Tim Reddé 21 november 2012
Sociaal huis Oostende – Guy-Paul Libin De coördinator lokaal sociaal beleid in Oostende overlegt met de actoren uit de welzijnssector: de stadsdiensten, het sociaal huis en de verschillende partners. Het vroegere OCMW is vandaag het sociaal huis. Er zijn drie campussen die elk enerzijds permanente diensten huizen en anderzijds zitdagen houden (en dus een kantoor kunnen delen) voor diensten die nauw verbonden zijn. De drie campussen liggen elk op een steenworp van elkaar verwijderd. De centrale campus omvat:
het Eénloket, de frontoffice van het sociaal huis. Hier komen de burgers met eender welke hulpvraag toe om dan ofwel terplekke de nodige info te krijgen, ofwel een adequate doorverwijzing te krijgen naar de gespecialiseerde dienst. dienst voor alimentatievorderingen meldpunt discriminatie brailleliga justitiehuis dader in zicht commissie juridische bijstand federatie mondiale democratische organisaties aanvraag pro deo rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen pensioendienst overheidssector rijksdienst voor pensioenen Efrem (hulpverlening zelfstandigen in moeilijkheden) dienst ondersteuningsplan personen met beperking nationaal verbond der invaliden aanvraag leefloon en financiële hulp aanvragen budgetbeheer en collectieve schuldenregeling bemiddeling rond elektriciteit
Huize Willy Kooy huist:
onthaal welzijn, hier komen de complexe vraagstellingen binnen die via het éénloket zijn binnen gerold. etnische culturele minderheden slachtofferhulp diensten rond huisvesting (huurdersbond, sociaal verhuurkantoor, stadsdienst wonen) regionale welzijnscommissie 1
thuiszorgdiensten (algemene info en poetshulp, gezins- en bejaardenhulp, maaltijden aan huis, karweienhulp, personenalarm, veiligheid: hulpmiddelen en woningaanpassingen, thuiszorgpremie voor inwonende mantelzorgers) meldpunt senioren in nood samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg
Huis van het kind:
Ruilhoekje en inkoopteam Viertorre consultatiebureau Kind en Gezin weekendwachtdienst huisartsen wegwijzer (onderwijs en vrije tijd) brugfigurenproject regioteam Kind en Gezin Oikonde Oostende gezindsbond oostende Kido (kinderen van drugsverslaafde ouders) onderwijsopbouwwerk projectregisseur kansen voor kinderen
De vele diensten die het welzijnslandschap van Oostende tekenen worden op deze manier samengebundeld. Het voordeel ligt hem in de laagdrempeligheid, alles ligt op één adres: het éénloket.
Een geheel dat groter is dan de som van de delen Zo werken ze in Oostende met 35 partners. Enerzijds heeft het OCMW de eigen campus omgebouwd tot wat vandaag de centrale campus wordt genoemd en anderzijds werden er twee gebouwen bij gebouwd in dezelfde straat. De diensten werden strategisch verdeeld over de gebouwen opdat de cliënt zo efficiënt mogelijk kan worden geholpen en niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd. De clustering van diensten verloopt grotendeels volgens de grondrechten (dus op dezelfde manier waarop de werkgroepen werden verdeeld. Volgens het sociaal huis van Oostende is een goede samenwerking de basis van een effectieve dienstverlening. Dit wordt uitgevoerd door regelmatig overleg en afstemming. Belangrijk hierbij is dat men niet gaat neuzen in de interne keuken van de andere organisatie. Door elkaar vertrouwen en autonomie te schenken creëer je een werkbare sfeer die de hulpverlening aansterkt.
De opstart (2004) van een organisatie met drie pijlers OCMW Oostende was een van de eerste OCMW’s die een sociaal huis opende. De centrale gedachte was het eerste artikel van het decreet: een dienstverlening voor alle burgers zonder dat de focus op 2
kansarmen zou verloren gaan. Het aanbieden van diensten gaat samen met stad en andere partners. Hiervoor werd er een stuurgroep met drie grote vertegenwoordigingen opgericht: de voorzitter van het OCMW, de schepen bevoegd voor sociale dienst en een vertegenwoordiger van het CAW. Er was met het CAW een goede samenwerking bestond nog voor er sprake was van een sociaal huis. Naast deze stuurgroep voor sociaal beleid was er een planningsteam bestaande uit allerlei diensten uit de welzijnswereld van Oostende. Deze vielen dan weer uiteen in werkgroepen die elk een thema omhelsden. Deze thema’s werden gekozen op basis van de grondrechten. Zij vormden de basisinhoud van de beleidsnota’s. Dit planningsteam wordt in de toekomst uitgebreid naar een welzijns- en armoedeplatform waarin de mensen uit armoedebewegingen ook een plaats krijgen. Zo zal het participatieve karakter worden aangesterkt. Dit zijn de eerste twee pijlers: politieke samenwerking in de stuurgroep en participatie van de verschillende diensten. De derde pijler is het cliëntoverleg. Dit is een multidisciplinair overleg van mensen die hulpvragers individueel begeleiden doorheen de hulpverlening. De hulpvragers zijn mensen met een complexe problematiek. Kenmerkend aan het cliëntoverleg is dat de cliënt hier zelf aan participeert.
Werking Hieronder een schema over de organisatie van het sociaal huis. De hulpvragers kunnen terecht aan het Eénloket. Hier gebeurt de doorverwijzing naar verschillende diensten of partners. De medewerker achter deze balie tracht zo snel mogelijk te weten te komen welke dienst (intern of extern) het meest geschikt is voor jouw probleem. Wanneer aan het Eénloket wordt vastgesteld dat het om een samengesteld probleem gaat, dan wordt de hulpvrager doorverwezen naar het Onthaal Welzijn. Dit Eénloket dient ook voor eerste hulpverlening, bijvoorbeeld voor slachtoffers van agressie. Voor hen is er het meldpunt familiaal geweld. Hiervoor zijn er dan samenwerkingsverbanden met externe actoren zoals in dit voorbeeld de politie.
Het Onthaal Welzijn bestaat uit een mix van de onthalen van de OCMW diensten en het CAW. Zo leren de maatschappelijk werkers uit beide diensten van elkaar. De vroegere OCMW-medewerkers 3
leren bijvoorbeeld meer over het opzetten van een traject voor een dakloze. Dit was vroeger materie die het OCMW doorverwees naar het CAW. Het onthaal staat onder leiding van het CAW gezien meer mensen uit het CAW afkomstig zijn en zij meer gespecialiseerde kennis hadden. Hulpvragers kunnen hier ook rechtstreeks terecht. Daarnaast is er nog het meldpunt voor senioren in nood waar bejaarden terecht kunnen maar ook mensen die een signaal willen geven dat het bijvoorbeeld niet goed gaat met hun oudere buur. Een maatschappelijk werker gaat proberen contact te maken met de oudere in kwestie en schakelt hulp in van verschillende experten (huisarts, mutualiteiten…). Men raakt hier via het Eénloket. Centraal staat het cliëntoverleg (cf. supra) dat in verband staat met elk afzonderlijk orgaan.
Interne organisatie – nieuwe manier van werken Binnen deze werking zijn er verschillende trajecten. Er is sociale activering, arbeidsactivering en schuldhulp. Daarin zitten verschillende medewerkers die de problematiek begeleiden. Vroeger waren er in de sociale dienst specialisten, nu zijn er veeleer specialiteiten, elk gedragen door een multidisciplinair team. Maar de referente maatschappelijk werker die men krijgt toegewezen begeleidt de cliënt doorheen de trajecten. Het is een vorm van laagdrempelig werken. De trajecten zijn eigenlijk doelstellingen die worden opgesteld en zo ook naar de burger worden beschreven. Hierin zitten twee punten: wat het sociaal huis doet voor de cliënt een wat de cliënt zelf doet in dit proces. Hierbij sluit een systeem aan dat de draaglast van dossiers (zoals bijvoorbeeld meldpunt senioren) taxeert. Op die manier kan er voor gezorgd worden dat de medewerkers niet alle grote dossiers in hun bakje krijgen. In dit systeem worden op voorhand eigenschappen vastgelegd dat een dossier kan hebben en die de draaglast licht, matig tot aanzienlijk verhogen. Er wordt ook besloten hoeveel “draaglastpunten” een FTE op zich mag nemen. Bijkomstig is dat er een regelmatige herevalutie van de dossiers dient te gebeuren omdat de draaglast over de tijd varieert. Dit systeem is nog in ontwikkeling. De uitdaging van deze werking is dat de medewerkers niet meer kunnen vasthouden aan de eigen specialisatie. Enerzijds maakt dit de mensen wat onzekerder omdat ze niet alles weten en dus ook niet altijd genoeg om een cliënt verder te helpen. Deze uitdaging kan in principe vrij snel worden opgelost door de medewerkers in groep te laten denken. De kennis zit niet meer zozeer in de medewerker maar wel in groep. Het is de groep die de burger helpt en bijstaat. De spreekbuis van deze groep is voor de burger zijn maatschappelijk werker. Deze nieuwe werking heeft natuurlijk veranderingen gevraagd in de verdeling van het personeel. Hiervoor werden profielen opgesteld van de functies die men voor ogen had voor het sociaal huis. Vervolgens ging men na wat de profielen waren van hun personeelsleden. De profielen van de functies en personeelsleden werden zo goed mogelijk gematched. Na overleg konden de medewerker herschikt worden om het sociaal huis een degelijke werking te geven.
4
Samenwerking met stadsdiensten Het lokaal sociaal beleidsplan werd destijds opgemaakt met enerzijds doelen voor de stad en anderzijds doelen voor het OCMW. Vandaag zijn die doelen geïntegreerd, werken de diensten samen en hebben ze overleg. Bijvoorbeeld in het Huis van het Kind. Langzamerhand kwam er een clustering met de stadsdiensten rond onder andere onderwijs. Dan werd er verder gekeken naar externe diensten die hierin een plaats konden krijgen. Zo waren het consultatiebureau van kind en gezin, gezinsbond, Kido… Samenwerking met externe partners De samenwerking met partners groeide vrij organisch. Er zijn overlegmomenten tussen verschillende diensten over dossiers. Hiervoor zijn vertrouwen en goede wil belangrijk, maar meestal ziet men dat de mensen die in het veld werken vrij makkelijk overeen komen gezien ze eenzelfde motivatie hebben. Op deze manier kan er een bepaalde vorm van autonomie gegeven worden aan de partners. In de praktijk viel het op dat de partners zelf nood hadden aan samenwerking met elkaar. Bijvoorbeeld bij een samenkomst van het sociaal huis en de verschillende actoren van voedselbedeling kwam men immers tot de ontdekking dat ze elk dezelfde mensen hielpen en hier dus eigenlijk beter krachten konden bundelen om op die manier hun eigen middelen beter te kunnen inzetten. Ook opmerkelijk was de vraag van deze actoren naar het sociaal huis toe om in deze samenwerkingsverbanden een regierol op te nemen, te beginnen bij kleine praktische zaken zoals vervoer. Bij bijeenkomsten leren ze dan van elkaar en groeit er een spontane samenwerking met een vertrouwensband. Hoe samenwerkingen extra middelen kunnen verwerven Onlangs startte het sociaal huis Oostende met het kansenplan voor kinderen om te werken rond armoede bij kinderen en dus zo inzet te tonen voor armoedebeleid. Het sociaal huis kreeg van de Vlaamse overheid subsidies om hierin een regierol op te nemen omdat het ingediende projectvoorstel blijk gaf van een doordachte visie op het bereiken van een doel door samen te werken met verschillende partners. Zo kon het Huis van het Kind (de derde campus) opgericht worden en konden er banden gelegd worden met Kind en Gezin. Een projectvoorstel werd opgemaakt en goedgekeurd door de partners op de OCMW-raad. Een extra ruggensteun hierin is een wetenschappelijke follow up door een professor uit te nodigen die zijn mening over de projecten kan uiteenzetten en dus kan bijsturen waar nodig. In het samenwerken met externe partners is het dus goed om steeds de ogen open te houden en zo organisaties te spotten die een degelijke kennis hebben rond relevante materie. Deze organisaties kunnen eventueel door het sociaal huis gesteund worden door sponsoring, door het verlenen van lokalen etc. Zo zijn er projecten die geregeld worden door Samenlevingsopbouw waarbij er praatavonden georganiseerd worden in de ontmoetingscentra van het sociaal huis. De organisatie heeft er geen kantoren maar ze worden financieel gesteund door het sociaal huis en mag hiervoor de locatie van de ontmoetingsplek gebruiken. Op deze manier worden kennisdragende organisaties gestimuleerd om en gesteund in het werken in het sociaal beleid. Een ander voorbeeld hiervan is “dolle pret”. Samenlevingsopbouw heeft hiervoor een tuin naast het ontmoetingscentrum (gelegen 5
in een wijk met meer kansarme burgers) gekregen waarop samen met de burgers groenten, fruit en kruiden geplant worden. Later worden er dan plukdagen en soepfestivals georganiseerd. Outreachende werking, proactief handelen en vrijwilligerswerking De vrijwilligerswerking gebeurt voornamelijk in dienstencentra. Er is een plan om in de toekomst vrijwilligersnetwerken te organiseren die wijkgebonden tewerk zullen gaan. De dienstencentra zijn omgevormd tot ontmoetingscentra door ze veel meer open te stellen voor verschillende bevolkingsgroepen. Hiertoe werd het aanbod van diensten vergroot. Van ’s ochtends tot ’s avonds worden er verschillende activiteiten gepland zodat iedereen er terecht kan. Zo komen er veel doelgroepen en verenigingen over de vloer. Wat nog moet gebeuren is de outreachende werking: niet alleen een betere toeleiding dus van burger naar diensten, maar ook een betere toeleiding van diensten naar de mensen. Hier kan de ervaringsdeskundige een functie in krijgen. Communicatie Twee maal per maand wordt de sociaal huiskrant opgesteld die mensen sensibiliseert rond de thema’s die vandaag van belang zijn zoals bijvoorbeeld armoede. Daarnaast stellen diensten als het CAW ook artikels op in hun magazine over de samenwerking met het sociaal huis. Een andere communicatiewerking gebeurt door de coördinator voor lokaal sociaal beleid en de coördinator voor armoedebeleid. Zij trekken het werkveld in en informeren de burgers over de integratie van de verschillende diensten met een laagdrempelig sociaal huis als resultaat. Intern komen de medewerkers ook regelmatig samen. Op cliëntniveau gebeurt dit op cliëntoverleg en meldpunt voor senioren waarbij de medewerkers samen aan tafel zitten rond een bepaalde hulpvrager. Op dienstniveau is er overleg actuele thema’s die zich in de stad stellen. Daarnaast moet de doorverwijzing ook opgevolgd worden. Komt de hulpvrager daar ook effectief terecht? In de toekomst is het ook de bedoeling dat er iemand wordt aangenomen (eventueel een ervaringsdeskundige) die de hulpvrager effectief toeleidt naar de dienst waar hij gepaste hulp zal krijgen. Conclusie De kracht van het sociaal huis Oostende zit in de laagdrempeligheid. Dit wordt bereikt door verschillende diensten samen te laten werken. Hiervoor mag men gerust over de eigen muur kijken en mogelijke partners aanspreken om in het project mee te stappen. Zo kan men werken naar een gefundeerde integrale dienstverlening naar hulpvragers met allerlei problematieken. Het Eén-loket speelt naast het multidisciplinair cliëntoverleg een centrale rol.
6