie van de geplande kolencentrale in Eemshaven Bron: Informationsdienst Naturschutz Niedersachsen 1/2008 Afbeelding 3: Natura 2000-gebieden (rood gearceerd) en vogelbeschermingszones (blauw gearceerd) in het noordwesten van Nedersaksen
De volgende Natura 2000-gebieden bevinden zich binnen de hoofdwindrichting van de uitstoot van de geplande kolencentrale (rode stip in afbeelding 3) op de Duitse Waddeneilanden alsmede op het vasteland in de Duitse naburige districten Aurich, Leer, Wittmund en de stad Emden. • • • • • • • • • • • • •
1 "Nationalpark Niedersächsische Wattenmeer" (Nationaal park Nedersaksische Waddenzee) 2 "Unterems en Außenems" (Ondereems en Buiteneems) 4 "Großes Meer, Loppersumer Meer" 5 "Fehntjer Tief und Umgebung" (Fehntjer Tief en omgeving) 6 "Ewiges Meer, Großes Moor bij Aurich" 173 "Hund und Paapsand" (Hond en Paapzand) 177 "Ochsenweide, Schafhauser Wald en Feuchtwiesen bij Esens" (Ochsenweide, Schafhauser Wald en vochtige graslanden bij Esens) 180 "Teichfledermaus-Habitate im Raum Wilhelmshaven" (Meervleermuizenhabitat in de regio Wilhelmshaven) 183 "Teichfledermaus-Gewässer im Raum Aurich" (Meervleermuizenhabitat in de regio Aurich) 192 "Ihlower Forst" 193 "Kollrunger Moor und Klinge“ 205 "Heseler Wald" 216 "Wolfmeer" 15
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
In dezelfde regio bevinden zich tevens tien vogelbeschermingszones: • V01 "Niedersächsisches Wattenmeer und angrenzendes Küstenmeer" (Nedersaksische Waddenzee en aangrenzende kustzee) • V03 "Westermarsch" • V09 "Ostfriesische Meere"(Oost-Friese • V04 "Krummhörn" meren) • V05 "Ewiges Meer" • V10 "Emsmarsch von Leer bis Emden" • V06 "Rheinderland" • V60 "Hund und Paapsand" • V07 " Fehntjer Tief (Hond en Paapzand) • V63 "Ostfriesische Seemarsch zwischen Norden und Esens"
5 ARCADIS RAPPORT 2011 Het rapport dat Arcadis Nederland in opdracht van RWE heeft opgesteld, bevat een raming van de stikstofdepositie door de geplande kolencentrale op de Duitse Waddeneilanden [Arcadis 2011].
5.1
Habitat en kritische depositiewaarden
In het rapport worden 10 habitat genoemd [Arcadis 2011]. Opvallend is dat meerdere habitattypen, die voorkomen in het grootste Natura 2000-gebied van de Duitse eilanden, het "Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer", en die bepalend zijn voor de waarde ervan (zie [NLWKN 2009]) niet zijn behandeld: • • • •
1130 Estuaria 1150 Lagunes 1170 Riffen 1330 Schorren en zilte graslanden
Habitattypen in het invloedgebied van de geplande kolencentrale die niet op de Waddeneilanden liggen, zijn door Arcadis helemaal niet beschouwd. Arcadis citeert in tabel 3 relatief oude kritische depositiewaarden uit het rapport van Van Dobben/van Hinsberg [Alterra 2008]. Deze waarden worden door Arcadis ook gehanteerd bij de beoordeling van de effecten van de kolencentrale op de Nederlandse eilanden. De kritische depositiewaarden worden in de voor Nederland gebruikelijke eenheid "mol N/(ha*a)" weergegeven. In tabel 3 staat in het wit de omrekening naar de voor Duitsland gebruikelijke eenheden (1 mol N = 14 g N), in afgeronde waarden.
16
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Tabel 3:
Habitattypen op 5 Duitse Waddeneilanden [Arcadis 2011], toegevoegd: kritische depositiewaarden [kg N/(ha*a)]
Uit een vergelijking met de eveneens relatief oude kritische depositiewaarden van het Kieler Institut für Landschaftsökologie (Instituut voor landschapsecologie in Kiel, hierna: KIfl) [KIfL 2008] blijkt dat Arcadis duidelijk hogere waarden als maatstaf hanteert dan het Klfl., bijv. 20 tegenover 10-20 voor embryonale duinen (H2110) en 20 tegenover 10-20 voor witte duinen (H2120). Met betrekking tot grijze duinen (H2130), de gevoeligste habitat voor vermestende en verzurende stoffen, komt de beoordeling van Arcadis (11) overeen met de beoordeling van KIfL (10-20). Een vergelijking met recentere kritische depositiewaarden [Von Drachenfels 2012] laat zien dat Arcadis bij de inschatting van de vergunbaarheid echter ook voor grijze duinen (H2130) uitgaat van een te hoge kritische depositiewaarde (Arcadis: 11, Von Drachenfels: 5). Arcadis stelt op het eiland Juist het voorkomen van een habitat vast die bijzonder gevoelig is voor vermestende en verzurende stoffen; op Juist zijn zwakgebufferde vennen in kaart gebracht (H3130), waarvoor een kritische depositiewaarde geldt van slechts 410 mol N/(ha*a) (= 5,7 kg N/(ha*a)).1 Op grond van de nabijheid van het duinveen stelt Arcadis de voorwaarden van deze habitat echter gelijk met vochtige duinvalleien (open water) (H2190A), waarvoor met 1000 mol N/(ha*a) een meer dan twee keer zo hoge kritische depositiewaarde geldt. Het verhogen van de belastingwaarde is vakkundig gezien niet begrijpelijk, omdat overschrijding van de kritische depositiewaarde van 410 mol N/(ha*a) in het stikstofarme laagveengebied significante effecten heeft op de habitat en de kenmerkende eigenschappen van het laagveen (zwakgebufferde vennen) (H3130) aantast. Na de verhoging van de kritische depositiewaarde voor de habitat H3130 blijft in de raming van Arcadis als stikstof gevoeligste habitat “grijze duinen” (H2130) 1
In Duitsland wordt de stikstofbelasting in kilogram weergegeven, in Nederland in mol. 1 mol stikstof = 14 g N, dus 5 tot 8 mol N/(ha*a) komt overeen met 0,07 tot 0,112 kg N/(ha*a)
17
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
met een kritische depositiewaarde van 770 mol N/(ha*a) (= 11 kg N/(ha*a)) over. Arcadis stelt dat deze habitat doorslaggevend is voor de beoordeling van vergunbaarheid. Hiervoor onderzoekt Arcadis de bijbehorende achtergrondwaarde en de depositietoename. In het Arcadis rapport wordt op basis van gegevens uit de databank van het Umweltbundesamt (hierna: UBA) als achtergrondbelasting op de Duitse eilanden een waarde van 1570 mol N/(ha*a) (= 22 kg N/(ha*a)) voor Borkum aangegeven. De achtergrondwaarde van de Nederlandse eilanden stelt Arcadis op maximaal 1220 mol N/(ha*a) (= 17 kg N/(ha*a)), wat aan de hand van verschillende modellen wordt uitgelegd. Arcadis betrekt hierbij verouderde gegevens van het UBA uit 2004. In de thans beschikbare gegevens van 2007 zijn de achtergrondwaarden op Borkum vergelijkbaar met de achtergrondwaarden die Arcadis voor de Nederlandse eilanden heeft vastgesteld: 16 (duinen) tot 18 (semi-natuurlijke vegetatie) kg N/(ha*a) [UBA 2007]. Arcadis stelt terecht vast dat de onderzochte achtergrondwaarde (16 c.q. toentertijd 22 kg N/(ha*a)) de kritische belastingwaarden in de gevoeligste habitat grijze duinen (kritische depositiewaarde 11 kg N/(ha*a)) reeds duidelijk overschrijdt.
5.2
Instandhoudingsdoelen
In het Arcadis rapport wordt zonder bronvermelding een “Duitse databank” genoemd als basis voor de in tabelvorm opgesomde staat van instandhouding van de 10 in beschouwing genomen habitat, die als “goed” of “zeer goed” worden gekwalificeerd. Tabel 4 laat echter zien dat de door Arcadis vastgestelde staat van instandhouding op basis van actuele uitvoeringsinstructies voor drie van de in beschouwing genomen habitat niet correct is. Tabel 4:
Verschillen in de staat van instandhouding van habitattypen bij [Arcadis 2011] en [NLWKN 2011]
Num mer
Habitattype
Arcadis [2011] Duitsland
NLWKN [2011] Duitsland Nedersaksen
2150
Duinheiden met struikhei
goed
slecht
ontoereikend
2190
Vochtige duinvalleien
goed
ontoereikend
ontoereikend
3130
Zwakgebufferde vennen
goed
slecht
slecht
Zie voor de consequenties van de kwalificatie “ongunstig” hoofdstuk 6.7, blz. 24. De conclusie die Arcadis trekt uit de als “goed” tot “zeer goed” gekwalificeerde staat van instandhouding ten aanzien van de effecten van de kolencentrale luidt globaal, dat een depositietoename noch een bedreiging vormt noch een effect zal hebben. De conclusie dat het effect van een depositietoename kan worden afgeleid uit de huidige staat van instandhouding is uit vakkundig oogpunt niet correct.
18
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
5.3
Schatting van de toename van stikstofdepositie
Bij de beschouwing van de hoeveelheden stikstof wordt in het Arcadis rapport voor de Nederlandse eilanden een waarde genoemd van 3-4 mol N/(ha*a). De depositietoename op de Duitse eilanden wordt op grond van de overheersende zuidwestwinden geschat op maximaal 7 mol N/(ha*a) (= 98 g N/(ha*a)). Arcadis beroept zich hierbij op het “Eemshaven project” en noemt als referentie een document, waarover ÖKOPOL niet beschikt ("Provincie Groningen 2010. Nitrogen deposition in the Northwestern part of lower Saxony"). Arcadis schrijft dat in dit document de totale stikstofvracht uit de Eemshaven wordt vermeld. Daar het aandeel van het kolencentrale-project in de depositie op de Nederlandse eilanden is berekend op 35%, concludeert Arcadis dat dit ook het geval is voor de depositie op de Duitse eilanden. Dit houdt in dat de depositie bij ongeveer 2,5 mol N/(ha*a) zal liggen. Bij vergelijking van deze depositietoenames met de achtergrondbelasting die “meer dan 1000 mol N/(ha*a)”, dus meer dan 14 kg N/(ha*a) bedraagt, zou het gaan om een depositietoename door de kolencentrale die te verwaarlozen is. Deze conclusie is vakkundig gezien fout, omdat niet alleen de depositie van de kolencentrale maar ook de depositietoename van alle andere geplande projecten in ogenschouw moet worden genomen.
5.4
Conclusies ten aanzien van het Arcadis rapport
Het Arcadis rapport is niet geschikt als screening voor de inschatting van de vergunbaarheid. •
•
•
•
•
Aan de ene kant worden diverse habitatrichtlijngebieden en vogelbeschermingszones in het invloedgebied van de kolencentrale niet onderzocht. Aan de andere kant wordt de staat van instandhouding van drie van de tien in beschouwing genomen habitat ten onrechte positief ingeschat, terwijl op dit moment de staat van instandhouding van deze habitat negatief is (“ontoereikend” of “slecht”). De conclusie dat het gebrek aan effect van depositietoename kan worden afgeleid uit de actuele goede staat van instandhouding is vakkundig gezien fout. De inschatting van de extra stikstofdepositie op Duitse eilanden is niet verifieerbaar, omdat de bron waarop Arcadis zich beroept niet transparant vermeld is. Uit het aangehaalde citaat wordt echter duidelijk dat het niet gaat om exacte gegevens over de depositietoename door de kolencentrale en andere geplande projecten, maar om het totaal van de emissies uit de Eemshaven, waarin het aandeel van emissies van de kolencentrale overeenkomstig de veronderstellingen voor de Nederlandse eilanden grofweg op 35% wordt geschat en overgenomen. Deze gegevens zijn uiteraard zo onnauwkeurig dat zij zelfs voor een grove inschatting van de significantie van de effecten van de geplande kolencentrale niet geschikt zijn. Het Arcadis rapport is als screening van de effecten van het project ongeschikt, omdat hierin alleen grove schattingen zijn verwerkt. 19
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
6 IBL/KKR RAPPORTEN 2011/2012 De rapporten die IBL Umweltplanung samen met het advocatenkantoor Köchlin und Krahnefeld Rechtsanwälte (hierna: IBL/KKR) in opdracht van de provincie Groningen heeft opgesteld, dienen de voor een voortoets naar Duits recht gekozen methoden te onderbouwen en als voortoets ten aanzien van de effecten van de stikstofdepositie. Aan de hand van de voortoets moet worden vastgesteld of door de kolencentrale Eemshaven significante effecten zijn te verwachten zijn, die een diepgaande passende beoordeling rechtvaardigen. [IBL/KKR 2011] [IBL/KKR 2012-1]
6.1
Methodiek
Met betrekking tot de methodiek staat in hoofdstuk 3.1. [IBL/KKR 2012-1] dat: de Duitse federale bestuursrechter de benadering “dat een depositietoename van 3% van de kritische depositiewaarde onder bepaalde voorwaarden als irrelevantiedrempel kan worden gehanteerd, heeft bevestigd als een op het gebied van natuurbescherming vakkundig gefundeerde uitwerking”. Hoewel daarvóór in het juridische gedeelte in hoofdstuk 2.1.3.2 de voorwaarden worden genoemd (dubbele overschrijding van de kritische depositiewaarden en de verplichting van een op het gebied van natuurbescherming vakkundige onderbouwing) [IBL/KKR 2012-1], wordt er vervolgens met deze voorwaarden geen rekening meer gehouden. Achtergrondwaarden worden niet meer getoetst aan de dubbele kritische depositiewaarde en een specifieke, op het gebied van natuurbescherming vakkundige onderbouwing van de toepassing van de irrelevantiedrempel wordt niet gegeven. IBL/KKR hanteren de irrelevantiedrempel in de gehele voortoets juist globaal en ongedifferentieerd. Gelet op de uitspraak van de Duitse federale bestuursrechter is dat op deze wijze niet toelaatbaar. [BVerwG 2010]
6.2
Modellering van de stikstofdepositie
IBL/KKR stellen in hoofdstuk 2 [IBL/KKR 2011] dat zij geen eigen berekeningen van de stikstofdepositie hebben uitgevoerd. Veeleer maken IBL/KKR gebruik van een depositieberekening die in opdracht van de provincie Groningen is opgesteld. ÖKOPOL beschikt niet over deze berekening. In 2011 is gebruik gemaakt van een oudere depositieberekening ("Provincie Groningen 2010. Nitrogen deposition in the Northwestern part of lower Saxony") die ook in het Arcadis rapport wordt genoemd [Arcadis 2011]). Deze berekening werd klaarblijkelijk voor het tweede advies van IBL/KKR in 2012 geactualiseerd, gelet op verklaring van Arcadis over de eerste berekening, dat de emissies die voortkomen uit het geplande project niet separaat in het document zijn vermeld. In het geactualiseerde document is dit blijkbaar wel mogelijk: “Uit de depositieberekening kunnen naast de deposities door het RWE-project eveneens cumulatieve deposities worden afgeleid.” [IBL/KKR 2012-1] IBL/KKR voeren aan dat voor de berekening het in Nederland gebruikelijke OPS model is gehanteerd [OPS 2013]. Het model berekent de stikstofdepositie met een maaswijdte van 200m x 200m. Ökopol beoordeelt de omvang van het 20
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
gekozen rekengebied als voldoende: Het reikt in oostelijke richting van Eemshaven tot Wilhelmshaven (ca. 150 km) en van de zuidgrens van het district Leer (ten noorden van Papenburg) tot aan de Oost-Friese eilanden (ca. 100 km). De scheepvaartroute waarmee rekening wordt gehouden strekt zich uit tot 60 km buiten het rekengebied. In de rapporten IBL/KKR [2011] [2012] wordt aangegeven dat er in het model gebruik is gemaakt van de meteorologische gegevens uit de periode 1995 tot 2004 „uit het noorden van Nederland“, en dat van de toepasselijkheid daarvan op de weersgesteldheid voor het noordwestelijke deel van Nedersaksen wordt uitgegaan. Hier rijst de vraag waarom er geen gebruik is gemaakt van meteorologische gegevens van recentere jaren, met name nu de databank in de periode tussen de twee rapporten blijkbaar is geactualiseerd [Groningen 2011] [Groningen 2012]. In de afgelopen jaren zijn extreme weersomstandigheden aantoonbaar toegenomen [DWD 2012]. Deze weersomstandigheden komen in de meteorologische gegevens van 1995-2004 onvoldoende tot uitdrukking. In de IBL/KKR documenten [2011] [2012] ontbreken gegevens over de locatie van het weerstation in Nederland dat voor het model is gebruikt. Om die reden kan de toepasselijkheid van die gegevens voor de locatie van het project niet worden beoordeeld. Het is Ökopol niet bekend of het OPS model gemiddelde weersgegevens berekent of dat een representatief jaar moet worden geselecteerd. Wanneer er een bepaald jaar uit de periode als representatief is gekozen, moet dit worden aangegeven en moet de representativiteit ervan door een meteorologische dienst worden onderbouwd. De in Duitsland voorgeschreven werkwijze vereist dat de gegevens van een weerstation uit het betreffende gebied worden gebruikt, voor zover deze voorhanden zijn. In het getroffen gebied worden weersgegevens vastgelegd (Emden, Norderney). Op basis daarvan had een vakkundig juiste verspreidingsberekening voor de regio kunnen worden gemaakt.
6.3
In aanmerking genomen stikstofbronnen
In het advies van IBL/KKR wordt in hoofdstuk 2.2.2 [2011] de in aanmerking genomen stikstofdepositie genoemd. Voor de achtergrondbelasting werd gebruik gemaakt van de op internet beschikbare gegevens van het Umweltbundesamt [UBA 2007]. Deze gegevens van de UBA vereisen het invoeren van een landgebruiksklasse. In hoofdstuk 2.2.2 [2011] en 3.1.1.1 [2012] van het advies van IBL/KKR wordt vermeld dat ten aanzien van de achtergrondwaarde voor iedere habitat een passend soort landgebruik is gekozen. Dit is gedaan met toepassing van de betreffende hoogste geldende depositiewaarde (zie in hoofdstuk 5.1.1.2 [2011] en 3.2.2.1.3 [2012] voor het "Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer"(Nationaal park Nedersaksische Waddenzee”). De lijst van projecten waarop de cumulatieve depositietoename is gebaseerd, vloeit voort “uit de in hoofdstuk 2.1 genoemde projecten" [IBL/KKR 2011]. Deze lijst is daar blijkbaar vergeten. In 2012 zijn vervolgens in hoofdstuk 3.1.1.1 21
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
[IBL/KKR 2012-1] projecten genoemd waarmee rekening is gehouden bij de berekening van de totale depositietoename: • • • • • • •
RWE kolencentrale (inclusief de hiermee samenhangende toename van het scheepvaartverkeer) Toename van het scheepvaartverkeer door de uitbreiding van de Eemshaven NUON „Multi-fuel“ centrale VOPAK olieterminal (inclusief de hiermee samenhangende toename van het scheepvaartverkeer) Emsmond Energy gas- en stoomcentrale Heveskes Energy – biomassacentrale in Delfzijl E.ON en Ensartec afvalverbrandingsinstallatie in Delfzijl
De lijst maakt duidelijk wat in het eerste advies [IBL/KKR 2011] in voetnoot 1 werd vermeld: De emissies van de biomassacentrale BEC Delfzijl (49 MW) maken geen onderdeel uit van de berekende depositietoename. Uit de lijst in het tweede advies [IBL/KKR 2012] wordt niet duidelijk of BEC deel uitmaakt van het rapport. Het lijkt echter alsof IBL/KKR de lijst hebben gekopieerd uit de depositieberekening [Arcadis 2012], waarin BEC weliswaar niet is opgenomen in de lijst op bladzijde 1, maar wel expliciet wordt genoemd in de gedetailleerde tabellen op bladzijde 4. De lijst maakt ook duidelijk dat er vermoedelijk niet bij de Duitse instanties is geïnformeerd naar andere vergunningplichtige geplande projecten. Uit navraag bij het district Aurich blijkt dat alleen al in de omgeving van Norden, in de directe nabijheid van de geplande kolencentrale, aanvragen zijn ingediend voor pluimveefokkerijen met meer dan 110.000 kippen. [Aurich 2013] Nadere gegevens over de omvang van de veronderstelde toename van het scheepsvaartverkeer zijn niet verstrekt. De gebruikelijke windroos die informatie geeft over de windrichtingen en windfrequentie wordt niet in de onderzoeken van IBL/KKR gedocumenteerd [IBL/KKR 2011] [IBL/KKR 2012-1]. De enige aanduiding ten aanzien van de ruimtelijke verspreiding van de berekende stikstofdepositie is een grove markering met drie omlijnde gebieden, waarvoor depositiewaarden gelden, op blz. 19 van het rapport [IBL/KKR 2012-1].
22
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
= Locatie van de geplande kolencentrale
[IBL/KKR 2012-1]
Afbeelding 4: Projectafhankelijke stikstofdepositie in samenhang met de ruimtelijke ligging van Natura 2000-gebieden
6.4
Onderzoeksgebied en afbakeningscriterium
In het onderzoek van IBL/KKR [2011] wordt in hoofdstuk 2.3.3 gebruik gemaakt van een afbakeningscriterium, waarover wordt gezegd: “Indien de depositietoename lager is dan 0,1 g N/(ha*a) dienen significante effecten door stikstofdepositie te worden uitgesloten.“ In IBL/KKR [2012] wordt in hoofdstuk 3.1.2 daarover vermeld: „Onder 0,1 g N/(ha*a) dienen effecten door stikstofdepositie te worden uitgesloten, de depositieberekening levert als gevolg van de nauwkeurigheid geen belastende resultaten op (“afbakeningscriterium”).” Dit is vakkundig gezien fout. Een globale veronderstelling dat onder deze waarde effecten kunnen worden uitgesloten kan uit het oogpunt van natuurbescherming niet vakkundig worden onderbouwd en is in strijd met het voorzorgsbeginsel in het kader van de Habitatrichtlijn en de betreffende Europese rechtspraak. In het kader van het onderzoek zou buiten het door IBL/KKR gekozen gebied tenminste rekening moeten worden gehouden met de Natura 2000-gebieden in de naburige districten Aurich, Leer, Wittmund en de stad Emden. In deze gebieden zouden met name de habitat moeten worden onderzocht die gevoelig zijn voor vermestende en verzurende stoffen. In de volgende tabel worden de niet onderzochte habitattypen weergegeven. In de samenvatting wordt ten aanzien van deze habitat aangegeven, welke prioriteit bekend is en hoe de staat van instandhouding is gekwalificeerd.
23
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Tabel 5:
Habitattypen in het invloedgebied van de geplande kolencentrale die niet door IBL/KKR zijn onderzocht
Nummer
Niet onderzochte habitattypen
3150
Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden
3160
Zure vennen
3260
Beken en rivieren met waterplanten
6230*
Heischrale graslanden
6410
Blauwgraslanden
6510
Glanshaver- en vossenstaarthooilanden
7110*
Actieve hoogvenen
7120
Herstellende hoogvenen
7140
Overgangs- en trilvenen
7150
Pioniervegetaties met snavelbiezen
9110
Veldbies-beukenbossen
9160
Eiken-haagbeukenbossen
9190
Oude eikenbossen
91D0*
Hoogveenbossen
91E0*
Vochtige alluviale bossen
6.5
Kritische depositiewaarden
In de rapporten van IBL/KKR [2011] [2012] worden kritische depositiewaarden van het Kieler Institut für Landschaftsökologie [KIfL 2008] gehanteerd, die zijn gebaseerd op voorstellen uit Groot-Brittannië, alsmede waarden uit het Alterra rapport 1654 van Van Dobben en Van Hinsbert [Alterra 2008]. Deze kritische depositiewaarden zijn relatief oud en niet specifiek regionaal voor Nedersaksen ontwikkeld. In het voorjaar van 2012 zijn geactualiseerde kritische depositiewaarden voor de habitattypen binnen het invloedgebied van het kolencentraleproject in de Eemshaven beschikbaar gesteld door de verantwoordelijke instantie voor natuurbescherming in Nedersaksen. [Von Drachenfels 2012] Een vergelijking met de actuele waarden in tabel 6 laat zien dat IBL/KKR in veel gevallen zijn uitgegaan van te hoge kritische depositiewaarden. Habitat 3130 komt volgens IBL/KKR [2012] niet in het onderzoeksgebied voor . Dit dient nader te worden onderzocht. Op het eiland Juist in het Natura 2000gebied Waddenzee bestaat een biotoop die gevoelig is voor vermestende en verzurende stoffen (“Hammersee”). Onlangs zijn actuele gegevens door NLKWN in kaart gebracht, waaruit blijkt dat voor deze biotoop de kwalificatie 3130 (“zwakgebufferde vennen”) in aanmerking komt.
De bedreiging van mariene biotooptypen kan niet met een algemeen geldende kritische depositiewaarde worden aangegeven, maar vindt plaats door middel van de letter “M” en dient afzonderlijk te worden onderzocht. Het gaat hierbij om 24
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
“voor overmatige depositie van vermestende en verzurende gevoelige zee- en estuariabiotopen met inbegrip van andere zouthoudende wateren in het kustgebied”. [Von Drachenfels 2012] Tabel 6:
Verschillen in de gegevens ten aanzien van de minimale kritische depositiewaarden bij [IBL/KKR 2012] en [Von Drachenfels 2012]
Num mer
Habitattype
Kritische depositiewaarde [IBL/KKR 2012]
Kritische depositiewaarden[von Drachenfels 2012]
Verandering heeft overschrijding van de irrelevantiedrempel tot gevolg
1150*
Lagunes
30 kg
M
nader te onderzoeken (daarom M)
1160
Grote baaien
> 34 kg
M
nader te onderzoeken (daarom M)
1170
Riffen
-
M
nader te onderzoeken (daarom M)
1320
Slijkgrasvelden
30 kg
M
nader te onderzoeken (daarom M)
1330
Schorren en zilte graslanden
30 kg
15 kg
JA
2120
Witte duinen
10 kg
15 kg
NEE
2130*
Grijze duinen
10 kg
5 kg
JA
2140*
Duinheiden met kraaihei
10 kg
8 kg
NEE
2150*
Duinheiden met struikhei
10 kg
8 kg
nader te onderzoeken (depositie niet door IBL/KKR aangegeven)
2190
Vochtige duinvalleien
10 kg
5 kg
JA
3130
Zwakgebufferde vennen
5 kg
5 kg
“kom niet voor in het onderzoeksgebied” [IBL/KKR 2012] nader te onderzoeken (met name het eiland Juist)
Kwalificatie van mariene biotooptypen met “M”: Zee- en estuariumbiotopen die overmatig gevoelig zijn voor vermestende en verzurende stoffen incl. andere zouthoudende wateren in het kustgebied (geen gegevens over kritische depositiewaarden) [Von Drachenfels 2012]
6.6
Ontoelaatbare toepassing van een irrelevantiedrempel
In de rapporten van IBL/KKR [2011] [2012] wordt onderzocht of de extra depositie een waarde van 3% overschrijdt. Deze waarde wordt door IBL/KKR als irrelevantiedrempel aangemerkt. Bij de overschrijding daarvan worden globaal gezien geen significante effecten verwacht en is een passende beoordeling dus niet nodig.
25
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Deze handelswijze sluit niet aan bij het voorzorgsbeginsel op grond van de Habitatrichtlijn. Ook in Duitsland is door het Bundesverwaltungsrecht (BVerwG), het hoogste rechterlijk college voor bestuursrecht, beslist dat het hanteren van een irrelevantiedrempel steeds natuurbeschermingsrechtelijk onderbouwd moet worden [BVerwG 2010]. In de adviezen van IBL/KKR is er sprake van een globale toepassing van de irrelevantiedrempel, die op grond van het voorzorgsbeginsel op grond van de Habitatrichtlijn en de desbetreffende beslissingen van het Europese Hof van Justitie zo niet toelaatbaar is (zie [EuGH Kokkelvisserij 2004] [EuGH Sweetman 2013]).
6.7
Principiële plicht tot een passende beoordeling
In de documenten van IBL/KKR wordt in voetnoot 2 op bladzijde 11 [2011] en in voetnoot 1 op bladzijde 17 [2012] het Kieler Institut für Landschaftsökologie geciteerd: “In geval van een ongunstige staat van instandhouding van de getroffen soorten en habitat geldt ten aanzien van de voortoets de volgende uitzondering: Wanneer de staat van instandhouding van de getroffen soorten en habitat als “ongunstig” wordt gekwalificeerd en deze kwalificatie aantoonbaar of zeer waarschijnlijk zijn grond vindt in effecten van de hier te beoordelen schadelijke stoffen, dient in alle gevallen een passende beoordeling te worden uitgevoerd. [KIfL 2008] IBL/KKR [2012] stelt doorgaans een goede staat van instandhouding van de habitat vast. Net als bij [Arcadis 2011] wordt voor die kwalificatie gebruik gemaakt van verouderde gegevens in plaats van actuele aanwijzingen van de Nedersaksische instantie voor natuurbescherming (de vermelde bron 'NLWKN 2011' heeft betrekking op gegevens uit de periode 1991 tot 2004). Bij een vergelijking van gegevens vallen ten aanzien van meerdere habitat deels duidelijke verschillen in de staat van instandhouding op, zodat het noodzakelijk is dat wordt onderzocht of de kwalificatie door stikstofdepositie (of door andere met het project samenhangende schadelijke stoffen) wordt veroorzaakt. Hoewel IBL/KKR de staat van instandhouding van de habitat “riffen” (H1170) als “ontoereikend” tot “slecht” kwalificeren, stellen zij echter geen volgens hun eigen maatstaven noodzakelijk dieper gaand onderzoek in naar de effecten van extra stikstofdepositie. Hier hadden de "Vollzugshinweise für Arten und Lebensraumtypen" (uitvoeringsinstructies voor soorten en habitattypen) van de NLWKN, die dienen als Nedersaksische strategie ten behoeve van de bescherming van soorten en biotopen, als kennisbron geraadpleegd moeten worden [NLWKN 2011].
26
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Tabel 7:
Verschillen in de staat van instandhouding van habitattypen bij [IBL/KKR 2011] en [NLWKN 2011]
Num mer
Habitattype
IBL/KKR [2011] Duitsland
1130
Estuaria
zeer goed
slecht
slecht
1150*
Lagunes
goed
slecht
gunstig
1170
Riffen
ontoereikend tot slecht
ontoereikend (*)
1330
Schorren en zilte graslanden
zeer goed
ontoereikend
ontoereikend
2120
Witte duinen
gunstig
ontoereikend
gunstig
2150*
Duinheiden met struikhei
goed
slecht
ontoereikend
2190
Vochtige duinvalleien
goed
ontoereikend
ontoereikend
3130
Zwakgebufferde vennen
goed
slecht
slecht
NLWKN [2011] Duitsland Nedersaksen
- (*)
(*) Beoordeling ontbreekt in de uitvoeringsinstructies [Von Drachenfels 2011], in plaats daarvan is voor Duitsland gebruik gemaakt van de kwalificatie van het Umweltbundesamt [UBA 2010] Er is derhalve sprake van ernstige verschillen bij de kwalificatie van de habitat 1130 “estuaria”, 1330 “schorren en zilte graslanden”, 2150 “duinheiden met struikhei” en 2190 “vochtige duinvalleien”. Net als voor “riffen” moet worden onderzocht of de ongunstige staat van instandhouding door depositie van schadelijke stoffen van het geplande project nog verder kan verslechteren. In dit onderzoek staat de depositie van vermestende en verzurende stoffen centraal. Wanneer de instandhouding van een habitat reeds door de depositie van vermestende en verzurende stoffen wordt bedreigd en de waarschijnlijkheid of slechts een risico bestaat dat depositietoename door het project kan leiden tot significante effecten, dienen zoals aan het begin is beschreven de effecten om voorzorgsredenen in een passende beoordeling te worden onderzocht.
6.8
Onderzoek bij een ongunstige staat van instandhouding
Als voorbeeld wordt hier nader onderzocht of er voor de habitat 1170 “riffen” aanwijzingen bestaan, die wijzen op een ongunstige staat van instandhouding als gevolg van stikstofdepositie die ook door de geplande kolencentrale zal worden veroorzaakt. De aanwijzingen van het NLWKN noemen voor riffen de volgende actuele bedreiging [NLWKN 2011]: De belangrijkste bedreigingen voor riffen zijn de depositie van vermestende c.q. verzurende stoffen en schadelijke stoffen, bijv. door oliewinning, dichtslibben en depositie van zware metalen, alsmede de mosselvisserij (bodemsleepnetten) en de mosselkwekerij (http://www.bfn.de/0316_typ1170.html). De afzonderlijke rifstructuren kunnen op uiteenlopende wijze antropogeen worden beïnvloed. Bij de rifbodem van Borkum staan visserij met zwaar vistuig, evt. schelpdiervisserij (Spisula) en zandverwijdering op de voorgrond, bij mosselbanken het weghalen van jonge mosselen door visserij en het dumpen van afval, bij Sabellariariffen de verandering van de stroming en het sedimenttransport door waterbouwkundige maatregelen, onderhoudsbaggeren, het dumpen van afval en bodemvisserij.
[NLWKN 2011]
27
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Actuele bedreigingen
Beoordeling
Depositie van vermestende, verzurende en overige schadelijke stoffen
+++
Visserij (bodemsleepnetten)
+
Onderhoudsbaggeren
+
Waterbouwkundige maatregelen
+
+++ = over een groot oppervlak ++ = vaak + = tenminste relevant in afzonderlijke gevallen [NLKWN 2011]
De beoordeling maakt duidelijk dat niet alleen de depositie van vermestende en verzurende stoffen heeft geleid tot de kwalificatie. Volgens de beoordeling is de depositie van vermestende en verzurende stoffen echter samen met de depositie van andere schadelijke stoffen de belangrijkste bedreiging voor de habitat “riffen”. In de betreffende speciale beschermingszone “Borkumriff”, die tegenover de monding van de Eems ligt, belanden naast de directe depositie van vermestende en verzurende stoffen op het wateroppervlak, door de getijdenstroming ook nog andere vermestende en verzurende stoffen in het rif. Dit betreft stoffen die door de Eems zelf worden meegevoerd, maar ook stikstofdepositie die in de directe omgeving van de geplande kolencentrale via de lucht in de monding van de Eems landt. Om die reden bestaat er een hoge waarschijnlijkheid dat het door de stikstofdepositie uit de kolencentrale tot significante effecten in het rif komt. Aldus is de noodzaak voor het uitvoeren van een passende beoordeling een feit.
6.9
Conclusie ten aanzien van de IBL/KKR rapporten 2011/2012 •
•
•
In het juridische gedeelte van het rapport van ILB/KKR [2012-1] worden voorwaarden genoemd voor het hanteren van de irrelevantiedrempel (onderzoek van de dubbele achtergrondwaarde van de kritische depositiewaarden, de natuurbeschermende onderbouwing van de verenigbaarheid van de irrelevantiedrempel met de belasting van de habitat). In de voortoets wordt de irrelevantiedrempel echter zonder dat deze voorwaarden in acht worden genomen globaal voor alle habitattypen gehanteerd, wat niet in overeenstemming is met de Habitatrichtlijn. De door IBL/KKR gehanteerde, door de provincie Groningen beschikbaar gestelde depositiewaarden zijn wat betreft de invoergegevens van het toegepaste OPS model niet transparant. Dit geldt met name voor de gehanteerde meteorologische gegevens. Deze zijn verouderd (19952004) en de locatie waar deze (ook voor Duitsland gebruikte) gegevens zijn gemeten, wordt niet vermeld. In de rapporten van IBL/KKR wordt bij de berekening van de extra depositie geen rekening gehouden met alle andere actueel geplande stik28
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
•
•
•
•
•
stof relevante projecten, in het bijzonder de projecten in Duitsland. De documentatie over de voor de verspreiding gehanteerde windroos ontbreekt. De toepassing van het afbakeningscriterium van 0,1 kg N/(ha*a) door IBL/KKR wordt uit niet met natuurbeschermingsrechtelijke relevante feiten onderbouwd en is aldus bezien juridisch bedenkelijk. Andere voor stikstof gevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden in het invloedgebied van de kolencentrale dienen eveneens te worden onderzocht. IBL/KKR maakt gebruik van verouderde kritische depositiewaarden. Voor de betreffende habitattypen zijn actuele waarden van het NLWKN voorhanden. Het gebruik daarvan leidt in verschillende gevallen tot een overschrijding van de door IBL/KKR gehanteerde irrelevantiedrempel (3%). IBL/KKR kwalificeren de staat van instandhouding van de getroffen habitattypen aan de hand van verouderde gegevens. Actuele gegevens duiden voor meerdere habitat op een ontoereikende dan wel slechte staat. De principiële aanbeveling om in geval van een ongunstige staat van instandhouding de betreffende habitat diepgaand te onderzoeken, wanneer de onderzochte schadelijke stoffen in de lucht nopen tot deze kwalificatie, wordt door IBL/KKR weliswaar methodisch onderschreven, maar niet gevolgd. Over het geheel genomen vertonen de rapporten van IBL/KKR vakkundig gezien aanzienlijke gebreken. Een deskundige voortoets had voor meerdere habitat tot de conclusie moeten leiden dat het maken van diepgaande passende beoordelingen noodzakelijk is.
7 BORKUM RAPPORT 2013 In het rapport van de milieuambtenaar van de stad Borkum [Borkum 2013] wordt aan de ene kant de beoordeling van habitattypen door IBL/KKR [2012] getoetst. Aan de andere kant worden hierin talrijke habitattypen opgesomd die in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden voorkomen en in de voortoets van IBL/KKR [2012] niet in beschouwing zijn genomen. Ten slotte worden foutief beoordeelde en niet in aanmerking genomen vogelbeschermingszones genoemd die echter geen onderdeel uitmaken van de beoordeling door Ökopol.
7.1
Andere in aanmerking te nemen Natura 2000-gebieden
Eerst wordt in het onderzoek het toegepaste afbakeningscriterium van 0,1 kg N/(ha*a) bekritiseerd. Ook in hoofdstuk 2.1.2 van IBL/KKR [2012] wordt verklaard dat dit criterium niet op rechtszekere wijze kan worden gehanteerd. Per slot van rekening loopt de depositie gedurende de looptijd van een kolencentrale van 50 jaar bij een drempel van 0,1 kg N/ (ha*a) op tot 5 kg N/ha. Daar het onwaarschijnlijk is dat het bijv. in het gebied van zwaar bedreigde grijze 29
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
duinen tot relevante stikstofopstijgingen komt, is bij een dergelijke omvang op lange termijn een significant effect te vrezen, te meer nu op dit moment de kritische depositiewaarden voor bedreigde habitattypen al ruim worden overschreden. Het door IBL/KKR gekozen afbakeningscriterium lijkt daardoor een handvat te zijn om de uitvoering te vergemakkelijken, dat echter zowel uit het oogpunt van natuurbescherming als op grond van Europees recht niet houdbaar is. De stad Borkum eist aldus terecht een onderzoek naar meer habitattypen. Wanneer habitattypen in deze Natura 2000-gebieden worden bedreigd door stikstofdepositie, dienen zij te worden betrokken in een passende beoordeling. Welke gebieden dienen te worden onderzocht kan worden afgewogen op grond van betreffende stikstofbedreiging.
7.2
Noodzaak van passende beoordelingen
Het onderzoek van de stad Borkum toont in velerlei opzicht verouderde gegevens in de voortoets van IBL/KKR aan. Juist is vooral dat de kwalificatie van habitattypen aan de hand van de gegevens van de NLWKN verouderd is. IBL/KKR baseren zich op thans 22 jaar oude waarden uit 1991, bijvoorbeeld bij de staat van instandhouding van riffen. En dat terwijl er ten tijde van de totstandkoming van de voortoets [IBL/KKR 2012] nieuwe aanwijzingen van NLWKN uit 2011 voor habitat voorhanden waren. Ook is het juist dat de staat van instandhouding aan de hand van verouderde gegevens is vastgelegd en dat een actualisering daarvan resulteert in een beduidend slechtere staat van instandhouding. Dit maakt onderzoek naar de bedreiging door stikstofdepositie noodzakelijk. Voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van een bedreiging door depositie van vermestende en verzurende stoffen voldoen normaal gesproken de desbetreffende aanwijzingen in de database van het NLWKN, want een uitvoerig onderzoek van de effecten van vermestende en verzurende depositie op de habitat zou in een diepgaande passende beoordeling moeten plaatsvinden en niet in een voortoets. Correct is de vaststelling in het rapport van de stad Borkum dat met name het effect van vermestende en verzurende stoffen op aquatische habitat zoals estuaria en riffen grondiger onderzocht moet worden, in het bijzonder wanneer getijden en de stromingen in de monding van rivieren leiden tot het transport van vermestende en verzurende stoffen uit gebieden met een sterke depositie naar deze habitat, aanvullend op een sterke directe depositietoename in het gebied. Een dergelijke verdiepende beschouwing lijkt vooral voor het Borkum-rif noodzakelijk, dat direct binnen het invloedgebied ligt van stromingen uit het gebied met de hoogste depositie. Aldus is de verklaring van IBL/KKR [2012], dat het Borkum-rif niet meer in het invloedgebied van de depositie van vermestende en verzurende stoffen van de kolencentrale ligt, niet juist.
7.3
Achtergrondwaarde van het Umweltbundesamt
Het gebruik van de gegevens uit de GIS-databank van het Umweltbundesamt wordt in Duitsland aanbevolen en is gangbaar. De databank is in 2007 geactua30
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
liseerd en zou benut moeten worden voor de inschatting van achtergrondwaarden. Hierbij wordt rekening gehouden met de kwalificatie van het bodemgebruik, o.a. de uiteenlopende bodemruwheid die de depositiesnelheid verandert. Daar de depositiewaarde door de ruwheid van het oppervlak wordt bepaald, is het niet per definitie verkeerd om de gegevens ten aanzien van een binnenlands gelegen wateroppervlak ook te gebruiken voor de depositie in estuaria, lagunen of de Waddenzee Het gebruik van een specifieke waarde voor stikstofdepositie uit de GISdatabank heeft daarbij de voorkeur boven gebruik van grove achtergrondwaarden, zoals Von Drachenfels [2012] bijv. voor heersende waarden „in het westen“ heeft samengesteld (zie afbeelding 9 in [Borkum 2013]). In het rapport van Borkum [2013] wordt echter op correcte wijze uitgelegd dat voor estuaria, lagunes of mariene beschermingszones niet dezelfde maatstaven (kritische depositiewaarden) kunnen worden gehanteerd als voor terrestrische landgebieden of zeeën, omdat behalve de luchtdepositie ook een uiteenlopende specifieke regionale depositietoename van vermestende en verzurende stoffen via rivieren en door mariene stromingen kan voorkomen. Zie ook de voetnoot in tabel 6 op bladzijde 23, waarin Von Drachenfels [2012] uiteenzet waarom er geen algemeen geldende kritische depositiewaarden voor mariene habitattypen kunnen worden vastgelegd.
7.4
Effecten van verzuring
De kritiek in het rapport van de stad Borkum [2013] dat het onderzoek van het cumulatieve verzurende effect van de depositie van stikstof en zwaveldioxide ontbreekt [IBL/KKR 2012-1] [IBL/KKR 2012-2], is terecht. Het zou vakkundig bezien een grove fout zijn, wanneer IBL/KKR bij de beschouwing van verzurende componenten [IBL/KKR 2012-2] alleen de SO2emissie en niet tevens de overige verzurende schadelijke stoffen in de lucht (ook HCI, HF) in aanmerking zou hebben genomen. Het onderzoek wekt de indruk dat deze fout is gemaakt. Daarom dient te worden opgehelderd of het cumulatieve effect van verzurende stoffen op in Duitsland gelegen Natura 2000-gebieden op de juiste wijze is onderzocht of dat er sprake is van een voor dit gebied ontoereikend onderzoek.
7.5
Conclusies ten aanzien van het Borkum rapport 2013 •
•
•
In het rapport van de stad Borkum wordt juridisch correct het afbakeningscriterium van 0,1 kg N/(ha*a) in twijfel getrokken en wordt vakkundig bezien terecht een onderzoek van andere Natura 2000-gebieden verlangd. ÖKOPOL ondersteunt deze eis, vooral voor habitat die in het bijzonder door stikstof worden bedreigd. In het rapport wordt vakkundig bezien terecht gewezen op kritische depositiewaarden die, in plaats van oudere waarden, bij een voortoets van de betreffende habitat dienen te worden gehanteerd. De stad Borkum toont aan de hand van recentere gegevens voor meerdere habitattypen een ongunstige of slechte staat van instandhouding 31
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
•
•
•
•
aan en wijst er vakkundig bezien terecht op dat het noodzakelijk is om te onderzoeken of de bedreiging (mede) wordt veroorzaakt door de depositie van vermestende en verzurende stoffen. In het rapport van de stad Borkum wordt vakkundig bezien terecht gewezen op verdere bedreigingen van depositie van vermestende en verzurende stoffen door de geplande kolencentrale, omdat dergelijke stoffen door de stroming van de Eems en de getijden vanuit het gebied met de hoogste depositie belanden in het Borkum-rif. Niet als vakkundig correct beoordelen wij het vermoeden van de stad Borkum dat op basis van de databank van het Umweltbundesamt hogere achtergrondwaarden dienen te worden gehanteerd dan die van IBL/KKR. Vakkundig bezien wijst de stad Borkum terecht op het feit dat het uit vakkundig oogpunt onjuist is dat IBL/KKR bij het onderzoek naar het verzuringseffect door de geplande kolencentrale alleen zijn uitgegaan van zwaveldioxide-emissies. Over het geheel genomen wordt in het rapport van de stad Borkum vakkundig bezien correct gewezen op verschillende gebreken in de onderzoeken door IBL/KKR.
8 BESLISSING OP BEZWAAR DOOR DE PROVINCIE GRONINGEN 2013 De provincie Groningen baseert haar Beslissing op Bezwaar [Groningen 2013] grotendeels op onderzoeken door IBL/KKR over het effect van de depositietoename van vermestende en verzurende stoffen [IBL/KKR 2012-1] en schadelijke stoffen in de lucht in samenhang met de geplande kolencentrale in Eemshaven. In de voorgaande hoofdstukken zijn talrijke tekortkomingen van de IBL/KKR voortoets opgesomd. Deze tonen aan dat het ten aanzien van habitat pas na een diepgaande passende beoordeling mogelijk is om significante effecten door depositietoename in deze habitat uit te sluiten. De beschreven tekortkomingen maken bovendien duidelijk dat de onderzoeken door Arcadis en IBL/KKR op verschillende punten onvoldoende transparant zijn. Het afbakeningscriterium dat feitelijk bezien en op grond van Europees recht niet houdbaar is, laat mogelijkerwijs meer bedreigde habitattypen in aangrenzende Natura 2000-gebieden buiten beschouwing.
8.1
Conclusies ten aanzien van de beslissing op bezwaar
De uitkomst van dit onderzoek is dat passende beoordelingen voor meerdere habitattypen noodzakelijk zijn. Bovendien dienen ook andere Natura 2000gebieden die buiten het tot nu toe onderzochte gebied liggen, in het onderzoek te worden betrokken, wanneer de staat van instandhouding daarvan door stikstofdepositie bijzonder wordt bedreigd.
32
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Een uit vakkundig oogpunt correcte voortoets had op een transparante wijze moeten plaatsvinden en had ten aanzien van de gekozen meteorologische gegevens voor de depositieberekening goed onderbouwd moet worden. Om deze redenen berust de natuurvergunning [Groningen 2013] op een vakkundig gezien foutieve grondslag, die het niet toelaat om significante effecten op de in Duitsland getroffen Natura 2000-gebieden uit te sluiten.
9 LITERATUURLIJST [92/43/EWG] Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna. Europees Publicatieblad L206/7, BE-Brussel, 22 juli 1992 [2008/1/EG] Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gecodificeerde versie), Europees Publicatieblad L24/8, BE-Brussel, 29 januari 2008 [2010/75/EU] Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (nieuwe versie), Europees Publicatieblad L334/17, BE-Brussel, 17 december 2010. [Alterra 2008] van Dobben, Han/van Hinsberg, Arjen: Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura 2000gebieden, rapport 1654, ISSN 1566-7197, alterra, Wageningen, 2008. [Arcadis 2011] Koolstra, Beno: Zicht op vergunbaarheid in verband met effecten op Duitse Waddeneilanden (Genehmigungsvoraussetzungen in Verbindung mit Einwirkungen auf deutsche Wattenmeer-Inseln), Arcadis Nederland, Assen, 21 september 2011. [Arcadis 2012] Boukich, A.: Nieuwe depositieberekeningen Nb-wet vergunning (Neue Depositionsberechnung Naturschutzgenehmigung), Arcadis Nederland, Arnhem, 1 augustus 2012, door RWE brief aan Groningen op 2 oktober 2012. [Aurich 2013] Telefonische mededeling van de districtsadministratie, DE, Aurich, 9 augustus 2013. [AUSTAL 2011] AUSTAL2000, software ter berekening van de verspreiding volgens TA Luft (Technische Aanwijzingen Lucht) overeenkomstig het Lagrangeschen partikelmodel conform richtlijn VDI 3945 blad 3, versie 2.5.1, 2011. http://www.austal2000.de [Bobbink/Hettelingh, 2011]. Bobbink, Roland/Hettelingh, Jean-Paul (Hrsg.): Review and revision of empirical critical loads and dose-response relationships - Proceedings of an expert workshop, Noordwijkerhout, 23-25 June 2010, B-WARE Research Centre/Coordination Centre for Effects, NL Nijmegen/NL Bilthoven, 2011. [BNatSchG] Gesetz über Naturschutz und Landespflege (Bundesnaturschutzgesetz/ Duits wet inzake natuurbescherming en milieubeleid) van 29 juli 2009, laatstelijk gewijzigd op 6 juni 2013, BGBl.(Bundesgesetzblatt/Duits staatsblad) I blz. 1482. [Borkum 2013]). Albrecht, Jens: Hinweise zur Erfordernis einer FFH-Verträglichkeitsprüfung für das geplante RWE-Kohlekraftwerk in Eemshaven/Niederlande, Stadtverwaltung Borkum, DE-Borkum, 10 juli 2013. [bosch&partner 2012] Balla, Dr. Stefan et al.: Untersuchung und Bewertung von straßenverkehrsbedingten Nährstoffeinträgen in empfindliche Biotope, bosch&partner et al., DE Herne 2012. [DWD 2012] Deutschländer, Thomas/Delelane, Clementine: Auswertung regionaler Klimaprojektionen für Deutschland hinsichtlich der Änderung des Extremverhaltens von Temperatur, Niederschlag und Windgeschwindigkeit, Forschungsvorhaben der ressortübergreifenden Behördenallianz, Bundesamt für
33
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
Bevölkerungsschutz und Katastrophenhilfe, Bundesanstalt Technisches Hilfswerk, Deutscher Wetterdienst, Umweltbundesamt, DE Offenbach, 2012. [DWD 2013] Windroos meteorologisch station Emden, gemiddelde waarde 2001-2011, Deutscher Wetterdienst, opgevraagd op 30 augustus 2013. https://www.dwd-shop.de [EuGH Kokkelvisserij 2004] Kokkelvisserij-Uitspraak C-127/02, Europees Hof van Justitie, BE Brussel, 7 september 2004. [EuGH Sweetman 2013] Sweetman uitspraak C-258/11, Europees Hof van Justitie, BE Brussel, 11 april 2013. [Groningen 2011] Nitrogen deposition in the Northwestern part of Lower Saxony, 10 pp + Shapefile, Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen, 2011. (niet voorhanden) [Groningen 2012] Stickstoff Depositionen in deutsche Natura 2000 Gebiete. GIS Shapes over stikstofdepositie, Excelbestanden met gegevens over met het project samenhangende en bijelkaar opgetelde belasting, provincie Groningen, schriftelijke mededeling aan IBL/KKR, 17 september 2012. (niet voorhanden) Beslissing op bezwaar inzake vergunning natuurbeschermingswet [Groningen 2013] 1998 verleend aan RWE Eemshaven Holding B.V. voor de bouw en het in bedrijf nemen en houden van een elektriciteitscentrale in de Eemshaven, Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, NL Groningen, 16 april [IBL/KKR 2011] Brux, Holger et al.: Untersuchung möglicher Auswirkungen durch Stickstoffeinträge von Vorhaben in Eemshaven und Delfzijl in die niedersächsischen Natura 2000-Gebiete FFH-Gebiet DE 2306-301 "Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer" und EU-Vogelschutzgebiet DE 2210-401 "Niedersächsisches Wattenmeer und angrenzendes Küstenmeer", IBL Umweltplanung DE Oldenburg/Köchlin und Krahnefeld Rechtsanwälte DE Hamburg, 20 oktober 2011. [IBL/KKR 2012-1] Liedke, S. et al.: Rechtliche und naturschutzfachliche Stellungnahme zur Beurteilung der FFH-Verträglichkeit von Stickstoffeinträgen des RWE Kohlekraftwerks Eemshaven in deutsche Natura 2000-Gebiete, IBL Umweltplanung DE Oldenburg/Köchlin und Krahnefeld Rechtsanwälte DE Hamburg, 20 november 2012. [IBL/KKR 2012-2] Pätzold, Daniela et al.: Naturschutzfachliche Stellungnahme zur Beurteilung der FFH-Verträglichkeit von Luftschadstoffeinträgen des RWEKohlekraftwerks Eemshaven in deutsche Natura 2000-Gebiete, IBL Umweltplanung DE Oldenburg/Köchlin und Krahnefeld Rechtsanwälte DE Hamburg, 18 december 2012. [ICP MM o.J.] International Cooperative Programme on Modelling and Mapping of Critical Loads & Levels and Air Pollution Effects, Risks and Trends. Mapping Manual, website, zonder aanduiding van het jaar. http://www.icpmapping.org/ [Infodienst 2008] Natura 2000-Gebiete in Niedersachsen (FFH-Gebiete, EU-Vogelschutzgebiete) - Karten für die Bereiche der einzelnen Naturschutzbehörden, Informationsdienst Naturschutz Niedersachsen Informatiedienst Natuurbescherming Nedersaksen) uitgave 5, DE Hannover, 2008. [KIfL 2008] Bewertung von Stickstoffeinträgen im Kontext der FFHVerträglichkeitsstudie, Kieler Institut für Landschaftsökologie (Kieler instituut voor landschapsecologie) DE Kiel, 2008. [LANUV 2012] Abschneidekriterien zur Festlegung des Untersuchungsgebiets, Vermerk, Landesamt für Natur, Umwelt und Verbraucherschutz NordrheinWestfalen (LANUV) (orgaan van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen voor natuur, milieu en consumentenbescherming, DE Essen, 2012. [LASAT 2013] LASAT 3.2, software, Ingenieurbureau Janicke, DE Überlingen, 2011, opgeroepen op 20 augustus 2013. http://www.janicke.de/de/lasat.html [NLWKN 2009]): Wertbestimmende Lebensraumtypen nach Anhang I und wertbestimmende Arten nach Anhang II der FFH-Richtlinie in Niedersachsen, Niedersächsischer Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und Naturschutz (NLWKN), geactualiseerde versie, Norden/Duitsland, 2009. [NLWKN 2011] Vollzugshinweise für Arten und Lebensraumtypen, internetlijst, Niedersächsisches Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und Naturschutz (NLWKN-instantie van de deelstaat Nedersaksen voor waterbeheer, kust- en natuurbescherming)), Norden/Duitsland, november 2011, opge-
34
Stellingname m.b.t. de documenten over stikstofdepositie van de kolencentrale in Eemshaven
vraagd op 9 augustus 2013. http://www.nlwkn.niedersachsen.de/naturschutz/natura_2000/vollzugshinweis e_arten_und_lebensraumtypen/46103.html [OPS 2013] Operationele Prioritaire Stoffen model (model voor verspreiding van stoffen), website, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, opgeroepen op 9 augustus 2013. http://www.rivm.nl/Onderwerpen/O/Operationele_Prioritaire_Stoffen_model [Reinds et al. 2012] 2012] Reinds, G.J. et al.: Combined effects of air pollution and climate change on species diversity in Europe: First assessments with VSD+ linked to vegetation models, Alterra/PRI-Biometris, Chapter 5 of: Posch, M. et al. (Editors): Modelling and Mapping of Atmospherically-induced Ecosystem Impacts in Europe, CCE Status Report, NL-Wageningen, 2012. [Raad van State 2011] Uitspraak Az. 200900425/1/R2 und 200902744/1/R2, Raad van State, Den Haag/Nederland, 24 augustus 2011. Erste Allgemeine Verwaltungsvorschrift zum Bundes-Immissions[TA Luft 2002] schutzgesetz (Technische Anleitung zur Reinhaltung der Luft – TA Luft), GMBl. Uitgave 25 – 29, blz. 511-605, 24 juli 2002. [Uhl et al. 2009] Uhl, Rudolf et al.: Ermittlung und Bewertung von Wirkungen durch Stickstoffdeposition auf Natura 2000 Gebiete in Deutschland, COST 729 Mid-term Workshop 2009 Nitrogen Deposition and Natura 2000, ”Science & practice in determining environmental impacts”, Brussel/België, 18 -20 mei 2009. [UBA 2007] Achtergrondwaarden stikstof TA Luft nr. 4.8 - vergunningsprocedure, website http://gis.uba.de/website/depo1/, Umweltbundesamt, DessauRoßlau/Duitsland, 2007 Wasserwirtschaft in Deutschland, Teil 2 - Gewässergüte, Umwelt[UBA 2010] bundesamt, Dessau-Roßlau/Duitsland, 2010. [UBA 2011] Builtjes, Prof. Dr. Peter et al.: Erfassung, Prognose und Bewertung von Stoffeinträgen und ihren Wirkungen in Deutschland, afsluitend rapport, Umweltbundesamt, teksten nr. 38, Dessau-Roßlau/Duitsland, 2011. Erläuterungen Vorbelastungssatz Stickstoff, Umweltbundesamt, [UBA 2012] Dessau-Roßlau/Duitsland, 15 februari 2012. [von Drachenfels 2012] von Drachenfels, Dr. Olaf: Einstufungen der Biotoptypen in Niedersachsen – Regenerationsfähigkeit, Wertstufen, Grundwasserabhängigkeit, Nährstoffempfindlichkeit, Gefährdung, Informationsdienst Naturschutz Niedersachsen (informatiedienst voor natuurbescherming, jaargang 32, nr. 1, blz. 1-60, Hannover/Duitsland, 2012.
35