Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden Jaarprogramma 2009
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
2
INHOUDSOPGAVE 1
MEERJARENPROGRAMMA RDMC........................................................................... 7
1.1
De opdracht ............................................................................................................................................. 7
1.2
De aanpak ................................................................................................................................................ 7
1.3
Het meerjarenprogramma met vier themalijnen.................................................................................. 7
1.4
Van aanbodgericht naar vraaggestuurd samenwerken: integrale benadering.................................. 8
1.5
Samenhang in kennis en expertise, een rol voor onderzoek ............................................................... 9
2
VRAAGGESTUURDE PROJECTEN .......................................................................... 11
2.1
Achtergrond van vraagsturing ............................................................................................................. 11
2.2
Vraagsturing in 2008............................................................................................................................. 11
2.3
Tijdspad en procedure voor vraagsturing voor 2009 ......................................................................... 11
2.4
Lijst van vraaggestuurde projecten voor 2009 ................................................................................... 13
Titel
: De Feedbackscan VO als instrument bij professionalisering van beginnende leraren.................. 13
2.5
Open ruimte voor actuele ontwikkelingen.......................................................................................... 35
2.6
Positionering en taken Programmaraad RdMC................................................................................... 35
3
THEMA ASSESSMENT EN COACHING ................................................................... 37
3.1
Inleiding ................................................................................................................................................. 37
3.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen? ...................................................................................... 37
3.3
Wat staat er in 2009 op de rol? ............................................................................................................. 38
3.4
Speerpuntprojecten.............................................................................................................................. 39
3.5
Onderzoek binnen de vraagsturing en het basisdeel van de themalijn Assessment en Coaching . 42
4
THEMA NETWERKLEREN...................................................................................... 43
4.1
Inleiding ................................................................................................................................................. 43
4.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen? ...................................................................................... 43
4.3
Wat staat er in 2009 op de rol? ............................................................................................................. 44
4.4
Speerpuntprojecten.............................................................................................................................. 44
4.5
Stimuleren netwerkleren voor professionalisering van onderwijsgevenden................................... 46
4.6
Onderzoek binnen de vraagsturing en het basisdeel van de themalijn Netwerkleren.................... 47
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
3
5
THEMA KENNISINFRASTRUCTUUR ....................................................................... 49
5.1
Inleiding ................................................................................................................................................. 49
5.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen? ...................................................................................... 49
5.3
Wat staat er in 2009 op de rol? ............................................................................................................. 50
5.4
Speerpuntprojecten.............................................................................................................................. 50
5.5
Onderzoek binnen de vraagsturing en het basisdeel van de themalijn kennisinfrastructuur ........ 53
6
KWALITEIT VAN PROFESSIONALISEREN................................................................ 55
6.1
Inleiding ................................................................................................................................................. 55
6.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen? ...................................................................................... 55
6.3
Wat staat er in 2009 op de rol? ............................................................................................................. 56
6.4
Speerpuntprojecten.............................................................................................................................. 57
6.5 Onderzoek binnen de vraagsturing het basisdeel van de themalijn Kwaliteit voor Professionaliseren ............................................................................................................................................... 60
7
VIRTUELE WERK- EN LEEROMGEVING (VWL) ......................................................... 63
7.1
Tussen lijn en staf .................................................................................................................................. 63
7.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen? ...................................................................................... 63
7.3
Wat staat in 2009 op de rol? ................................................................................................................. 64
7.4
Speerpuntprojecten VWL ..................................................................................................................... 64
8
OVERIG............................................................................................................... 65
8.1
Management ......................................................................................................................................... 65
8.2
Ondersteuning ...................................................................................................................................... 65
8.3
Communicatie & voorlichting............................................................................................................... 65
8.4
Kwaliteitsagenda Ruud de Moor Centrum en Interne Kwaliteitszorg ............................................... 65
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
4
“De kwaliteit van het onderwijs kan niet hoger zijn dan de kwaliteit van de leraren” Voorwoord Het citaat dat als intro fungeert voor het jaarprogramma 2009, is ontleend aan de Voortgangsrapportage Kwaliteitsagenda PO (OCenW, 7 juli 2008, PO/21397). Vergelijkbare passages zijn te vinden in Onderwijs met ambitie, samen werken aan kwaliteit in het voortgezet onderwijs (OCenW, juli 2008), in Werken aan vakmanschap, strategische agenda beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2008-2011 (OCenW, maart 2008), en in Krachtig meesterschap, Kwaliteitsagenda voor opleiden van leraren 2008-2011 (OCenW, 2008). Over de hele breedte van het onderwijs is de herontdekking en herwaardering van de leraar als spil van het onderwijs gemeengoed: de docent als professional in onderwijsuitvoering en onderwijsinnovatie. Om de leraar deze centrale rol (weer) te laten vervullen zijn over een breed front acties nodig. Eén daarvan is blijvend investeren in de professionalisering van onderwijsgevenden en dat is ook de kernambitie van het Ruud de Moor Centrum: als hoogwaardig universitair expertisecentrum bijdragen aan de professionalisering van onderwijsgevenden door samen met partners instrumenten, kennisbanken, methodieken etc. te ontwikkelen en implementeren. De revitalisering van het beroep van leraar heeft als pendant de noodzaak van duurzame professionalisering. Het RdMC is in 2003 van start gegaan met haar onderzoek en ontwikkelingswerk voor het professionaliseren van onderwijsgevenden en heeft inmiddels vele bruikbare producten ontwikkeld om leraren te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun vakmanschap. Het Ruud de Moor Centrum onderscheidt diverse doelgroepen: zittende onderwijsprofessionals worden uitgedaagd voortdurend en over de hele loopbaan te investeren in hun beroepsbekwaamheid; nieuwkomers - denk aan zij-instromers, herintreders, taakrouleerders in het kader van het terugdringen van het lerarentekort - hebben direct baat bij de tijd en plaats onafhankelijke instrumenten en diensten; de lerarenopleidingen die dringend behoefte hebben aan hoogwaardige multimediale leermiddelen, die digitaal beschikbaar zijn en tevens kunnen worden ingezet bij het leveren van maatwerk; en zeker niet op de laatste plaats schoolorganisaties die meerdere belangen hebben hun professionals te stimuleren en blijvend in hun deskundigheid te investeren. Het jaarprogramma 2009 kenmerkt zich als eerste stap in de transitiefase: van pionieren naar hoogwaardige expertise centrum, van productgericht naar vraag- en resultaatgericht en van innovatie naar co-creatie met de afnemers. Flankerend wetenschappelijk onderzoek naar duurzame effecten rond om werkplekleren en partnerships ten behoeve van disseminatie zijn structureel in de activiteiten verankerd. Met het jaarprogramma 2009 is het Ruud de Moor Centrum ervan overtuigd een moderne door het veld gewaardeerde bijdrage te leveren aan de professionalisering van onderwijsgevenden.
J.J.M. Kusters, Msm Directeur Ruud de Moor Centrum
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
5
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
6
1 1.1
MEERJARENPROGRAMMA RdMC De opdracht
Het Ruud de Moor Centrum is in 2003 opgericht om een bijdrage te leveren aan de professionalisering van onderwijsgevenden op de werkplek, en daarmee aan de bestrijding van het lerarentekort. Deze missie betreft de hele loopbaan van onderwijsgevenden en leidt ertoe dat het centrum zich in de komende beleidsperiode (2008-2010) ontwikkelt tot kennis- en expertisecentrum voor professionalisering van onderwijsgevenden op de werkplek. Uitgangspunten bij dit expertise centrum zijn: Leraren staan centraal, onze aandacht gaat daarbij zowel uit naar leraren die al enige tijd in het onderwijs werken, als naar beginnende leraren, waaronder aankomend leraren en zijinstromers; Professionalisering met (online)werkplekleren speelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van tijd en plaats (maar het vindt wel plaats op de werkplek (dan plaatsafhankelijk) of alleen ten behoeve van de werkplek (is het dan wel werkplekleren?) af en omvat processen van formeel én informeel leren; Kennis en expertise opbouwen, bundelen en ontsluiten. Hierbij onderscheiden wij kennis en expertise over het leren van de leraar, over de leraar zelf en over de werkplek. Het ontsluiten van expertise voor leraren
1.2
De aanpak
Professionaliseren op de werkplek benaderen wij vanuit twee perspectieven. Het eerste perspectief is dat van de leraar als autonome beroepsbeoefenaar. Het tweede perspectief is dat van het ‘human resource development’ en het integraal personeelsbeleid, waarbij de leraar als werknemer functioneert in een team en de school een bijdrage levert aan schoolontwikkeling, teamontwikkeling en onderwijsinnovatie gericht op duurzame kwaliteitsontwikkeling. Dus twee perspectieven die van de individuele leraar met zijn verantwoordelijkheid om zich te blijven ontwikkelen en het perspectief van de school die zich moet blijven ontwikkelen om aan de kwaliteitseisen van de diverse stakeholders uit de omgeving te voldoen. Waar mogelijk maken we daarbij gebruik van de specifieke expertise op het terrein van tijd- en plaatsonafhankelijke leren met behulp van ICT. In vergelijking met de eerste beleidsperiode is het accent verlegd van aanbodgerichte productontwikkeling voor (online)werkplekleren naar steeds meer werken op verzoek van het onderwijsveld in de vraagsturingsprojecten. Op deze wijze beogen we praktijkkennis zoals die onder meer wordt gegenereerd in de vraagsturingsprojecten te abstraheren naar kennis die toepasbaar is in andere contexten.
1.3
Het meerjarenprogramma met vier themalijnen
In het Meerjarenprogramma is de koers van het centrum voor de komende beleidsperiode uitgewerkt in vier themalijnen en een overkoepelende aanpak. De vier themalijnen zijn: Assessment & Coaching In de themalijn Assessment bieden we methodes en instrumenten aan die de leraar ondersteunen in het bepalen waar hij of zij staat en wat een mogelijk ontwikkelingpad zou kunnen zijn. Ze stimuleren de leraar om gericht terug te blikken en bewustere keuzes te maken voor verdere ontwikkeling. Door het gebruik van deze instrumenten evalueert de leraar zelf zijn professioneel handelen of worden de leerlingen gevraagd feedback te geven op het professioneel handelen van de leraar. We hebben er voor gezorgd dat validiteit en betrouwbaarheid van de leerlingenvragenlijst absoluut gewaarborgd is (anonimiteit van de leerling en borging van de objectiviteit). Een leraar kan de resultaten vervolgens vergelijken met standaarden en expertvoorbeelden. De leraar krijgt de mogelijkheid om samen met een opleider of begeleider te oefenen aan de hand van video’s, casussen etc. De dialoog (face to face) speelt hierbij een belangrijke rol.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
7
Kennisinfrastructuur Binnen het cluster ‘Kennisinfrastructuur’ vallen alle activiteiten rond ontwikkeling, implementatie en onderhoud van instrumenten voor directe ondersteuning van de leraar in de dagelijkse praktijk, inclusief specifieke taakuitvoering (ict in de klas, zorg voor leerlingen en ontwikkeling leermaterialen). Het is de bedoeling dat ze bijdragen aan verwerving van relevante competenties, op een plaats- en tijdonafhankelijke manier. In de afgelopen jaren heeft het RdMC voor leraren diverse zg. ‘kennisomgevingen’ ontwikkeld. Dit zijn digitale databanken waar de meest uiteenlopende vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogisch-didactische kennisinhouden bijeen zijn gebracht; gerelateerd aan vakken, aan het pedagogisch en didactisch handelen van leraren, aan de (ict-)vaardigheden van leraren, en aan de zorg voor leerlingen. Netwerkleren Netwerkleren houdt in, dat leraren optimaal gebruikmaken van netwerken om zichzelf te ontwikkelen en carrière te maken. Zij vinden en ontwikkelen in die netwerken oplossingen voor hun problemen én materialen die zij direct in hun dagelijkse praktijk kunnen toepassen. In een leernetwerk wordt op informele wijze gericht bijgedragen aan de professionalisering. De deelnemers van zo’n leernetwerk dragen zelf de onderwerpen aan die ze willen oppakken, en bepalen zelf hoe ze dat willen doen. Wij stimuleren en faciliteren naar keuze van het leernetwerk zelf. Het RdMC biedt ondersteuning voor netwerkleren vanuit haar ervaring met leernetwerken en met digitale werk- of ontwikkelruimtes voor samenwerking. Deze ervaring leert dat professionalisering vooral gestalte krijgt door sociale activiteit in een team of een netwerk. Dit is ook begrijpelijk als de voordelen van netwerkleren op een rij worden gezet: de eigen praktijk staat centraal, de deelnemers helpen elkaar met concrete problemen en vraagstukken, de eigen expertise van het zittende onderwijspersoneel, of die nu op de werkplek of extern is verworven, kan voor de gehele organisatie worden aangewend, er ontstaat een soort onderwijskundig ondernemerschap voor kennisdeling en kennisontwikkeling. Ook wordt de opgedane kennis gevalideerd, zodat de participatie van docenten in leernetwerken ook gewaardeerd en geaccepteerd kan worden in hun bekwaamheiddossier. Kwaliteit van professionaliseren Wanneer we spreken over kwaliteit in het onderwijs, dan hebben we het vooral over kwaliteit in de klas. Om die kwaliteit te kunnen waarborgen zijn bekwame leraren nodig. Leraren die goed zijn opgeleid én die zich blijvend professionaliseren. Het bewaken en monitoren van de kwaliteit van professionalisering is een belangrijk thema, temeer daar de samenleving van de school verwacht dat ze verantwoording aflegt over de kwaliteit van het onderwijs, over de keuzes die de school maakt bij het vorm geven aan de nationale, maatschappelijke opdracht tot bieden van onderwijs van kwaliteit. De kwaliteitsagenda’s waarin de onderwijssectoren hun afspraken met het ministerie van onderwijs hebben vastgelegd zijn daarbij leidend. Professionaliseren in de school raakt niet alleen de individuele leerkracht maar ook het team als collectief en uiteindelijk de school, op weg van functionele naar een professionele organisatie. De school voert daarbij de regie over het eigen proces van maatschappelijke ontwikkeling en maatschappelijke verantwoording. Het Ruud de Moor Centrum stelt instrumenten ter beschikking waarmee de school haar positie kan bepalen, zich kan spiegelen aan de omgeving en aan andere scholen die werken aan duurzame kwaliteitsontwikkeling van het onderwijs.
1.4
Van aanbodgericht naar vraaggestuurd samenwerken: integrale benadering
De hierboven beschreven themalijnen en het themalijnoverstijgend deel van de werkzaamheden leggen de basis voor de kennis- en expertiseontwikkeling van het centrum. In toenemende mate speelt het Ruud de Moor Centrum in op vragen uit het onderwijsveld binnen de vraagsturingsprojecten, van ruim een derde van het budget in 2009 oplopend tot de helft van het budget in 2010. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de interne organisatie van de werkzaamheden. Deze zullen in toenemende mate vanuit een integrale benadering van de vragen uit het veld worden georganiseerd in flexibele, multidisciplinaire projectteams, op maat van de aanvrager. De kennis- en expertiseontwikkeling die daarmee gepaard gaat zal leiden tot een meer samenhangende kijk op professionalisering op de werkplek. Dat vraagt aandacht voor synergie en aandacht voor resultaat en proces.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
8
1.5
Samenhang in kennis en expertise, een rol voor onderzoek
Het Ruud de Moor Centrum heeft als universitair expertisecentrum een expliciete verantwoordelijkheid om systematisch wetenschappelijk inzicht te verzamelen in de werking van de producten en diensten die zij aanbiedt. Door met goed onderzoek inzicht te verwerven in wat wel en niet werkt en waarom, kan zij haar werk generaliseren en zo dus te ‘valoriseren’ naar een veel breder deel van het Nederlandse onderwijs. Onderzoek en de projecten in de programmalijnen kunnen gezien worden als een dubbele helixstructuur die zich voortdurend versterkt. Zeker met de toegenomen nadruk op vraaggestuurde projecten binnen het Ruud de Moor Centrum is het belangrijk dat er voldoende samenhang is in het onderzoek van RdMC, om zo proliferatie en kwaliteitsverlies te voorkomen. Daarom wordt in 2009 een nieuw onderzoeksprogramma geïmplementeerd waarin samenhangend de onderzoeksinhoud en de organisatie ervan beschreven wordt. Bij de vraaggestuurde projecten leidt het onderzoeksprogramma tot een meer systematische onderzoeksbenadering. Door samen met de partners een project te definiëren waarin het (online) werkplekleren onderwerp van actieonderzoek is, professionaliseert de praktijk en ontwikkelen we kennis die tot meer expertise van het Ruud de Moor Centrum leidt. Daarbij geldt: er wordt gebruik gemaakt van onderzoeksprotocollen; er wordt ter wille van de kwaliteit en efficiëntie zoveel mogelijk gewerkt met gestandaardiseerd en deels geautomatiseerd onderzoeksinstrumentarium; het te hanteren onderzoeksprotocol voorziet in een standaardisatie en kwaliteitsbewaking van de output, die de vorm kan hebben van effectrapportages, onderzoeksrapporten, RdMC-workingpapers, praktijkgerichte artikelen of (internationale) wetenschappelijke artikelen. Door middel van vraagverheldering en het gebruik van de kernvariabelen worden vragen van instellingen –waarmee primair ‘lokale’ problemen worden aangepakt- vertaald naar meer generieke onderzoeksvragen. Het onderzoekprogramma omvat een algemeen deel, dat zoveel mogelijk terugkomt in alle vormen van onderzoek van het Ruud de Moor Centrum, waarbij het verzamelen van evidence op een realistische en voor wat betreft kosten/baten effectieve wijze gebeurt. Er is vanzelfsprekend ook ruimte voor de specifieke vragen in de verschillende programmalijnen. Deze meer specifieke vragen worden in de volgende hoofdstukken toegelicht bij de afzonderlijke thema’s. Het centrale uitgangspunt van het onderzoeksprogramma is gericht op verbetering van de onderwijspraktijk, meer in het bijzonder het identificeren van factoren die het professionaliseren van de docent via bevordering van leren op de werkplek (vaak met behulp van benaderingen die plaats- en tijdonafhankelijk zijn, zoals met ICT) bevorderen of hinderen. Daarbij gaat het er steeds om na te gaan of een project bij de behoefte aansloot, of het effectief en efficiënt was, of docenten het gebruikten en waardeerden en of het tot de veronderstelde gedragsverandering geleid heeft. Belangrijke overkoepelende variabelen zijn daarbij de cognitieve belasting die toepassingen met zich meebrengen (bijv. Sweller, 2005) en de mate waarin deze toepassingen door docenten als motiverend worden ervaren, vanuit de overtuiging dat de motivatie van docenten een van de kernvariabelen is bij het al dan niet slagen van onderwijsinnovaties en professionalisering van docenten (Ryan & Deci, 2000). Deze theorie geeft met name inzicht in verschillende typen motivatie en de invloed die de perceptie van contextuele factoren daarop uitoefent. Daarnaast zijn ook aspecten aan de orde zoals usability, effectiviteit en efficiëntie van de ingreep/toepassing. Vaak is de docent de belangrijkste actor in het onderzoek maar het kan ook gaan om teams van leerkrachten en ook om leerlingen. Het onderzoeksprogramma van het Ruud de Moor Centrum dekt alle vormen van sociaalwetenschappelijk onderwijsonderzoek: van promotieonderzoek tot gebruikersonderzoek. In sommige projecten zal gebruik worden gemaakt van action research, waarvoor ook protocollen en instrumentarium ontwikkeld zal worden. De gerichtheid van het onderzoeksprogramma op de onderwijspraktijk sluit zeker niet uit dat er ook vernieuwend of fundamenteel theory driven onderzoek kan plaatsvinden. Motivatieonderzoek vanuit self-determination theory (Ryan & Deci, 2000) schuift bijvoorbeeld onderzoek omtrent de rol van docent -autonomie naar voor, terwijl cognitive load theorievorming interessante hypothesen over bijvoorbeeld het combineren van beeld en geluid in kennisbanken kan opwerpen. Op basis van deze voortschrijdende inzichten kunnen nieuwe praktijken ontworpen worden waar het onderwijsveld mee verder kan.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
9
Voor wat betreft de input van het programma wordt uitgegaan van ongeveer 20% van de vrij besteedbare middelen uit de begroting. De hoogleraar/programmaleider onderzoek is in het RdMC horizontaal verantwoordelijk voor de hierboven genoemde onderzoeksactiviteiten. Aan het onderzoeksprogramma zijn behalve de ‘interne’ hoogleraren ook ‘externe’ hoogleraren verbonden met een nulbenoeming, die een belangrijke adviserende functie hebben. Tot de belangrijkste output van het onderzoeksprogramma kan gerekend worden: de opbouw van een systematisch kennisbestand, promotietrajecten die tot promoties leiden, diverse soorten publicaties (variërend van rapportenreeks tot proefschriften en internationale SSCI publicaties) en onderzoeksinstrumenten. Er wordt naar gestreefd dat bij alle rapportages vanuit het RdMC waarbij een onderzoekscomponent aan orde is, de onderzoeksmatige en redactionele kwaliteit geborgd wordt vanuit het onderzoeksprogramma. De streefnorm is 1 wetenschappelijke publicatie per jaar per 0,5 fte onderzoekscapaciteit. Tot slot: als verdere bevordering van de kwaliteit en de samenwerking met het overige onderzoek aan de OUNL (zoals aan CELSTEC) wordt er naar gestreefd (promotie)projecten op te nemen in het OUNLbrede programma van het Netherlands Laboratory for Lifelong Learning (NeLLL).
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
10
2 2.1
VRAAGGESTUURDE PROJECTEN Achtergrond van vraagsturing
De invoering van vraagsturing voor het RdMC is een direct gevolg van de audit door TG in 2005/2006. In de CFI-brief van 27 juni 2007 volgt dan de feitelijke en geleidelijke invoering van de vraagsturing, de introductie van de Programmaraad etc.
2.2
Vraagsturing in 2008
In het jaarprogramma voor 2008 is een daadwerkelijk begin gemaakt met vraagsturing. In totaal is een negental vraaggestuurde projecten geëntameerd: Blijvend bekwaam Feedbackscan Gebruik RdMC-Kennisbanken bij Lerarenopleidingen Rekenonderwijs PO Broedplaats SCO Lucas SVO-PL E-portfolio Zorg PO-Downsyndroom en Zorg PO – Woso In de verantwoording over 2008 zal uiteraard worden ingegaan op deze projecten. Daarnaast is aan het ITS te Nijmegen opdracht gegeven om in de vorm van een extern en onafhankelijk onderzoek de ervaringen en opbrengsten van deze eerste generatie vraaggestuurde projecten te beschrijven en te inventariseren.
2.3
Tijdspad en procedure voor vraagsturing voor 2009
In samenspraak met de Programmaraad en in nauwe samenwerking met Deloitte & Touche is voor de selectie van de projecten voor 2009 gewerkt met een indeling in drie fasen.
• -
Fase 1 Versturen aanvraagformulier naar doelgroep, inclusief begeleidende brief; eind juni 2008; Indienen aanvragen eerste fase: begin september 2008 Totaal aantal ontvangen aanvragen: 64 De aanvragen zijn volgens een uitgewerkt en gedetailleerd format beoordeeld door de programmamanagers van het Ruud de Moor Centrum. Deze beoordeling heeft geleid tot het volgende resultaat: ∗ 45 aanvragen zijn geheel of gedeeltelijk gehonoreerd, en 44 aanvragers zijn uitgenodigd om projectplannen voor de tweede fase in te dienen. Een aantal van de aanvragers zijn uitgenodigd om met andere aanvragers samen een projectplan in te dienen. ∗ Eén aanvraag is in de eerste fase al definitief toegewezen, en hoeft geen nader projectplan uit te werken voor de tweede fase. (Het betrof een personele inzet vanuit het RdMC van 3 halve dagdelen.) ∗ In totaal dienden er derhalve 36 projectplannen ingediend te worden door individuele aanvragers dan wel combinaties van aanvragers.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
11
•
Fase 2
Alle aanvragers zijn door de aan hen toegewezen contactpersoon van het Ruud de Moor Centrum telefonisch op de hoogte gesteld van de beslissing op hun aanvraag. Daarna is de beslissing schriftelijk aan hen bevestigd. De 36 (combinaties van) aanvragers die geheel of gedeeltelijk in de eerste fase zijn geselecteerd zijn uitgenodigd om volgens een beschikbaar gesteld format een projectplan in te dienen. Als deadline voor het indienen is maandag 27 oktober 12.00 uur gehanteerd. Twee aanvragers hebben laten weten hun aanvraag in te trekken, bovendien zijn 3 aanvragen gecombineerd in één projectplan. De overige projectplannen zijn een adequate uitwerking van de betreffende aanvragen geweest. Het totaal aantal te beoordelen projectplannen bedroeg in de 2e fase derhalve 32, waarvan één projectplan uit 3 deelprojectplannen bestaat en daarnaast werd een aanvraag zonder nader projectplan doorgeleid naar de 2e fase. In haar vergadering van 6 november 2008 heeft de Programmaraad haar instemming betuigd met 31 van de 32 ingediende projectplannen. Het projectplan dat niet de goedkeuring van de Programmaraad kon wegdragen, is ook niet opgenomen bij het vraagsturingsprogramma.
•
Fase 3
Na de vergadering van de Programmaraad van 6 november 2008 zijn de aanvragers die een projectplan hebben ingediend, c.q. wier aanvraag doorgeleid is zonder nader projectplan, geïnformeerd over de definitieve beslissing ten aanzien van hun project. Per project wordt in de maanden november/december 2008 een samenwerkingsovereenkomst inclusief voorwaarden gesloten.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
12
2.4
Lijst van vraaggestuurde projecten voor 2009
2.4.1 Vraaggestuurde projecten Assessment & Coaching Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
:1 : Onderwijsgemeenschap Venlo & Omstreken / Blariacumcollege : Coaching als bouwsteen voor professionaliseren : 0,5 fte : Het voltallige onderwijzende personeel van de Onderwijsgemeenschap Venlo & Omstreken Soort onderwijs Brede scholengemeenschap van VMBO t/m VWO Vakgebied Vakoverstijgend Aanleiding De Wet BIO spreekt niet alleen over “bekwaam zijn”maar ook over “bekwaam blijven”. Dit betekend dat in het schoolplan of kwaliteitsplan moet staan hoe het personeel de vereiste bekwaamheden onderhoudt en welke maatregelen en instrumenten de school daarvoor inzet. Doelstelling Het (door)ontwikkelen van een adequate begeleidingsstructuur voor de professionalisering van docenten in de vorm van (gecertificeerde) coaches op de werkplek die in combinatie met een waaier van (online) feedbackinstrumenten docenten ondersteunen bij het in kaart brengen van hun ontwikkelbehoeften. Resultaten ∗ Overzicht van verschillende feedbackmethodes die docenten raadplegen om inzicht te krijgen in hun functioneren inclusief een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de methodes. ∗ Competentieprofiel van een coach om een docent te ondersteunen bij het vertalen van de uitkomsten van de feedbackmethoden naar een ontwikkelbehoefte inclusief de opleidingseisen die je aan deze coaches moet stelen. ∗ Rapport dat de kenmerken van docenten die wel/niet vrijwillig aan coaching deelnemen beschrijft inclusief aanbevelingen hoe je de groep die niet deelneemt kan stimuleren om het wel te doen. ∗ Vaststellen van eisen voor een coach. Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling Resultaten
:2 : AOb, i.s.m. SBL, LAKS, VO-Raad : De Feedbackscan VO als instrument bij professionalisering van beginnende leraren : 0,2 fte : (Beginnende) docenten voortgezet onderwijs Voortgezet onderwijs Vakoverstijgend Leraren zijn als professionele beroepsbeoefenaar zelf verantwoordelijk voor hun professionele ontwikkeling. Dat houdt ook in dat zij zelf het effect van hun handelen moeten kunnen beoordelen, mede op basis van feedback van hun leerlingen. De Feedbackscan VO kan daarbij fungeren als instrument voor kwaliteit van professionaliseren, met name om beginnende docenten een valide en betrouwbare handreiking te bieden bij het bevragen van leerlingen over hun functioneren. Antwoord op de vraag in hoeverre het gebruik van de Feedbackscan VO bijdraagt aan de kwaliteit van het eigen professionele handelen van leraren en het in de praktijk beproeven van inbeddingmogelijkheden van dit instrument. ∗ Er is een leernetwerk van onderwijsgevenden opgezet (in eerste instantie het “netwerk beginnende leerkrachten”) om het instrument n de praktijk te laten landen en de kennis hierover met anderen te delen. ∗ Er zijn resultaten van de experimenten binnen het “netwerk beginnende leerkrachten”. ∗ De AOb/SBL/Laks/VO-raad beschikt over een gebruikersonderzoek met valide gebruikerservaringen
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
13
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
:3 : Koning Willem I College : Professionalisering van medewerkers in het Koning Willem I College : 1,2 fte : Medewerkers primair proces, de onderwijsgevenden, inclusief tutoren, onderwijsassistenten en instructeurs Soort onderwijs Middelbaar Beroepsonderwijs en VAVO Vakgebied Vakoverstijgend Aanleiding De professionalisering van docenten mag geen vrijblijvend karakter hebben en moet zich uiteindelijk manifesteren in verbeterde kwaliteit van het onderwijs. Het vernieuwde HRD/HRM-beleid is erop gericht om zowel vanuit de organisatieoptiek als vanuit de professionaliteit van de docent de kwaliteitsslag te realiseren rondom het competentiegerichte onderwijsconcept. Doelstelling Het verder vorm en inhoud geven van alle randvoorwaardelijke voorzieningen rondom professionalisering van onderwijsgevenden, te weten competentieprofielen en professionaliseringstrajecten (leergangen) gekoppeld aan (functieniveaus binnen) het reeds vastgestelde functiebouwwerk en promotiebeleid, inrichting bekwaamheidsdossier, coaching en begeleidingsinstrumentarium. Daarnaast praktijkervaring opdoen met professionalisering op de werkplek voor docenten die (net als de leerlingen) werkzaam zijn in een levensechte beroepspraktijkomgeving (waterfabriek) die nogal sterk afwijkt van de meer gebruikelijke onderwijsleer/werksituatie binnen KW1C. Resultaten ∗ Concept vernieuwd functiebouwwerk en het daaruit voortvloeiende competentieprofiel schaal 11 is gekoppeld aan de eerste vier leergangen. ∗ Vier van de acht leergangen zijn ontwikkeld en 1e keer uitgevoerd ∗ De werkwijze voor professionaliseren van onderwijsgevenden in de Waterfabriek is beschreven en geëvalueerd. ∗ Het digitale interactieve Popformulier is getest en beschikbaar. ∗ Er is een concept-instrument beschikbaar dat gedrag in de klas van onderwijsgevenden zichtbaar maakt in termen van gekozen professionaliseringsdoelstellingen. ∗ Er ligt een onderzoeksrapport waarin de uitgevoerde professionaliseringsactiviteiten (in het kader van Blijvend Bekwaam) staan beschreven in termen van: ∗ Gevolgde procedure en werkpleksettings ∗ Effectiviteit ∗ Coaching en begeleiding ∗ Problemen en oplossingen/resultaten ∗ Concept vernieuwd functiebouwwerk en de daaruit voortvloeiende competentieprofielen voor schaal 12 en 13 zijn gekoppeld aan de laatste vier leergangen. ∗ Vernieuwd functiebouwwerk is vastgesteld en ingevoerd. ∗ De acht leergangen zijn ontwikkeld en zes daarvan zijn uitgevoerd en getest. ∗ Een concept meetinstrument gericht op het vinden van relevante deelnemersvariabelen om de resultaten van professionaliseren van onderwijsgevenden vast te stellen. ∗ Alle acht leergangen zijn uitgevoerd, geëvalueerd en aangepast. ∗ De Academische Masterclass is uitgevoerd, geëvalueerd en zonodig aangepast. ∗ Alle onderwijsgevenden en secundair proces hebben een bekwaamheidsdossier, met daarin hun professionaliseringsactiviteiten, op orde.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
14
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
:4 : SBL : Platform zelfevaluatie : 1,1 fte : Leraren PO, VO, MBO Vakoverstijgend Om als professionele beroepsbeoefenaren zelf sturing te geven aan hun ontwikkeling is het gewenst dat leraren (voortdurend) hun eigen functioneren evalueren (zelfevaluatie) om vervolgens die ontwikkeling verder vorm en inhoud te geven. Dit is niet altijd makkelijk en daaruit ontstond de wens om een waaier van zelfevaluatie instrumenten ter beschikking te hebben waaruit de leraar kan kiezen. Daarnaast is het ook belangrijk voor de leraar om te kijken naar de aspecten van de school die randvoorwaardelijk zijn voor zijn ontwikkeling. Met het project Platform zelfevaluatie wil SBL samen met RdMC leraren de mogelijkheid geven om zichzelf en hun school (als leeromgeving) te kunnen evalueren door het beschikbaar stellen van een vollediger aanbod van kwalitatief goede (digitale) zelfevaluatie instrumenten (www.LeerKrachtinBeeld) . In combinatie met face-to-face contacten en zullen leraren in het kader van hun professionele ontwikkeling worden gestimuleerd en ondersteund bij het gebruik van die omgeving en zelfevaluatie. ∗ Versie 1 van een openbare digitale werkomgeving voor (a.s.) leraren, gericht op zelfevaluatie, is door (a.s.) leraren getest: www.LeerKrachtinBeeld.nl. ∗ Inzicht in de gebruikerservaringen van de nieuwe website in combinatie met bijeenkomsten en face-to-face ondersteuning van leraren. ∗ Inzicht in de mogelijkheid en de wenselijkheid van een “stappenplan/stroomschema” voor de aanpak van zelfevaluatie als onderdeel van de werkomgeving. ∗ Er is in de werkomgeving een door leraren zelf ontwikkeld digitaal handboek over zelfevaluatie beschikbaar. ∗ Om de gebruiksvriendelijkheid van de werkomgeving te vergroten, is er, indien technisch realiseerbaar, een centrale inlogmogelijkheid voor zowel de RdMC- als de SBL-instrumenten. ∗ Groep van minstens 10 leraren die een inhoudelijke bijdrage leveren aan het stimuleren van zelfevaluatie door: ∗ Als ambassadeur informatie over het thema en het platform te geven - Als trainer werkmateriaal te ontwikkelen en trainingsdagen te verzorgen - Mede de inhoud van de website te bepalen door bijvoorbeeld een bijdrage te leveren aan het handboek Zelfevaluatie ∗ Handleiding voor deze groep over hoe leraren te enthousiasmeren en te motiveren zijn voor zelfevaluatie door ambassadeurs en trainers. ∗ Er is in de werkomgeving voor leraren een eenvoudige koppeling naar het lerarenregister aangebracht. ∗ Inzicht in de mogelijkheden om de data die de verschillende digitale instrumenten van SBL en RdMC opleveren, op diverse niveaus aan elkaar te koppelen, mede gerelateerd aan het genereren van een samenhangende totaalrapportage t.a.v. competenties. ∗ Het doen van eerste stappen om die koppeling ook daadwerkelijk te realiseren (afhankelijk van technische haalbaarheid). ∗ De mogelijkheid voor leraren om een persoonlijk profiel in de werkomgeving aan te maken c.q. een exportfunctie voor data naar een digitaal portfolio. ∗ In de digitale omgeving zijn kwaliteitscriteria voor digitale zelfevaluatie-instrumenten opgenomen (Navigator). ∗ Rapport over onderzoek naar gebruikerservaringen met de werkplaat en het platform.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
15
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
:5 : Leeuwenborgh Opleidingen : Onderwijsteams: Spil in de lerende organisatie : 0,6 fte : Docententeams bestaande uit docenten (LB,LC) en trainers Middelbaar Beroeps Onderwijs Vakoverstijgend Het werken in onderwijsteams neemt een prominente positie in de organisatie in. Niet alleen de invoering van CGO naar ook het werken in meer zelfstandige en verantwoordelijke onderwijsteams vereist competentieontwikkeling van de docenten, gericht op de voortdurende kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Structurele professionele ontwikkeling van docenten door het ontwikkelen en uittesten van een methodiek om teamontwikkelplannen en persoonlijke ontwikkelplannen te maken met gebruikmaking van een mix van assessmentinstrumenten (competentiescan, 360 graden feedback etc.) als basis voor een ROC-brede implementatie. Daarnaast wordt een ontwerp (organisatorische en inhoudelijk) gemaakt voor een aanpak waarbij professionalisering op de werkplek integraal onderdeel is van het werken in teams. ∗ Overzicht vereist CGO competenties per team geformuleerd. ∗ Assessment instrumenten geselecteerd, (eventueel) aangepast, en assessments uitgevoerd. ∗ Teamontwikkelingsplannen klaar. ∗ Persoonlijke ontwikkelingsplannen voor docenten klaar. ∗ Methodiek teamontwikkelingsplannen klaar. ∗ Ontwerp professionaliseringscentrum. ∗ Start uitvoering TOP’s en POP’s. :6 : Stichting Voortgezet Onderwijs Parkstad Limburg : Van Krimp naar Kans : 0,8 fte : Docenten en stafmedewerkers Voortgezet onderwijs Vakoverstijgend Fors teruglopende leerlingaantallen veroorzaken enerzijds (tijdelijke) boventalligheid terwijl anderzijds een groeiend probleem m.b.t. de kwaliteit van het onderwijspersoneel bestaat. De tijdelijke boventalligheid wordt beleidsmatig mede aangegrepen om fors te investeren in kwaliteitsverhoging van het personeel. Door een combinatie van maatregelen een forse kwaliteitsimpuls te geven aan de professionalisering van het onderwijspersoneel en die professionalisering structureel te verankeren in de organisatie van de scholen en SVOPL, gekoppeld aan de onderwijsinnovatie. De bijdrage van het RdMC in het project is met name gericht op een quickscan van de kwaliteit van de werkplek als leeromgeving, ontwerp en inrichting van een ‘expertgroep’ van leraren rondom professionalisering op de werkplek - als structurele basis voor een aanpak waarbij professionalisering op de werkplek en innovatie/ontwikkeling geïntegreerd worden - en ontwerp en uitvoering van een ‘loopbaanrotonde’ voor medewerkers. ∗ Quickscan Werkplekleren in beschikbaar. ∗ On-line “leernetwerk” is ingericht. ∗ Rapport over uitvoering Quickscan. ∗ Ontwerp “professionaliseringscentrum”. ∗ Inrichten een “expertgroep professionaliseren”. ∗ Ontwerp Loopbaanrotonde + uitvoeringsplan 2010. ∗ Introductie bijeenkomsten loopbaanrotonde op alle scholen.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
16
2.4.2 Vraaggestuurde projecten Netwerkleren Naast onderstaande vraaggestuurde projecten is ook een kleine aanvraag van OBS de 1000poot door de Programmaraad gehonoreerd. Het betreft een project rond Peercoaching met een inzet van maximaal 0,05 fte. Dit project is opgenomen in het basisdeel van het themalijn Netwerkleren. Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding Doelstelling Resultaten
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling Resultaten
:7 : ROC Midden Nederland : Allochtoon talent in uitvoering : 0,2 fte : Vakdocenten MBO Middelbaar beroepsonderwijs sector techniek Installatietechniek Een overgang te bewerkstelligen van BOL niveau 2 naar BBL niveau 3 onderwijs. De verschillen tussen BOL en BBL opleidingen zijn dermate groot dat er nauwelijks sprake is van een onderwijsdialoog tussen docenten van beide leerwegen Opzetten van een functionerend leernetwerk rond het thema van de overgang BOL2 (GT) naar BBL3 t.b.v. professionaliseringsstap voor inrichting en vormgeving beide leerwegen. ∗ Eind 2009 is er een functionerend netwerk rond het thema van de overgang BOL2 (GT) naar BBL3. Hiervan maken alle desbetreffende docenten deel uit. Het gaat hier om twee opleidingen die op verschillende locaties gehuisvest zijn. ∗ De ervaringen die in dit netwerk worden opgedaan met deze manier van werken worden langs verschillende in- en externe kanalen bekend gemaakt en voor alle geïnteresseerden beschikbaar gesteld. :8 : Consortium VMBO-MBO stimuleringsinitiatief : Leernetwerk vmbo-mbo stimuleringsinitiatief : 0,1 fte : Docenten Zorg en welzijn in de beroepskolom vmbo-mbo Bovenbouw vmbo en niveau 1 tot en met 4 van het mbo Sector Zorg en welzijn breed. Het leernetwerk bestaat en heeft reeds één jaar gefunctioneerd. Met steun van OCW gaat het leernetwerk nu het laatste en tevens oogstjaar in. In dit laatste jaar staat in het kader van dit projectplan het professionaliseren van de deelnemers tot effectieve en efficiënte participanten van het leernetwerk hoog in het vaandel. In samenspraak met de deelnemers van het netwerk hen dusdanig helpen professionaliseren dat zij het netwerk de komende jaren zelfstandig kunnen voortzetten en in hun regio uitbreiden en de resultaten verspreiden, ∗ Een inventarisatie van de rollen die thans in het netwerk worden vervuld en daarmee samenhangend een (her)beschrijving van de rollen die nodig zijn om het netwerk zelfstandig te laten functioneren. Op grond hiervan een leeragenda opstellen met en voor de deelnemers van het leernetwerk. ∗ Een inventarisatie van de benodigde faciliteiten voor de deelnemers bij een zelfstandig functionerend netwerk en daarmee samenhangend harde toezeggingen van schoolbesturen en directies van instellingen voor het ter beschikking stellen daarvan. ∗ Een praktijkgebaseerde gebruiksvriendelijke handleiding over de achtergrond en de praktijk van het werken met en in een zelfstandig functionerend leernetwerk voor zittende en nieuwe deelnemers. Dit maakt deel uit van het eindverslag van het project leernetwerk Zorg en Welzijn.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
17
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
:9 : Fontys OSO : E-coaching : 0,5 fte : Opleiders/begeleiders lerarenopleiding Special Educational Needs (SEN) Special Educational Needs (passend onderwijs) Special Educational Needs (passend onderwijs) Binnen OSO is m.b.t. informatisering pas een begin gemaakt. Dit dient in een meerjarenperspectief opgepakt te worden. De begeleiding van studenten neemt behoorlijk meer tijd in beslag. Er is groeiende behoefte aan mogelijkheden om ook asynchroon, tijd- en plaats onafhankelijk te kunnen begeleiden en coachen De initiële ontwikkeling van een e-coachingstraject voor docent/begeleiders van OSO dat er toe leidt dat zij uiteindelijk e-coachingsprincipes in het opleiden van HBO master studenten gaan toepassen. Tenslotte zal implementatie van e-coaching stap voor stap binnen OSO gaan plaatsvinden ∗ E-coachingstheorie pakket docenten ∗ Evaluatierapport training e-coaching ∗ Evaluatierapport e-coachingsnetwerk
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
: 10 : Hofscholen Bergeijk : Geef de leerkracht zijn vak terug : 0,3 fte : Leerkrachten, directies, studenten en stagiaires Hofscholen Bergeijk (bs. st. Jozef, bs pr. Beatrix, bs Thomas van Aquino en bs. Beisterveld). Soort onderwijs Basisonderwijs. Vakgebied Het vak leerkracht basisonderwijs. Aanleiding De zoektocht naar de condities waaronder leerkrachten structureel aan eigen- en onderwijsontwikkeling kunnen werken. Doelstelling Verandercapaciteit van school wordt vergroot. Scholen (teams) zijn in staat hun eigen ontwikkeling en innovatie zodanig uit te voeren dat er collectieve leerprocessen in scholen plaats vinden. De scholen hebben een flexibele arbeidsorganisatie die ondersteunend is aan vernieuwingsproces in scholen. Resultaten ∗ De opbrengsten, tot op heden, binnen genoemd project, zijn vertaald naar concrete acties. ∗ Leraren zijn middels coaching/intervisie bijeenkomsten in staat te reflecteren op hun eigen vakmanschap en dit vervolgens verder te ontwikkelen. ∗ Er zijn op de Hofscholen leernetwerken ontstaan, waarin de behoefte(n) van leerkrachten centraal staat, uitgesproken wordt (open communicatie en professionele dialoog), geëxpliceerd (beschrijven concreet gedrag) wordt en daarna verbonden wordt met het dagelijks handelen. ∗ In het beroep van leerkracht is er structureel tijd en deskundigheid voorradig om de professionalisering blijvend te ontwikkelen. ∗ Er is een organisatiemodel ontwikkeld, waardoor duurzame inbedding (van bovenstaande projectresultaten) gewaarborgd is.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
18
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding Doelstelling
Resultaten
: 11 : Lucas Onderwijs : Lerende netwerken binnen Lucas Onderwijs : 0,8 fte : Leraren en middenmanagement PO en VO N.v.t. Lerende netwerken komen in arbeidsorganisaties zelden spontaan tot stand is onze ervaring. Wanneer we niet zorgvuldig en doordacht deze processen initiëren, begeleiden en monitoren, is de kans aanwezig dat initiatieven stranden. Soll-situatie: De professionalisering van docenten vindt grotendeels binnen de eigen organisatie (Lucas Onderwijs) plaats en is vaak gekoppeld aan wat er in het primaire proces (zou moeten) plaatsvinden. We maken gebruik van de kennis die we met elkaar bezitten en leren samen rond concrete projecten binnen het primaire proces. Scholen en leraren nemen deel aan vernieuwingsprojecten en de resultaten/leeropbrengsten van deze projecten zijn ingebed en worden gedeeld in een lerende organisatie(structuur) binnen Lucas Onderwijs. Leraren met ideeën worden gefaciliteerd en gestimuleerd om die ideeën samen met collega’s te realiseren. ∗ Minimaal vier levende, groeiende netwerken binnen Lucas Onderwijs. ∗ Pilots voor realisatie organisatorische ondersteuning (ict-voorziening, fysieke faciliteiten (verandercentrum), netwerk-exposure sessies, beloning valorisatie bijdrage leernetwerken (in kader bekwaamheidsdossier). ∗ Onderzoeksrapport naar de mogelijkheden en effectiviteit van leernetwerken binnen Lucas (incl. aanbevelingen voor Lucas en andere scholen en schoolbesturen). ∗ Businessplan voor organisatorische ondersteuning van netwerkleren binnen Lucas.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
19
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
20
2.4.3 Vraaggestuurde projecten Kennisinfrastructuur Projectnummer : 12 Aanvrager : INNOVO - Prooses - HU-Seminarium voor Orthopedagogiek Titel : Ondersteuningsomgeving integratie leerlingen met het Syndroom van Down in het Regulier Onderwijs Inzet RdMC : 0,7 fte Inhoud : Doelgroep Leerkrachten, intern begeleiders, ambulant begeleiders en ouders van leerlingen Soort onderwijs Regulier basisonderwijs, waar mogelijk verbreding naar speciaal onderwijs en aandacht voor overgang naar voortgezet onderwijs. Vakgebied Alle vakgebieden. Aanleiding In de huidige praktijk ontvangen veel scholen incidenteel een aanmelding van een leerling met het Syndroom van Down en moeten daarbij op zoek naar informatie hoe het onderwijs voor deze leerling vorm te geven, hoe de leerkracht te ondersteunen, op welke wijze met de ouders en externe ondersteuners om te gaan, enz. Veel scholen vinden elke keer opnieuw het wiel uit, terwijl er waarschijnlijk meerdere scholen in Nederland zijn die al ervaring op dit gebied hebben. Er is behoefte aan ontsluiting en uitbreiding van die kennis en ervaring. Doelstelling Het ontwikkelen van een landelijke, digitale ondersteuningsomgeving die ouders, leerkrachten, IB-ers en AB-ers helpt om leerlingen met het Syndroom van Down een uitdagende en passende leeromgeving te creëren in een reguliere setting. Resultaten Een landelijke ondersteuningsomgeving in de vorm van een community voor uitwisseling van kennis en ervaring m.b.t. het onderwijs aan leerlingen met het Syndroom van Down. Projectnummer : 13 Aanvrager : Stichting Digilessen VO.nl Titel : Professionalisering van docenten in het ontwikkelen en gebruiken van digitale leermiddelen Inzet RdMC : 2,5 fte Inhoud : Doelgroep Primaire doelgroep: docenten VO Resultaten zijn ook bruikbaar voor docenten PO en studenten Pabo en Lerarenopleiding Soort onderwijs VO, maar resultaten zijn ook bruikbaar in PO en op de Pabo en Lerarenopleiding Vakgebied Alle vakgebieden Aanleiding Inzet van meer digitale leermaterialen is op dit moment een hot item in het Voortgezet Onderwijs (VO). Men is op zoek naar aanvulling, verrijking of zelfs vervanging van de huidige foliomaterialen. Het probleem is echter dat docenten nog onvoldoende in staat zijn om digitale leermiddelen te vinden of zelf te ontwikkelen en op de juiste wijze in de dagelijkse lespraktijk toe te passen. Hiervoor is een professionaliseringsslag noodzakelijk Doelstelling Doelstelling van het project is professionalisering van docenten in ontwikkeling en gebruik van digitale leermiddelen in de dagelijkse lespraktijk. Deze hoofddoelstelling is verder uitgesplitst naar doelen per deelproject Resultaten ∗ Online traject “ontwerpen van digitale leermiddelen” ∗ Online traject “gebruik van digitale leermaterialen in de dagelijkse lespraktijk” ∗ Kwaliteitskader voor digitale leermaterialen ∗ Evaluatie leermiddelendatabase Digischool ∗ Ontwerp en implementatie van metadaterings- en zoekinterface voor de kennisbanken en leermiddelendatabase. ∗ Evaluatie deelprojecten
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
21
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
: 14 : NVORWO : Voltooien Kennisbank Rekenen en implementatie op pabo’s en in basisscholen : 2,0 fte : Leerkrachten in het primair onderwijs Studenten en opleiders van de pabo’s Soort onderwijs Primair onderwijs Vakgebied Vakgebied rekenen-wiskunde Aanleiding In 2008 is een start gemaakt met het uitwerken van thema’s voor de Kennisbank Rekenen. Ten aanzien van de implementatie van de kennisbank in de dagelijkse praktijk bij de pabo’s en op de basisscholen willen we een weg volgen die vergelijkbaar is met de introductie van de Kennisbank Wiskunde op de tweedegraads opleidingen. Het grootschalige gebruik van de bank kwam pas goed op gang toen een substantieel deel van de vakinhoudelijke en vakdidactische thema’s een plek had gekregen in de bank. Met het oog op de discussies rond de doorlopende leerlijnen van PO naar VO is er bij de start van deze kennisbank voor het primair onderwijs voor gekozen deze direct te koppelen aan de Kennisbank Wiskunde voor het voortgezet onderwijs. Doelstelling Hoofddoelstelling van het totale project is de Kennisbank Rekenen gebruiksklaar te krijgen en via twee type pilots een start te maken met de implementatie van de kennisbank in het werkveld. Deze hoofddoelstelling is verder uitgesplitst naar doelen per deelproject Resultaten ∗ Voltooien Kennisbank Rekenen: - Uitgewerkte domeinen ∗ Inhoudelijke redactie ∗ Opnemen in kennisbank ∗ Eindverslag ∗ Implementatie Kennisbank Rekenen op pabo’s en onderzoek naar toename van (vak)competenties: - Opstellen onderzoeksplan - Selecteren deelnemende pabo’s en studenten - Plan van aanpak voor uitvoering - Beoordelingsinstrument voor metingen ontwikkelen - Testen instrument - Uitvoering pilot bij pabo’s - Tussenresultaten pilot - Eindverslag - Publicatie in vakblad ∗ Implementatie Kennisbank Rekenen in basisscholen: - Opstellen implementatieplan - Afspraken (werkwijzen) vastleggen met clusters basisscholen; in Nijmegen is een kandidaat-netwerk aanwezig. Voorts zijn er mogelijkheden in Den Haag - Eerste netwerkbijeenkomsten worden gehouden en werkafspraken tot de zomervakantie worden vastgelegd - Evaluatie van het eerste traject en plan van aanpak najaar 2009 - Startbijeenkomsten worden georganiseerd en werkafspraken gemaakt - Tussenevaluatie - Eindverslag - Publicatie in vakblad
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
22
Projectnummer : 15 Aanvrager : Iselinge Hogeschool, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Fontys Lerarenopleiding Sittard Titel : Gebruik en effect van Didiclass-videocasussen: een flankerend onderzoek Inzet RdMC : 0,3 fte Inhoud : Doelgroep Aanstaande (hoofd- en eindfase), beginnende en ervaren leraren Soort onderwijs PO en VO Vakgebied Lerarenopleiding / beroepsvoorbereiding t.b.v. PO en VO Aanleiding Gestimuleerd door het in Leeuwarden geïnitieerde Didiclass-project en de uitbouw daarvan ondersteund door het RdMC is het gebruik van digitale video (DV) in de Nederlandse lerarenopleidingen goed op gang gekomen. De tijd is rijp om flankerend onderzoek te doen naar de leeropbrengst en effectiviteit van deze vorm van verbeeldend leren door leraren. Doelstelling De gewenste eindsituatie die het project moet helpen bereiken, houdt in dat leraren PO en VO digitale videofragmenten van andermans en eigen lesgeven – online of offline gedistribueerd – (leren) bestuderen op een leerzame manier. Resultaten ∗ Kijkwijzers bij model video’s (dieptecomponent) ∗ Instrument voor web-based survey-onderzoek (breedtecomponent) ∗ Externe validatie ∗ Richtlijnen voor productie van leerzame model video’s ∗ Vakpublicatie ∗ Onderzoeksresultaten survey-onderzoek ∗ Concept wetenschappelijke publicatie Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
: 16 : Ichtus College Kampen / Zeeuwse Bibliotheek : Informatievaardigheden in een ICT-rijke omgeving : 1,2 fte : Docenten voortgezet onderwijs VO (vmbo, havo en vwo) Alle vakgebieden Docenten zijn gemiddeld genomen onvoldoende infovaardig en onvoldoende in staat om ict & internettoepassingen op een didactisch verantwoorde manier in het onderwijs in te zetten. Ook blijkt uit onderzoek dat leerlingen structureel te weinig met ict & internetvaardigheden worden geconfronteerd in het onderwijs. De door het RdMC ontwikkelde cursus informatievaardigheden leent zich uitstekend om ict & internettoepassingen in het onderwijs te integreren. 1. Docenten leren werken met informatievaardigheden in een ict-rijke omgeving 2. docenten de kennis en vaardigheden bijbrengen om ict- en internettoepassingen op een zinvolle wijze in te zetten in het onderwijs. Docenten leren visie op onderwijs te vertalen naar didactische toepassingen waarbij ict- en internettoepassingen ondersteunend zijn. Hier specifiek gericht op informatievaardigheden. ∗ Onderzoeksverslag behoeftenonderzoek ∗ Inventarisatie overzicht ict & internet toepassingen ∗ Eerste versie cursus ∗ Evaluatierapport gebruik ict & internettoepassingen in het onderwijs ∗ Pilot versie cursus ∗ Evaluatieverslag 1ste pilot ∗ 2e pilot versie cursus ∗ Evaluatieverslag 2e pilot ∗ Definitieve versie cursus
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
23
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied
Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
: 17 : Vecon : Inventarisatie misconcepten : 0,8 fte : Docenten voortgezet onderwijs in de economische vakken. Voortgezet onderwijs in de economische vakken op vmbo, havo en vwo. Onderverdeeld naar schooltype is het project bedoeld voor de volgende vakgebieden: VMBO: - economie - handel & administratie - beroepsgerichte economische vakken HAVO / VWO: - economie - management & organisatie Binnen de economische wetenschappen hebben verschillende woorden soms dezelfde betekenis en soms heeft één woord meerdere betekenissen. Regelmatig wordt door leerlingen (en ook door docenten!) aan een begrip de verkeerde betekenis toegekend. Dat zijn misconcepties. Kennis van (veel) voorkomende misconcepties (begripsverwarringen) is van grote waarde voor zowel beginnende als ervaren docenten. Voor de economische vakken zijn de voorkomende misconcepties nog nooit op een structurele wijze in beeld gebracht en ontsloten. Docenten kunnen beter omgaan met begripsverwarringen bij leerlingen en met een adequate alternatieve uitleg de misconceptie wegnemen. Docenten beschikken over een breder arsenaal aan kennis en vaardigheden om tot een goede transfer van kennis en vaardigheden bij de leerlingen te bewerkstelligen. ∗ Inventarisatie misconcepten: - Vastgestelde werkwijze en sjablonen - Online omgeving voor docenten en reviewers - Beschrijving misconcepties algemene economie - Beschrijving misconcepties bedrijfseconomie ∗ Stimuleren gebruik – naar een leernetwerk: ∗ Workshop ‘review als professionaliseringsactiviteit’ - Onderzoeksplan ‘stimuleren gebruik’ - Onderzoeksverslag behoeftenonderzoek - Docentbijeenkomsten - Overzicht benodigde aanvullende informatiebronnen - Onderzoeksverslag aanvullende informatiebronnen - Opname aanvullende informatiebronnen ∗ Opname inrichting Kennisbank Economie: - Onderzoeksverslag behoeftenonderzoek - Functioneel ontwerp - Eerste online omgeving - Reviewrapport - Definitieve versie online omgeving - Omzetting Kennisbank Economie
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
24
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
: 18 : Freudenthalinstituut : Minor doorlopende rekenlijnen PO VO : 0,6 fte : Studenten van Pabo en van de tweedegraads opleidingen wiskunde. Leerkrachten die deze minor willen inzetten voor hun professionalisering. Soort onderwijs Pabo en tweedegraads opleidingen voor wiskunde Vakgebied Rekenen/wiskunde gericht op overgang po/vo Aanleiding In een advies van de expertgroep doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen is gesteld dat 12-jarigen een minimumniveau 1F moeten beheersen aan het einde van de basisschool en een 1S niveau dat wordt nagestreefd voor leerlingen die gemiddeld of bovengemiddeld scoren. Een aanzienlijk deel van de leerlingen die in het VMBO terecht komen haalt niveau 1F niet. Aan de andere kant zouden goede leerlingen meer moeten doen dan niveau 1S vereist om beter voorbereid te zijn op de overgang naar havo of vwo. Aanbevolen wordt een gedifferentieerde benadering van de verschillende groepen leerlingen om meer leerlingen op het 1S niveau te krijgen. Zo is het idee geboren om een minor te ontwerpen die zich richt op de doorlopende leerlijnen in het rekenonderwijs. Doelstelling Hoofddoel is het ontwikkelen en implementeren van een landelijke minor rond de doorlopende rekenlijnen die gebruikt kan worden op de pabo’s, de tweedegraads opleidingen wiskunde en voor de professionalisering van leerkrachten uit de praktijk. Resultaten ∗ Verzameling bouwstenen voor minor: - Inventarisatie bouwstenen - Verzamelen bouwstenen - Bouwstenen in website hangen ∗ Website minor: - Ontwerp website - Bouwen website - Test website - Oplevering versie voor pilots ∗ Voorbereiding pilots: - Plan van aanpak - Uitvoering plan ∗ Uitvoering pilots ∗ Onderzoeksactiviteiten rond minor: - Onderzoeksplan schrijven - Selecteren opleidingen voor het praktijkonderzoek - Plan van aanpak voor uitvoering onderzoek - Verzamelen gegevenspraktijk onderzoek - Verwerking resultaten - Publicatie onderzoeksresultaten - Voorbeeld voor implementatie minor - Rapportages: - Presentaties op conferenties - Publicaties - Eindverslag
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
25
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
: 19 : Freudenthalinstituut : Cilor : 0,8 fte (begrote RdMC inzet: 420 uren) : Studenten van de pabo, zittende leerkrachten en de coördinatoren rekenen en docenten rekenen/rekendidactiek van pabo’s Soort onderwijs PO en Pabo Vakgebied (vakdidactiek) rekenen en wiskunde+ Aanleiding Het niveau van het Nederlandse rekenonderwijs behoeft verhoging. Er is behoefte aan goede voorbeelden die studenten en leerkrachten aanzetten tot reflectie op voorbereid en gegeven rekenonderwijs. MILE-video’s van rekenlessen en rekenende leerlingen kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Deze video’s moeten dan wel onderdeel zijn van een leerarrangement of leeromgeving waarin opdrachten, op de praktijk van het lesgeven gerichte informatie en achtergrondinformatie is opgenomen. Het moet zichtbaar worden hoe leerlingen op allerlei niveaus mathematiseren en anderzijds hoe leerkrachten moeten didactiseren om dat te bevorderen. Doelstelling Ontwerpen, ontwikkelen en in twee pilots uittesten van de genoemde leeromgeving voortbouwend op de activiteiten van het door RdMC uitgevoerde vraagsturingsproject 2008 Rekendidactiek PO. Resultaat van dit project dient als input. De beoogde leeromgeving ondersteunt de studenten en leerkrachten bij het voorbereiden en uitvoeren van de lessen rekenen en zet hen aan tot reflectie op deze onderwijsprocessen. Daarmee kunnen de gebruikers hun competenties ten aanzien van het onderwijzen in rekenen en wiskunde ontwikkelen. Deelnemers aan beide pilots worden in een interactief leernetwerk georganiseerd. Resultaten ∗ Prototype leeromgeving ‘rekenen tot 100’ ∗ (pilot 1 met dit prototype op 2 pabo’s) ∗ Evaluatie van pilot 1 in de vorm van een rapport met conclusies over de leeropbrengst en voorstellen ter verbetering van de omgeving ∗ (bijstellen van dit prototype) ∗ Verbeterde en uitgebreide leeromgeving ‘rekenen tot 100’ ∗ (pilot 2 met deze leeromgeving op een groter aantal, streefgetal 6, pabo’s) ∗ Evaluatie van pilot 2 in de vorm van een rapport ∗ (bijstelling van de leeromgeving) ∗ Formeren van groep pabo’s en scholen voor ‘regulier’ gebruik na 2009 ∗ Resultaat van het onderzoek naar de mogelijkheid van een promotietraject ∗ Publicaties in vakbladen
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
26
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
: 20 : WOSO : Doorontwikkeling 1-zorgroute : 0,6 fte : - Opleiders lerarenopleidingen PO - Studenten PABO (inclusief stagiaires) - (Opleiders WOSO-opleidingen) - (Studenten WOSO-opleidingen). Het project richt zich op het HBO (PABO) en PO (regulier basisonderwijs). De resultaten zullen echter ook bruikbaar zijn in het speciaal basisonderwijs en daarmee in de WOSOopleidingen. Dit project heeft betrekking op het vakgebied ‘sociaal-emotioneel’ van het regulier basisonderwijs: In de jaren 2005 - 2008 heeft het RdMC op verzoek van WSNS+ het simulatieprogramma 1-zorgroute ontwikkeld voor introductie van deze zorgstructuur in het werkveld en voor professionalisering van leerkrachten op dit terrein. Dit programma heeft betrekking op het vakgebied ‘technisch lezen’. Aangezien 1-Zorgroute het werkveld een goed aanknopingspunt biedt in haar zoektocht naar hoe passend onderwijs te realiseren en gezien de in het huidige onderwijs veel voorkomende gedragsproblematieken bij kinderen ligt het voor de hand om het bestaande simulatieprogramma uit te breiden naar het vakgebied ‘sociaal-emotioneel’. Doorontwikkelen van het reeds beschikbare simulatieprogramma 1-zorgroute voor PABO’s en leerkrachten basisonderwijs, in de vorm van enerzijds uitbreiding van het huidige simulatieprogramma naar het vakgebied ‘sociaal-emotioneel’, en anderzijds verkenning hoe (deze versie van) het simulatieprogramma ingebed kan worden in het curriculum van de PABO. ∗ Versie voor het vakgebied ‘sociaal-emotioneel’ ∗ Advies voor inbedding in het curriculum van de pabo’s
Projectnummer : 21 Aanvrager : Pleincollege Eckart Eindhoven, Pleincollege Nuenen Titel : Ontwikkeling lessenserie voor het nieuwe leergebied Mens Natuur door samenwerking van docenten in een digitale communicatie- en ontwikkelruimte Inzet RdMC : 0,35 fte Inhoud : Doelgroep Zittende docenten en docenten in opleiding Soort onderwijs VO, in het bijzonder voor het vmbo Vakgebied Mens en natuur (biologie, natuurkunde, scheikunde, verzorging en techniek) Aanleiding Binnen het Pleincollege Eckart te Eindhoven en het Pleincollege Nuenen streven we naar vormgeving van onderwijs in leergebieden. Een belangrijk aandachtspunt is de ontwikkeling van het leergebied Mens en Natuur (M & N) binnen het vmbo door samenwerking tussen docenten uit verschillende vakdisciplines (biologie, natuurkunde, scheikunde, verzorging en techniek). Hierbij moet elke docent niet alleen voortdurend over de grenzen van zijn/haar vakgebied heenkijken, maar ook gedeeltelijk invulling geven aan het leergebied vanuit zijn/haar vakgebied. Het betreft een vorm van samenwerking en professionalisering die voor veel docenten nieuw is en ondersteuning verdient van het RdMC op het gebied van organisatie, ict, redactie en vakinhoudelijke en vakdidactische expertise. Doelstelling De doelstellingen van het project kunnen we als volgt samenvatten: - Het (door)ontwikkelen van een serie lessen voor het nieuwe leergebied M & N, waarbij onderwerpen op het gebied van de biologie, natuurkunde, scheikunde, verzorging en techniek aan de orde komen op een geïntegreerde, contextgebonden manier t.b.v. actief en zelfontdekkend leren. Hierbij maken we nog onderscheid tussen ontwikkeling voor het vmbo-bb en ontwikkeling voor het vmbo-k,g,t. Deze activiteiten maken onderdeel uit van het bereiken van een scenario 3 status van genoemde scholen. - Het stimuleren van vakoverstijgende samenwerking tussen docenten uit verschillende disciplines in een digitale communicatie- en ontwikkelruimte (plaatsen tijdonafhankelijk netwerkleren). - Het vastleggen van de resultaten in een repository en het genereren van
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
27
Resultaten
∗ ∗ ∗ ∗ ∗
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
webpublicaties, zodat toekomstige collega’s en docenten hiervan gebruik kunnen maken. Ontwikkeling van een implementatiemodel voor introductie van soortgelijke ontwikkelactiviteiten bij scholen elders. Een lessenserie voor het leergebied M & N voor klassen 1 en 2 van het vmbo, waarmee tevens een bijdrage is geleverd aan het bereiken van een scenario 3 status van de school. Verdere professionalisering van docenten door het maken van lesmateriaal en samenwerking in een digitaal netwerk. Materiaal voor het geven van onderwijs binnen leergebieden aan vmbo-b en vmbo k,g,t leerlingen. Een scenario voor stimulering van een soortgelijke vorm van netwerkleren elders. Een kennisbank met lesmateriaal voor het leergebied M & N.
: 22 : Fontys Tilburg : Doorontwikkeling en implementatie kennisbank natuurkunde : 0,2 fte : Natuurkundedocenten en studenten aan de lerarenopleidingen Natuurkunde VO en lerarenopleidingen Natuurkunde 1. Binnen de lerarenopleiding natuurkunde van Fontys is specialistische vakdidactische kennis onvoldoende vastgelegd zodat de overdraagbaarheid van experts aan lerarenopleiders in het geding is. 2. aanwezige kennis en activiteiten rond de kennisbank natuurkunde moet geïntegreerd worden in het curriculum van de lerarenopleiding conform de integratie van de RdMC kennisbank scheikunde in het curriculum van de lerarenopleiding scheikunde waarbij studenten actief bijdragen. ∗ uitbreiding van het vakdidactische deel van de kennisbank natuurkunde en verhoging van de kwaliteit ∗ benutten van aanwezige expertise en het vastleggen van deze expertise in de kennisbank ∗ integratie van activiteiten rond de kennisbank natuurkunde in het curriculum van de lerarenopleiding natuurkunde enerzijds t.b.v. verruiming van activerend onderwijs en anderzijds voor uitbouw en kwaliteitsverbetering van de kennisbank ∗ ontwikkeling van een implementatiemodel voor voornoemd type onderwijs binnen andere lerarenopleidingen natuurkunde inclusief stimulering netwerkleren. ∗ Koppeling van de RdMC kennisbank natuurkunde aan de ADEF kennisbasis natuurkunde ∗ Een vollediger kennisbank natuurkunde, waarvan de kwaliteit is verhoogd. ∗ Implementatie van een nieuwe vorm van activerend onderwijs voor studenten aan ∗ de lerarenopleiding natuurkunde. ∗ Vergroting van de implementatie van de kennisbank natuurkunde in scholen (via ∗ studenten, die ermee vertrouwd zijn geraakt tijdens de opleiding). ∗ Een publicatie over actief netwerkleren door studenten in communicatie- en ∗ ontwikkelruimtes (tijd- en plaatsonafhankelijk), te combineren met de resultaten van ∗ soortgelijke activiteiten rond de kennisbank biologie, natuurkunde en scheikunde ∗ elders ( in 2009 starten meerdere opleidingen hiermee). ∗ Koppeling van de RdMC kennisbank natuurkunde aan de ADEF kennisbank ∗ natuurkunde.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
28
2.4.4 Vraaggestuurde projecten Kwaliteit voor Professionaliseren Projectnummer : 23 Aanvrager : Dominicus College Titel : Naar andere didactische werkvormen Inzet RdMC : 0,3 fte Inhoud : Doelgroep Leraren havo, atheneum en gymnasium m.n. docenten werkzaam in leerjaar 3 en 4 havo Soort onderwijs Havo, atheneum en gymnasium Vakgebied Alle Aanleiding * Onderprestaties leerlingen door saaiheid in onderwijs * Gedragsproblemen leerlingen met negatieve gevolgen voor leer- en leefklimaat en onderwijsrendement Doelstelling Docenten vertrouwd maken met een grotere variatie in didactische werkvormen Resultaten ∗ Onderzoeksdata ∗ Professionele ontwikkeling leraren op door hun zelf gekozen doelen (zichtbaar middels AVP-evaluatie). ∗ Hoger doorstroompercentage van 3 naar 4 en van 4 naar 5 havo in cursusjaar 2009/2010. ∗ Minder gedragsproblemen leerlingen. ∗ Meer leer- en werkplezier leerlingen. ∗ Meer leer- en werkplezier docenten. Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
Doelstelling
Resultaten
: 24 : Alliantie VO Nijmegen : IOP: Ibovo-Oeral-Pats : 0,9 fte : Eerste- en tweedegraads leraren in het voortgezet onderwijs Het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Alle vakgebieden ∗ Verminderen van het verwacht docententekort ∗ Optimaal benutten van de doorstroommogelijkheden van onderwijsgevenden ∗ De kwaliteiten van onderwijsgevenden benutten binnen hun eigen deskundigheidsbevordering en binnen die van anderen ∗ De kwaliteit van de professionalisering verhogen ∗ Onderwijsgevenden en hun leerlingen laten excelleren en hun talenten verder ontwikkelen. ∗ Een upgrading tot academisch niveau in het onderwijs aan de leerling door de docent ∗ Evenwichtige taakbelasting van de docenten ∗ Een duurzaam proces binnen de scholen naar vraaggestuurde deskundigheidsbevordering van onderwijsgevenden ∗ Laten uitblinken en talentontwikkeling bij de docent en daarmee van/bij de leerling ∗ Beschikken over een eigentijds, hoogwaardig instrumentarium om het leren beter te stimuleren en te faciliteren ∗ Bewerkstelligen dat de inspectie VO en het ministerie van OCW een verworven extra bekwaamheid valoriseren en formeel waarderen op het gewenste niveau ∗ Open Educational Resources te gaan benutten binnen het vak en moderne ontwikkelingen volgen ∗ Interesseren en motiveren voor academisch onderwijs van hbo-opgeleide docenten ∗ Leerlingen beter bekend maken met de inhoud van het hoger onderwijs ∗ Interactie tussen lerenden ∗ Er is een duurzaam proces binnen de deelnemende scholen naar vraaggestuurde deskundigheidsbevordering van onderwijsgevenden in gang gezet. ∗ Middels het professionaliseringstraject meer uitblinken/talenten ontwikkelen bij
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
29
∗ ∗ ∗ ∗
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding
docenten van de Alliantiescholen. Er is een pilot gestart om een ontwikkeling in gang te zetten met het doel docenten een extra bekwaamheid te laten behalen op hun eigen niveau (eerste of tweedegraads). Docenten laten beschikken over een eigentijds, hoogwaardig instrumentarium om het leren van de leerling beter te kunnen stimuleren en te faciliteren en zijn talenten te ontwikkelen. De inzet van studenten-assistenten als interactie tussen lerenden op verschillende niveaus, is als pilot 4 op Alliantiescholen gestart. De ontwikkelingen binnen ‘de school’ lopen parallel met de maatschappelijke ontwikkelingen: zingeving van het onderwijs.
: 25 : PO-Raad : Professionele ontwikkeling van de sector PO : 1,7 fte : Professionals in het primair onderwijs. Leraren/schoolleiders/besturen Primair onderwijs Groep 1 - 8 ∗ De leerling ten goede: ultieme toets voor het succes is het antwoord op de vraag of de leerling en of de wereld van morgen waarin die leerling leeft en werkt, er beter van wordt ∗ De waarde van gemeenschappelijkheid: een verzameling van gemeenschappelijke waarden ∗ Maatschappelijke verantwoordelijkheid: ruimte voor het maatschappelijke ondernemerschap en aanspreekbaar willen zijn op de kwaliteit van het werk dat geleverd wordt en daarover rekenschap willen afleggen. ∗ Verbinding: met elkaar en met de samenleving, bouwen van bruggen
Doelstelling
∗ Het in beeld krijgen van de state of the art in de sector PO ∗ De consequenties hiervan voor het expliciteren van professionaliteit binnen de sector PO ∗ Zicht krijgen op de (meerjarige) scholingsprogramma’s die nodig zijn om de onderliggende vraagstukken rond professionele ontwikkeling te analyseren ∗ Consequenties in kaart brengen voor de sector PO om op basis van het voorgaande zelf de eigen kwaliteitsagenda op te stellen, in de school, als schoolbestuur, in de regio en ten aanzien van te onderscheiden deelgebieden
Resultaten
∗ Deelproject 1: - Literatuurstudie state of the art ‘professionele ontwikkeling sector po’ - Onderzoek, mogelijk aangevuld met werkconferenties ‘professionele ontwikkeling sector po’ - Casestudies van evidente praktijken ∗ Deelproject 2: - Rapport doorlopende leerlijnen en passend onderwijs met meesterschap - Praktische ervaringen met rekenen po - Onderzoeksverslag randvoorwaarden
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
30
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
: 26 : Lerarenopleiding Hogeschool Rotterdam en 12 VO-scholen : De doorontwikkeling en opschaling van prestatieregister.nl : 0,5 fte : Diverse participanten van opleidingstrajecten met een uitgebreide praktijkcomponent (zoals bijvoorbeeld bij “Opleiden in de school”-trajecten). Studenten, lerarenopleiders en coaches Soort onderwijs Alle onderwijsvormen waar (praktijk)leeropdrachten worden gegeven kunnen gebruik maken van een prestatieregister Vakgebied Alle Aanleiding De implementatie van het register vraagt om professionalisering en uitbreiding van het aantal gebruikers Doelstelling Het gebruik van het prestatieregister als centraal platform voor de inhoudelijke sturing van het leerproces. Het register krijgt een verankerde plaats in de curricula van de lerarenopleiding. Door screening en ranking kan er gewerkt worden aan de kwaliteit. Resultaten ∗ Professioneel gebruik prestatieregister Training “Werken met het Prestatieregister” De training is gebaseerd op een intake bij de gebruikers van het prestatieregister. De training bestaat uit tenminste één workshop voor de gebruikersgroep (studenten, ontwerpers) met een maximum van 20 per groep, een digitale handleiding en een digitaal forum voor vragen en het uitwisselen van ervaringen. Er zijn feedbackmomenten (digitaal en f2f) na de workshop. ∗ Prestatieregister als kwaliteitsinstrument Groeimodel Het prestatieregister is opgezet als groeimodel. Het register kan uitgroeien tot een kwaliteitsinstrument. Een substantiële groep gebruikers (ruim 200) van het prestatieregister levert gebruikerservaringen op. Door screening en ranking van prestaties wordt informatie over de kwaliteit van de prestaties zichtbaar. Dit biedt sturingsinformatie voor aanvullingen en bijstellingen in het register. ∗ Exploitatiemodel Showcase Prestatieregister VO Dit is een prestatiemodel van het register voor nieuwe gebruikers(groepen), scholen en lerarenopleidingen. Er kan worden geëxperimenteerd met templates voor bepaalde doelgroepen, verplichte prestaties en bepaalde programma’s opnemen in het register. Er zijn per vak of leergebied tenminste 3 prestaties opgenomen. Deze prestaties zijn voorzien van – tenminste 2 – kwalitatief hoogwaardige bronnen. ∗ Implementatieverslag Het proces van implementatie van het prestatieregister als digitaal platform in 12 VOscholen en de lerarenopleiding in Rotterdam is beschreven. Dit verslag dient als voorbeeld c.q. handleiding voor potentiële gebruikers van het prestatieregister van andere scholen en lerarenopleidingen. Het verslag kan worden bewerkt tot publicatie.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
31
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep
: 27 : Strabrecht College / Orionscholen : Latijn: bekwaam en bevoegd!? : 0,4 fte : Docenten met een eerstegraads bevoegdheid in een ander vakgebied dan Latijn met een gymnasiale achtergrond Soort onderwijs De onderbouw van het gymnasium en van het atheneum met Latijn Vakgebied Latijn (in de onderbouw van het vwo) Aanleiding Een tekort aan docenten Latijn in het voortgezet onderwijs Doelstelling * Voorzien in de behoefte aan bekwame en bevoegde docenten voor het vak Latijn in de onderbouw * Wegwerken van het reeds ontstane tekort aan docenten Latijn in de onderbouw Resultaten ∗ Deelproject 1: Onderzoeksrapport ∗ Deelproject 2: Voorbereiden, ontwikkelen en ontwerpen van een cursus ∗ Deelproject 3: Uitvoering van het opleidingstraject (pilot-fase): tenminste 20 docenten doorlopen het opleidingstraject van rond 480 met succes ∗ Deelproject 4: Evalueren en valoriseren: onderzoeken of de cursus integraal toegankelijk kan worden gemaakt voor andere regio’s Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding Doelstelling
Resultaten
: 28 : Pius X – College / Onderwijsstichting De Kempen : Verdieping – Verbreding leraarschap LD : 0,3 fte : Docenten met een 1e-graads bevoegdheid, benoemd in een LB- of LC-functie Bovenbouw van de afdelingen havo, atheneum en gymnasium Alle Persoonlijk ontwikkeltraject op maat ontwikkelen om docenten te laten voldoen aan criteria ( competenties en gedragsindicatoren) voor een LD-functieprofiel ∗ Docenten uitdagen zich te ontwikkelen tot het LD-niveau ∗ Attitude bij deze docenten bevorderen ∗ Ontwikkeltraject naar LD vormgeven, uitvoeren en evalueren ∗ Aanpak ontwikkelen om aan de functievereisten die passen bij een LD-functionaris te voldoen, die andere scholen kunnen gebruiken. ∗ In de context van de school wordt op de werkplek met docenten onderzocht hoe de performance van docenten op niveau van LD kan leiden tot een erkend bewijsstuk voor adequate persoonlijke ontwikkeling ten behoeve van het bekwaamheidsdossier van LD-functionarissen. ∗ Het Ruud de Moor Centrum ontwikkelt een aanpak voor het waarderen en beoordelen van de kwaliteit bij onderwijspersoneel. ∗ Op niveau van gezamenlijk vraaggestuurd project: - Plan van aanpak uitwerken, i.s.m. deelnemende scholen aan de hand van IPB, functiegebouw en competentieprofielen - Opzetten onderzoeksplan - Gewenst deelnemers profiel definiëren - Werven en selecteren van deelnemers, gezamenlijk RdMC/werkgroep scholen - Kick off bijeenkomst met deelnemers - Voorbereiden monitoring voortgang - Voorstel van concreet plan van aanpak per deelnemer bestuderen, analyseren en terugkoppelen - Instellen begeleidingsgroep - Uitvoeren van onderzoek - Vastleggen van voortgang\ - Ontwikkelen format t.b.v. gegevensverzameling - Tussenrapportages over de vorderingen vastleggen
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
32
Presentatie aan projectleiding Publieke presentatie ∗ Op niveau van deelnemers: Voorstel voor concreet plan (onderzoek, ontwikkeling etc.) Tussenrapportage over de vorderingen Presentatie aan projectleiding Publieke presentatie Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding Doelstelling
Resultaten
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding Doelstelling Resultaten
: 29 : Conexus : Doorlopende Leerlijnen : 0,6 fte : Docenten groepen 7 en 8 primair onderwijs en docenten onderbouw vo Primair onderwijs (regulier en speciaal) en voortgezet onderwijs Aansluiting leerstof, aansluiting vaardigheden en afstemming zorg po-vo Plaatsingsadvies van leerling uit het po naar vo niet altijd adequaat: Een niet passende plaatsing van een leerling is een bedreigende factor voor schoolsucces. ∗ Professionalisering van leraren uit het primair onderwijs (regulier en speciaal) en uit het voortgezet onderwijs op het gebied van doorlopende leerlijnen in algemene zin: aansluiting po-vo. ∗ Toerusten van docenten met concrete invullingen van de betekenis van passend onderwijs in programma’s op maat voor individuele (zorg-)leerlingen, uitgaand van doorlopende leerlijnen rekenen en taal/basisvaardigheden in de leerdomeinen van po en onderbouw vo. ∗ Bevorderen van één zorgroute. ∗ Zie contourennota ∗ Praktijkvoorbeelden ∗ Onderzoeksrapport ∗ Publicatie ∗ Nieuwsbrief project ∗ Website : 30 : SG VO-Best : Resultaatverbetering havo – Docent als kritische succesfactor : 0,5 fte : Docenten havo Havo Alle Verbetering rendement havo door verbetering docentgedrag: motivator Leerlingen tot betere schoolprestaties te brengen door verhoging leermotivatie. Hiervoor dient de docent uitgaande van het beeld van zichzelf en van de leerling, in te spelen op factoren die de leermotivatie van de leerlingen verhoogt. ∗ Betere toerusting van docenten m.b.t. het onderwijs aan havisten o.a. doordat docenten beter zicht hebben op de leerling. ∗ Resultaatafspraken m.b.t. onderwijs/resultaatgericht lesgeven. ∗ Een systematiek waarin de toegevoegde waarde van de resultaatgerichte ingrepen in beeld wordt gebracht.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
33
Projectnummer Aanvrager Titel Inzet RdMC Inhoud Doelgroep Soort onderwijs Vakgebied Aanleiding Doelstelling Resultaten
: 31 : Havo Notre Dame des Anges : Gerust ontwikkelen : 0,4 fte : Docententeam Havo Alle School wil optimaal kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen in de samenleving, dit is voorwaarde voor het inrichten van succesvolle en duurzame leerprocessen bij leerlingen Schoolontwikkeling: eigen ontwikkelkracht versterken. Ontwikkeling docententeam en individueel (inclusief schoolleiding). Kwaliteitsontwikkeling die blijvend is. ∗ Docenten die ruimte benutten en zich professioneel ontwikkelen. Die ook de ambitie hebben om zich te ontwikkelen. Die zich gewaardeerd voelen en met plezier werken. ∗ Het bijzondere van onze school goed in beeld hebben en het proces van ontwikkeling zichtbaar hebben gemaakt. Film; verslag, beelden. Trotse eigenaars. ∗ Een nieuw schoolplan voor de komende jaren dat door en met docenten tot stand is gekomen. ∗ Betere opbrengsten en een grotere tevredenheid bij leerlingen, docenten, ouders en andere betrokkenen.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
34
2.4.5 Aruba als special case Een bijzonder speerpunt betreft het vraag gestuurd project dat het RdMC in opdracht van het ministerie van OCW uitvoert op verzoek van de minister van onderwijs, sociale zaken en infrastructuur van Aruba. Dit project neemt de implementatie van een onderdeel van het Nationaal Onderwijsplan van Aruba ter hand, te weten de Lerende School.
2.5
Open ruimte voor actuele ontwikkelingen
De ervaring van de afgelopen jaren heeft geleerd dat het wenselijk is om enige open ruimte te bewaren in het jaarprogramma in de vorm van een nog niet met concrete activiteiten belegd budget (Euro 0,3 miljoen). Op die wijze kan alert en slagvaardig worden ingespeeld op nieuwe vraagstukken vanuit de beroepspraktijk en / of nieuwe beleidsontwikkelingen. De invulling van deze budgettaire ruimte is uiteraard voorwerp van overleg met OCW. Medio 2009 moet deze nadere doelbepaling zijn afgerond.
2.6
Positionering en taken Programmaraad RdMC
Inleiding In 2008 werd, op verzoek van het Ministerie van OCW, een Programmaraad ingesteld voor het Ruud de Moor Centrum Het Ministerie van OCW positioneert de Programmaraad in een onafhankelijke rol waarin zij een oordeel geeft over met name de programma-activiteiten, die natuurlijk niet los staan van het basisdeel. De Programmaraad heeft oktober 2008 de volgende samenstelling: -
drs. L.M.L.H.A. Hermans, MKB Nederland; R.G. Hoffman, docent Scholengemeenschap Lelystad, docent van het jaar 2006 VO; M. van der Klooster, Christelijke Basisschool Palmenhof en docent van het jaar 2006 PO; drs. T.A. Maas, zelfstandig adviseur; drs. Y. Moerman-van Heel, Koning Willem I College; drs. F.C.H. Slangen, voormalig voorzitter KRO; drs. C.E.J.M. Thoolen, Thorbecke Voortgezet Onderwijs.
De Programmaraad wordt ondersteund door een technisch voorzitter in de persoon van de directeur van het Ruud de Moor Centrum, en door een secretaris, eveneens vanuit het Ruud de Moor Centrum.
Taken van de Programmaraad Op meerdere momenten in de jaarlijkse strategische beleidscyclus is een duidelijke rol voor de Programmaraad voorzien: bij de verheldering van de koers en de vaststelling van de richtinggevende kaders op basis waarvan het centrum de vraagsturing organiseert; bij het geven van een onafhankelijk oordeel geven over de projectplannen die voorliggen de Programmaraad ontvangt tijdig informatie over de keuze van de vraaggestuurde projectaanvragen, die in uitvoering worden genomen; de Programmaraad blikt in de jaarrapportages terug op de behaalde resultaten van het centrum.
Jaarcyclus De richting gevende bijdragen van de Programmaraad zijn verspreid over het jaar. In de maanden november/december 2008 zal in overleg met de Programmaraad invulling gegeven worden aan deze jaarcyclus. De uiteindelijke invulling is uiteraard voorwerp van overleg met het Ministerie voor OCW.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
35
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
36
3 3.1
THEMA ASSESSMENT EN COACHING Inleiding
Naast de kwantitatieve problematiek m.b.t. het aantal leraren is de kwaliteit van leraren een centraal thema. De leraar is de drager van de kwaliteit van ons onderwijs. Duurzame professionalisering van onderwijsgevenden is daarom een kritische succesfactor voor de kwaliteit van onderwijs. Zowel beginnende leraren als reeds lang in het onderwijs werkzame leraren zullen moeten blijven werken aan hun professionele ontwikkeling. In de diverse kwaliteitsagenda’s en het Actieplan LeerKracht vormen de professionele ruimte voor leraren en loopbaanontwikkeling dan ook speerpunten die moeten bijdragen aan oplossing van het kwantitatieve en kwalitatieve probleem. In de themalijn Assessment en Coaching vormt het perspectief van de individuele leraar die als zelfsturende professional vorm en inhoud geeft aan zijn bekwaamheidsontwikkeling, de basis voor de verdere invulling van de activiteiten. Omdat professionalisering een cyclisch proces is, zijn de algemene vragen, waarmee in het werkprogramma rekening wordt gehouden, te verbinden aan de te onderscheiden stappen in die cyclus: 1. 2. 3. 4. 5.
Hoe kunnen we leraren stimuleren om te werken aan professionele ontwikkeling? Hoe kunnen we leraren ondersteunen bij het bewust kijken naar hun eigen ontwikkeling c.q. leerproces? Hoe kunnen we leraren zicht geven in persoonlijke aspecten (persoonlijke kwaliteiten, opvattingen, motivatie) die – naast kennis en vaardigheden – een rol spelen bij het leraarschap in de verschillende fasen van de loopbaan? Hoe kunnen leraren ondersteund worden bij het vorm en inhoud geven van hun professionele ontwikkeling? Hoe kunnen we bijdragen aan het verbinden van schoolontwikkeling en professionele ontwikkeling van leraren?
Samengevat betekent dit dat we vanuit de themalijn Assessment& Coaching leraren en hun werkomgeving ondersteunen om meer inzicht te krijgen in c.q. een gefundeerd oordeel te vormen over de eigen professionele ontwikkeling incl. de loopbaanontwikkeling en het daaruit voortvloeiende professionaliseringsproces vervolgens ondersteunen. Daarbij zal specifiek aandacht zijn voor de integratie van digitale instrumenten en face-to-face coaching op de werkplek. Wat de aard van de activiteiten betreft kan die gekenschetst worden door: • Ontwerpen en ontwikkelen van (prototypes van) instrumenten en/of methodieken die daarbij ingezet kunnen worden • Bijdragen aan deling en verspreiding van kennis, expertise en ervaringen m.b.t. de professionalisering van leraren • (Gebruikers/praktijk)onderzoek en monitoring van een of meerdere facetten van het professionaliseringsproces
3.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen?
1.
Ontwikkeling nulversie van Inspirator, een site (webtv) die een aantal leraren aan het woord laat over de wijze waarop zij met hun professionalisering bezig zijn en wat hen daarbij inspireert en stimuleert en die andere leraren uitnodigt om hun ervaringen in te brengen en te delen.
2.
Een uitgebreide versie van de competentiematrix waarin nieuwe competentiekaarten zijn toegevoegd en naast de door leraren ingebrachte casusbeschrijvingen van kenmerkende beroepssituaties tevens links zijn aangebracht naar videocasussen van kenmerkende beroepssituaties
3.
Een nieuwe versie van Proformas waarin op basis van pilots met gebruikers en reviews wijzigingen/verbeteringen zijn doorgevoerd
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
37
4.
Het zelfevaluatieinstrument Leraren in kritische situaties waarvan in 2007 een prototype is ontwikkeld is uitgetest met leraren
5.
Er is in nauwe samenspraak met begeleiders van (beginnende) leraren een prototype ontworpen voor een coachingsvariant van Leraren in kritische situaties
6.
Het zelfevaluatie-instrument Leraar als Persoon is op basis van behoeften vanuit het werkveld en op basis van onderliggend onderzoek aangepast: een aantal testen zijn vervangen en er zijn een aantal nieuwe testen toegevoegd. De testen zijn ook genormeerd.
7.
In nauwe samenwerking met SBL is een eerste versie van een werkplaats LeerKracht in beeld gerealiseerd waarin alle zelfevaluatie-instrumenten van zowel RdMC als SBL zijn samengebracht en waarbij de gebruiker afhankelijk van zijn vragen/behoeften naar relevante zelfevaluatieinstrumenten wordt geleid. Eveneens is een start gemaakt met het scholen/trainen van een aantal leraren in diverse regio’s (via SBL) die het gebruik van zelfevaluatie en de werkplaats LeerKracht in beeld door leraren zullen ondersteunen en die als ambassadeur gaan fungeren
8.
Er is een literatuuronderzoek gedaan in combinatie met een eerste praktijkverkenning m.b.t. de loopbaanfasen binnen het leraarschap en de eisen die daaruit voortvloeien t.a.v. coachingsbehoeften en zelfevaluatie bij professionalisering
9.
Er is een oriënterend onderzoek gedaan naar de stand van zaken m.b.t. HRM/HRD en implementatie van IPB op scholen
10.
Met het oog op evaluatie en implementatie van de assessmentinstrumenten is een aantal leraren geworven die als intermediair naar collega’s c.q. scholen fungeren
11.
Er is een overzicht van kwaliteitscriteria voor online zelfevaluatie-instrumenten ontwikkeld en gerelateerd aan a.o. de CIOTAN-criteria. Tevens is er een start gemaakt met een ontwerp voor een digitale kwaliteitstool (website Navigator).
3.3
Wat staat er in 2009 op de rol?
In het meerjarenprogramma zijn er m.b.t. de themalijn een aantal basale vragen geformuleerd in relatie tot het professionaliseren van leraren (zie inleiding). We houden ook in 2009 daaraan vast als leidraad, maar leggen wel andere/nieuwe accenten daarbinnen. De vraagsturingsactiviteiten zijn leidend; dat betekent dat het basisdeel daarop zoveel mogelijk aansluit of anticipeert. Het zelf ontwikkelen van nieuwe instrumenten zal in 2009 op een laag pitje worden gezet. Accent zal komen te liggen op activiteiten die gericht zijn op implementatie van bestaande instrumenten en meer bekendheid bij leraren en stakeholders, mede met het doel op de verdere invulling van de vraagsturing in 2010. Doorontwikkeling c.q. aanpassing van bestaande instrumenten zal - op een enkele uitzondering na zoals (prototypes van) instrumenten als Inspirator die gericht zijn op stimulering c.q. op het zichtbaar maken van behoeftes - alleen op basis van aangetoonde behoeften plaatsvinden. We houden in 2009 vast aan de professionaliseringscyclus en de loopbaanfasen van de leraar als de inhoudelijke basis voor de themalijn en het werkprogramma. In het werkprogramma zal ook het onderzoek vanuit de themalijn nadere invulling krijgen. Dat wordt zowel gerelateerd aan het basisdeel als het vraagsturingsdeel.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
38
3.4
Speerpuntprojecten
Binnen het basisprogramma zullen 4 speerpunten een plek krijgen.
3.4.1 Duurzaam leren en duurzaam beoordelen Inleiding Meten en beoordelen zijn van grote invloed op het leren zelf, zowel bij het onderwijs aan leerlingen als bij de bekwaamheidsontwikkeling van leraren. Leren en beoordelen behoren optimaal op elkaar aan te sluiten. Aanloog aan de rol van het beoordelen van leerlingen speelt het meten en beoordelen van de bekwaamheid van leraren een belangrijke rol bij het vorm en inhoud geven aan hun eigen professionalisering. In de onderwijspraktijk wordt een sterke integratie van leren en beoordelen echter nog weinig gerealiseerd. Beoordelen behoort niet het eindpunt te zijn van leren maar de start van een volgende fase in levenlang leren. Duurzaam beoordelen is gericht op die blijvende ontwikkeling en tevens op de zelfsturende rol van de leerling c.q. de lerende leraar die ook ruimte moet krijgen voor toekomstgerichte leervragen. De kwaliteit van meten en beoordelen krijgt zowel bij stakeholders (incl. politiek, bestuur, management) als bij leraren zelf relatief weinig aandacht. In de onderwijspraktijk heeft beoordelen vooral een instrumentele dimensie. Ondanks een visie op leren die als competentiegericht wordt aangeduid ligt er een sterke nadruk op het verwerven van kennis en vaardigheden. De professionaliteit van de wijze waarop de leerprestatie van en door leraren wordt vastgesteld (en dat is meer dan alleen verwerving van kennis en vaardigheden) is daarbij veelal geen onderwerp van discussie. Ook bij de eigen bekwaamheidsontwikkeling van leraren is dit aspect onderbelicht en dreigt een instrumenteel-procedurele benadering. Daarom zal er gewerkt moeten worden aan meer bewustwording m.b.t. dit thema als opmaat naar meer duurzame vormen van leren en beoordelen. Doelen • expliciteren van de visie op leren en beoordelen bij zowel leerlingen, docenten en managers; en meer specifiek m.b.t. professionalisering van leraren (in relatie tot de rol van het RdMC themalijn assessment en coaching) • leraren, scholen en overige stakeholders meer inzicht geven in de thematiek van duurzaam leren en duurzaam beoordelen • bewustwording bij leraren, scholen en overige stakeholders van het belang van duurzaam beoordelen en hen ondersteuning bieden bij het analyseren van hun beoordelingspraktijk Resultaten • Brochure plus website met informatie en een visie op duurzaam leren en duurzaam beoordelen • Presentaties voor leraren, scholen, stakeholders • Prototype van toolkit (w.o. een quickscan) waarmee leraren meer inzicht krijgen in hun eigen beoordelingspraktijk Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking In samenwerking met het lectoraat Duurzaam beoordelen (dr. D. Sluijsmans) van de Hogeschool Arnhem/Nijmegen zullen deze activiteiten verder vorm en inhoud krijgen
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
39
3.4.2 Inspirator Inleiding Hoewel leraren dagelijks bezig zijn met de ontwikkeling van leerlingen staan zij onvoldoende stil bij hun eigen professionele ontwikkeling. Scholen worstelen eveneens met de vraag hoe zij de bekwaamheidsontwikkeling van leraren op gang krijgen; vaak lijkt het erop alsof deelname aan individuele formele scholingstrajecten de enige vorm van professionalisering is. Toch blijkt dat leraren in de praktijk op vele manieren werken aan hun professionele ontwikkeling. Dit speerpunt is gericht op het stimuleren en inspireren van leraren om aan hun professionele ontwikkeling te werken. Via de website Inspirator en een daaraan gekoppeld forum worden een aantal leraren getoond die op verschillende wijze vorm en inhoud geven aan hun professionalisering en worden leraren gestimuleerd en uitgedaagd om eigen ervaringen met elkaar te delen. Er wordt tevens verwezen naar leerbronnen. Ook zullen de door leraren ingebrachte vragen, tips en eigen ervaringen basis vormen voor nader onderzoek. Doelen • bijdragen aan bewustwording en leraren aanzetten om te werken aan hun professionele ontwikkeling • zicht krijgen op professionaliseringsbehoeften van leraren Resultaten • Vernieuwde site Inspirator (versie 1.0). To.v. de nulversie is er sprake van meer voorbeelden van docenten die laten zien hoe zij professionaliseren (video); het forumgedeelte van de site is operationeel en FAQ is beschikbaar • Onderzoeksrapport m.b.t. wat leraren beweegt om te werken aan hun professionalisering • Rapport m.b.t. de professionaliseringsvragen van leraren op basis van de input van gebruikers (forum, vragen en interviews ) • Evaluatierapport m.b.t. gebruik van de site • Twee informatieve / PR-publicaties voor leraren • Minstens 2 presentaties (met regionaal c.q. landelijk bereik) • Minimaal 250 ‘gebruikers’ Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking Er is geen directe relatie met een specifiek vraagsturingsproject
3.4.3 Zelfevaluatie als spil voor professionele ontwikkeling Inleiding Kritische reflectie op het eigen functioneren en de eigen ontwikkeling is kenmerk van een professionele beroepsbeoefenaar. Door middel van de digitale werkplaats “LeerKracht in beeld” wordt een mix van hoogwaardige zelfevaluatie-instrumenten beschikbaar gesteld die leraren kunnen gebruiken om meer inzicht te krijgen in c.q. een gefundeerd oordeel te vormen over hun competenties en de eigen professionele ontwikkeling. Het gaat bij de instrumenten o.a. om in een eerder stadium door RdMC en SBL ontwikkelde instrumenten. Tevens worden via de werkplaats kwaliteitscriteria voor digitale zelfevaluatie-instrumenten aangereikt en zal waar mogelijk ook verwezen worden naar andere kwalitatief goede instrumenten. De werkplaats biedt tevens achtergrondinformatie over zelfevaluatie en handreikingen voor de begeleiding door coaches. In samenwerking met SBL wordt aan de werkplaats een platform van leraren en intermediairs gekoppeld die scholen en leraren kunnen ondersteunen bij implementatie. Tevens wordt hieraan onderzoek naar de praktijk en effectiviteit van zelfevaluatie van leraren en de effectiviteit van de instrumenten gekoppeld. Doelen • Leraren meer inzicht geven in hun competenties incl. de houdingsaspecten door het toepassen van een kwalitatief hoogwaardige set zelf-evaluatie-instrumenten • Implementatie van de door het RdMC ontwikkelde zelfevaluatie-instrumenten • Inzicht verwerven m.b.t. de toepassing en effectiviteit van de instrumenten
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
40
Resultaten • Beheer en exploitatie van de bestaande zelfevaluatie-instrumenten1 (als onderdeel van de werkplaats LeerKracht in beeld) • Instrumenten zijn genormeerd2 • Minimaal 250 ‘gebruikers’ • Minstens 2 presentaties (met regionaal c.q. landelijk bereik) • Onderzoeksrapport m.b.t. gebruik en effectiviteit van de zelfevaluatie-instrumenten Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • Platform zelfevaluatie (SBL) • HRM en professionalisering (KW1C) • Van Krimp naar Kans (SVOPL) • Coaching als bouwsteen voor professionalisering (Blariacumcollege/OGVO) • Feedbackscan (AOB)
3.4.4 Loopbaanontwikkeling en coaching op de werkplek Inleiding Bekwaamheidsontwikkeling van leraren houdt niet op bij het verwerven van hun bevoegdheid/diploma. Binnen hun loopbaan als leraar zal er voortdurende ontwikkeling aan de orde zijn. Ook zal er in toenemende mate sprake zijn van leraren voor wie het leraarschap een fase in hun totale loopbaan is, waarbij in- en uitstroom uit het leraarsberoep steeds meer aan de orde zal zijn. Ook zullen leraren langer binnen het arbeidsproces werkzaam zijn a.g.v. verhoging van de (pre)pensioenleeftijd. Dat alles heeft gevolgen voor de aanpak van het professionaliseringsvraagstuk. Bij de professionalisering worden o.a. tijd- en plaatsonafhankelijke digitale instrumenten ingezet. Deze maken deel uit van een professionaliseringsinfrastructuur die tevens begeleiding/coaching en contacten met collega’s vereist om effectief te zijn. Daarom is combinatie van digitale instrumenten en face to face begeleiding noodzakelijk. Een coach/begeleider kan door middel van interventies de leraar in de verschillende fasen van de loopbaan ondersteunen. Afhankelijk van de fase in de loopbaan van leraar zijn er specifieke eisen en behoeften aan instrumenten en coaching. Doelen Inzicht in de rol van coaching bij zelfevaluatie door leraren Inzicht in loopbaanspecifieke elementen van coaching Coaches van (beginnende) leraren een handreiking bieden voor de coaching van leraren bij hun professionalisering (Praktijk)inzicht in loopbaanontwikkeling van leraren Resultaten • Overzicht en publicatie van de specifieke factoren die van invloed zijn op professionalisering en randvoorwaarden voor coaching in de diverse loopbaanfasen van een leraar • (Digitale) handreiking m.b.t. coaching gekoppeld aan zelfevaluatie • Praktijkvoorbeelden van coaching bij een aantal scholen • Rapport m.b.t. (effectieve) coachingsscenario’s Relatie met vraagsturingsprojecten • HRM en professionalisering (KW1C) • Coaching als bouwsteen voor professionalisering (Blariacumcollege/OGVO • Onderwijsteams: spil in de lerende organisatie (Leeuwenborgh Opleidingen)
1
Competentiematrix, Proformas. Leraar als Persoon 1 en 2, Leraren in kritische situaties, Feedbackscan. 2 N.v.t. op competentiematrix en Proformas
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
41
3.5
Onderzoek binnen de vraagsturing en het basisdeel van de themalijn Assessment en Coaching
In relatie tot de professionalisering van onderwijsgevenden dienen zich een aantal hoofdvragen aan die ten grondslag liggen aan het RdMC-onderzoeksprogramma. • Wat is de stand van zaken m.b.t. de professionalisering van leraren? • Wat zijn de behoeften van leraren c.q. de omgeving van leraren (scholen, overheid) m.b.t. professionalisering? • Welke factoren dragen positief (of negatief) er aan bij dat leraren werken aan hun professionele ontwikkeling, m.a.w. wat beweegt leraren? • Welke vormen van professionalisering zijn het meest effectief (zowel vanuit het perspectief van de leraar als van de school)? Gezien de focus van het RdMC op (online) werkplekleren zullen bovenstaande algemene onderzoeksvragen daarop worden toegespitst. Zowel in het basisprogramma van de themalijn Assessment en coaching als in de vraagsturingsprojecten komen bovenstaande hoofdvragen van de RdMC-onderzoeksaanpak terug waarbij op deelaspecten wordt ingezoomd. Vanuit concrete praktijksituaties en daaraan gekoppeld onderzoek binnen een aantal vraagsturingsprojecten zal toegewerkt worden naar generaliseerbare conclusies m.b.t. het (online) werkplekleren voor leraren. Binnen de themalijn Assessment en coaching is daarbij specifiek van belang de samenhang tussen online zelfevaluatie-instrumenten, de coaching van leraren op de werkplek en daadwerkelijke professionalisering van leraren. Omdat bekwaamheidsontwikkeling van leraren leven lang leren betekent zullen zowel de instrumenten en de daarbij horende inbedding in de organisatie moeten bijdragen aan duurzaam leren en beoordelen. Gerelateerd aan de eerste vraag zullen een aantal praktijksituaties van scholen de basis vormen voor inventariserend onderzoek m.b.t. zelfevaluatie door leraren in het kader van hun bekwaamheidsontwikkeling. Tevens zal daarin de stand van zaken worden meegenomen m.b.t. operationalisering van HRD-beleid door scholen en de wijze waarop in scholen sprake is van coachingspraktijken voor (beginnende) leraren.. Onderzoek naar professionaliseringsvragen van leraren en de vraag wat leraren beweegt om te werken aan hun professionalisering zullen o.a. op basis van de input van gebruikers (forum, vragen en interview) bij de Inspirator aan bod komen. Met name via diverse vraagsturingsprojecten zullen factoren die van belang zijn om te komen tot daadwerkelijke professionalisering op de werkplek nader onderzocht worden. Gebruikersonderzoek m.b.t. de toepassing van zelfevaluatie-instrumenten en de mate waarin die een rol spelen bij de professionalisering van leraren (effectiviteit) zal met name worden gekoppeld aan het project Zelfevaluatie als spil voor professionele ontwikkeling en de vraagsturingsprojecten Platform zelfevaluatie en Feedbackscan VO. Daarnaast zal onderzoek plaatsvinden m.b.t. het gebruik van de site Inspirator. De geanonimiseerde data die het resultaat zijn van door gebruikers ingevulde zelfevaluatieinstrumenten zullen de basis vormen voor enerzijds normering van instrumenten als van aanvullend onderzoek m.b.t. de professionalisering van leraren.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
42
4 4.1
THEMA NETWERKLEREN Inleiding
De kwaliteit van het onderwijs wordt door tal van factoren bepaald en vraagt permanent aandacht. Een strategische benadering van HRD (human resource development) past daarbij. Strategisch HRD legt meer verantwoordelijkheid voor leren en ontwikkeling bij de professionals zelf. Bij de professionele ruimte die ontstaat, horen ook andere vormen van leren, zoals: kenniskringen, intervisie en professionele leergemeenschappen. Deze vormen hebben met elkaar gemeen dat ze gebaseerd zijn op netwerkleren dat in de kern omschreven kan worden als actief creëren van relaties tussen professionals gericht op het uitwisselen en ontwikkelen van kennis en het gezamenlijk oplossen van problemen. Netwerkleren verenigt daarmee de volgende functies: • • •
Werken aan de eigen professionalisering Overbruggen kloof tussen theorie en praktijk Verbeteren of veranderen van onderwijspraktijken
Netwerkleren ontsluit de aanwezige ervaringskennis bij mensen en optimaliseert het gebruik van kennisbronnen. Netwerkleren houdt in, dat leraren optimaal gebruikmaken van netwerken om zichzelf te ontwikkelen en carrière te maken. Zij vinden en ontwikkelen in die netwerken oplossingen voor hun problemen én materialen die zij direct in hun dagelijkse praktijk kunnen toepassen. De deelnemers van zo een n leernetwerk dragen zelf de onderwerpen aan die ze willen oppakken, en bepalen zelf hoe ze dat willen doen. Leraren die participeren doen dat op vrijwillige basis waarbij iedereen in zijn/haar eigen tijd kan deelnemen (blended omgeving). Leernetwerken ontstaan van onderop, maar zijn gebaat bij structuur waarbinnen ze kunnen doorgroeien. Zelfsturing is daarbij een krachtig organisatieprincipe. Dat sluit managementsturing en facilitering echter niet uit. Sturing kan daarbij op inhoud gebeuren door een koppeling te maken met de kwaliteitsagenda en een of meer thema’s te agenderen. Daarnaast is enige sturing noodzakelijk bij het vormgeven van deze manier van leren waarbij de dagelijkse werkzaamheden en eigen leerbehoeftes bijvoorbeeld via leeragenda’s verbonden worden met die van andere leraren. Facilitering op het proces is wenselijk om de kennisuitwisseling productiever te maken. En om de tijdsbesteding van deelnemers effectief te begeleiden (bijvoorbeeld door deelnemers te beschermen tegen teveel tijdbesteding door het inlassen van stopweken).
4.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen?
In het jaarprogramma 2008 stonden de volgende vijf activiteitenclusters centraal. 1.
Leraren inzicht geven bij het functioneren in leernetwerken: “wiki Professionaliseren via leren op de werkplek”, voornamelijk deel netwerkleren; working paper “Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs. Bevindingen van 7 pilots” alsmede prototype van een scan om de levensvatbaarheid van een leernetwerk te toetsen
2.
Het detecteren van broedplaatsen voor netwerkleren: scan gericht op de verschillende ontwikkelfase van een leernetwerk; vele contacten, in potentie broedplaatsen, die hebben geleid tot ca. 25 aanvragen voor ondersteuning van het RdMC op gebied van o.a. netwerkleren
3.
Faciliteren van broedplaatsen voor leernetwerken: faciliteren van twee broedplaatsen via vraagsturing (NHL en Lucas) alsmede een start van een train-the-trainer programma rond peer coaching
4.
Facilitatoren van leernetwerken ondersteunen: een actief leernetwerk voor facilitatoren (LNF, LeerNetwerkFacilitatoren) inclusief bijhorende wiki alsmede diverse draaiboeken voor (online) trainingen en workshops
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
43
5.
4.3
Stimuleren netwerkleren voor professionalisering van onderwijsgevenden: rolbeschrijvingen binnen leernetwerken; haalbaarheidsstudie Netwerkleren; literatuurstudie naar het Organiseren van Netwerkleren (vanuit primair onderwijsproces, HRM en HRD) alsmede onderzoek naar valoriseren en certificeren bijdrage leraren aan leernetwerken (via themalijn “Kwaliteit van Professionaliseren”)
Wat staat er in 2009 op de rol?
In 2009 worden de hoofdlijnen uit 2008 gecontinueerd. . Netwerkleren is het actief creëren van relaties tussen professionals gericht op het uitwisselen en ontwikkelen van kennis en het gezamenlijk oplossen van problemen. Het Ruud de Moor Centrum is al jaren een centrale speler rond netwerkleren. Centrale doelstelling daarbij is het blijvend stimuleren en faciliteren van de participatie van leraren in leernetwerken ten behoeve van hun professionalisering. Gelet op het feit dat netwerkleren nog geen gemeengoed is in de onderwijssector, heeft het RdMC als taak mede richting te geven aan de theoretische en praktische uitwerking van netwerkleren. Voor het bevorderen van netwerkleren in het Nederlandse onderwijs kiezen wij voor een aanpak, waarbij men al werkende preciezer vorm geeft aan het proces. Vanuit enkele kansrijke situaties - waar al sprake is van enige netwerkvorming of waar een sterke ambitie tot netwerkvorming aanwezig is - willen wij netwerkvorming in deze zin bevorderen, versterken en koppelen tot grotere gehelen. Naarmate dit proces beter van de grond komt, zal de rol van RdMC evolueren van initiërend naar faciliterend. RdMC focust daarbij op het opleiden van facilitators in de onderwijspraktijk die leraren begeleiden bij de participatie in netwerken.
4.4
Speerpuntprojecten
Binnen het basisprogramma zullen de volgende projecten worden uitgewerkt
4.4.1 Leraren inzicht geven bij het functioneren in leernetwerken Inleiding Functioneren in leernetwerken gaat niet vanzelf. In de praktijk doen zich tal van problemen voor waarmee onderwijsgevenden moeten leren omgaan. Doelen • Helder maken welke problemen leraren ervaren bij het participeren in leernetwerken • In kaart brengen hoe we leraren kunnen helpen bij hun participatie in verschillende leernetwerken • Laten zien hoe leraren leernetwerken gebruiken voor het vergroten van hun professionaliteit Resultaten • Doorontwikkelen van de Wiki ”Wiki Professionaliseren via leren op de werkplek” • Publicatie in het onderzoeksprogramma van het RdMC Relatie met vraagsturingsprojecten/ samenwerking • Dit project heeft relaties met alle vraagsturingsprojecten uit de themalijn Netwerkleren. Enerzijds zullen vraagsturingsprojecten gebruik maken van de in 2008 ontwikkelde wiki en anderzijds zullen ervaringen vanuit die vraagsturingsprojecten worden neergeslagen in de wiki zelf
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
44
4.4.2 Het detecteren van broedplaatsen voor netwerkleren Inleiding In navolging van vele pilots uit de eerste beleidsperiode rond communities of practices, is het RdMC gestart met het detecteren en initiëren van zogenaamde broedplaatsen. Dit zijn ‘plekken’ waar al een (lokaal) leernetwerk aanwezig is, of plaatsen waar sterk gestreefd wordt naar vorming van een leernetwerk. Voorbeelden: grote scholengemeenschappen met dislocatie, grote schoolbesturen, samenwerkingsverbanden, vakcommunities, enz.. Binnen deze (lokale) broedplaatsen moet al een ambitie aanwezig zijn voor het bevorderen van deling van kennis en ervaring. Er moet een (begin van een) cultuur van onderwijskundig ondernemerschap of onderwijskundige expertisedeling heersen en er moet de bereidheid zijn om het netwerkleren in geld en tijd te faciliteren. Doelen • In kaart proberen te brengen waar al een (lokaal) leernetwerk aanwezig of in potentie aanwezig is • Het benoemen van mechanismen in bestaande broedplaatsen die daadwerkelijk het delen van kennis en ervaring tussen leraren bevorderen • Onderzoeken op welke wijze een cultuur van onderwijskundig ondernemerschap te stimuleren is Resultaten • Ict-versie van een scan om de levensvatbaarheid van een leernetwerk te toetsen • Doorontwikkeling scan om in kaart te brengen hoe het personeelsbeleid en het professionaliseringsbeleid zich verhouden tot netwerkleeractiviteiten • Detectie van kansrijke broedplaatsen en verbinden aan bestaande leernetwerken Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • De (door te ontwikkelen) scan zal ingezet worden bij (vrijwel) alle vraagsturingsprojecten rond netwerkleren om de ‘levensvatbaarheid’ van het leernetwerk te monitoren en daarbinnen gericht interventies te kunnen doen.
4.4.3 Faciliteren van broedplaatsen voor leernetwerken Inleiding Dit betreft vooral werkzaamheden die gericht zijn op versteviging en verzelfstandiging van leernetwerken binnen die broedplaatsen. Daarbij gaat het onder meer om begeleiders van het netwerk te ondersteunen, vormen van netwerkleren op gang brengen en de opzet van een (organisatorische- en technische) infrastructuur te faciliteren. Een volgende fase bij een broedplaats is de doorontwikkeling van de leernetwerken en koppeling met andere netwerken. Hierbij vervult het Ruud de Moor Centrum vooral een regisserende rol. Doelen • Het in kaart brengen van de infrastructuren (de organisatie van het netwerk, de benodigde content en instrumenten, ondersteunende ict omgeving) die leernetwerken nodig hebben • Het zodanig trainen en begeleiden van leraren dat het participeren in en de resultaten uit netwerken verankerd worden in het dagelijkse werk • Het via leernetwerken activeren van leraren tot deskundigheidsbevordering Resultaten • Faciliteren van de inzet van leernetwerken voor strategisch HRD-beleid binnen vraagsturingsprojecten • Faciliteren van de inzet van leernetwerken voor eigen professionalisering van leraren binnen vraagsturingsprojecten • Faciliteren doorontwikkeling leernetwerken bij NHL en Het Bakeb
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
45
Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • School als professionele organisatie (PO-Raad) • Leernetwerk vmbo-mbo (Consortium Vmbo-mbo) • Talent in ontwikkeling (ROC Midden Nederland) • Opener Alliantie (Alliantie VO Nijmegen) • Professionalisering in gebruik digitaal materiaal (Stichting Digilessen VO) • E-coaching binnen Fontys OSO • Geef de leerkracht zijn vak terug (Hofscholen Bergeijk) • Lerende netwerken binnen Lucas onderwijs • Informatievaardigheden (Ichtus College en Zeeuwse bibliotheek) • Naar andere didactische werkvormen (Dominicus College)
4.4.4 Facilitatoren van leernetwerken ondersteunen Inleiding Daarbij gaat het onder meer om begeleiders van broedplaatsen in een leernetwerk te professionaliseren of ondersteunen. De belangrijkste focus daarbij is facilitators ‘opleiden’ zodat zij leraren kunnen begeleiden bij de deelname aan leernetwerken. Doelen • Het zichtbaar maken van de huidige “leading practices” rond leernetwerken van leraren • Facilitatoren helpen om hun leernetwerken optimaal te laten functioneren • Facilitatoren ondersteunen om onderling met elkaar kennis en expertise te ontwikkelen Resultaten • Doorontwikkeling LNF (N=LeerNetwerkFacilatoren) • Ontwikkeling beginnend LeerNetwerk rond Peercoaching • Ontwikkeling leernetwerk rond onderzoekstaak van leraren Relevante elementen van deze ontwikkeltrajecten zijn: groei van het aantal deelnemers; een eigen website en / of wiki; moderatie door medewerker RdMC; uitbouw van train-the-trainer-concept c.q. facilitatormodel Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • De activiteiten binnen dit speerpunt zullen vanuit een dubbel perspectief ondernomen worden. Onder de door ons ondersteunde leden van de netwerken zitten expliciet altijd de facilitatoreren van leernetwerken binnen de vraagsturingsprojecten. Zij krijgen handvatten aangereikt om de aangeleerde of geoefende vaardigheden over te brengen op het eigen leernetwerk binnen de vraagsturingsprojecten. De ondersteuning heeft zoveel mogelijk een congruent karakter. Dat betekent dat we zoveel mogelijk uitgaan van begeleiding on the job, netwerkvorming en peer coaching. Op die manier staan de kernbegrippen netwerkleren en deling van kennis en ervaring tussen collega’s vanaf het begin centraal in het netwerk.
4.5
Stimuleren netwerkleren voor professionalisering van onderwijsgevenden
Inleiding Bij netwerkleren geschiedt professionalisering veelal niet planmatig en is vaak informeel door sociale interactie. Dat is een groot verschil met formeel leren dat in grote lijnen door anderen wordt opgelegd. Daarbij is het formele ritme met feedbackgesprekken en het opstellen van een POP een soort van extra inspanning. Voor veel leraren lijkt de opgelegde structuur van het formeel leren minder waardering op te roepen als het gaat over hun eigen professionalisering. Juist het niet planmatige en informele karakter is gelijk ook de achilleshiel van netwerkleren. Vooral in een tijdsgewricht waarbij een hang is naar certificering en naar formele scholingstrajecten (o.a. scholingsfonds). Het waarderen en belonen van de participatie van leraren, en hun bijdragen aan leernetwerken is daarbij een must. Dit kan enerzijds door de opgedane en geproduceerde kennis te valideren zodat de participatie van leraren in leernetwerken ook gewaardeerd en geaccepteerd kan worden in hun bekwaamheidsdossier ((valorisatie dan wel certificering leernetwerkactiviteiten), Anderzijds zullen een gericht aantal blended professionaliseringstrajecten moeten worden aangeboden. Dat gebeurt voornamelijk door middel van online workshops om deelnemers direct te
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
46
laten ervaren hoe het is om online met elkaar te leren. Deze professionaliseringstrajecten zijn vanuit netwerkleren nodig als enerzijds een startpunt voor een leernetwerk en anderzijds als een versterking van een bestaand leernetwerk. Doelen • Het in kaart brengen van mogelijkheden voor betrokken experts en aanjagers rond netwerkleren om gezamenlijk het relatief nieuw domein van netwerkleren een versnelde inbedding geven binnen educatief Nederland • Verhelderen wat de mogelijkheden van netwerkleren zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen • Benoemen van die protocollen en procedures welke nodig zijn om de kwaliteit van netwerkleren te bewaken? Resultaten • Het ontwikkelen en grotendeels uitvoeren van een online professionaliseringsprogramma rond netwerkleren en rond bepaalde thematieken die juist met leernetwerken worden opgepakt (vnl. via vraagsturingsprojecten) NB. Valorisatie dan wel certificering van leernetwerkactiviteiten zal plaatsvinden binnen themalijn Kwaliteit van professionaliseren, speerpunt 1. Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • Informatievaardigheden (Ichtus College en Zeeuwse bibliotheek) • Ontwikkelen en gebruiken digitale leermiddelen (Digilessen VO) • Rekenonderwijs (NVORWO) • Down-syndroom (Seminarium, Innovo, SDS)
4.6
Onderzoek binnen de vraagsturing en het basisdeel van de themalijn Netwerkleren
Het onderzoek in het thema netwerkleren sluit volledig aan bij de in hoofdstuk 1 genoemde algemene uitgangspunten van het onderzoeksprogramma van het RdMC, zowel qua inhoud als qua output. Vanzelfsprekend is er ook een onderzoeksdeel dat meer specifiek is voor dit thema. Hieronder geven we daar wat meer informatie over. Van belang om te noemen is dat we starten met een langlopend beschrijvend onderzoek (minimaal 2 jaar) naar de netwerkleeractiviteiten en –attitude van leraren. Het resultaat moet een beeld opleveren van de leraar als netwerker, en de bijdrage van leernetwerkactiviteiten aan de professionaliteit. Dit langlopend onderzoek zal zowel via de projecten lopen als via een permanente observatiegroep of panelonderzoek lopen. Belangrijke aspecten van dit onderzoek voor Netwerkleren zijn het bestuderen van: - de netwerkleeractiviteiten die leraren ondernemen; - ontwikkeling over de tijd van persoonlijke netwerken; - de competenties en vaardigheden van netwerkleerders; - de middelen en omgevingen die leraren gebruiken om het netwerkleren te organiseren; - de ruimte en behoefte daaraan die men van de organisatie krijgt voor participatie in leernetwerken . Het output van dat langlopend onderzoek is daarmee te geven als -
beschrijving van het netwerkleerlandschap in en tussen leraren; schoolorganisaties en externe relaties; behoefte en wijze van netwerkleren bij leraren, organisaties en overheid; mate van participatie aan netwerkleren – beroepsgroep breed; effect netwerkleren op professionalisering en carrièremogelijkheden van de leraar; look out functie door middel van literatuur reviews en internationale vergelijking.
Eind 2009 verwachten we de eerste resultaten van dat onderzoek te kunnen presenteren Daarnaast zal conform beschreven in hoofdstuk 1 ook onderzoek plaatsvinden in zowel de vraaggestuurde projecten met het onderwijsveld als in onze meerjarenprojecten in het basisdeel. Output is daarbij gericht op de effecten en wetenschappelijke verantwoording van gehanteerde concepten en instrumenten ten behoeve van netwerkleren van leraren.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
47
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
48
5 5.1
THEMA KENNISINFRASTRUCTUUR Inleiding
Professionele ontwikkeling van leraren is niet alleen een didactische en leerkundig vraagstuk, maar is dus ook een strategisch vraagstuk geworden voor alle actoren. Scholen, leraren en hun professie staan voor de opgave om bij het organiseren van de professionele ontwikkeling van leraren zowel de individuele kwaliteiten van leraren te ontwikkelen als te zorgen dat leraren hun bijdragen leveren aan de processen (onderwijs, loopbaanontwikkeling en HRD) in school. De interventies die momenteel worden gehanteerd, bijvoorbeeld functiedifferentiatie, scholingsfonds, wet BIO, enzovoorts., zijn vooral gericht op loopbaanontwikkeling en HRD. Dat wil zeggen dat door interventies op die processen getracht wordt de kwaliteit van het primaire proces te verbeteren. Het themalijn Kennisinfrastructuur van het RdMC richt zich op allerlei acties ter directe verbetering van het onderwijsproces zelf. Door zorg te dragen voor directe ondersteuning van de leraar in de dagelijkse praktijk. Leraren vinden deze vorm van professionaliseren zelf ook het meest effectief en hebben een voorkeur voor activiteiten die nabij de eigen praktijk zijn. We richten daarbij op twee rollen van de leraar: de lesgevende en de onderwijsontwikkelende rol. Uit tot nu toe uitgevoerd onderzoek onder leraren (o.a. UCD, taskforce maar ook door brancheorganisaties zelf) blijkt dat de grootste behoefte te liggen bij de volgende specifieke taakclusters: -
kennis over schoolvakken ict in de klas zorg voor leerlingen ontwikkeling (digitale) leermaterialen
Bovenstaande punten zijn onlangs ook als speerpunten genoemd door de werkgevers (brancheorganisaties) en ministerie in de diverse strategische- en kwaliteitsagenda’s. Daarnaast wordt vooral vanuit die actoren ook geroepen om een verdere verbetering van de pedagogische en didactische kwaliteit van de leraar. In de afgelopen jaren heeft het RdMC voor leraren diverse kennisomgevingen vervaardigd gerelateerd aan (school)vakken, aan het pedagogisch en didactisch handelen van leraren, rond de zorg van leerlingen en aan de (ict-) vaardigheden van leraren.
5.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen?
In het jaarprogramma 2008 stonden drie activiteitenclusters centraal. De complete verantwoording van gedane activiteiten en behaalde resultaten zal te zijner tijd in de jaarrapportage over 2008 worden opgenomen. Hieronder zijn wel, per activiteitencluster, de belangrijkste resultaten uit 2008 kort genoemd. 1.
Stimuleren gebruik kennisinfrastructuur: behoeftenonderzoek en vertaling naar presentatie voor kennisomgevingen Scheikunde en Economie; ontwikkeling van een online cursus informatievaardigheden; organisatie gebruikersdagen rond diverse RdMC-kennisomgevingen.
2.
Stimuleren bijdragen leraren aan kennisomgevingen en kwaliteitscontrole daarop: netwerkkaart opstellen rond economieonderwijs; verkennende studie naar de mogelijkheden van belonen, waarderen en certificeren van ontwikkelbijdragen van leraren; opname kwalitatief goede materialen aan thema’s binnen diverse RdMC kennisomgevingen.
3.
Ontwikkelen en duurzame exploitatie kennisinfrastructuur: evaluatieverslagen; ontwikkeling van websites; ontwikkeling en doorontwikkeling van kennisbanken etc.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
49
5.3
Wat staat er in 2009 op de rol?
In lijn met het meerjarenprogramma en het jaarprogramma 2008 blijven de hoofdlijnen voor de themalijn kennisinfrastructuur ongewijzigd: 1. Stimuleren gebruik kennisinfrastructuur De aangeboden kennis in de beschikbare kennisinfrastructuur kan de leraar op verschillende manieren toepassen. Wanneer kennis alleen als een soort naslagwerk wordt aangeboden, zullen leraren er alleen gebruik van maken als zij een vraag hebben. In dat kader is het van belang ervoor te zorgen dat de kennis in het primaire proces wordt aangeboden, en aansluit bij de doelen en de taak van leraren. De dagelijkse handelingen die zij verrichten moeten dus centraal staan, zodat de kennis daadwerkelijk productief gebruikt wordt. 2. Stimuleren bijdragen leraren aan kennisomgevingen en kwaliteitscontrole daarop. Tot nu toe heeft het RdMC kennisomgevingen ontwikkeld samen met diverse experts van lerarenopleidingen en scholen. Hiermee hebben we een beroep gedaan op een klein deel van de leraren. Vooral nu gestimuleerd wordt dat leraren de ontwikkeling van (digitaal) onderwijs zelf ter hand moeten nemen, zal de actualisatie en doorontwikkeling van deze kennisomgevingen gaan verschuiven van de uitgeefrol naar een netwerk van meeontwikkelende leraren. 3. Ontwikkelen en duurzame exploitatie kennisinfrastructuur Een kennisinfrastructuur is nodig om kennis die voor leraren van (dagelijks) belang is duurzaam te borgen. Het duurzaam in stand houden van zo’n kennisinfrastructuur is een taak voor landelijke kennis- en expertisecentra zoals het Ruud de Moor Centrum. Dit na parallel van civiele infrastructuur rond wegen, energie en water. Ook de werkgevers zijn in toenemende mate bewust van het belang een duurzame basisinfrastructuur van primaire kennisbehoeftes (zie bijvoorbeeld “Kwaliteitsagenda VO).
5.4
Speerpuntprojecten
Binnen het basisprogramma zullen in lijn met genoemde hoofdlijn de volgende drie speerpunten een plaats krijgen.
5.4.1 Stimuleren gebruik kennisinfrastructuur door inzet van open courseware voor leraren Inleiding In 2009 zal het verder gebruik verder gestimuleerd worden door het aanbieden van gerichte professionaliseringstrajecten in het gebruik van die kennisomgevingen. In de afgelopen jaren heeft de OUNL zeer positieve ervaringen opgedaan met open courseware naar het model van korte cursussen rond open educational resources (OpenER). In 2009 zal dit model worden ingezet binnen de themalijn kennisinfrastructuur t.b.v. stimuleren gebruik.. Doelen • Leraren middels gerichte open courseware stimuleren om te werken aan beschikbare kennisomgevingen gerelateerd aan vakken, het pedagogisch en didactisch handelen en aan de vaardigheden van leraren Resultaten • Open courseware rondom nader te bepalen vakdidactische kennisbanken • Open courseware rondom de pedagogisch-didactische bekwaamheid van leraren • Open courseware rondom handelingsbekwaamheid van leraren rond “de zorg voor leerlingen” Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • School als professionele organisatie (PO-raad) • Open educational resources Alliantie (Alliantie VO Nijmegen) • Professionalisering in gebruik digitaal materiaal (Stichting Digi-Lessen) • Lessenserie Eckart Pleincollege (Mens en natuur) • Lerende netwerken binnen Lucas Onderwijs
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
50
5.4.2 Stimuleren bijdragen leraren aan kennisomgevingen en kwaliteitscontrole daarop Inleiding Bij de initiële ontwikkeling van kennisbanken was veelal maar een klein deel van de leraren betrokken. In de nu aangebroken fase van upgrading en verbreding is het zaak het aantal actieve mee ontwikkelende consumenten (‘produment’) te vergroten. In de afgelopen jaren heeft het RdMC ervaringen opgedaan met producerend leren in online workshops en digitale ontwikkelruimtes. In 2009 zal samen met themalijn netwerkleren deze wijze van produceren én leren verder opgepakt worden.. Een belangrijk onderwerp in die professionaliseringstrajecten in 2009 is het ontwikkelen van (digitale) leermaterialen. Het Ruud de Moor Centrum stelt zich daarbij ten doel om in landelijke samenwerkingsverbanden schoolboekvervangende leermaterialen duurzaam ter beschikking te stellen. Daartoe zullen relevante schoolboekvervangende leermaterialen, ontwikkeld door scholen en docenten, gratis ter beschikking stellen als open leerlijnen en open methodes; De professionaliseringsactiviteiten zijn daarbij bedoeld voor zowel het actualiseren en doorontwikkelen van de open methodes, de kwaliteitsverbeteringen van de open methodes als voor de verdere ontwikkeling van de betrokken leraren; Bij de initiële ontwikkeling van kennisbanken was veelal maar een klein deel van de leraren betrokken. In de nu aangebroken fase van upgrading en verbreding is het zaak het aantal actieve participanten te vergroten. Doelen • Het verder stimuleren van ontwikkelbijdragen aan kennisomgevingen en aan digitaal (schoolboekvervangende) leermaterialen door het aanbieden van gerichte professionaliseringstrajecten via de werkvorm “producerend leren” Resultaten • Organisatie van een aantal online workshops in samenspraak met een beperkt aantal vraagsturingsprojecten • Opstellen van een kwaliteitskader zowel voor materialen in RdMC-kennisomgevingen voor leraren als voor digitaal (leerboekvervangende) leermaterialen voor leerlingen. Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • Professionalisering in gebruik digitaal materiaal (Stichting Digi-Lessen) • Rekenonderwijs (NVORWO) • Informatievaardigheden (Ichtus College en Zeeuwse bibliotheek) • Down-syndroom (Seminarium, Innovo, SDS) • Misconcepten in het economie-onderwijs (VECON)
5.4.3 Ontwikkelen en duurzame exploitatie kennisinfrastructuur Inleiding Om kennis werkelijk duurzaam te borgen is een kennisinfrastructuur nodig waarin alle voor leraren relevante processen een plaats krijgen: het expliciet maken en vastleggen van de relevante kennis uit verschillende bronnen, het onderhouden en actualiseren van die kennis en het in toepasbare vorm aanbieden van die kennis in de dagelijkse werkzaamheden van de leraar. Kennisborging vraagt om de inrichting van een duurzame kennisinfrastructuur (zie 5.3). Doelen • Verder bijdragen aan een duurzame landelijke kennisinfrastructuur op het gebied van Reken- en taal onderwijs Open leerlijnen en open methodes Passend onderwijs • Het verder actualiseren van beschikbare kennisomgevingen.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
51
Resultaten • Basis voor kennisinfrastructuur rond de Nederlandse taal naar succesvol model van rekenen Diverse expertgroepen en commissies vragen om prioriteit te geven aan basiskennis en basisvaardigheden voor taal en rekenen. Het RdMC wil scholen ondersteunen om nieuwe kennis te ontwikkelen op het gebied van het verbeteren van de taal- en rekenprestaties en om succesvolle beproefde aanpakken verder te ontwikkelen en overdraagbaar te maken. M.b.t. rekenen zal dit veelal binnen vraagsturingsprojecten opgepakt worden, voor de Nederlandse taal zal dit mogelijk samen met expertisecentrum LEONED worden vormgegeven. • Kennisinfrastructuur rond open leerlijnen en open methodes. Met het beschikbaar komen van de middelen voor schoolboeken voor de school wordt een stevige impuls gegeven aan de ontwikkeltaak van leraren. Het RdMC is in 2008 gestart met een inventarisatie van gratis schoolboekvervangend materialen. In 2009 zullen deze open methodes beschikbaar komen, en door leraren te gebruiken zijn om gericht digitaal onderwijs te ontwikkelen. • Haalbaarheidsstudie naar landelijke infrastructuur rond passend onderwijs. Haalbaarheidstudie naar een landelijk samenwerkingsverband m.b.t. het gezamenlijk realiseren van professionaliseringstrajecten voor leraren en andere onderwijsmedewerkers in VVE, PO, VO, WEC en MBO inzake ‘speciale onderwijszorg’ (passend onderwijs) en de formele verankering ervan, inclusief de realisatie van een landelijk kennisinfrastructuur m.b.t. integrale zorg voor leerlingen. Het WeerSamenNaarSchool-beleid heeft geleid tot invoering van de zorgplicht en daardoor een sterke toename in aandacht voor Passend Onderwijs. Schoolbesturen moeten voor alle zorgleerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven in overleg met de ouders zorgen voor een passend onderwijs- en zorgaanbod. Velen onderschijven het belang van een landelijk dekkende infrastructuur rond de zorg voor leerlingen. Het RdMC is sinds tweede helft van 2008 in gesprek met diverse partijen voor de ontwikkeling een landelijk leerplatform waarbij kennis voor leraren, IB-ers, AB-ers, enz., duurzaam geborgd kan worden. • Basisactualisatie van drie bestaande kennisomgevingen Er zullen drie kennisomgevingen geactualiseerd worden op basis van aantoonbare noodzaak. RdMC-kennisomgevingen dienen na oplevering onderhouden te worden. Vooral de vele informatie in de kennisomgevingen moeten actueel blijven. De kennisbanken moeten bijvoorbeeld aansluiten bij de nieuwe methodes die op de markt komen, de kennisomgevingen moeten de meest recente inzichten herbergen en aansluiten bij de actualiteit (werkplekleren vanuit de dagelijkse praktijk). Daarnaast dient er een operationele werkwijze te zijn voor het verkrijgen van toegang, het verhelpen van problemen met toegang, verhelpen van technische problemen, vragen bij inhoudelijk gebruik van RdMC-producten • Hosten van de kennistoetsomgeving (QMP) samen met ADEF Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • Naar andere didactische werkvormen (Dominicus College) • Informatievaardigheden (Ichtus College en Zeeuwse bibliotheek) • Gebruik, implementatie en voltooien kennisbank Rekenen (NVORWO) • Minor doorlopende leerlijnen (FI) • Cilor (FI) • Down-syndroom (HvU, Innovo) • Doorontwikkeling zorgroute (WOSO) • Lessenserie Mens en Natuur (Eckart pleincollege) • Doorontwikkeling kennisbank Natuurkunde (FLOT) • Professionalisering in gebruik en ontwikkelen digitale leermiddelen (DigilessenVO) • Doorgaande leerlijnen (Conexus)
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
52
5.5
Onderzoek binnen de vraagsturing en het basisdeel van de themalijn kennisinfrastructuur
Onderzoek maakt, zoals in hoofdstuk 1 beschreven, integraal deel uit van alle activiteiten die wij als RdMC doen, zowel in de vraaggestuurde projecten met het onderwijsveld als in onze meerjarenprojecten in het basisdeel. Het betreft dan zowel vraagverheldering (is de gestelde vraag wel de daadwerkelijke vraag en draagt de beantwoording ervan bij aan kennisvermeerdering?), behoeftenonderzoek (is er wel behoefte aan het resultaat) en evaluatieonderzoek (is het effect van de aanpak of het resultaat wel zoals beoogd). Output is daarnaast niet alleen kwaliteitsverbetering, wetenschappelijke verantwoording van concepten en instrumenten maar ook regelmatige publicaties in kranten, als RdMC-workingpapers, en in tijdschriften van beroeps- en vakverenigingen van leraren. Daaruit afgeleid een beperkt aantal wetenschappelijke artikelen per jaar. Daarnaast starten we een langlopend beschrijvend onderzoek (minimaal 2 jaar) naar de dagelijkse behoefte van leraren op hun lesgevende en hun onderwijsontwikkelde rollen, en de consequenties hiervan op het aanbieden en borgen van kennis binnen een landelijk kennisinfrastructuur. Centrale vraagstukken bij dit langlopend onderzoek zijn -
Wat zijn de meest urgente takenclusters die met kennisomgevingen ondersteund kunnen worden? Hoe moeten we de beschikbare kennis zo aan te bieden dat leraren er in hun dagelijkse praktijk gebruik van kunnen en willen maken? Hoe kunnen we leraren motiveren om actief gebruik te maken aan beschikbare kennisomgevingen? Hoe kunnen we leraren stimuleren bijdragen te leveren aan kennisomgevingen? Wat is nodig om kennis die voor leraren van belang is duurzaam te borgen? Hoe kunnen bestaande kennisomgevingen geactualiseerd en doorontwikkeld worden op basis van vragen van leraren? Wat is het effect van die aangeboden kennis op de kwaliteit van de lesgevende dan wel onderwijsontwikkelende leraar?
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
53
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
54
6 6.1
KWALITEIT VAN PROFESSIONALISEREN Inleiding
Het kwaliteitsvraagstuk staat in het onderwijs hoog op de agenda. Elke sector heeft daartoe met het ministerie van OCW een kwaliteitsagenda opgesteld. Hierop willen partijen elkaar in 2011 kunnen aanspreken. De kwaliteit van het onderwijs hangt nauw samen met de kwaliteit van de mensen die er werken. De leraren vervullen een sleutelrol bij het realiseren van de centrale opdracht voor het onderwijs: het beste uit leerlingen halen en hun talenten ontplooien. De uitdaging waar alle betrokkenen voor staan, bestaat erin aan duurzame kwaliteitsontwikkeling van het onderwijs te werken. Duurzame kwaliteitsontwikkeling heeft als pendant de noodzaak van duurzame professionalisering van onderwijsgevenden, in de school, op de werkplek en naar beste vermogen. Wil de school uitgroeien tot een professionele organisatie waar onderwijsgevenden de ruimte krijgen en nemen om de talenten van leerlingen, en daarmee ook hun eigen talenten, verder te ontplooien, dan vereist dat kwaliteit van professionaliseren. Het gaat er dan om zichtbaar te maken wat scholen beweegt bij hoe mensen leren. Dat is de rode draad binnen de themalijn Kwaliteit van professionaliseren. Binnen deze themalijn benaderen we het vraagstuk van kwaliteit van professionaliseren integraal. De vragen om ondersteuning die vanuit de vraaggestuurde projecten zijn aangereikt schetsen op hoofdlijnen de contouren van wat er in scholen leeft rond het vraagstuk van professionele ontwikkeling. Daarbij gaan we er van uit dat de onderwijsgevende op zijn werkplek integraal deel uitmaakt van de school als arbeidsorganisatie die ten opzichte van leerlingen, maatschappelijke omgeving en overheid de taak heeft talenten te ontplooien, van leerlingen én van alle onderwijspersoneel en werk te maken van duurzame kwaliteitsontwikkeling in het onderwijs. De opdracht voor het Ruud de Moor Centrum binnen deze themalijn betreft het ontsluiten van de ontwikkelkracht van onderwijsgevenden, het zichtbaar maken van hoe scholen op en rond de werkplek inspelen op het kwaliteitsvraagstukken met betrekking tot professionele ontwikkeling. Kernactiviteiten: onderzoeken, toerusten, sporen vastleggen, monitoren, zichtbaar en toegankelijk maken voor anderen.
6.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen?
Bij de activiteiten binnen de themalijn ‘Kwaliteit van Professionaliseren’ richtten we ons in 2008 aanvankelijk op de aspecten: kwaliteitsaspecten van werkplekleren, kwaliteitswaarborging en kwaliteitskeurmerk, waarbij de centrale vragen waren: • Welke aspecten bepalen de kwaliteit van werkplekleren? • Hoe kan de kwaliteit van de leeromgeving vastgesteld worden? • Welke eisen stelt werkplekleren aan de organisatie, de (school)opleiders en de instrumenten? • Hoe kan de kwaliteit van werkplekleren geborgd worden bij het (initieel) opleiden in de school? • (Hoe) kan werkplekleren leiden tot certificering van leraren (o.a. bij opscholing?) • (Hoe) kan registratie van leraren bijdragen aan de kwaliteit van de leraar? Met betrekking tot bovengenoemde vragen hebben we in 2008 kennis en expertise verder ontwikkeld, gebundeld en ontsloten. We inventariseerden bestaande kennis, deden onderzoek en ontwierpen prototypes van instrumenten op basis van de verworven inzichten. We werkten hierbij samen met SBL, leraren, scholen, lerarenopleidingen en andere expertisecentra. De producten van onze inspanningen zijn deels bij de themalijn Assessment en Coaching beschreven, met name het onderzoek naar kwaliteitsaspecten van assessment-instrumenten. In de loop van 2008 hebben we ingespeeld op actuele ontwikkelingen door het aspect ‘wat scholen beweegt’ (IN-MOVE) hieraan toe te voegen. IN-MOVE staat voor: Integrale Maatschappelijke Ontwikkeling en Verantwoording. Het verwijst naar de basis waarop scholen vorm, inhoud en betekenis geven aan toekomstgericht onderwijs. 1.
Kwaliteit van opleiden in de school
Opleiden in de school en stimuleren tot verdere professionalisering stellen eisen aan de school als leeren werkomgeving voor leraren. Een instrument als Quickscan helpt bij het gesprek over deze leer- en werkomgeving voor alle leraren. Het RdMC ondersteunt het opleiden in de school met instrumenten als Gesprekswijzer en Prestatieregister.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
55
2.
Kwaliteitskaders en criteria
De kwaliteitsagenda’s waarin de onderwijssectoren hun afspraken met het ministerie van onderwijs hebben vastgelegd zijn leidend voor de kaders en de criteria. De scholen hebben de regie over het realiseren van deze afspraken. Daarom werkt het Ruud de Moor Centrum gezamenlijk met instellingen aan kwaliteitskaders en kwaliteitscriteria voor leren op de werkplek. Een literatuuronderzoek naar kwaliteit van professionaliseren heeft geleid tot de publicatie ‘Kennis in de steigers: ‘Work in Progress’, een studie naar de rol van kennis als fundament onder de kennisbasis van een Lerarenopleiding Basisonderwijs. 3.
Borging kwaliteit werkplekleren
Een voorwerp van onderzoek is de vraag hoe de kwaliteit van leren op de werkplek van zittende leraren gewaarborgd kan worden. Daarnaast werken we aan de formulering van criteria voor certificering van werkplekleren, onder meer op basis van ervaring door samenwerking met leraren. Een voorbeeld hiervan is het schoolinterne opleidingstraject tot studiecoach OpenER op de werkplek in bovenbouw havo-vwo binnen het project OP-en-UP. 4.
Kwaliteit schoolontwikkeling: wat scholen beweegt
Het speerpunt 'Wat scholen beweegt' onderzoekt hoe scholen invulling geven aan de voorliggende maatschappelijke opdracht tot een leven-lang-leren, welke keuzen zij maken in het leren voor duurzame ontwikkeling en met welke resultaten hun inspanningen bijdragen aan een duurzame kwaliteitsontwikkeling van het onderwijs. Professionaliseren in de school raakt niet alleen de individuele leerkracht maar ook het team als collectief en uiteindelijk de school, op weg van functionele naar een professionele organisatie. Het Ruud de Moor Centrum stelt instrumenten ter beschikking waarmee de school haar positie kan bepalen, zich kan spiegelen aan de omgeving en aan andere scholen die werken aan duurzame kwaliteitsontwikkeling van het onderwijs. In het project IN-MOVE bieden we aan de hand van videoportretten scholen een podium om te tonen wat scholen beweegt bij hoe mensen leren, met name hoe zij met hun medewerkers invulling geven aan duurzame kwaliteitsontwikkeling van het onderwijs, (zie verder DVD ‘IN-MOVE: wat scholen beweegt bij hoe mensen leren’). Voorts heeft dit geleid tot een praktische gids op weg naar leren voor duurzame ontwikkeling in het perspectief van maatschappelijke ontwikkeling en verantwoording en een zelfevaluatie-instrument waarmee scholen zich kunnen spiegelen aan waar ze staan op weg naar leren voor duurzame ontwikkeling (LvDO-spiegel en publicatie).
6.3
Wat staat er in 2009 op de rol?
In afstemming met de kwaliteitsagenda’s po, vo, bve en lerarenopleidingen willen we in 2009 vooral laten zien wat scholen beweegt bij hoe mensen leren, hun leven lang. We doen dit aan de hand van het conceptueel kader IN-MOVE (integrale maatschappelijke ontwikkeling en verantwoording), waarmee scholen een gemeenschappelijk referentiekader voor duurzame kwaliteit en professionaliteit ontwikkelen. Dat werken we in het basisdeel uit in vier speerpunten, zie 6.4. In 2009 streven we er verder naar om vraaggestuurde projecten die samenhangen met ‘Kwaliteit van Professionaliseren’ waar mogelijk af te stemmen met activiteiten in het basisdeel. Vanuit de themalijn 'Kwaliteit van professionaliseren' willen wij ertoe bijdragen, dat het Ruud de Moor Centrum over alle benodigde resources beschikt om zich te ontwikkelen tot een actief knooppunt dat toekomstgerichte impulsen geeft aan de ontwikkelingsprocessen van professionals in het onderwijs. 'Knooppunt zijn' betekent ook nieuwe, via netwerken gekoppelde onderzoek- en leerruimtes in de onderwijspraktijk te doen ontstaan, waaraan onderwijsprofessionals zelf vorm en inhoud kunnen geven, en die ze kunnen benutten ter verdieping en verbreding van hun competenties. Door op deze wijze het wetenschappelijk onderzoek in de onderwijspraktijk te integreren, door het open te stellen voor actieve participatie vanuit het onderwijsveld, levert het Ruud de Moor Centrum een belangrijke bijdrage aan de professionalisering van alle beroepen in het onderwijs.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
56
6.4
Speerpuntprojecten
Wij hebben binnen de themalijn ‘Kwaliteit van Professionaliseren’ gekozen voor drie speerpunten, die aansluiten bij de ontwikkeldimensies van arbeidsorganisaties in scholen en bij de bewustwordingsprocessen die daarin een rol spelen. Deze ontwikkeldimensies zijn: de school als producerend systeem. In dit perspectief gaat het met name om de zogenaamde allocatieprocessen. Dat zijn processen waarbij resources, deterministisch of dynamisch, worden toegewezen aan productiefactoren. Het speerpunt 'valoriseren van kwaliteit' heeft betrekking op deze toewijzingsmechanismen. de school als functionerend systeem. Hier ligt de focus bij de HRM-(human resource management) processen. Wat draagt ertoe bij, dat het geheel meer is dan de som der delen? Welke vormen van op competentie gefundeerde weerklanken, samenklanken en wanklanken kenmerken de arbeidsorganisatie en welke sturingsmogelijkheden en middelen zijn er op dat gebied beschikbaar? Ons speerpunt 'professionaliseren van de arbeidsorganisatie van de school' richt zich op deze vraagstelling. de school als zich ontwikkelend systeem. In deze derde ontwikkeldimensie staan de zogenaamde HRD- (human resource development) processen centraal. Hier sluiten we aan bij het schooloverstijgende perspectief van netwerkleren, dat uitgaat van vier dynamische leervormen die op het niveau van de organisatie de leeractiviteiten van groepen en medewerkers concretiseren: beleidsvorming (vastleggen van prioritaire leerrichtingen), trajectvorming (projectmatig vertalen van de vastgestelde leerrichtingen), vorming van leerwegen (professionele aansluiting van medewerkers op de leerrichtingen) en het inrichten van leerprocessen (ondersteuning van de afstemming tussen de leeractietheorieën van medewerkers en de ontwikkelingsprocessen binnen de arbeidsorganisatie). Het speerpunt 'wat scholen beweegt' sluit aan op de relatie tussen de lerende mens en de zich ontwikkelende omgeving.
6.4.1 Het valoriseren van kwaliteit Inleiding Het eerste speerpunt binnen deze themalijn is gericht op het op de werkplek valoriseren van kwaliteit. We gaan ervan uit, dat de toekomst van het kwaliteitsdenken in het onderwijs steeds minder zal berusten op een van te voren geconstrueerd referentiekader met universele geldigheid voor alle scholen. Veelmeer is kwaliteit de best mogelijke 'modus operandi', waarin zowel de school, de omgeving, als ook het onderwijs, en de mensen die er werken en leren eigen waardes kunnen spiegelen. Met andere woorden: kwaliteit is een dynamisch concept dat zowel globaal als lokaal, zowel structureel als conjunctureel invulbaar moet zijn. Dat is bepalend voor de mogelijkheden waarover de lerende personen (leerlingen en leraren, maar ook andere betrokkenen) kunnen beschikken om op duurzame wijze en zinvol met de werkelijkheid in school en samenleving te interageren. Doelen • Docenten maken de waarden zichtbaar op grond waarvan ze normen, principes en regels van professioneel handelen binnen hun vakgebied, met geldigheid voor het lerarenberoep in het algemeen, expliciteerbaar en communiceerbaar maken. • Docenten bevragen de eigen praktijk en leiden daaruit een constructief kritische houding af ten opzichte van zichzelf en van hun collega’s, in het kader van en met terugkoppeling naar de professionele arbeidsorganisatie van de school. • Docenten putten uit de alledaagse beroepssituaties inzichten en informatie die ze nodig hebben om het eigen leerproces te sturen, en om op grond daarvan constructieve impulsen te geven aan de ontwikkeling van de professionele samenwerking binnen de school. Resultaten • Instrumenten en werkvormen ter begeleiding van werkplekgestuurde overgang van algemene waarden naar kwalitatieve normen voor professioneel onderwijs. • Instrumenten en concepten voor professionele zelfspiegeling, ter onderbouwing van een werkhouding die gericht is op nieuwe inzichten en toekomstgerichte betekenissen voor onderwijs.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
57
Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • Resultaatsverbetering Havo, de docent als kritische succesfactor ((SG VO-Best) • Doorgaande leerlijnen (Conexus) • Doorontwikkeling prestatieregister • Verdieping leraarschap / profilering LD (Pius College) • Opleiden docenten Latijn (Strabrecht College)
6.4.2 De school als professionele organisatie Inleiding In dit perspectief staat het functioneren van de arbeidsorganisatie van de school centraal. Het gaat daarbij om het organiseren van de samenwerking tussen alle in de school aanwezige professionals (samenspel en coördinatie van competenties, functies, afdelingen, enz.) en de wijze waarop ze samen meer kunnen/willen/moeten zijn dan de som van hun individuele kwaliteiten. Het gaat om het in kaart brengen van good practices van scholen die effectief en efficiënt professionaliseren. Aan de hand van expertmeetings in bijvoorbeeld versnellingskamers bepalen wat wordt verstaan onder effectief en efficiënte praktijken voor professionele ontwikkeling van de school op weg van functionele naar professionele organisatie. Het uitvoeren van een literatuurstudie naar ervaringen, in Nederland en over de grenzen. Het beschrijven van cases met gericht kijken naar de praktijk. Het ontwikkelen van profielkenmerken voor innovatieve scholen met een leerklimaat dat gericht is op professionaliseren op de werkplek. Dit leidt tot een referentiekader voor de selectie van scholen die voor de Jos van Kemenade Award genomineerd worden. Deze Award zal in 2009 voor het eerst wordt toegekend aan de school met het meest excellente leerklimaat voor professionaliseren op de werkplek. Medewerkers zijn in de arbeidsorganisatie van de school dragers van functies en competenties. Het constructieproces van hun professionele identiteit heeft tot doel het samenspel tussen de individuele bekwaamheden goed te doen functioneren. De HRM-processen die daarbij horen, zijn gericht op onderhandeling en communicatie. Over het algemeen moeten schoolorganisaties nog veel stappen zetten op het gebied van professionele beeldvorming. Voor hen geldt ook dat 'professionaliteit' geen normatief stelsel is, dat van buiten de organisatie binnenkomt. Medewerkers in scholen leggen zelden de relatie tussen de kwaliteit van de onderwijsdienstverlening en de kwaliteit van het eigen functioneren binnen het arbeidscollectief. Scholen hebben er moeite mee om de betekenis van de persoonlijke vaardigheden, die daaraan gekoppeld zijn onder te brengen in het professionele zelfbeeld van het arbeidscollectief. Doelen • Schoolorganisaties maken de eisen die ze stellen aan de inzet en aan de bijdrage van medewerkers kenbaar. Naast via functieprofielen doen ze dat ook in termen van beleid, dat wil zeggen op grond van de betekenissen die ze toekennen aan de kwaliteit van de onderwijsdienstverlening. • Schoolorganisaties sturen het eigen ontwikkelings- en professionaliseringsproces niet uitsluitend als onderdeel van het nationale onderwijssysteem, maar ook, en vooral, op grond van hun eigen identiteit, als lokale relevante, zelf verantwoordelijke educatieve onderneming. Resultaten • Sporen van ‘betekenisvolle praktijken’ (waarin de school zichzelf, maar waarin ook andere scholen hun betekenisverlening kunnen spiegelen), in de vorm van cases, video ‘messages’, verhalen, scenario’s,… • HRM en HRD instrumenten die ontwikkeld zijn op basis van schoolspecifieke ontwikkelingsprocessen waarvan de principes voor zelfsturing en de ontwikkelkracht exemplarisch overdraagbaar zijn op andere scholen (ook hierbij gaat het om instrumenten die de zelfsturing van scholen ondersteunen op grond van betekenissen die ook voor anderen exemplarisch herkenbaar zijn). Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • Feedbackscan VO (AOb) • Professionele ontwikkeling van de sector PO (PO Raad)
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
58
6.4.3 Conceptueel kader IN-MOVE Inleiding Het derde speerpunt betreft het ontwikkelen van en praktisch model om de eigenheid van een school in kaart te brengen. Vanuit de eigen biotoop van de school zichtbaar maken van effectieve en efficiënte professionele ontwikkeling. IN-MOVE is een open heuristisch model van de werkelijkheid. Het is de bedoeling dat de scholen er zelf invulling aan geven, op basis van praktijkonderzoek. Door invulling en draagvlak te geven aan het IN-MOVE concept ontstaat er een 'spiegel' waarin scholen de relatie kunnen herkennen tussen het professionele zelfbeeld en het beeld dat ze hebben van de wereld. Op basis van die relatie kunnen ze, 'wat hen beweegt' en 'wat ze te weeg brengen' in de balans van de samenleving, aan zichzelf en aan de buitenwereld laten zien en navertellen. Op die wijze geven ze betekenis, waarde, eigendomsrechten en sturing aan het eigen leer- en ontwikkelingsproces, en kunnen zichzelf waarnemen als een in beweging zijnde organisatie Zo ontstaat er een doorkijk naar de toekomst in de vorm van een 'roadmap' met daarop eigen oriëntatiepunten, sturingsinformatie en sturingsmogelijkheden. Het heuristisch model van IN-MOVE berust op een algemeen overzicht van de spanningsvelden die bepalend zijn voor onderwijs en op de 'backbone' voor een 'roadmap' waaraan scholen zelf invulling kunnen geven. Aan de hand van een aantal casestudies, gekoppeld aan de vier pijlers van het model SISO (school als arbeidsorganisatie, individu, samenleving en onderwijs), koppelen we de keuzes van scholen rond de spanningsvelden tussen de pijlers aan evidente praktijken voor professionele ontwikkeling met ruimte voor individu en organisatie en rekenschap naar de omgeving.
Dit is het speerpunt waar we in het komende jaar mede op basis van de vraaggestuurde projecten bijzondere aandacht aan willen besteden. Daarbij staat centraal 'wat scholen beweegt', maar ook wat ze 'te weeg' brengen in de ontwikkelingsbalans van de samenleving. Vanuit dit speerpunt willen we mogelijke verbindingen onderzoeken met de themalijn 'Netwerkleren'. We doen dat door een centrale plaats toe te kennen aan HRD-processen en aan de daarmee verbonden leerregisters die een belangrijke rol spelen in 'netwerklerende organisaties.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
59
Doelen • De school geeft inhoud en vorm aan de sturing van het eigen ontwikkelings- en professionaliseringsproces. • De school trekt optimaal profijt van leermogelijkheden die zich voor haar, als educatieve onderneming, in de zich snel ontwikkelende samenleving voordoen. • De school ontwikkelt een zelfbeeld en een wereldbeeld dat optimaal aansluit bij de eisen die een moderne samenleving stelt aan onderwijs. Resultaten • Een ‘roadmap’ waarop de school het eigen ontwikkelingstraject kan uitstippelen, aan de hand waarvan het arbeidscollectief richting kan geven aan professionaliseringsprocessen, en waarmee het management betekenisvol kan sturen in relatie tot het zich snel veranderende onderwijslandschap. • Diverse instrumenten voor zelfspiegeling en voor het inrichten van specifieke ‘leerlussen’ aan de hand waarvan zinvolle relaties kunnen worden gelegd tussen ontwikkelingen in de samenleving, in de arbeidsorganisatie van de school, en op het persoonlijk niveau van medewerkers. Relatie met vraagsturingsprojecten/samenwerking • Doorgaande leerlijnen (Conexus) • Naar andere didactische werkvormen (Dominicus College) • Gerust ontwikkelen (Havo Notre dame des Anges)
6.5
Onderzoek binnen de vraagsturing het basisdeel van de themalijn Kwaliteit voor Professionaliseren
De overgang naar vraaggestuurde projecten brengt veranderingen met zich mee voor de sturing van het onderzoek dat gepaard gaat met een themalijn. In de plaats van een wetenschappelijk gefundeerd ontwikkelperspectief liggen de kennistheoretische uitgangspunten voor onderzoek nu bij probleemstellingen zoals die door partijen in het onderwijsveld worden waargenomen en geformaliseerd. Deze moeten vanzelfsprekend wel passen bij de missie van RdMC en daarmee bij de in het onderzoeksprogramma benoemde kernvariabelen. Bepalend voor het succes van de vraaggestuurde projecten is dat de doelstellingen, de sturing en de resultaten ervan continue aanknopingspunten bieden voor betekenisverlening van de aanvragers en bijdragen aan de opbouw van kennis dit gebied door het RdMC als expertisecentrum. Het is dus ook belangrijk, dat het Ruud de Moor Centrum kan voldoen aan de eisen die de overheid stelt in het kader van de algemene onderzoeksopdracht voor het kennis- en expertisecentrum. Om te voorkomen dat, mede door de toegenomen nadruk op vraagsturing, te grote proliferatie van (onderzoeks)onderwerpen ontstaat of een gebrek aan generaliseerbare conclusies worden de onderzoeksprotocollen zoals beschreven in hoofdstuk 1 gevolgd. Vanzelfsprekend is ook binnen deze themalijn aandacht voor tal van specifieke onderzoeksvragen en onderwerpen. Bij de vraaggestuurde projecten die samenhangen met het speerpunt ‘valoriseren van kwaliteit’ willen we bijzondere aandacht besteden aan de volgende aanknopingspunten voor onderzoek: • nieuwe inhoudelijke bakens ter onderbouwing van een horizontaal verbreed kwaliteitsperspectief in het onderwijs, gekoppeld aan voorwaarden/mogelijkheden om daarop kwaliteitsbewaking en/of monitoringsmethodieken voor kwaliteitsborging en/of -ontwikkeling aan te sluiten; • nieuwe aspecten van kwaliteitsverbetering die betrekking hebben op de afstemmingsdynamiek tussen ontwikkelingen in de samenleving en ontwikkelingen in het onderwijs. Met name gaat het hier ook om de mogelijkheden voor kwalitatieve terugmelding vanuit de samenleving, via de onderwijsdienstverlening; • afbakening van randvoorwaarden voor onderwijsvernieuwingen, die de integratie van verticale en horizontale kwaliteitsverantwoording in het perspectief van scholen bevorderen; • inventarisering van nieuwe professionaliseringseisen voor schoolorganisaties en medewerkers, als gevolg van verbreding van het kwaliteitsperspectief voor de onderwijsdienstverlening.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
60
Bij het speerpunt ‘De school als professionele organisatie’ is het belangrijk, dat via de vraaggestuurde projecten die daarvoor in aanmerking komen het professionele zelfbeeld en wereldbeeld van zowel medewerkers als de arbeidsorganisaties in scholen kan worden verkend op betekenisverlening. De kwaliteitsrelaties die daarbij een rol spelen, kunnen nader worden onderzocht aan de hand van vragen als: • hoe zien medewerkers zichzelf, de organisatie en de toekomst van het onderwijs? • voor welke complementaire verschillen tussen medewerkers is ruimte en betekenis in de organisatie? Welke doelen worden daarbij nagestreefd? • op welke wijze en in welke registers is de organisatie meer dan de som van 'goed functionerende' medewerkers? • hoe sterk is het bewustzijn van die meerwaarde inzetbaar en ontwikkelbaar bij de medewerkers? • welke betekenisverlening is mogelijk in de kwalitatieve terugmelding van de onderwijsdienstverlening naar het arbeidscollectief? De vraaggestuurde projecten bieden ook aanknopingspunten voor scholen om een action-research traject in te gaan aan de hand van het IN-MOVE concept. Daartoe hoeft de initiële projectdoelstelling en planning niet te worden veranderd, aangezien IN-MOVE op metaniveau opereert. Het concept is actief op het niveau van de lerende arbeidsorganisatie van scholen als actief onderdeel van het zich veranderende onderwijssysteem. In die zin zijn de volgende aandachtspunten van betekenis: • Wat is het professionele zelfbeeld van de scholen? Welke relaties worden er gelegd tussen ontwikkeling van de arbeidsorganisatie en de kwaliteit van de onderwijsdienstverlening? Welke betekenissen geven de scholen aan deze relaties? • Welke spanningsvelden zijn voor het project van betekenis? Hoe vertalen ze zich naar concrete probleemstellingen (wat beweegt scholen)? In welke richting zoeken de scholen naar oplossingen (wat brengen scholen te weeg in de ontwikkelingsbalans van de samenleving)? • Projecten zijn bij definitie omgevingen met verhoogde onzekerheid. Van welke strategieën maken de projectdeelnemers gebruik om op de verhoogde onzekerheid in te spelen (thematiseren, problematiseren, configureren)? • Wat zijn de kritische succesfactoren voor integratie van het IN-MOVE concept in de ontwikkelings- en leerprocessen van de arbeidsorganisatie van scholen? • Welke kwalitatieve bruggen kunnen er worden geslagen met de thematische onderzoekslijnen Netwerkleren en Assessment? • Wat zijn de grenzen en mogelijkheden van het IN-MOVE concept in relatie tot de onderwijspraktijk? Welke werkvormen, methodieken en/of instrumenten ontbreken in de INMOVE werkomgeving? • Welke leerlussen zijn in scholen actief? Welke leerlussen kunnen/moeten er aan de 'roadmap' worden toegevoegd?
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
61
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
62
7 7.1
VIRTUELE WERK- EN LEEROMGEVING (VWL) Tussen lijn en staf
Medio 2008 vond binnen de organisatie van het Ruud de Moor Centrum een herpositionering van de stafafdeling VWL plaats tot een zelfstandige unit. Reden voor herpositionering vanuit staf naar lijn is gelegen in de versterking van deze verbindende rol van VWL: meer eenheid in samenhang is immers uitgangspunt voor integrale kwaliteitsontwikkeling van producten en diensten. De unit VWL is van begin tot eind betrokken bij de realisatie van producten en diensten uit zowel vraagsturingsprojecten als projecten in het basisdeel van Ruud de Moor Centrum. De unit VWL heeft een personeelsformatie van 7 fte, 5 fte rechtstreeks inzet VWL personeel en ondersteund door gereserveerde capaciteit van 2 fte vanuit de beheersorganisatie (ICTS van de Open Universiteit Nederland).
7.2
Wat hebben we in 2008 ter hand genomen?
Naast de ontwikkelinspanningen voor de projecten uit de vier themalijnen en de vraagsturing zijn de volgende activiteiten in 2008 als eigenstandige activiteiten door VWL opgepakt: •
Invoering User Centered Design bij het Ruud de Moor Centrum: User Centered Design is het centraal stellen van de behoeften, wensen en mogelijkheden van gebruikers bij ieder onderdeel van het ontwerpproces. UCD beoogt systemen te creëren die begrijpelijk, voorspelbaar en beheersbaar zijn.
•
Ontwikkeling Content Aggregator. De content-aggregator maakt het mogelijk om onderwijskundig materiaal uit verschillende bronsystemen te combineren. Hierdoor is het mogelijk om maatwerk te bieden op verschillende ondersteuningsvragen uit het onderwijsveld.
•
Ontwikkeling Videoportaal. Er is een start gemaakt met het opzetten van een videoportaal. Daartoe is een uitvoerige inventarisatie gemaakt van het reeds beschikbare videomateriaal. Dit videoportaal kan zowel intern ten behoeve van assemblage van onderwijskundig materiaal als extern ten behoeve van de leerkrachten in het veld, ingezet worden.
•
Ontwikkeling nieuwe Ruud de Moor Centrum portaal. Een herstructurering van het portaal heeft plaatsgevonden en een eerste versie is inmiddels opgeleverd. Hierdoor is het mogelijk om onderwijsgevenden specifieker van dienst te zijn en de juiste producten, diensten en instrumenten te kunnen vinden.
•
Onderzoek naar keuze van een scanplatform.
•
Implementatie van tools voor online-(gebruikers-)onderzoek, teneinde specifieke bevragingen te doen in het onderwijsveld
•
Migratie van de Sharepoint-omgeving.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
63
7.3
Wat staat in 2009 op de rol?
De werkzaamheden van VWL kennen twee hoofdlijnen: 1.
De ondersteuning ten behoeve van de projecten uit de themalijnen en uit de vraagsturing = de basisvoorziening én
2.
Specifieke ontwikkeltaken: samenhangende webomgeving; beheer en actualisatie alsmede onderzoekstools en –voorzieningen voor gebruikers en doelgroepen.
De specifieke ondersteuning voor themalijnen en vraagsturing vormt onderdeel van de concrete projectplannen. De concrete uitwerking hiervan wordt in het najaar van 2008 ter hand genomen, nadat bekend is welke vraaggestuurde projecten voor 2009 op de rol staan. Waar het registreren, bewerken en ontsluiten van evidente praktijkvoorbeelden ter versterking van professionaliseren op de werkplek betreft, vervult de unit VWL in 2009 in toenemende mate een rol. Als nieuwe activiteit die in 2008 is gestart, participeert het Ruud de Moor Centrum in het project Leraren24, een door het ministerie van OCW mede mogelijk gemaakt samenwerkingsproject met Teleac/NOT, SBL, Kennisnet en Ruud de Moor Centrum.
7.4
Speerpuntprojecten VWL
Voor 2009 zijn drie speerpunten voorzien. Vanuit VWL zijn multimediale producties binnen de projecten uit themalijnen en vraagsturing voorzien. Daarbij ligt het zwaartepunt bij audio- en videoregistraties en producties. Ook multimediale elementen zoals animaties, presentaties en publicaties komen aan bod. Een nieuwe activiteit vormt het stimuleren van co-creatie en co-ontwikkeling waarbij de leerkrachten uit het veld actief worden betrokken bij de ontwikkeling van producten, diensten en instrumenten. Leerkrachten bepalen immers zelf hoe ze onderwijs maken; binnen haar mogelijkheden wil het Ruud de Moor Centrum leerkrachten een platform bieden om bijdragen te leveren aan verbetering van onderwijs door theoretische beschouwingen, video’s en coachingsactiviteiten.
7.4.1 Themaoverstijgend speerpunt 1: samenhangende webomgeving Onder de samenhangende webomgeving verstaan we het gezamenlijke gezicht naar buiten met eigen portal. Sinds het najaar van 2008 is deze nieuwe portal operationeel Vernieuwing blijft nodig. Voor 2009 staat op de agenda: het uitbouwen derde versie van de Ruud de Moor Centrum Portal waarop alle producten in samenhang staan. Dit omvat onder meer het toevoegen van een videoportaal, dat het mogelijk maakt voor de leerkracht in het veld om ondersteuning door middel van videofragmenten te zoeken en te vinden. Het betreft eveneens het transparant maken van de status van producten, diensten en instrumenten die door het RdMC worden aangeboden. Voorts komt binnen dit speerpunt het gebruik en het bereik van de producten en diensten van het Ruud de Moor Centrum, onder meer met behulp van logging van gebruikersdata, nadrukkelijk aan de orde. Voor 2009 staat op de agenda een voorstudie naar de inzet van onderzoekstools voor online gebruikers
7.4.2 Themaoverstijgend speerpunt 2: beheer en actualisatie Bij dit tweede speerpunt gaat het erom de bestaande producten en diensten te beheren en waar nodig te actualiseren. Het betreft het onderhoud van wat op de portal staat en toevoegen van nieuwe (versies van) producten en diensten.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
64
8 8.1
OVERIG Management
De leiding van het RdMC is in handen van het managementteam: de directeur, de drie programmadirecteuren alsmede de hoogleraar- onderzoek (in totaal 2,0 fte). Taken en resultaten Het managementteam is onder leiding van de directeur verantwoordelijk voor het operationeel, tactisch en strategisch beleid van het RdMC. Naar het Ministerie van OCenW moet op een adequate wijze invulling en uitvoering gegeven worden aan het Meerjarenprogramma 2008-2010 Innoveren en Presteren en het jaarprogramma 2009 in het bijzonder. Intern is het managementteam verantwoordelijk voor de programmarealisatie alsmede voor financiën, personeel, organisatie alsmede communicatie / huisvesting / automatisering etc.
8.2
Ondersteuning
Ondersteuning bestaat uit secretariaat (3,8 fte) en Financiën & Faciliteiten (4,0 fte). Taken en resultaten Het secretariaat verzorgt de secretariële ondersteuning van de medewerkers van het RdMC. Financiën & Faciliteiten is verantwoordelijk voor de financiële planning, registratie en rapportage; voor de contractvoorbereiding en -afhandeling met externen; voor huisvesting, ICT-ondersteuning etc.
8.3
Communicatie & voorlichting
Als expertise centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden is communicatie en voorlichting van vitale betekenis voor het RdMC: onderwijsgevenden, instellingen, besturen, brancheorganisaties etc. met professionaliseringsvragen moeten adequaat worden bediend; aanvragers voor vraagsturingsprojecten moeten op de hoogte zijn van de geboden mogelijkheden; beschikbare producten en diensten van het RdMC moeten voor een breed publiek ontsloten worden etc.. Communicatie en voorlichting binnen het RdMC omvat 3,0 fte. Taken en resultaten Onderhouden en actualiseren van de centrale websites van het RdMC. Opstellen van schriftelijk voorlichtingsmateriaal over RdMC alsmede over beschikbare producten en diensten. Bijdragen aan de redactie van schriftelijke teksten voor extern gebruik. Actieve en passieve informatieverstrekking naar belangstellenden/betrokkenen per post/digitaal/NOT etc. Organiseren van congressen/studiebijeenkomsten/evenementen
8.4
Kwaliteitsagenda Ruud de Moor Centrum en Interne Kwaliteitszorg
De zorg voor de kwaliteitsagenda van het Ruud de Moor Centrum vraagt om periodieke aandacht en kent zowel een externe als een interne oriëntatie. Kwaliteitszorg houdt in dat een organisatie actie onderneemt haar kwaliteit te bewaken en te waarborgen op strategisch, tactisch en operationeel niveau.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
65
8.4.1 Externe oriëntatie van de kwaliteitsagenda De voornaamste externe oriëntatie betreft de verankering van het Ruud de Moor Centrum in het onderwijsveld. Deze is op hoofdlijnen beschreven in de kernopdracht die het centrum van het Ministerie van OCW heeft meegekregen, namelijk te fungeren als kennis- en expertisecentrum voor professionaliseren van onderwijsgevenden op de werkplek, en wordt jaarlijks gespecificeerd in de zg. verplichtingenbrief van CFI, waarin de randvoorwaarden voor de te leveren kwaliteit worden aangereikt. Een van de vereisten is een effectieve en efficiënte ondersteuning van onderwijsgevenden op de werkplek. De contouren en de setting van die werkplek verschillen per onderwijssector. De kwaliteitsagenda’s voor de sectoren po, vo, bve, ho met name voor de lerarenopleidingen beschrijven voor de periode 2008-2010 de ambities, uitgangspunten en randvoorwaarden voor verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en dus voor de te verwachten meetlat waarlangs de onderwijssectoren voor kwaliteitszorg en –verantwoording gelegd worden. Wil het Ruud de Moor Centrum de opdracht om meer in te spelen op wat leeft in het onderwijsveld gestand doen, dan spreekt het voor zich dat het Ruud de Moor Centrum zich bij het vaststellen van de eigen kwaliteitsagenda laat leiden door de kwaliteitsagenda’s voor de onderscheiden onderwijssectoren. Dat zien we terug in de onderwerpen die met name in de vraagsturingsprojecten worden aangesneden. Een tweede vorm van externe oriëntatie heeft te maken met de onderzoeksopdracht van het Ruud de Moor Centrum. Deze betreft de in het onderzoeksprogramma omschreven kwaliteitscriteria waaraan wetenschappelijk onderzoek en de rapportage ervan dient te voldoen. De derde vorm van externe oriëntatie betreft het nagaan wat het afnemende onderwijsveld van de activiteiten, producten en resultaten van het Ruud de Moor Centrum vindt.
8.4.2 Interne kwaliteitsagenda: wat is in 2008 ter hand genomen? Bij de start van de tweede beleidsperiode in 2007 heeft een screening van de interne zorg voor kwaliteit en kwaliteitszorg plaats gevonden. Dat resulteerde in het vroege voorjaar van 2008 in een positioneringonderzoek, een verkenning met conclusies en aanbevelingen. Centrale vragen waren daarbij: • Wat is de stand van zaken rond de zorg voor kwaliteit en de kwaliteitszorg bij het Ruud de Moor Centrum? • Hoe komen we tot de kwaliteitsagenda 2008-2011? De voornaamste conclusie na het uitvoeren van een eerste verkenning was, dat er nog geen sprake is van een integraal systeem voor kwaliteitszorg. Er zijn vele aanzetten gedaan, op onderdelen in uitvoering genomen, maar deze zijn nog niet tot vast onderdeel van kwaliteitszorg uitgegroeid. Als actiepunt voor 2008 is vervolgens een uitgebreidere P & C cyclus opgezet. Deze P&C cyclus beoogt – in een jaarlijks terugkerende beleidscyclus - activiteiten en afspraken over onder andere te realiseren producten met de daarvoor benodigde middelen te verbinden. De P&C cyclus richt de energie van de interne organisatie op de lange termijndoelstellingen van de organisatie, zorgt voor draagvlak en houdt de voortgang in de gaten. Hiertoe wordt aan de P&C cyclus vorm gegeven door middel van een stelsel van afspraken, regelmechanismen en rapportages. In de uitgevoerde analyse viel met name op, dat tot dan toe de focus van P&C vooral lag op de aspecten tijd en geld, waarbij voorbij werd gegaan aan andere aspecten van projectbeheersing: organisatie, kwaliteit en informatie. Tijdens de organisatieaanpassingen medio 2008 is de P&C cyclus uitgebreid met rapportages over deze laatste aspecten. Deze werkzaamheden zijn belegd bij een kleine interne eenheid Interne Kwaliteitszorg. Alle projecten uit het basisdeel zijn in 2008 onderworpen aan periodieke screening op procesvoortgang en kwaliteitsdimensies. Daarover wordt aan het management gerapporteerd. De voortgang van de vraaggestuurde projecten is in kaart gebracht in een apart rapportage.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
66
8.4.3 Speerpunten Kwaliteitsagenda voor 2009 Voor 2009 wordt de P & C cyclus verder geïmplementeerd. Bij de eenheid Interne Kwaliteitszorg is de monitoring van de interne kwaliteitszorg belegd. In nauwe samenspraak met de eenheid F&F draagt deze eenheid zorg voor de periodieke rapportage aan het management. Deze rapportage betreft zowel de procesgang als de kwaliteitsdimensies. De vraaggestuurde projecten worden met behulp van een specifiek instrumentarium gemonitored en gestuurd op aspecten van kwaliteit.
Ruud de Moor Expertisecentrum voor Professionalisering van onderwijsgevenden
67