Ruud de Moor Centrum Programma 2008
Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden Open Universiteit Nederland
Inhoudsopgave Voorwoord
3
1
Inleiding - Organisatie - Algemeen financieel kader - Inhoudelijke indeling van het programma 2008
4 4 4 5
2
Overkoepelende activiteiten en resultaten
6
3
Thema’s: activiteiten en resultaten - Assessment en coaching - Netwerkleren - Kennisinfrastructuur - Kwaliteit van professionaliseren
8 8 13 17 20
4
Vraaggestuurde projecten - Koning Willem I College – project Blijvend bekwaam - Twents Carmel College, Onderbouw-VO, Stichting Beroepskwaliteit Leraren, ISISQ5 – project Feedbackscan - Lerarenopleidingen – project Kennisbanken - Pabo-docenten, Freudenthal Instituut, Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum – project Rekenonderwijs primair onderwijs - Lucas Onderwijs – project Netwerkleren - Noordelijke Hogeschool Leeuwarden – project Netwerkleren - Sintermeertencollege – project E-portfolio - Stichting Downsyndroom – project Research Downsyndroom - Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs – project Zorgkinderen
22 22
Begroting 2008
34
5
OUN
2
23 24 26 27 29 31 32 33
Voorwoord In 2003 is het RdMC met haar research en ontwikkelwerk voor het professionaliseren van docenten van start gegaan. Komend jaar, 2008, wordt het eerste lustrum gevierd. Voor het Centrum is het eerste lustrum een mijlpaal om extra aandacht aan te besteden. Bekend is dat het RdMC is opgericht in een periode dat door OCW doeltreffend gereageerd moest worden om het opdoemende lerarentekort te bestrijden. Het RdMC kreeg in 2003 de heldere taakstelling bij te dragen aan de bestrijding van het lerarentekort vanuit een tweede lijnspositie. Het Centrum is met veel enthousiasme gestart en succesvol gebleken in de uitvoering van haar taakstelling. Inmiddels zijn vele producten beschikbaar om docenten te steunen bij het ontwikkelen van hun vakmanschap. Deze producten worden door velen in het onderwijsveld daadwerkelijk toegepast. Toch kan het bestaansrecht van het RdMC verder worden versterkt als het Centrum slaagt twee doelstellingen nog duidelijker waar te maken. a. Het verstevigen van de reputatie als Kennis en Expertise Centrum voor (online) werkplekleren. De manier om inzicht te krijgen in de sterkte van de reputatie is uiteraard het meten van het gebruik van de in het Centrum beschikbare kennis. Het Centrum zal het komende jaar nauwkeurig volgen hoe groot het aantal gebruikers is van de beschikbare kennis en expertise en de daarvan afgeleide producten, diensten, modellen en prototypen. Maar ook vindt het Centrum belangrijk te achterhalen wie de gebruikers zijn en welke hun ervaringen zijn met het gebruik van de producten. De metingen zullen duidelijk zichtbaar maken hoe de kwaliteit door gebruikers wordt beleefd. De resultaten van deze metingen zullen een belangrijk houvast vormen voor het Centrum om verder te bouwen aan de reputatie. Een nadere uitwerking voor het verstevigen van de reputatie van het Centrum is te bereiken met het uitvoeren van kwalitatief hoogwaardig praktijkgericht onderzoek. De onderzoeksopbrengsten moeten trouwens gegeven de missie en visie van het RdMC nadrukkelijk gericht zijn op het versterken van de kwaliteit van het handelen en werken van docenten en het verbeteren van hun werkomgeving en opleiding. Het aantal uitgebrachte papers, artikelen, georganiseerde workshops en conferenties zijn resultaten die bij de afzonderlijke projecten zullen worden gepresenteerd. Het zijn werkresultaten die, als de daarin gecommuniceerde kennis door veel leraren en andere professionals worden toegepast, indicatief zijn voor de reputatie van het Centrum. b. Vraagsturing is in het jaarprogramma een doelstelling waar nadrukkelijker dan voorheen uitvoering aan moet worden gegeven. In overleg met de Programmaraad zijn 9 projecten gekozen die het onderwijsveld bij het RdMC heeft gemeld. Het Centrum zal zijn uiterste best doen de afgesproken resultaten te behalen. In het jaarprogramma 2008 wordt inzichtelijk gemaakt met welke activiteiten het RdMC aan de slag gaat en binnen welk kader de activiteiten worden uitgevoerd, achtereenvolgens beschrijven we in hoofdlijnen enkele voorwaardelijke en algemene aspecten die voor een doeltreffende en efficiënte uitvoering van het werkprogramma 2008 en de daarin te behalen resultaten vereist en gewenst zijn.
prof. dr. J.T.G. Gerrichhauzen Hoogleraar-directeur van het Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden
OUN
3
1 Inleiding Organisatie Voor de uitvoering van het werkprogramma is een eenvoudig en duidelijk opgezette organisatie een noodzaak. Juist het werken in en met projecten, dat toch als een wezenskenmerk van het Centrum is te zien, vergt dat in de organisatie enkele centrale voorzieningen beschikbaar zijn. Uiteraard betreft het hier het management. Het is vanzelfsprekend dat zij een taakstelling hebben voor het ontwikkelen van de strategie, het aansturen van de werkprocessen, het toezien op de uitvoering en het behalen van de resultaten. Maar ook de afdeling bedrijfsvoering die beschikbaar is voor het faciliteren en begeleiden van de werkzaamheden die in het primaire proces worden verricht is voor een goede uitvoering van het werkprogramma noodzakelijk. Daarnaast zijn twee voorzieningen, bij de uitvoering van de activiteiten, die van zodanig belang zijn voor de uitvoering van de primaire taakstelling van het Centrum dat deze als centrale voorziening gepositioneerd worden. Het gaat om activiteiten die te maken hebben met het online karakter van het veelvoud van producten en diensten die het RdMC beschikbaar heeft of nog in ontwikkeling gaat nemen. Ook is duidelijk dat de Communicatie en Public Relations van het Centrum naar het onderwijsveld over de beschikbare producten en diensten een doeltreffende aanpak vraagt, die door centralisatie van deze activiteiten beter is te bereiken. In de projectorganisatie die het RdMC kenmerken zijn daarom de volgende algemene voorzieningen herkenbaar: 1. 2. 3. 4.
Management Bedrijfsvoering (financiële en administratieve ondersteuning) Virtuele leer- en werkomgeving (ict ondersteuning en expertiseontwikkeling) Communicatie, PR en marketing.
In 2008 zal overigens nog meer aandacht moeten worden besteed aan de organisatie van de vraagsturing voor de jaren 2009 en verder. De aansturing van de vraagsturing is ook centraal georganiseerd, waarbij de Programmaraad een belangrijke taak heeft.
Algemeen financieel kader Het financiële kader in de verplichtingenbrief van het Ministerie van OCW - spreekt van drie met elkaar samenhangende delen: • Het basisdeel • Een overbruggingsdeel • Programmadeel (vraaggestuurd). Het basisdeel heeft betrekking op het in stand houden en de nadere invulling van het kennis- en expertisecentrum. Het overbruggingsdeel omvat activiteiten die zijn gericht op exploitatie, beheer en implementatie van de bestaande producten maar ook activiteiten die gericht zijn op de omslag naar meer vraagsturing. Het programmadeel voor 2008 bestaat uit een aantal projecten (minimaal ter hoogte van 15% van de subsidie) die op verzoek en in nauwe samenwerking met het werkveld tot stand zijn gekomen. Aan de Programmaraad zijn voor 20081 projecten voorgesteld die onder het programmadeel opgenomen kunnen worden en welke voldoen aan de volgende criteria: • Er is sprake van een vraag vanuit het onderwijsveld • De vraag past binnen de taakstelling van het RdMC en heeft direct betrekking op de professionalisering van leraren • Beantwoording van de vraag is ook voor anderen binnen de onderwijssector van belang vanwege het generieke karakter van de vraag. • De vragende partij draagt ook zelf bij aan de beantwoording van de vraag door inzet van personeel of anderszins De projectbijschrijvingen voor dit programmadeel zijn terug te vinden in hoofdstuk 4.
1
Voor 2009 zullen de criteria en de procedure voor de intake van vraaggestuurde projecten geëvalueerd en waar nodig met de Programmaraad bijgesteld worden.
OUN
4
Inhoudelijke indeling van het programma 2008 In lijn met het strategisch meerjarenperspectief (2008-2010) bestaat het werkprogramma 2008 uit een aantal activiteitenclusters, die gericht zijn op: a. de verdere ontwikkeling en disseminatie van kennis en expertise op het terrein van (online) werkplekleren evenals de ontwikkeling (vraaggestuurd) van bijvoorbeeld nieuwe instrumenten die door leraren, opleiders of interne begeleiders op scholen ingezet kunnen worden bij de bekwaamheidsontwikkeling van leraren. Daarbij is zowel (praktijk)onderzoek als vraaggestuurd ontwerpen c.q. ontwikkelen een belangrijke basis. b. exploitatie, beheer, onderhoud en implementatie van eerder ontwikkelde instrumenten en producten. c. vraaggestuurde projecten Uit de contacten met het onderwijsveld blijkt dat er een grote behoefte bestaat aan meer integratie en samenhang tussen ontwikkelde producten en diensten van het RdMC. Een tweede waarneming is dat meer flexibiliteit gewenst wordt in de samenwerking met het onderwijsveld. Om in de behoeften aan meer integratie, samenhang en flexibiliteit te voorzien is vraagsturing een belangrijk mechanisme. Hiermee wordt het mogelijk voor onderwijsorganisaties en leraren maatwerk te leveren. Maar ook om nieuwe productcombinaties en/of diensten samen te stellen. Voor een aanbod gerichte organisatie, zoals het Centrum in de eerste jaren van haar bestaan heeft gefunctioneerd is dat een majeure cultuurverandering. In 2007 zijn er een aantal activiteiten uitgevoerd die gericht waren op de gewenste omslag naar meer vraagsturing, vergroting van naamsbekendheid en het organiseren van samenwerking met partners in het kader van landelijke regievoering te bereiken. Deze activiteiten zullen in 2008 veel aandacht blijven vragen. In de verplichtingenbrief bepleit OCW een nadrukkelijke focussering in het werkprogramma van het Centrum aan te brengen. Mede daarom definieert RdMC voor haar werkprogramma 2008 een aantal belangrijke inhoudelijke speerpunten (thema’s) in relatie tot de professionalisering van leraren en het (online) werkplekleren. De activiteiten in het werkprogramma zullen zich concentreren op: • Assessment en coaching • Netwerkleren • Kennisinfrastructuur • Kwaliteit van professionaliseren Alvorens deze thema’s nader naar activiteiten worden verantwoord bespreken we eerst enkele meer generieke werkgebieden die voor het functioneren van het Centrum van directe betekenis zijn om een betere relatie met het onderwijsveld te realiseren.
OUN
5
2 Overkoepelende activiteiten en resultaten Voor een organisatie die meer in samenspraak met het onderwijsveld activiteiten en projecten in ontwikkeling moet nemen zijn enkele generieke werkgebieden van belang. In feite gaat het om activiteiten rond de organisatie van de vraagsturing, product- en naamsbekendheid, het gebruik van het web en het onderzoek. - Verdere Organisatie van de Vraagsturing Het ministerie van OCW heeft in het overleg met het Ruud de Moor Centrum de verwachting uitgesproken dat het Ruud de Moor Centrum in de periode van 2007 tot en met 2010 in steeds sterkere mate vraaggestuurd zal werken. Vraaggestuurd werken was altijd al in het programma en in de ontwikkelstrategie van het Ruud de Moor Centrum een belangrijk bestanddeel. Nieuw is dat een Programmaraad, samengesteld met onafhankelijke experts, een duidelijke rol krijgt bij de samenstelling van het vraaggestuurde Programmadeel. In het najaar van 2007 is de Programmaraad met haar werk gestart. De organisatie van de vraagsturing zal in 2008 in overleg met de Programmaraad nader moeten worden ontwikkeld. Dat betekent dat duidelijk zal moeten worden gecommuniceerd met het onderwijsveld hoe geïnteresseerde organisaties met het RdMC kunnen samenwerken met inzet van gezamenlijke middelen en expertise aan het werkplekleren van docenten. Activiteiten en Resultaten 2008 • Nadere inrichting en organisatie van de vraagsturing • Communicatie met onderwijsveld over organisatie van de vraagsturing • Inrichten jaarprogramma 2009 - Product en naamsbekendheid Het Ruud de Moor Centrum wil bekend staan als een wetenschappelijke instelling die ondersteuning biedt voor het opleiden en professionaliseren van docenten met behulp van afstandsmiddelen. Hoewel steeds meer partijen en personen in het veld het Ruud de Moor Centrum weten te vinden, wil het Centrum met het oog op de disseminatie van producten en diensten de PR en communicatie verder versterken. In 2007 is een strategieplan beschikbaar gekomen om de product- en naamsbekendheid te vergroten. In 2008 zullen systematisch en op grotere schaal presentaties en voorlichtingsbezoeken aan scholen en opleidingen worden verzorgd. Er worden symposia, congressen en veldbezoeken uitgevoerd. Centraal staat het onder de aandacht brengen van het Ruud de Moor Centrum bij leraren. Daarom participeert het Centrum in een consortium met TELEAC, Kennisnet en SBL in het project “Lerarentv”. De naamsbekendheid meten we onder meer aan aantallen Nieuwsbrief ontvangers, website bezoeken, belangstellenden voor symposia en afgenomen publicaties. Activiteiten en resultaten 2008 • Verzorgen presentaties en voorlichting • Organisatie symposia, congressen over relevante thema’s • Organisatie Lustrumcongres • Participatie in projecten om imago en professionalisering leraar te verbeteren - Samenhangende presentatie middels het Web In het aflopende programma zijn de producten en diensten in tamelijk gescheiden ontwikkelprocessen tot stand gekomen. Producten en diensten worden in het nieuwe programma waar mogelijk geïntegreerd aangeboden. Met dat laatste wordt bedoeld dat deze zoveel mogelijk in een zinvolle samenhang in een onderwijspraktijk worden geïmplementeerd. In 2008 zal samen met Kon. Van Gorcum een samenhangende RdMC webomgeving worden uitgewerkt. De opzet is om via deze webomgeving de resultaten van alle activiteiten over het (online) werkplekleren te presenteren. In onze samenleving waar distributie en ontwikkeling van kennis meer en meer via het web verlopen is een heldere, overtuigende presentatie voor relevante doelgroepen van leraren een noodzaak. Daarom zullen in 2008 de nodige activiteiten worden uitgevoerd om de volgende resultaten te leveren. Resultaten 2008 samenhangende presentatie. Het ontwerpen en leveren van de eerste versies van:
OUN
6
• • •
Kennisbank Werkplekleren waarin resultaten van onderzoek over het thema voor leraren toegankelijk zal worden gemaakt Werkbank Werkplekleren waarin voor leraren concrete producten en instrumenten te raadplegen zijn. Deze werkbank omvat ook het Videoportaal met alle video’s van RdMC (incl. achterliggende bronnen en tapes) Expertisebank Werkplekleren waarin good practices over professionaliseren van leraren worden getoond (o.a. implementatie IPB ; Ontwikkelen stroommodel; e.d)
- Onderzoek Meer dan in het verleden zal het Centrum vanwege de positie als Kennis en Expertisecentrum aandacht besteden aan onderzoek. Het gaat in hoofdzaak om toegepast en praktijkgericht onderzoek. Voor 2008 zal het (praktijk)onderzoek zich richten op: • evaluatie van ontwikkelde producten met als doel verbetering, maar ook (beter) inzicht te verwerven wie onze gebruikers zijn, waar hun belangstelling of prioriteiten liggen, hoe zij onze producten en diensten gebruiken; dit type onderzoek is voor alle beschikbare producten en diensten vereist. • onderzoek naar ‘open’ vragen die voor het onderwijsveld (in het bijzonder de samenwerkingspartners van het Ruud de Moor Centrum) relevant zijn. De focus bij de onderzoeksvragen is steeds gericht op het versterken van de professionalisering van de onderwijsgevende, met inzet van leren op de werkplek, binnen de context van leven lang leren. Bij de prioritering van de onderzoeksvragen gelden naast de hiervoor genoemde uitgangspunten ook criteria als: . doelgroep: de focus is op microniveau: de leraren en de lerarenopleiders en op meso niveau: de scholen en de lerarenopleidingen; primair staat de leraar (beginnend, in opleiding, zittend). . vragen bij technologisch innovatieve producten (‘technologisch’ in brede zin bedoeld) hebben, gezien onze missie en expertise, een hoge prioriteit . looptijd van projecten: vragen die snel te beantwoorden zijn gaan in principe voor vragen die een langere adem vereisen (efficiëntie) Over de antwoorden die voortvloeien uit dergelijk onderzoek wordt aan de ‘wetenschap’ en aan de beroepswereld gerapporteerd. • Ontwerpgericht onderzoek. Kerndoel bij dit type onderzoek is het ontwerpen van richtlijnen, procedures, instrumenten, modellen en prototypen die bruikbaar zijn om het functioneren van docenten en scholen doelgericht te beïnvloeden. Kennis, die met ontwerpgericht onderzoek ontstaat, is primair bedoeld voor gebruik door professionals zoals docenten die wetenschappelijke kennis gebruiken bij het oplossen van werkproblemen. Met het leveren van wetenschappelijk onderbouwde algemene kennis wordt geprobeerd het handelen van onderwijsprofessionals bij de oplossing van specifieke problemen in onderwijsorganisaties behulpzaam te zijn. Het ontwerpgerichte onderzoek zal in samenwerking met relevante partners, in het onderwijsveld moeten worden uitgevoerd en gedissemineerd om aldus tot een brede verhoging van de professionaliteit van de leraren te komen. Voor de uitvoering van het ontwerpen en ontwikkelen kan worden gedacht aan wat transdisciplinair onderzoek wordt genoemd. Dat wil zeggen, er worden kringen gevormd van een of meer scholen met ambitie op het terrein van professionaliseringsvragen, lerarenopleidingen, relevante lectoraten bij de hogescholen en de Open Universiteit die de kernen zijn waar deze visie ontwikkeld en gevalideerd wordt en van waaruit de disseminatie plaats vindt. Naast de hiervoor aangegeven onderzoeksbenaderingen bevat het programma ook promotietrajecten. Voor deze trajecten geldt dezelfde inhoudelijke kaderstelling. Alleen de beoordelingsprocedures en de organisatorische inbedding verschillen. Resultaten onderzoek 2008: Bij de verschillende themalijnen zullen te realiseren resultaten worden vermeld. Bij het onderzoek en leren moeten tenminste twee generieke resultaten behaald worden. Modellen die kunnen worden toegepast bij: . het ontwikkelen en uitwerken van evidence based onderzoek voor het professionaliseren op de werkplek . verbetering en herijking van de standaard evaluatieprocedure van ontwikkelde producten en diensten
OUN
7
3 Thema’s Assessment en coaching Bewustwording van de professionaliteit die bij het leraarsberoep hoort is nodig om leraren te prikkelen zich blijvend te ontwikkelen. De themalijn assessment en coaching is gericht op de ondersteuning van leraren bij hun professionalisering. Deze ondersteuning vindt plaats door middelen aan te reiken die leraren kunnen gebruiken bij en voor ontwikkeling. Hierna volgt een overzicht van de activiteiten en resultaten voor 2008. Welke activiteiten ondernemen we in 2008 en welke vragen staan daarbij centraal? Bij de activiteiten binnen de themalijn Assessment en coaching richten we ons in 2008 op de volgende aspecten. We geven per aspect aan welke vragen van belang zijn bij het verder uitwerken van de gekozen activiteiten. 1.
Stimuleren en inspireren • Waar ligt de aanzet / trigger / stimulans tot professionaliseren? • Welke persoonlijke factoren en welke externe factoren beïnvloeden het leren van leraren? • Hoe kunnen we leraren stimuleren om te gaan werken aan professionele ontwikkeling?
2.
Leraren inzicht geven in competentie -ontwikkeling • Hoe kunnen beginnende leraren bewust kijken naar hun eigen ontwikkeling c.q. leerpoces? • Hoe kunnen leraren op een eenvoudige wijze inzicht krijgen in hun competentieontwikkeling? • Welke zelfevaluatie instrumenten staan ter beschikking van leraren? • Welke mix van (online) assessmentinstrumenten en coaching op de werkplek is nodig?
3.
Leraren inzicht geven in persoonlijke aspecten van het leraarschap • Welke persoonlijke aspecten (kwaliteit, opvattingen, motivatie) spelen – naast kennis en vaardigheden – een rol bij de ontwikkeling van leraren in de verschillende fasen van de loopbaan? • Hoe kunnen leraren zicht krijgen op die aspecten? • Welke instrumenten zijn daarvoor geschikt?
4.
Inzicht omzetten in actie • Hoe kunnen leraren ondersteund worden bij het maken van persoonlijke ontwikkelplannen en daarbij behorende actieplannen? • Hoe kunnen ze een beeld krijgen van hun voortgang?
5.
Samenhang tussen persoonlijke ontwikkeling en schoolontwikkeling • Wat is de stand van zaken in scholen als het gaat om implementatie personeelsbeleid in relatie tot loopbaanontwikkeling en bekwaamheidsontwikkeling van leraren? • Welke instrumenten hanteren scholen bij ontwikkelingsgesprekken en beoordelingsgesprekken zodat er samenhang ontstaat?
Met betrekking tot bovengenoemde vragen gaan we in 2008 kennis en expertise verder ontwikkelen, bundelen en ontsluiten. We inventariseren bestaande kennis, doen onderzoek en ontwerpen prototypes van instrumenten op basis van de verworven inzichten. Afhankelijk van de aard van de resultaten worden deze opgenomen in de kennisbank, de werkbank, de expertisebank of het kwaliteitskader. Daarnaast worden bestaande instrumenten onderhouden en als onderdeel van de werkbank via een samenhangende webomgeving beschikbaar gesteld. Het stimuleren van het gebruik en de implementatie van bestaande instrumenten neemt een belangrijk onderdeel in de activiteiten in 2008 in. We werken hierbij samen met SBL, leraren, scholen, lerarenopleidingen en andere expertisecentra.
OUN
8
Te behalen resultaten In het schema worden per aspect weergegeven welke resultaten gerealiseerd worden op de volgende drie terreinen: 1. 1. kennis en expertise ontwikkeling 2. 2. ontwerpen en ontwikkelen van instrumenten 3. 3. beheer, onderhoud, exploitatie en implementatie
OUN
9
RESULTATEN Kennis-/expertise-ontwikkeling Æ bijdrage aan kennisbank WPL 1.
Leraren stimuleren en inspireren
2.
Leraren Inzicht geven in competentieontwikkeling
o Rapport met de uitkomsten van de inventarisatie en (litt.)onderzoek naar interne en externe factoren die van invloed zijn op het professionaliseren van leraren
o Gebruikersevaluaties van de (zelf)assessmentinstrumenten De portal geeft ook toegang tot gebruikersevaluaties
OUN
Ontwerp/ Ontwikkeling instrumenten Æ bijdrage aan werkbank WPL o Digitaal “sensibiliseringsinstrument” (INSPIRATOR) waarin leraren een beeld geven hoe zij werken aan hun bekwaamheidsontwikkeling o inclusief ontwerp voor vervolgstap. De gedachte m.b.t. deze vervolgstap gaan in de richting van een spel waarmee leraren inzicht krijgen in hun keuzes aangaande professionaliseren en “collegiale consultatie” via het web o Toevoeging aan de “waaier” van instrumenten die deel uitmaken van LaP met instrumenten gericht op cruciale persoonlijke kwaliteiten die een rol spelen bij de aanzet tot professionaliseren N.B. Het instrument Leraar als Persoon (LaP) wordt uitgebreid op basis van de resultaten van het onderzoek o Keuze c.q. ontwerp en ontwikkeling van een generiek scanplatform o Herontwerp LaP m.b.v. generiek platform o Herontwerp Proformas en modularisering o Een specifieke versie van Proformas voor de BVE-sector o Een virtuele (webbased) Werkplaats zelfevaluatie waar de leraar een aantal zelfevaluatie-instrumenten aantreft die in hun onderlinge samenhang worden gepresenteerd en voorzien van relevante achtergrondinformatie en gebruiksmogelijkheden in samenwerking met SBL. De werkplaats bevat in elk geval alle bestaande RdMCassessmentinstrumenten plus de instrumenten van SBL.
10
Beheer, exploitatie, onderhoud, implementatie Æ bijdrage aan expertisebank WPL o o
o
o o o o
Ervaringen van gebruikers(groepen) Adviezen en workshops voor leraren en scholen (via team van coaches/adviseurs – zo mogelijk i.s.m. SBL)
Beschikbaarstelling en stimulering gebruik van Competentiematrix (versie 1.0) Proformas (versie 1.0) Leraar als Persoon (versie 2.0) Gebruiksmogelijkheden en FAQ bij de instrumenten Toegang tot de bestaande instrumenten (o.a. via KvG omgeving, portal RdMC en Werkplaats zelfevaluatie leraren) Ervaringen van gebruikers(groepen) Adviezen en workshops voor leraren en scholen (via team van coaches/adviseurs – zo mogelijk i.s.m. SBL)
RESULTATEN Kennis-/expertise-ontwikkeling Æ bijdrage aan kennisbank WPL
Ontwerp/ Ontwikkeling instrumenten Æ bijdrage aan werkbank WPL
o
3.
Leraren Inzicht geven in persoonlijke aspecten van het leraarschap
4.
Inzicht omzetten in actie
o Rapport met de uitkomsten van inventarisatie en (litt.)onderzoek naar persoonlijke aspecten in relatie tot de ontwikkelingen in leraarschap gekoppeld aan de fasen in de loopbaan (doorlopende ontwikkelingsgerichte assessmentlijn) o Pilotervaringen met prototype van assessmentinstrument Leraar in Kritische situaties N.B. In vraagsturingsproject “Blijvend bekwaam” met KW1C wordt gezamenlijk praktijkexpertise ontwikkeld op dit terrein.
OUN
o
Beheer, exploitatie, onderhoud, implementatie Æ bijdrage aan expertisebank WPL
Deze werkplaats maakt deel uit van het Platform zelfevaluatie voor leraren (in samenwerking met SBL) – het platform biedt een ‘blended’ werkomgeving voor leraren en bestaat uit de werkplaats zelfevaluatie in combinatie met een fysieke component bestaande uit een team van regionaal opererende adviseurs/coaches die gebruikergroepen begeleiden, adviezen geven en workshops organiseren. Een ontwerp voor een digitale trainingsvariant van het zelfassessmentinstrument Leraar in kritische situaties: • Uitgewerkte scenario’s van een 3-tal kritische situaties • Prototype van een digitaal “simulatiespel” waarmee de leraar een beeld krijgt van zijn handelen in kritische beroepssituaties en erin getraind kan worden Uitbreiding LaP (diverse tests incl. visualisering en terugkoppeling)
o
11
Voorbeelden van protocollen, formats van instrumenten (POP formulier, aanpak collegiale consultatie, opzet ontwikkelgesprekken )
RESULTATEN Kennis-/expertise-ontwikkeling Æ bijdrage aan kennisbank WPL 5.
Samenhang tussen persoonlijke ontwikkeling en schoolontwikkeling
o
Rapport stand van zaken HRzelfmanagement en IPB
OUN
Ontwerp/ Ontwikkeling instrumenten Æ bijdrage aan werkbank WPL o
Stroomschema waarin proces en keuzemomenten zijn beschreven (als basis om zichtbaar te maken wat wel en nog niet gedaan wordt in de praktijk)
12
Beheer, exploitatie, onderhoud, implementatie Æ bijdrage aan expertisebank WPL o o
Good practices IPB Bijdragen aan congressen en conferenties over HRD/loopbaanontwikkeling in het onderwijs
Netwerkleren Met netwerkleren wordt beoogd onderwijsprofessionals in netwerken zoveel mogelijk van elkaar te laten leren. Netwerkleren is gericht op het vinden en ontwikkelen van oplossingen voor problemen uit de onderwijspraktijk van leraren. De opzet is om samen oplossingen te ontwikkelen en de ervaringen die de toepassingen van de oplossingen opleveren nadrukkelijk met elkaar te delen. Welke activiteiten ondernemen we in 2008 en welke vragen staan daarbij centraal? Bij de activiteiten binnen de themalijn Netwerkleren richten we ons in 2008 op de volgende aspecten. We geven per aspect aan welke vragen van belang zijn bij het verder uitwerken van de gekozen activiteiten en de daarbij te bereiken resultaten. 1.
Leraren inzicht geven in praktijk problemen en dilemma’s bij het functioneren in leernetwerken • Welke problemen ervaren leraren bij het participeren in leernetwerken? • Hoe worden leraren geholpen bij hun participatie in verschillende groepen (sectie, team, projecten) en eventueel netwerken • Hoe gebruiken leraren leernetwerken voor vergroten van hun professionaliteit?
2.
Het detecteren van broedplaatsen voor netwerkleren • Waar is al een (lokaal) leernetwerk aanwezig of in potentie aanwezig? • Welke mechanismen bestaande broedplaatsen bevorderen daadwerkelijk het delen van kennis en ervaring tussen leraren • Hoe is een cultuur van onderwijskundig ondernemerschap te stimuleren?
3.
Faciliteren van broedplaatsen voor leernetwerken • Welke infrastructuren (de organisatie van het netwerk, de benodigde content en instrumenten, ondersteunende ict omgeving) hebben leernetwerken nodig? • Hoe kunnen leraren getraind of begeleid worden zodanig dat het participeren in en de resultaten uit netwerken verankerd is in het dagelijkse werk? • Hoe kunnen leraren in die leernetwerken geactiveerd worden voor hun deskundigheidsbevordering?
4.
Faciliteren van leernetwerken ondersteunen • Wat zijn de huidige ‘leading practices’ rond leernetwerken van leraren? • Hoe kunnen facilitatoren hun leernetwerken optimaal laten functioneren? • Hoe kunnen die facilitatoren onderling van elkaar kennis en expertise ontwikkelen?
5.
Stimuleren netwerkleren voor professionalisering van onderwijs geven • Hoe kunnen betrokken experts en aanjagers rond netwerkleren gezamenlijk het relatief nieuw domein van netwerkleren een versnelde inbedding geven binnen educatief Nederland? • Wat zijn de mogelijkheden van netwerkleren om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen? Wat is de huidige stand van zaken? • Welke protocollen en procedures zijn nodig om de kwaliteit van netwerkleren te bewaken?
Met betrekking tot bovengenoemde vragen gaan we in 2008 kennis en expertise verder ontwikkelen, bundelen en ontsluiten. We inventariseren bestaande kennis, doen onderzoek en ontwerpen prototypes van instrumenten op basis van de verworven inzichten. Afhankelijk van de aard van de resultaten worden de resultaten opgenomen in de kennisbank, de werkbank, de expertisebank of het kwaliteitskader. Daarnaast worden bestaande instrumenten onderhouden en als onderdeel van de werkbank via een samenhangende webomgeving beschikbaar gesteld. Het stimuleren van het gebruik en de implementatie van bestaande instrumenten neemt een belangrijk onderdeel in de activiteiten in 2008 in. We werken hierbij samen met SBL, leraren, scholen, lerarenopleidingen en andere expertisecentra.
OUN
13
Te behalen resultaten In het schema worden per aspect weergegeven welke resultaten gerealiseerd worden op de volgende drie terreinen: 4. kennis en expertise ontwikkeling 5. ontwerpen en ontwikkelen van instrumenten 6. beheer, onderhoud, exploitatie en implementatie
OUN
14
RESULTATEN Kennis-/expertiseontwikkeling Æ bijdrage aan kennisbank WPL 1.
2.
3.
Leraren inzicht geven in praktijkproblemen & dilemma’s bij het functioneren in leernetwerken Het detecteren van broedplaatsen voor netwerkleren Faciliteren van broedplaatsen voor leernetwerken
o
o
o
o
Website (onderdeel kennisbank WPL) met praktische handvatten voor leraren m.b.t. participatie in leernetwerken. Rapport met de uitkomsten van inventarisatie en onderzoek bij ‘broedplaatsen’. Rapport met algemene verkenningsvragen en criteria voor detectie Website met praktische tips voor benodigde infrastructuur leernetwerken
Ontwerp/ Ontwikkeling instrumenten Æ bijdrage aan werkbank WPL o
Ontwerpscan dan wel kennisdeelomgeving waarin leraren geholpen worden bij hun keuzen in leernetwerken
o
Bijdrage aan ontwerp scan dan wel kennisdeelomgeving (zie bij 1)
o
Ondersteunend instrument bij bepalen ontwikkelpad leernetwerk Ontwerp van ondersteunende virtuele netwerkinfrastructuur per broedplaats in 2008 Ontwikkeling train-the-trainer programma met broedplaatsen.*
o o
Voor kwaliteitsprocedure en –criteria, zie themalijn Kwaliteit.
4.
Facilitatoren van leernetwerken ondersteunen
o
‘Leading practices’ voor netwerkleren met praktijk voorbeelden facilitatoren
o o
o
OUN
Ontwerp en ontwikkeling van ondersteunende virtuele netwerkinfrastructuur Ontwikkeling draaiboeken voor (online) trainingen en workshops voor leraren en teamleiders zodanig dat het participeren in en de resultaten uit netwerken verankerd is in het dagelijkse werk; Exploitatiemodel voor landelijke gebruik ontwikkelde trainingen en workshops (via train-the-trainer programma)
15
Beheer, exploitatie, onderhoud, implementatie Æ bijdrage aan expertisebank WPL
o
o
Infrastructuur voor bestaande leernetwerken binnen broedplaatsen 2008* met implementatie van benodigde (RdMC) producten en –instrumenten Uitreiken certificaten van professionaliseringsactiviteiten dan wel ontwikkelwerkzaamheden binnen leernetwerken van broedplaatsen*
* Deze resultaten worden gerealiseerd middels de vraagsturingsprojecten “NHL” en “Lucas” o Een duurzaam leernetwerk voor facilitatoren, met een groeiend aantal leden. o Het organiseren en geven (online) workshops rond inzet leernetwerken inclusief certificering deelname. Pilots voor opschaling via train-thetrainer, en voor certificeringsmogelijkheden
RESULTATEN Kennis-/expertiseontwikkeling Æ bijdrage aan kennisbank WPL 5.
Stimuleren netwerkleren voor professionalisering van onderwijsgevenden
o o o o
Rapport stand van zaken netwerkleren onder leraren. Website met huidige kennis rond netwerkleren Rapport praktijkgericht onderzoek rond peer coaching, communities en andere vormen van leernetwerken Evaluatierapport over de instrumenten en trainingen/workshops
Ontwerp/ Ontwikkeling instrumenten Æ bijdrage aan werkbank WPL o
Beschrijving rollen voor het detecteren, faciliteren, evalueren, doorontwikkelen en verbinden van leernetwerken n.a.v. praktijkvragen
Voor kwaliteitsprocedure en –criteria, zie themalijn Kwaliteit.
NB. De kennisbank WPL geeft ook toegang tot gebruikersonderzoek en evaluaties.
OUN
16
Beheer, exploitatie, onderhoud, implementatie Æ bijdrage aan expertisebank WPL o
Een duurzaam actief netwerk van praktische experts dat netwerkleren voor leraren verder een plaats geeft in educatief Nederland
Kennisinfrastructuur Het RdMC heeft veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van kennisbanken voor leraren. Het gaat om vakinhoudelijke maar ook om pedagogisch didactisch en vaardigheidsgerichte kennisbanken. In 2008 worden de ontwikkelde kennisbanken onderhouden, geactualiseerd, geborgd en geïmplementeerd. 1.
Stimuleren gebruik kennis infrastructuur • Hoe kunnen we leraren stimuleren om te werken aan beschikbare kennisomgevingen gerelateerd aan vakken, het pedagogisch en didactisch handelen en aan de vaardigheden van leraren? • Welke interne en externe factoren beïnvloeden het gebruik van die kennisomgevingen? • Hoe de beschikbare kennis zo aan te bieden dat leraren er in hun dagelijkse praktijk gebruik van kunnen en willen maken?
2.
Stimuleren bijdragen leraren aan kennisomgevingen en kwaliteitscontrole daarop? • Welke factoren stimuleren leraren bijdragen te leveren aan kennisomgevingen? • Wat zijn de mogelijkheden van belonen en waarderen van bijdragen van leraren aan ontwikkeling kennisomgeving? • Wat zijn de certificeringsmogelijkheden van kwalitatieve ontwikkelbijdragen?
3.
Ontwikkelen en duurzame exploitatie kennisinfrastructuur • Hoe wordt voorkomen dat kennisomgevingen ‘digital graveyards’ worden? • Wat is nodig om kennis die voor leraren van belang is duurzaam te borgen? • Hoe kunnen bestaande kennisomgeving geactualiseerd en doorontwikkeld worden op basis van vragen van leraren?
Met betrekking tot bovengenoemde vragen gaan we in 2008 kennis en expertise verder ontwikkelen, bundelen en ontsluiten. We inventariseren bestaande kennis, doen onderzoek en ontwerpen prototypes van instrumenten op basis van de verworven inzichten. Afhankelijk van de aard van de resultaten worden de resultaten opgenomen in de kennisbank, de werkbank, de expertisebank of het kwaliteitskader. Daarnaast worden bestaande instrumenten onderhouden en als onderdeel van de werkbank via een samenhangende webomgeving beschikbaar gesteld. Te behalen resultaten In het schema worden per aspect weergegeven welke resultaten gerealiseerd worden op de volgende drie terreinen: 1. kennis en expertise ontwikkeling 2. ontwerpen en ontwikkelen van instrumenten 3. beheer, onderhoud, exploitatie en implementatie.
OUN
17
RESULTATEN Kennis-/expertiseontwikkeling Æ bijdrage aan kennisbank WPL 1.
Stimuleren gebruik kennisinfrastructuur
o
o
2.
Stimuleren bijdragen leraren aan kennisomgevingen en kwaliteitscontrole daarop
o
o
Ontwerp/ Ontwikkeling instrumenten Æ bijdrage aan werkbank WPL
Onderzoeksrapport naar presentatiewijze van RdMC kennisomgevingen die recht doet aan divers gebruik bij leraren2
o
Methodisch model voor ontsluiten praktische kennis
o
Website met geïnventariseerde materialen per vak, die door VOscholen zelf zijn ontwikkeld, voorzien van kwaliteitsstempel4 Rapport met mogelijkheden belonen, waarderen en certificeren van ontwikkelbijdragen van leraren
Aanpassen dan wel personaliseren presentatiewijze van RdMC kennisomgevingen n.a.v. onderzoekrapport (zie links) Ontwerpen en ontwikkelen online workshops in het gebruik van kennisomgevingen
Voor kwaliteitsprocedure en –criteria, zie themalijn Kwaliteit. o Ontwerp van het redactieproces ter kwaliteitsbewaking (redactieraden)
Beheer, exploitatie, onderhoud, implementatie Æ bijdrage aan expertisebank WPL o o o
o o
Voor kwaliteitsprocedure en –criteria, zie themalijn Kwaliteit.
2
o
Implementatie kennisomgevingen bij scholen en lerarenopleidingen Organisatie van gebruikersdagen rond bestaande kennisomgevingen3 Het organiseren en geven (online) workshops rond gebruik kennisomgevingen inclusief certificering. Pilots voor opschaling via trainthe-trainer, en voor certificeringsmogelijkheden Instellen van redactieraden per kennisomgeving Opname kwalitatief goede materialen aan thema’s binnen RdMC kennisomgevingen. Certificeren of valoriseren van kwalitatieve ontwikkelbijdragen van leraren aan kennisomgevingen
M.b.t. lerarenopleidingen is dit ondergebracht in vraagsturingproject “Gebruik RdMC-Kennisbanken bij Lerarenopleidingen” Vakgerelateerde kennisomgevingen (Wiskunde, Natuurkunde, Biologie, Scheikunde, Economie en sinds 2007 ook Duits), kennisomgevingen rond het pedagogisch&didactisch handelen van leraren (Palet, Casesbank Didiclass, 1-zorgroute) en de vaardigheden van onderwijsgevende (BOS cursus, cursus Informatievaardigheden, Toolkit E-didactiek) 4 Het betreft participatie RdMC in een extern project 3
OUN
18
RESULTATEN Kennis-/expertiseontwikkeling Æ bijdrage aan kennisbank WPL 3.
Ontwikkelen en duurzame exploitatie kennisinfrastrucuur
o o
o
Methodes voor ontwerpen en toepassen op het terrein van videoontwikkeling en –toepassing Didactische handleiding "Het gebruik van beelden in het economieonderwijs" n.a.v. verkenning door Fontys Leraren Opleiding Tilburg, Hogeschool van de Kunsten in Tilburg, Teleblik, CITO en CBS Rapport met praktische handreikingen voor duurzame exploitatie van kennisomgevingen
OUN
Ontwerp/ Ontwikkeling instrumenten Æ bijdrage aan werkbank WPL o o o o o o o o
Ontwerp en ontwikkeling videotheek van alle video’s uit eerste beleidsperiode Uitbreiding Kennisbank Economie met beeldmateriaal o.b.v. verkenning (zie links) Ontwikkeling Kennisplatform Duits (in wiki) Exploitatiemodel online cursus “Informatievaardigheden”, inclusief certificering en train-the-trainer programma Uitbreiding Kennisbank Wiskunde naar het primair onderwijs mede gefinancierd door SLO en NVORWO Uitbreiding aantal thema’s binnen kennisbank natuurkunde Bijstelling 1-zorgroute n.a.v. pilot eind 2007 Ontwerp en ontwikkeling Praktische ondersteuningsomgevingen voor onderwijsgevenden het reguliere basisonderwijs aan zorgkinderen.
19
Beheer, exploitatie, onderhoud, implementatie Æ bijdrage aan expertisebank WPL Onderhoud en actualisatie van bestaande RdMC kennisomgevingen o o o o o
Toegang tot de bestaande en geactualiseerde kennisomgevingen (o.a. via KvG omgeving en portal RdMC) FAQ voor helpdesk leraren bij gebruik kennisomgevingen Ontwikkelen kennisnetwerken en gebruikersgemeenschappen rond kennisomgevingen Functioneel en technische beheer kennistoetsen omgeving in QMP samen met lerarenopleidingen Participatie van 200-300 deelnemers in de online cursus “Informatievaardigheden”, inclusief certificaat voor deelnemers
Kwaliteit van professionaliseren Opleiden, leren, ontwikkeling van bekwaamheid in meer algemene zin, professionalisering van leraren vergen altijd aandacht voor de kwaliteit van de aanpak die daarbij wordt toegepast. Dat geldt zeker als de professionalisering op de een of andere wijze met werkplekleren wordt uitgewerkt. Het waarborgen van de kwaliteit bij nieuwe vormen van leren en professionele ontwikkeling vraagt veel aandacht en zorg. Welke activiteiten ondernemen we in 2008 en welke vragen staan daarbij centraal? Bij de activiteiten binnen de themalijn Kwaliteit van professionaliseren richten we ons in 2008 op de volgende aspecten. We geven per aspect aan welke vragen van belang zijn bij het verder uitwerken van de gekozen activiteiten en de daarbij te bereiken resultaten. 1. Kwaliteitsaspecten van werkplekleren • Welke aspecten bepalen de kwaliteit van werkplekleren? • Hoe kan de kwaliteit van de leeromgeving vastgesteld worden? • Welke eisen stelt werkplekleren aan de organisatie, de (school)opleiders/begeleiders en de instrumenten 2. Kwaliteitswaarborging en kwaliteitskeurmerk • Hoe kan de kwaliteit van werkplekleren geborgd worden bij het (initieel) opleiden in de school? • (Hoe) kan werkplekleren leiden tot certificering van leraren (o.a. bij opscholing?) • (Hoe) kan registratie van leraren bijdragen aan de kwaliteit van de leraar? Met betrekking tot bovengenoemde vragen gaan we in 2008 kennis en expertise verder ontwikkelen, bundelen en ontsluiten. We inventariseren bestaande kennis, doen onderzoek en ontwikkelen kwaliteitskaders en prototypes van (kwaliteits)instrumenten op basis van de verworven inzichten. Afhankelijk van de aard van de resultaten worden de resultaten opgenomen in de kennisbank, de werkbank, of de expertisebank. We werken hierbij samen met SBL, leraren, scholen, lerarenopleidingen en andere expertisecentra. Te behalen resultaten In het schema worden per aspect weergegeven welke resultaten gerealiseerd worden op de volgende drie terreinen: 1. kennis en expertise ontwikkeling 2. ontwerpen en ontwikkelen van instrumenten 3. beheer, onderhoud, exploitatie en implementatie
OUN
20
RESULTATEN Kennis-/expertise ontwikkeling Æ bijdrage aan kennisbank WPL 1.Kwaliteitsaspecten van werkplekleren
o
Een onderzoeksrapport (literatuur en praktijk) naar kwaliteitsaspecten van werkplekleren (w.o. organisatievoorwaarden)
o
Een onderzoeksrapport (literatuur en praktijk) naar de kwaliteit van (gratis) digitale (online) assessment instrumenten
Ontwerp/ Ontwikkeling instrumenten Æ bijdrage aan werkbank WPL o
o o
o 2.Kwaliteitsborging en kwaliteitskeurmerk
o
Onderzoeksrapport naar de certificeringsmogelijkheden van online werkplekleren
OUN
Beheer, exploitatie, onderhoud, implementatie Æ bijdrage aan expertisebank WPL
Een kwaliteitskader voor werkplekleren (op termijn uit te bouwen tot een digitale kwaliteitsscan) incl. een set van kwaliteitscriteria voor werkplekleren Inventarisatieoverzicht van bestaande (digitale) assessmentinstrumenten Een kwaliteitskader voor digitale zelfassessmentinstrumenten (op termijn uit te bouwen tot een digitale kwaliteitsscan voor digitale zelf-assessmentinstrumenten) incl. kwaliteitscriteria voor zelfassessmentinstrumenten Ontwerp van interactieve beoordeling van assessmentinstrumenten door gebruikers
Bijdragen aan (landelijke) keurmerken voor het opleiden op de werkplek (i.s.m. lerarenopleidingen en opleidingsscholen) o (Voorlopig) platform waar leraren zich kunnen laten registreren (i.s.m. SBL) o Kwaliteitscriteria en procedure voor certificering van: deelname in leernetwerken ontwikkelbijdragen van leraren (professionalsering door ontwikkeltaken van leraren) o Kwaliteitsprocedure voor trainingen en (online) workshops incl. certificeringmogelijkheden NB. Deze laatste 2 worden ontwikkeld binnen de andere themalijnen o Ondersteunende RdMC-producten voor (kwaliteit) opleidingsscholen, voornamelijk Prestatieregister en Gesprekswijzer
o
21
o
Stimuleren inzet ondersteunende RdMCproducten en –instrumenten bij leerwerkprocessen binnen opleidingsscholen
o
Bieden van ondersteuning (bijvoorbeeld via workshops) van gebruik doorontwikkelde producten als Prestatieregister en Gesprekswijzer
4 Vraaggestuurde projecten Koning Willem I College – project Blijvend bekwaam Inleiding Het Koning Willem I College heeft in het kader van zijn integraal personeelsbeleid een nieuw functiebouwwerk ontworpen en een traject in gang gezet voor inpassing van alle medewerkers. Onderdeel van dat beleid is de voortgaande professionalisering van medewerkers, hetgeen voor leraren is vastgelegd in de Wet op de beroepen in het onderwijs. Alle medewerkers moeten permanent werken aan hun bekwaamheid en de daarvoor verrichte inspanningen opnemen in hun bekwaamheidsdossier. In dit verband kent het Koning Willem I College een project Blijvend bekwaam. Doel is dat leraren als autonome professionals aan bekwaamheidsontwikkeling werken. De leraren sturen dus inhoudelijk, de school zorgt voor faciliteiten en geeft de richting aan. Aan het Ruud de Moor Centrum is in 2007 gevraagd dit proces te ondersteunen. Daartoe is een meerjarige samenwerkingsovereenkomst gesloten. In de pilots die in 2007 zijn uitgevoerd, was het centrale element voor de leraren het opstellen van een persoonlijk ontwikkelplan en een daaraan gekoppeld persoonlijk actieplan. Er waren twee categorieën. Ten eerste leraren die conform de interne procedures van het Koning Willem I College een persoonlijk ontwikkelplan opstelden. Ten tweede een pilotgroep. De leraren in die groep zijn ondersteund bij de verheldering van hun leerbehoeften en vervolgens hebben zij een persoonlijk ontwikkelplan opgesteld. De ondersteuning werd verzorgd door het Ruud de Moor Centrum en het Center for Teaching and Learning, een projectbureau van het Koning Willem I College. Bovendien is er onderzoek uitgevoerd. De evaluatie en het onderzoek zijn nog niet afgerond, maar op grond van de ervaringen is vast te stellen dat het voor leraren geen sinecure is om een persoonlijk ontwikkelplan en een persoonlijk actieplan te maken. De effectiviteit van de ontwikkelplannen kan sterk verbeterd worden. Datzelfde geldt voor de invloed van ontwikkelplannen op het onderwijs. Vraag Voortzetting van de vraag uit 2007: ondersteuning van het project Blijvend bekwaam. Activiteiten - Ontwikkelen van een nieuwe aanpak voor de begeleiding van leraren bij het opstellen van hun persoonlijk ontwikkelplan en persoonlijk actieplan, gebaseerd op het 4C/ID-model (‘whole task approach’). - Ontwikkelen van een nieuw digitaal format voor een persoonlijk ontwikkelplan en een persoonlijk actieplan, met daaraan gekoppeld ondersteunende (digitale) hulpmiddelen waarmee leraren meer zicht kunnen krijgen op hun persoonlijke leerbehoeften en op de bijpassende leeractiviteiten. - Ontwikkelen van enkele scenario’s voor effectieve ondersteuning van leraren bij het opstellen van een persoonlijk ontwikkelplan en een persoonlijk actieplan. - Uitvoeren van begeleidingssessies voor enkele pilotgroepen die zowel bestaan uit individuele leraren als uit teams van leraren. - Ondersteunen en begeleiden van de uitvoering van de persoonlijke actieplannen die door leraren in 2007 zijn opgesteld. - Uitvoeren van onderzoek. Organisatie De projectgroep bestaat uit medewerkers van het Ruud de Moor Centrum en medewerkers van het Center for Teaching en Learning en de dienst Personeelszaken van het Koning Willem I College. In de stuurgroep is de directie van Ruud de Moor Centrum vertegenwoordigd, en van het Koning Willem I College het College van Bestuur, het Center for Teaching and Learning, de dienst Personeelszaken en één of twee vertegenwoordigers van de leraren. De stuurgroep geeft richting aan de samenwerking en keurt de verdere uitwerking van het projectplan goed.
OUN
22
Twents Carmel College, Onderbouw-VO, Stichting Beroepskwaliteit Leraren, ISISQ5 – project Feedbackscan Inleiding In het schooljaar 2005 - 2006 is in een pilot de eerste versie van de feedbackscan ontworpen door het Twents Carmel College, Onderbouw-VO, de Stichting Beroepskwaliteit Leraren, ISISQ5 en het Ruud de Moor Centrum. De ontwikkeling werd ondersteund door het Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs, de Algemene Onderwijsbond en Kennisrotonde. De feedbackscan is een vragenlijst waarmee leraren in de onderbouw van het voortgezet onderwijs rechtstreeks aan hun leerlingen kunnen vragen wat zij goed vinden en wat volgens hen beter kan. Leraren kunnen met deze scan dus de kwaliteit van hun onderwijs laten beoordelen door leerlingen. Alleen met toestemming van leraren kunnen de resultaten gebruikt worden voor ontwikkeling van team en school. Na een eerste, schriftelijke afname hebben zo’n 50 docenten en 950 leerlingen deelgenomen aan een tweede, digitale afname. De ervaringen zijn verwerkt in een tweede versie die beschikbaar is op www.feedbackscan.nl. Met die versie kunnen leraren scans aanmaken, een scan in hun klassen afnemen en de resultaten bekijken. Er is één gevalideerde vragenlijst met zeventien categorieën en ruim negentig stellingen over het functioneren van de leraar. Leerlingen geven op een vierpuntsschaal aan in hoeverre zij het eens zijn met de stelling. In 2007 hebben bovengenoemde partners de feedbackscan overgedragen aan het Ruud de Moor Centrum. Dit instrument behoort dus tot onze producten. Vraag Bovengenoemde partners hebben het Ruud de Moor Centrum gevraagd om doorontwikkeling van de feedbackscan. Activiteiten - Realiseren van andere antwoordsoorten dan een vierpuntsschaal. - Opstellen en toevoegen van gevalideerde vragenlijsten voor andere categorieën dan de onderbouw van het voortgezet onderwijs. - Toevoegen van maatwerkschalen voor specifieke opdrachtgevers. - Ontwikkelen van terugkoppeling voor leraren, die gebaseerd is op scanresultaten. - Ontwikkelen van adviezen voor leraren, die gerelateerd zijn aan de scanresultaten. - Ontwikkelen van functies voor ‘benchmark’. - Verspreiden op scholen. - Onderzoeken welke mogelijkheden de scan biedt voor de ontwikkeling van een team of een school. - Onderzoeken van gebruikers, hetgeen bijvoorbeeld betreft: de validiteit van vragenlijsten, de optimale inzet in trajecten voor persoonlijke ontwikkeling en teamontwikkeling, en trends in scanresultaten. - Onderzoeken of de resultaten van de scan te combineren zijn met de resultaten van de scans van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en andere scans van het Ruud de Moor Centrum, zodat leraren een totaalbeeld krijgen van hun functioneren. - Realiseren van een beheerorganisatie voor de scan en voor de gegevensverzamelingen. Organisatie De projectgroep bestaat uit medewerkers van het Ruud de Moor Centrum. De adviserende klankbordgroep zal bestaan uit vertegenwoordigers van de partijen die betrokken zijn geweest bij de initiële ontwikkeling.
OUN
23
Lerarenopleidingen – project Kennisbanken Inleiding De lerarenopleidingen ontwikkelen opleidingsvormen die gericht zijn op competenties. Op dit moment concentreert de competentiegerichte aanpak van de meeste opleidingen zich op de stages. Daarnaast zijn er veel pilots voor opleiden in de school. In beide gevallen is de school de werkplek waar geleerd wordt. De leerarrangementen voor werkplekleren verschillen nadrukkelijk van de gangbare arrangementen. Bij opleiden in de school zijn de schoolomgeving, de werkzaamheden en daaruit volgende producten de middelen om aanstaande leraren op te leiden. Al werkende professionaliseren dus, bijvoorbeeld door les te geven en door participatie in onderzoeksprojecten en ontwikkelprojecten. Dit vereist een herinrichting van de werk- en leeromgeving van de aanstaande leraar. Kennisbanken spelen hierbij een specifieke rol, want daar vinden leraren snel vakinhoudelijke en vakdidactische informatie. Door de praktijkervaringen verzamelen studenten veel praktische kennis. Zowel voor de opleiding als de begeleiding op de school betekent dit, dat zij wellicht nadrukkelijker dan voorheen aandacht moeten besteden aan de inbedding van die praktische kennis in de ontwikkeling van hun methodische en theoretische kennis. Ook hierbij zijn kennisbanken en de onderliggende kennisbasis van bijzonder belang. Het Ruud de Moor Centrum heeft afgelopen jaren drie soorten kennisbanken ontwikkeld: gerelateerd aan de vakken wiskunde, scheikunde, natuurkunde, biologie, economie en Duits, aan het pedagogisch en didactisch handelen van leraren, en aan de vaardigheden van leraren. Het leidend principe van die kennisbanken is de praktijk van de leraren ‘just in time’ ondersteunen. Deze kennisbanken worden gebruikt door scholen en (tweedegraads)lerarenopleidingen. Tweedegraads lerarenopleidingen gebruiken de kennisbanken voor een deel ter ondersteuning van stages. In de praktijk blijken de kennisbanken goed te werken en studenten maken er tijdens hun stage veelvuldig gebruik van. De lerarenopleiders gebruiken de kennisbanken bij de nabespreking van de lessen van de studenten, bijvoorbeeld om alternatieven aan te dragen en als opstap naar een diepgaande bespreking van de theorie. Ontwikkeling van kennisbanken is ook één van de speerpunten van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten, waarin de directies van alle tweedegraads lerarenopleidingen vertegenwoordigd zijn. Zij hebben in de Kennisbasis 2006 voor alle vakgebieden vastgelegd wat een startbekwame leraar minimaal moet weten en kunnen. De invoering van de Kennisbasis bij alle lerarenopleidingen, inclusief onderliggende kennisbanken, is ook één van de beleidsdoelen van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten. Vraag De betrokken tweedegraads lerarenopleidingen hebben afzonderlijk én via het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten het Ruud de Moor Centrum gevraagd om ondersteuning bij het inbedden van onze kennisbanken in hun curricula. Doelgroep Opleiders en docenten van tweedegraads lerarenopleidingen. Activiteiten - Bijstellen en verbeteren van de wijze waarop de inhoud gepresenteerd wordt in de kennisbanken en koppeling aan de kennisbasis van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten. - Ontwikkelen van een gedeeld eigenaarschap van de kennisbanken, met open kennisdeling als belangrijk onderdeel. - Inrichten van ‘communities’ ter ondersteuning van gebruikers bij de lerarenopleidingen, ter bevordering van (mede-)eigenaarschap bij de lerarenopleiders en ter bevordering van kennisdeling. - Initiëren van een duurzaam netwerk waarin de toekomstige (on)mogelijkheden voor gebruik van de kennisbanken blijvend worden onderzocht en waarin het gebruik in de curricula van de tweedegraads lerarenopleidingen wordt gestimuleerd. - Onderzoeken (gezamenlijk) welke mogelijkheden er zijn voor goede curricula-inbedding van de kennisbanken. - Onderzoeken welke presentatiewijze van de kennisbanken recht doet aan divers gebruik in curricula en in (opleidings)scholen; opstellen van een onderzoeksrapport. - Onderzoeken wat het huidige gebruik van kennisbanken in curricula is, en welke mogelijkheden er komende jaren zijn voor structurele inbedding, onder meer gerelateerd aan opleiden in de school; opstellen van een onderzoeksrapport.
OUN
24
Omdat dit project een overkoepelend karakter heeft, betreffen de activiteiten alle kennisbanken tezamen, dus niet afzonderlijke kennisbanken en lerarenopleidingen. De activiteiten leiden in 2008 tot (kleine) bijstellingen van de betreffende kennisbanken, dan wel tot een aanvraag voor een vraaggestuurd project in 2009. Organisatie De projectgroep bestaat uit medewerkers van het Ruud de Moor Centrum en medewerkers van de betrokken lerarenopleidingen en expertisecentra. De projectorganisatie heeft een belangrijke rol in de ‘communities’. Het Ruud de Moor Centrum stelt die ‘communities’ beschikbaar, en neemt het beheer en onderhoud op zich. Gezamenlijk is men verantwoordelijkheid voor de techniek, organisatie en moderatie, voor het initiëren en onderhouden van contacten in de ‘communities’, en voor de verwerking van spin-off (aanpassingen in de kennisbanken, inspelen op vragen). Samenwerking Op bestuurlijk niveau werkt het Ruud de Moor Centrum samen met het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten. Deze samenwerking betreft alle kennisbanken. Voor de afzonderlijke kennisbanken om de volgende partners. - Kennisbank Wiskunde: de Samenwerkingsgroep Lerarenopleiding Wiskunde 2e graads en het Expertisecentrum Lerarenopleiding Wiskunde en rekenen. - Kennisbank Economie: de Christelijke Hogeschool Windesheim, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, de Hogeschool van Amsterdam, de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, de Vereniging van leraren in de economisch maatschappelijke vakken en het Expertisecentrum Economie en Handel van de Vrije Universiteit Amsterdam. - Kennisbank Natuurkunde, scheikunde en biologie: de Christelijke Hogeschool Windesheim, Fontys Hogescholen, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Utrecht, de Vrije Universiteit Amsterdam, en het Expertisecentrum voor Lerarenopleidingen in onderwijs van Natuurwetenschap en Techniek. - Kennisplatform Duits: de Vereniging Lerarenopleiders Duits, het Goethe Institut en de Zentrale für Unterrichtsmedien im Internet.
OUN
25
Pabo-docenten, Freudenthal Instituut, Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum – project Rekenonderwijs primair onderwijs Inleiding In het rekenonderwijs zijn er zorgelijke ontwikkelingen. Dat blijkt onder meer uit de Primair onderwijs Periodieke Peiling van het OnderwijsNiveau van het Cito, dat de kwaliteit van het rekenonderwijs meet. Er zijn dan ook veel initiatieven om de kwaliteit van rekenonderwijs te verhogen. De Inspectie van het Onderwijs kreeg opdracht om in het basisonderwijs specifiek in te zoomen op rekenen en wiskunde. In de ontwikkeling van onderwijsmaterialen en methodes wordt veel aandacht besteed aan de kwaliteit van doorlopende leerlijnen. Verder heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Freudenthal Instituut, Cito, en SLO, in samenwerking met de Nederlandse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken/Wiskunde Onderwijs, gevraagd na te denken over de toekomstige invulling van de basisvaardigheden rekenen en wiskunde op de basisschool. Bovendien heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op meerdere niveaus commissies ingesteld die moeten nadenken over de doorgaande leerlijnen. De kwaliteit van rekenonderwijs heeft ook de bijzondere aandacht van staatssecretaris Sharon Dijksma. Zij gaat samen met basisscholen en de Canadese onderwijsdeskundige Michael Fullan werken aan een plan om het niveau van rekenen en taal te verhogen. Onderdeel van het plan is om te investeren in leraren, vooral door ze van elkaar te laten leren en door resultaten en successen zichtbaar maken. Dijksma vindt dat de verhoging van de kwaliteit van onder meer rekenonderwijs vooral gerealiseerd kan worden door een leernetwerk van leraren en van scholen. Leraren op basisscholen en pabo studenten hebben primair behoefte aan een webgebaseerde omgeving die per leerlijn rekenactiviteiten ondersteunt. Per les- en leermoment is er vraag naar authentieke (video)voorbeelden en verhalen die ondersteund worden met vakinhoudelijke en (vak)didactische materialen, zoals krachtige (video)materialen, (didactische) uitwerkingen, didactische achtergronden en opdrachten, de mogelijkheid online over de materialen te discussiëren en de mogelijkheid eigen (video)materialen beschikbaar te stellen. Vraag Pabo docenten, het Freudenthal Instituut en Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum hebben het Ruud de Moor Centrum gevraagd om bij te dragen aan de kwaliteit van het rekenonderwijs op basisscholen en pabo’s. Expliciet wordt genoemd intensivering van het netwerk van leraren en docenten voor reken en wiskunde en didactiek. Doelgroep Leraren in het primair onderwijs, pabo studenten en pabo docenten. Activiteiten - Realiseren van een geïntegreerde, digitale kennis- en ondersteuningomgeving voor rekenonderwijs. Dit wordt een duurzaam netwerk van aanbieders, deskundigen en leraren die de omgeving gebruiken en doorontwikkelen. - Stimuleren van een leernetwerk van leraren, pabo-studenten en pabo-docenten. Organisatie Wij gaan een cyclische ontwikkelmethode gebruiken, waarbij ‘time boxing’ wordt gehanteerd. Het project start met een pilotfase, waarin een demo/prototype wordt ontwikkeld op basis van materialen van pabo docenten, het Freudenthal Instituut, Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum en het Ruud de Moor Centrum. Zij zijn in deze fase vertegenwoordigd in de projectgroep. In de opschaalfase worden andere instellingen, expertisecentra en organisaties bij het project betrokken. Met hen wordt in de uitbouwfase een volgende versie van de ict omgeving gerealiseerd. Verder worden lectoren, gebruikersvereniging Mile2, het Expertisecentrum Lerarenopleiding Wiskunde en Rekenen en de Nederlandse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken/Wiskunde Onderwijs in de loop van de tijd actief betrokken bij het project.
OUN
26
Lucas Onderwijs – project Netwerkleren Inleiding Onder Lucas Onderwijs ressorteren 42 scholen voor basisonderwijs, 6 speciale scholen voor basisonderwijs, 3 expertisecentra, 7 scholen voor voortgezet onderwijs en 1 school voor speciaal voortgezet onderwijs. In de scholen zijn ongeveer 3.300 personeelsleden werkzaam die de zorg hebben voor meer dan 29.000 leerlingen. Om te bevorderen dat scholen gebruikmaken van de expertise van het personeel, is de Lucas Academie opgericht. Het gaat er dus om, dat de aanwezige expertise gebruikt wordt voor de professionalisering van de eigen scholen en het eigen onderwijspersoneel. De Lucas Academie zoekt eerst intern naar een passend professionaliseringsaanbod. Als dat er niet is, dan volgt een advies over een extern aanbod. De Lucas Academie verzorgt cursussen en opleidingen én bevordert de vorming van (tijdelijke) ontwikkelteams of leerteams, waarin docenten van verschillende scholen participeren. Op die manier moeten er allerlei leernetwerken ontstaan. Het Ruud de Moor Centrum kan hier ervaring opdoen met twee toepassingen van het begrip netwerk, die binnen het thema ‘netwerkleren’ ontwikkeld worden. De eerste toepassing betreft een bijzondere manier om onze producten en expertise te implementeren: de netwerkbenadering. De kern daarvan is, dat we implementeren in netwerken met een duurzame structuur, die wij broedplaatsen noemen. We willen daar het ontstaan van leernetwerken stimuleren, waarin leraren en docenten elkaar professionaliseren rond zelf gekozen thema’s. In deze broedplaatsen faciliteren wij de beoogde verspreiders in een programma ‘Train de trainer’. Vervolgens verspreiden deze broedplaatsen onze producten en expertise zelfstandig en op een eigen manier, zowel in het eigen netwerk als in andere netwerken. De tweede toepassing van het begrip netwerk is een bijzondere manier van professionaliseren, en wel volgens het model van ‘communities of practice’. De Lucas Academie biedt een ideale structuur voor een broedplaats. Het Ruud de Moor Centrum kan er met name expertise in de informele vormen van werkplekleren verwerven en ontsluiten. Vraag Lucas Onderwijs heeft het Ruud de Moor Centrum gevraagd om samenwerking op vier terreinen. - Opleiden in de school: aanbrengen c.q. versterken van samenhang en continuïteit in de doorgaande lijn tussen mbo en lerarenopleidingen, bevorderen van flexibiliteit. - Integraal personeelsbeleid: uitvoering van de Wet op de beroepen in het onderwijs, (digitaal) bekwaamheidsdossier. - Professionaliseren van medewerkers, via het concept van de Lucas Academie: vraag en aanbod matchen, leernetwerken van en voor medewerkers ontwikkelen. - Ontwikkelen, doorontwikkelen en vermarkten van bestaande en nieuwe gezamenlijke projecten c.q. producten, via de Lucas Academie dan wel via het netwerk met andere besturen (videomateriaal in combinatie met competentieontwikkeling, peer coaching). De eerste twee terreinen betreffen algemene speerpunten van Lucas Onderwijs. Het derde en vierde terrein betreft speerpunten die gelieerd zijn aan de Lucas Academie. Doelgroep Scholen voor primair en voortgezet onderwijs die ressorteren onder Lucas Onderwijs. De resultaten komen ook ten goede aan andere (implementatie)partners van het Ruud de Moor Centrum. Activiteiten - Implementeren van onze producten, zodanig dat Lucas Onderwijs zelf kan opschalen. - Mede borgen van de kwaliteit van werkplekleren, c.q. opleiden in de school; ontwikkelen van kwaliteitscriteria, en inventariseren en mede ontwikkelen van kwaliteitsinstrumenten. - Bijdragen aan ontwikkeling van het programma ‘Train de trainer’ via het verspreiden en eventueel certificeren van onze producten en instrumenten; opsporen van factoren die dit bevorderen en belemmeren. - Ontwikkelen en exploreren van het begrip netwerkleren, door invoering van netwerkleren op de werkplek, samen met een groep ‘practitioners’. - Faciliteren van het opzetten van een netwerkinfrastructuur in Lucas Onderwijs; opsporen van factoren die dit bevorderen en belemmeren.
OUN
27
Organisatie De projectgroep bestaat uit medewerkers van het Ruud de Moor Centrum, medewerkers van de Lucas Academie, en docenten en teamleiders van de betrokken scholen. Essentieel in de organisatie is de vraag van de scholen. De projectstructuur wordt dus ingericht op basis van hun vragen. Het eigenaarschap ligt bij de docenten en scholen en bij de Lucas Academie. Het Ruud de Moor Centrum treedt pro-actief op en faciliteert.
OUN
28
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden – project Netwerkleren Inleiding De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden verzorgt onderwijs en onderzoek en kent vier instituten: Economie en Management, Techniek, Zorg en Welzijn, en Educatie en Communicatie (lerarenopleidingen). Zij verzorgt voltijd- en deeltijdlerarenopleidingen talen, exacte vakken, sociale vakken, leraar basisonderwijs, docent beeldende kunst en vormgeving, en docent drama. Deze hogeschool heeft ruim 10.000 studenten en ruim 1.000 medewerkers. Als onderwijsconcept hanteert de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden competentiegericht leren. De beroepspraktijk staat dus centraal en daarom is kennisuitwisseling met bedrijven en instellingen cruciaal. Daarmee wil de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden de ontwikkeling in de noordelijke regio versterken en het reguliere onderwijs verrijken met praktijkinput. De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en met name het instituut Educatie en Communicatie intensiveert de contacten met praktijkscholen. Leren op de werkplek en binnen de opleiding wil men laten aansluiten op het competentiegerichte en studentverantwoordelijke onderwijsconcept. Hierbij wordt gebruikgemaakt van eigen instrumenten en instrumenten die elders zijn ontwikkeld. Gebleken is dat professionaliserende docenten, ook die van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, met collega’s leernetwerkgebonden ervaringen uitwisselen en samen willen doorontwikkelen. Een leernetwerk ontstaat in mentorgroepen, in een themalijn, in een leerjaar, bij leraren in opleiding, met coaches, met collega-opleiders. In de leernetwerken die zich ontvouwen, zijn stagescholen en stageinstellingen gelijkwaardige partners die integraal onderdeel uitmaken van de opleidingen. De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden ontwikkelt curriculum en instrumentarium, studenten zijn ambassadeurs op de opleidingsscholen, en de praktijk van leren op de werkplek komt naar de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Door deze werkwijze kan de communicatie tussen de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleiders, studenten, opleidingsscholen en coaches verbeteren. Impliciet kan deze werkwijze ook de eigen medewerkers professionaliseren. Ook hier kan het Ruud de Moor Centrum dus ervaring opdoen met netwerkleren. We willen ook in de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden het ontstaan van leernetwerken stimuleren, zodat leraren en docenten elkaar kunnen professionaliseren rond thema’s die zij zelf gekozen hebben. Het Ruud de Moor Centrum kan ook hier met name expertise in de informele vormen van werkplekleren verwerven en ontsluiten. Overigens is het thema wel hetzelfde als bij het project voor Lucas Onderwijs, maar er zijn vanzelfsprekend andere accenten. Het gaat hier immers om een geheel ander type onderwijs en om een andere vraag. Vraag De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft het Ruud de Moor Centrum gevraagd om samenwerking op het gebied van haar competentiegericht onderwijs, en kennisuitwisseling in een netwerk. In het bijzonder betreft de vraag werkplekleren, leren in netwerken, en instrumenten en diensten voor (beginnende) leraren. Doelgroep De instituten van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden die gericht zijn op primair onderwijs en op voortgezet onderwijs. De resultaten komen ook ten goede aan andere (implementatie)partners van het Ruud de Moor Centrum. Activiteiten - Implementeren van onze producten, zodanig dat de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden zelf kan opschalen. - Mede borgen van de kwaliteit van werkplekleren c.q. opleiden in de school; ontwikkelen van kwaliteitscriteria, en inventariseren en mede ontwikkelen kwaliteitsinstrumenten. - Ontwikkelen en exploreren van het begrip netwerkleren, door invoering van netwerkleren op de werkplek, samen met een groep ‘practitioners’. - Faciliteren van het opzetten van een netwerkinfrastructuur in de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden; opsporen van factoren die dit bevorderen en belemmeren. - Onderzoeken of ontwikkeling van het programma ‘Train de trainer’ bijdraagt aan het verspreiden van onze producten en instrumenten; factoren opsporen die dit bevorderen en belemmeren. - Onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is het programma ‘Train de trainer’ te certificeren.
OUN
29
Organisatie De projectgroep bestaat uit medewerkers van het Ruud de Moor Centrum en medewerkers van instituten van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Essentieel in de organisatie is de vraag van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Het eigenaarschap ligt bij de betreffende docenten en coördinatoren van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. De projectstructuur wordt dus ingericht op basis van hun vragen Het Ruud de Moor Centrum treedt proactief op en faciliteert.
OUN
30
Sintermeertencollege – project E-portfolio Inleiding Het Sintermeerten College wil voorop lopen als ict school en wil dit bereiken door structurele en effectieve inbedding van ICT in zijn onderwijs. Die kan ook een rol spelen in de nieuwe onderwijsarrangementen, waarin het leren van leerling en docent steeds meer centraal staat, en niet de docent of de leerling. Het is al gebleken dat ICT uitermate geschikt is om het leren van leerling en docent te volgen en reflectie op eigen ontwikkeling te bevorderen. Op ICT-gebied is het Sintermeerten College bezig met de bouw van een nieuwe website en de aanschaf en implementatie van de elektronische leeromgeving It’s Learning. Daarvoor is een groep docenten geformeerd die kennis en vaardigheden verwerven die van belang zijn voor de elektronische leeromgeving. De ontwikkeling wordt aangestuurd door de coördinator ict onderwijs. Het portfolio is één van de centrale instrumenten voor de ontwikkeling van samen leren. Gezien de ambitie van het Sintermeerten College wordt hier met name het e-portfolio bedoeld, dat vooral ‘tools’ integreert die nodig zijn om ontwikkeling in kaart te brengen en te verwerken. De coördinator ict onderwijs is de spil in de implementatie van het e-portfolio. Werken met een portfolio vraagt van betrokkenen wel een andere benadering dan gebruikelijk. Leerlingen moeten eraan wennen, docenten moeten geschoold worden om er effectief, samen met hun leerlingen, mee om te gaan. Het beoogde portfolio is vooral een normatief instrument met een aantal basiscompetenties, in verband met doorstroom en ‘warme’ overdracht, en competenties in relatie tot het profiel van de school. De invoering van een schoolspecifiek portfolio met als basis de zeven kerncompetenties, wordt vormgegeven in de werkgroep Portfolio. In die werkgroep zitten collega’s uit verschillende disciplines. Om een school te worden die leren centraal stelt, is natuurlijk veel tijd, inzet en kennis nodig. Dat geldt ook voor het ontwerpen en implementeren van een krachtig e-portfolio. Vraag Het Sintermeerten College heeft aan het Ruud de Moor Centrum gevraagd om: - ondersteuning bij het in kaart brengen van de competenties in het portfolio en bij de onderwijskundige vertaling van de competenties in een e-portfolio; - verzorging van, c.q. advisering over scholing van docenten in het gebruik van het e-portfolio, waarbij binnen de school de coördinator ict onderwijs de centrale rol speelt. Activiteiten - Ondersteunen bij het opstellen van een matrix met algemene en schoolspecifieke competenties. - Opstellen van een functioneel ontwerp voor het e-portfolio vanuit onderwijskundige optiek. - Testen van het e-portfolio op effectiviteit. - Aandragen van instrumenten en strategieën om het e-portfolio goed te implementeren. - Invoeren en beheren van een ‘community of good practice’ waarin docenten ervaringen kunnen uitwisselen; dit vindt geleidelijk plaats. - Verzorgen van c.q. adviseren over het uitvoeren van gerichte scholing voor docenten. Organisatie De projectgroep bestaat uit medewerkers van het Ruud de Moor Centrum en medewerkers van het Sintermeerten College.
OUN
31
Stichting Downsyndroom – project Research Downsyndroom Inleiding Leerplichtigen met het Downsyndroom worden sinds 2005 automatisch geclassificeerd in het Regionaal Expertisecentrum - cluster 3. Zo’n zestig procent gaat naar een reguliere basisschool en daarvan voltooit een kleine veertig procent de basisschool ook. Onderzoek heeft aangetoond dat er tussen scholen grote verschillen zijn in participatiegraad en doorstroom. Deze verschillen zijn grotendeels terug te voeren op ouders die pro-actief zijn en op ondersteuning van regionale kernen van de Stichting Downsyndroom. Bovendien zijn er tussen scholen grote verschillen als het gaat om de kwaliteit van (adaptief) onderwijs aan kinderen met Downsyndroom. Deze zijn deels terug te voeren op het pedagogisch en didactisch handelen van leerkrachten en de houding van scholen ten aanzien van inclusief onderwijs. Er is behoefte aan ontsluiting en uitbreiding van kennis en ervaring. Daartoe is in 2006 al gestart met een onderzoek en een behoefteanalyse. Vraag De Stichting Downsyndroom heeft samen met ambulante begeleidingsdiensten en enkele Limburgse basisscholen het Ruud de Moor Centrum gevraagd om ondersteuning bij de uitbreiding van kennis en ervaring, met participatie van (leerlingenzorg in het) vmbo via de Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Oostelijk Zuid Limburg). Activiteiten - Bijdragen aan verdere professionalisering van leraren en anderen die in het Limburgse primair onderwijs en vmbo betrokken zijn bij het onderwijs aan kinderen met Downsyndroom. - Onderzoeken hoe leerlingen met Downsyndroom zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden, rekening houdend met de kenmerken van deze leerlingen, van hun ouders en van hun school. Organisatie De projectgroep bestaat uit medewerkers van het Ruud de Moor Centrum, interne begeleiders, ambulante begeleiders en ouders die in Limburg betrokken zijn bij het onderwijs aan kinderen met Downsyndroom.
OUN
32
Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs – project Zorgkinderen Inleiding Het overheidsbeleid is erop gericht zoveel mogelijk leerlingen in het regulier basisonderwijs te houden, ook als zij extra zorg en begeleiding nodig hebben. Binnenkort hebben alle scholen zelfs een zorgplicht. De reguliere basisschool is dan verantwoordelijk voor alle aangemelde leerlingen. Voor de groep die speciale zorg nodig heeft, krijgt de school een extra budget. Als er meer zorg wordt gevraagd dan de school kan bieden, moet zij een passende plaats zoeken voor het kind. Door dit beleid worden leerkrachten in het basisonderwijs steeds vaker en steeds meer geconfronteerd met uiteenlopende onderwijsbehoeftes, want het aantal kinderen met leer- en gedragsproblemen groeit. Onderzoek van de Algemene Onderwijsbond toont aan dat bijna een kwart van de basisschoolleerlingen extra aandacht nodig heeft. Het project Weer samen naar School Plus van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de 1-zorgroute ontwikkeld, zodat scholen hun zorgplicht adequaat kunnen invullen. In samenwerking met genoemd project heeft het Ruud de Moor Centrum een interactief multimediaal computerprogramma gemaakt dat leerkrachten traint in het werken met de 1-zorgroute. Niettemin bestaat in het werkveld nog steeds behoefte aan directe en praktische ondersteuning bij het werken met zorgleerlingen. Het Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs heeft in dat verband van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de opdracht gekregen om voor speciale onderwijszorg onderwijsmaterialen te ontsluiten via kennisbanken en deze toegankelijk te maken voor alle scholen en pabo’s. Vraag Het Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs heeft het Ruud de Moor Centrum gevraagd om samenwerking voor een kennisbank speciale onderwijszorg, wat betreft de ict de ontsluiting van materialen en het toegankelijk maken van materialen. Activiteiten - Onderzoeken wat er al is, waar de verschillende actoren tegenaan lopen, wat de overkoepelende problemen zijn, wat onderwijsgevenden nodig hebben om deze leerlingen goed te ondersteunen, wat de meest urgente behoeftes zijn. Op macroniveau vindt dit plaats met de betrokken lerarenopleidingen en een aantal scholen. - Ontsluiten van bestaand materiaal en indien nodig ontwikkelen van nieuw materiaal. - Ontwerpen van een kennisbank en bijbehorende ‘community’, gebaseerd op onderzoek. - Opzetten van een bijbehorende functie voor begeleiding en coaching, gefaciliteerd door ict. - Bevorderen van de communicatie, en uitwisseling van ‘good practices’ en ervaringen. Organisatie De projectgroep bestaat uit medewerkers van het Ruud de Moor Centrum en medewerkers van lerarenopleidingen die betrokken zijn bij het Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs.
OUN
33
OUN
34