Scriptieleidraad master Jeugdrecht 2013-2014
Afdeling Jeugdrecht Steenschuur 25 2311 ES Leiden tel. 071-5276056 - Vera Versluis, of tel. 071-5277235 - Maureen Aartman e-mail:
[email protected] scriptiecoördinator Jeugdrecht: Mr. Kartica van der Zon
[email protected]
2
Scriptieleidraad Master Jeugdrecht 1.
Inleiding
De scriptie is voor studenten de bekroning van de (bijna) voltooide studie. Het vormt een laatste proeve van bekwaamheid waardoor de student laat zien over alle noodzakelijke competenties te beschikken om in de praktijk als jurist aan de slag te kunnen gaan. Alle kennis, onderzoeks- en schrijfvaardigheden die je gedurende de master hebt opgedaan, zullen van pas komen bij het schrijven van de scriptie. Deze scriptieleidraad bevat specifieke informatie over de scriptie van de master Jeugdrecht. Deze leidraad vormt een aanvulling op de Facultaire scriptiehandleiding en op de Leidraad master Jeugdrecht. In die documenten treft je veel nuttige informatie en tips over het zoeken van materiaal en het schrijven van werkstukken. Je wordt geacht de in de genoemde documenten beschreven vaardigheden in de vingers te hebben ten tijde van het schrijven van de masterscriptie en de dwingende richtlijnen daarin zelfstandig te volgen. Daarnaast raden we je aan bij het voorbereiden en schrijven van je scriptie gebruik te maken van het boekje Onderzoeksvaardigheden.1 Dit boekje behoort tot de verplichte literatuur voor PRIV en de aanbevolen literatuur voor PRAC, dus als het goed is, staat het al bij je in de kast.
2.
Tijdsplanning
Je kan op ieder moment een onderwerp indienen bij de scriptiecoördinator en aan de masterscriptie beginnen. Als je de studie in de gestelde studieduur van een jaar wilt afronden, gelden de volgende deadlines: 1. de eerste opzet moet voor 1 maart zijn ingeleverd bij de scriptiecoördinator; 2. de onderzoeksvraag en -opzet moeten voor 1 april zijn goedgekeurd door de begeleider; en 3. de scriptie dient uiterlijk 1 juli bij de begeleider te zijn ingeleverd. Houdt er rekening mee dat dit deadlines zijn, en dat het aan te bevelen is eerder met het proces van scriptieschrijven te beginnen. Indien je niet per se binnen een studiejaar wilt afstuderen bent je niet gebonden aan de deadlines van 1 april en 1 juli. Hou er wel rekening mee dat er tussen 1 juli en 1 september geen scriptiebegeleiding plaatsvindt.
3.
Het kiezen van een onderwerp
Een goed begin is het halve werk Voor het schrijven van de scriptie is het goed om al in een vroeg stadium één of meerdere onderwerpen te zoeken waar je over zou willen schrijven. Als voorwaarde geldt dat het 1
I. Curry-Sumner et al. Onderzoeksvaardigheden: instructie voor juristen, Nijmegen: Ars Aequi, 2010.
3
onderwerp voldoende juridisch is en op het gebied van het jeugdrecht ligt. Onderwerpen die op het gebied van het jeugdrecht liggen zijn o.a.: 1. gesloten jeugdzorg 2. jeugdbescherming (o.a. uithuisplaatsing, pleegzorg, maatregelenpakket, voorlopige maatregelen) 3. internationale kinderontvoering 4. jeugdstrafrecht (o.a. voorlopige hechtenis, jeugdsancties, verblijf in jji) 5. minderjarigen en scheiding en omgang 6. minderjarigen in niet-traditionele gezinnen 7. de positie van minderjarigen in civiele procedures (o.a. informele rechtsingang, bijzondere curator) 8. kindermishandeling 9. minderjarigen in het immigratierecht 10. kinderrechten en internet De mastervakken kunnen aanleiding vormen voor het vinden van een scriptieonderwerp. Ook de onderwerpen die aan de kaak worden gesteld in het Practicum of het Privatissimum kunnen tot ideeën leiden. Probeer in de onderwerpkeuze wel los te komen van de onderwerpen die al heel concreet bij de mastervakken behandeld zijn. Vrije keuze De keuze van een geschikt onderwerp is vooral een kwestie van eigen interesse en gericht zoeken. Interesse is belangrijk, want een scriptie schrijven is voor de meeste studenten toch een hele klus. Het schrijven van een scriptie is een arbeidsintensief proces. Voor het schrijven van een scriptie staan heel wat studie-uren (10 ECTS = 280 studie-uren). Het loont de moeite de keuze van een onderwerp goed te overwegen. Een onderwerp dat je zelf boeiend vindt, verlicht de last. Laat je bij de keuze van een onderwerp niet van de wijs brengen door medestudenten die zeggen dat er onderwerpen zijn waarover je niet zou mogen schrijven, bijvoorbeeld omdat een andere student daar al over heeft geschreven. Geen enkel onderwerp geniet een beschermde status en er bestaan ook geen ‘verboden’ onderwerpen. Natuurlijk is het wel leuk als je een origineel thema weet aan te snijden. Als je eenmaal een onderwerp hebt bedacht, vraag dan voor de zekerheid na of je met dat onderwerp aan de slag kunt gaan. Zoeken naar een onderwerp Meestal is het echter zo, dat een student nog niet zo goed weet welk onderwerp hij of zij zal kiezen. In dat geval adviseren wij studenten zich op het internet en in de bibliotheek van de Faculteit te verdiepen in bijvoorbeeld recente wetsvoorstellen en wetswijzigingen (www.wetten.nl, www.minjus.nl, www.recht.nl), in Kamervragen die aan de minister van Justitie worden gesteld, in onderwerpen die worden besproken in vakbladen (denk o.a. aan Ars Aequi en FJR). Je moet even zoeken, maar dan heb je wel een reeks van mogelijke onderwerpen.
4
Geen lijst met scriptieonderwerpen Het is de bedoeling dat je zelf een onderwerp bedenkt en op papier zet. Met een zelfbedacht onderzoek blijft je langer gemotiveerd om het onderzoek af te ronden. Daarbij is het zelfstandig bedenken van een onderwerp een essentieel onderdeel van de vaardigheden die vereist worden bij het schrijven van een scriptie in de eindfase van de studie. Deze werkwijze past beter bij het karakter van een academische opleiding, dan een lijst met aangedragen scriptieonderwerpen. Internationale of rechtsvergelijkende component Elke masterscriptie Jeugdrecht dient een rechtsvergelijkende component te bevatten. Je mag je daarbij tot één buitenlands rechtsstelsel beperken of kiezen voor een bespreking van Europees of Internationaal recht. Uitgangspunt is dat deze component tenminste 10% van de scriptie uitmaakt. In de regel zal het rechtsvergelijkend deel het beste aldus opgezet kunnen worden, dat in één afzonderlijk hoofdstuk een overzicht gegeven wordt van het vreemde of Europese recht. Een enkele beschrijving van het vreemde recht is echter niet voldoende. Vervolgens dien je te komen tot een vergelijking van dit vreemde recht met het Nederlandse. Niet elk onderwerp leent zich voor een dergelijke benadering. Wanneer dit niet het geval is, dien je met je begeleider over een andere aanpak te overleggen.
4.
Het maken van de eerste opzet
Een opzet is nodig om een begeleider te krijgen Heb je eenmaal een onderwerp gekozen, dan is het de bedoeling dat je een eerste opzet van je scriptie maakt. Met deze eerste opzet wordt het voor de scriptiecoördinator mogelijk om een geschikte begeleider voor jou te zoeken die minstens net zoveel interesse heeft in het onderwerp als jijzelf. Een eerste opzet bestaat altijd uit een vijftal onderdelen, namelijk een beknopte inleiding, een onderzoeksvraag, de deelvragen die bij deze onderzoeksvraag horen, een korte inhoudsopgave en een eerste versie van de literatuurlijst. De opzet maakt zo onder meer duidelijk hoe je tegen het onderwerp aankijkt, hoezeer je je al in de materie hebt verdiept en in welke richting jouw afstudeerscriptie zich in eerste instantie zal begeven. Een beknopte inleiding Bij de eerste opzet is het van belang dat je in ongeveer anderhalve pagina aangeeft hoe je tot het onderwerp bent gekomen: de aanleiding. Het is natuurlijk de bedoeling dat je dat al direct juridisch inhoudelijk aanpakt! Begin niet te persoonlijk en te oppervlakkig. Het is beter algemeen in te steken en te proberen in de inleiding het onderwerp te introduceren, de lijn van de scriptie aan te geven, enkele beperkingen in het onderzoek aan te geven en de lezer naar de onderzoeksvraag te leiden. De onderzoeksvraag Wat voor het onderwerp geldt, geldt ook voor de onderzoeksvraag. Het zelfstandig formuleren van een onderzoeksvraag past bij het karakter van een academische opleiding.
5
Veel studenten vinden het lastig om zelf een goede onderzoeksvraag te formuleren, maar dit hoort er nu eenmaal bij. De onderzoeksvraag zorgt ervoor dat je schrijft met een ‘doel’ voor ogen en maakt het mogelijk om te selecteren tussen wat wel en niet relevant is voor jouw scriptie. Zorg ervoor dat de onderzoeksvraag: niet te breed is (want dat leidt tot een oppervlakkig betoog over van alles en nog wat); niet te smal is (waardoor je een probleem niet voldoende kunt uitdiepen); voldoende problematiserend van aard is. Een puur beschrijvende scriptie is in de masterfase niet de bedoeling. Je dient te laten zien dat je in staat bent een juridisch probleem te herkennen, te formuleren, te analyseren en daar met kracht van argumenten iets over te zeggen. Voor het formuleren van een goede onderzoeksvraag dien je jezelf dus in te lezen. Om een idee te krijgen van het door jouw gekozen onderwerp is het raadzaam enige recente literatuur te raadplegen. Zoek uit wat over het onderwerp dat je in gedachten hebt, geschreven is en welke jurisprudentie op dat punt gewezen is. Bestaan er ten aanzien van het onderwerp tegenstrijdige meningen in de literatuur, is de jurisprudentie niet eenduidig of is er sprake van een ontwikkeling in het recht? Dan biedt het onderwerp mogelijkheden. De vraagstelling en de inhoudsopgave Als je eenmaal tot een onderzoeksvraag bent gekomen, moet je bedenken welke deelvragen samen tot beantwoording van de onderzoeksvraag kunnen leiden. Deze deelvragen zal je logischerwijs in een bepaalde volgorde stellen. Het bijzondere aan deze deelvragen is dat zij dan ook in belangrijke mate de volgorde van de inhoudsopgave bepalen. Werk de onderzoeksvraag met bijbehorende deelvragen uit door aan te geven wat je per hoofdstuk ongeveer wilt gaan onderzoeken. Aan de hand van deze deelvragen stel je de (voorlopige) inhoudsopgave vast. De voorlopige literatuurlijst Bij de opzet dien je een voorlopige literatuurlijst aan te leveren met de tot dan toe geraadpleegde literatuur en jurisprudentie. Dit geeft aan hoeveel je al (zelfstandig) van het onderwerp hebt gelezen en wat het instapniveau van het onderzoek is.
5.
De scriptiecoördinator – scriptieplanning en begeleiding
Je levert voor 1 maart de eerste opzet per mail in bij de scriptiecoördinator
[email protected]. Als de scriptiecoördinator de opzet goedkeurt, krijg je een begeleider toegewezen. Stuur vervolgens zelf de opzet naar de begeleider. Het maken van een planning De scriptiebegeleider zal contact met je opnemen om de opzet en de planning met je door te spreken. De begeleider heeft zelf vast ook veel ideeën over het onderzoek en
6
samen kunnen jullie een plan de campagne maken. De begeleider zal met een ander oog naar de scriptieopzet kijken dan de coördinator, veel meer inhoudelijk (de coördinator toetst de opzet marginaler). Mogelijk dien je de opzet vervolgens aan te passen. Ook goedkeuring van de opzet door de begeleider, betekent niet dat deze vervolgens onveranderlijk en in marmer gebeiteld is. Het schrijfproces kan aanleiding geven de opzet te wijzigen. Van essentiële veranderingen in de opzet stel je de begeleider op de hoogte. In het eerste gesprek kunnen jullie alvast afspraken met elkaar plannen, deadlines voor het inleveren van hoofdstukken vaststellen, aangeven wanneer je wilt afstuderen en andere verwachtingen omtrent het scriptieonderzoek uiten. Na goedkeuring van de opzet kan je daadwerkelijk gaan schrijven. Je hebt de gelegenheid tussentijds delen van de scriptie bij de begeleider in te leveren. Maak met de begeleider duidelijke afspraken over het tijdstip van inleveren. Je krijgt van jouw begeleider feedback op het geschrevene. Mede vanwege het feit dat je 'groeit' in het onderwerp en er zoiets bestaat als een voortschrijdend inzicht dat je gedurende het schrijven van de scriptie ontwikkelt, is het goed om steeds een los hoofdstuk in te leveren, in plaats van in één keer de gehele scriptie. Dat laatste is ook niet toegestaan: het betekent voor de begeleider veel nakijkwerk in één keer, met voor jou het risico dat het helemaal over moet. Het contact met de scriptiebegeleider Het scriptietraject veronderstelt dat je goed contact blijft houden met de begeleider. Het komt nog wel eens voor dat studenten vast komen te zitten en zich lange tijd niet meer (durven te) melden bij hun begeleider. Dat is niet de bedoeling, want de begeleider is er juist om je verder op weg te helpen. Zorg ervoor dat je consequent reageert op e-mails en dat je gemaakte afspraken nakomt, of dat je het op zijn minst gewoon eerlijk zegt als je het niet redt een bepaald hoofdstuk op tijd in te leveren.
6.
Afronding masterscriptie
Het inleveren van de eindversie Na diverse begeleidingsgesprekken en beoordelingsmomenten (minimaal 3) is het moment aangebroken dat je de eindversie van jouw scriptie gaat inleveren. Deze eindversie wordt niet alleen beoordeeld door de begeleider, maar ook door een zogenoemde 'tweede lezer'. Deze tweede lezer is al aan het begin van het begeleidingstraject aangewezen door de coördinator, vaak geheel willekeurig. De tijd die nodig is voor de eindbeoordeling is minimaal twee weken, tenzij daar afwijkende afspraken over zijn gemaakt met je begeleider. Dit betekent dat je bij het aanvragen van het afstuderen voor een bepaalde datum rekening dient te houden met die leestermijn. Voor de beoordeling van de eindversie is het noodzakelijk dat je drie stuks van de (ingebonden) versie inlevert bij jouw begeleider (niet alleen voor de twee beoordelaars, maar ook één voor het archief). Je kan dan niets meer aan de scriptie veranderen. Naast de papieren versie vragen we je ook de scriptie digitaal via Safe Assign aan te leveren (in pdf-formaat). Meer informatie hierover is te vinden op Blackboard.
7
Omvang van de scriptie De omvang van de masterscriptie is minimaal 10.000 en maximaal 15.000 woorden. Inhoudsopgave en literatuurlijst tellen niet mee bij het aantal woorden, het notenapparaat telt wel mee. Hierbij geldt dat u maximaal 10% boven, of 10% onder de norm mag zitten. Met een regelafstand 1½ en een linkermarge van 3 cm. zal de scriptie dan 35 tot 45 pagina’s beslaan. Bij de beoordeling wordt meer op de kwaliteit van uw scriptie dan op de kwantiteit gelet. Mocht uw scriptie te lang zijn, dan zal uw scriptiebegeleider de scriptie niet beoordelen en u vragen om de tekst in te korten. Het is dus noodzakelijk dat u in uw betoog snel tot de kern komt. Een goede probleemstelling is dan ook essentieel. Het scriptiegesprek Nadat je jouw scriptie hebt ingeleverd, vindt het zogenaamde scriptiegesprek plaats. Je dient hiervoor zelf een exemplaar van de scriptie mee te brengen. Tijdens dit gesprek zal de scriptiebegeleider de scriptie kritisch met je doornemen. Je dient dus te weten wat je geschreven hebt en het geschrevene te kunnen verdedigen. Als dit gesprek bevredigend verloopt, zal de scriptie definitief goedgekeurd worden en krijg je aan het einde van het gesprek een cijfer. Je krijgt geen gelegenheid meer de scriptie aan te passen, tenzij deze onvoldoende is. Aan het einde van het gesprek krijg je zelf een afschrift van het cijferbriefje en daarmee kun je je melden bij het OIC om het afstuderen aan te vragen. Veel succes! We hopen dat je je zo genoeg informatie hebt om alvast te gaan nadenken over het schrijven van een scriptie voor de master Jeugdrecht. Mocht je nog vragen hebben, dan kun je uiteraard contact opnemen met de scriptiecoördinator mr. Kartica van der Zon (
[email protected]).
8