Scriptieleidraad Master Burgerlijk Recht 1. Onderwerpkeuze Het onderwerp van uw Master-scriptie dient u zelf te kiezen. Wellicht heeft u naar aanleiding van onderwijs in eerdere studiefasen of een gevolgde stage reeds een keuze bepaald. Indien dit niet het geval is kunt u ter inspiratie de lijst met onderwerpen raadplegen. Het staat u echter vrij een onderwerp in te dienen dat niet op deze lijst staat. In overleg met de scriptiecoördinator kan goedkeuring worden verkregen voor zo'n onderwerp. U kunt hiertoe de scriptiecoördinator per email een onderwerp ter goedkeuring voorleggen. Mochten beide hierboven genoemde wegen u tot niets hebben geleid, loop dan eens de recente jaargangen van de NJ, RvdW en andere tijdschriften (bijv. WPNR, NJB, Ars Aequi of NTBR) door. De afdeling Burgerlijk (Proces)Recht en Internationaal Privaatrecht begeleidt scripties op het gebied van het vermogensrecht, burgerlijk procesrecht en internationaal privaatrecht. Niet alle onderwerpen die in het Burgerlijk Wetboek zijn geregeld, behoren tot het onderzoeksterrein van de afdeling burgerlijk recht. Om u enigszins op weg te helpen is aan het eind van deze leidraad een lijst met onderwerpen opgenomen. Hierbij dienen echter de volgende kanttekeningen te worden gemaakt. a. b.
c.
d.
e.
De lijst met onderwerpen is nooit volledig, immers nooit helemaal ‘up to date’. Het feit dat u een onderwerp van de lijst kiest, vormt voor u nog geen garantie dat u over dat onderwerp een scriptie kunt schrijven; met name bij een te grote toeloop op één onderwerp kan de scriptiecoördinator u verzoeken uw keuze te herzien. De lijst is bedoeld om u alvast een eindje op weg te helpen, niet om de keuze voor u te maken. Neem dus niet zomaar een onderwerp van de lijst, maar ga na of dit onderwerp u aanspreekt en of er naar uw mening aardige vraagpunten in zitten. Om een idee te krijgen van het door u gekozen onderwerp is het raadzaam enige recente literatuur te raadplegen. Voor het schrijven van een scriptie staan heel wat studie-uren (t.w. 450 = 10 pnt.), dus het loont de moeite uw keuze goed te overwegen. Alle onderwerpen van de lijst behoeven nadere afbakening en precisering. U dient zelf een invalshoek te kiezen en het onderwerp af te bakenen door middel van het formuleren van vraagpunten en een concrete probleemstelling. In verband met het onder punt b. genoemde doet u er verstandig aan uw inleeswerk globaal te houden. Met het echte onderzoekswerk kunt u beter wachten tot uw onderwerp is goedgekeurd. Wel moet de probleemstelling u helder voor ogen staan.
2. Scriptiecoördinator Wanneer u met inachtneming van het voornoemde uw voorlopige keuze bepaald hebt, dient u het onderwerp en de probleemstelling per e-mail voor te leggen aan de scriptiecoördinator, mw. mr. P. Memelink (
[email protected]), tel. 071-527 7400 (secretariaat). Daarnaast dient u uw gegevens door te geven door middel van het invullen van het scriptieformulier, dat te vinden is op de website. Zie: http://www.law.leidenuniv.nl/org/civielrecht/bpr/burgerlijkrecht/scripties.jsp Wordt uw onderwerp goedgekeurd, dan krijgt u een begeleider toegewezen. U kunt op ieder moment een onderwerp indienen en aan uw scriptie beginnen. Om in een lopend collegejaar (d.w.z. uiterlijk in september) af te kunnen studeren dient echter: 1. 2.
uw onderwerp/probleemstelling voor 1 april te zijn goedgekeurd; en uw scriptie uiterlijk 1 juli bij uw begeleider te zijn ingeleverd.
1
Indien u niet per sé nog in het lopende academisch jaar (dus uiterlijk in september) wilt afstuderen bent u niet gebonden aan de deadlines van 1 april en 1 juli.
3. Scriptiebegeleiding Als de scriptiecoördinator u een begeleider heeft toegewezen, levert u bij hem/haar – bij voorkeur per e-mail – uw opzet in. Deze bestaat uit een uitgewerkte probleemstelling, een – voorlopige – paragraaf-indeling en een lijst met de geraadpleegde literatuur en jurisprudentie; zie verder onder 6. uw scriptiebegeleider zal vervolgens contact met u opnemen voor een afspraak, waarbij uw opzet wordt besproken. Na goedkeuring van uw opzet kunt u daadwerkelijk gaan schrijven. U heeft de gelegenheid tussentijds eenmaal een of twee hoofdstukken bij uw begeleider in te leveren (in overleg met uw begeleider). Vervolgens rondt u de scriptie af en levert u de eindversie in zijn geheel in bij de begeleider. Deze beoordeelt uw scriptie, waarna u wordt uitgenodigd voor het eindgesprek. U krijgt dan geen gelegenheid meer uw scriptie aan te passen, tenzij deze onvoldoende is.
4. Rechtsvergelijking Elke scriptie dient een rechtsvergelijkende component te bevatten. U mag zich daarbij tot één buitenlands rechtsstelsel beperken of kiezen voor een bespreking van Europees of Internationaal recht. In de regel zal het rechtsvergelijkend deel het beste aldus opgezet kunnen worden, dat in één afzonderlijk hoofdstuk een overzicht gegeven wordt van het vreemde of Europese recht. Vervolgens dient u te komen tot een vergelijking van dit vreemde recht met het Nederlandse. Uitgangspunt is dat deze component tenminste 10% van de scriptie uitmaakt. Niet elk onderwerp leent zich voor een dergelijke rechtsvergelijkende benadering. Wanneer dit niet het geval is, dient u met uw begeleider over een andere aanpak te overleggen.
5. Literatuuronderzoek Voordat u ‘in het wilde weg’ aan het zoeken slaat moet u zich bezinnen op de aard van het onderwerp en trachten dit zo nauwkeurig mogelijk te begrenzen. Probeer de vragen te formuleren die het onderwerp bij u oproept en maak een lijstje van de punten die naar uw mening zeker in de scriptie besproken dienen te worden. Beslis daarnaast welke onderwerpen u niet gaat behandelen. Maak in een vroeg stadium een voorlopige hoofdstukindeling. Noteer uw probleemstelling, de vragen die het onderwerp bij u oproept en de punten die u wilt behandelen op aparte kaarten (of in een document), schrijf verschuivingen op nieuwe kaarten (de oude gooit u niet weg) of verplaats verschuivingen naar een ander (schaduw)document. Dezelfde werkwijze volgt u, wanneer u bij uw literatuuronderzoek een citaat, een idee, een suggestie of argumentatie tegenkomt, die u wilt gebruiken. Vergeet niet op uw kaart de bron of vindplaats te vermelden op de voorgeschreven wijze. Wat betreft de methoden van onderzoek kan op deze plaats volstaan worden met een verwijzing naar de Leidraad voor het practicum en privatissimum en de Facultaire scriptiehandleiding (te verkrijgen bij Onderwijsmaterialen). Een exemplaar van de Leidraad voor het practicum en privatissimum is te verkrijgen bij het secretariaat van de afdeling burgerlijk recht. De voornaamste bibliotheken voor het onderzoek zijn: In Leiden: Den Haag:
de universiteitsbibliotheek (U.B.) en de bibliotheek in het KOG-gebouw (Steenschuur). de Koninklijke Bibliotheek, de bibliotheek van het Vredespaleis en die van het Ministerie van Justitie. 2
Voor onderwerpen van rechtsvergelijkende en internationale aard is de bibliotheek van het Vredespaleis de meest aangewezene.
6. Opzet Wanneer u zover gevorderd bent met uw literatuur-onderzoek dat u een behoorlijk overzicht hebt, stelt u aan de hand van de probleemstelling en de lijst met punten die u in elk geval wilt bespreken, een opzet op. U tracht hierbij tot een logische volgorde te komen. De systematiek is in hoge mate bepalend voor de kwaliteit van uw scriptie. De volgende indeling is vrijwel altijd bruikbaar: Een inleiding, waarin u het onderwerp dat u gaat behandelen duidelijk omschrijft en waarin u uiteen kunt zetten welke verwante vraagstukken u wel en niet behandelt en waarom u bepaalde beperkingen aanbrengt. De eigenlijke behandeling van het onderwerp, ondergebracht in door u gekozen hoofdstukken. Een algemene indeling is niet te geven, maar de indeling dient de overzichtelijkheid te bevorderen en vragen van verschillende inhoud moeten in verschillende hoofdstukken behandeld worden. Een conclusie, waarin u de uitkomsten van het onderzoek kort weergeeft. Zorg voor een goede afbakening van uw onderwerp. Bedenk dat een grondige en logisch opgebouwde juridische bespreking van een wat smaller onderwerp beter is dan een oppervlakkige bespreking van een heel breed onderwerp. Bij de Masterscriptie is het de bedoeling dat u de diepte in gaat, niet de breedte. Een puur beschrijvende scriptie is niet toegestaan (zie ook de Facultaire scriptiehandleiding).
7. Schrijven Desgewenst kunt u over het schrijven van scripties de Facultaire scriptiehandleiding en de daarin genoemde boeken raadplegen, alsmede: E. Tiggeler, Ars Aequi Taalgids voor juristen, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2007. Titel Kies een titel die de inhoud dekt (dit geldt overigens ook voor kopjes boven paragrafen). Tracht reeds bij het kiezen van de titel en bij de omschrijving van het onderwerp in de inleiding de vraagstelling tot zo eenvoudig mogelijke proporties terug te brengen en alles uit te bannen wat voor de behandeling van het onderwerp niet noodzakelijk is. Houd dit ook bij het schrijven van de overige hoofdstukken voor ogen. Een sub-titel mag u daarnaast opnemen, mits dat functioneel is (dus niet: ‘half ei of lege dop?''). Opbouw U dient uw opzet te volgen en wanneer u op essentiële punten af wilt wijken eerst de scriptiebegeleider te raadplegen. Indien u de volgorde van de te behandelen onderwerpen verandert, dient u de nieuwe paragraaf-indeling aan uw scriptiebegeleider toe te zenden. Voordat u gaat schrijven rangschikt u eerst uw aantekeningen in de volgorde van de opzet en maakt u een lijstje van de punten die u bij elk hoofdstuk wilt behandelen. Ook hier dient u een logische volgorde aan te houden. Het verdient aanbeveling de hoofdstukken in paragrafen en/of alinea's onder te verdelen telkens wanneer u een nieuw punt ter sprake brengt. Hanteer kopjes en sub-kopjes. Spui niet alle gegevens die u verzameld hebt, maar alleen die, welke voor uw betoog relevant zijn. Vermijd kwalificaties wanneer u niet tot oordelen bevoegd bent of voor uw stelling geen bewijsmateriaal aan kunt voeren. 3
-
-
Indien over een bepaald vraagpunt wetgever, rechtspraak en literatuur zich hebben uitgesproken geeft u onderscheidenlijk deze opvattingen weer. U dient steeds duidelijk uit te laten komen of u uw eigen mening verkondigt of een ander aan het woord laat. U dient te schrijven voor de jurist die in het privaatrecht redelijk goed thuis is, derhalve niet voor de gespecialiseerde jurist of voor leken.
Omvang De omvang van een scriptie dient (exclusief inhoudsopgave en literatuurlijst, maar inclusief notenapparaat) minimaal 10.000 en maximaal 15.000 woorden te bedragen. Met een regelafstand 1½ en een linkermarge van 3 cm. zal de scriptie dan 35 tot 45 pagina’s beslaan. Bij de beoordeling wordt uiteraard meer op de kwaliteit dan op de kwantiteit gelet. U dient daarom te allen tijde in het oog te houden dat niet het vele goed is, maar het goede veel. Taal en stijl Schrijf zoveel mogelijk in overzichtelijke, niet al te ingewikkelde en vooral korte zinnen. Vermijd al te archaïsch, bloemrijk en/of gewichtig taalgebruik. Controleer de scriptie grondig op stijl- en tikfouten. Gebruik interpunctie waar dat nodig is om zinnen en zinsdelen te onderscheiden. Vraagtekens, uitroeptekens en puntjes dienen niet om zich het formuleren van een mening te besparen. Maak van deze tekens zeer spaarzaam gebruik. Gebruik geen afkortingen in de hoofdtekst en gebruik uniforme, begrijpelijke afkortingen in de voetnoten. Citaten Letterlijk citeren is alleen nodig, en ook alleen dan toegestaan als door weergave in uw eigen woorden iets belangrijks verloren zou gaan. Beperk het gebruik van citaten dus tot hetgeen voor het begrijpen van het verband nodig en voor uw betoog essentieel is. Laat een citaat vooraf gaan en volgen door een regel wit. Plaats citaten steeds tussen aanhalingstekens en vermeld de vindplaatsen in een noot. Het behoeft geen betoog dat het letterlijk overnemen van passages buiten het geval dat u citeert nooit is toegestaan. De scriptie dient een werkstuk van uw eigen hand te zijn en geen aaneenrijging van stukken van anderen. Hier geldt het aloude motto van Hugo de Groot: ‘Groot is den Schand van ’t Plaghiaet met eene Academiegraad!’ Maar wat Hugo de Groot nog niet had en de faculteit tegenwoordig wel, is een geavanceerd computerprogramma dat alle scripties op plagiaat zal controleren. Laat het niet zover komen! Bronvermeldingen Voor de wijze van vermelden van geraadpleegde bronnen zie: - Commissie Leidraad, Leidraad voor juridische auteurs. Voetnoten, bronvermeldingen, literatuurlijsten en afkortingen in Nederlandstalige publicaties, Deventer: Kluwer (laatste druk). U mag in uw scriptie gebruik maken van verkorte verwijzingen of volledige verwijzingen in de voetnoten (verwijssysteem 1.2.1 en 1.2.2 in de Leidraad). Kies één verwijssysteem en hanteer dat correct en consequent. Noten De noten moeten bij voorkeur worden geplaatst aan de voet van de bladzijde. Men kan dit aangeven door een streep ter scheiding van de gewone tekst van de bladzijde en door minder interlinie. Iedere voetnoot begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. Een noot is in beginsel slechts een vindplaats, dus vermijd daarin omvangrijke tekstgedeelten. Literatuurlijst en inhoudsopgave Neem achterin de scriptie een lijst op van de geraadpleegde literatuur, alfabetisch gerangschikt 4
op naam van de auteurs. Vermeld van ieder werk de volledige bibliografische gegevens. Laat aan uw scriptie een inhoudsopgave vooraf gaan. Vermeld bij hoofdstukken en paragrafen het corresponderende paginanummer.
8. Afronding 1. Naam Vermeld op de binnenzijde van de eerste bladzijde onderaan uw naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres, studierichting en datum (maand en jaar) van afsluiting van het onderzoek, alsmede de naam van uw scriptiebegeleider. 2. Lay-out De scriptie wordt enkelzijdig geprint, met een regelafstand overeenkomend met die van 1½ en een linkermarge van 3 cm. Het papier dient van het formaat A4 te zijn. 3. Verder vormgeving De scriptie dient voorzien te zijn van een inhoudsopgave en een literatuur- en jurisprudentielijst. Begin ieder nieuw hoofdstuk op een nieuwe pagina.
9. Inleveren 1. 2. 3. 4.
5.
U dient twee exemplaren van uw scriptie in te leveren bij uw scriptiebegeleider. Tevens dient u de scriptie digitaal in te leveren. Wanneer u uw scriptie inlevert, levert u de definitieve eindversie in (en geen concept!). U krijgt in beginsel niet de gelegenheid de door u ingeleverde versie te herzien. Tijdens het scriptiegesprek dient u te beschikken over een eigen exemplaar. U doet er goed aan om enige tijd voor het tijdstip waarop u uw scriptie denkt in te leveren met uw begeleider contact op te nemen. U dient rekening te houden met het feit dat de scriptie-begeleider uw scriptie ongeveer drie weken onder zich heeft. Na het inleveren dient u met uw begeleider af te spreken wanneer het scriptiegesprek zal plaatsvinden. Wanneer u op een bepaalde datum wilt afstuderen, dient u er rekening mee te houden dat u uw scriptie zeker vijf à zes weken voor de datum waarop u wilt afstuderen dient te hebben ingeleverd: drie à vier weken zijn nodig voor het nakijken en bespreken van uw scriptie (door de begeleider en een tweede lezer) en de studenten-administratie eist een periode van 2 weken tussen het inleveren van het scriptiecijfer en de datum van afstuderen. Van deze tweede termijn kan nooit worden afgeweken. Van de eerste termijn hooguit indien u dit zeer ruim van tevoren met uw scriptie-begeleider afspreekt. Deze kan u echter te allen tijde houden aan de termijn van drie weken.
10. Beoordeling Bij de beoordeling van de scriptie wordt op de volgende punten gelet: 1. formulering en analyse van het probleem; 2. documentatie; 3. wijze van behandeling van het onderwerp; opbouw en helderheid van het betoog verwerking van de verzamelde gegevens argumentatie van eigen beweringen 4. getoond inzicht in de materie; 5. originaliteit: de geformuleerde vraagpunten, die het onderwerp bij u heeft opgeroepen het gehalte van de gesuggereerde oplossingen en van de conclusies 6. stijl, taal en vorm.
5
Zie voor de wijze van beoordeling van de eindscriptie tevens het beoordelingsschema in de Facultaire handleiding.
11. Scriptiegesprek Nadat u uw scriptie hebt ingeleverd vindt het zogenaamde scriptiegesprek plaats. U dient hiervoor zelf een exemplaar van uw scriptie mee te brengen. Tijdens dit gesprek zal de scriptie-begeleider de scriptie kritisch met u doornemen. U dient dus te weten wat u geschreven hebt en het geschrevene te kunnen verdedigen. Als dit gesprek een bevredigend verloop heeft gehad, kan uw scriptie in de regel definitief goedgekeurd worden.
12. Scriptieonderwerpen Het onderwerp van de Masterscriptie dient voldoende civielrechtelijk van aard te zijn om daarop in de richting burgerlijk recht te kunnen afstuderen. Of dit het geval is, is ter beoordeling aan de scriptiecoördinator. Civielrechtelijk afstuderen is mogelijk met een civielrechtelijk onderwerp op het gebied van het vermogensrecht, burgerlijk procesrecht of internationaal privaatrecht (zie 12.1), op een ander civielrechtelijke onderwerp (zie 12.2), of op bepaalde bijzondere rechtsgebieden (zie 12.3).
12.1
Vermogensrechtelijke, procesrechtelijke en Internationaal Privaatrechtelijke onderwerpen:
De scriptiecoördinator burgerlijk recht wijst een begeleider van de afdeling Burgerlijk Recht toe voor scripties over onderwerpen betreffende boek 3, 5 en 6 BW, een aantal onderwerpen op het gebied van bijzondere overeenkomsten en onderwerpen betreffende het huwelijksvermogensrecht. Scripties op het gebied van het burgerlijk procesrecht en internationaal privaatrecht worden begeleid door specialisten op dat gebied van de afdelingen BPR en IPR. Onderwerpen die hierbuiten vallen worden niet door de afdeling Burgerlijk (Proces)Recht en IPR begeleid. Hierna volgt een lijst met mogelijke onderwerpen, bedoeld om u op weg te helpen. Deze onderwerpen behoeven echter nog nadere afbakening. Het staat u voorts vrij een onderwerp voor te stellen dat niet op deze lijst staat. In overleg met de scriptiecoördinator kan goedkeuring worden verkregen voor zo'n onderwerp. Algemeen * taakafbakening tussen civiele en bestuursrechter; in welke vorderingen is een eiser ontvankelijk als ook er ook een bestuursrechtelijke rechtsgang open staat (zie bijv. de SGPzaken)? * privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht * handhaving door de overheid vs. handhaving door particulier initiatief * is naleving van het gelijke behandelingsrecht d.m.v. vermogensrechtelijk remedies mogelijk? * de invloed van discriminatiewetgeving op het vermogensrecht * rechtsvindingsmethoden van de Hoge Raad in verhouding tot het EHRM en het HvJ EG Burgerlijk procesrecht * insolventierecht (faillissement, surseance van betaling, schuldsanering) * bewind * bewarende maatregelen (art. 700 RV e.v.) * kort geding / voorlopige voorzieningen in het civiele procesrecht * civiel appel * Processuele mededelingsplichten; waarheidsplicht, mededelingsplicht, openlegging boeken, exhibitieplicht (art. 21, 22, 162 en 843a RV) 6
* * * * * * *
de verhouding tussen het geheimhoudingsbeding bij mediation en de waarheidsplicht (art. 21 RV) beginselen in het civiele proces bewijsrecht de bewijsovereenkomst cassatie in civiele zaken de Hoge Raad zwijgt; over de toepassing van artikel 81 RO Arbitrage (arbitrabiliteit, overeenkomst tot arbitrage, vernietigingsgronden arbitrale vonnissen)
Internationaal privaatrecht A. Methoden en technieken * Imbedding van supranationale IPR-instrumenten in de nationale rechtsorde: taken en bevoegdheden van wetgever en rechter * Interpretatie van IPR-instrumenten: samenwerking tussen supranationale en nationale rechters * Interregionaal privaatrecht en de nieuwe Koninkrijksverhoudingen * Samenloop van IPR-instrumenten B. IPR-vermogensrecht * Meerpartijenverhoudingen * Zekerheidsrechten * Internet en e-commerce C. IPR-procesrecht * Massaclaims * Complexe procedures: pluraliteit van procespartijen * Grensoverschrijdende samenwerking tussen rechters en andere justitiële autoriteiten in burgerlijke en handelszaken D. Varia - IPR * De totstandkoming van een “optioneel Europees BW” bekeken vanuit internationaal privaatrechtelijk perspectief * Welke toekomst is er voor de exceptie van internationale openbare orde in een geeuropeaniseerd internationaal privaatrecht? * De bescherming van “zwakke partijen” (consument, werknemer etc.) in het Europees IPR * Voorrangsregels in Europees internationaal privaatrecht * Bespreking van (aspecten van) een specifiek voorstel van Europese ipr-verordening/recent uitgevaardigde ipr-verordening/Groenboek (bv. “Rome II”, “Voorstel Rome I”) * De totstandkoming van Europees internationaal privaatrecht bekeken in een context van globalisering * Internationaal familierecht na de uitspraak “Garcia Avello” * Internationaal vennootschapsrecht na de uitspraak “Inspire Art” * “Wederzijdse erkenning” in Europees internationaal privaatrecht * Bescherming van de verweerder in de EEX-verordening (of, omgekeerd “Forum actoris in de EEX-verordening”) * Forum shopping: in hoeverre ontmoedigd/aangemoedigd door Europese regels van internationaal privaatrecht? Goederenrecht * de toepassing van de redelijkheid en billijkheid in het goederenrecht * de verhouding tussen art. 3:3 en 3:4 (Portacabin-arrest) * registerbescherming * (verlengd) eigendomsvoorbehoud * levering en vestiging van beperkte rechten op toekomstige goederen * voorrecht van de verkoper en het reclamerecht 7
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
wijziging van omstandigheden bij erfdienstbaarheden schatvinding (art. 5:13) natrekking (art. 3:3, 5:14) vermenging (art. 5:15) zaaksvorming (art. 5:16) misbruik van recht (3:13) en hinder zaaksvervanging op het grensgebied van goederen- en verbintenissenrecht (art. 6:252, het rechtskarakter van de retributie) hoe moet art. 3:84 lid 2 worden geïnterpreteerd? de grenzen van art. 3:84 lid 3 wat is de strekking en betekenis van art. 3:84 lid 4? levering d.m.v. een akte (art. 3:95) de rol van de verkeersopvatting bij bezit en houderschap feitelijke macht (art. 3:113) bezitsverkrijging (art. 3:113, 114 en 115) bezit van onroerende zaken en verkrijgende verjaring bezitsverlies (art. 3:117) rechtspositie van degene wiens goed voor de schuld van een ander is verbonden (o.m. derdepand- en hypotheekgever) de rechtspositie van degenen die kosten tot behoud, tot verfraaiing of tot onderhoud van een anders goed heeft gemaakt (verhaalsrecht, retentierecht, privilege, ius tollendi etc.) zekerheidsrechten wijzen van executie bij pand en hypotheek rangorde van voorrechten en zekerheidsrechten wat is er over van de paritas creditorum? afstand van beperkte rechten en vorderingsrechten overdraagbaarheid van wilsrechten (bijv. optierechten) het recht van opstal (titel 8, boek 5) appartementsrechten (art. 5:106-123) leasing en natrekking deel- en deeltijdeigendom van onroerend goed mandeligheid (titel 5) de financiële zekerheidsovereenkomst fiduciaire eigendomsoverdracht; herinvoering het overwegen waard?
Rechtshandelingenrecht * bedreiging (art. 3:44 lid 2) * bedrog (art. 3:44 lid 3) * ongeoorloofde oorzaak, c.q. art. 3:40 * rechtshandelingen in strijd met de goede zeden; in het bijzonder de doorwerking van de Joods-Christelijke moraal (art. 3:40) * de actio pauliana * bekrachtiging en bevestiging van rechtshandelingen * middellijke vertegenwoordiging * de ontvangsttheorie (art. 3:37 lid 3 en 6:224) * schijn van volmachtverlening art 3:61 lid 2 * volmachtuitoefening (art. 3:66) en volmachtverlening (art. 3:61) Verbintenissen- en overeenkomstenrecht * de gentlemen’s agreement * de natuurlijke verbintenis (art. 6:3-6:5) * opzet en zware fout in het verbintenissenrecht * toerekening van risico’s naar verkeersopvatting * de mededelingsplicht in de onderhandelingsfase * aanbod en aanvaarding 8
* * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Public policy en de geldigheid van overeenkomsten uitleg van overeenkomsten en de hoedanigheid van partijen Kennisgeving van algemene voorwaarden contractuele clausules omtrent de (niet-)uitvoering en beëindiging van contracten (bijv. exoneratie-, ontbindings- en schadebedingen) horizontale vergelijking beëindigingsleerstukken (art. 6:228, 6:258, 6:265) wijze van rechtsuitoefening bij beëindigingsleerstukken de verhouding tussen art. 6:248 en 6:258 de toepasselijkheid van de bepalingen betreffende wederkerige overeenkomsten op overeenkomsten tussen meer dan twee partijen (derdenbeding, driepartijenruil, art. 6:279) ongedaanmakingsverplichtingen (bij ontbinding) toerekening van tekortkomingen o.g.v. de verkeersopvatting (6:75) aansprakelijkheid voor gebruikte zaken (art 6:77) het recht op schadevergoeding bij overmacht (art. 6:78) De wenselijkheid van herziening van de regeling van verzuim en ingebrekestelling regres en subrogatie derdenbeding en kwalitatieve rechten en/of verplichtingen (art. 6:251 en 6:252) externe werking van overeenkomsten (Curacao/Boyé, Gegaste uien, verborgen vertegenwoordiging) de meerpartijenovereenkomst (art. 6:213) dwaling (art. 6:228) Bespreking van 1 of meerdere artikelen uit de Principles, Definitions and Model Rules of European Private Law – (Draft Common Frame of Reference (DCFR))
Bijzondere overeenkomsten * rechtsmiddelen bij koop * uitleg volgens DSM/Fox en de arbeidsovereenkomst * verboden bedingen in CAO’s, bijv. verbod van leeftijdsdiscriminatie * samenloop van de arbeidsovereenkomst (of andere benoemde overeenkomsten) en het algemene vermogensrecht * de mededelingsplicht van de verzekeringnemer vóór/bij het sluiten van de overeenkomst van verzekering * de energieleveringsovereenkomst * de bankovereenkomst * de distributieovereenkomst * de medewerkersovereenkomst (tussen ziektekostenverzekeraar en artsen, fysiotherapeuten, apothekers) * de franchise-overeenkomst Onrechtmatige daad, aansprakelijkheidsrecht en schadevergoeding * Uitlokken van, meewerken aan, profiteren van de wanprestatie van een ander * de aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten (art. 6:171) * de aansprakelijkheid voor bijzondere opstallen (wegen, leidingen e.d.) (art. 6:174) * schuld en toerekening (art. 6:162 lid 3) * Ongelukkige samenloop van omstandigheden * toerekening bij gevaarzetting: de verhouding tussen 6:162 lid 2 en lid 3 * toerekening van risico’s naar verkeersopvatting * Explicit and implied assumption of risk (expliciete en impliciete risico-aanvaarding) * de aansprakelijkheid van toezichthouders * werkgeversaansprakelijkheid (art. 7:658) * aansprakelijkheid van de werkgever voor psychisch letsel van de werknemer * proportionele aansprakelijkheid * Zaakschade, bepaling omvang * schadevergoeding wegens schending van eer en goede naam * art. 6:107, strekking en grenzen * Het passing-on verweer als verweermiddel bij de actie tot verkrijging van schadevergoeding 9
*
Collectieve acties tot verkrijging van schadevergoeding
12.2
Andere civielrechtelijke onderwerpen
Het is mogelijk om civielrechtelijk af te studeren bij een andere afdeling binnen de faculteit, mits het scriptieonderwerp voldoende civielrechtelijk van aard is. Hierna volgt een overzicht van rechtsgebieden waarop eveneens een scriptie kan worden geschreven: * * * * * * * *
Huwelijksvermogensrecht Recht en ICT Intellectuele Eigendom Ondernemingsrecht Bank- en effectenrecht Arbeidsrecht / Sociaal recht Gezondheidsrecht Notarieel recht
Voor meer informatie over mogelijke scriptieonderwerpen op deze gebieden kunt u contact opnemen met de scriptiecoördinator van de betreffende afdeling.
12.3
Bijzondere rechtsgebieden
Aan de afdeling burgerlijk recht zijn een aantal bijzonder hoogleraren en externe docenten verbonden die op hun specifieke rechtsgebieden een aantal scripties per jaar begeleiden. Bijzonder hoogleraren en externe docenten die scripties begeleiden op specifieke rechtsgebieden zijn: * Jeugdrecht, Prof. mr. M.R. Bruning * Zeerecht / Vervoerrecht (boek 8), Prof. mr. M.H. Claringbould * Verzekeringsrecht, Prof. mr. J.H. Wansink * Bouwrecht / Aanbestedingsrecht, Prof. mr. J.M. Hebly * Huurrecht, Mr. dr. Kerpestein
10