ministerie van verkeer en waterstaat
_51
UI
)
rijkswaterstaat
toelichting vegetatiekaart DE BLAUWE KAMER
meetkundige dienst
•: ' A 'f «,.;
"Va
<
J<\G<^
•3 0?•
Toelichting bij de veget.atiekaart " DE BLAUWE KAMER " Op basis van false-colour luchtfoto's 1989 MDLKM-R-9117
Rijkswaterstaat Meetkundige Dienst
Delft juli 1991
Colofon COLOFON: Uitgave:
«
Rijkswaterstaat, Meetkundige Milieu-Informatie.
Dienst,
afd.
Geografische
Opdrachtgever: Rijkswaterstaat, Directie Gelderland, afd. Waterhuishouding en Rivierkunde. Veldwerk: RWS, Geografische Milieu-Informatie, zomer 1989, 158 opnames ; Stichting Toegepaste Landschapsecologie, Nijmegen (D.de Boer), zomer 1989, 6 opnames; Provincie Gelderland (W.J.Drok), zomer 1989, 6 opnames. Samenstelling: H. Koppejan Ing. P.J.M. Melman: vegetatiekundige begeleiding A.J. Velvis: kartografie Foto's: KLM Aerocarto bv 's Gravenhage, false color-luchtfotografie, 15 juni 1989, schaal 1:5000, Druk: RWS, Meetkundige Dienst, Afd. Grafische Technieken: reproduktiewerk en rapportage Reprocart BV, Rotterdam: digitale verwerking en kleurseparatie Cartoprint BV, 's Gravenhage: kleurendruk Kenschets:
Met behulp van infra-rood luchtfoto's de vegetatie van de uiterwaard De Blauwe Kamer en de Grebbeberg vastleggen. Dit in het kader van het natuurontwikkelingsproject.
Inhoud INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING 1.1 Opbouw van de kartering 1.2 Doel van de vegetatiekartering 1.3 Beschrijving van het gekarteerde gebied
2
VEGETATIE-TYPOLOGIE 2.1 Inleiding 2.2 De classificatietabel 2.2.1 Het vaststellen van de typen 2.2.2 Volgorde van de typen 2.2.3 Toelichting op de sleutel 2.3 De synoptische tabel 2.4 Beschrijving van de typen 2.4.1. watervegetatietypen 2.4.2 moeras- en oevervegetatietypen 2.4.3 graslandtypen 2.4.4. struweeltypen 2.4.5. boomtypen
1 1 1 1 3 3 3 3 4 4 5 5 8 9 11 15 16
3
CHOROLOGISCHE CLASSIFICATIE 3.1 Inleiding 3.2 Criteria
19 19 19
3.3
Beschrijving van de legenda-eenheden 3.3.1 Rivierlandschap 3.3.1.1 Water-vegetaties 3.3.1.2 Moeras-vegetaties 3.3.1.3 Grasland-vegetaties 3.3.1.4 Struweel-vegetaties 3.3.1.4 Bos-vegetaties 3.3.2 Heuvellandschap 3.3.2.1 Struweel-vegetaties 3.3.2.2 Bos-vegetaties 3.4 Toelichting bij de profielen
20 23 23 23 24 26 26 27 27 28 29
4
MATRIX-LEGENDA 4.1 Inleiding 4.2 Toelichting
30 30 30
bij
de matrix-legenda
5.
KLEUR-OPBOUW
31
6.
LITERATUUR
32
Inhoud Figuur Figuur Figuur Figuur figuur
1: 2: 3: 3': 4:
Overzichtskaart van DE BLAUWE KAMER Hoofdsleutel Grafiek met aantal soorten per type. Grafiek met aantal soorten per type Schema van de chorologische classifi catie Figuur 5: Grafiek met soortenrijkdom per legenda-eenheid Figuur 5': Grafiek met soortenrijkdom per legenda-eenheid Figuur 6: Overzichtskaart met profielen VASTE BIJLAGEN Figuur 2: Figuur 2a Figuur 2b Figuur 2c Figuur 2d Figuur 2e Figuur 2f Figuur 6a Figuur 6b Figuur 6c Figuur 6d Figuur 6e Figuur 6f Figuur 6g Figuur 6h Figuur 6i Figuur 6j
Hoofdsleutel boomtypen-sleutel struweeltypen-sleutel gras/kruidtypen-sleutel w-type sleutel m-type sleutel g-typen sleutel Profiel I Profiel II Profiel III Profiel IV Profiel V Profiel VI Profiel VII Profiel VIII Profiel IX Profiel X
2 4 6 7 19 21 22 29 33 33 33 34 34 35 35 36 39 39 39 40 40 40 41 41 42 42
-11 1.1
INLEIDING Opbouw van de kartering
De vegetatiekartering is opgebouwd uit: a) het kaartblad 'DE BLAUWE KAMER' (zie figuur 1) (l.o. 169,439; r.b. 172,441). b) een beschrijving van de karteermethode; deze geeft inzicht in de gehanteerde werkwijze (zie bijlage 1) en c) een toelichting op de vegetatiekaart. De toelichting geeft een korte beschrijving van de legendaeenheden en de onderscheiden vegetatietypen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de nadruk ligt op de beschrijving van de procedure en de daarmee verkregen resultaten. Een vegetatiekundige synthese of ecologische interpretatie wordt in deze toelichting achterwege gelaten. 1.2
Doel van de vegetatiekartering
In het gekarteerde gebied zal een Natuurontwikkelingsproject gerealiseerd worden (1). Doel van de karteringen is het volgen van de vegetatie-ontwikkeling als evaluatiemiddel voor het effect van het project. Hiervoor is het allereerst nodig de uitgangssituatie (tO-situatie) vast te leggen. Het project voorziet in het aanbrengen van twee openingen in de zomerkade. Daardoor kan het rivierwater vrij in- en uitstromen: er vindt een onbelemmerd erosie- en sedimentatieproces plaats. In het benedenstroomse deel wordt een kreek uitgegraven. Het vrijkomende materiaal wordt in de luwte van de steenfabriek gebruikt om het maaiveld op te hogen tot een brede oeverwal. De invloed van. stromend rivierwater neemt door het grondverzet af, waardoor vestiging van struweel en bos mogelijk wordt. De rasters zullen verwijderd worden, zodat één begrazingseenheid ontstaat. 1.3
Beschrijving van het gekarteerde gebied (1)
Het gekarteerde gebied ligt aan de rechteroever van de Nederrijn tussen kilometerraai 905 en 908. Het is +_ 230 ha groot en bestaat uit twee landschappelijk duidelijk te onderscheiden delen; t.w. het rivierlandschap en het heuvellandschap. Het rivierlandschap bestaat uit de uiterwaarden 'De Blauwe Kamer' (100 ha) . en 'De Plasserwaard' (45 ha). Het heuvellandschap wordt gevormd door de stuwwal de 'Grebbeberg' (60 ha). Verder maken twee steenfabrieksterreinen (15 ha) en de fortificaties (12 ha) deel uit van de kartering. De uiterwaard 'De Blauwe Kamer' is in het verleden vrijwel geheel afgegraven t.b.v. kleiwinning. Na de ontgraving is het terrein opnieuw in cultuur gebracht. Van de
-2oorspronkelijke geomorfologie is vrijwel niets over. Hoogteverschillen zijn schaars aanwezig in de vorm van dijktaluds en in de afgetichelde percelen. De uiterwaard 'De Plasserwaard' bestaat voor een groot deel uit kleiputten. Het overige wordt ingenomen door afgetichelde percelen. De 'Grebbeberg' ligt tot max. 50 meter boven NAP. De zuidhelling is steil met scherp ingesneden erosiedalen. Aan de voet treedt voedselarm kwelwater uit dat zich ophoopt in moerassige laagtes langs de voormalige Trambaan.
Figuur 1: Overzichtskaart van DE BLAUWE KAMER
-32
VEGETATIE-TYPOLOGIE
2.1
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de resultaten van de classificatie. Hierbij wordt ingegaan op: - gehanteerde criteria - gebruikte codes - karakteristiek van het type 2.2
De classificatietabel
2.2.1 Het vaststellen van de typen De nomenclatuur is in overeenstemming met de 'Flora van Nederland', 20e druk (6). De vegetatie-opnamen zijn gerangschikt volgens de principes van de Braun-Blanquetschool, waarbij vegetatieopnamen met een vergelijkbare soortensamenstelling gegroepeerd worden tot een vegetatietype (zie bijlage 1, Methode 2.2.3) . Bij de groepering wordt gebruik gemaakt van de presentie en de bedekking (abundantie) van de plantesoorten. De dominantie van een soort speelt daarbij een belangrijke rol. N.B. Het verschil tussen Heermoes en Lidrus is niet voldoende herkend, evenals tussen Ruw- en Middelst-vergeetmij-niet je.
Kenmerkende soort voor de hogere delen in de Blauwe Kamer: Knikkende distel.
-42.2.2 Volgorde van de typen Bij de ordening van de typen is in de eerste plaats ingedeeld op vegetatie-structuur. In figuur 2 zijn de hiervoor gebruikte indelings criterea opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen: 1) Boomtype: Als een opname >10% bedekt is met boomsoorten die hoger zijn dan 3 meter. 2) Struweeltype: Als een opname >20% bedekt is met struiksoorten. 3) Gras/kruidtype. Figuur 2: Hoofdsleutel: >10% boomsoorten hoger dan 3 meter ja
nee >20% struweel soorten ja
boomtypen struweeltypen
nee gras/kruidtypen
In de tweede plaats is de floristische samenstelling belangrijk (Zie vaste bijlagen b t/m d ) . De typen zijn gerangschikt van nat naar droog. Hierbij is gebruik gemaakt van een publikatie van de Provincie Gelderland (2). Het Gras/kruidtype is nog onderverdeeld in 3 groepen, t.w.: 3.1 Watervegetatietype: Als een opname bijna uitsluitend waterplanten bevat, zodat deze affiniteit vertoont met een W-type van de Provincie, (zie vaste bijlage e) 3.2 Moeras- en oevervegetatietype: Als een opname affiniteit vertoont met een M-type.(zie vaste bijlage f) 3.3 Graslandtype: Als een opname affiniteit vertoont met een G-type. (zie vaste bijlage g) 2.2.3 Toelichting op de sleutel Na de classificatie is een sleutel opgesteld. Deze is in de bijlage (figuur a t/m g) opgenomen. Bij vervolg karteringen (monitoring) van De Blauwe Kamer zal deze gebruikt worden. Hiermee wordt dezelfde criteria gehanteerd waardoor de karteringen over de verschillende jaren vergeleken kunnen worden.
-52.3
De synoptische tabel (zie losse bijlage 3)
De synoptische tabel is een verkorte versie van de classificatietabel. Om de inzichtelijkheid te vergroten is informatie over presentie en abundantie van de plantesoorten samengevat en met symbolen weergegeven. De soorten die <20% in een type voorkomen zijn buiten beschouwing gelaten. Bij de plantesoorten zijn de uurhokfrequentie en enige ecologische indicatorwaarden vermeld. Deze informatie is ontleend aan het Botanisch Basisregister (3) Als voorbeeld dient Lemna minor (Klein kroos): LEM
99 11 X X X LEMNA MINOR
99 11 X X X
: : : : :
2.4
Beschrijving van de typen
KLEIN KROOS
uurhokfrequentie 1980/1930 vochtgetal zuurgraadgetal stikstofgetal zoutgetal
Per type wordt de soortenrijkdom vermeld. Minder dan 10 soorten is soortenarm genoemd, meer dan. 30 soorten soortenrijk. (In de figuren 3 en 3' zijn het aantal soorten per type weergegeven). Dan volgt een korte karakteristiek van de begroeiing en een beschrijving van de vindplaats. Ook is vermeld met welk type uit de literatuur het beschreven type affiniteit vertoont. Hiervoor zijn twee publicaties geraadpleegd. De eerste is 'Vegetatie-onderzoek Gelderse uiterwaarden' van Jongman en Leemans (2). De tweede is 'Een nieuwe indeling in ecologische groepen binnen de Nederlandse flora' van het Centrum voor Milieukunde (CML) (4). Ook zijn het aantal opnames en het oppervlakte per type vermeld. De oppervlakte is in hectares uitgedrukt.
-6Aantal soorten 0
g5
g 4b
g gi 2a g 2b m3
m 4b g 2c g 4a
m5
m2
ra 4a
g 3a g 3b
wl w2 w3 ml typen — > — > zie vervolg Figuur 3: Grafiek met aantal soorten per type.
-7-
35 g6 30
25
20
15 s lb s la
b3 s2
10
bl s3 b 2a
g7
b 5b
b 2b b4 b 5a
vervolg typen — > Figuur 3': Grafiek met aantal soorten per type.
-82.4.1. watervegetatietvpen wl
Kroostype Lemna Soortenarm type, gekenmerkt door de presentie van Klein kroos en Waterpest cf. affiniteit met: -Wil Kroosvegetatie (Jongman & Leemans) -Ecologische groep W17 en W18sa (CML) vindplaats: Drinkput in De Plasserwaard. aantal opnames: 1 (onderscheiden vanwege Jongman & Leemans) oppervlakte: 0.3 ha
w2
Gele plomptype
Nuphar
lutea
Soortenarm type, gekenmerkt door van Gele plomp.
de
dominantie
affiniteit met: -Wwl Vegetatie van Gele plomp en Drijvend fonteinkruid (Jongman & Leemans.) -Ecologische groep W17* en,,W18 (CML) vindplaats: In sloten en poelen. aantal opnames: 2 (onderscheiden vanwege Jongman & Leemans) oppervlakte: 1,2 ha w3
Watergentiaantype
Nymphoides
peltata
Soortenarm type, gekenmerkt door de van Watergentiaan.
dominantie
affiniteit met: -Ww2 Vegetatie van Watergentiaan (Jongman & Leemans ) -Ecologische groep W17 en W18 (CML) vindplaats: In kleiput in De Blauwe Kamer. aantal opnames: 1 (onderscheiden vanwege Jongman & Leemans) oppervlakte: 0,2 ha
-92.4.2 moeras- en oevervegetatietypen ml
Kalmoestype
Acorus
calamus
Soortenarm type, gekenmerkt door van Kalmoes.
de
dominantie
affiniteit met: -Mp7 Vegetatie van Gele lis en Kalmoes (Jongman & Leemans) -Ecologische groep V18 (CML) vindplaats: aan de oever van De Grift en in sloten langs de fortificaties. aantal opnames: 2 oppervlakte: 0,6 ha m2
Zwanebloemtype
Butomus
umbellatus
Soortenarm type, gekenmerkt door de co-dominantie van Zwanebloem en Moeras-vergeet-mij-nietje. affiniteit met: -Mb2 Zwanebloem-vegetatie (Jongman & Leemans) -Ecologische groep VI8 (CML) vindplaats: aan de oever van een kleiput in De Plasserwaard. aantal opnames: 1 (onderscheiden vanwege Jongman & Leemans) oppervlakte: 0,05 ha m3 . Liesgrastype
Glycria
maxima
Type gekenmerkt door de dominantie van Liesgras en het frequent voorkomen van Veenwortel, Gele waterkers, Moeras-vergeet-mij-nietje, Watermunt en Moerswalstro. affiniteit met: -Mp3 Liesgras-vegetatie (Jongman & Leemans) -Ecologische groep R28 (CML) vindplaats: in ondiepe sloten en greppels en op flauwhellende overgangen van grasland naar water. aantal opnames: 8 oppervlakte: 3,2 ha
-10m4a
Scherpe zeggetype
Carex acuta Soortenarm type, gekenmerkt door de dominantie van Scherpe zegge. Differentiërend t.o.v. type m4b door het ontbreken van Moerasspirea en Gevleugeld hertshooi. affiniteit met: -Mm2 Moerasvegetatie met grote Zeggen (Jongman & Leemans) -Ecologische groep R27, R28, V17 en V18 (CML) vindplaats: op flauwhellende oevers van kleiputten. aantal opnames: 2 oppervlakte: 1,4 ha m4b
Scherpe zegge - Moerasspireatype
Carex acuta - Filipendula
ulmara
Type gekenmerkt door de dominantie van Scherpe zegge en de co-dominantie van Liesgras en Moerasspirea. 'Differentiërend t.o.v. type m4a door de presentie van Moerasspirea, Gevleugeld hertshooi, Pitrus, Kale jonker, Kantig wilgeroosje, Bosbies en Zeegroene rus. affiniteit met: -Msl Liesgras-vegetatie met Moerasandoorn(Jongman & Leemans) -Ecologische groep G27 en R27 (CML) vindplaats: onderaan de helling van de Grebbeberg. aantal opnames: 1 (onderscheiden vanwege Jongman & Leemans en de karakteristieke plaats in het terrein) oppervlakte: 0,3 ha m5
Rietgrastype
Phalaris
arundinacea
Type gekenmerkt door de dominantie van Rietgras. affiniteit met: -Mml Rietgras-vegetatie (Jongman & Leemans) -Ecologische groep G27, G28, G47 en G48 (CML) vindplaats: vrij steile slootkanten, ruggen van begreppeld grasland en onderaan stenige oevers langs de Nederrijn. aantal opnames: 2 oppervlakte s 2,7 ha
-112.4.3 graslandtypen gl
Tweeri.jige zeggetype
Carex
disticha
Type gekenmerkt door het frequent voorkomen van Tweerijige zegge , Scherpe zegge, Ruw beemdgras, Kruipende boterbloem, Vi j-fvingerkruid, Moerasvergeet-mij-nietje, Watermunt, Gewone waterbies en Pinksterbloem. affiniteit met: -Gn2 Vochtig voedselrijk grasland (Jongman & Leemans ) -Ecologische groep G27, G28, R27 en R28 (CML) vindplaats: laaggelegen grasland in De Blauwe Kamer. aantal opnames: 3 oppervlakte: 2,8 ha g2a
Fioringras - Rietgrastype
Agrostis
stolonifera
- Phalaris
arundinacea
Type gekenmerkt door de dominantie van Fioringras en de abundantie van Rietgras. Differentiërende t.o.v. g2b en g2c door de presentie van Liesgras, Rietgras en Zilverschoon. Differentiërend t.o.v. g2b door de absentie van Aardbeiklaver, Zomprus, Geknikte vossestaart, Akkerkers en Pinksterbloem. affiniteit met: -Gn2 Vochtig voedselrijk grasland (Jongman & Leemans ) -Ecologische groep G27, G28, R27 en R28 (CML) vindplaats: laaggelegen graslanden v.n.1. langs de Grebbedijk in De Blauwe Kamer en bovenaan stenige oevers langs de Nederrijn. aantal opnames: 6 oppervlakte: 4,2 ha g2b
Fioringras - Zomprustype
Agrostis
stolonifera
- Juncus
articulatis
Type gekenmerkt door de dominantie van Fioringras en de presentie van Aardbeiklaver, Zomprus en Geknikte vossestaart. Differentiërend t.o.v. g2a door de absentie van Rietgras en de Presentie van Madeliefje en Witte klaver. Differentiërend t.o.v. g2c door de presentie van Gewone hoornbloem, Aardbeiklaver, Zomprus, Geknikte vossestaart, Akkerkers en Pinksterbloem.
-12affiniteit met: -Gbl Zomprus-grasland (Jongman & Leemans) -Ecologische groep G27, G28, G47 en G48 (CML) vindplaats: in een brede zone grasland rond de zandput .in De Blauwe Kamer. aantal opnames: 6 oppervlakte: 16,8 ha g2c
Fioringras - Ruw beemdgrastype
Agrostis
stolonifera
- Poa
trivialis
Type gekenmerkt door afwisselende dominantie van Fioringras en Ruw beemdgras. Differentiërend t.o.v. g2a door de absentie van Gewone waterbies,'Aardbeiklaver, Zomprus, Geknikte vossestaart, Akkerkers en Pinksterbloem. affiniteit met: -Gg4 en Ggl Veldgerst-grasland (natte variant) en Grasland met Frans raaigras en Veldzuring (Jongman & Leemans) -Ecologische groep G4 7 en G48 (CML) vindplaats: hogere vlakke delen in de uiterwaardden . aantal opnames: 22 oppervlakte: 4 2,1 ha g3a
Kweektype
Elymus repens ' Type gekenmerkt door de dominantie van Kweek. Differentiërend t.o.v. g3b door de absentie van Akkerkers. affiniteit met: -Gul Kwéek-grasland (Jongman & Leemans) -Ecologische groep G4 8 (CML) vindplaats: v.n.1. in de zone voor de zomerkaden en de hogere delen langs De Grift. aantal opnames: 3 oppervlakte: 10,4 ha g3b
Kweek - Akkerkerstype
Elymus repens - Rorippa
sylvestris
Soortenarm type, gekenmerkt door de co-dominantie van Kweek en Kruipende boterbloem en de presentie van Akkerkers. Differentiërend t.o.v: g3a door de presentie van Akkerkers.
-13affiniteit met: -Gu2 Akkerkers-grasland (Jongman & Leemans) -Ecologische groep G4 8 (CML) vindplaats: In de zone voor de zomerkade waar De Grift en de Nederrijn samenkomen. aantal opnames: 1 (onderscheiden vanwege Jongman & Leemans) oppervlakte: 0,6 ha g4a
Engels raaigrastype
Lollum
perenne
Type gekenmerkt door. de dominantie van Engels raaigras. Differentiërend t.o.v. g4b door de absentie Roodzwenkgras, Smalle weegbree, Veldzuring, Vijfvingerkruid, Gewoon struisgras, Glanshaver, Gestreepte witbol, Rode klaver, Duizendblad, Klein streepzaad, Kraailook, Zachte dravik, Zachte ooievaarsbek en Speerdistel. affiniteit met: -Gpl Soortenarm cultuurgrasland (inclusief kunstweiden) (Jongman & Leemans) -Ecologische groep G48 (CML) vindplaats: hogere vlakke delen in de uiterwaarden. aantal opnames: 16 oppervlakte: 27,3 ha g4b
Engels raaigras - Glanshavertype
Lollum perenne
- Arrhenatherum
elatlus
Soortenrijk type, gekenmerkt door de dominantie van Engels raaigras. Differentiërend t.o.v. g4a door de presentie van Roodzwenkgras, Smalle weegbree, Veldzuring, Vijfvingerkruid, Gewoom struisgras, Glanshaver, Gestreepte witbol, Rode klaver, Duizendblad, Klein streepzaad, Kraailook, Zachte dravik, Zachte ooievaarsbek en Speerdistel. affiniteit met: -Ggl, Rgl Grasland met Frans raaigras en Veldzuring (Jongman & Leemans) -Ecologische groep G47 en G48 (CML) vindplaats: op dijken en kaden en op hoge vlakke delen in de uiterwaarden. aantal opnames: 13 oppervlakte: 6,4 ha
-.14g5
Glanshavertype
Arrhenatherum
elatius
Soortenrijk type, gekenmerkt door een wisselende ...dominantie van Engels raaigras, Gewoon struisgras en Glanshaver en een grote soortenrijkdom. affiniteit met: -Gg3, Rg3 Droge soortenrijke Glanshaver-vegetatie (Jongman & Leemans) -Ecologische groep G4 3 en G4 7 (CML) vindplaats: op dijken en kaden en op hoge vlakke delen in de uiterwaarden. aantal opnames: 12 oppervlakte: 6,8 ha g6
Zachte havertype
Avenula
pubescens
Soortenrijk type, gekenmerkt door >d.e Presentie van Gewoon struisgras, Goudhaver, Glanshaver .en Zachte haver en een grote soortenrijkdom. affiniteit met: -Gm2 Kalkgrasland met "Kattedo.orn ;(Jongman & Leemans ) -Ecologische groep G4.3, «G47, G47kr, G,63 ,en G.67
Groot hoefbladtype
Petasites
hybrid.us
Soortenarm type, gekenmerkt door de dominantie van Groot hoefblad. affiniteit met: -?• (Jongman & Leemans) -Ecologische groep R48 (CML) vindplaats: op -helling bij voormalige steenfabriek in De Blauwe Kamer aantal opnames: 1 (onderscheiden vanwege de karakteristieke plaats in het terrein) oppervlakte: 0,15 ha
-152.4.4. struweeltypen sla
Dauwbraam - Blauw glidkruidtype
Rubus caesius
- Scuttelarla
galericulata
Type gekenmerkt door de dominantie van Dauwbraam. Differentiërend t.o.v. slb door de presentie van Moeras-vergeet-mij-nietje, Watermunt of Kransmunt, Moeraswalstro, Blauw glidkruid, Moeraskruiskruid en Smeerwortel. Ondergroei van type bl. affiniteit met: -Bps Populieren- of wilgenbos met ruigtkruiden (Jongman & Leemans) -Ecologische groep H27 en H28 (CML) vindplaats: in wilgenbos in de uiterwaarden.. aantal opnames: 2 oppervlakte: 1,2 ha slb
Dauwbraam - Bereklauwtype
Rubus caesius
- Heracleum
sphondylum
Type gekenmerkt door de dominantie van Dauwbraam. Differentiërend t.o.v. sla door de presentie van Akkerdistel, Bereklauw, Kale jonker,,Boerenwormkruid, Haagwinde, Kleefkruid en Bitterzoet. affiniteit met: -Rr2 Ruderale berm met Boerenwormkruid en Bijvoet (Jongman & Leemans) -Ecologische groep R4 8 (CML) vindplaats: op ruderale delen van voormalige steenfabrieksterreinen en tussen recent aangeplante Zwarte populieren in De Blauwe Kamer. aantal opnames: 6 oppervlakte: 5,3 ha
-16s2
Eenstijlige meidoorntype
Crataegus monogyna Type gekenmerkt door de dominantie van Eenstijlige meidoorn. affiniteit met: -DuO Soortenarme Meidoorn - Vlierhaag (Jongman & Leemans) -Ecologische groep H48 (CML) vindplaats: op taluds in de uiterwaarden en ' de fortificaties en onderaan de Grebbeberg. aantal opnames: 5 oppervlakte: 0,8 ha s3
Braamtype
Rubus
fruticosus
Soortenarm van Braam.
type, gekenmerkt door de .dominantie
affiniteit met: -? (Jongman & Leemans) -Ecologische groep H4 7 (CML) vindplaats:' aan de voet en op open terreingedeelten van de Grebbeberg., aantal opnames: 5 ; oppervlakte: 0,8 ha
2.4.5. boomtvpen bl
Schietwilgtype
Salix
alba
Type gekenmerkt door de dominantie van Schietwilg. affiniteit met: -Bps Populieren- en of wilgenbos met ruigtkruiden. (Jongman & Leemans) -Ecologische groep H27 en H28 (CML) vindplaats: in en aan kleiputten en onderaan dijken. aantal opnames: 4 oppervlakte: 9,2 ha
-17b2a
Zomereik - Adelaarsvarentype
Quercus robur - Pteridium
aqullinum
Soortenarm type, gekenmerkt door de dominantie van Zomereik en de co-dominantie van Adelaarsvaren . Differentiërend t.o.v. b2b is de co-dominantie van Adelaarsvaren. affiniteit met: -n.v.t. (Jongman & Leemans) -Ecologische groep H61 (CML) vindplaats: zuidelijke deel van de Grebbeberg. aantal opnames: 6 oppervlakte: 15,1 ha b2b
Zomereik - Bochtige smeletype
Quercus robur - Deschampsia
flexuosa
Soortenarm type, gekenmerkt door de dominantie van Zomereik en de co-dominantie van Bochtige smele. Differentiërend t.o.v. b2a door de co-dominantie van Bochtige smele. affiniteit met: -n.v.t. (Jongman & Leemans) -Ecologische groep H61 (CML) vindplaats: noordelijk deel van de Grebbeberg. aantal opnames: 13 oppervlakte: 21,5 ha b3
Berktype
Betuia Type gekenmerkt door de dominantie van Berk (lokaal Witte acacia). affiniteit met: -n.v.t. (Jongman & Leemans) -Ecologische groep H4 2 en H62 (CML) vindplaats: op de Grebbeberg. aantal opnames: 9 oppervlakte: 8,9 ha
-18b4
Beuk - Hollandse lindetype
Fagus sylvatica
- Tilia
x
vulgaris
Soortenarm type, . gekenmerkt door de. wisselende dominantie van Beuk en van Hollandse linde. affiniteit met: -n.v.t. (Jongman & Leemans) -Ecologische groep ? (CML) vindplaats: op de Grebbeberg. aantal opnames: 4 oppervlakte: 10,7 ha b5a
Altijd groen naaldhout
Abies
alba,
Picea abies,
Pseudotsuga
mensiesii
Soortenarm type, gekenmerkt door een wisselende dominantie van verschillende soorten Sparren. Differentiërend t.o.v. b5b door de absentie van Europese larix, Bochtige smele en Groot laddermos . affiniteit met: -? (Jongman & Leemans) -Ecologische groep ? vindplaats: op de Grebbeberg. aantal opnames: 5 oppervlakte: 0,9 ha b5b
Europese larixtype
Larix
decidua
Soortenarm type, gekenmerkt door- de dominantie van Europese larix. Differentiërend t.o.v. b5a door de presentie van Europese larix, Bochtige smele en Groot laddermos . affiniteit met: -? (Jongman & Leemans) -Ecologische groep ? vindplaats: op de Grebbeberg. aantal opnames: 3 oppervlakte: 1,6 ha
-19CHOROLOGISCHE CLASSIFICATIE 3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk bespreekt de criteria, die gehanteerd zijn bij het bepalen van de grenzen op de verschillende niveaus van de legenda. Paragraaf 3.3 geeft een korte beschrijving van de legenda-eenheden. 3.2
Criteria
Het eerste niveau van de classificatie is onderscheiden op grond van verschil in ontstaanswijze (genese). Hierbij worden twee eenheden onderscheiden; t.w. -Rivierlandschap (fluviatiele ontstaanswijze) -Heuvellandschap (glaciale ontstaanswijze) De grens tussen deze landschappen is scherp. Op het tweede niveau is op basis van verschil in structuur en/of hydrologische omstandigheden onderscheid gemaakt. De gekozen volgorde is van nat naar droog. De grens tussen water-, moeras-/grasland-, struweel- en bosvegetaties is gebaseerd op structuurverschillen en is scherp; moeras- en graslandvegetaties zijn op grond van hydrologische verschillen die in de floristische samenstelling tot uitdrukking komen onderscheiden, deze grens is niet altijd even scherp. Op het derde niveau is onderscheid gemaakt op basis van verschil in het voorkomen en de bedekking van de plantesoorten. De volgorde van de eenheden is ook op dit niveau van nat naar droog. Deze grenzen zijn dikwijls vaag, omdat de verschillen niet zo groot zijn. figuur 4: Schema van de chorologische classificatie: -WATER-VEGETATIES (RW) -MOERAS-VEGETATIES (RM) RIVIERLANDSCHAP (R)-
-GRASLAND-VEGETATIES (RG) —STRUWEEL-VEGETATIES (RS) -BOS-VEGETATIES (RB) ,—STRUWEEL-VEGETATIES (HS)
HEUVELLANDSCHAP (H)-BOS-VEGETATIES (HB) N.B. Het derde niveau is in dit schema niet opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar de matrix-legenda op de kaart.
-20-
3.3
Beschrijving van de legenda-eenheden
Per legenda-kode wordt een beschrijving van de ligging gegeven. Als tweede wordt de oppervlakte in ha. gegeven. Daar waar de hoogteligging van belang is, is deze vermeld. In Figuur B is de soortenrijkdom per legenda-eenheid weergegeven. De soortenrijkdom is afgeleid van de type-informatie .
Kenmerkende soort voor de hogere delen in de Blauwe Kamer: Ruige weegbree
-21-
Aantal soorten
RG RG 3 l RG 2 RM 1 7 RG 4 RM 3
RM 5.
RG 6 RG 5
RM 6 RM 2
RG 8
RG 7
RM 4
RW RM 3 1 RW RW 1 2 legenda-eenheden — > — > zie vervolg Figuur 5: Grafiek met soortenrijkdom per legenda-eenheid.
-22RG 12 RG 11
RG 13
RS 2
RB 3 RB 2
RG 14 RG 10
HS 2
RS 1
HB 3
RS RB 3 1 R G 9
HS 1
HB 6
HB HB 2 1 HB 4 HB 5
Figuur 5': Grafiek met soortenrijkdom per legenda-eenheid.
-233.3.1 Rivierlandschap Het rivierlandschap wordt gekenmerkt door de vlakke, lage uiterwaarden met de zomerkaden, de kleiputten, de hellingen van de bandijk en de opgehoogde terreinen van de voormalige steenfabrieken. De oorspronkelijke geomorfologie is vrijwel geheel verstoord. (1) De hoogteligging varieert van +5.60 m NAP in de moerassige delen tot ruim +.11.00 m NAP op de fabrieksterreinen. Tegen de Grebbeberg aan liggen de fortificaties met een hoogte van +11.00 m NAP. 3.3.1.1 Water-vegetaties De watervegetaties worden vertegenwoordigd door de eenheden RW1 t/m RW3. Ze worden aangetroffen in smalle zones aan de randen van de plassen in de kleiputten, langs De Grift en in de sloten langs de fortificaties. De totale oppervlakte is 1,5 ha. RW1
In kleiputten in De Plasserwaard. Oppervlakte: 0,3 ha.
RW2
In kleiputten in De Plasserwaard, langs De Grift en in de sloten langs de fortificaties. Oppervlakte: 1,2 ha.
RW3
In de zuidelijke hoek van De Ijsbaan in De Blauwe Kamer. Oppervlakte: 0,2 ha.
3.3.1.2 Moeras-vegetaties De moerasvegetaties worden vertegenwoordigd door de eenheden RM1 t/m RM7. Ze worden aangetroffen aan de oevers van de kleiputten, in verlande sloten, langs. De Grift, begreppeld terrein en kwelplaats onderaan De Grebbeberg. De eenheden zijn meest zwak hellend. De totale oppervlakte is 7 ha. De bij de legenda-eenheden vermelde hoogte-informatie is verkregen uit metingen in luchtfoto's van 1989 en aangevuld met gegevens van de rivierkaart 1979. RM1
Aan zwak glooiende oevers langs de fortificaties en langs De Grift. Oppervlakte: 0,6 ha. De hoogteligging is tussen 5.60 en 6.00 m NAP.
RM2
Smalle zwak glooiende strook langs een kleiput in De Plasserwaard. Oppervlakte: 0,05 ha. De hoogteligging is +_ 7.20 m NAP.
-24RM3
In sloten en aan voorkomend in de Oppervlakte: 2,7 De hoogteligging-
RM4
Aan zwak glooiende randen van kleiputten. Oppervlakte: 1,4 ha. De hoogteligging is tussen 5.80 en 6.50 m NAP.
RM5
Zwak hellend gebied onderaan De Grebbeberg bij de Grebbesluis. Oppervlakte: 0,3 ha. De hoogteligging is +_ 7.50 m NAP.
RM6
Relatief steile slootkanten in de uiterwaarden. Oppervlakte: 0,7 ha. De hoogteligging is +_ 6.50 m NAP.
RM7
Relatief steile slootkanten en begreppeld gebied in De Blauwe Kamer. Op de ruggen wordt type m5 aangetroffen, in de greppels type m3. De gebieden worden beweid Oppervlakte: 1,2 ha. De hoogteligging is tussen 6.20 en 6.70 m NAP.
3.3.1.3
zwak glooiende oevers. Verspreid uiterwaarden. ha. is tussen 6.0.0 en 6.70 m NAP.
Grasland-vegetaties
De grasland-vegetaties worden vertegenwoordigd door de eenheden RG1 t/m RG14. Deze eenheden beslaan het grootste deel van de uiterwaarden en" de fortificaties. Het westelijk deel van De Blauwe Kamer werd in 1989 beweid, het oostelijk deel is in juni gemaaid en daarna beweid. In 1989 is een groot deel van de rasters verwijderd. De Plasserwaard wordt intensief voor de landbouw gebruikt. Hier vond in 1989 intensieve beweiding, beregening en bemesting'plaats. De fortificaties werden in 1989 intensief beweid en bemest. De meeste eenheden zijn vrij vlak, behalve de dijken, zomerkaden en fortificaties. De totale oppervlakte is 121 ha. De bij de legenda-eenheden vermelde hoogte-informatie is verkregen uit metingen in luchtfoto's van 1989 en aangevuld met gegevens van de rivierkaart 1979. RG1
Relatief laaggelegen gebied, in gebruik als hooiland met nabeweidingy in 'De Blauwe Kamer. Oppervlakte: 2,8 ha. De hoogteligging is tussen 6.20 en 6.50 m NAP.
RG2 .Slootkanten en lage delen langs de Grebbedijk. De gebieden worden beweid. Oppervlakte: 2,2 ha. De hoogteligging is tussen 6.4 0 en 7.00 m NAP.
-25RG3
Stenige oevers langs de Nederrijn en begreppeld gebied tegen de Grebbedijk in De Blauwe Kamer. Op de hogere delen wordt type g2a aangetroffen, op de lagere type m5. Oppervlakte: 3,2 ha. De hoogteligging is tussen 6.20 en 7.10 m NAP.
RG4
Relatief laaggelegen gebieden, in gebruik als beweid grasland, in De Blauwe Kamer. Oppervlakte: 16,8 ha. De hoogteligging is tussen 6.30 en 6.80 m NAP.
RG5
Relatief hooggelegen gebieden in de uiterwaarden; deels in gebruik als hooiland met nabeweiding, deels als beweid grasland. Deze eenheid domineert in De Blauwe Kamer. De oppervlakte is 40,5 ha. De hoogteligging is tussen (6.60) 7.20 en 8.10 m NAP.
RG6
Gebied voor de zomerkaden in De Blauwe Kamer; in gebruik als hooiland met nabeweiding. Oppervlakte: 3,2 ha. De hoogteligging is tussen 7.00 en 7.90 m NAP.
RG7
Gebieden voor de zomerkaden in.De Blauwe Kamer, langs De Grift en in De Plasserwaard; in gebruik als beweid grasland. Oppervlakte: 7,3 ha. De hoogteligging is tussen 6.80 en 7.80 m NAP.
RG8
Gebied voor de zomerkade in De Plasserwaard; in gebruik als hooiland met nabeweiding. Oppervlakte: 2,7 ha. De hoogteligging is tussen 6.80 en 8.00 m NAP.
RG9
Relatief laaggelegen gebied voor de zomerkade in De Blauwe Kamer; in gebruik als extensief beweid grasland. Oppervlakte: 0,6 ha. De hoogteligging is tussen 6.40 en 6.70 m NAP.
RG10 Gebieden in de uiterwaarden en op de fortificaties; deze -worden intensief geëxploiteerd. Er wordt beweid, gehooid, bemest en beregend. Deze eenheid domineert in De Plasserwaard. De oppervlakte is 26 ha. De hoogteligging is tussen 6.60 en 8.70 m NAP. RG11 Dijkhellingen, zomerkaden en hooggelegen gebieden in de uiterwaarden en op de fortificaties. De meeste gebieden worden beweid. Oppervlakte: 12,8 ha. De hoogteligging is tussen 7.60 en 11.60 m NAP..
-26-
RG12 Beweidde dijkhelling langs de Grebbeberg. Oppervlakte: 0,9 ha. De hoogteligging is tussen 8.20 en 11.60 m NAP. RG13 Zomerkade in De Blauwe Kamer.in gebruik.als hooiland en beweid grasland. Oppervlakte: 2,2 ha. De hoogteligging is tussen 8.50 en 9.90 m NAP. RG14 Steile helling van opgehoogd terrein bij de voormalige steenfabriek in De Blauwe Kamer. De eenheid . wordt extensief beweid. Oppervlakte: .0,2 ha. ; De hoogteligging is tussen 8.00 en 11.00' m NAP. 3.3.1.4 Struweel-vegetaties De struweel-vegetaties worden vertegenwoordigd door de eenheden RS1 t/m RS3. Ze eenheden worden aangetroffen op de opgehoogde terreinen van de voormalige steenfabrieken, op dijkhellingen, zomerkaden en op steilranden in de uiterwaarden . De totale oppervlakte is 5,4 ha. De bij de legenda-eenheden vermelde hoogte-informatie is verkregen uit metingen in luchtfoto's van 1989 en aangevuld met gegevens van de rivierkaart 1.979. De hoogte is aangegeven in meters t.o.v. NAP. RS1
Opgehoogde terreinen van voormalige steenfabrieken. Oppervlakte: 4,3 ha. De hoogteligging is > 9.50 m NAP.
RS2
Recent geroerd terrein (ingeplant populier) in De Blauwe Kamer. Oppervlakte: 0,6 ha. De hoogteligging is 7.80 m NAP.
RS3
Hellingen in de uiterwaarden en op de fortificaties . Oppervlakte.: 0,5 ha. De hoogteligging is tussen 7,4 0 en 9,50 m NAP.
met
Zwarte
3.3.1.4 Bos-vegetaties De bos-vegetaties worden vertegenwoordigd door de eenheden RB1 t/m RB3, ze worden aangetroffen bij en aan de kleiputten en onderlangs de dijken in de uiterwaarden en in de lage- delen op het terrein van de voormalige steenfabriek 'Dë Blauwe Kamer'. De meeste gebieden vertonen een reliëf met een hoogteverschil van + 70 cm. De totale oppervlakte is 10,8 ha.
-27De bij de legenda-eenheden vermelde hoogte-informatie is verkregen uit metingen in luchtfoto's van 1989 en aangevuld met gegevens van de rivierkaart 1979. De hoogte is aangegeven in meters t.o.v. NAP. Nauwkeurige meting is niet mogelijk door de aanwezigheid van bomen. RB1
In kleiputten in de uiterwaarden. Oppervlakte: 4 ha. De hoogteligging is tussen 6.20 en 7.40 m NAP.
RB2
In kleiputten in de uiterwaarden en in de lage delen op het terrein van de voormalige steenfabriek 'De Blauwe Kamer'. Voor het grootste deel wordt boomtype bl aangetroffen, op de boomloze plekken het struweeltype sla. Oppervlakte: 6,1 ha. De hoogteligging is tussen 6.50 en 8.00 m NAP.
RB3
Laag deel onderlangs en helling van de dijk naar het pontveer in De Plasserwaard. Het aspect wordt bepaald door boomtype bl (gelokaliseerd in het lage deel), de grootste oppervlakte wordt ingenomen door struweelvegetatie van type slb (op de helling). Oppervlakte: 0,7 ha. De hoogteligging is tussen 6.80 en 9.7 0 m NAP.
3.3.2 Heuvellandschap Dit landschap wordt door de Grebbeberg ingenomen. De hoogte is ± 45 m. boven NAP. De heuvel heeft een steile zuidhelling en scherp ingesneden erosie-dalen. De vegetatie bestaat grotendeels uit loofbos. 3.3.2.1 Struweel-vegetaties De struweel-vegetaties worden vertegenwoordigd door de eenheden HS1 en HS2, ze worden op en onderaan de Grebbeberg aangetroffen. De totale oppervlakte is 1,1 ha. HS1
Recent geroerd terrein op de Grebbeberg. Oppervlakte: 0,5 ha.
HS2
Smalle strook onderlangs de Grebbeberg en langs het fietspad. Oppervlakte: 0,6 ha.
-283.3.2.2 Bos-vegetaties De bos-vegetaties worden vertegenwoordigd door de eenheden HB1 t/m HB6> ze bedekken bijna de gehele Grebbeberg. De totale, oppervlakte is 59 ha.. HB1
Aaneengesloten gebied op de Grebbeberg. Oppervlakte: 15,1 ha.
HB2
Gebied op de Grebbeberg. Een klein deel (+, 2 ha) is in gebruik als hakhout en als zodanig op de kaart aangegeven. Oppervlakte: 21,5 ha.'.
HB3
Verspreid voorkomende gebieden op de Grebbeberg. Oppervlakte: 8,9 ha.
HB4
Aaneengesloten, deels Grebbeberg. Oppervlakte: 10,7 ha.
HB5
Kleine gebieden op de Grebbeberg. ' Oppervlakte: 0,9 ha.
HB6
Kleine gebieden op de Grebbeberg. Oppervlakte: 1,6 ha.
lintvormig
gebied
"
op
de
-293.4
Toelichting bij de profielen (zie vaste bijlagen 6a t/m 6j)
In het gekarteerde gebied zijn m.b.v. dwarsprofielen de terreinhoogten vastgelegd. Dit is gedaan om bij vervolgkarteringen veranderingen door vergraving en natuurlijke processen te kunnen waarnemen.De hoogte is fotogrammetrisch bepaald. Tevens zijn in het profiel de voorkomende legendaeenheden aangegeven. De vaste bijlagen 6a t/m 6j zijn schematische! weergaven van het terreinprofiel. Figuur 6: Overzichtskaart met profielen
-304
MATRIX-LEGENDA
4.1
Inleiding
Uit de twee voorgaande hoofdstukken valt af te leiden dat een kartering uit twee onderdelen bestaat, te weten: 1. De typologische classificatie (groepering van de soorten) 2. De chorologische classificatie (ruimtelijke groepering) Het doel van een vegetatiekaart is dat deze een. weergave geeft van de feitelijke begroeiing. Deze weergave vindt plaats door 'de verschillende kaarteenheden (resultaten van de chorologische classificatie) te karakteriseren d.m.v. vegetatietypen (resultaten van de typologische classificatie) . De matrix-legenda is het resultaat van de samenvoeging van de chorologie met de typologie. De matrix-legenda is afgebeeld op de vegetatiekaart. 4.2
Toelichting bij de matrix-legenda kaart)
(zie de vegetatie-
In de kop van de matrix-legenda (horizontaal) wordt de chorologische classificatie weergegeven, in de linker kolom (verticaal) de onderscheiden vegetatie-typen. De legenda laat zich als volgt lezen:' RW1: Eenheid in het rivierlandschap met watervegetatie. Deze vegetatie bestaat voor 100% uit type wl (watervegetatie-type): Kroostype (in de streeptabel is te zien welke soorten in welke presentie er in dat type voorkomen). Het type heeft affiniteit met type Wil van Jongman & Leemans. Tijdens de veldinventarisatie werd geconstateerd dat er geen beheer (maaien of beweiden) plaats vond. De bodem is kleiig; op eenvoudige wijze is dat in het veld bepaald zonder hulpmiddelen. De hoogte is niet aangegeven omdat de eenheid permanent onder water staat. Het percentage is geschat in de luchtfoto en is tevens gebruikt voor het bepalen van de oppervlakte van het type.
-315.
KLEUR-OPBOUW
De in de legenda gebruikte kleuren zijn een weergave van de verschillende vegetatie-zones die in het gebied zijn aangetroffen. Rivierlandschap:
blauw --> groen --> bruin
watervegetatie-zone: moerasvegetatie-zone: graslandvegetatie-zone: struweelvegetatie-zone: bosvegetatie-zone: Heuvellandschap
helder blauw blauw-groen groen bruin groen-bruin
:rood — > bruin
struweelvegetatie-zone: bosvegetatie-zone:
rood-bruin geel — > bruin
-326.
LITERATUUR
(1.) Litjens, G. Natuurontwikkeling, in De Blauwe Kamer. . .. Stichting 'Het Utrechts Landschap', 1988.
De
Bilt,
(2)
Jongman, R.H.G. & Leemans, J.A.A.M. Vegetatie-onderzoek Gelderse uiterwaarden. •- Provincie Gelderland, 1982.
(3)
Centraal Bureau'voor de Statistiek. Botanisch Basisregister. Voorburg/Heerlen, 1987.
(4)
Runhaar, J., Groen, C.L.C., van der Meijden, R. & Stevers , R.A.M. Een nieuwe indeling in ecologische groepen binnen de Nederlandse'flora. Gorteria 13, 11/12 (1987).
(5)
Blom, Marjan. Monitoring in De Blauwe Biologie. Stichting 'Het Utrechts 1989.
(6)
Kamer.
Doctoraalstage
Landschap',
van der Meijden, R. et al. Flora van Nederland. 20e druk. Groningen, 1983
De
Bilt,
VASTE BIJLAGEN Figuur 2: Hoofdsleutel: >10% boomsoorten hoger dan 3 meter nee
ja
>20% struweel soorten nee
ja boomtypen struweeltypen
gras/kruidtypen
Figuur 2a: boomtypen-sleutel: Schietwilg dominant ja
nee Zomereik dominant nee
ja
Adelaars- Bochtige Berk varen smele dominant dominant dominant ja nee Beuk of Hollandse linde dominant ja
nee Naaldhout dominant Europese Altijd larix groen naaldhout dominant
bl
b2a
b2b
b3
b4
b5a
b5b
-34-. Figuur 2b: struweeltypen-sleutel: Dauwbraam dominant nee
ja
Eenstijlige meidoorn dominant ja
nee Braam dominant
Moeras-vergeetmij-nietje, Watermunt, Moeraswalstro, Blauw glidkruid, Moeraskruiskruid en Smeerwortel • present
Akkerdistel, Bereklauw, Kale jonker, ©oerenwormkruid, Haagwihde, Kleefkruid en Bitterzoet present
sla
slb
s2
Figuur 2c: gras/kruidtypen-sleutel: Waterplanten dominant ja
nee Moerasplanten dominant ja
nee Graslandplanten dominant
w-type m-typ.e g-type
s3
-35F Kroos dominant ja nee Gele plomp dominant ja nee Watergentiaan dominant wl w2 w3
Figuur 2e: m-type sleutel: Kalmoes dominant Da nee Zwanebloem en Moeras-vergeet-mij-nietje co-dominant Da nee Liesgras dominant Da nee Scherpe zegge dominant Da Moerasspirea, Gevleugeld hertshooi, Pitrus, Kale jonker, Kantig wilgeroosje, Bosbies en Zeegroene rus absent ml m2 m3 m4a
nee Rietgras Moerasspirea, dominant Gevleugeld hertshooi Pitrus, Kale jonker, Kantig wilgeroosje, Bosbies en Zeegroene rus present m4b
m5
-36Figuur 2f: g-typen sleutel: Tweerijige zegge, Scherpe zegge, Ruw beemdgras, Kruipende boterbloem r Vi j fvingerkruid, Moeras-vergeet-mij-nietje, Watermunt, Gewone waterbies en Pinksterbloem present ja nee Fioringras of Ruw beemdgras dominant nee zie vervolg
ja Fioringras dominant, Rietgras, Liesgras en Zilverschoon present, Aardbeiklaver, Zomprus, Gekn. vossestaart Akkerkers en Pinksterbloem absent gi g2a
Fioringras. dominant, Aardbeiklaver, Zomprus, Gekn. vossestaart Akkerkers, Pinksterbloem, Madeliefje en Witte klaver present
Fioringras of Ruw beemdgras dominant, Aardbeiklaver, Zomprus, Gekn. vossestaart Akkerkers en Pinksterbloem absent
g2b
g2c
-37vervolg g-typen sleutel: Kweek dominant nee
ja
Akkerkers Akkerkers Engels raaigras dominant absent present ja Rood zwenkgras, Smalle weegbree, Veldzuring, Vi j fvingerkruid, Gewoon struisgras Glanshaver, Gestreepte witbol Rode klaver, Duizendblad, Klein streepzaad, Kraailook, Zachte dravik, Zachte ooievaarsbek en Speerdistel present absent g3a
g3b
g4a
g4b
nee zie vervolg
-38vervolg g-r typen sleutel: Gewoon struisgras of Glanshaver dominant en een grote soortenrijkdom, Zachte haver, Reukgras, Knolboterbloem, Kleine klaver, Wilde kruisdistel, Sikkelklaver en Kattedoorn absent nee
ja
s
Rood zwenkgras dominant, Zachte haver, Reukgras, Knolboterbloem, Kleine klaver, Wilde kruisdistel, Sikkelklaver en Kattedoorn present ja
nee Groot hoefblad dominant
g5
g6
gv
-39NAP 850
(cm)
c RG11
RG7
k
800 750 RG3
RG9
/
700 fisn
-f.
0 A
10
20
30
40
RG3 ^ \
,
50
60
70
80
90
lOOm B
Figuur 6a:
Profiel
I
NAP (cm) 950
RG11
900 850
RG11
RG7 800
RG7 J
750
1
J
\
700
RG RM6
\ \
650 finn
20 30 0 10 A Figuur 6b: P r o f i e l NAP
40
50
60
70
80
90
290 B
II
(cm) RG13
950
A
900 RG7
850 800
RG7
RG 4
750
RG
700
\
650
•
0 A
10
•
20
1 —
30
RM11 RG5
RM11
.
J
40
50
Figuur 6c: Profiel III
60
70
WATER
r,
80
190
350
485m
-40NAF (cm) 800
RG5
750 700
RG 4
650E 0 A
230
240
250
260m B
Figuur 6d: Profiel IV RG13
NAP (cm 1000
510m Figuur 6e: Profiel V KA? (cm) 950
RGI1
900 RG 10 /
\
850 RG 5
80Ü 750
Uh«,
RM2
700
RW2
650 600 0 A
90
100 H O 120 130 140
-r—l220 230 240 250
Figuur 6f: Profiel VI
WATER RW2
RG 7
RG5
RM3
I I
RB 2 290 300 310 320
360
WAT!R R32 WATER
390 400 410 420 430
500 510 520
62C.T1
-41NAP (cm) 800
Figuur 6g: Profiel VII
NAP (cm) 1000
RG14 RG11
950
A
900 850 800 750 700 650 600 C)
RG 7 |
/ / 1
\ \
RG11 RG 5
\ RG
v_ 180 ;200
450
Figuur 6h: Profiel VIII
600
790
800
1200
1260
1320m
-42NAP (cm) 1000
RS1
950 RG
900
RG11
850 800 750 700 650 () ;\
50
60
290
300
720
NAP [cm) 1000
RS1
950 900 850 800 RG 5
750 RG
RM 4 1
650
1
600
1 . 3'
740m B
Figuur 6i: Profiel IX
700
730
60
k Figuur 6jii Profiel X
200
3 8 Om
B