Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden
Achtergronden en activiteiten
OUN
pagina 2 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Inhoudsopgave Samenvatting................................................................................................................................................. 3 1 Proloog ....................................................................................................................................................... 4 Nieuwe taak ...................................................................................................................................... 4 Plan van aanpak................................................................................................................................ 4 Startnotitie .........................................................................................................................................5 Aanvullende activiteiten.................................................................................................................5 2 Fundamenten...........................................................................................................................................6 Lerarentekort ....................................................................................................................................6 Maatregelen......................................................................................................................................9 Trends ..............................................................................................................................................10 Virtueel werken en leren.............................................................................................................. 13 Samenwerking................................................................................................................................15 3 Projecten..................................................................................................................................................17 Inleiding...........................................................................................................................................17 Professionalisering.........................................................................................................................18 Ondersteuning en begeleiding .................................................................................................. 20 Voortgang en ontwikkeling ......................................................................................................... 20 Referenties.................................................................................................................................................. 22
OUN
pagina 3 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Samenvatting De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de Open Universiteit Nederland begin 2003 de opdracht gegeven een bijdrage te leveren aan de bestrijding van het lerarentekort. Daartoe dient de instelling afstandsonderwijs te ontwikkelen, vooral voor zijinstromers in het beroep van leraar. De minister voegt daaraan toe dat de taak ook werkzaamheden kan omvatten op het vlak van bijscholing in didactische bekwaamheden van zittende leraren. Op langere termijn ziet hij een interessant perspectief, namelijk dat de Open Universiteit zich voor de lerarenopleidingen ontwikkelt tot partner in onderwijsvernieuwing. De activiteiten die de instelling op deze terreinen onderneemt, zijn ondergebracht in het Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden. Haar aandeel in de professionalisering van onderwijsgevenden baseert de instelling op een vijftal fundamenten, namelijk gegevens over het lerarentekort, bestaande maatregelen, trends in het onderwijs, virtueel werken en leren, en samenwerking. De Open Universiteit Nederland exploiteert geen volledige lerarenopleiding. Zij ontwikkelt samen met scholen, lerarenopleidingen en landelijke organisaties tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs, dat een plaats kan krijgen in virtuele leer- en werkomgevingen. Op die manier wil de instelling werken aan flexibilisering van opleiding en nascholing, aan competentiegericht onderwijs en aan leren op de werkplek. Daarbij ziet het Centrum voor zichzelf drie rollen weggelegd: - ontwikkelaar: het Ruud de Moor Centrum ontwikkelt producten en diensten, steeds in samenwerking met mensen uit de praktijk; - kennismakelaar: reeds ontwikkelde en geslaagde producten worden verzameld en breed verspreid; - provider: ontwikkelde en verzamelde producten en diensten worden door het Ruud de Moor Centrum aangeboden aan scholen en lerarenopleidingen. In 2004 zijn bij het Ruud de Moor Centrum zo’n twintig projecten in ontwikkeling, die te verdelen zijn over de thema’s professionalisering, ondersteuning en begeleiding, en voortgang en ontwikkeling.
OUN
pagina 4 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
1 Proloog In dit inleidende hoofdstuk schetsen we allereerst beknopt de nieuwe taak van de Open Universiteit Nederland. Daarna geven we een korte beschrijving van de drie nota’s die ten grondslag liggen aan de werkzaamheden van het Ruud de Moor Centrum. Nieuwe taak De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de Open Universiteit Nederland de opdracht gegeven een bijdrage te leveren aan de bestrijding van het lerarentekort. Tot op zekere hoogte ligt de nieuwe taak in het verlengde van de missie en taken van de Open Universiteit. In de eerste plaats past zij bij haar rol als partner in onderwijsinnovatie. Verder sluit de nieuwe opdracht aan op de taak volwassenen een tweede kans of tweede weg te bieden voor het volgen van hoger onderwijs. Voor een deel valt de bijdrage aan bestrijding van het lerarentekort daar ook onder. In elk geval is er sprake van tweedewegonderwijs en van een leven lang leren. Bovendien past meewerken aan de oplossing van dit nijpende vraagstuk in de missie, die onder meer gericht is op tegemoet komen aan maatschappelijke vragen. Dat alles neemt niet weg dat het een nieuwe structurele taak voor de Open Universiteit is, die van haar de nodige aanpassingen vergt. De activiteiten die de instelling op dit vlak onderneemt, zijn ondergebracht in het Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden. Een eerste, korte uiteenzetting van de opvattingen die het ministerie heeft over de nieuwe taak, staat in een brief van maart 2002. Daarin wordt onder meer gesteld dat de Open Universiteit afstandsonderwijs dient te ontwikkelen, vooral voor zij-instromers in het beroep van leraar. De minister voegt daaraan toe dat de nieuwe taak ook werkzaamheden kan omvatten op het vlak van bijscholing in didactische bekwaamheden van zittende leraren. Op langere termijn ziet hij een interessant perspectief, namelijk dat de Open Universiteit zich voor de lerarenopleidingen ontwikkelt tot partner in onderwijsvernieuwing. Plan van aanpak In de brief van maart 2002 vraagt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Open Universiteit om een plan van aanpak op te stellen. Daartoe wordt een task force geformeerd, onder leiding van prof. dr. P. Stijnen. Met het oog op een zo groot mogelijk commitment belegt deze task force in de eerste helft van 2002 intern en extern werkconferenties en consulteert zij diverse mensen en organisaties. Vanwege hun specifieke deskundigheid, dan wel om te vragen of zij willen deelnemen aan activiteiten wordt er gesproken met diverse organisaties: de Stichting Digitale Universiteit, onder meer met de partners van het project Telepabo, het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren, het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt, het Instituut voor sociaal-wetenschappelijk beleidsonderzoek en advies van de Universiteit van Tilburg, het Universitair Centrum voor de lerarenopleiding van de Rijksuniversiteit Groningen, het Interfacultair centrum voor lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en nascholing van de Universiteit Leiden, de Hogeschool Zuyd, Fontys Hogescholen en het Centrum voor Innovatie van Opleidingen. Bovendien heeft de task force uitgebreid gesproken met vertegenwoordigers van de lerarenopleidingen (Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten, Interdisciplinaire Commissie voor de
OUN
pagina 5 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Lerarenopleiding, Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs), het congres van de Vereniging Lerarenopleiders Nederland bezocht om contacten te leggen en informatie verstrekt aan de Vereniging voor het Management in het Voortgezet Onderwijs. Via het Landelijk overleg lerarenopleidingen primair onderwijs is contact gelegd met de vier grote gemeenten (G4). Sommige vertegenwoordigers van deze organisaties hebben op verzoek bouwstenen aangedragen voor het plan van aanpak. In het voorjaar van 2002 heeft intern en extern verder overleg plaatsgevonden. De informatie en de adviezen uit al deze overleggen en gesprekken leiden tot het Plan van aanpak Project Lerarenopleidingen (Stijnen & Münstermann, 2002a). Startnotitie Na indiening van het Plan van aanpak Project Lerarenopleidingen, eind juni 2002, heeft een panel onder voorzitterschap van mevrouw drs. Ginjaar-Maas er in september 2002 advies over uitgebracht. De Open Universiteit Nederland heeft daarop schriftelijk gereageerd. Beide documenten vormen vervolgens de aanleiding voor beraad tussen het College van bestuur van de Open Universiteit en de directie Wetenschappelijk Onderwijs van het ministerie. Dan wordt afgesproken dat de Open Universiteit een aanvulling op het Plan van aanpak Project Lerarenopleidingen schrijft, als opmaat tot besluitvorming en daadwerkelijke start. Deze aanvulling, c.q. startnotitie, besteedt op verzoek van het ministerie ook explicieter aandacht aan de optiek van scholen. Het gaat het departement dan vooral om nieuwe opleidingsmogelijkheden, zoals zij-instroom in het beroep, en duale opleidingstrajecten in scholen, die zijn opgenomen in de nota De school centraal. Verdere versterking van de school in de educatieve infrastructuur (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2002b). Belangrijkste uitgangspunten voor deze nieuwe opleidingsmogelijkheden zijn flexibiliteit en maatwerk voor scholen, en voor ‘klanten’ zoals zij-instromers en onderwijsassistenten. In november 2002 verschijnt de Startnotitie bij Plan van aanpak Project lerarenopleidingen (Stijnen & Münstermann, 2002b). Deze beantwoordt ook aan de vraag van het ministerie om rekening te houden met het Voorstel van Wet op de beroepen in het onderwijs (2001) en met het gegeven uit de Enveloppebrief OCW (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2002c) dat scholen gesteund moeten worden bij het opleiden van hun personeel. Kort samengevat besteedt de Startnotitie bij Plan van aanpak Project lerarenopleidingen aandacht aan de wijze waarop de Open Universiteit wil bijdragen aan de inrichting van scholen als opleidingsplaats, aan versterking van werkplekleren en aan bevordering van competentieverwerving. Eind 2002 hecht het ministerie zijn goedkeuring aan het Plan van aanpak Project Lerarenopleidingen en aan de Startnotitie bij Plan van aanpak Project Lerarenopleidingen. Aanvullende activiteiten In het najaar van 2003 vraagt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om aanvullende activiteiten te beschrijven ter completering van het Plan van aanpak Project lerarenopleidingen en de Startnotitie bij Plan van aanpak Project lerarenopleidingen. De aanleiding voor deze opdracht is tweeledig. Ten eerste wil het departement dat het Ruud de Moor Centrum meer projecten verwezenlijkt, ten tweede verlangt het ministerie dat een aantal producten sneller gerealiseerd wordt. Dit leidt tot de notitie Aanvullende activiteiten bij de Startnotitie bij het Plan van aanpak zij-instromers (Stijnen & Vermeulen, 2003). De aanvullende activiteiten houden in dat het vmbo meer aandacht krijgt, dat er een aantal snel toepasbare
OUN
pagina 6 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
prototypen ontwikkeld wordt en dat de resultaten van flankerend actieonderzoek effectief verspreid worden. De notitie wordt begin februari 2004 formeel aanvaard door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
OUN
pagina 7 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
2 Fundamenten In haar bijdrage aan de professionalisering van onderwijsgevenden kent de Open Universiteit een vijftal grondslagen, namelijk gegevens over het lerarentekort, bestaande maatregelen, trends in het onderwijs, virtueel werken en leren, en samenwerking. Deze beginselen worden in dit hoofdstuk getypeerd. Lerarentekort Het tekort aan leerkrachten is begin 2004 een maatschappelijk probleem. Scholen kampen met onvervulbare vacatures en een gebrek aan personeel. De werkdruk neemt toe. Het is niet alleen moeilijk nieuw personeel aan te trekken; door de krapte op de arbeidsmarkt verlaten veel leerkrachten het onderwijs voor banen elders. Diverse rapporten (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2001b; Inspectie van het Onderwijs, 2002b) melden dat er sinds 1997 een verhoogde doorstroom plaatsvindt van zittende en beginnende leraren naar andere functies. Van de beginnende leerkrachten primair onderwijs is na vijf jaar 35 procent vertrokken. Dit alles heeft direct, en ernstige gevolgen voor het onderwijs aan leerlingen. Maar ook indirect zijn er schadelijke consequenties. Zo wordt het voor zittende leerkrachten steeds moeilijker hun kennis en vaardigheden op peil te houden en zich verder te professionaliseren. Het betreft hier professionaliseringstrajecten zoals post-hbo-trajecten voor leraar onderwijskansen, coördinator onderbouw, rekencoördinator en CAO-coördinator. Noodzakelijke veranderingen en vernieuwingen ondervinden vertraging of kunnen helemaal geen doorgang vinden. De Inspectie voor het Onderwijs (2002c) vreest een aanzienlijk kwaliteitsverlies van het onderwijs in de komende jaren als het tekort niet snel vermindert. In het tekort aan leerkrachten zijn dus twee problemen onderscheiden. Ten eerste het gering aantal leerkrachten. Te veel leerkrachten verlaten het onderwijs, te weinig treden toe en te weinig studenten melden zich aan voor de opleidingen. Een specifieke kant hiervan is dat er een aantal kleine vakken is ontstaan, waarvoor een kosteneffectieve opleiding een (te) zware opgave is geworden. De oplossing bestaat gedeeltelijk uit het mobiliseren van nieuwe groepen, waaronder zij-instromers. Voor hen zijn aangepaste opleidingsprogramma’s vereist, die rekening houden met hun beroepservaring en het feit dat ze vaak onmiddellijk voor de klas staan. Zij hebben derhalve duaal onderwijs nodig; een combinatie van werken en leren. Het tweede probleem is dat de lerarenopleidingen zich genoodzaakt zien flexibeler te worden als het gaat om hun onderwijs en leermaterialen. De differentiatie van leertrajecten vraagt om gemakkelijk combineerbare leereenheden en leermodules, en om onderwijs dat minder afhankelijk is van vaste lesroosters. De ontwikkeling daarvan is, ook al gezien de beperkte financiële ruimte, voor de opleidingen een enorme opgave. Overigens vereist flexibilisering een stevige inhoudelijke en organisatorische vernieuwing van het onderwijs. Zittende leerkrachten moeten deze innovatie grotendeels zelf ter hand nemen. Dit vraagt nieuwe en verdere professionalisering, wat extra beslag legt op tijd, capaciteit en veranderingsbereidheid. Immers, tijdens de ‘verbouwing’ moet de verkoop’ gewoon doorgaan.
OUN
pagina 8 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
In het schooljaar 2002-2003 is het aantal onvervulde voltijdbanen licht gedaald, zo blijkt uit de nota Werken in het onderwijs 2004 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2003d). Dat schooljaar bedroeg het totaal aantal openstaande vacatures ruim 2.400 voltijdbanen, tegen bijna 2.900 voltijdbanen in het schooljaar 2001-2002. Niettemin blijft het tekort aan leraren een groot probleem, ook al omdat er door vergrijzing de komende jaren veel nieuwe leraren nodig zijn. Als gevolg van pensionering neemt de vervangingsvraag dan ook behoorlijk toe. In het primair onderwijs van ongeveer dertig procent in 2003 tot ongeveer 43 procent in 2011; in het voortgezet onderwijs van ongeveer 39 procent in 2003 tot ongeveer 54 procent in 2011. In de komende vier jaar zijn volgens het ministerie in primair en secundair onderwijs 52.000 fte nodig. Na aftrek van fte’s die voortvloeien uit ‘autonome’ ontwikkelingen, reeds ontwikkeld beleid en maatregelen van het kabinet Balkenende I, rest een potentieel tekort van 10.400 fte. Het ministerie verwacht dat maatregelen van het kabinet Balkende II dat tekort terugbrengen tot 2.200 fte (zie ook tabel 1). Tabel 1 Arbeidsmarktbalans onderwijzend personeel in primair onderwijs en voortgezet onderwijs 2003-2004 / 2006-2007. Bron: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2003d) Benodigd onderwijsgevend personeel
52.000
Autonome ontwikkelingen + doorwerking reeds ingezet beleid - Reguliere instroom vanuit lerarenopleiding - Conjuncturele toename instroom opleidingen - Herintrede - Instroom vanuit de markt - Ontwikkeling doorstroom en verlenging baanomvang - Functiedifferentiatie + terugdringing uitstroom + beloning
20.500 900 2.000 6.400 6.000 1.200
Intensiveringen Balkenende I - Zij-instroom / opscholing en dergelijke - Functiedifferentiatie + beloningsdifferentiatie
2.400 2.200
Subtotaal
41.600 Potentieel tekort
Intensiveringen Balkende II - Verbetering rendement opleidingen - Zij-instroom - Functiedifferentiatie; inzet leraren in opleiding en beloningsdifferentiatie (vmbo) - Loonontwikkeling - Terugdringing uitstroom
10.400 1.400 2.500 1.800 0 2.500
Totaal
8.200 Nog in te vullen
In het bevoegdheidsgebied van de pabo’s zijn de tekorten ongelijk verdeeld over onderwijssoorten en regio’s. Het speciaal onderwijs heeft te maken met een zeer hoog aantal onvervulbare vacatures. Verder is het tekort in hoge mate regionaal bepaald. Het aantal
OUN
2.200
pagina 9 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
openstaande vacatures in het primair onderwijs is in het schooljaar 2002-2003 in veel regio’s wel gedaald. In het westen van het land is de vacatureproblematiek weliswaar iets minder groot geworden, maar het aantal onvervulde vacatures blijft hoog. In Utrecht, het noordoosten en zuidwesten van Nederland is het aantal openstaande vacatures gelijk gebleven of licht gestegen. Onverminderd problematisch is het vervullen van vacatures voor directiepersoneel in het primair onderwijs; dit probleem doet zich verspreid door het land voor. In het voortgezet onderwijs is vooral een verschil te constateren tussen vakken en schooltype. Voor sommige vakken zijn vacatures eenvoudiger vervulbaar dan voor andere. In het derde kwartaal van 2002 is het percentage onvervulde uren het hoogst bij groepsleerkrachten van het praktijkonderwijs (38 procent). Ook de technische vakken kennen een hoog percentage onvervulde uren (30 procent), evenals de exacte vakken (19 procent) en de talen (12 procent) (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2003d). In het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie is het gemiddeld aantal openstaande vacatures in 2002-2003 met honderd procent gestegen ten opzichte van 2001-2002. De algemeen vormende vakgebieden kennen in het derde kwartaal van 2002 het hoogste percentage openstaande vacatures (37 procent). Bij de technische vakken blijft in dat jaar ongeveer 25 procent van de vacatures onvervuld (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2003d). Niet alleen hebben scholen te maken met personeelsgebrek. De lerarenopleidingen, vooral die voor het voortgezet onderwijs, kampen met een geringe instroom van nieuwe studenten. Het gevolg is bijvoorbeeld dat een aantal tweedegraadsopleidingen het risico loopt te klein te worden, waardoor hun voortbestaan in gevaar komt en zij met opheffing bedreigd worden. Dit kan leiden tot een dalend aanbod van mogelijkheden om leraar te worden, wat op den duur een verdere afbrokkeling van het aantal docenten tot gevolg kan hebben. Gebaseerd op het voorafgaande kunnen we voor de korte en middellange termijn vier oplossingsrichtingen noemen. 1. Verhoging van de reguliere instroom (vo-abituriënten in de tweedegraadsopleidingen en de pabo, tweedegraders in de eerstegraadsopleidingen en (post)doctoraalstudenten in de universitaire lerarenopleidingen) en van de instroom van herintreders. 2. Op peil houden en bevorderen van de instroom van nieuwe doelgroepen, in het bijzonder van zij-instromers in het beroep en zij-instromers in de opleiding. 3. Bestrijding van uitval, zowel van zij-instromers als van (beginnende en ervaren) beroepsbeoefenaren, en loopbaanontwikkeling. 4. Vernieuwing van de opleidingen (flexibilisering en maatwerk). Overigens zijn op langere termijn waarschijnlijk vergaande maatregelen nodig zoals ingrijpende verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Oplossingen voor het lerarentekort moeten vanzelfsprekend ook aansluiten op de activiteiten die het Educatief partnerschap heeft ondernomen, op het Convenant lerarenopleidingen wetenschappelijk onderwijs (ULOconvenant) en op de inspanningen van de pabo’s.
OUN
pagina 10 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Maatregelen Zij-instroom Een van de maatregelen is werving van zij-instromers. Dit zijn mensen met een opleiding in het hoger onderwijs, die vanuit een andere beroepsachtergrond een overstap naar het onderwijs ambiëren. Daartoe is in juli 2000 de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs van kracht geworden. Deze wet is bedoeld voor zij-instromers in het beroep. Zij ondergaan een assessment, op basis waarvan een opleidingsprogramma wordt opgesteld. Daarmee kunnen zij in twee jaar, het recente streven is binnen één jaar, hun bevoegdheid behalen, naast een aanstelling aan een school met een omvang die in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het te volgen opleidingsprogramma. In het algemeen verzorgen opleidingsinstituten dit in de vorm van contractonderwijs. Echter, in de praktijk kiezen scholen liever voor zij-instromers in de opleiding. Die worden aangesteld aan de school en daarnaast als student ingeschreven aan een lerarenopleiding. Daar krijgen ze een aantal vrijstellingen en volgen een verkort opleidingsprogramma op maat. In het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie geldt voor zij-instromers een andere en wat meer soepele regeling uit 1996, namelijk de Wet educatie en beroepsonderwijs. De lerarenopleidingen krijgen door deze initiatieven te maken met een groeiende differentiatie in instroom en uitstroom, omdat zij-instromers vaak geen standaardleergang volgen. Ze willen en moeten een eigen leertraject doorlopen. Daardoor zijn de lerarenopleidingen genoodzaakt tot meer differentiatie. Zij proberen de groeiende diversiteit in instroom, uitstroom en opleidingsbehoeften het hoofd te bieden door flexibilisering van hun onderwijsomgeving. Uit de Rijksbegroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 2004 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2003c) wordt duidelijk dat het ministerie in de periode 2004-2007 jaarlijks streeft naar 1.350 zij-instromers: 700 in het primair onderwijs, 200 in het voorgezet onderwijs en 450 in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Inmiddels zijn er evaluatierapporten verschenen, die een gematigd positief oordeel vellen over de inzet van zij-instromers. Het bureau Research voor Beleid (Lubberman & Klein, 2002) heeft in opdracht van het ministerie een evaluatie uitgevoerd over 2000-2001, het eerste jaar waarin zijinstroom plaatsvond. Uit het rapport blijkt onder meer dat zij-instromers niet altijd direct inzetbaar zijn en dat sommige lerarenopleidingen de omslag naar competentiegericht onderwijs nog moeten maken. Contacten tussen scholen en lerarenopleidingen over de scholing en begeleiding van zij-instromers betitelen de auteurs als ‘slecht’. Uit een evaluatieonderzoek (Inspectie van het Onderwijs, 2002b) in het voortgezet onderwijs blijkt eveneens dat van een vruchtbare samenwerking tussen opleiding en school nog weinig sprake is. Verder benadrukt de Inspectie het belang van goede, continue begeleiding. Vergelijkbare conclusies zijn te trekken uit evaluatieonderzoek naar zij-instroom in het in het primair onderwijs (Inspectie van het onderwijs, 2003c). Vernieuwing van de opleidingen Het meeste effect is vooralsnog te verwachten van verhoging van de zij-instroom in het beroep, bestrijding van uitval en ondersteuning van de beroepsbeoefenaren. Flexibilisering en maatwerk zijn daarvoor niet alleen noodzakelijke voorwaarden, ze dragen ook bij aan vernieuwing van de
OUN
pagina 11 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
opleidingen. Daarnaast wordt van flexibilisering een positief effect verwacht op de andere oplossingsrichtingen. Tijd- en plaatsonafhankelijk leren, in het bijzonder in een elektronische leeromgeving, wordt het meest genoemd als middel tot flexibilisering. Een aspect dat daarbij nog onvoldoende is verkend, is de sociale component van leraren opleiden. De algemene mening is dat er sprake moet zijn van ‘blended learning’, waarbij individueel leren, ‘face to face’-begeleiding en groepsleren elkaar afwisselen. Gebruikmaken van een elektronische leer- en werkomgeving kan ook de aantrekkelijkheid van opleidingen vergroten en zodoende bijdragen aan verhoging van de reguliere instroom en de instroom van herintreders. Tot nu toe hebben de opleidingsinstituten voor zij-instromers en deeltijdstudenten meestal aparte trajecten ontwikkeld voor de pedagogisch-didactische component. Voor de disciplinegebonden component volgen deze studenten meestal vakonderwijs aan een reguliere opleiding. Betrokken organisaties Bij de hierboven genoemde maatregelen zijn inmiddels veel organisaties betrokken, die tezamen een vrij complex krachtenveld vormen. De eerste is het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dat reeds in 2001 in de nota Werken in het onderwijs (2001b) nauwkeurig beschrijft wat er al ondernomen is. Mobilisatie van de reserve en andere activiteiten hebben echter nog niet tot een bevredigende oplossing geleid. De overheid blijft actief betrokken doordat zij op alle mogelijke manieren de zij-instroom faciliteert. Overigens komen de meeste maatregelen neer op meer differentiatie en op flexibilisering. In de nota’s Maatwerk voor morgen, Maatwerk voor morgen 2 en Maatwerk 3 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1999, 2000c, 2002d) zet de overheid beleid uiteen dat gericht is op revitalisering van het beroep. De Rijksbegroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 2004 meldt revitalisering van het beroep zelfs als belangrijkste strategie, hoewel daar realistisch aan toegevoegd wordt dat de behoefte aan zij-instromers onverminderd groot is. De verantwoordelijkheid voor de zij-instroom ligt primair bij de scholen. Deze krijgen een bedrag per zij-instromer in het beroep. Daarvan kunnen zij, samen met de lerarenopleidingen, de opleiding en praktijkbegeleiding verzorgen. Scholen en lerarenopleidingen zijn daarom in de regel de ‘klanten’ van de Open Universiteit. Met de scholen en lerarenopleidingen komen ook besturen en samenwerkingsorganen in beeld. Daartoe behoren bijvoorbeeld de brancheorganisaties van de lerarenopleidingen (Interdisciplinaire Commissie voor de Lerarenopleiding, Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten, Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs), het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren, de HBO-raad, de Vereniging van Universiteiten, de BVE-Raad, besturenorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs en het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt. De derde groep bestaat uit instellingen die het onderwijs ondersteunen, zoals schoolbegeleidingsdiensten, de landelijke pedagogische centra, het Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO), de Citogroep en het Centrum voor Innovatie van Opleidingen. Ook zij ondernemen initiatieven. Waar nodig worden zij bij de uitvoering van activiteiten betrokken.
OUN
pagina 12 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Trends Een goede samenvatting van de huidige trends in het onderwijs is te vinden in het rapport Agenda 2006. Inzet sociale partners onderwijs (Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt, 2002). Het Sectorbestuur constateert een toenemende behoefte aan maatwerk en individualisering en wijst erop dat er steeds economischer gedacht wordt over onderwijs. Er is ook sprake van versterking van de pedagogische opdracht en meer aandacht voor de vorming van brede competenties. Verder benadrukt het rapport dat globalisering en internationalisering steeds belangrijker worden. Tot slot stelt het Sectorbestuur vast dat de band tussen werknemers en onderwijsorganisaties verandert. Niet langer bestaat deze band alleen uit het onderwijzen van één (school)vak, ook het werken in interdisciplinaire teams maakt daarvan een steeds groter deel uit. Van een aantal veranderingen die bij deze trends horen en de ontwikkelingen die daaruit blijken, geven we hieronder een beknopte schets. De school als leer- en opleidingsplaats voor docenten In de afgelopen jaren is de praktijk in de opleiding tot leraar steeds belangrijker geworden. Met het toenemende lerarentekort nemen scholen bovendien steeds meer belangstellenden al meteen in dienst. Ze staan dan ‘onbevoegd’ voor de klas. Daarnaast gaan scholen, deels daartoe gedwongen door het toenemende lerarentekort, steeds meer zelf bijdragen aan de opleiding. Dat geldt in het bijzonder voor de docenten die aan de eigen school in opleiding zijn. Het fenomeen opleidingsschool heeft zijn intrede gedaan. De school verzorgt dan, meestal in samenwerking met een lerarenopleiding, een substantieel deel van de opleiding. Als het gaat om de verwerving van bekwaamheden voor het leraarsberoep vindt momenteel een onderwijsconcept ingang, dat competentieverwerving, werkplekleren en de school als opleidingsplaats centraal stelt (Onstenk, 2001; Bolhuis & Doornbos, 2000; Straetmans & Sanders, 2001). Naast onderwijskundige voordelen biedt dit concept interessante mogelijkheden voor de bestrijding van het lerarentekort. Bovendien voorziet het in de benodigde flexibiliteit, omdat mensen met diverse vooropleidingen en achtergronden ‘toegeleid’ kunnen worden naar verschillende onderwijsfuncties. Leren op de werkplek vereist echter wel een omslag, een ‘kantelen’ in denken en organisatie van scholen en lerarenopleidingen. Werkplekleren De laatste decennia groeit het inzicht dat competentieverwerving voor een belangrijk deel kan plaatsvinden op de werkplek; door doen, sociale interactie, ervaren en reflectie (Streumer & Van der Klink, 2001; Bolhuis & Doornbos, 2000, Meyboom-de Jong et al., 2002). Deze gedachte vindt ook steeds meer ingang in het onderwijs. De werkplek fungeert dan tevens als opleidingsplaats. Benodigde achtergrondkennis maken mensen zich ‘just in time’ eigen; als tijdens praktijkleren blijkt dat dat essentieel is en bijdraagt aan een betere taakuitoefening. Studenten krijgen dan als aankomende professionals toegang tot de werkplek. Voorafgaand ondergaan zij een asssessment dat duidelijk maakt welke competenties zij al hebben en welke ze nog moeten verwerven of verder ontwikkelen. Aan de hand daarvan wordt een opleiding samengesteld (maatwerk, persoonlijk ontwikkelingsplan). Vervolgens verwerven studenten in school stapsgewijs de ontbrekende competenties of ontwikkelen zij hun bestaande competenties. Werkplekleren kan op onorthodoxe wijze bijdragen aan bestrijding van het lerarentekort. Het past immers beter bij
OUN
pagina 13 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
mensen die al werkervaring hebben of elders een opleiding gevolgd hebben, en zich willen bekwamen tot leraar in het primair of voortgezet onderwijs (zij-instromers). Wet Beroepen in het onderwijs Het wetsvoorstel Wet beroepen in het onderwijs stelt de bekwaamheid centraal en niet de bevoegdheid. Dit onderstreept het belang van voortdurende, systematische aandacht voor de verdere professionalisering van leraren. Het benadrukt ook dat de school een werkgever is, die een verantwoord loopbaanbeleid moet hebben. Beter inzetbare medewerkers zijn dus van veel betekenis. Verder stelt het wetsvoorstel dat werken in teams voor scholen steeds belangrijker wordt. Competentiegericht opleiden Een flexibele lerarenopleiding op maat is gebaseerd op de praktijk van docenten. Competenties die beginnende docenten nodig hebben, zijn dus het ijkpunt en niet zozeer de eindtermen van de opleiding of de startkwalificaties van een beginnende leraar. De lerarenopleidingen zijn bezig met deze omslag. Zo hebben de gezamenlijke tweedegraadsopleidingen een kijkkader voor competenties in de tweedegraadsopleidingen ontwikkeld, in samenwerking met het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren. Daarnaast is een instrumentarium voor assessment ontworpen, dat competenties in kaart brengt. Zij-instromers kunnen daarmee hun persoonlijk opleidingsprogramma vaststellen. Een handzaam overzicht van professionele competenties is vervat in de competentievensters die staan op de cd-rom Leraar: beelden van bekwaamheid (Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren, 2002). Bovendien schetst deze cd-rom telkens een aantal kenmerkende situaties en de relatie met kenniselementen. Deze onderdelen bieden goede inhoudelijke aanknopingspunten voor een essentieel deel van de projecten van het Ruud de Moor Centrum. Ict in de lerarenopleiding De betekenis van ict-toepassingen wordt in de lerarenopleiding al langere tijd benadrukt. Ict is in twee opzichten van betekenis. In de eerste plaats als opleidingsdidactisch middel, in de tweede plaats omdat (aankomende) docenten moeten leren hoe ze ict in hun onderwijs kunnen gebruiken. Veel opleidingen en docenten hebben echter geen goed beeld van de mogelijkheden van ict. Het gebruik van een elektronische leeromgeving om tijd- en plaatsonafhankelijk te leren staat nog in de kinderschoenen. Onderwijskundig gebruik van ict, elearning en e-teaching zijn zeer cruciaal. Integratie van ict vraagt uiteindelijk een andere organisatie van leren en onderwijzen. Er wordt in dit verband veel verwacht van de Stichting Digitale Universiteit. Bachelor-masterstructuur De Vereniging van Universiteiten stelt voor in universitaire bacheloropleidingen een aantal ‘credits’ te wijden aan onderwijskunde en (vak)didactiek. Dit zou dan, naast te behalen ‘credits’ in de praktijkopleiding na de bacheloropleiding, recht geven op een bekwaamheidsverklaring die gelijk staat aan de huidige tweedegraadsbevoegdheid. Daarnaast is het zeer wel denkbaar dat een deel van de bachelors, al dan niet na het behalen van een tweedegraadsbevoegdheid, (ten dele) met afstandsonderwijs als master doorstudeert voor een ‘eerstegraadsbevoegdheid’. Voor het theoretische en praktische deel van de opleiding is een hechte samenwerking met de
OUN
pagina 14 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
eerste- en tweedegraadslerarenopleidingen vereist. Het idee om een aantal ‘credits’ te wijden aan onderwijskunde en (vak)didactiek is overigens uit te breiden tot bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs, die niet op het leraarsberoep gericht zijn. Internationaal In diverse landen staat de ontwikkeling van e-learning en e-teaching hoog op de agenda. Ontwikkelingen in landen van de Europese Unie kunnen van belang zijn voor de activiteiten van het Ruud de Moor Centrum, waaronder de ervaringen in Finland. De Finse virtuele universiteit ontwikkelt een webgebaseerde, eenjarige cursus voor leerkrachten die ‘onbevoegd’ voor de klas staan. Virtueel werken en leren Een solide basis voor de bijdrage van de Open Universiteit is haar expertise in ontwikkeling en toepassing van nieuwe onderwijskundige, didactische en onderwijstechnologische modellen in het hoger onderwijs, in het bijzonder op het gebied van e-learning. Toepassing van deze expertise leidt tot ontwikkeling van tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs dat te gebruiken is in virtuele leer- en werkomgevingen. Dergelijk afstandsonderwijs kan op twee terreinen bijdragen aan bestrijding van het lerarentekort. 1. Flexibilisering van opleiding en nascholing Afstandsonderwijs biedt een oplossing voor de steeds sterker gedifferentieerde in- en uitstroom, zeker als het recht doet aan het instroomniveau, reeds verworven competenties, bekwaamheidseisen, en individuele vragen en interesses (eventueel als onderdeel van een persoonlijk opleidingsplan). Juist hier kan de Open Universiteit een bijdrage leveren met tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs. Het gaat dan om de inhoud, instrumentatie en technologie. Op deze wijze is bovendien een bredere doelgroep te bedienen dan alleen zij-instromers. Verder is het ook mogelijk er andere nijpende problemen van lerarenopleidingen en problemen met nascholing mee aan te pakken. 2. Competentiegericht onderwijs en leren op de werkplek Hiermee ondersteunt de Open Universiteit de opleidingen in hun omslag van traditioneel onderwijs naar competentiegericht onderwijs en passende vormen van leren op de werkplek. Die omslag vraagt van opleidingen omvangrijke, ingrijpende aanpassingen van hun curricula. Competentiegericht onderwijs vereist een systematische opbouw van vaardigheden en de inbouw van samenhangende praktijkcomponenten of simulaties daarvan. Om studenten adequaat te begeleiden, zijn nieuwe technieken nodig voor feedback, assessment en coaching. De Open Universiteit heeft de laatste jaren niet alleen ervaring opgedaan met het opstellen van competentieprofielen, de ontwikkeling van nieuwe assessmenttechnieken, curriculumdesign en het ontwerpen van ‘tools’, maar ook met digitalisering. Ook deze ervaring kan de opleidingen ten goede komen, in de vorm van adviezen en co-development van nieuw onderwijsmateriaal. Deze activiteiten dragen bij aan de eerder genoemde oplossingrichtingen. In het bijzonder aan het op peil houden en bevorderen van de instroom van nieuwe doelgroepen, de bestrijding van uitval, en flexibilisering en maatwerk. Daarnaast is het mogelijk in virtuele leer- en werkomgevingen te werken aan competentieontwikkeling en assessment op maat. In die zin kan de Open Universiteit ook een bijdrage leveren aan het scholings- en loopbaanbeleid van scholen, dat met de invoering van het integraal personeelsbeleid prioriteit krijgt.
OUN
pagina 15 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Functies Voor de opleiding en professionalisering van onderwijsgevenden kan afstandsonderwijs in een virtuele leer- en werkomgeving drie functies vervullen; oriëntatie en selectie, scholing en opleiding, en ondersteuning. Deze zijn grofweg gebaseerd op de lijn die leraren volgen vanaf de start van hun opleiding tot het eind van hun loopbaan. De functie oriëntatie en selectie sluit aan op kennismaking met het beroep en eerste intake, en is vooral van betekenis voor mensen die belangstelling hebben voor het beroep van leraar of een andere functie in het onderwijs. Informatie en preselectie zijn hier kernbegrippen. Zo kan een virtuele omgeving bijvoorbeeld informatie bevatten over het beroep en de vereiste professionele competenties, en vakkennis. Realistisch, audiovisueel casusmateriaal kan een beeld geven van de huidige lespraktijk. Dit materiaal bevat dan zowel ‘best practices’ als kritieke situaties. Waar nodig moet er onderscheid zijn tussen primair onderwijs, voortgezet onderwijs, en het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Bovendien is digitaal pre-assessment hier van waarde, zodat gebruikers kunnen bepalen of het zinvol is een uitgebreid assessment te ondergaan. Hiermee zijn de wachtlijsten voor assessment voor een deel terug te dringen. De functie scholing en opleiding betreft professionele vorming en disciplinaire kennisverwerving. Ontwikkeling van nieuwe content behoort tot de mogelijkheden. De aandacht gaat dan vooral uit naar de didactiek van e-learning en e-teaching, leerstijlen en leerstrategieën, en ontwerpen in de digitale leeromgeving. E-learning is een verzamelbegrip voor het gebruik van ict voor het onderwijs. Vaak wordt e-learning gekarakteriseerd door digitalisering van onderwijsmateriaal, ontwikkeling en invoering van teleleerplatforms of digitale leeromgevingen, en door de invoering van nieuwe onderwijs- en leervormen (competentiegericht, probleemgestuurd, taakgericht). Bij de functie ondersteuning gaat het om ondersteuning, vooral op de werkplek, van beginnende en gevorderde studenten, stagiaires, (beginnende) beroepsbeoefenaren en zij-instromers. Voor elke groep geldt dat er een zinvolle relatie gelegd moet worden tussen wat zij in hun studie geleerd hebben of aan kennis en ervaring reeds hebben opgedaan, en wat zij in stage of werk ondervinden. Uitwerking van deze functie maakt het verder goed mogelijk de loopbaanbegeleiding van beginnende en gevorderde leraren systematisch ter hand te nemen. Daartoe kan ook bestaand cursusmateriaal van de Open Universiteit en van de lerarenopleidingen gebruikt worden. Delen van dit materiaal kunnen digitaal worden aangeboden en mede gebruikt worden om de bekwaamheid van leraren te verruimen in de breedte, diepte of hoogte. Wanneer deze drie functies in een virtuele leer- en werkomgeving volledig benut worden, dan ontstaat voor een deel één virtuele ‘lerarenopleiding’; zie onderstaande box voor een korte toelichting.
OUN
pagina 16 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Box 1 Virtuele ‘opleiding’ tot leraar Een virtuele ‘opleiding’ tot leraar kan van nut zijn voor iedereen die in het onderwijs werkt of gaat werken; ‘reguliere’ studenten in de (initiële) lerarenopleiding, zij-instromers, beginnende docenten, zittende docenten, ervaren docenten en seniordocenten, begeleiders, lerarenopleiders, opleidingsdocenten, schoolleiders, en ondersteunend onderwijspersoneel zoals klasse- en onderwijsassistenten, leerkrachtondersteuners en instructeurs. Bovendien bedient zo’n virtuele opleiding alle onderwijssectoren. Gebruikers krijgen te maken met minstens vier functionaliteiten. 1. ‘Assignments’: het geheel van leersituaties waaruit studenten kunnen kiezen. 2. ‘Resources’: de database met hulpmiddelen zoals begrippen en concepten en met werkvormen en praktijkvoorbeelden. 3. Assessment: (intake-)instrumenten waarmee gebruikers op ieder moment hun competenties kunnen meten en hun ontwikkelingsbehoeften kunnen nagaan. 4. Communicatie: ‘tools’ voor onderlinge communicatie, het uitwisselen van ervaringen, samenwerking en onderlinge begeleiding.
Samenwerking Lerarenopleidingen en scholen Door werkplekleren en duale trajecten komt de school centraal te staan. Scholen nemen meer en meer hun (mede)verantwoordelijkheid voor de opleiding van hun docenten en het op peil houden of verruimen van de bekwaamheden van zittende docenten. Daarom is het voor de Open Universiteit vanzelfsprekend dat zij op grote schaal praktisch en bottom-up samenwerkt met lerarenopleidingen en scholen. De samenwerking wordt gekarakteriseerd door codevelopment en co-exploitatie, want de instelling exploiteert zelf geen volledige trajecten, althans niet op korte termijn. Daarvoor zijn twee redenen. Ten eerste zijn er veel aanbieders op een relatief kleine markt. In de tweede plaats heeft de Open Universiteit geen netwerken voor praktijkbegeleiding, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de opleidingen. De instelling ondersteunt de professionalisering van onderwijsgevenden vooral op grond van haar expertise in competentiegericht, tijd- en plaatsonafhankelijk leren. Op die manier waarborgt de instelling dat zij zo veel mogelijk bijdraagt aan de inrichting van scholen als opleidingsplaats, werkplekleren en competentieverwerving. Dit gaat in ieder geval op voor haar aandeel in de bestrijding van het lerarentekort. Echter, ook op langere termijn kan de Open Universiteit op deze wijze opleiding en professionalisering helpen vernieuwen. Zeer essentieel is evenwel ook dat scholen werkplekleren inbedden in hun organisatie, iets dat zij alleen zelf afdoende kunnen vormgeven. Met vertegenwoordigers van de lerarenopleidingen en andere betrokkenen is uitgebreid geïnventariseerd welke gezamenlijke activiteiten kansrijk zijn en op draagvlak kunnen rekenen. Daaruit blijkt dat het dan vooral om thema’s gaat die de capaciteit of competentie van afzonderlijke instanties te boven gaan. Samenwerking brengt dan meerwaarde met zich mee. Verder is besproken wat de beste vorm is voor de toekomstige samenwerking. Op grond van de opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen gaat de voorkeur uit naar gezamenlijk te werk gaan en gezamenlijk zorgen voor goede afstemming van activiteiten. Onderlinge afspraken worden in de toekomst per activiteit bestuurlijk geregeld en vanzelfsprekend ook juridisch vastgelegd.
OUN
pagina 17 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Overigens verschillen scholen sterk in veranderbereidheid en innovatiecapaciteit. Bekend is dat de bereidheid tot verandering toeneemt naarmate zij zelf meer betrokken zijn bij de ontwikkeling van vernieuwingen, en dat de adoptiekansen aanzienlijk gunstiger zijn bij een bottom-upbenadering. Het zou voor de hand liggen vooral samen te werken met scholen die een bewezen veranderingsbereidheid en innovatiecapaciteit hebben. Toch beperkt de Open Universiteit zich niet tot die categorie. Zij werkt ook nadrukkelijk samen met scholen die zich wat minder in de ‘voorhoede’ begeven. Ten eerste omdat dit een meer representatief beeld geeft en ten tweede omdat deelname wellicht de bereidheid tot verandering vergroot. Verder is een goede regionale spreiding cruciaal, niet alleen vanwege specifieke regionale problemen, maar ook om ‘volume’ te maken en naburige scholen te steunen bij collegiale consultatie. Stichting Digitale Universiteit Met de Digitale Universiteit heeft de Open Universiteit reeds een bijzondere samenwerkingsrelatie, die op verschillende niveaus verder inhoud krijgt. De Digitale Universiteit biedt aanvullende mogelijkheden, gezien haar programmalijnen Digitaal toetsen, assessment en portfolio, en Leren en begeleiden op afstand. Ook op andere gebieden zal er samenwerking en afstemming plaatsvinden met de Digitale Universiteit. Daarbij is te denken aan ervaringen met e-learning, leeromgevingen, digitaal portfolio en Virtueel Bedrijf.
OUN
pagina 18 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
3 Projecten Na een inleidende kenschets van de uitgangspunten die gehanteerd worden voor alle activiteiten, karakteriseren we in dit hoofdstuk de projecten die in 2004 bij het Ruud de Moor Centrum in ontwikkeling zijn. De projecten zijn onder te verdelen in de thema’s professionalisering, ondersteuning en begeleiding, en voortgang en ontwikkeling. Inleiding Scholen gaan een steeds belangrijkere rol spelen in de professionele vorming van aankomende en nieuwe beroepsbeoefenaren, wat samengaat met de inrichting als kennisintensieve organisaties die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van hun professionele dienstverlening. Rondom scholen is een aantal belangrijke organisaties actief, zoals lerarenopleidingen, schoolbegeleiders, beroepsorganisaties en vakorganisaties. Dit zijn voor de Open Universiteit Nederland richtinggevende ontwikkelingen, waarop zij soepel reageert. Voor alle projecten hanteert de Open Universiteit de volgende uitgangspunten. - Ontwikkeling en uitvoering vinden plaats in nauwe samenwerking met lerarenopleidingen en scholen. - Maximaal gebruikmaken van de expertise in ontwikkeling van uiteenlopende competenties met behulp van begeleid afstandsonderwijs en met optimale benutting van ict, en van de aanwezige infrastructurele voorzieningen, zoals haar elektronische leeromgeving en haar studiecentra die geoutilleerd zijn voor het verzorgen en begeleiden van afstandsonderwijs. - In samenwerking een breed scala van producten ontwikkelen, gericht op zo veel mogelijk competenties die leraren en schoolmanagement nodig hebben. - Een vloeiende overgang tussen hulpmiddelen voor zij-instromers en overige studenten aan lerarenopleidingen, ervan uitgaande dat studenten aan lerarenopleidingen een pluriforme groep vormen en uiteenlopende opleidingsbehoeften hebben. - Borgen van de aanwezige expertise in de snel slinkende groep (vak)didactici en andere lerarenopleiders. - Complementariteit met andere opleidingen. De Open Universiteit levert, in principe langs digitale weg, leermiddelen en andere hulpmiddelen die zij onder voorwaarden als ‘shareware’ of ‘groupware’ beschikbaar stelt. De instelling zoekt tevens samenwerking met verwante projecten en organisaties zoals Kennisnet, de Digitale School, de School voor de Toekomst en de Stichting Digitale Universiteit. - Het aanbod is bestemd voor álle schoolsoorten, met een accent op het vmbo. - Een integrale aanpak, geen onsamenhangend aanbod van deelprojecten. - Versterking van de kwaliteit van de opleiding tot leraar. - Bevordering van de centrale rol van de school in de educatieve structuur. Alle projecten zijn tot stand gekomen in nauw overleg met vertegenwoordigers van de lerarenopleidingen en andere betrokken organisaties. Zij hebben immers direct toegang tot het werkveld, kennen de ontwikkelingen van dichtbij, weten welke veranderingsbehoeften er leven, hoe nijpend het lerarentekort is en hoe dat het beste te bestrijden is. Vaak sluiten de projecten dan ook aan op reeds elders genomen initiatieven of lopende projecten van lerarenopleidingen
OUN
pagina 19 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
en andere betrokken instanties. Hun prioriteiten voor ontwikkeling en vernieuwing zijn er duidelijk in te herkennen. Vanzelfsprekend is de keuze ook gebaseerd op de mate waarin de Open Universiteit er haar expertise bij kan inzetten. Naast de projecten onderneemt het Ruud de Moor Centrum flankerende activiteiten. De resultaten van projecten worden op brede schaal verspreid, door het uitbrengen van cd-roms en dvd’s, publicatie van (jaar)boeken, artikelen in vaktijdschriften en op internet, en door presentaties op studiedagen en conferenties. Bovendien werkt het Centrum aan een programma van functionele vereisten waaraan een virtuele werk- en leeromgeving moet voldoen om werkplekleren te kunnen ondersteunen en om flexibilisering van opleidingen mogelijk te maken. Professionalisering Professionele competenties Het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren heeft de competenties van de leraar in kaart gebracht. Naast de vakinhoudelijke en vakdidactische competenties gaat het daarbij om algemene competenties. Bij elk van de competenties worden inhouden en cursusmateriaal ter beschikking gesteld. Ook wordt rekening gehouden met verschillende niveaus in de competentieontwikkeling. De primaire ontwikkelingsfase werkt het Ruud de Moor Centrum uit in een digitale ‘crash course’ voor beginnende docenten. Kennisbank schoolvakken Er is voor de professionalisering van leraren behoefte aan gedigitaliseerde kennis, bestaande uit vakinhouden, vakdidactiek en praktijkkennis. Door middel van een kennisbank kunnen studenten, zij-instromers en leraren kennis en vaardigheden opdoen. In eerste instantie wordt gestart met de bètavakken en economie. Bij deze vakken komen ingewikkelde concepten aan de orde, waarvoor vakdidactische kennis belangrijk is. Vooral zij-instromers in het vmbo ontberen deze kennis. Voor deze groep, die beperkt tijd heeft, is het belangrijk om snel informatie te verkrijgen. Er is voor gekozen de kennisbank zo snel mogelijk te vullen voor de bètavakken en economie. Informatievaardigheden Informatievaardigheden hebben betrekking op het zoeken, vinden, gebruiken en beoordelen van informatie. Om in de informatiesamenleving te kunnen functioneren zijn deze vaardigheden zeer belangrijk. In het project Informatievaardigheden worden hulpmiddelen gemaakt die docenten kunnen gebruiken om de vaardigheden van de leerlingen te ontwikkelen. Gewerkt wordt aan workshops voor docenten, een cursus informatievaardigheden voor docenten (inclusief didactiek), een interactieve vaardighedentoets en een beknopte handleiding informatievaardigheden op school. In het project wordt nauw samengewerkt met de Universiteit van Amsterdam en Archimedes Lerarenopleiding (Hogeschool Utrecht). Casusbank les- en klassensituaties In het project casusbank inventariseert het Ruud de Moor Centrum bestaand audiovisueel onderwijsmateriaal. Ook wordt nieuw audiovisueel materiaal ontwikkeld, of bestaand materiaal wordt bewerkt voor de projecten van het Ruud de Moor Centrum. Daarnaast ontwikkelt het
OUN
pagina 20 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Centrum verder aan het project Didiclass, in samenwerking met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en de Rijksuniversiteit Groningen. Didiclass is een gestructureerde, gedidactiseerde verzameling casusmateriaal, die werkt met dilemma's uit de onderwijspraktijk. Didactiek van e-learning Leraren krijgen steeds vaker te maken met ict. Zij zullen steeds vaker gebruik gaan maken van een elektronische leeromgeving. Dat betekent echter voor zowel leraar als leerling dat zij nieuwe posities krijgen en dat er aan hen andere eisen worden gesteld. Daarom ontwikkelt het Ruud de Moor Centrum een cursus en vaardigheidstraining in een elektronische leeromgeving. Cursus en vaardigheidstraining maken cursisten vertrouwd met elektronische leeromgevingen, leren hen te werken met didactische scenario's, en geven hen de mogelijkheid begeleidingsvaardigheden te oefenen. Onderkennen en diagnosticeren van leerproblemen Dit is een multimediaal programma leerdiagnostiek voor docenten primair onderwijs die zich verder willen bekwamen in leerdiagnostiek. Het programma simuleert de gang van zaken in een hulpverleningsinstelling en een schoolbegeleidingsdienst. Studenten beschikken - virtueel - over een eigen werkkamer met een computer, postvak, archiefkast, bureau met aantekeningenboek en een telefoon. Zo leren zij in de praktijk door middel van gesprekken een hulpvraag te onderzoeken, een probleem te formuleren, te diagnosticeren, en een behandelingsplan op te stellen en uit te voeren. Dit multimediale programma kan worden ingezet als vervanging van een practicum, als (gedeeltelijke) vervanging van een stage, en ter voorbereiding op een stage. Digitalisering van post-hbo-trajecten Er is in de afgelopen jaren veel geld en energie gestoken in het ontwikkelen van post-hbotrajecten voor leraren. Door het groeiende tekort aan leraren en ander personeel is de werkdruk dusdanig toegenomen dat er weinig tijd is voor het volgen van cursussen, die veelal tijd en plaatsgebonden zijn. Er is immers nauwelijks of geen vervanging voor leraren die een cursus willen volgen tijdens schooltijd, en na schooltijd vechten ander prioriteiten om de aandacht. Dit veroorzaakt beperkte deelname aan goed aanbod, onderuitputting van Rijkssubsidies en achterstand in de professionalisering van leerkrachten. In dit project wordt daarom vijftig procent van het bestaande cursusmateriaal gedigitaliseerd. Het betreft de theoretische onderwerpen en de meer op 'good practice' gerichte voorbeelden. Het Ruud de Moor Centrum is gestart met een pilot om de bestaande cursus ‘Leerkracht in onderwijskansscholen’ aan te passen. Telepabo voor zij-instromers in de opleiding In Meppel is een digitale pabo gebouwd door docenten. Er wordt geëxperimenteerd en proefondervindelijk vastgesteld wat de verhouding kan zijn tussen afstandsonderwijs en contactonderwijs. Vanuit de Open Universiteit Nederland wordt gebruik van ict ingebracht. Delen uit de telepabo worden gericht op zij-instromers. Daarbij worden reflecties van zij-instromers, opleiders en begeleiders systematisch gemonitord en ruimer bekendgemaakt. Er wordt ook samenwerking gezocht met de telepabo van Hogeschool Inholland. Voorbereiding bachelors op leraarsberoep
OUN
pagina 21 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Studenten in wetenschappelijke bacheloropleidingen en hbo-studenten die geen lerarenopleiding volgen in bijvoorbeeld de vakken chemie, economie en kunsten, worden, verwerven door een post-hbo een bekwaamheid die gelijkstaat aan een tweedegraadsbevoegdheid.
Ondersteuning en begeleiding Analysemodel voor de school als leer- en opleidingsplaats voor docenten Scholen die substantieel bijdragen aan de opleiding van docenten, bijvoorbeeld zij-instromers, moeten aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Daartoe is een analysemodel ontwikkeld in het project ‘Keurmerk van opleidingsscholen’ van het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren. Dit model heeft tot doel de kwaliteit van de school als leer- en opleidingsplaats voor docenten in kaart te brengen, en scholen te stimuleren deze te verbeteren. Als zij-instromers mede op afstand worden begeleid, dan stelt dat nog scherpere eisen aan de leeromgeving op school, en moet bij voorkeur aan aanvullende voorwaarden zijn voldaan. Het is de bedoeling dat dit analysemodel voor alle scholen bruikbaar en toegankelijk wordt gemaakt via internet, bijvoorbeeld door instrumenten voor zelfdiagnose beschikbaar te stellen. Begeleiden van nieuwe en beginnende docenten op en om de werkplek Verbetering van begeleiding en coaching (deels op afstand) van beginnende leerkrachten én zijinstromers in het beroep, is een zéér belangrijke activiteit die op korte termijn een forse bijdrage kan leveren aan bestrijding van het lerarentekort. In de praktijk valt het beginnende docenten immers tegen zich tijdens hun inwerkperiode een goede en stabiele positie te verwerven. Vermindering van de uitval met enige procentpunten heeft een groter resultaat dan de huidige verhoogde instroom via de zij-instroom. In het project worden ‘communities of practice’ opgericht, waar beginnende docenten hun kennis en ervaring kunnen delen en vergroten. Digitale cursus voor schoolinterne begeleiders Een digitale cursus kan ervaren docentopleiders ondersteunen bij de opleiding van ‘onbevoegde’ docenten die ‘on the job’ hun opleiding volgen, zoals zij-instromers in het beroep. Deels zijn hiervoor ook face to face-bijeenkomsten nodig. De cursus kan men op de werkplek volgen, bij voorkeur ook weer samen met collega’s. Er is ook gelegenheid om ervaringen uit te wisselen met collega’s in opleiding, mede door middel van chat- en discussiebijeenkomsten in een community via internet. Doordat begeleiders op school hun opleiding hoofdzakelijk via een elektronische leeromgeving volgen, leren zij dan meteen ook wat het voor docenten in opleiding betekent om grotendeels op afstand te worden opgeleid. Voor de ontwikkeling van de cursus kan worden uitgegaan van bestaande, reguliere cursussen die diverse opleidingsinstituten momenteel verzorgen. Voortgang en ontwikkeling Bij de professionalisering van onderwijsgevenden speelt competentieontwikkeling een belangrijke rol. Om deze competentieontwikkeling te kunnen volgen en beoordelen, wordt gebruik gemaakt van assessments. Bij een assessment wordt een mix van instrumenten ingezet die samen inzicht geven in de mate waarin (beginnende) docenten en zij-instromers over de
OUN
pagina 22 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
bekwaamheden beschikken om als docent te kunnen functioneren. Hoewel assessments gebruikt kunnen worden als selectie- en beoordelingsinstrument, zoals bij het geschiktheidonderzoek van zij-instromers, speelt assessment vooral een belangrijke rol bij de persoonlijke competentieontwikkeling van de (beginnende) docent, waaronder het opstellen van een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) of het vormgeven van een op maat gesneden opleidingstraject. De assessment-instrumenten die hiervoor door het Ruud de Moor Centrum worden ontwikkeld, zijn vooral gericht op monitoring van persoonlijke ontwikkeling en vormgeving van het eigen opleidingstraject. Er wordt niet alleen aandacht besteed aan de kennis- en vaardighedencomponent van competenties, maar ook aan de attitudekant (persoonskenmerken, motivatie en ambitie, persoonlijke betrokkenheid). Competentiematrix In dit project wordt een matrix ontwikkeld waarin authentieke beroepssituaties van docenten zijn gekoppeld aan de competenties. Deze competentiematrix vormt de basis voor het vormgeven van assessments. Deze kunnen zowel in de persoonlijke begeleiding op de school als in een virtuele werk- en leeromgeving worden gebruikt. De matrix omvat beroepssituaties van verschillende complexiteit, zodat de matrix kan worden gebruikt voor het vormgeven van assessments voor zowel zij-instromers zonder ervaring, als voor meer ervaren docenten. Het werkveld wordt actief betrokken bij het uitwerken van de competentiematrix. Voortgangsassessments Het Ruud de Moor Centrum ontwikkelt (digitale) assessments die op verschillende momenten in het opleidingstraject te gebruiken zijn door zij-instromers, maar ook door studenten en leraren. De assessments zijn gebaseerd op de hierboven genoemde competentiematrix, en bieden gebruikers de mogelijkheid om door middel van videomateriaal en de daaraan gekoppelde assessments hun eigen competentieontwikkeling te beoordelen. Gebruikers kunnen, als zij willen, via bijbehorende opdrachten één of meer competenties verder ontwikkelen. Assessmenthandleidingen en trainingen Om assessment te kunnen vormgeven en effectief te gebruiken, worden handleidingen en trainingen ontwikkeld. Deze trainingen zijn bedoeld voor begeleiders op de school, zij-instromers en andere beginnende docenten.
OUN
pagina 23 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Referenties Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (2003). Adviserende brief aan M.Verhoeven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over onderzoek in het onderwijs: versterking van de brug tussen onderzoek en onderwijspraktijk. Den Haag: Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid. Aelterman, A. & Schepens, A. (2002). De duale leerroute als leertraject in een dynamisch ontwikkelingsperspectief. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 23 (1), 7-13. Bolhuis, S. (2001). Leren en veranderen bij volwassenen: een nieuwe benadering. Bussum: Coutinho. Bolhuis, S. & Doornbos, A. (2000). Leren op de werkplek. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen. Bolhuis, S., Doornbos, A. & Van Vonderen, J. (2000). Vakmensen als leraar in het vmbo. Utrecht: Programmamanagement EPS. Broere, L. (2002). Zij-instromers, http://www.avs.nl/beleid_pers/instroom.htm, december. Career Center Onderwijs: http://www.careercenteronderwijs.nl Davey, B. (1991). Evaluating teacher competence through the use of performance assessment tasks. Journal of Personnel Evaluation in Education, 5, 121-132. Denters, M., Van Brakel, G. & Van Himbergen, T. (2001). Kwaliteitskader deel II: uitwerking van ontwikkelingslijnen voor pabo's. SKIF. Driessen, E., Beijaard, D., Van Tartwijk, J. & Van der Vleuten, C. (2002). Portfolio’s. Groningen: Wolters-Noordhoff. Educatief Partnerschap (2002). Congresbundel. EPS Goed op weg. Den Haag: HBO-raad. Eringa, K., Rietveld, J. & Zwaal, W. (2000). Assessment en developmentcenters in het hoger onderwijs. Groningen: Wolters Noordhoff. European Schoolnet: http://www.eun.org/eun.org2/eun/en/index_eun.html Gransbergen, P. & Hover, C. (2002). Intake assessment in het HBO. Utrecht: Lemma. HBO-raad (2002). Partners in educatie. Agenda lerarenopleidingen hbo. Den Haag: HBO-raad. HBO-raad (2003). Meer mensen in het onderwijs: een deltaplan. De gezamenlijke hbo lerarenopledingen in actie. Den Haag: HBO-raad. HBO-raad & Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2000). Convenant startbekwaamheden voor het primair onderwijs. Den Haag/Zoetermeer: HBO-raad/ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Huisman, J., Westerheijden, D. & De Boer, H. (2000). De tuinen van het hoger onderwijs. Twente: University Press. Ict-onderwijsmonitor: http://www.ict-onderwijsmonitor.nl Inspectie van het Onderwijs: http://www.owinsp.nl Inspectie van het Onderwijs (2001a). Onderzoeksinstrument Convenant startbekwaamheden voor het primair onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
OUN
pagina 24 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Inspectie van het Onderwijs (2001b). Technisch rapport evaluatieonderzoek Convenant startbekwaamheden primair onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (2002a). Beginnende herintredende leraren. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (2002b). Evaluatie van het zij-instroomtraject in het voortgezet onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (2002c). Onderwijsverslag over het jaar 2001. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (2003a). Bekwaam afgerond? Evaluatie startbekwaamheden in opleidingen leraar basisonderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (2003b). Evaluatie van het zij-instroomtraject in het primair onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (2003c). Evaluatie van het zij-instroomtraject in het voortgezet onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Inspectie van het Onderwijs (2003d). Groepsgrootte, personele inzet en onderwijskwaliteit in de onderbouw van het basisonderwijs 2002. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs (De uitvoeringsregeling is gepubliceerd in Gele Katern nr. 18b, 26 juli 2000). Den Haag. Kenniscentrum EVC: http://www.kenniscentrumevc.nl Kennisnet: http://www.kennisnet.nl Klarus, R. (2001). Verzilveren van competenties. Wageningen: Stoas. Klarus, R., Schüler, Y. & Ter Wee, E. (2000). Bewezen geschikt. Wageningen: Stoas. Korthagen, F. & Tigchelaar, A. (Red.) (2002). Duaal opleiden:een evaluatie van vijf best practices. Utrecht: Programmamanagement EPS. Korthagen, F. & Vasalos, A. (2002). Niveaus in reflectie: naar maatwerk in begeleiding. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 23 (1), 29-38. Korthagen, F. & Wubbels, T. (2000). Are reflective teachers better teachers? In G.M. Willems, J.H.J. Stakenborg & W. Veugelers (Eds.), Trends in Teacher Education (pp. 131-141). Leuven/Apeldoorn: Garant. Korthagen, F.A.J. (2001). Linking practice and theory: the pedagogy of realistic teacher education. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Lerarenweb: http://www.lerarenweb.nl Luttenberg, J. (2002). Doceren en reflecteren. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 23 (1), 2028. Lubberman, J. & Klein, T. (2002). Zij-instroom in het beroep. Evaluatie van het eerste jaar: 20002001. Leiden: Research voor Beleid. Mehrens, W.A., Popham, W.J. & Ryan, J.M. (1998). How to prepare students for performance assessments. Educational Measurement: Issues and Practice, 17 (1), 18-22. Meyboom-de Jong, B., Schmit Jongbloed, J.J. & Willemsen, M.C. (Red.) (2002). De arts van straks. Een nieuw medisch opleidingscontinuüm. Utrecht: Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst.
OUN
pagina 25 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (1999). Maatwerk voor morgen: het perspectief van een open onderwijsarbeidsmarkt. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2000a). EVC aan de poorten van het hoger onderwijs. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen: http://www.minocw.nl Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2000b). Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 2000. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2000c). Maatwerk voor morgen 2: Vervolgnota over een open onderwijsarbeidsmarkt. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2000d). Startbekwaamheden leraar secundair onderwijs. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2000e). Vijfkwartsmaat: een uitwerking van Maatwerk 2 door scholen voor primair onderwijs in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2001a). Ict Monitor 2000-2001. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2001b). Werken in het onderwijs. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002a). Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen L. Hermans aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over voortgang Maatwerk, 18 april. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002b). De school centraal. Verdere versterking van de school in de educatieve infrastructuur. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002c). Enveloppebrief OCW. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. (2002d). Ict na 2002. Discussienota. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002e). Maatwerk 3. Voortgangsrapportage. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002f). Plan van Aanpak Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002g). Rijksbegroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 2003. Voorstel van wet. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002h). Werken in het onderwijs 2003. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2003a). Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen M. van der Hoeven aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over aanbieding rapporten, en arbeidsmarkt- en personeelsbeleid, 24 juni. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en wetenschappen.
OUN
pagina 26 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2003b). Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen M. van der Hoeven aan M. Wöltgens, voorzitter van het College van bestuur van de Open Universiteit Nederland, over financiering plan zijinstromers, 19 augustus. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2003c). Rijksbegroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 2004. Voorstel van wet. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2003d). Werken in het onderwijs 2004. Sdu, Den Haag. Obbink, H. (2001). Zij-instroom als broedplaats voor vernieuwing. OnderwijsInnovatie, 2 (3), 2729. Onderwijsraad (2003a). Kennis van Onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2003b). Leren in een kennissamenleving. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2003c). Leren in samenspel. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2003d). Leven = leren. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2003e). WWW.Web-leren.nl. Den Haag: Onderwijsraad. Onstenk, J. (2001). De school als leer- en opleidingsplaats. Utrecht: Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren. Paboweb: http://www.paboweb.nl Procesmanagement Lerarenopleidingen (1998). Gemeenschappelijk curriculum opleiding leraar primair onderwijs. Meppel: Ten Brink. Reilly Freese, A. (1999). The role of reflection on preservice teachers’ development in the context of a professional development school. Teaching and Teacher Education, 15, 895-909. Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren (2002). Leraar: beelden van bekwaamheid (cdrom). Utrecht: Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren. Schüler, Y. & Ter Wee, E. (2001). Assessoren aan het werk. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 22 (2), 43-47. Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt: http://www.sboinfo.nl Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (2000). Bekwaamheid in beeld. Kijken naar beroepsbekwaamheid en competenties van leraren. Den Haag: Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt. Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (2001). SBO-jaarboek 2001. De onderwijsarbeidsmarkt in beeld. Den Haag: Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt. Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (2002). Agenda 2006. Inzet sociale partners onderwijs. Den Haag: Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt. Sociaal en Cultureel Planbureau (2002). Sociaal en Cultureel rapport 2002. De kwaliteit van de quartaire sector. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Stiggins, R. (1987). Design and development of performance assessment. Educational Measurement: Issues and Practice, 6, 33-42.
OUN
pagina 27 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Stijnen, P.J.J. (2003). Leraar worden: 'under construction'? Over lerarentekorten en afstandsonderwijs voor de opleiding tot leraar (Inaugurele rede). Heerlen: Open Universiteit Nederland/Ruud de Moor Centrum. Stijnen, S. (Red.) (2000). Working paper Scholingsprogramma onderwijsinnovatie en -technologie. Heerlen: Open Universiteit Nederland/Directoraat Humaniora/OTEC. Stijnen, P. & Münstermann, H. (Red.) (2002a). Plan van aanpak Project lerarenopleidingen. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Stijnen, P. & Münstermann, H. (Red.) (2002b). Startnotitie bij Plan van aanpak Project lerarenopleidingen. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Stijnen, P. & Vermeulen, M. (Red.) (2003). Aanvullende activiteiten bij de Startnotitie bij het Plan van aanpak zij-instromers. Heerlen: Open Universiteit Nederland/Ruud de Moor Centrum. Stoas: http://www.stoas.nl Straetmans, G.J.J.M. & Sanders, P.F. (2001). Beoordelen van competenties van docenten. Utrecht: Programmamanagement EPS. Streumer, J.N. & Van der Klink, M.R. (Red.) (2001). Pedagogische Studiën (Themanummer Leren op de werkplek), 78 (2), 77-140. Tillema, H.H., Kessels, J.W.M. & Meijers, F. (2000). Competencies as building blocks for integrating assessment with instruction in vocational education: a case from the Netherlands. Assessment and Evaluation in Higher Education, 25, 265-278. Van den Dool, P., Klein, G., & Van de Kuilen, L. (2001). Opleiden voor de school. Eerste evaluatie van Educatief Partnerschap. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Van Merriënboer, J.J.G. (1997). Training complex cognitive skills. Englewood Cliffs, NJ: Educational Technology Publications. Vereniging de Samenwerkende Landelijke Pedagogische Centra & Stichting Leerplanontwikkeling (1997). Startbekwaamheden leraar primair onderwijs. Deel 2: verantwoording en bijlagen. Utrecht: Algemeen Pedagogisch Studiecentrum. Verloop, N. & Wubbels, T. (2000). Some major developments in teacher education in the Netherlands and their relationship with international trends. In G.M. Willems, J.H.J. Stakenborg & W. Veugelers (Eds.), Trends in Teacher Education (pp. 19-32). Leuven/Apeldoorn: Garant. Vermeulen, M. (2003). Een meer dan toevallige casus. De tekorten aan leraren bezien als aansluitingsvraagstuk tussen onderwijs en arbeidsmarkt in het hoger onderwijs (Inaugurele rede). Heerlen: Open Universiteit Nederland/Ruud de Moor Centrum. Voorstel van Wet op de beroepen in het onderwijs (2001). (Kamerstuk 2001-2002, 28088, nr. 4, Tweede Kamer). Werken in het onderwijs: http://werkeninhetonderwiis.nl Word leraar!: http://www.wordleraar.nl
OUN
pagina 28 van 28 Ruud de Moor Centrum Achtergronden en activiteiten April 2004
Colofon Uitgave Open Universiteit Nederland Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden April 2004 Bezoekadres Valkenburgerweg 177 6419 AT Heerlen telefoon 045 - 576 22 22 www.ou.nl/rdmc Postadres Postbus 2960 6401 DL Heerlen Tekst H. Münstermann P. Stijnen M. Vermeulen M. de Bie Redactie B. van der Heijden, Nijmegen
OUN