BURGERLIJK PAND – OUD RECHT
* burgerlijk pand = bijzonder voorrecht = overeenkomst waarbij een SA tot zekerheid van zijn schuld een goed afgeeft aan de SE, waardoor SE een voorrecht krijgt op dit goed (1) zakelijke overeenkomst * onderworpen aan klassieke geldigheidsvoorwaarden - toestemming, bekwaamheid, voorwerp, oorzaak - toestemming: beide echtgenoten moeten instemmen met pand - bekwaamheid: enkel eigenaar kan goed in pandgeven niet-eigenaar geeft in pand? > pandovk = nietig (relatieve nietigheid) - enkel pandhoudende SE kan dus nietigheid inroepen - + pandhouder beschermd door art. 2279BW indien hij te goeder trouw is (bescherming tegen de werkelijke eigenaar die verpand goed revindiceert) - voorwerp: gewaarborgde schuldvordering is deze nietig? (1) accessoir aan andere overeenkomst DUS hoofdverbintenis is niet nietig (2) determinerend voor andere overeenkomst DUS hoofdverbintenis is nietig * vereist buitenbezitstelling – bijzondere geldigheidsvoorwaarde = SA geeft het goed af: ° pandovereenkomst = buitenbezitstelling = geldigheidsvereiste (meerderheidsopvatting) - minderheidsopvatting: = enkel tegenwerpelijkheidsvereiste Cass.: buitenbezitstelling/afgifte is nodige voor het ontstaan van het voorrecht anders is het gewoon een pandbelofte (2) eenzijdige overeenkomst - enkel een verbintenis in hoofde van de pandhouder bepaalde verplichtingen jegens pandgever - gevolgen: * bewijsregels voor eenzijdige overeenkomsten * sancties wegens wanprestatie: - pandgever kan enkel: 1) gedwongen uitvoering in natura of 2) bij equivalent vorderen (bij wanprestatie door pandhouder) - ontbinding niet mogelijk (want ontbinding impliceert een revindicatierecht van de pandgever) MAAR: artikel 2280BW: terugvorderingsrecht pandG bij misbruik goed door pandH (voorwaarde: gerechtelijke tussenkomst) (3) bijzondere vereisten voor tegenstelbaarheid – tegenstelbaarheidsvoorwaarden
- artikel 2074 BW: schriftelijke overeenkomst = voorwaarde voor voorrecht = tegenstelbaarheidsvoorwaarde (=/= geldigheidsvoorwaarde) * alleen voor som die 375€ te boven gaat * vereiste van authentieke akte / geregistreerde onderhandse akte * verplichte vermeldingen: verschuldigde som + omschrijving pand * doel: vermijden antidatering (door verplicht maken van bekomen van vaste datum) - artikel 2071 BW: Inpandgeving is overeenkomst waarbij SA tot zekerheid van zijn schuld goed afgeeft aan zijn SE. Ook een derde kan goed in pand geven voor de SA. Stel: iemand gaat krediet aan en vader van de SA geeft goed in pand ter zekerheid van dat krediet. Dergelijke inpandgeving = zakelijke borg * !!!! Zakelijke borg: - geen gewone borgstelling - niet gehouden met volledige vermogen - verbindt zich niet persoonlijk tot de schuld - enkel gehouden propter rem (= SE-pandhouder kan enkel verhaal uitoefenen op dat goed en niet op andere goederen van de derde-pandgever)
* inpandgeving * Verschillen met klassieke voorrechten
1. VOORWERP EN GEWAARBORGDE SCHULDVORDERING
* voorwerp = elk roerend goed (lichamelijk / onlichamelijk – bv schuldvordering) inpandgeving van een schuldvordering / onlichamelijk goed - geen buitenbezitstelling mogelijk - artikel 2075BW: louter sluiten van pandovereenkomst is voldoende - goed moet voor overdracht vatbaar zijn (ratio: goed te gelde kunnen maken) - toekomstige goederen: * toekomstige schuldvorderingen? JA – bepaalbaarheidsvereiste * toekomstige lichamelijke goederen? NEE - buitenbezitstellingsvereiste
* gewaarborgde schuldvordering – onderliggende valutaverhouding = alle mogelijke schuldvorderingen: er is geen verband vereist tussen het inpandgegeven goed en de onderliggende schuldvordering - tegenwoordige + toekomstige schuldvorderingen “pand voor alle sommen” = een toekomstige gewaarborgde schuldvordering ARREST MANGALL: mogelijk, maar bepaalbaarheidsvereiste moet voldaan zijn
2. POSITIE VAN DE PANDHOUDER
(1) verhouding pandhouder – pandgever - pandhouder = loutere houder van het goed (in de ogen van de pandgever) = bewaarder / detentor / bewaarnemer - pandhouder =/= eigenaar - zorgplicht (goede huisvader) - geen gebruiksrecht / beschikkingsrecht / geen recht op de vruchten - misbruik door pandhouder? pandG kan terugvorderen via recht (einde van voorrecht) (2) verhouding pandhouder – derde - in de ogen van een derde: pandhouder = bezitter van een pandrecht (3) retentierecht = pandhouder heeft het recht om de teruggave van het goed te weigeren zolang de onderliggende gewaarborgde schuldvordering niet voldaan is - hoofdsom + interesten + kosten - geen belang hoeveel goederen in pand gegeven zijn: je kan ze allemaal houden - pandrecht = ondeelbaar retentierecht tot VOLLEDIGE schuldvordering voldaan is (4) voorrangsrecht / voorrecht op de in pand gegeven goederen = bij voorrang betaald worden met de opbrengst van de goederen (5) recht op parate executie = recht om over te gaan tot uitwinning zonder dat hij uitvoerbare titel moet hebben en zonder dat hij voorafgaand beslag moet leggen - voordeel tov een klassieke bevoorrechte SE: gemakkelijker te gelde maken =/= beschikkingsrecht voorafgaande rechterlijke toestemming vereist (vóór de uitwinning) (1) toestemming voor het toe-eigenen van het goed (goed = inbetalinggeving – waardering door deskundigen) Of (2) toestemming om het goed openbaar te verkopen (openbaar? – belang van de andere SE: een faire prijs krijgen – niet te laag)
3. KENMERKEN VAN DE PANDOVEREENKOMST: ACCESSOIR KARAKTER
= pandovereenkomst is een accessorium van de gewaarborgde schuldvordering - tenietgaan gewaarborgde SV = tenietgaan pand (= teruggave goed) - overdracht gewaarborgde SV = overdracht pand? discussie: - problemen met de nevenrechten - problemen met recht van parate executie
4. PAND ALS ZAKELIJKE ZEKERHEID
1) Attributen van zakelijke zekerheidsrechten Pand als zakelijke zekerheid bestaat eigenlijk niet - Pandhouder heeft recht van voorrang - Pandhouder heeft geen volgrecht (niet nodig, wegens buitenbezitstelling
2) Algemene principes van zakelijke rechten * anterioriteitsbeginsel: kan niet buitenbezitstelling impliceert dat een goed niet meermaals verpand kan zijn * Specificiteit - voorrecht uitoefenen? enkel op schuldvorderingen die bestaan - vestigen voor toekomstige gewaarborgde schuldvorderingen kan MAAR het uitoefenen van het voorrecht kan alleen voor bestaande - vestigen op toekomstige schuldvorderingen/onlichamelijk roerende goederen kan MAAR het uitoefenen kan alleen voor bestaande * Zakelijke subrogatie - vb. als goed zou tenietgaan door brand en in plaats van goed komt schuldvordering op verzekeraar, zal zakelijke subrogatie mogelijk zijn * Publiciteit - Geen publiciteit in register vereist WANT: buitenbezitstelling wordt gezien als vorm van negatieve publiciteit = doordat goed wordt afgegeven aan SE, heeft dit tot gevolg dat andere SEs er niet op voortgaan dat goed tot vermogen van de SA behoort * Numerus Clausus = partijen kunnen geen nieuwe zakelijke (zekerheids)rechten in leven roepen - Pand = overeenkomst waardoor pandhouder voorrecht krijgt Voorrecht is gevolg van sluiten van overeenkomst, maar is wel voorrecht die door wet wordt geregeld
HANDELSPAND – OUD RECHT
1) Handelspand - Inpandgeving van een goed tot waarborg van een handelsschuld - onderworpen aan soepelere regels (Titel VI W Kh) 2) Pand op handelszaak (wet 25 oktober 1919) * Handelszaak = verzameling van goederen en vanuit economisch oogpunt vormen die goederen één geheel - juridische algemeenheid = verzameling goederen die aan eigen juridisch regime is onderworpen. vb. nalatenschap, huwgemeenschap - feitelijke algemeenheid: = verzameling goederen die in economisch leven als eenheid wordt beschouwd, maar door recht niet als dusdanig wordt erkend vb. kudde dieren, bibliotheek * Handelszaak = economische eenheid, maar juridisch of feitelijk? geen zuiver feitelijke algemeenheid bepaalde gevallen wordt handelszaak juridisch gezien wel als eenheid behandeld Vb. Handelszaak kan in pand worden gegeven. Het is de handelszaak als dusdanig en niet de individuele bestanddelen die in pand wordt gegeven. Vb. Ook vruchtgebruik op handelszaak is mogelijk. Vb. Fiscale wetgeving behandelt de handelszaak soms ook als eenheid. ook geen echte juridische algemeenheid * Kenmerken: - plechtige overeenkomst (niet zakelijk en niet puur consensueel)= geschrift vereist (authentiek of onderhands) - enkel ten voordele van erkende kredietinstellingen (handelaars beschermen tegen kredietverleners met slechte bedoelingen)
* Voorwerp inpandgeving: “handelszaak” = alles wat dienstig is voor uitbating van de handelszaak - in geschrift bestanddelen aangeven (bv: meubilair, clienteel, recht op huur,..) aanvullend recht (art 2) - 1 beperking: beperking van voorraden = 50% van de waarde van de aanwezige voorraden * Doel van de wet veel kleine handelaars waren geen eigenaar van het onroerend goed waarin zij hun handelszaak uitbaatten. Wanneer handelaars krediet nodig hadden, welke zekerheid kunnen zij dan geven? Hypotheek zal niet mogelijk zijn, want geen eigenaar. WEL INPANDGEVING: verschillende bestanddelen kunnen in pand gegeven worden, zoals machines en voorraden MAAR: nadeel: buitenbezitstelling vereist Bedoeling van de wetgever was om kredietmogelijkheden van de middenstand te verbeteren door handelaars toe te laten handelszaak in pand te geven, zonder dat zij daarvan pand in bezit moesten geven, dus zonder buitenbezitstelling. * Bescherming schuldeiser: (1) Pandgever heeft bewaarplicht. MAAR: hij kan wel feitelijke en rechtshandelingen stellen die nodig zijn om zijn handelsactiviteit economisch leefbaar te houden. (2) Schuldeiser een zeker volgrecht geven. - in bepaalde gevallen beslag tot terugvordering mogelijk MAAR: bescherming 3e te goeder trouw beslag tot terugvordering kan niet worden uitgeoefend tov derde-verkrijgers te goeder trouw, maar: soms is het wel zo dat derde-verkrijger op hoogte was van het pandrecht, maar dat schuldeiser toch geen beslag tot terugvordering zal kunnen doen omdat: pandgever bewaarplicht heeft MAAR wel alle handelingen kan stellen die kaderen in normale bedrijfsvoering van de handelszaak DUS: pandgever bevoegd om tot vervreemding over te gaan EN DAN: heeft de pandhoudende schuldeiser ook geen volgrecht - bedriegelijke vervreemding van bestanddelen van de handelszaak wordt gesanctioneerd met strafsancties (3) recht van voorrang voor schuldeiser * Publiciteit: positieve publiciteit: inschrijving in register op hypotheekkantoor = voorwaarde voor tegenstelbaarheid aan derden
3) Warrant
- Ingevoerd door wet 18 november 1862 - Doel wet: versoepelen van de verkoop en inpandgeving van koopwaar die zich in stapelhuizen bevindt verhandeling (verkoop en inpandgeving) van koopwaar mogelijk maken via verhandeling van waardepapieren Stel: handelaar heeft voorraad hout in bepaalde stapelplaats liggen en vraagt een krediet. Hij zou voorraad wel in pand willen geven aan bankier. In die tijd (en nu) is buitenbezitstelling vereist: hij zou ze naar magazijn van de bank moeten brengen. Dit brengt kosten met zich mee. Is het wel zinvol dat die kosten worden gedaan? * Warrant = in dubbel afgeleverd waardepapier, afgeleverd door eigenaar van de stapelplaats. - origineel = warrant - dubbel = ceel. - overdracht gebeurt door verklaring op de rug van waardepapier ('en dos') * Regels: - wie zowel warrant als ceel heeft, kan vrij beschikken over goederen - warrant zonder ceel vertegenwoordigt pandrecht op de goederen. Inpandgeving gebeurt door enkel warrant over te dragen - wie ceel heeft zonder warrant, heeft beschikkingsrecht over goederen, maar bezwaard met een pandrecht
4) Pand op schuldvorderingen
- bijzondere regeling uitgewerkt: Wet 6 juli 1994 - Regelt niet enkel inpandgeving, maar ook overdracht (cessie) van schuldvorderingen
(1) Cessie van de schuldvordering - Artikel 1690 BW: door louter sluiten van de overeenkomst, wordt schuldvordering overgedragen. Je hebt een SE die een SV op de SA heeft. De SE wil de SV verkopen aan een derde. Door louter sluiten van die koopovereenkomst, gaat die SV over op de koper/derde. - tegenwerpelijkheid overdracht: * aan bepaalde derden * onder bepaalde voorwaarden - tegenwerpelijkheid aan SA? = vanaf kennisgeving of erkenning. SA (te goeder trouw) kan dan nog altijd bevrijdend betalen aan SE. = vormvrije cessie (2) verpanding van de schuldvordering = SE wil SV niet verkopen, maar in pand geven aan derde. - Artikel 2075 BW: door louter sluiten van de pandovereenkomst, heeft buitenbezitstelling van de schuldvordering plaats. - tegenwerpelijkheid? * aan de SA van de verpande SV: vanaf ogenblik van kennisgeving of erkenning Zolang kennisgeving of erkenning niet heeft plaatsgevonden, kan de SA, indien te goeder trouw, bevrijdend betalen aan de SE Vanaf ogenblik dat kennisgeving of erkenning is gebeurd, dan is de oorspronkelijke SE niet meer inningsbevoegd. SA kan ook niet meer bevrijdend betalen aan de SE.
TOEKOMSTIG PANDRECHT – HERVORMING
* Klassieke inpandgeving: - probleem: buitenbezitstelling (beantwoordt niet steeds aan de behoeften van de praktijk) wetgever heeft dit zelf ingezien en is op verschillende momenten tussengekomen om er iets aan te doen - invoering enkele bijzondere bezitloze pandrechten (lanbouwvoorrecht, pand handelszaak) - versoepeling inpandgeving koopwaar in stapelhuizen (via rechtsfiguur van warrant) - versoepeling regels handelspand - invoering stil pandrecht op schuldvorderingen: Stil --> Door louter sluiten van de overeenkomst, zonder enige publiciteit - wet Financiële Zekerheden: soepelere regeling in omzetting van Europese richtlijn voor inpandgeving van financiële activa - nadeel: meesten gebeurden in bijzondere wetten, waardoor er heel gefragmenteerd beeld is ontstaan + ingrepen volstonden niet om te voldoen aan de behoeften van de praktijk DUS: ° andere zekerheidsmechanismen in de praktijk
(1) Eigendomsvoorbehoud: = wanneer vervreemder (meestal VK) van het goed zich eigendomsrecht van het goed voorbehoudt, totdat verkrijger goed volledig heeft afbetaald Stel dat auto wordt verkocht. Geen ogenblik van eigendomsoverdracht afgesloten, dus eigendom gaat over solo consensu (gemeen recht) MAAR: partijen knnen eigendomsoverdracht uitstellen: “beding van eigendomsvoorbehoud” - beding van eigendomsvoorbehoud: geldig tussen partijen MAAR: niet tegenwerpelijk aan andere schuldeisers van de koper - verkoper kan eigendomsvoorbehoud niet tegenwerpen - revindicatie kan niet uitgeoefend worden tegen andere schuldeisers - artikel 101 Faill.w. 1997: eigendomsvoorbehoud tegenwerpelijk in faillissement - Cass. 7 mei 2010: In ons recht bestaat er geen algemeen rechtsbeginsel dat beding van eigendomsvoorbehoud tegenwerpelijk zou zijn ingeval van samenloop, maar enkel in het geval van faillissement. In alle andere gevallen van samenloop is beding van eigendomsvoorbehoud niet tegenwerpelijk. Beding van eigendomsvoorbehoud biedt oplossing ingeval van faillissement, maar niet ingeval van andere gevallen van samenloop (2) Overdracht van schuldvordering tot zekerheid = schuldvordering overdragen/verkopen aan schuldeiser - enkel tot zekerheid - eenmaal schuldenaar schuld had betaald SV keert terug MAAR: Bij samenloop: overdracht is niet tegenwerpelijk aan derden < Cassatie - Uiteindelijk: Cass. 3 december 2010 Cessie van schuldvordering tot zekerheid wordt omgezet in pand bij samenloop overnemer van de SV wordt niet als eigenaar beschouwd, maar als pandhoudende schuldeiser (SE met pandrecht op die SV) (3) Retentierecht = als SE nog goed moet afgeven aan SA, kan hij teruggave opschorten zolang schuldenaar niet heeft betaald als SA goed wil terugzien, moet hij betalen (anders krijgt hij goed niet terug) - nadeel: enige wat SE kan doen, is de teruggave weigeren - SE heeft geen recht van voorrang retentierecht is geen voorrecht (4) Leasing
* Functionele benadering = verschillende rechtsfiguren die dezelfde functie hebben ook op dezelfde manier behandelen. Het gaat om zakelijke zekerheden op roerende goederen. Rechtsfiguren die allemaal die functie hebben (zakelijke zekerheid), dan moeten voor die rechtsfiguren dezelfde regels hebben
RESULTAAT HERVORMING: - structuur:
* SE met pandrecht: recht van voorrang * artikel 9 hyp.w. = wettige reden van voorrang zijn voorrechten en hypotheken pand staat hier niet in pandwet = nieuwere wet dan hypotheek nieuwe wet > oude wet
1. HET NIEUWE PANDRECHT: TOTSTANDKOMING
1) Wijze van totstandkoming * principe: consensualisme = pandovereenkomst is een louter consensuele overeenkomst sluiten van de overeenkomst: ° pandrecht (art. 2 pandwet) UITZONDERING: pandgever = consument pandovereenkomst = vormelijke overeenkomst (art 4 pandwet) = vereiste van geschrift - pandovereenkomst afgesloten door vertegenwoordiger? (voor rekening van één of meer begunstigden – art 3 pandwet) begunstigde kunnen wijzigen in loop van de ovk. * Tegenwerpelijkheid van het pandrecht
(1) registerpand: registratie in pandregister = positieve publiciteit (2) vuistpand: buitenbezitstelling enkel voor lichamelijk roerende goederen + SV = negatie publiciteit * Bewijs van de pandovereenkomst
(1) registerpand: bewijs door geschrift (geen akte vereist – wel gewoon geschrift) nauwkeurige omschrijving van: - bezwaarde goederen pangG = consument? – waarde van de verpande goederen (waarde = max 2x de omvang van het pandrecht) - gewaarborgde schuldvordering - maximaal bedrag voor waarborging (beloop waarvan de SV gewaarborgd zijn) (2) vuistpand: Bewijs met alle middelen van het recht UITZONDERING: pandG = consument art. 40 * HET PANDREGISTER = register voor de registratie van het registerpand (=/= vuistpand geen registratie)
- online register pandhouder zorgt zelf voor registratie - pandH: moet zelf de juiste gegevens invoeren (< > asp voor onjuiste info) =/= andere publiciteitsmechanismen: * hypotheekkantoren: - arrondissementeel niveau (min. 1 per niveau) * pandregister - nationaal niveau
- pandhouder registreert - twijfel over gegevens in register? pandovereenkomst (geschrift) - in pandovereenkomst moet zeker 3, 4 en 5 nauwkeurig zijn vermeld - aanpassingen van gegevens kan geëist worden door pandG van de PH - datum van registratie = vanaf dat ogenblik is het pandrecht tegenwerpelijk aan derden + ° rang van de pandhouder
* Bepaalde categorieën = gerechtsdeurwaarders, notarissen, advocaten = bepaalde professionelen die een rechtmatig belang hebben (geen particulieren) * Kosten van register? - retributie = bedrag moet in verhouding staan tot de kostprijs/waarde van de dienst door de overheid geleverd (KB) kosteloos voor bepaalde personen - raadpleging register = 5€ - na 10 jaar: verval registratie - hernieuwbaar: voor verval Nieuwe registratie is mogelijk na verval van registratie, aangezien pand blijft bestaan, neemt dan nieuwe rang aan vanaf dat ogenblik.
* HET REGISTERPAND - registratie vereist - geen buitenbezitstelling vereist (1) Pandgever heeft een verplichting om als een goed pandgever voor de verpande goederen te zorgen (art 16) (2) Recht op redelijk gebruik verpande goederen overeenkomstig hun bestemming (art 17) (3) Recht op verwerking van goederen die bestemd zijn oor verwerking (tenzij anders overeengekomen) (art 18) Bij verwerkte goederen blijft het pandrecht gelden = UITZONDERING op het specialiteitsbeginsel - Pand blijft behouden op nieuwe goederen. (4) Pandhouder heeft een inspectierecht (5) Als PG in ernstige mate aan zijn verplichtingen tekortschiet? PH: terugvorderingsrecht (6) Recht op beschikking binnen normale bedrijfsvoering (tenzij anders overeengekomen) (art 21).
Bij de parlementaire voorbereiding van dit artikel staat een voorbeeld: inpandgeving van voorraden. SA geeft voorraden in pand, is de SA een handelaar, dan is de verkoop van de goederen normale bedrijfsvoering, dus mag hij de verpande goederen verkopen. Het risico voor de SE is in dat geval beperkt. “Geheel anders is de verkoop van machines of bedrijfsuitrustingmateriaal” = PG is niet bevoegd ze te verkopen? Nochtans is de praktijk is dit wel normale bedrijfsvoering voor afgeschreven machines ed. Inspiratie is DCFR (draft common frame of reference) = project EC waarin professoren uit de EU een voorstel doen van modelregels voor delen van het privaatrecht, zo ook voor zakelijke zekerheden op roerende goederen. In parl voorbereiding van art 21 wordt uitdrukkelijk verwezen naar het DCFR: DCFR zegt dat bedrijfsuitrustingsgoederen alleen kunnen worden verkocht met toestemming van de PH, omdat volgens de commentaar de opstellers dit een te groot risico vinden voor de PH, want hebben een grote waarde. Alleen de voorraden kunnen worden verkocht zonder toestemming in het kader van de normale bedrijfsvoering. Twee interpretatiemethodes = parlementaire voorbereiding/wetshistorisch en DCFR/rechtsvergelijkende interpretatie
SAMENVATTEND:
2) Voorwerp
(1) elk roerend goed - lichamelijk of onlichamelijk - moet in de handel zijn / vatbaar voor overdracht (WANT doel: tegeldemaking) UITGESLOTEN: Roerende goederen die onroerend zijn door bestemming (2) bepaald geheel van roerende goederen - handelspand - landbouwvoorrecht - voorraden (voorraden in gebouw van SA, geheel van machines, …) * deze bestanddelen kunnen dus ook fluctueren * ook toekomstige bestanddelen kunnen dus in pand gegeven worden (3) ook toekomstige goederen - bv: pandrecht op alle roerende goederen = pandrecht op de bestaande en toekomstige goederen in het vermogen dit is beter dan een algemeen voorrecht op roerende goederen WANT Pandrecht > algemeen voorrecht - zo kom je dus in rang VOOR bv. de fiscus MAAR: wat met vereist “alleen goederen die overdraagbaar zijn, kunnen in pand gegeven worden” + vereiste dat alleen de eigenaar van het goed het goed kan verpanden het pandrecht gaat pas “in” op het ogenblik dat het goed in het vermogen van de pandgever binnenkomt - doel: pandhouder heeft al rang wanneer het goed er nog niet is Vb. Bedrijf A verleent pandrecht aan bank X op het geheel van haar tegenwoordige en toekomstige machines. Bank X registreert pandrecht op 1 januari 2015. Bedrijf B verleent een pandrecht op een welbepaalde machine aan bank Y. bank Y registreert pandrecht op 1 mei 2015. Op 1 juli 2015 verkoopt bedrijf B machine waarop de een pandrecht had gevestigd door aan bedrijf A. Machine komt binnen in vermogen van bedrijf A en vormt deel van onderpand van pandrecht van bank X. Dan wint bank Y na niet-betaling machine uit. Hij heeft een volgrecht dus het pandrecht kan uitgeoefend worden in wiens handen het goed zich ook bevindt. Bank Y legt beslag op machine en bank X komt tussen in procedure evenredige verdeling. Wie wordt eerst betaald? X of Y? Art 57: meerdere PH’s = datum van
tegenwerpelijkmaking pandrecht bepaalt wie eerst uitbetaald wordt, bank X zou voorrang moeten krijgen. MAAR bank Y: op ogenblik van verkoop komt machine binnen in vermogen van bedrijf A en maakt deel uit van onderpand van pand X, maar is bezwaard met een pandrecht, dus machine+pandrecht maakt deel uit van onderpand van pand X, dus bank Y moet eerst worden betaald. Dit staat echter zo niet in de wet. Maar toepassing van de nemo plus iuris regel: is het goed al bezwaard met een pandrecht, dan komt het bezwaard binnen in vermogen en vormt dit het onderpand.
(1) een of meer lichamelijke roerende goederen (2) schuldvorderingen (3) geldsom (4) toekomstige goederen. - buitenbezitstelling = noodzakelijk voor de tegenstelbaarheid. - pand tot zekerheid van een of meer bestaande of toekomstige schuldvorderingen (art. 10) - pandovereenkomst vermeldt een maximaal gewaarborgd bedrag (hoofdsom en de bijhorigheden (interesten, schadebeding en kosten van uitwinning))
3) Gewaarborgde schuldvordering
- geen band nodig tussen gewaarborgde SV en goed waarop pandrecht wordt gevestigd - Pandrecht kan zowel tot zekerheid van (1) bestaande SV (2) toekomstige SV ( bepaalbaarheidsvereist – arrest Mangal) “pand voor alle sommen” - maximaal gewaarborgde bedrag vermelden (hoe hoger gewaarborgd bedrag, hoe hoger retributie) - bepaalde of onbepaalde duur * “pand voor alle sommen” - onbepaalde duur - mogelijkheid tot opzegging ( pand geldt voor alle SV’s VOOR de opzegging) * Algemene beperking van het voorwerp en schuldvordering - ALLEEN: wanneer pandgever = consument - Wanneer de PG een consument is: de waarde van de verpande goederen = max het dubbele bedragen van de omvang van het pandrecht * omvang = de gewaarborgde SV in hoofdsom en de bijhorigheden van de SV = de dekking van de bijhorigheden beperkt tot 50% van de hoofdsom. Vb hoofdsom = 2000, bijhorigheden worden in geval van consument beperkt tot 50% van de hoofdsom, dus ten bedrage van 1000 totaal gewaarborgd = 3000 = omvang pandrecht DUS: waarde verpande goederen mag maximum 6000 zijn. < > Sanctie bij overschrijding: - een matiging: bepaalde goederen worden vrijgegeven men zorgt dat het totaal van de goederen niet meer is dan 6000 (kan alleen indien men verschillende goederen heeft) MAAR: als de consument niets ziet, komt de bank ermee weg, ziet de consument het wel, wordt het onderpand gewoon verminderd tot wat de wet toelaat dus consument wordt niet echt beschermd nietigheid van het pandrecht: betere sanctie
2. GEVOLGEN
(1) Rechten en plichten van de pandhouder en pandgever
- geen buitenbezitstelling vereist verder genot van de inkomsten te verzekeren.
- de pandgever heeft de plicht om (1) als een goed pandgever voor de verpande goederen te zorgen (art. 16) (2) de goederen te gebruiken overeenkomstig hun bestemming (art. 17) (3) recht op verwerking bij goederen die bestemd zijn voor verwerking. (4) recht op beschikking binnen de normale bedrijfsuitoefening (art. 21) - verkoop van machines en bedrijfsuitvoering valt hier niet onder - de pandhouder heeft het recht om (5) inspectierecht (art. 16) (6) vordering tot sekwester of tot afgifte uitoefenen indien de pandgever tekort komt aan zijn zorgplicht
- een buitenbezitstelling vereist.
- de pandhouder de plicht om (1) als een goed en zorgvuldig pandhouder voor de verpande goederen te zorgen (art. 43) = zorgplicht als goede huisvader (2) geen gebruiksrecht (art. 42) (3) aansprakelijk voor verlies of beschadiging van de verpande goederen die het gevolg zijn van zijn nalatigheid (art. 43). (4) een recht op terugbetaling van nuttige kosten tot behoud en onderhoud. (5) een segregatieplicht (= voorkomen van vermenging van goederen van pandH en G) Stel: er is vemenging (bv bij faill.): specifitieitsbeginsel is niet meer van toepassing want het goed is niet meer identificeerbaar in het vermogen van de pandhouder. Dat zou nefast zijn voor de pandgever. SANCTIE: de aanwezige goederen worden geacht die goederen te zijn ten belope van de verpande hoeveelheid. - pandgever beschikt over een (1) inspectierecht (2) een terugvorderingsrecht
(2) Uitoefening van het pandrecht
- het pandrecht geeft de pandhouder recht van voorrang op de andere schuldeisers = de pandhouder heeft het recht om bij voorrang boven de andere schuldeisers te worden betaald bij uitwinning (art. 1) = regels van BIJZONDERE VOORRECHTEN zijn van toep. - volgrecht? alleen bij registerpand (bij vuistpand niet nodig WANT buitenbezitstelling) publicatie derden zo op de hoogte van volgrecht UITZONDERINGEN op volgrecht: zie verder
A. Uitoefening: Volgrecht
* volgrecht enkel bij registerpand (niet bij vuistpand) - pandgever blijft bij registerpand het goed gebruiken risico op vervreemding bescherming pandhouder/SE: ° volgrecht = verpande goederen volgen (bv bij verkoop aan derde) - pandhouder kan tot uitwinning overgaan (+ voorrang op andere SE op de opbrengst van het verpande goed) MAAR: 3 uitzonderingen: (1) beschikking binnen normale bedrijfsvoering = pandhouder heeft geen volgrecht wanneer de verkoop van het verpande goed kadert in de normale bedrijfsvoering (2) beschikking met toestemming van de pandhouder (3) toepassing van artikel 2279 BW = wanneer derde verkrijger het goed te goeder trouw in zijn bezit heeft gekregen - verwarrend want: registratie dient voor tegenstelbaarheid aan derden MAAR: * derde = particulier + te goeder trouw: kan zich beroepen op 2279 * derde = rechtsverkrijger ten bijzondere titel die handelt in kader van bedrijf/beroep registratie is wel tegenstelbaar niet beroepen op 2279 (art. 25 pandwet) * derde = professioneel die handelt in kader van bedrijf/beroep MAAR geen rechtsverkrijger ten bijzondere titel: registratie is niet altijd tegenstelbaar: soms kan deze zich beroepen op 2279 - vwe: register niet nagekeken eenmaal nagekeken = 2279 niet toepasbaar Stel: Pandgever verkoopt zijn goed aan A. A verkoopt goed vervolgens verder aan B. Vraag: Is artikel ook van toepassing op B? Als B handelt in raam van zijn bedrijf of zijn beroep, kan hij zich dan beroepen op artikel 2279 BW of niet? - Sommigen zijn van oordeel dat ook B zich niet op 2279 kan beroepen - Anderen: enkel A zich niet kan beroepen op artikel 2279, omdat enkel A bijzondere rechtsverkrijger is van de pandgever. Bijkomend argument dat enkel A zou uitgesloten worden: B zal moeilijk kunnen opzoeken in pandregister of er pand op goed bestaat. Je zal altijd op naam van pandgever moeten zoeken, altijd zijn identiteit nodig. B koopt goed van A, dus als hij opzoeking zou moeten doen, zou hij al aan A moeten vragen van wie deze goed gekocht heeft, om te zien of er een pandrecht op bestaat. Daarom moet artikel 25 Pandwet restrictief geïnterpreteerd worden. Particulieren zullen geen toegang hebben tot pandregister, omdat privacycommissie uit die bepaling gaat afleiden dat particulieren
beschermd worden en het niet nodig is dat ze toegang krijgen tot pandregister, want als ze te goeder trouw goed kopen, dan is pandrecht hen niet tegenwerpelijk, in die zin dat pandhouder geen volgrecht zal hebben. Pandrecht is hen wel tegenwerpelijk ingeval van samenloop, net door die registratie in pandregister. Het kan dan toch niet zijn dat particulieren geen toegang zouden hebben. Standpunt Privacycommissie voldoet niet, maar blijkbaar durft men er niet van afwijken + geen enkele instantie kan die beslissing overrulen
< > SANCTIE: * Contractuele wanprestatie van pandgever pandhouder roept in: contractuele wanprestatie: wanneer: pandgever het goed doorverkoopt en de derde te goeder trouw is: schadevergoeding, ontbinding pandovereenkomst * Wanprestatie SA: iets doen dat de zekerheid verminderd: Gevolg: schuld KAN onmiddellijk opeisbaar worden
B. Uitoefening: In natura vereiste
- VRAAG: moet het goed nog in natura aanwezig zijn in het vermogen opdat het pandrecht kan worden uitgeoefend? = geldt het specialiteitsbeginsel? JA, goed moet individualiseerbaar/identificeerbaar zijn om pandrecht uit te oefenen MAAR: 3 UITZONDERINGEN
(1) Verwerking
- enkel goederen die bestemd zijn om verwerkt te worden (bv: hout) verwerking > gevolg: pandrecht gaat over op het verwerkte goed (pand op hout > verwerking tot stoel > pand op stoel) * Scenario: stoel wordt verkocht - er is geen volgrecht, wel zakelijke subrogatie: Pand gaat over op de schuldvordering van de koopprijs van de stoel vwe voor zakelijke subrogatie: de stoel is nog niet betaald (er is een SV) * Scenario: er is geen toestemming voor verwerking - toepassing van 560BW door de eigenaar: eigenaar van materiaal = eigenaar goed eventueel met vergoeding van arbeid (waarde materiaal > waarde arbeid) * Scenario: er is wel toestemming voor verwerking - eigenaar laat eigendomsrecht gelden vwe1: Stoelen zijn gemaakt met vijzen van een derde vwe2: economisch onverantwoord of onmogelijk om de materialen te scheiden (bv vijzen en hout scheiden dan is er geen stoel meer) vwe3: het goed waarop het pand lag (hout) heeft de grootste waarde pand zal overgaan op het verwerkte goed MAAR: de eigenaar van de vijzen (= derde): vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking (=er moet een verrijking zijn, een verarming, een verband tussen die twee, die verrijking heeft geen gerechtvaardigde oorzaak)
(2) Vermenging
- vermenging van soortgoederen (bv. bakstenen): tast pandrecht niet aan Bv: pand op hoop1 bakstenen vermengen met hoop2 bakstenen: pandrecht op onverdeeldheid Stel dat meerdere pandhouders verhaal hebben op de vermengde hoop bakstenen en bij de tegeldemaking blijkt er niet genoeg: verdeling naar verhouding van aanspraak (3) Onroerendmaking door bestemming/incorporatie
- onroerendmaking heeft geen effect op het pandrecht - conflict met een hypothecaire SE (die een hypotheek heeft op het ORG waarin het verpand goed onroerend geworden is)? anterioriteitsregel: welk recht is het oudste volgens de publiciteit/registratie Bv. Een machine ter exploitatie van een fabrieksgebouw, juist in het deel van de fabriek waar een hypotheek is gevestigd. Deze machine is van rechtswege een deel van het onderpand van de schuldeiser. Diegene die het eerst publiciteit heeft verleend, die wint
C. Uitoefening: Uitwinning
* uitwinning = uitoefening van het recht van verhaal (= uitoefening van pand, het voorrecht) = tegeldemaking van het verpande goed onderscheid: 1) pandgever is een consument 2) pandgever is geen consument * BELANGRIJK: voor uitwinning geen uitvoerbare titel vereist WANT: Pandhouder heeft recht op parate executie = recht om zonder uitvoerbare titel over te gaan tot uitwinning van het verpande goed - oud pandrecht: tussenkomst van rechter vereist * vroeger: enkel voor handelspand * toestemming vragen voor toewijzing van het goed * toestemming vragen voor openbaar verkoop van het goed - nieuw pandrecht: * PG = consument: tussenkomst rechter vereist (1) toestemming vragen voor toewijzing van het goed (2) toestemming vragen voor openbaar OF ONDERHANDS verkoop vh goed * PG =/= consument: geen tussenkomst van rechter vereist MAAR: probleem: registerpand =/= buitenbezitstelling Pandhouder wil overgaan tot uitwinning maar heeft goed niet in zijn bezit DUS: meewerking van pandgever vereist (zal vaak moeilijk zijn) DUS: toch tussenkomst van rechter vaak * Openbare verkoop: praktisch - door gerechtsdeurwaarder - bij bepaald bedrag van het goed: notificatie van fiscus en sociale diensten WANT: deze hebben bepaalde voorrecht MAAR: rangconflict: pandhouder < > fiscus/sociaal pand: bedoeling wetgever dat regels van BIJZ. VOORRECHTEN van toep. zijn: Regel: bijzondere voorrechten > algemene voorrechten DUS: pand > fiscus/sociaal * Onderhandse verkoop: praktisch - pandhouder mag niet optreden als koper - best organisatie door onafhankelijk persoon opdat men faire prijs bekomt voor het goed
* Principes: - geen uitvoerbare titel vereist - geen tussenkomst van de rechter vereist - pandhouder is gerechtigd goed te verkopen of te verhuren (artikel 47) - uitwinning moet te goeder trouw gebeuren en op economisch verantwoorde wijze - meer ruimte voor contractsvrijheid. Partijen kunnen ook overeenkomst sluiten over uitwinning: op ogenblik van sluiten pandovereenkomst of later - artikel 48 - 56 Pandwet - artikel 47: pandhouder heeft het recht om te “beschikken” over het verpande goed * beschikken = recht om in het bezit te komen van het verpande goed, recht op afgifte * verzet door pandgever? beslagrechter * Procedure: (1) voorafgaande kennisgeving
- hypothecaire SE’s: JA, bv: pand op goed dat onroerend is door incorporatie + hypotheek op ORG hypothecaire SE verwittigen (concurrerend recht) - SE’s die beslag gelegd hebben? via centraal bestand voor beslagberichten
(2) Wachttermijn van 10 dagen
(3) recht op bevrijdende betaling - tegeldemaking van het goed (4) uitwinning - openbare verkoop: Altijd gerechtsdeurwaarder - onderhandse verkoop: Toestemming pandgever vereist - toe-eigening: Toestemming pandgever vereist - PG kan ongerechtvaardigde verrijking instellen tegen PH: bedrag uitwinning > bedrag gewaarborgde SV
(5) verdeling van de opbrengst (6) rechterlijke controle
* Rechterlijke controle (1) ad interim - Artikel 54 Pandwet (tijdens de uitwinning): = pandhouder, pandgever en elke belanghebbende derde kunnen zich tot rechter wenden voor om even welk geschil dat rijst bij de uitwinning - procedure schorst uitwinning - beslagrechter doet uitspraak bij voorrang boven alle andere zaken - tegen beslissing van beslagrechter is geen verzet of hoger beroep mogelijk
(2) a posteriori (na de uitwinning) - Artikel 56 Pandwet: = Elke belanghebbende kan zich tot rechter wenden bij betwisting van de wijze van uitwinning of de wijze van verdeling. - mogelijk gedurende één jaar te rekening vanaf het eind van de uitwinning * einde van de uitwinning = kennisgeving per brief door pandhouder aan elke persoon die “voorafgaande kennisgeving” kreeg * Verdeling van de opbrengst – artikel 55, 57, 58 - geldt voor consument en niet-consument - pandhouder: recht van voorrang - meerder pandhouders: anterioriteitsregel (register) bepaalt de rangorde - door “voorafgaande kennisgeving” meerdere SE kunnen deel van de opbrengst vragen: ° rangordeconflicten tussen voorrechten
1) conflict met hypothecaire SE: anterioriteitsregel 2) rangorde volgens wet: VK onder eigendomsvoorbehoud Onbetaalde VK met voorrecht Onderaannemer met voorrecht Retentor met SV voor kosten tot behoud van het verpande goed 3) gerechtskosten is een supervoorrecht (voor alles, ook pand) 4) conflict met onbetaalde verhuurder: - bijzonder voorrecht op goederen die verhuurde goed stofferen = voorrecht wordt gezien als stilzwijgende inpandgeving conflict tussen twee pandrechten: anterioriteitsregel
MAAR: bij voorrecht van de onbetaalde verhuurder neemt die rang in vanaf ogenblik dat de huurovereenkomst uitvoering neemt. 5) Voorrecht van kosten tot behoud van de zaak - voorrang op oudere voorrechten (niet op jongere voorrechten) - voorrang op oudere pandrechten maar niet op jongere pandrechten.
3. ALGEMENE KENMERKEN
* Accessoir karakter Tenietgaan gewaarborgde SV = tenietgaan pandrecht Overdracht gewaarborgde SV = overdracht pandrecht MAAR: pas tegenstelbaar vanaf registratie in pandregister * Pand als zakelijk zekerheidsrecht 1) attributen van zakelijke zekerheidsrechten - Recht van voorrang - Volgrecht (tegenwerpelijkheid aan derden door publicatie) Uitzonderingen op volgrecht: (1) beschikking binnen normale bedrijfsvoering (2) beschikking met toestemming pandhouder (3) Toepassing artikel 2279 BW: onderscheid tussen derde-particulier, derde-professioneel, derde-verkrijger ten bijzondere titel
2) algemene principes van zakelijke rechten * Specificiteitsbeginsel = goederen moeten identificeerbaar zijn, bij registratie wordt vermeldt welke de de verpande goederen zijn Oefen je het pandrecht uit, moeten de goederen in principe in natura worden aangetroffen bij de PG MAAR: (1) verwerking Hier wordt de regel getemperd, worden de goederen verwerkt (dit mag door de PG), dan kan de PH daarop het pandrecht uitoefenen (de verwerking was toegestaan en daardoor is een nieuw goed ontstaan, dus kan je daarop het pandrecht uitoefenen). Bij een niettoegestane verwerking (vb zoals bepaald in de pandovk), pas je 570 ev BW toe. Het pandrecht zal het nieuw ontstane goed bezwaren, tenzij de waarde van de arbeid de waarde van het oorspronkelijke goed ver zou overstijgen. Wanneer de verwerking gebeurt met goederen van derden en afscheiding materieel onmogelijk of economisch onverantwoord zou zijn, bezwaart het pandrecht het goed als het oorspronkelijk goed het voornaamste was of de hoogste waarde had. (2) onroerendmaking - tast pandrecht niet aan - Conflict met hypothecaire SE: anterioriteitsregel (art 57). (3) vermenging: - tast pandrecht niet aan - Als er meerdere pandhouders zijn, dan behouden PH’s hun pandrecht in verhouding tot hun respectievelijke aanspraken (art 20) * Numerus clausus = pandrecht komt bij ovk tot stand, maar partijen kunnen geen nieuwe zakelijke zekerheid in het leven roepen, geldt onverkort. * Anterioriteit = rang wordt bepaald volgens datum tegenwerpelijkmaking pandrecht (registratie of buitenbezitstelling wie was er eerst) - verschillende SE op dezelfde dag hebben geregistreerd: dezelfde rang DUS pondspondsgewijze verdeling. * Publiciteit = moet geregistreerd worden in het pandregister of buiten bezit gesteld worden om tegenwerpelijk te zijn aan derden. * Zakelijke subrogatie = geldt voor SV’en die in de plaats komen van het verpande goed (art 9)
4. PAND OP SCHULDVORDERINGEN
- In principe zijn dezelfde regels van toepassing op het pand op schuldvordering als op de andere pandrechten. Maar voor de tegenstelbaarheid aan derden wordt een onderscheid gemaakt tussen registerpand en vuistpand. * ONDERSCHEID
In het eerste hoofdstuk van het pand op schuldvorderingen staat dat door het louter sluiten van de pandovereenkomst de buitenbezitstelling plaats vindt van de schuldvordering. Dit blijft dus in de nieuwe Pandwet zoals het hiervoor was. Er wordt wel een voorwaarde toegevoegd, namelijk dat de pandhouder bevoegd is tot de kennisgeving te ontvangen van de verpanding aan de schuldenaar. Want het is pas vanaf die
kennisgeving dat de verpanding van de schuldvordering tegenwerpelijk is aan de schuldenaar van de verpande schuldvordering. Een tweede manier van tegenwerpelijk maken is door de schuldenaar de inpandgeving te laten erkennen. Als je als schuldeiser moet kiezen kies je doorgaans best voor het vuistpand. omdat in tegenstelling tot bij het registerpand geen retributie vereist is voor de overdracht. Er is echter één punt waar het registerpand een streepje voorheeft op het vuistpand. Dit is wanneer er verschillende schuldeisers zijn. Stel een schuldvordering wordt in vuistpand gegeven aan schuldeiser A en daarna aan schuldeiser B. Indien echter schuldeiser B dan eerst kennis geeft aan de schuldeiser dan zal deze voorrang hebben. De datum van kennisgeving is dus van belang bij het vuistpand om de volgorde te bepalen. Terwijl bij een registerpand moet gekeken worden naar de datum van registratie van het pand. Buiten bezitstelling verondersteld dat de pandhouder in controle is van de schuldvordering en door hem de bevoegdheid te geven van kennisgeving is het effectief in controle van de schuldvordering. Want op het moment dat hij beslist van over te gaan tot kennisgeving kan de schuldenaar van de verpande schuldvordering niet meer bevrijdend betalen aan de schuldeiser van de verpande schuldvordering. In de praktijk kan deze kennisgeving worden uitgesloten door de partijen in de pandovereenkomst. Dit heeft echter wel tot gevolg dat er geen enkele controle is over de schuldvordering door de pandhouder. In de nieuwe wet heeft dit tot gevolg dat er geen tegenwerpelijkheid is van de inpandgeving van de schuldvordering. * VOORWERP
Het pandrecht slaat zowel op de hoofdsom als de bijhorigheden zoals interesten, schadevergoedingen, kosten van uitwinning, enz…
* INNINGSRECHT
3.1 (Hoogst gerangschikte) pandhouder heeft inningsrecht Zoals al gezien hiervoor in het huidig recht is één van de knelpunten van het pandrecht op schuldvorderingen het innen van de deze vorderingen. Zeker bij het burgerlijk pand was dit niet goed geregeld, maar in de nieuwe Pandwet komt daar verandering in. Op de eerste plaats wordt gesteld dat de pandhouder een inningsrecht heeft, dat wil zeggen dat hij zowel buiten rechte als in rechte bevoegd is om de nakoming van de schuldvordering te eisen. Als er meerdere pandhouders zijn dan is het enkel de hoogst gerangschikte die dit recht heeft. 3.2 Gewaarborgde SV is opeisbaar Men kan overgaan tot inning van de schuldvordering. Hier moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de gewaarborgde schuldvordering van de pandhouder al opeisbaar is of niet. Als de schuldvordering al opeisbaar is dan mag hij de ontvangen gelden verrekenen met zijn eigen schuldvordering en het saldo doorstorten aan de pandgever. Stel dat de pandhouder nog 5.000euro moest krijgen maar de schuldvordering levert meer op namelijk 7.000euro dan moet de pandhouder 2.000 euro doorstorten. 3.3 Gewaarborgde schuldvordering is nog niet opeisbaar Als de vordering nog niet opeisbaar is dan mag geen verrekening gebeuren maar moeten de geinde gelden op een afgescheiden rekening worden gezet. De reden dat dit op een aparte rekening moet blijven is enerzijds omwille van het specialiteitsbeginsel dat de gelden aanwijsbaar moeten blijven. Een tweede even belangrijke reden is om te vermijden dat schuldeisers van de pandhouder beslag zouden kunnen leggen op die geinde goederen wanneer deze gewoon in het vermogen komen van de pandhouder. De aparte rekening is als het ware een mini afgescheiden vermogen. Pas als de gewaarborgde schuldvordering opeisbaar wordt gebeurd de verrekening en kan het saldo worden doorgestort.
* BESLAG
Stel dat er een derde schuldeiser nu beslag zou leggen op de schuldvordering voordat deze is geint door de pandhouder. Vanaf dat ogenblik is de pandhouder niet langer bevoegd om de vordering te innen, als het gaat om bewarend beslag dan zal de schuldenaar enkel nog kunnen bevrijdend betalen aan de gerechtsdeurwaarder. Dus vanaf er sprake is van beslag moeten we kijken naar de regels van uitvoerend derdenbeslag. De gerechtsdeurwaarder moet dan een evenredige verdeling regelen.
SAMENVATTING: Vuistpand Voorwaarden: - solo consensu - Roer. lichamelijke g. - registratie - buitenbezitstelling (= tegenwerpelijkheid) - pand op geldsom? JA, indien geen vermenging (aparte rekening) * teruggaveplicht PH * geen interesten - toekomstige goederen? – ALLEEN SV bepaald/bepaalb. + max. bedrag (interesten, kosten)
Registerpand Voorwaarden: - solo consensu (!cons) - alle roerende g. - registratie - buitenbezitstelling - meervoudig pand - geschrift (consum.!) - alle RG (onr. door bestemming) - toekomstige goederen? – JA, recht ontstaat wanneer goed ontstaat in vermogen van de pandgever - waarde goederen =/< waarde pand
- pand op SV? - pand op SV? * datum van kennisg./ erkenning SA * datum van ovk * hoofdsom + bijhorig * hoofdsom + bijhorig * inningsrecht pandH * inningsrecht pandH * beslag? Inningsrecht * beslag? Inningsrecht Tegenstelbaarheid: Tegenstelbaarheid: - buitenbezitstelling - pandregister (10j) Kenmerken: - voorrangsrecht - regels bijz. voorrechten 1) specifiteitsbeginsel + UITZ: vermenging/verwerking/onr - registerpand: beschreven in register - vuistpand: buitenbezitstelling van goed
2) anterioriteitsbeginsel - ouder recht > jonger recht - gelijke datum = gelijke rang = pondsponds 3) numerus clausus 4) subrogatie - op schuldvordering 5) publiciteit 6) specialiteitsbeginsel: geindividualiseerde en specifieke goederen in vermogen SA (<> verwerking, onroerendmaking, vermenging) Pandhouder: 1) zorgplicht 2) segregatieplicht 3) gebruiksrecht 4) beschikkingsrecht 5) aansprakelijk verlies/beschadiging < nalatigheid pandH. 6) recht terugbetaling kosten onderhoud Pandgever: 1) inspectierecht 2) terugvordering
Pandhouder: 1) inspectierecht 2) terugvordering 3) vordering sekwester 4) volgrecht (< > derden te goeder trouw + nietprof.)
Pandgever: 1) zorgplicht 2) gebruiksrecht 3) beschikkingsrecht binnen normale bedrijfsuitoefening (< > VK machines)
Uitwinning: - niet naar de rechter UITZ: pandgever = consument - geen uitvoerbare titel - rechter voor tegeldemaking/toewijzing - recht op parate executie (gedwongen via Rer) (VK, verhuur, toe-eigening) - melding fiscus en RSZ: goed > 250€ - onderhandse VK mits toestemming rechter (pandH =/= koper) - kennisgeving aan belanghebbende + wachttermijn 10d - controle door beslagrechter (ad interim/a posteriori) Rangorde - ouder > jonger - hypotheek vs. pand: ouder > jonger - gelijke rang (ook bij hypotheek): ponds ponds - VK met eigendomsvoorbehoud, onbetaalde VK met voorrecht, onderaannemer met voorrecht, retentor met SV op kosten van behoud > pand - Gerechtskosten > pand - kosten behoud zaak > oude pandrecht - onbetaalde VH > pandrecht ALS: huurovereenkomst uitwerking krijgt VOOR tegenstelling pand - voorrecht begrafeniskosten > pand
Overdracht van schuldvordering tot zekerheid (Huidig recht) Dit is een mechanisme dat door de praktijk werd ontwikkeld en heel veel wordt gebruikt. Het verschil met de inpandgeving is dat de schuldvordering die tot zekerheid geldt hier niet meer in het vermogen van de “pandgever” blijft. Het voordeel van deze constructie is dat andere schuldeisers van de “pandgever” geen enkel verhaal meer hebben op die schuldvordering aangezien deze niet meer in diens vermogen zit. Dus als de “pandgever” niet zijn verplichtingen nakomt kan de “pandhouder” de schuldvordering innen zonder zich zorgen te maken over andere schuldeisers van de “pandgever”. Doorgaans construeert men dit aan de hand van een ontbindende voorwaarde. De overdracht gebeurd onder de ontbindende voorwaarde van het terugbetalen van het krediet. De schuldvordering keert dan automatisch terug naar de “pandgever”. Doorgaans wordt aan de “pandhouder” eveneens een overdrachtsverbod opgelegd.
5.1 Geldigheid? Hof van Cassatie doet in een arrest van 17 oktober 1996 (Sart Tilman-arrest) uitspraak over de geldigheid van deze constructies. Het ging over een krediet dat verleent was door de ASLK (later opgegaan in Fortis en dan in BNP Paribas). Dit krediet was toegekend aan een VZW uit Luik. Deze VZW kon aanspraak maken op een hele hoop subsidies van verschillende overheden. Bij het regelen van het krediet werd er overeengekomen met de bank om deze schuldvorderingen van de subsidies over te dragen aan de ASLK tot zekerheid van de terugbetaling van het krediet. Op een bepaald moment gaat de VZW in vereffening en wordt ze ontbonden. Reeds voor de vereffening had de ASLK al een aantal schuldvorderingen geint, maar ook na de vereffening had men nog schuldvorderingen blijven innen. De andere schuldeisers en vereffenaars van de VZW waren niet akkoord en uiteindelijk komt de zaak voor het Hof van Cassatie. Dit zegt dat alle geinde vorderingen na het in vereffening gaan moeten worden terug gestort aan de ASLK. Dit omdat aan de ASLK een voorrang werd verleent zonder dat daarvoor een wettelijke grond voor bestond. De overeenkomst was dus in strijdt met het gelijkheidsbeginsel en zo kan het ingeval van samenloop niet worden tegengeworpen tegen de andere schuldeisers. 5.2 Tegenwerpelijkheid? Er is heel veel reactie geweest op dit arrest omdat er erg veel voorstanders waren van zo een overeenkomst. Gevolg is dat de wet financiële zekerheden van 2004 de geldigheid en tegenwerpelijkheid aanvaard van de overdracht van financiële activa, ook in geval van samenloop. Tweede belangrijke gebeurtenis is een Cassatie arrest van 3 december 2010. In eerste instantie herneemt ze haar vroegere rechtsspraak, dat een zakelijkzekerheidsrecht dat niet bij wet is bepaald
niet kan worden tegengeworpen aan andere schuldeisers in geval van samenloop. Maar verder voegt ze er nog aan toe dat een overeenkomst waarbij een schuldvordering tot zekerheid wordt overgedragen ten aanzien van de schuldeisers in de samenloop nooit meer kan opleveren dan een pandrecht op deze schuldvordering. Deze rechtspraak betekend dat een overdracht van schuldvordering kan leiden tot een pandrecht, we komen hiertoe door een toepassing van de conversie van rechtshandelingen.
5.3 Conversie naar klassieke zakelijke zekerheid Deze conversie is een techniek die oorspronkelijk werd gebruikt voor nietige rechtshandelingen. Men ging een nietige rechtshandeling omzetten in een rechtshandeling die wel geldig was maar zo dicht mogelijk aanleunde bij de bedoeling van de partijen. Men kan dit ook doen met rechtshandelingen die niet tegenwerpelijk zijn. Men gaat dus de overdracht van een schuldvordering die niet tegenwerpelijk is aan derden in geval van samenloop, converteren naar een pandrecht. Deze conversie verondersteld wel dat voldaan is aan de voorwaarden van een pandrecht. Eén van de voorwaarden voor een inpandgeving volgens het huidige recht is dat er een buitenbezitstelling is. Doch is de voorliggende situatie is dit geen probleem want de buitenbezitstelling gebeurd solo consensu bij schuldvorderingen.
6. Overdracht van schuldvordering tot zekerheid (Toekomstige recht)
Art. 62. Fiduciaire overdracht tot zekerheid: Een overdracht van een schuldvordering tot zekerheid verleent aan de overnemer enkel een pandrecht op de overgedragen schuldvordering. Hierin zie je de functionele benadering die de wetgever hanteert in de nieuwe Pandwet.