Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Bouwdienst Rijkswaterstaat
Rapportnr. Versie Status Datum
BSW/NIW-R-98-29 1.0 Definitief juni 1998
Project Opdrachtgever Auteur Afdeling
CAD-project CAD-projei H. van Baarle BSI/DI en W B BDHATCH BDGEOTAB - DIMENSION III release 11.01 Structuur en werkwijze rond projecten Invulinstructies - Wijzigingsformulier
Samengesteld met gedeeltelijke overname ui - 2D C A D Cursus Management C A D Cursus
C9713
BIBLIOTHEEK BOUWDIENST RIJKSWATERSTAAT nr. . C c p B
B^>U. BIBLIOTHEEK Bouwdienst Rijkswaterstaat Postbus 20.090 3502 L A Utrecht
Update CAD 1998
BSW/NIW-R-98-29 1.0 Definitief juni 1998
Rapportnr. Versie Status Datum Project Opdrachtgever Auteur Afdeling
: : : :
CAD-project CAD-projectgroep H. van Baarle BSI/DI en W B
Bijlagen
: - BDHATCH -BDGEOTAB - DIMENSION III release 11.01 - Structuur en werkwijze rond projecten - Invulinstructies - Wijzigingsformulier
Samengesteld met gedeeltelijke overname uit: - 2D C A D Cursus - Management C A D Cursus
Inhoudsopgave
1 TREECM
7
1.1 TreeCM. 7 1.2 STARTEN V A N EEN PROJECT 7 1.3 UNIX-login. 8 1.4 TREECM-LOGIN 8 1.5 Veranderen TreeCM-password 10 1.6 Selecteren van ander project. 11 1.7 Selecteren van modellen en opstarten van Dimension III. 11 1.8 Selecteren van een Bouwdienst startmodel. 14 1.9 Filters. 16 1.10 Explode Hierarchy 16 1.11 Last Revision Only. 17 1.12 Active User en Active Group. 17 1.13 Label Specify. 17 1.14 Env C V D I M 3 / S N A P S H O T 18 1.15 Type Drawing/Model en P K / D X F 19 1.16 C V D I M 3 - A C T I O N M E N U . 20 21 1.17 Acties met betrekking op het CURRENT M O D E L . 1.17.1 STORE. 21 1.17.1.1 UPDATE 23 1.17.1.2 REPLACE 23 1.17.1.3 RESET 24 1.17.1.4 C O P Y 24 1.17.1.5 FREEZE 25 1.17.2 Acties met betrekking tot de CURRENT D R A W I N G 26 1.17.2.1 REQUEST REVIEW 26 1.17.2.2 REQUEST REVIEW WITH DXF 27 1.17.2.3 INFO 27 1.17.3 Acties met betrekking tot het ophalen van een New Model. 28 1.17.3.1 GET en READ 28 1.17.4 Submodel. 29 1.17.5 Close 30 1.18 Plotten van drawings en tekeningen. 30 1.18.1 Plotten van drawings in hetdynamisch gedeelte. 31 1.18.2 Plotten (printen) van snapshots in het statisch gedeelte 31 1.19 Tree Configuration Manager 34 1.20 Document attributen 35 1.20.1 Vaste gegevens voor aanvang van een project 35 1.20.2 Overige attributen 36 1.20.3 Enkele andere, optionele, attributen zijn: 37 1.21 Het beheer van modellen. 37 1.21.1 Beheer van modellen onder TreeCM. 38 1.21.1.1 File Model. 38 1.21.2 Beheer van modellen onder de Project Login. 39 1.21.2.1 File Model. 39 1.21.2.2 Retrieve Model. 39 1.21.2.3 New Model. 40 1.21.3 Selectief omgaan met gegevens van modellen. 40 1.21.3.1 Model Verify. 40 1.22 Maatvoering , Teksten en arceringen. 40
Update CAD 1998
2 DIMENSION III RELEASE 11.01
43
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
43 43 43 43 43
Viewfile DACDISK Reference modellen Assenkruis in het model DAL Debugger i
9 juni 1998
Update CAD 1998
2.6 Nieuwe DAL functies
43
3 BIBLIOTHEKEN
45
3.1 Bibliotheken bij de Bouwdienst 3.1.1 SGB (Standaard Geometrie Bibliotheek) 3.2 Normdelenbibliotheek (Fast) 3.2.1 Inleiding 3.3 Het catalogus selectiescherm van FAST 3.3.1 Wijzigen van FAST normdelen 3.3.2 Aanwezige normdelen 3.4 SSB (Standaard Symbolen Bibliotheek) 3.5 Afdelings- en projectbibliotheken 3.5.1 Algemeen 3.5.2 SATO-Bibliotheek 3.6 Userinterface
45 45 46 46 46 50 51 55 56 56 56 57
4 UITWISSELING ELECTRONISCHE DATA
59
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
59 59 60 60 60 61 62 63 64 64 64
Uniforme communicatie Afspraken tussen verzender en ontvanger Bestekstekst voor digitale overdracht CAD-files (handreiking) Dat is DXF en wat kan een CAD-pakket ermee Uitwisselingsmethode mogelijkheden / besprekingen Lagen- en lijnenafspraak van de Bouwdienst Wat kan misgaan bij overdracht binnen hetzelfde CAD-systeem Uitwisseling C A D files via een FTP-site (File Tranfer Protocol) 4.8.1 Gebruikers 4.8.2 Hoe werkt het 4.8.3 Diversen
5 BDDET, B D D E C O M P EN B D M D L C O P Y
65
5.1 BDDET 5.1.1 Start programma. 5.1.2 Verwerking programma. 5.2 B D D E C O M P 5.2.1 Algemeen. 5.2.2 Start programma. 5.2.3 Verwerking programma. 5.2.4 Opmerkingen. 5.3 B D M D L C O P Y 5.3.1 Algemeen 5.3.2 Start programma 5.3.3 Verwerking programma 5.3.4 Opmerkingen 5.4 Vergelijking gebruik van BDDET, B D D E C O M P en B D M D L C O P Y
65 65 65 72 72 72 72 74 75 75 75 75 76 76
Verklarende woordenlijst
79
9 juni 1998
1 TreeCM
1.1
TreeCM.
Voor het documentbeheer bij de Bouwdienst wordt er gebruik gemaakt van een applicatie TreeCM. TreeCM biedt de mogelijkheid om op een eenvoudige wijze binnen een (deel)project de Dimension III modellen en de hieruit afgeleide tekeningen te beheren. Onder een tekening wordt een papieren document verstaan, dat vanuit elk stadium in het project kan worden gegenereerd. De tekening zal in het vervolg van deze cursus ook SNAPSHOT genoemd worden. De relaties tussen (sub-)modellen, drawings en tekeningen (snapshots) worden vastgelegd en over deze relaties wordt eenvoudig gerapporteerd. Hierdoor is het mogelijk dat gebruikers binnen een project goed samen kunnen werken. Documenten van het type SNAPSHOT (in feite dus de papieren tekening) gaan het goedkeuringstraject in. Hierbij wordt aan deze documenten een bepaalde status toegekend. Markeringen zullen op de tekeningen worden aangebracht die eenduidig deze status aangeven. Een werkwijze is ontwikkeld ten aanzien van de workflow, vrijgave en autorisatie van CAD-documenten. Deze werkwijze voldoet aan de eisen gesteld in Elementair van de Bouwdienst. Binnen deze workflow worden een dynamisch en een statisch gedeelte onderscheiden. Het dynamisch gedeelte bestaat alleen uit documenten van het type MODEL en DRAWING, in het statische gedeelte worden de documenten van het type PAPIER nooit veranderd, maar gaan het goedkeuringstraject in. In deze cursus zullen we alleen te maken krijgen met de dynamische kant. Er zal diverse malen verwezen worden naar bijlagen, waarin met behulp van flowcharts de gang van zaken met de door de gebruiker te ondernemen acties zijn weergegeven. Deze bijlagen zijn te vinden achter in dit cursusboek. 1.2
STARTEN VAN EEN PROJECT
Bij de aanvang van een nieuw project, dat met TreeCM beheerd zal gaan worden, dient dit project door de projectgroep aangemeld te worden bij F M door middel van een standaard formulier. O p dit formulier staan de gegevens (attributen genoemd) die Optegra nodig heeft om de bij dit project behorende documenten goed te kunnen beheren, zoals (deel-) projectcode en faseringen, omschrijvingen, gebruikers enz. Voor deze cursus is een project gedefinieerd, waarop men zal gaan werken (project 3279E5). De documenten binnen dit project zullen met TreeCM/Optegra worden beheerd. Ook na de cursus is dit project beschikbaar om te oefenen.
Update CAD 1998
blad 7 van 82
9 juni 1998
Het starten van een project gaat als volgt in zijn werk. 1.3
UNIX-login.
Allereerst zal een gebruiker moeten inloggen op het UNIX-werkstation. Dit is altijd het geval, of projecten nu wel of niet met TreeCM worden beheerd. Dit inloggen doet men door middel van het intikken van de username en password. Logt een gebruiker voor het eerst op een UNIX-werkstation in, dan wordt er gevraagd om een password te kiezen. M e n moet 'kennismaken' met het systeem. Achtereenvolgens vraagt het systeem: Enter O L D password: hier geeft men een RETURN Enter NEW password: hier toetst men een password in volgens de reeds bekende password-conventies Enter NEW password: hier toetst men het net ingegeven password opnieuw in ter verificatie door het systeem. Zie de flow-chart van de TREECM cursus. M e n is nu ingelogd en men ziet de zgn. HP-VUE (Visual User Environment). Daarna start men de TreeCM-LOGIN door op de button TreeCM te klikken, die zich midden in het onderste deel van de HP-VUE bevindt. Figuur 1 Het HP VUE dialoogvenster , / \ « Dec 18 |
1.4
Six
TREECM-LOGIN
M e n ziet op de achtergrond het " T r e e C M " window verschijnen. TreeCM staat voor Tree Configuration Manager. O p de voorgrond verschijnt het "Optegra SignOn" window. Hier zal men zich aan Optegra, het beheersysteem, moeten bekendmaken door middel van Username en Password. De Username verschijnt automatisch in de bovenste balk; daarna zal men het Password in moeten toetsen. Zet hiertoe de muis in het vak of spring hier naar toe middels de Tabtoets. De eerste keer dat men het Password intikt zal dit Password gelijk zijn aan rws001 en zal men dit zelf moeten veranderen. M e n mag hiervoor hetzelfde Password gebruiken als het Unix-Password.
Update CAD 1998
blad 8 van 82
9 juni 1998
Figuur 2 Optegra Sign On scherm TreeCM — Tree Configuration Manager File
Ssica
yisw
Optegra
*v: t
Display
t
Na het klikken op ' O K ' verschijnen in het "Select Project" window de (deel-) projecten waartoe de betreffende gebruiker is geautoriseerd. Figuur 3 Het Select Project dialoogvenster
Door middel van een dubbelklik op een project wordt een window met meer informatie over dit project geactiveerd. Bij het definieren van een project zijn ook de eventuele deelprojecten en alle daarbij behorende faseringen opgegeven.
Update CAD 1998
blad 9 van 82
9 juni 1998
Het "Select Project" window is opgesplitst in drie gedeelten, te weten: Project SubProject Phase
PBMS code Deelproject Fasering
Hieronder vindt men drie buttons met de filters, " A l l " " O w n " en "User" Own
Alle projecten waartoe de ingelogde gebruiker (user) is geautoriseerd. Alle projecten waartoe de users behorende bij de afdeling (group) van de ingelogde gebruiker zijn geautoriseerd. Alle projecten waartoe een op te geven user is geautoriseerd.
All User
Default ziet de user in de linkerlijst alle projecten, waartoe hij/zij is geautoriseerd, verschijnen. In deze scroll-list selecteert men het project waar men aan wil gaan werken. Zijn er deelprojecten gedefinieerd, dan worden deze zichtbaar in de middelste lijst. M e n kan dan het gewenste deelproject selecteren, waarna men in de rechter lijst de gewenste fasering selecteert. Alle geselecteerde items worden "gehighlight" weergegeven. Hierna drukt men op de button " O K " waarmee het inloggen voltooid is. 1.5 Veranderen TreeCM-password Selecteer in het " T r e e C M " window in de bovenbalk onder "Optegra" de optie "Password" waarna het volgende scherm verschijnt: Figuur 4 Password wijzigen T r e e C M - Tree Configuration Manager File
Mode
Select
Vie*
Optegra
Stan
Help
Display
RWSADMIN 9999A1 - TREECM / Deelproject / Definitie January 07,1998 - 11:56
Document
Optegra Password
Old Password New Password R e - t y p e New Password
OK
ReiSt
j
Cancel
Assist
Statu'
Update CAD 1998
s i g r
'
o
n
t
0
E
D
M
s e , v e r
R W B I J C ! 1
completed successfully. Y o u have 0 E D M message(s).
blad 10 van 82
9 juni 1998
Het principe is hetzelfde als bij de eerste keer inloggen in Unix. Old Password:
Tik hier je username in
New Password:
Tik hier je nieuwe password in (volgens de reeds bekende password-conventies) Re-type New Password: Tik ter verificatie het net ingevoerde password opnieuw in. Gebruik ook hier weer de muis of de Tabtoets om in het gewenste vakje te komen. Sluit af door op de button " O K " te klikken. 1.6
Selecteren van ander project.
O m een ander project te selecteren kiest men in het TreeCM window onder Select de optie Project waarna het Select Project scherm weer verschijnt. Hier kan men weer een project selecteren zoals al eerder beschreven is. 1.7
Selecteren van modellen en opstarten van Dimension III.
Nadat het Select Project window is verdwenen verschijnt in het TreeCM window in het bovenste gedeelte de omschrijving van het project, het deel project en de fasering welke men geselecteerd heeft. In de grote scroll-list (links) verschijnen de hierbij behorende modellen en in de kleine scroll-list de bij deze modellen behorende Drawings, de zgn. partmembers. Ook zijn er diverse mogelijkheden om de documenten binnen het project te bekijken. Deze mogelijkheden worden door filters aan en uitgezet. Standaard ziet men deze filters niet, maar deze kunnen worden geactiveerd door in de bovenbalk onder Display de optie Filter te kiezen. Over het gebruik en het doel van de filters zie hoofdstuk 1.9 Filters. Figuur 5
Update CAD 1998
blad 11 van 82
9 juni 1998
T r e e C M — Tree Configuration Manager File
Mode
Select
View
Optegra
Start
Display
IHWORK IHWORK
« A
9999ai_kjopgave1 9999al_kjopgave2
DWOBK IHWORK IHWORK IN90RK
A A A A
9999a1_rwsad_newsub_mdl 9999a1_iv,'sad_new_mdl 9999a1_test1 9993a1 test dool
Help
_j L3M r e v i s i o n u m y f" Active
v U'*8f
r uue J
Env
CVDIM3
r
J Type v* Drawing *
Model
Assist ejajg.
Sign on to E D M server RWBU01 completed successfully. Y o u have 0 E D M message(s).
In de grote scroll-list worden bij de modellen nog enkele kenmerken vermeld: S INWORK FREEZE A R
SIGNED O U T 'status' van een document van type MODEL. Status van een document. 'Bevroren' status van een document van type M O DEL. Revisie van een document van type M O D E L . IN REVIEW 'status' van een document van type PAPIER (Snapshot)
Deze kenmerken zullen in het verloop van de cursus duidelijk worden. Er zijn nu diverse mogelijkheden denkbaar: a.
b.
c.
Men start met een nieuw project en er zijn dus geen modellen waar men aan kan gaan werken. In dit geval zal de gebruiker dus Dimension III starten en beginnen met een Bouwdienst startmodel. In het huidige project staan reeds modellen waaraan de ingelogde of een van de andere gebruikers binnen het project heeft gewerkt. De gebruiker moet gaan werken aan een van deze modellen. In het huidige project staan reeds modellen waaraan de ingelogde of een van de andere gebruikers binnen het project heeft gewerkt. De gebruiker moet echter gaan werken aan een nieuw model.
In de gevallen a. en c. start de gebruiker Dimension III op door in de bovenbalk onder Start de optie CVdim3 te kiezen. Het Start CVaec Dimension III window komt voor. Hier heeft men de keuze uit diverse opties voor het opstarten van Dimension III, te weten: MDI (default aan) Side Screen (default aan) CLI (default uit) 3D Base (default uit)
Update CAD 1998
blad 12 van 82
9 juni 1998
Figuur 6 Het Start CVaen Dimlll venster Start C V a e c Dimension III
Merk hierbij op dat het systeem aangeeft dat er geen document geselecteerd is. Tevens wordt middels twee buttons de keuze gegeven om het commando GET of READ op een model te geven. Met het commando GET krijgt de gebruiker de mogelijkheid om een geselecteerd model te wijzigen, met READ om een geselecteerd model in te kijken, het alleen leesrecht. Daar het in dit geval startmodellen - die niet gewijzigd mogen worden - betreft die het systeem de gebruiker aanbiedt, is het vanzelfsprekend dat hier niet voor de optie GET gekozen kan worden. Door op O K te drukken wordt Dimension III gestart en wordt op het grafische scherm het zgn. TreeCM startmodel voorgezet. Tip.
Er wordt nooit in dit startmodel gewerkt. De Bouwdienst instellingen zijn in dit model niet aanwezig. Hierna zal altijd een bestaand model of een Startmodel opgehaald moeten worden.
Hierna wordt van de gebruiker een actie verwacht. Dit zal in de praktijk betekenen dat de gebruiker een Bouwdienst startmodel zal ophalen wat bij H 1.8 "Selecteren van een Bouwdienst startmodel" uitgelegd zal worden. In geval b. heeft de gebruiker een model geselecteerd. Door op dit model te dubbelklikken wordt het Start CVaec Dimension III window voorgezet. Ook hier kan de gebruiker de keuze maken uit de start opties voor Dimension III. Het systeem laat in de bovenste rand tevens het model zien dat geselecteerd is. Nu wordt we/ de mogelijkheid geboden om een keuze te maken uit de opties GET en READ. De optie GET staat nu default ingedrukt. Het systeem neemt aan dat de gebruiker het geselecteerde model wil wijzigen. Wil de gebruiker dit model inlezen en bijv. daarna opslaan onder een andere naam en met dit nieuwe model verder werken, dan moet de optie READ ingedrukt worden.
Update CAD 1998
blad 13 van 82
9 juni 1998
Na een klik op de button O K wordt Dimension III gestart met het geselecteerde model, waarna de gebruiker met zijn/haar werkzaamheden kan beginnen. Er is echter nog een manier om met het geselecteerde model Dimension III te starten. Deze manier wordt later in hoofdstuk Tree Configuration Manager besproken. 1.8
Selecteren van een Bouwdienst startmodel.
Het selecteren van een Bouwdienst startmodel geschiedt binnen de Dimension III sessie. Dimension III is gestart vanuit het Start CVaec Dimension III window zonder een model geselecteerd te hebben, dus met Start-CVdim3. Na het intoetsen van de username op het side-screen (TR + afd ) zal de MDI user interface opgebouwd worden en op het grafische scherm zal het TreeCM startmodel verschijnen. Hierna start men binnen Dimension III het CVDim3 Action M e n u op. Dit doet men door binnen MDI op de button Applications te klikken en daarna de button TreeCM. O p de command line (CLI) hoeft men alleen TreeCM in te tikken, gevolgd door een C / C (Command Complete). Het CVDim3 Action M e n u wordt nu gestart.
Update CAD 1998
blad 14 van 82
9 juni 1998
Figuur 7 Het CVDim3 Action Menu C V D i m 3 Actiot Current model: Store
Submodel: Read
Close
De enige button die we op dit moment gebruiken is de button New Model: Read Startmodel. De overige commando's worden in een later stadium behandeld. Er verschijnt nu een lijst met de in B D M O D aanwezige startmodellen. Hieruit dient de gebruiker een keuze te maken en daarna op O K te klikken. Het geselecteerde startmodel wordt voorgezet. Dit startmodel mag niet gewijzigd worden; daarom dient men dit model een nieuwe naam te geven. Aan het beheersysteem moet bekend gemaakt worden dat men het betreffende model en de daaruit afgeleide documenten wil gaan beheren met TreeCM. Hierna slaat men het model op in TreeCM met het Store commando dat bij 1.17.1 STORE, uitgelegd zal worden.
Update CAD 1998
blad 15 van 82
9 juni 1998
Het project is nu eigenaar van de modellen. Alle binnen het project geautoriseerde gebruikers mogen aan de binnen het project aanwezige modellen werken. Het systeem houdt bij wie een model gei'nitieerd dan wel gewijzigd heeft (hierdoor is het gebruik van initialen in de naamgeving niet meer noodzakelijk maar wel toegestaan). Daarbij heeft iedere afdeling ook nog zijn eigen regels. Er is reeds gesproken over document attributen. Bij aanvang van een project dienen bepaalde attributen aan het systeem opgegeven te worden. Ondermeer bij het commando Store heeft men de mogelijkheid om enkele andere attributen tot te voegen. Hierover later meer. In het vakje waar de cursor staat tikt men het overige gedeelte van de naam van het model in en klikt op de button O K . Hierna kan men in het model gewoon beginnen met het maken van geometrie etc. 1.9
Filters.
De gebruiker heeft bij het inloggen in TreeCM/Optegra de keuze uit diverse filters om documenten te bekijken en te selecteren. Deze filters worden zichtbaar door in de bovenbalk van het Tree Configuration Manager window de optie Filter onder Display te selecteren. Default zijn er enkele filterbuttons ingedrukt. Figuur 8
TreeCM — Tree Configuration Manager
;
• t3tu»
s
r
"- '
o n
1 0
E t
'
M
s e r v e
' RV'BUOi completed successfully
Vou have 0 EDM message^.
In dit hoofdstuk zullen we de werking van enkele filters bespreken: 1.10
Explode Hierarchy
Deze staat default op uit. Met dit filter kunnen alle documenten zichtbaar gemaakt worden binnen het betreffende hoofdproject (PBMS-code), dus van alle deelprojecten en deelproject-faseringen. De betreffende deelprojecten en fa-
Update CAD 1998
blad 16 van 82
9 juni 1998
seringen dienen echter wel geladen, dus door de gebruiker geselecteerd te zijn. Worden bij het indrukken van deze button geen documenten zichtbaar, dan is het denkbaar dat de ingelogde gebruiker, nog geen documenten binnen een van de projecten heeft gemaakt of gewijzigd en dient tevens het filter Active uitgezet te worden. 1.11
Last Revision Only.
Deze staat default op aan. M e t dit filter worden binnen de document-scrollist de laatste versies van de documenten van het type model getoond. Binnen projecten zijn de meeste modellen altijd inwork, dus met versie A. Echter het kan voorkomen dat binnen het project projectbasismodellen zijn gemaakt die een hogere versie hebben dan A. 1.12
Active User en Active Group.
Active User staat default op aan en Group op uit. Dit filter wordt voornamelijk gebruikt bij het opzoeken van documenten van andere users (gebruikers) binnen het geselecteerde project. Als men binnen Optegra het commando Store doet op een model, wordt de zgn. gt-code aan het document gekoppeld. Deze code is een combinatie van de USER en de G R O U P , waartoe deze user behoort (bijv. diz, niw, nis, etc.). Omdat de buttons Active en User aan staan ziet de gebruiker alle documenten waarop de gt-code van de ingelogde gebruiker (de zgn. active user) van toepassing is. Doet men de button Group aan, de button User gaat dan automatisch uit, dan ziet de gebruiker alle documenten van de overige gebruikers, die tot dezelfde group (de zgn. Active Group) behoren, behorende bij het geselecteerde project. Zet men de button Active uit, dan ziet men in feite alle documenten behorende bij het geselecteerde project, dus van alle users en alle groups die toegang tot het project hebben. 1.13
Label Specify.
Deze button staat default op uit en wordt in die projecten gebruikt waar hij ook gedefinieerd is. M e t deze optie kan men op verschillende onderdelen in een project een apart filter toepassen.
Update CAD 1998
blad 17 van 82
9 juni 1998
Figuur 9
Filter Label
r
Toerit NoorcJ
V Toerit Zuid r
Tunnelelement 1
V Tunnelelement 2 r
Tunnelelement 3
r
Tunnelelement 4
V Tunnelelement 5 F Tunnelelement 6
1.14
r
Dienstengebouw Noord
r
Dienstengebouw Zuid
F
Kabelkoker Noord
F
Kabelkoker Zuid
r
Damwanden
F
Project Submodellen
r
Overige
Env CVDIM3/SNAPSHOT
Deze button staat default aan. Met dit filter kan men een keuze maken tussen typen documenten in het geselecteerde project. Door op C V D I M 3 (default) te klikken ziet men de documenten aan de dynamische kant (Models en Drawings). Door op 'SNAPSHOT' te klikken ziet men de documenten aan de statische kant (Snapshots). Het filter Environment heeft relatie met het Type filter welke eronder staat. Afhankelijk van welke documenten men wil zien ziet men bij het C V D I M 3 filter:
Update CAD 1998
blad 18 van 82
9 juni 1998
Figuur 10
J Env
j
CVDIM3
J Type v
Drawing
A
r~
Model
Figuur 11
Indien gekozen voor SNAPSHOT ziet men bij het laatste filter:
Env
SNAPSHOT
Type v- PK
1.15
Type Drawing/Model en PK/DXF
Drawing Model Pk DXF
Update CAD 1998
herkenbaar herkenbaar herkenbaar herkenbaar
blad 19 van 82
aan aan aan aan
.drawingnaam .m2 .pk .dxf
9 juni 1998
1.16
CVDIM3 - ACTION MENU.
Figuur 12
CVDim3 Actior Current model:
De communicatie tussen Dimension III en het beheersysteem (Optegra) wordt binnen Dimension III geregeld via TreeCM. Deze communicatie wordt verzorgd door het zgn. CVDim3 Action M e n u . In dit CVDim3 Action Menu bevinden zich alle, voor deze communicatie noodzakelijke, commando's. Binnen het Action Menu wordt een onderverdeling gemaakt in acties op het huidige model, de huidige drawing, het ophalen van modellen en het ophalen van submodellen. Een voor een zullen deze commando's behandeld worden.
Update CAD 1998
blad 20 van 82
9 juni 1998
1.17
Acties met betrekking op het CURRENT MODEL.
Figuur 13 Dialoogvenster Current Model Current model:
1.17.1 STORE. Dit commando geeft men indien men aan Optegra kenbaar wil maken dat men het huidige model in Optegra wil laten beheren, dus als men een Bouwdienst-startmodel heeft opgehaald en dit onder een nieuwe naam opslaat. Als we op de button Store drukken wordt de zgn. "Store-dialog" gestart. Hierin wordt om de naam van het model gevraagd. De eerste karakters van de modelnaam worden automatisch door Optegra gegenereerd, volgens het volgende formaat: PBMS code 4 karakters (in het voorbeeld 9999) Deelproject 1 karakter (in het voorbeeld A) Fase 1 karakter (in het voorbeeld 1) Vast teken 1 karakter (underscore "_") (altijd J Figuur 14
Store
Target;
9999A1_ !RWSAD_NEWJMDL
Edit Attributes
OK
v sign out
Cancel 1
In het vakje waar de cursor staat is de gebruiker vrij in de verdere naamgeving (karakters 8 t/m 28). Vroeger gebruikte men bij modelnamen de initialen van de gebruiker als herkenning voor de eigenaar van de modellen, etc. Optegra houdt o.a. bij wie een model, wanneer, gei'nitieerd dan wel gewijzigd heeft. Hierdoor is het gebruik van initialen in de naamgeving niet meer noodzakelijk maar wel toegestaan.
Update CAD 1998
blad 21 van 82
9 juni 1998
Binnen het projectteam worden over het vrij in te vullen gedeelte afspraken gemaakt in het CAD-plan. Nadat we op de button O K geklikt hebben kunnen we in het model beginnen met het maken van geometrie etc. De status van dit model is nu signed-out aan de betreffende gebruiker, hetgeen wil zeggen dat het model door Optegra aan deze gebruiker is toegewezen en deze gebruiker het wijzigingsrecht heeft op dit model. Door andere gebruikers kan op dit moment de laatste versie van het model alleen bekeken (READ) worden en kunnen er door hen geen wijzigingen aangebracht worden. Deze status wordt in het TreeCM window aangegeven door het voorvoegsel S van signed out bij het betreffende model. Deze status geldt voor elk model dat binnen een project is geselecteerd en waarin een gebruiker binnen Dimension III wijzigingen wil aanbrengen. Een gebruiker kan slechts een model signed out hebben. Ook is het mogelijk om Store op een model te doen, waarbij het model op de niet projectgebonden (prive) directory van de gebruiker wordt opgeslagen. Indien de "Store-dialog" is gestart en het model dient niet projectgebonden opgeslagen te worden, dient de volgende werkwijze hanteerd te worden: Selecteer in de bovenbalk van de Tree Configuration Manager onder de optie M o d e de optie Private. Door het systeem zal nu de prive-directory van de gebruiker als doeldirectory gebruikt worden. De gebruiker dient ook nu weer in het vakje waar de cursor staat de naam van het model in te toetsen.
Update CAD 1998
blad 22 van 82
9 juni 1998
7.77.7.7 UPDATE Figuur 15
Binnen een sessie met Dimension III met een door Optegra beheerd model is het te alien tijde mogelijk om tussendoor het huidige model op te slaan (het commando FLE van Dimension III), teneinde de tussentijdse wijzigingen te bewaren (dit gebeurd in de tijdelijke locale directory doc/). Het is ook mogelijk om tussentijdse wijzigingen binnen Optegra op te slaan. Men geeft dan het commando Update in het CVDim3 Action M e n u , waarna het Update window wordt voorgezet. Men heeft nu de keuze uit O K , Edit Attributes en Cancel. De eerste en laatste optie spreken voor zich. M e t de middelste kan men de diverse attributen wijzigen, die aan het model hangen. De wijzigingen worden in de Optegra database opgeslagen en hierna blijft men aan het huidige model doorwerken. Het model blijft dus signed out aan de betreffende user. Voordat een zgn. Request Review, het maken van een snapshot, op een current drawing gedaan kan worden moet er eerst een Update gedaan worden. De Update dialog wordt in dat geval automatisch gestart zonder dat de gebruiker dat hoeft te doen. 7.77.7.2 REPLACE Dit commando geeft de gebruiker indien men gereed is met het werken aan een model (bijvoorbeeld aan het einde van een werkdag of als men aan een ander model dan wel project wil gaan werken). Door het geven van het commando Replace geeft men het door Optegra toegewezen model terug aan de database. Alle wijzigingen worden opgeslagen, de status signed out wordt opgeheven; het voorvoegsel in het TreeCM window is niet meer zichtbaar. Ook nu zijn attributen te wijzigen.
Update CAD 1998
blad 23 van 82
9 juni 1998
O p het grafische scherm is het gevolg van het geven van dit commando duidelijk zichtbaar, doordat het model waarmee de gebruiker bezig was wordt vervangen door een tijdelijk model, het zgn. TreeCM startmodel. Na het verschijnen van dit model, waarmee men overigens niet als een gewoon startmodel mag omgaan, dient de gebruiker een keuze te maken uit: a. het ophalen van een Bouwdienst-startmodel. b. het ophalen van een ander projectmodel. c. het beeindigen van de Dimension III sessie 1.17.1.3 RESET Ook met dit commando geeft men het toegewezen model terug aan de O p tegra database. Het belangrijke verschil met het commando Replace is dat de eventuele aangebrachte wijzigingen niet opgeslagen worden. Het is dus feitelijk het opheffen van de signed out status. Nadat het commando door Optegra is afgehandeld wordt ook nu het model waarmee de gebruiker bezig was vervangen door een tijdelijk model, het zgn. TreeCM startmodel. Ook nu dient de gebruiker een keuze te maken uit: a. het ophalen van een Bouwdienst-startmodel. b. het ophalen van een ander projectmodel. c. het beeindigen van de Dimension III sessie 1.17.1.4 COPY Met dit commando kan men een geselecteerd model kopieren naar een ander Optegra project (default) dan wel niet projectgebonden met de volgende voorwaarden: 1. In de naam worden de karakterposities 5 en/of 6 automatisch gewijzigd. 2. Het Copy commando gebeurt per model en heeft alleen betrekking op modellen en niet op snapshots, immers deze worden weer gegenereerd vanuit het nieuwe model.
Update CAD 1998
blad 24 van 82
9 juni 1998
Figuur 16 Het Copy dialoogvenster TreeCM — Tree Configuration Manager File
Mode
Select
View
Optegia
Start
Help
Dlsplaw
RWSADMIN 9999A1 - TREECM / Deelproject / Definitie January 08,1998 - 16:19
Copy jlocle Hierarchy Source :
Classification
9999A1 J W S A D J J E W J v l D L (rev.)
;t Revision Only live
v
Project
*
Pnvale
^
Public
v User
(9999A1 Group
^ Target.
9999AV
j
CVDIM3
!RWSAD_HEVLHDL )e v ' Drawing ^
OK
Applv
Model
j Cancel
As-:ist
Status
In de Copy dialog ziet men de modelnaam en de bron, de Classification waar het te kopieren model vandaan komt. Wat de gebruiker opgeeft is het doel, de "Target" waarnaar het model wordt gekopieerd. De gebruiker typt in het vakje achter Project achter elkaar de PBMS-code in, de deelprojectletter en het cijfer voor de fasering, bijv. 2744A5 Hierna wordt een ENTER gegeven. In het vakje achter Target geeft de gebruiker nu de gewenste modelnaam op. Het te kopieren model kan met een GET of READ binnengehaald zijn. De gekopieerde modellen worden INWORK en NIET signed out geplaatst. De gebruiker moet een member zijn van het doelproject. 1.17.1.5 FREEZE M e t dit commando kan men een geselecteerd model zgn. bevriezen. Dit FREEZE mechanisme gebeurt onder de volgende voorwaarden: 1. 2.
De modellen mogen GEEN submodellen bevatten. Doorgaan met dit model gebeurt onder een nieuwe naam, dus met een READ en STORE onder een andere naam. 3. De snapshots staan hier volledig los van. 4. Een bevroren model kan niet opnieuw actief worden gemaakt, dus niet INWORK. 5. Er bestaan dus GEEN revisies van modellen. 6. Bevroren modellen kunnen NIET worden weggegooid (delete) 7. Het FREEZE mechanisme is niet van toepassing voor projectbasismodellen. 8. Bevroren modellen kunnen wel worden gelezen. 9. Bevroren modellen kunnen GEEN snapshots genereren. 10. Bevroren modellen kunnen NIET worden aangepast.
Update CAD 1998
blad 25 van 82
9 juni 1998
Naast de hierboven vermelde voorwaarden is het belangrijk dat een model waarop een FREEZE gedaan wordt, eerst met de optie READ in Dimension III binnengehaald wordt. 1.17.2 Acties met betrekking tot de CURRENT DRAWING Figuur 17
Current drawing: Request Review I l&a.l
•.;.•;?>•. f V ' P
Deze acties hebben dus in feite betrekking op het creeren van de zgn. M O M E N T O P N A M E N of SNAPSHOTS. Hierbij worden dus documenten van het type PAPIER gecreeerd. Zij gaan het goedkeuringstraject in en bevinden zich dus aan de statische kant van het proces. CAD-gebruikers leren tijdens deze cursus niet hoe zij documenten moeten goedkeuren, immers de taken in het goedkeuringstraject liggen bij de ontwerpers en projectleiders. Wel zullen zij achter hun werkstation informatie kunnen opvragen over de stand van zaken van deze documenten. Het tekeninghoofd wordt binnen TreeCM gevuld met gegevens uit de database; deze zijn gedeeltelijk reeds bekend binnen het systeem (deze worden bij het definieren van een project opgegeven); andere gegevens (attributen) worden tijdens het teken/ontwerp-proces door de gebruiker aan het systeem kenbaar gemaakt. 7.77.2.7 REQUEST REVIEW De gebruiker kan op ieder moment een momentopname (snapshot) genereren van een bestaand document van het type DRAWING. Dit geschiedt door het indrukken van de knop REQUEST REVIEW. Voordat men een REQUEST REVIEW op de huidige drawing doet, wordt automatisch de UPDATE dialog uitgevoerd. Markeringen zullen op de plots worden aangebracht die eenduidig de documentstatus aangeven van dit document van type PAPIER. De met een Request Review gegenereerde tekening zal met de status INW O R K worden gemarkeerd. Na goedkeuring (APPROVE) van dit document (type PAPIER en status INW O R K ) , door bijv. een ontwerper, zal de status van dit document naar INTERN gaan. Bij afkeuring (REJECT) van dit document (type PAPIER en status INWORK), zal het document automatisch worden verwijderd.
Update CAD 1998
blad 26 van 82
9 juni 1998
Het versienummer wordt altijd verhoogd als de tekening later opnieuw wordt geproduceerd, dus alle snapshots blijven altijd bestaan. Dit geldt alleen voor documenten met de status INTERN en RELEASED. Een volgende stap in het statustraject kan de stap naar de status RELEASED zijn. Dit wordt aan de statische kant gedaan door middel van een request review door bijv. de ontwerper en een approve door de projectleider. De versie die van de status INTERN naar de status RELEASED kan gaan is altijd de laatste, of door de ontwerper te bepalen. Zolang een snapshot de status INWORK heeft, wordt bij elke Request Review de vorige overschreven. Heeft een snapshot de status INTERN, dan wordt bij een volgende Request Review het versienummer met een verhoogd. Heeft een snapshot de status RELEASED, dan wordt bij een volgende Request Review tevens de revisie verhoogd 7.77.2.2 REQUEST REVIEW WITH DXF Door middel van deze optie kan een DXF bestand worden aangemaakt. Dit betekent dat het DXF bestand samen met een SNAPSHOT het status traject doorloopt. Dus het SNAPSHOT en DXF bestand zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Deze optionele DXF bestanden zijn dus ook zichtbaar in de TreeCM lijsten en structuren. 1.17.2.3 INFO Binnen Dimension III is een mogelijkheid gemaakt om de belangrijkste attributen van de drawings in het huidige model zichtbaar te maken. Deze informatie wordt, na het klikken op de button INFO zichtbaar gemaakt in een M o tif paneel. O m dit Motif paneel zichtbaar te maken dient men eventueel wel even het Dimension III window tot een icon te shrinken. Figuur 18 Tekeninginformatie overzicht
De gegevens van het drawing zijn ook de gegevens van het tekeningstempel.
Update CAD 1998
blad 27 van 82
9 juni 1998
1.17.3 Acties met betrekking tot het ophalen van een New Model. Figuur 19
New Model: ~Gel Read ! Read Startmodel I
7.77.3.7 GET en READ Nadat binnen Dimension III een model is teruggegeven middels een Replace of Reset vanuit het CVDim3 Action Menu verschijnt op het grafische scherm het TreeCM Startmodel. Wanneer dit model voorgezet is, wordt van de gebruiker actie verwacht. Er zijn nu enkele mogelijkheden: a. De user wil stoppen met Dimension III. b. De user wil een bestaand model ophalen en wijzigen. Binnen het CVDim3 Action Menu klikken op de button New Model Get. Figuur 20
Assist Status
Update CAD 1998
blad 28 van 82
9 juni 1998
De Tree Configuration Manager komt te voorschijn met een venster waar de naam van het model in staat die in de Manager geselecteerd is. Door in de Manager het model te selecteren en daarna in het window Get Model op O K te klikken wordt het model opgehaald en tevens signed out gemaakt. c.
De user wil een bestaand model ophalen en onder een nieuwe naam opslaan.
Binnen het CVDim3 Action Menu klikken op de button New Model Read.
revi'»ion„co(f%. »tatu».
A INWORK
De Tree Configuration Manager komt te voorschijn met een venster waar de naam van het model in staat die in de Manager geselecteerd is. Door in de Manager het model te selecteren en daarna in het window Read Model op O K te klikken wordt het model opgehaald en de gebruiker kan nu het model opslaan onder een nieuwe naam. 1.17.4
Submodel.
Figuur 21
Submodel:
Indien men binnen een Dimension III sessie een model als submodel wil binnenhalen in het current model is de werkwijze als volgt: - In Tree Configuration Manager het model, dat men als submodel wil binnenhalen, selecteren. - Binnen het CVDim3 Action Menu klikken op de button Submodel Read.
Update CAD 1998
blad 29 van 82
9 juni 1998
-
Binnen het Read submodel window wordt nu om een bevestiging gevraagd van het geselecteerde model. Deze bevestiging wordt verkregen door op de button O K te klikken.
Figuur 22
Binnen MDI kan men nu het submodel als volgt plaatsen: - Uit het Main M e n u kiezen we Model management en daaruit Submodeling. - Uit het sub menu wat nu te voorschijn komt klikken op Directory en in het openslaande venster bij FILESEARCH optie 2 en ENTER aanklikken. - Uit de lijst het submodel selecteren en met de diverse plaatsings options plaatsen. Het binnen Dimension III plaatsen van submodellen zal later in deze cursus nog volledig uitgelegd worden. 1.17.5
Close
Met dit commando sluit men het CVDim3 Action M e n u . 1.18
Plotten van drawings en tekeningen.
Binnen TreeCM/Optegra zijn afspraken gemaakt over het uiterlijk van de tekeningen. Dit betreft voornamelijk de markeringen die op de plots worden aangebracht. Deze markeringen geven eenduidig de status aan van dit document. Tevens maken we onderscheid tussen het plotten van drawings in het dynamisch gedeelte en het plotten (printen) van snapshots in het statisch gedeelte.
Update CAD 1998
blad 30 van 82
9 juni 1998
1.18.1 Plotten van drawings in het dynamisch gedeelte. Het plotten van drawings gebeurt binnen Dimension III, via het Dalprogramma BDPLOT. De plot krijgt in de linker onderhoek een identificatie mee. Tevens wordt duidelijk aangegeven dat het hier een plot van een drawing betreft door de toevoeging KLADPLOT binnen deze identificatie. 1.18.2 Plotten (printen) van snapshots in het statisch gedeelte Het plotten van snapshots gebeurt binnen de Tree Configuration Manager. -
Kies het project waarin zich de te plotten snapshots bevinden. Selecteer het model waaruit het snapshot is gegenereerd. Druk op de rechter muis button. Kies voor de optie Relation. Het CVdim3 relation window wordt voorgezet.
Plotten kan ook vanuit de Snapshot environment gebeuren binnen de Tree Configuration Manager. -
Update CAD 1998
Kies eerst Display -> Filter en zet bij environment de optie op SNAPSHOT. Selecteer het snapshot Druk op de rechter muis button Kies voor de optie Print
blad 31 van 82
9 juni 1998
Figuur 23
CVdim3 Relation
Based on
Used by
Hierin worden de relaties van de modellen, drawings en eventuele submodellen zichtbaar. Tevens verschijnt de boomstructuur. Door in de list met drawings een drawing te selecteren worden - tenminste, als uit deze drawing een snapshot is gegenereerd - deze zichtbaar in de snapshot list. Zijn meerdere versies van het snapshot aanwezig, dan kan met het filter onderaan deze snapshot list ervoor gekozen worden om alleen de laatste versie te zien. -
Update CAD 1998
Selecteer het gewenst snapshot Druk op de rechter muis button Kies voor de optie Print
blad 32 van 82
9 juni 1998
Figuur 24 Het File Print menu wordt voorgezet File Print
-
Selecteer hierin de gewenste vestiging (default is de eigen vestiging) Selecteer tevens de gewenste plotter c.q. printer Pas eventueel bij de Solus en/of DesignJet de diverse opties aan (paper, formaat, aantal copies en Scale Thickness) Druk op de button Print De plot zal op de geselecteerde plotter/printer afgedrukt worden. Sluit het File Print menu met de optie Cancel. Sluit het Cvdim3 Relation Menu met Close.
Zoals reeds eerder gezegd zijn de snapshots de documenten die het goedkeuringstraject ingaan. Zij kennen daarom dan ook het begrip status. O p de afdruk dient dus duidelijk te zijn om welke tekening het gaat, dus ook zaken als status, versie, etc. moeten op de plot worden vermeld. Bij het maken van een snapshot verkrijgt deze de status INWORK. Na goedkeuring door de ontwerper verkrijgt deze de status INTERN. Na goedkeuring door de projectleider verkrijgt deze de status RELEASED. Hoe kan men nu de verschillende tekeningen onderscheiden:
Update CAD 1998
status
opschrift
bijzonderheden
INWORK
IN PRODUKTIE
naam tekenaar en initiatiedatum
INTERN
VOORLOPIG
naam goedkeurder 1 en datum van goed keuring
RELEASED
DEFINITEF
naam projectleider, datum van goedkeuring door projectleider en de paraaf van de projectleider
blad 33 van 82
9 juni 1998
1.19
Tree Configuration Manager
In de eerdere hoofdstukken is al veel van de functionaliteit van het window Tree Configuration Manager aan de orde geweest en besproken. In dit hoofdstuk zullen de diverse functies toegelicht worden, met eventuele verwijzing naar de vorige hoofdstukken. In de bovenste werkbalk zien we de volgende commando's met daaronder de eventuele opties: Figuur 25
File - Print File - Exit
Het plotten/printen van snapshots. Het afsluiten van TreeCM.
Mode - Project Mode - Private Mode - Public
Filter voor de constructie-projecten Filter voor de niet projectgebonden directories Filter voor de aigemene modellen.
Select - Project
Het opstarten van het Select Project window t.b.v. het selecteren van een ander project, deelproject en fasering
View - Project
Het opstarten van het View Project window t.b.v. het verkrijgen van de projectgegevens
Optegra - SignOn Optegra - Message
Het inloggen in het Optegra beheersysteem. Hiermee kan men de boodschappen vanuit Optegra lezen, bijv. wanneer een ter goedkeuring aangeboden document is goed- dan wel afgekeurd. Het verversen van de Tree Configuration Manager met de laatste gegevens uit Optegra. Het starten van het Change Password window t.b.v. het wijzigen van het password. Het uitloggen uit Optegra beheersysteem.
Optegra - Refresh Optegra - Password Optegra - SignOff
De overige zaken, als scroll lijsten, filters enz. zijn in de vorige hoofdstukken reeds behandeld. Binnen de Tree Configuration Manager ziet men, zoals gezegd in de vorige hoofdstukken, de documenten behorend bij het tijdens het inloggen geselecteerde project. Hoe te selecteren, Dimension III op te starten, etc. is al aan de orde geweest. Indien men een model, drawing of snapshot selecteert, zijn met de rechter muis button nog meer handelingen uit te voeren.
Update CAD 1998
blad 34 van 82
9 juni 1998
1. Mogelijkheden bij documenten van type M O D E L Het teruggeven van een model aan de Optegra database buiten Dimension III om. Het kopieren van een model; de Copy dialog wordt gestart. Het verwijderen van het geselecteerde model. Dit model mag niet signed out staan. Het 'verversen' van de gegevens uit de Optegra database. Opstarten van het CVdim3 Relation menu. De relaties tussen geselecteerde model(len), drawings, submodellen en snapshots worden zichtbaar gemaakt, evenals de boomstructuur. Het Dossier Info window wordt geopend. Hierin wordt informatie gegeven over het geselecteerde model. Onder andere wordt hierin vermeld, indien een model signed out staat, door welke user dit gebeurd is.
Reset Copy Delete Refresh Relation
Properties
2. Mogelijkheden bij DRAWINGS Dit zijn feitelijk afgeleide members van documenten van type M O D E L . Properties Het PartMember Info window wordt geopend. Hierin wordt informatie gegeven over de geselecteerde drawing. 3. Mogelijkheden bij SNAPSHOTS Hier heeft men dezelfde mogelijkheden als bij documenten van type M O D E L ; de enige die door de users gebruikt zal gaan worden is de optie Properties, waarbij het Dossier Info wordt geopend met informatie over het geselecteerde snapshot. 1.20
Document attributen
Zoals reeds eerder in het dictaat is vermeld, worden bij de diverse documenten attributen opgeslagen. Sommige van deze attributen dienen reeds bij aanvang van het project bekend te zijn; ontbreken deze, dan kan de systeem beheerder het betreffende project niet definieren binnen de Optegra database. In dit hoofdstuk zal aangegeven worden welke attributen wanneer ingevuld moeten of kunnen worden en hoe dit te doen. 1.20.1 Vaste gegevens voor aanvang van een project Dit is een set van aigemene attributen die bij aanvang opgegeven dienen te worden, teneinde een project te definieren. Opgegeven moeten worden: PROJECTNR PROJECTOMS DEELPROJECT DEELPROJECTOMS PROJECTFASENR PROJECTFASEOMS CADJJSER REVIEWER
Update CAD 1998
PBMS code. Omschrijving project. Deelprojectcode (letter). Omschrijving deelproject. Fasenummer (cijfer 1 t/m 6). Omschrijving projectfase. De namen van de CAD-gebruiker(s), de user(s) die aan het betreffende project gaan werken. De controleur (de ontwerper?) (kan meer dan 1 zijn).
blad 35 van 82
9 juni 1998
RELEASER PROJECTLEIDER DISCIPLINELEIDER
De goedkeurder (de discipline - of projectleider) (kan meer dan 1 zijn). De naam van de projectleider. De naam van de disciplineleider.
1.20.2 Overige attributen Er is een set van gegevens die al dan niet bij aanvang van een project bekend zullen zijn. Zijn deze gegevens bekend dan kunnen ze worden opgegeven of ze zijn bekend binnen Optegra en worden door het systeem ingevuld. Zo niet dan kunnen ze tijdens het proces worden toegevoegd aan de documenten. Dit geschiedt door op de button "Edit Attributes" te klikken bij acties op documenten als STORE UPDATE en REPLACE. De meeste van deze set attributen hebben betrekking op het automatisch invullen van het tekeninghoofd. Voor de parameternummers wordt verwezen naar de positie en, in detail, de naamgeving in het tekeninghoofd: UITVOERENDE_DIENST
HOOFDAFDELINGSNAAM AFDELINGSNAAM KUNSTWERKCOMPLEXOMS KUNSTWERKDEELOMS HOOFDONDERDEELOMS KUNSTWERKNAAM CONSTRUCTIEDEELOMS SUBTITEL SUBONDERDEELOMS TEKENINGTITEL BESTEK DIENST TOPCODE PROJECTNR CADJJSER D A T U M CREATIE REVIEWER D A T U M GECONTROLEERD
Update CAD 1998
blad 36 van 82
Default wordt hier Bouwdienst RWS ingevuld; het is echter mogelijk om hier ook andere opties op te geven, waaruit dan later een keuze gedaan kan worden. Deze wordt automatisch afgeleid uit de gegevens van de gebruiker Deze wordt automatisch afgeleid uit de gegevens van de gebruiker Deze kan al dan niet van tevoren worden opgegeven. Deze kan al dan niet van tevoren worden opgegeven. Deze kan al dan niet van tevoren worden opgegeven. Deze kan al dan niet van tevoren worden opgegeven. Deze kan al dan niet van tevoren worden opgegeven. Deze kan al dan niet van tevoren worden opgegeven. Deze kan al dan niet van tevoren worden opgegeven. Deze kan al dan niet van tevoren worden opgegeven. Het besteknummer, default 8 characters Stichtingsjaar van het werk, bijv. 1997 2002 default 11 characters De topografische code. Default 8 characters De PBMS code van het betreffende project, wordt uit de Optegra database gehaald. Naam van de constructeur bij creatie van het snapshot (status INWORK) Datum van creatie van het snapshot (status INWORK) Naam van de controleur (naar status INTERN) Datum van goedkeuring naar status INTERN
9 juni 1998
PARAAF
RELEASER D A T U M GOEDKEURING STATUSOMS IN PRODUCTIE VOORLOPIG DEFINTIEF VERSION AANTAL_BLADEN BLADNR REFERENTIE
FORMAAT
TEKENINGNR
1.20.3
Enkele andere, optionele, attributen zijn:
HOOFD_ONTWERPBUREAU
CONSTRUCTEUR_STATICUS
IDENTIFICATIE WIJZIGINSOMS
KWXID KWDID 1.21
Bij goedkeuring door de releaser wordt hier de paraaf van de discipline - of projectleider neergezet. (status RELEASED) Naam van de goedkeurder (naar status RELEASED) Datum van goedkeuring naar status RELEASED Deze is afhankelijk van de status van het snapshot status INWORK status INTERN status RELEASED Hier komt de tekening versie, de versie dus van het betreffende snapshot Hier vult men het aantal bladen in waaruit een set tekeningen kan bestaan Hier vult men het betreffende bladnummer in die tot een set tekeningen behoort Hier wordt bij creatie van het snapshot de drawingnaam binnen het Dimension III model in de Optegra database ingevuld Het formaat van de tekening welke wordt afgeleid van de attributen HOR_SZE en VER_SIZE (wordt bij creatie ingevuld) Hier kan een binnen de projectgroep afgesproken tekeningregistratienummer worden ingevuld
De naam van het hoofd ontwerp-bureau, ter informatie dat deze naar bepaalde tekeningen heeft gekeken. Maximaal 30 characters De naam van de constructeur-staticus, ter informatie dat deze naar bepaalde tekeningen heeft gekeken. Maximaal 30 characters Identificatiecode van een document volgens Elementair; Maximaal 40 characters Omschrijving van de wijziging, bijv. bij het wijzigen van een Released snapshot. Maximaal 256 characters t.b.v. DISK tb.v. DISK
Het beheer van modellen.
Onder het beheer van modellen wordt verstaan het maken van een nieuw model, het opslaan van een model, het ophalen van een model en een model als submodel in een hoofdmodel binnenhalen. Al deze commando's kunnen worden uitgevoerd zonder Dimension III te verlaten. Er zijn echter wel verschillen tussen het werken onder TreeCM of met de Project Login. Allereerst gaan we kijken naar de situatie met TreeCM.
Update CAD 1998
blad 37 van 82
9 juni 1998
1.21.1 Beheer van modellen onder TreeCM. Het beheer van modellen wordt uitgelegd in hoofdstuk 1.21.1.1 t-m 1.21.3.1 van de TreeCM cursus zodat nog maar een enkel commando behandeld hoeft te worden. Voordat een model opgeslagen wordt (dit kan een nieuw of al een bestaand model zijn) moet deze eerst in de zogenaamde doc directory opgeslagen worden. De doc directory is terug te vinden op het systeem onder /var/opt/treecm/doc/<user naam>. Deze directory wordt automatisch door het systeem aangemaakt als een gebruiker aan de gang gaat met TreeCM echter hij wordt ook weer verwijderd als er een nieuwe sessie van Dimension III gestart wordt, dus is altijd een tijdelijke directory. 1.21.1.1 File Model. Figuur 26
|PHISM/DDM •it FILE: MODEL- d o c / c u r t u j 2 d OPTION:
DIRECTORY
Item Ve
Display Measure
App Meat Ions Repa int View DAI Proijrnm Repaint A l l i
Save
<SURFAC£ HIDDEN LINE> <SURFACE SHADED IMAGE > <SOLIDS HIDDEN LINE AND SHADED IMAGE)
Zoom Box 7oom A l l ENTER
EXIT
EXTENTS>
PATHS:
gijgaz
Met het File Model commando (dat onder Model M G M T te vinden is) kan een model opgeslagen worden. In de bovenstaande afbeelding is als voorbeeld de optie Directory aangeklikt waardoor er een directory lijst getoond wordt met de op dat moment ingestelde paden. Het is belangrijk dat de eerste verwijzing doc/ is, de tweede Ink/ en de derde bdmod/. De benaming van het model dat opgeslagen moet worden moet hier altijd met doc/ beginnen en daarna de naam waar het model onder opgeslagen moet worden. TreeCM zal daar zelf het project nummer voorzetten. Voor het bevestigen van het opslaan moet er nog de optie ENTER met de linker muisknop geselecteerd te worden. Het model wordt in de directory gezet die als eerste in het search pad staat, tenzij er een padnaam meegegeven wordt. Nadat het model in de doc/ directory is opgeslagen kan deze opgeslagen worden in TreeCM met een Store, Update of Replace.
Update CAD 1998
blad 38 van 82
9 juni 1998
1.21.2 Beheer van modellen onder de Project Login. Voor het beheer van de modellen onder de Project Login wordt volledig de functionaliteit van Model M g m t onder MDI gebruikt. 7.27.2.7File Model. Figuur 27
FILE: MODELOPTION:
cursusZd
ENTER Save pacK <SUHfACr HIDDEN LINE) <SURFACE SHADED I MAGI> <SOLIDS HIDDEN LINE AND SHADED I MAGE>
EXITS
EXTENTS)
DIRECTORV PATHS: |p~Tflfdd1ry 2' 3-
praod/ bdaod/
Het opslaan onder de Project Login gebeurd in de afdelings directory van het project waar onder ingelogd is. In bovenstaande voorbeeld is dat de directory afddir/. Afhankelijk van wat men voor een afdeling opgeeft bij het opstarten van Dimension III wordt deze automatisch naar de juiste plaats verwezen. Na het opgeven van de naam moet ook hier de optie ENTER met de linker muisknop geselecteerd worden. Het model wordt in de directory gezet die als eerste in het search pad staat, tenzij er een padnaam meegegeven wordt. 7.27.2.2Retrieve Model. Figuur 28
O m een bestaand model op te halen gebruiken we Retrieve Model (te vinden onder Model Mgmt). Er verschijnt een lijst van modellen waaruit d.m.v. aanwijzen en klikken met de linker muisknop het model opgehaald wordt. Tip. Let op dat bij het ophalen van een model de search paden doorlopen worden en waar het systeem het gevraagde model tegenkomt zal deze opgehaald worden. Dus als in de afddir en in de home dir hetzelfde model staat (dezelfde naam) dan zal degene die in de afddir staat opgehaald worden. In bovenstaande afbeelding zijn ook de directory paden weergegeven.
Update CAD 1998
blad 39 van 82
9 juni 1998
7.27.2.3New
Model.
Figuur 29
Select
|PRlSM/DDM
des ir eel u n i t s .
Coord : > y s t e » | Construct Display App 1 i cat ions Repa int v i t-w Ld it Measure DAI Pr our an Repa 1 nt A l l stTtTis M.tsK's Art fve I i s t I t e » Vrr Ify Inch Foot Mil HlllfBeter Centimeter Meter UserOeflned EXIT>-' NEW HODEL UNITS: Model Mijwt
ZOOM BOX ZOOM
A11
Menu MIJ in t Pan ft Zoom
1 COMMAnd L tiie HC lp
Bij het aanmaken van een nieuw model kan men gebruik maken van de optie New Model welke te vinden is in het Drop Down menu van Model Mgmt. Men kan dan kiezen in welke eenheden er gewerkt gaat worden. Deze optie wordt niet gebruikt omdat daarmee niet de standaard instelling van de Bouwdienst ingesteld worden zoals vooraf gedefinieerde Windows en Screen Lay-Outs. Deze instellingen krijgt men wel als men uit de directory bdmod/ een startmodel ophaalt of uit vanuit TreeCM een Read -> Start model doet. 1.21.3 Selectief omgaan met gegevens van modellen. O m goed om te kunnen gaan met modellen moet men ook kunnen bepalen welke instellingen er zijn in een model. 1.21.3.1 Model
Verify.
Figuur 30
Model Mumt [coord system Construct ^E?ffl|WB~~~l<^; ks Act ive I ist
GENERAL STATUS INFORMATION: MODEL NAME: /etc/opt/cvdlm3/data/bdrTK>d/B0START2MH DRU SCL FAC= LINE UEIGHT: UCS PROJECTION; 2 3 • DCS COORDINATES; _ UGT OFFSET = 0-127 MODEL UNITS- MILLIMETERS LINE UIDTH" ACTIVE PICTURE= BASE UIDTH JUST: VIEU LAYOUT« FULL LINE F0NT= UHITS/IMCH= 25.A LIST UPI IONS: (DRAWING UIND0US> CSCREEN LAYOUTS)
I
Appl i c a t ions|Repa1nt View] DAL Program |flepa1nt A l l !
lite
loom Box Zoom Al 1
Menu Mgmt Command Line Pan ft Zoom Help
TRAP SIZE= y,25 ITEM SELECT FEEDBACK: DISPLAY INDICATORS: Fixed <SET DASH>
Model Verify vinden we onder de optie Status van het hoofd menu. Daarin kunnen we een aantal zaken van instellingen die gedaan zijn uitlezen zoals bijvoorbeeld of het een meter of millimeter model is, wat de actieve Picture is die voor staat, welk Screen lay-out er gebruikt wordt enz. Tevens is er onderaan een aantal list opties waar zichtbaar gemaakt kan worden welke Windows, Pictures, tekeningen, Screen lay-outs enz. er in het model aanwezig zijn. Hier kunnen een aantal instellingen aangepast worden zoals in welke class er gewerkt moet worden, welk line font er gebruikt wordt enz. 1.22
Maatvoering , Teksten en arceringen.
In dit hoofdstuk zullen we een aantal verschillende mogelijkheden van bemating, teksten en arceringen behandelen. Zeker hier geldt dat gezien de tijd die er beschikbaar is voor de cursus niet alle mogelijkheden behandeld kunnen worden. Daarom zullen we hier alleen een aantal aigemene en vaak gebruikte mogelijkheden behandelen. Wat vooral van belang is als men gaat bematen of teksten gaat plaatsen is dat de PSF (Picture Scale Factor) goed staat. Dat is namelijk de schaalfactor die
Update CAD 1998
blad 40 van 82
9 juni 1998
gebruikt wordt om het Window te verschalen als hij op een tekening gezet wordt. Als men bijvoorbeeld wil dat de tekst hoogte op de tekening 3.5 mm is, dan zal er eerst een PSF ingesteld moeten worden en daarna kan men teksten gaan plaatsen. Bij alle in dit hoofdstuk genoemde commando's moet men in Picture M o d e werken. Dit betekent dat de Picture aan moet staan (zichtbaar aan het kader van het Viewport). Dit moet dan geel fijn gestippeld weergegeven zijn.
Update CAD 1998
blad 41 van 82
9 juni 1998
2 Dimension III Release 11.01
Veranderingen met Dimension III relaese 10 en 11 2.1
Viewfile
In ref. 11 is het memory vergroot van 64 M b naar 4 gigabytes, hierdoor is het mogelijk om in D D M te werken met grotere modellen. 2.2 DACDISK De DACDISK van de database voor DIM III modellen is verhoogd van 16 M b tot 128 M b , verder zijn ook de interne database tabellen in het model gereorganiseerd. Hierdoor kan een model dat gefiled is onder relaese 10 of 11 niet meer in een lagere DIM III relaese opgehaald worden. 2.3 Reference modellen Nieuw in ref. 11 is de mogelijkheid om met reference modellen te werken, hiermee kan submodellen laden op verschillende niveau's. O p de commandline is de syntax hiervoor:
r O U T = M D L name [ REF.MDL] [ (SCLFAC s) ] I l_ Pt = temporary point 2.4
(Pt) I KSUBMDL (RTP Pt Pt Pt) I +l ( RTN Pt Pt Pt) J
Assenkruis in het model
Het commando " D D M P E R M A X E S 1" in model een assenkruis blijvend tonen in elk viewport. M e n kan het assenkruis uit zetten met het commando "DDMPERMAXES 0" 2.5
DAL Debugger
Voor de DAL programmeurs is nu beschikbaar de DAL debugger. Zie bijiage. 2.6
Nieuwe DAL functies
DOWNCASE -
Update CAD 1998
omzetten van hoofdletters naar kleine letters. AECSORTLIST sorteren van scalars, strings of lists. GNTMIR opvragen van de spiegelopties van bestaande GNT (s). GFILTERDATA opvragen van alle data opgeslagen onder filters van een ingevoerd item (s). MODSYMCS staat nu toe om namen van symbolen te wijzigen in een actieve model. MNUGNLRRVP DAL functie is veranderend en laat een toe een optie output list. CHMAXMN herbereken en extents van een input list van een spline of RPC.
blad 43 van 82
9 juni 1998
3 Bibliotheken
3.1
Bibliotheken bij de Bouwdienst
Er zijn bij de Bouwdienst drie soorten bibliotheken in gebruik, nl. een Geometrie-, een Normdelen - en een Symbolenbibliotheek. De Geometriebibliotheek heeft veel overeenkomsten met de Normdelen bibliotheek, met dit verschil dat bij een Normdelen bibliotheek uitgegaan wordt van DIN-standaards en de hierin opgenomen fabriekscatalogussen. Naast de centrale bibliotheken zijn er afdelings- en projectbibliotheken waarvoor uiteraard dezelfde voorwaarden gelden. Alleen het beheer van de inhoud hiervan ligt op een lager niveau. Een goede bibliotheek kan de volgende voordelen bieden: - tijdwinst; - beter vastleggen van standaards; - minder fouten en storingen tijdens ontwerp en uitvoering; - snelle beschikbaarheid van informatie, zowel grafisch als alfanumeriek; - uniforme presentatie van de informatie aan de gebruikers. 3.1.1
SGB (Standaard Geometrie Bibliotheek)
In vrijwel iedere vakdiscipline worden standaardcomponenten en normdelen gebruikt, die herhaaldelijk worden toegepast bij het maken van de ontwerpen en bijbehorende tekeningen. Deze standaardcomponenten mogen maar weinig of in het geheel niet gewijzigd worden. De SGB is een geometrie- en detail bibliotheek, waaruit de CAD-gebruiker componenten kan details selecteren en plaatsen in het actieve model. De inhoud van de bibliotheek kan bestaan uit Standaard details of Standaard geometrie. Standaard details kan men niet aanpassen, standaard geometrie daarentegen wel. De gewone standaarddetails of geometrie wordt door middel van submodeling respectievelijk in de windows STAD of STAG geplaatst. Submodeling wil zeggen dat er alleen een pad is gemaakt naar het bibliotheekmodei, zodat men het submodel kan zien in het actieve model. Ook kan men het model verplaatsen, spiegelen, roteren, verschalen, verwijderen of vele malen kopieren. Het voordeel hiervan is dat het model elders staat en daar dus ook kan worden gewijzigd. Er moet dan na de wijziging wel een update plaatst vinden van het actieve model. De verbinding met de bibliotheek kan ook verbroken worden Het bibliotheekmodei wordt dan in het actieve model gekopieerd en kan vervolgens aangepast in het model of verplaatst naar andere windows. Er is geen enkele verbinding meer met de bibliotheek. Door het hergebruik van constructiedetails en modellen dat een bibliotheek biedt, is het voor een afdeling belangrijk een hoeveel standaard constructieoplossingen te hebben. Dit verhoogt zowel de kwaliteit als de efficiency.
Update CAD 1998
blad 45 van 82
9 juni 1998
De Geometrie bibliotheek is onderverdeeld in een elftal hoofdgroepen: 1. Afdelingsbibliotheken: 1.1. afdeling DIU tunneldetails 1.2. afdeling DIT en DIZ brugdetails 1.3. afdeling NIC constructieve waterbouwdetails 1.4. afdeling NIS staalbouwkundige details 1.5. afdeling NIW werktuigkundigedetails 1.6. afdeling W B N waterbouwkundige details 2. Betonprofielen 3. Bevestigingsmiddelen 4. Damwandprofielen 5. Geleiderails 6. Leuningen 7. Luiken trekputten en roosters 8. Staalprofielen 9. Verlichting en beseining 10. Voegovergangen 11. Diversen 3.2 3.2.1
Normdelenbibliotheek (Fast) Inleiding
FAST-CMS is een C A D -normdeel verwerkingsprogramma, die gebaseerd is op VDAPS -beschrijving en naar inhoud van norm DIN V 66304. Deze norm vormt de basis, waar normdelen onafhankelijk zijn van het gebruikte C A D programma. De door FAST gegenereerde geometrie vormt een z.g. set item hierdoor kan men de diverse aanzichten wijzigen zoals kopieren, draaien, verwijderen en detailniveau wijzigen. 3.3
Het catalogus selectiescherm van FAST
Fast kan gestart worden vanuit het MDI menu bij Applications/Bibliotheken/Fast normdelen of van de commandline met FASTET C / C . Na het starten komt men in de catalogussen menu. In dit selectie menu zijn een 8 tal catalogussen beschikbaar: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Mechanical Enineering parts (Machinebouw onderdelen) Bearings per DIN (Lagers volgens DIN standaard) SKF-Li near-Parts (SKF-lineair fabrieks catalogus) Sections per DIN (Staalprofielen volgens DIN) SKF-Parts (SKF-lagers fabrieks catalogus) Mechanical enineerings part special (Machinebouw onderdelen "uitbreiding") 7. Mechanical enineerings parts (machinebouw onderdelen) 8. Merkel (fabrieks catalogus afdichtingen)
Update CAD 1998
blad 46 van 82
9 juni 1998
Figuur 31 Catalogus menu
De bediening van het menuscherm is aan de motiv menu aangepast. Hiermee kan men een catalogus selecteren door hierop de button te klikken en de bevestigen door op de " O K " button te klikken. Catalogusmenu van FAST. In het eerste selectie menu kan men een normdeel kiezen door te scrollen en de keuze van b.v. het gewenste staalprofiel te bevestigen door op de " O K " button te klikken.
Update CAD 1998
blad 47 van 82
9 juni 1998
Figuur 32 Catalogus menu
Na de keuze van het staalprofiel komt moet men in het volgende menu de grote van het staalprofiel bepalen door te scrollen naar de gewenste afmetingen en te bevestigen door op de " O K " button te klikken (voor profielen eerst nog een lengte opgeven).
Update CAD 1998
blad 48 van 82
9 juni 1998
Figuur 33 Tweede selectie menu Edit
OjJtions 1
DIN ICS? Stftftl bar*; Hot r o l l s d uft&qusl leg imo.!*^ v i r h found edge* Selected oitslng- St-t tithi 5«Ie
TTH 1029
In het derde selectie menu kan men bepalen de aanzichten (views) en detaillering niveau . O o k is altijd bovenin het menu zichtbaar welk normdeel er geselecteerd was. Via de "back" bottom kan men altijd een ander normdeel kiezen. Bevestiging van de keuze door op de " O K " button te klikken. Figuur 34 Derde selectie menu Kelp DX* 10£9 j t « « i bats. Het rt-ll*d Wit^%i l«-3 arwrlas ©itti tt-urd t>dfc** Selected standtod p u t
DIW
1024
HmjU
x 50
r. 6
BIN
1029
-
- 100
i.«twrth
A
: ^ front
-
j *** top
*^ lirjbA
left
^ bottom •
/v
back
i j Standard
Na de bevestiging komt men in het z.g. plaatsing menu bekend uit de SSB en SGB. Het plaatsen van een normdeel verloopt echter enigszins anders dan men gewend is bij de plaatsen van symbolen en submodellen. Als eerste punt is al-
Update CAD 1998
blad 49 van 82
9 juni 1998
tijd voor het aangeven van de plaats waar men het normdeel wil hebben, het tweede punt geeft de richting van het aanzicht aan. Het plaatsing menu op het side screen ziet er als volgt uit: 1. (PDG) Free (default) 2. (PCE) Coordinaten 3. (PIN) Point of intersection 4. (PON) Projection 5. (PND) Final point 6. (PCR) Central point 7. Quit Na het vastleggen van de plaatsingpunten wordt er een Dal-functie aangeroepen, die onafhankelijk is van de het andere selectiemechanisme. Gebruik voor het tweede plaatsingpunt hiervoor Never niet een PDG want het aanzicht komt dan altijd gedraaid te staan. 3.3.1
Wijzigen van FAST normdelen
Via het MDI of op de command line kan via diverse losse programma's een normdeel wijzigingen kopieren of verwijderen. FASTREPL (wijzig/verplaats) De parameters voor het aanzicht, aanzicht variante en detailerings nivo en de klasse kunnen veranderd worden. Een geplaatst normdeel in de tekening/ model kan naar behoefte gewijzigd worden de veranderings parameters worden gegenereerd met de functie "FASTREPL" daarmee heeft men de mogelijkheid de parameter te kiezen die de verandering doorvoert. FASTCOPY (kopieer) Een bestaand Normdeel kopieren op een nieuwe plaats in het model, ook in de eventuele stuklijst wordt het aantal normdelen aangepast. FASTDEL (verwijder) Normdeel verwijderen, ook verwijdering uit de stuklijst. FASTANSI (aanzicht maken) Normdeel aanzicht veranderen b.v. van voorzicht in een zijaanzicht. FASTEXIT (FAST stoppen) Fast verlaten, deze functie altijd gebruiken als men besluit met FAST te stoppen, anders wordt de licentie niet vrijgegeven (per site zijn er maar een beperkt aantal licenties aanwezig).
Update CAD 1998
blad 50 van 82
9 juni 1998
3.3.2
Aanwezige normdelen
De catalogussen bevatten de volgende normen: A. Mechanical Enineering parts (Machinebouw onderdelen) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50.
Update CAD 1998
DIN 74-1 t/m 3 verzinkingen voor verzonken schroeven DIN 76-1 uitwendig schroefdraad uitlopen metrisch DIN 76-1 inwendig schroefdraad uitlopen metrisch DIN 84 cilinderkopschroeven met sleuf DIN 85 pancilinderschroef met zaaggleuf en grote kop DIN 94 splitpen DIN 125-1 sluitringen tot 250 HV, produktklasse A DIN 128 gewelfde veerringen DIN 137 gewelfd en gegolfd centreer boringen 60 graden vorm R, A , B en C DIN 332 sluitringen klas A, tot 250 HV DIN 433 oogmoeren DIN 582 cilinderschroeven met binnenzeskant DIN 912 ISO 4026 was DIN 913 stelschroef met binnenzeskant en afsch. ISO 4027 was DIN 914 stelschroef met binnenzeskant en kegelp. ISO 4027 was DIN 914 stelschroef met binnenzeskant en cil.p. ISO 4029 was DIN 916 stelschroef met binnenzeskant en krater. DIN 931 of ISO 4014 zeskantbout produktklassen A en B DIN 933 zeskanttapbout productklasse A en B DIN 934 of ISO 4032 zeskantmoeren produktklassen A en B kroonmoeren productklassen A en B DIN 935-1 DIN 938 tapeinden inschroeflengte = 1d DIN 939 tapeinden inschroeflengte = 1,25d DIN 963 of ISO 2009 verz. schroeven met zaaggleuf of ISO 2010 bolverz. schroeven met zaaggleuf DIN 964 DIN 965 of ISO 7046 verz. schroeven met kruisgleuf DIN 966 of ISO 2010 bolverz. schroeven met kruisgleuf DIN 982 hoge zelfb. zeskantmoeren met kunststofring DIN 985 lage zelfborgende zeskantmoeren met kunststofring sluitringen voor gaffelpennen DIN 1441 was DIN 1481 zware spanbussen ISO 8752 lage cilinderkopschr. met binnenzesk. en sleutelgeleid DIN 6912 7984 lage cilinderkopschroeven met binnenzeskant DIN DIN 7991 platverzonken schroeven met binnenzeskant ISO 273 was DIN 273 doorlopende gaten voor bevestigings art. ISO 4014 was DIN 4014 zeskantbouten productklassen A en B ISO 4016 was DIN 4016 zeskantbouten productklasse C ISO 4017 was DIN 4017 zeskanttapbouten productklassen A en B ISO 4018 was DIN 4018 zeskanttapbouten productklasse C ISO 4032 was DIN 4032 zeskantmoeren productklassen A en B ISO 4034 was DIN 4034 zeskantmoeren productklasse C ISO 4035 was DIN 4035 lage zeskantmoeren productklassen A en B ISO 2338 was DIN 7 cilindrische pennen, ongehard ISO 2339 was DIN 1 conische pennen ISO 2341 was DIN 1444 gaffelpennen met kop ISO 4766 was DIN 551 stelschroeven metzaagsnede en kegelpunt ISO 7436 was DIN 438 stelschroeven met zaagsnede en kratereind ISO 8734 was DIN 6325 cilindrische pennen, gehard tol.veld m6 ISO 8738 was DIN 1440 sluitringen voor gaffelpennen, uitv. m ISO 8740 was DIN 1473 cilindrische kerfpennen
blad 51 van 82
9 juni 1998
51. 52. 53. 54. 55. 56. 57.
ISO 8746 was DIN 1476 bolkopkerfnagels C 1 . Combinaties van bouten, moeren en sluitringen C2. Combinaties van bouten, moeren en sluitringen C 3 . Combinaties van bouten, moeren en sluitringen C4. Combinaties van bouten, moeren en sluitringen C 5 . Combinaties van bouten, moeren en sluitringen C6. Combinaties van bouten, moeren en sluitringen
B. Bearings per DIN (Lagers volgens DIN standaard) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN
462 615 625-1 625-3 625-4 628-1 628-3 628-4 630 635-1 635-2 711 715 720 981 1804 5412-1 5412-4 5412-9 5417 5417
Borgring Borstlager Kogelgroeflager eenrijig Kogelgroeflager tweerijig Kogelgroeflager eenrijig met flens Hoekcontactlager eenrijig Hoekcontactlager tweerijig Hoekcontactlager eenrijig met ged. binnenring Tweerijig zelf instellend kogellager Eenrijig tonlager Tweerijig zelf instellend tonlager Axiaal groeflager Axiaal groeflager dubbelwerkend Kegellager vorm K M en K M L Asmoer grove draad Asmoer metrisch ISO-fijne draad Cilinderlager eenrijig met rand Cilinderlagers tweerijig met rand Cilinderlagers tweerijig niet demontabel Ring-veerring voor lager met asmoer Moer-veerring voor lager met asmoer
C. SKF-Linear Parts (SKF-lineair fabrieks catalogus) 1. BSFB lineair FBPF flensstoelen 2. FBUF flenzen 3. GEND spileinde 4. LBBS lineair kogellager 5. LBCD 6. lineair kogellager geopende situatie 7. LBCF lineair kogellager gesloten situatie 8. liniair LUHR 9. LTBR 26. LDBR 60. 43. LSNS 10. 27. LDDR LTDR 44. LTCD 61. 11. LQBR 28. LEAS 45. LTCF 62. 12. 29. LEBS LUND 46. LUCD 63. 47. LUCE 13. LUNE 30. LUHR 64. 14. LUNF 48. LUCF 65. 31. LUJR 15. 32. LUND 49. LVCD LWR 66. 16. LWM 33. LUNE 50. zubehoer 67. 17. 34. LUNF LBBS 68. 51. L W U A 18. LBBS 35. LKBR 52. LWUB 69. 19. LBBS 53. L W U C 36. LLB-A/B 70. 20. 37. LLB-LA/LB LBCD 54. L W U D 71. 21. LBCD 38. LLB-TA/TB 55. PN 72. 22. LBCF 39. L Q C D 56. PRK 73. 23. 57. PRU LBCF 74. 40. LQCF 24. 41. LRCB 58. PVK LBCR 75.
Update CAD 1998
blad 52 van 82
SF SH SN SRC SRF SVC TF TN SLLBBS SLLBCD SLLBCF SLLQBR SLLTBR SLLTDR SLLUHR SLLUND
9 juni 1998
25. 77.
LBCT SLLUNF
42. LSCS 78. L W M
59. PVU 79. LWR
76. SLLUNE
D. Sections per DIN (Staalprofielen volgens DIN) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN
176 1013-1 1014-1 1015 1017-1 1022 1024 1025-1 1025-2 1025-3 1025-4 1025-5 1026 1027 1028 1029 59051 59200 59410 59411
Blank zeskantstaal Rondstaal Vierkantstaal Gewalst zeskantstaal Plat staal Hoekprofielen gelijkzijdig scherpe kantig T profielen afgeronde hoeken INP profielen HE-B profielen HE-A profielen H E - M profielen IPE profielen UNP profielen Z profielen Hoekprofielen gelijkzijdig afgeronde hoeken Hoekprofielen ongelijkzijdig afgeronde hoeken T profielen scherp kantig Plaatstaal Kokerprofiel warm gewalst Kokerprofiel koudgevormd
F. Merkel (fabrieks catalogus afdichtingen). 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Update CAD 1998
EK EKV ES type A ES type B ES type C ESV type A ESV type C KB KF L43 OMK-PU OMK-E OMK-E OMK-E OMK-MR OMK-MR OMK-MR OMS-MR OMS-MR OMS-MR P6 P6 P7 P8 P8 PT1 PT1 PU11 PU5
dakmanchet dakmanchet dakmanchet dakmanchet dakmanchet dakmanchet dakmanchet doorvoerbus doorvoerbus afdichting afdichting afdichting afdichting afdichting afdichting afdichting afdichting afdichting afdichting afdichting afstrijker afstrijker afstrijker druppelafstrijker druppelafstrijker druppelafstrijker druppelafstrijker druppelafstrijker afstrijker
blad 53 van 82
9 juni 1998
30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38.
afstrijker afstrijker doorvoerbus doorvoerbus afdichting afdichting afdichting afdichting afdichting
PU6 PU7 SB SF SM T18 T19 T20 T23
G. SKF-Parts (SKF-lagers fabrieks catalogus) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
eenrijig hoekcontactlager ACBB tweerijig hoekcontactlager ACBB2 eenrijig cilinderlager bouwvorm N CRB N eenrijig cilinderlager bouwvorm NJ CRB NJ eenrijig cilinderlager bouwvorm N U CRB N U eenrijig cilinderlager bouwvorm N U P CRB N U P axiaal cilinderlager CRTB eenrijig groeflager DGBB tweerijig groeflager DGBB eenrijig groeflager met borgring in de buitenring DGBB N, NR DGBB RS1, 2RS1 eenrijig groeflager met afdichting eenrijig groeflager met afdichtingsplaten DGBB Z, 2Z DGBB ZNR, 2ZNReenrijig groefl. met afdichtingspl. en borgring in de buitenr. kogell. tweerijig zelfinstellend met cil./kegelboring SABB SABBEX kogell. tweerijig zelfinstellend met brede binnenring tonlager tweerijig zelfinstellend cil./kegelboring SRB Tontaatslager SRTB TBB Axiaal groeflager eenzijdigwerkend Eenrijig kegellager TRB YBRGBA Y-lager met draadstuk Y-lager met centeerring YBRGD SKF catalogus cmsskf
H. Mechanical enineerings part special (Machinebouw onderdelen "uitbreiding") 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Update CAD 1998
DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN DIN
471 471 472 509 571 580 2093 2093 2098 6799 6799 6885 6885 6885
borgringen voor gaten borgringen voor assen borgringen voor gaten aseinden zeskanthoutdraadbouten oogbouten schotelveren deel 1 schotelveren deel 2 cilindrische schroefveren asring voor assen gatring voor assen spieen deel 1 spieen deel 2 spieen deel 3
blad 54 van 82
9 juni 1998
3.4
SSB (Standaard Symbolen Bibliotheek)
BDSGB is een applicatie met behulp waarvan eenvoudig details kunnen worden geplaatst in een DIMENSION III model en biedt de volgende mogelijkheden: -
Plaatsen van details uit verschillende disciplines als submodel Plaatsen van details uit verschillende disciplines maar dan geexplodeerd. Plaatsen van millimeter of meter details in een werkmodel met willekeurige metrische eenheid. Een hierarchische menustructuur voor het kiezen van details
Er zijn twee versies van BDSGB: de uitvoering geheel via het alpha numerieke scherm en de grafische die gedeeltelijk gebruik maakt van het alpha numerieke scherm. BDSGB wordt gestart met de keuze Bibliotheek -> Stand det oud (de alfanumerieke versie) of Stand det nieuw (de grafische versie) uit het Pull Down menu Applications van M D I : Een symbool is een gecomprimeerd stukje 2D-data (plakplaatjes), dat vanuit de Symbolenbibliotheek naar het CAD-model worden gekopieerd. W e onderscheiden 2 soorten symbolen: 1. Fixed size symbolen Fixed size symbolen zijn bv. tekeningsymbolen. Deze moeten te alien tijde in een drawing dezelfde afmetingen hebben. Bij fixed size symbolen wordt base text (vaste tekst die niet te wijzigen of te verplaatsen is) op de juiste grootte in de drawing geplaatst. 2. Scaled symbolen Scaled symbolen zijn bv. weergaven van een haalkom of een damwand. De symbolen zijn op werkelijke grootte gemaakt (schaal 1:1) en moeten op elke willekeurige schaal op de tekening gezet kunnen worden. Bij scaled symbolen wordt instance text in de drawing op de juiste grootte geplaatst. Men kan het symbool alleen verplaatsen, draaien, verschalen en kopieren. Overige wijzigingen in het symbool zelf zijn niet mogelijk. Symbolen (plakplaatjes) worden zeer algemeen toegepast (bijvoorbeeld verkeerstekens, sport, vakantie en in de techniek). Het gebruik van symbolen verduidelijkt de tekst en/of tekening. In de Bouwdienst Symbolenbibliotheek zijn circa 1.500 symbolen beschikbaar voor tekeningenopmaak, zoals kaders, tekeninghoofden, pijlen en lassymbolen. Iedere vakdiscipline kan zijn specifieke symbolen per afdeling of project laten opslaan. In tegenstelling tot geometrie kan een symbool binnen een tekening niet worden gewijzigd of bemaat. De Symbolenbibliotheek is onderverdeeld in een veertiental hoofdgroepen: 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6.
Update CAD 1998
Afdelings symboltabels en vrije menu opties afdeling DIU tunneldetails afdeling DIT en DIZ brugdetails afdeling NIC constructieve waterbouwdetails afdeling NIS staalbouwkundige details afdeling NIW werktuigkundige details afdeling W B N waterbouwkundige details
blad 55 van 82
9 juni 1998
2.
Beton profielen
3.
Bevestigingsmiddelen
4.
Damwandprofielen
5.
Geleiderails
6.
Lassymbolen
7.
Leuningen
8.
Machinebouw
9.
Palenplan en sonderingen
10. Tekeninghoofden en opmerkingenlijsten 11. Tekeningkaders 12. Tekeningopmaak en overige 13. Voorspanning 14. Diversen
Figuur 35 Gebruik van elementen uit bibliotheek Voorbeeld lassymbolen (ca. 120 verschillende symbolen aanwezig)
3.5 3.5.1
Lager in een huis (alle gangbare lagers aanwezig)
Boutverbinding (meerdere combinaties mogelijk)
Afdelings- en projectbibliotheken Algemeen
In deze bibliotheken kan men specifieke modellen en symbolen laten opslaan, die door elke tekenaar gebruikt kunnen worden als submodel (standaard geometrie) of als symbool. Het voordeel hiervan is dat alleen de modelbeheerder van de afdeling deze kan wijzigen. De tekenaar moet, voor het laten doorwerken van deze wijzigingen, daarna wel een update maken van de gebruikte CAD-modellen. 3.5.2
SATO-Bibliotheek
Binnen de Bouwdienst wordt gebruik gemaakt van een standaard geometriebibliotheek. Deze bibliotheek bevat naast een aantal Bouwdienstbreed gebruikte onderdelen voor iedere afdeling een zogenaamde afdelingsbibliotheek. De afdeling DIU heeft de eigen afdelingsbibliotheek gevuld met de details uit deel 5 van het SATO-handboek. Hiermee is het mogelijk deze details rechtstreeks vanuit de bibliotheek op tekening te zetten. Behalve de complete details zijn ook alle specifieke onderdelen als ACME-profielen, rubbermetalen voegstrook, etc. rechtstreeks uitde afdelingsbibliotheek op te roepen.
Update CAD 1998
blad 56 van 82
9 juni 1998
Figuur 36 Detail uit de SATO bibliotheek HART HOUT LENTON
KONSTRUKTIE
1 5 0 x 1 1 0 MET BETONPLEX DIK
ANKERSTAVEN
IN HET WERK
IS
• — T E U P E X 0 : 10
2 1NKVQEG • •
OMZETTEN
BETON
BALLASTBETON
LENTONANKERS
HOUTEN
U20
BODEMPLATEN
TUSSEN BETON EN S T A A L INJECTEREN
INJECTEREN
MET EPOXYHARS'
MET KRIMPARUE CEMENTOEBONOEN
MORTEL
1
IN T E S T O R T E N BUS T . B . V . DEUVEL CAFDICHTEN TIJDENS VERVOER) —TWEEDE AFOICHTINGSPROFI EL iERSTE A F O I C H T I N G S P R O F I E L 450
3.6
I
Userinterface
Voor de raadpleging en het gebruik van deze bibliotheken is het noodzakelijk te beschikken over een goedwerkende interface tussen de gebruiker en het CAD-bibliotheeksysteem. Dit is belangrijk omdat via de user interface een selectie uit de bibliotheken te kunnen maken. M e n kan vervolgens de symbolen en/of standaarddetails ophalen/verschalen/roteren en tenslotte plaatsen. Omdat er geen user interface voor onze DIM-III bibliotheken op de markt te koop was, is deze in eigen beheer ontwikkeld en onderhouden. De eerste interfase is geheel menu gestuurd, de gebruiker maakt hierin een op keuze naar de detail of symbool o m schrijving, na het plaatsen ziet hij pas of dit het juiste is. De nieuwe interfase is grafisch (ook libbrowser genoemd) de gebruiker maakt een keuze voor het plaatsen, het voordeel is dat men minder vergissingen maakt ook heeft hij een beter overzicht van hetgeen er in de bibliotheek staat.
Update CAD 1998
blad 57 van 82
9 juni 1998
Figuur 37 Grafische userinterfase
Update CAD 1998
blad 58 van 82
9 juni 1998
4 Uitwisseling electronische data
4.1
Uniforme communicatie
Vanaf de eerste constructies wordt er informatie op documenten gezet. Deze documenten worden veelvuldig tussen bouwpartners uitgewisseld. De uitwisseling van informatie in digitale vorm heeft de laatste jaren pas echte aandacht gekregen, echter de kwaliteit van deze vorm van communicatie loopt achter bij de huidige technologische mogelijkheden. O p dit moment wordt mondiaal gewerkt aan verbetering van de digitale (elektronische) communicatie tussen teken- en ontwerppakketten. Bij de ontwikkeling van nieuwe uniforme afspraken en regels wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met deze ontwikkelingen. In het kort worden er in de wijze van communiceren 4 niveaus onderkend: -
Dit betreft de huidige wijze van gegevensoverdracht tussen 2 D tekensystemen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen geometrie, annotatie en administratie. Alle entiteiten worden impliciet afgebeeld en uitgewisseld.
-
niveau 2: 2D-tekeningen (expliciet) O p dit niveau wordt onderscheid gemaakt tussen geometrie, annotatie en administratie. Door de entiteiten ervan op afzonderlijke lagen af te beelden, kan de uitwisseling expliciet plaatsvinden.
-
niveau 3: 2D-tekeningen en 3d-modellen (explicatie en associatief) niveau 1: 2D-tekeningen (impliciet) Conform niveau 2, maar nu met een associatie tussen vorm en maatvoering. Dat wil zeggen: verandert de vorm, dan verandert de maatvoering mee.
-
niveau 4: Het product(type)model (expliciet, associatief en generatief) Het genereren van tekeningen uit een 3D-productmodel door de projectpartners zelf.
Bij de ontwikkeling van en in deze cursus toegelichte werkwijze bij de Bouwdienst is rekening gehouden met het tweede niveau van uitwisseling (expliciet). 4.2
Afspraken tussen verzender en ontvanger
Teneinde de uitwisseling via DXF (Data Interchange Format) te verbeteren heeft de Bouwdienst richtlijnen opgesteld voor het zo goed mogelijk overdragen van gegevens via een DXF conversie. In deze richtlijnen is informatie opgenomen betreffende eisen waaraan de Bouwdienst-files moeten voldoen en informatie over eisen ten aanzien van opdrachtnemers-files. Deze richtlijnen staan beschreven in: - "Bouwdienst standaard opbouw Kunstwerken onder D X F " versie 2. rapport nr. BSW/94-10 - "Uitwisseling met DXF Handleiding voor projectleiders" versie 2.1 rapport nr. BSW/94-24 Ook is er een diskette beschikbaar met een A u t o C A D standaard-file en de benodigde AutoCAD-fonts.
Update CAD 1998
blad 59 van 82
9 juni 1998
Let wel: een DXF file dient altijd vergezeld te gaan van een tekening (als papieren document). 4.3
Bestekstekst voor digitale overdracht CAD-files (handreiking)
De door de Bouwdienst op een CAD-systeem vervaardigde tekeningen kunnen desgewenst digitaal beschikbaar worden gesteld. Ook kan men overeenkomen dat er tekeningen digitaal aan de Bouwdienst teruggeleverd moeten worden. Al deze digitale bestanden moeten voldoen aan de volgende Bouwdienst richtlijnen; - "Bouwdienst standaard opbouw Kunstwerken onder D X F " versie 2 rapport nr. BSW/94-10 - "Uitwisseling met DXF Handleiding voor projectleiders" versie 2.1 rapport nr. BSW/94-24 Door de Bouwdienst wordt beschikbaar gesteld (op een DOS-diskette) een AutoCAD startmodel met lijntypes, lettertypes, laagindeling, kleurinstellingen en pendikte -instellingen ten behoeve van het uitwisselen van DXF tekeningen. De kosten van het digitaal beschikbaar stellen aan Bouwdienst C A D tekeningen (conversie, arbeidsuren etc.) komen voor rekening van de aannemer. Wanneer er door de Bouwdienst digitaal bestanden worden terugverlangd, zullen deze moeten voldoen aan bovengenoemde richtlijnen. Verder zullen er door de aannemer geen kosten in rekening worden gebracht tenzij anders wordt overeengekomen. Verder zal de Bouwdienst geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele afwijkingen ten opzichte van de originele (papieren) bestekstekeningen.
Figuur 38 Uitwisseling elektronische tekeningen Ander CAD-systeem
DIM-IN DXF
DXF
JE
4.4
Dat is DXF en wat kan een CAD-pakket ermee
DXF is een formaat voor het overdragen van grafische data tussen C A D pakketten onderling. Deze uitwisseling geschiedt met behulp van een ASCIIfile waarin de grafische informatie wordt omschreven. Bijna alle C A D pakketten kunnen deze ASCII-file inlezen en vervolgens vertalen in geometrie. Bij de overdracht kan er data, eigenschapen en kenmerken (CAD-pakket specifieke zaken) verloren gaan, omdat het bijna niet mogelijk is alle eigenschappen van het ene pakket via DXF naar het andere pakket over te dragen. 4.5
Uitwisselingsmethode mogelijkheden / besprekingen
Met de uitwisseling via DXF dient bewust omgegaan te worden. Wanneer er behoefte is aan beperkte geometrie (bijvoorbeeld slechts 1 0 % van een bepaalde tekening), dan moet alleen deze geometrie via DXF worden overgedragen.
Update CAD 1998
blad 60 van 82
9 juni 1998
Het overdragen van DXF vraagt tijd en enige bekwaamheid, wat betekent dat het belangrijk is dat er vooraf wordt vastgelegd wat er wordt overgedragen. Indien een tekening goed voorbereid is en er geen submodellen of complexe symbolen in staan, vraagt het overzetten van een tekening naar DXF-formaat ongeveer een half uur.
Figuur 39 Hoe is het nu geregeld? Extern
Georganiseerde DXF-files volgens BD-afspraken
Wilde, ongeorganiseerde DXF-files
De aangepaste informatie dient van goede kwaliteit te zijn. Als extern een DXF-file aan de Bouwdienst wordt aangeleverd die niet aan de voorschriften voldoet, is het erg lastig om deze tekening bij de Bouwdienst met de goede lijndiktes en lettertypes af te drukken. Bij de voorschriften hoort een diskette met lijntypes, lettertypes, een startmodel met de juiste laag- en kleurenindeling en de instellingen om met de juiste pendikte te kunnen plotten. Deze floppy kan worden gebruikt bij het werken met A u t o - C A D 12, 13 of 14 en is tevens nodig om door de Bouwdienst overgedragen tekeningen in te kunnen lezen en af te kunnen drukken in AutoCAD. 4.6
Lagen- en lijnenafspraak van de Bouwdienst
De ontvanger moet weten waar hij de informatie kan vinden. Dit geldt ook voor de Bouwdienst. De aanmaak van de CAD-tekeningen bepaalt in hoge mate de bruikbaarheid van de tekening. Dit betreft met name de juistheid van de geometrie en de bemating (geen zelf bijgeschreven / onderstreepte maten), het consequent en overzichtelijk gebruik van lagen en het aansluiten van de lijnen. Vaak is de afnemer alleen gei'nteresseerd in de geometrie. Hij kan de maten via C A D immers zo opvragen. Omdat 1:1 geometrie de beste basis is voor alle CAD-activiteiten, kan het verstandiger zijn om in plaats van de tekening de windows over te dragen waaruit deze tekening is opgebouwd. De afnemer heeft dan alle benodigde basisinformatie om van daaruit zelf weer allerlei tekeningen te kunnen samenstellen. De werkgroep DXF is bezig om een Bouwdienst -Norm vast te leggen voor de uitwisseling door middel van DXF, als dit gereed is zullen alle projectleiders hiervan op de hoogte worden gesteld.
Update CAD 1998
blad 61 van 82
9 juni 1998
4.7
Wat kan misgaan bij overdracht binnen hetzelfde CAD-systeem
1. Verschillende instelling CAD-systeem: nauwkeurigheid; lijn en tekstfonts; lagen, kleuren, pendiktes. 2. Hoeveelheid aangeboden informatie: digitale ondergronden: uitgaan van het geheel of een selectie (dus vragen naar de omvang van de informatie). 3. Structuur van de aangeboden informatie: alles plat op tekening -> probleem met schalen gebruik van blocks -> moeten meegestuurd worden; blocks in blocks; gebruik XREF (referenties) -> moeten meegestuurd worden; plaatsingspunten van de blocks; gebruik van lagen - wat staat op welke laag; lagen en lijnen boekje van de Bouwdienst. 4. Nauwkeurigheid van de aangeboden informatie: lagen sluiten niet; onderstreepte maten -> passen kan niet meer; geometrie is niet betrouwbaar. 5. Niet-grafische data: geen gebruik van dezelfde applicaties binnen verschillende C A D systemen. Ordening meestal alleen op basis van lagen, doch 1 grafisch item kan slechts in 1 laag zitten. Met andere woorden: - geen hierarchie, maar boomstructuur. Niet meerdere invalshoeken wil zeggen ordenen kan alleen op basis van: - ontwerpkenmerken of - bestekkenmerken of - disciplines of - bouwfasen. O f en nooit En I 6. Orientatie in de ruimte alles XY of ook YZ, XZ.
Update CAD 1998
blad 62 van 82
9 juni 1998
Figuur 40 DIM-lll-fonts (BD) versus ACAD D D M fonts
A C A D fonts font font font font
I 2 3 4
font 0 font II - — — — font B font B fontK font S — — font 16 — font 17 font IB font 19 font 20 • • fait 21 - • — — •— •— font 22 font 23 font 24 fait 25 fait 26 font 27 fait 28 — — — font 29 font 30 font 31 font 32 - — — — font 33 font 34 fai 35
4.8
— CDNTMJOUS - - DASHED2 — PHAKTOMZ • [EHTB B0A2 B0AX2 BOA DAM CB1TBT2 PHAHTOKM nartBTfi — DASHEDX2 PHANTOM M M 0OTEX2 • - OAStCOT DASIO0T2 BORDER — DASHD0TX2 B0R0ER2 0TVK2 001 OrVDE DOT; BOB B0A2 60AX2 BOA B032 BOTK2
Uitwisseling CAD files via een FTP-site (File Tranfer Protocol)
Het komt steeds vaker voor dat grote bestanden (enkele megabytes), bijvoorbeeld C A D tekeningen, worden uitgewisseld tussen de Bouwdienst en andere RWS diensten en directies of zelfs met externe (ingenieursbureaus). Uitwisseling via e-mail is in dit geval niet de beste methode. E-mail berichten worden van postkantoor naar postkantoor gestuurd en dit kan met grote bestanden problemen opleveren, zeker als het bericht over het Internet wordt verstuurd. De informatie kan verminkt aankomen of zelfs nooit de plaats van bestemming bereiken. Een andere uitwisselmogelijkheid is de betreffende bestanden op diskettes plaatsen en deze via de conventionele post versturen. Al met al kan het een aantal dagen duren voordat de informatie bij de geadresseerde terecht is gekomen. Een oplossing van het bovengenoemde probleem is het inrichten van een zogenaamde Bouwdienst FTP-site. Het komt er op neer dat we een computer inrichten voor (tijdelijke) opslag van grote bestanden, een soort bijzonder postkantoor. Gebruikers kunnen via een speciaal programma FTP (File Transport Protocol) op die betreffende computer grote bestanden plaatsen, die weer door anderen kunnen worden opgehaald. Het aardige van deze oplossing is dat ook andere RWS diensten of directies en zelfs externe (ingenieurs)bureaus toegang tot deze computer kunnen krijgen. De toegang en beveiliging is via passwoorden geregeld.
Update CAD 1998
blad 63 van 82
9 juni 1998
4.8.1
Gebruikers
De FTP-site van de Bouwdienst is nu operationeel om te testen. O p verzoek van de CAD-projectgroep zijn de onderstaande RWS diensten en bedrijven als klantgebruikers aangemaakt. O p verzoek kunnen meerdere diensten of bedrijven als klantgebruiker worden aangemaakt. 1 Bouwdienst 7 RWS diensten: Meetkundige Dienst, Dir. Utrecht, Dir. Limburg, Dir. N. Brabant, Dir. Z. Holland, Dir. N. Holland, Dir. O . Nederland 13 externe bedrijven: A A C infra, Articon, D3BN & Leonardt, e.a, D H V Milieu & Infrastructuur, Grabowsky & Poort, Grontmij & Mausell, Haskoning, Oranjewoud, Stercon, De Weger, Witteveen & Bos, TEK, SAT. 2 overigen: Dummy, PBMS2954 4.8.2
Hoe werkt het
Bovengenoemde klantgebruikers loggen in op de FTP-site (een computer) en komen binnen op hun eigen directory (map). Zij hebben geen bevoegdheden om naar hogere directories te verplaatsen, met andere woorden, elke klantgebruiker heeft alleen toegang tot zijn eigen werkgebied. Klantgebruikers plaatst bestanden bij de Bouwdienst. Vervolgens zal de Bouwdienstgebruiker moeten inloggen op de FTP-site en de bestanden met behulp van de geeigende ftp-commando's (get of mget) moeten ophalen. Voor de Bouwdienstgebruiker geldt bijna de omgekeerde wijze met als verschil dat de Bouwdienstgebruiker eerst de map " u p " moet openen, vervolgens de map van de betreffende klantgebruiker. 4.8.3
Diversen
Er is momenteel 1 GigaByte aan schijfruimte beschikbaar Bestanden ouder dan 10 dagen worden automatisch verwijderd Adres van de FTP-site is: ftp.minvenw.nl Log in naam van de Bouwdienst is: bwdftp Password van de Bouwdienst op aanvraag (inlichtingen bij Eric Harthoorn). Klantgebruikers log in namen en passwords op aanvraag Er kunnen extra klantgebruikers log in namen worden aangemaakt Het programma FTP (Reflection FTP is grafisch) kun je aanvragen bij de Helpdesk (aanwezigheid Windows95 is wel gemakkelijk). FTP werkt ook onder Win3.11 of DOS.
Update CAD 1998
blad 64 van 82
9 juni 1998
5 BDDET, BDDECOMP en BDMDLCOPY
5.1
BDDET
Met deze applicatie kunnen standaard geometrie en standaard details op alfanumerieke wijze opgeslagen worden. Vervolgens kunnen deze geometrien en details in andere modellen geplaatst worden, zoals bij normale submodellering, waarbij men kan kiezen op welk window de elementen worden geplaatst. Er worden alleen picture-dependent elementen gegenereerd. 5.1.1
Start programma.
Het programma wordt als volgt opgeroepen:
BDDET C/C 5.1.2
Verwerking programma.
Na de start van het programma wordt men door een of meer menu's gestuurd. Gestart wordt met menu 1. Overzicht bewerkingen standaarddetails (menu 1) 0. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
of C/C Einde Maken standaarddetails (STAD) Maken standaardgeometrie (STAG) Inlezen standaarddetails Inlezen standaardgeometrie Wijzigen standaarddetails Overzicht gebruikte standaarddetails
Geef menukeuze: Keuze 1 menu 1:
Start menu 2
Het maken van alfanumerieke details heeft als uitgangspunt window STAD. Alle door de applicatie ondersteunde items welke in dit window te selecteren zijn kunnen verwerkt worden. Maken standaarddetails 0. 1. 2. 3.
(menu 2)
of C/C Vorig menu WINDOW inhoud opslaan als detail model ACTIEVE LIJST opslaan als detail model Geometrie tekenen in detail model
Geef menukeuze:
Update CAD 1998
blad 65 van 82
9 juni 1998
Keuze 1 en 2 menu 2: Staat window STAD niet op het scherm dan wordt (indien nodig) gevraagd: Selecteer het te gebruiken viewport (C/C = VP 1): Window STAD wordt geplaatst en de volgende vragen worden gesteld: Geef naam model (C/C = huidige model): Geef naam bibliotheek (C/C = huidige dir.): Afhankelijk van keuze 1 of 2 uit menu 2 wordt de inhoud van het geselecteerde window of de actieve lijst alfanumeriek opgeslagen en daarna verwijderd. Is het antwoord op een of beide vragen anders dan de default, dan wordt op de achtergrond een model aangemaakt in de bibliotheek en met de modelnaam die opgegeven is. Afhankelijk van keuze 1 of 2 uit menu 2 wordt de inhoud van het geselecteerde window of de actieve lijst alfanumeriek in dit achtergrond model opgeslagen en daarna verwijderd. Het detail wordt opnieuw ingelezen in het huidige model en de koppeling met de bibliotheek komt tot stand. Keuze 3 menu 2: Dit is alleen mogelijk in een alfanumeriek model. Staat window STAD niet op het scherm dan wordt (indien nodig) gevraagd: Selecteer het te gebruiken viewport (C/C = VP 1): Window STAD wordt geplaatst. Zijn meerdere details in het model opgeslagen dan wordt om de naam van het bewerken detail gevraagd: Geef naam detail: Bij C / C zonder naam komt men terug in menu 1. Het geselecteerde detail wordt geregenereerd en de alfanumerieke data uit het model verwijderd. M e n komt nu terug in menu 1. Het detail kan aangepast en vervolgens via de applicatie weer alfanumeriek gemaakt worden. Keuze 2 menu 1:
Start menu 3
Het maken van alfanumerieke geometrie heeft als uitgangspunt window STAG. Alle door de applicatie ondersteunde items welke in dit window te selecteren zijn kunnen verwerkt worden. Maken standaardgeometrie 0. 1. 2. 3.
Update CAD 1998
(menu 3)
of C/C Vorig menu WINDOW inhoud opslaan als geometrie model ACTIEVE LIJST opslaan als geometrie model Geometrie tekenen in geometrie model
blad 66 van 82
9 juni 1998
Geef menukeuze: De werking van dit menu is beschreven bij menu 2 Keuze 1 menu 3: Er zijn drie verschillen: Ten eerste wordt er gebruik gemaakt van window STAG, ten tweede wordt alleen geometrie alfanumeriek opgeslagen en verwijderd, ten derde wordt de geometrie niet opnieuw ingelezen en is er geen koppeling met een bibliotheek. Keuze 3 menu 3: Er is een verschil: Vraag twee luidt: Geef naam geometrie: Keuze 3 menu 1: De volgende vragen worden gesteld: Geef naam detail: Bij C / C zonder naam komt men terug in menu 1. Is het detail nog niet in het model aanwezig dan kan een bibliotheek naam gegeven worden: Geef naam bibliotheek (C/C = huidige dir.): Wordt het detail niet gevonden dan komt men terug in menu 1. Selecteer het plaatsingspunt: M e t de selectie van het plaatsingspunt is ook het window bepaald waarin het detail geplaatst wordt. C / C zonder selectie geeft de vraag: Geef window naam voor plaatsing: Bij C / C zonder naam komt men terug in menu 1. Staat het opgegeven window niet op het scherm dan wordt (indien nodig) gevraagd: Selecteer het te gebruiken viewport (C/C = VP 1): Het detail wordt geplaatst volgens de gegeven antwoorden. Is geen plaatsingspunt geselecteerd dan wordt de oorsprong van het W C S aangenouden.
Update CAD 1998
blad 67 van 82
9 juni 1998
Keuze 4 menu 1: De volgende vragen worden gesteld: Geef naam geometrie: Bij C / C zonder naam komt men terug in menu 1. Is de geometrie nog niet in het model aanwezig dan kan een bibliotheek naam gegeven worden: Geef naam bibliotheek (C/C = huidige dir.): Wordt de geometrie niet gevonden dan komt met terug in menu 1. Selecteer het plaatsingspunt: M e t de selectie van het plaatsingspunt is ook het window bepaald waarin de geometrie geplaatst wordt. C / C zonder selectie geeft de vraag: Geef window naam voor plaatsing: Bij C / C zonder naam komt men terug in menu 1. Staat het opgegeven window niet op het scherm dan wordt (indien nodig) gevraagd: Selecteer het te gebruiken viewport (C/C = VP 1): Tenslotte kan een schaalfactor meegegeven worden: Geef schaalfactor (C/C = 1): De geometrie wordt geplaatst volgens de gegeven antwoorden. Is geen plaatsingspunt geselecteerd dan wordt de oorsprong van het W C S aangehouden. Keuze 5 menu 1:
Start menu 4
Dit menu bevat een aantal wijzigingsfuncties Wijzigen standaarddetails
(menu 4)
0. of C/C Vorig menu 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Bijwerken standaarddetails Loskoppelen standaarddetail van bibliotheek Verwijderen standaarddetails Verplaatsen standaarddetails Tonen standaarddetails UIT Tonen standaarddetails AAN
Geef menukeuze:
Update CAD 1998
blad 68 van 82
9 juni 1998
Keuze 1 menu 4: Start menu 5 Is een standaard detail in de bibliotheek gewijzigd dan kunnen deze wijzigingen (als het detail in het huidige model is gebruikt) overgenomen worden in het huidige model. Bijwerken standaarddetails
(menu 5)
0. of C/C Vorig menu 1. Selectie door aanwijzen detail item 2. Selectie door NAAM detail 3. Alle details in een window Geef menukeuze: Diverse keuzen stellen een of meer vragen. Bij C / C zonder invoer komt men terug in menu 5 Keuze 1 menu 5: Selecteer een item in de details : Keuze 2 menu 5: Geef de naam van de details: Is het detail in meerdere windows geplaatst dan wordt gevraagd: Geef window namen met de details: Keuze 3 menu 5: Selecteer de windows waarin de details staan: Nadat de details geselecteerd zijn worden ze bijgewerkt. Keuze 2 menu 4: Start menu 6 De relatie tussen een detail en het bijbehorende bibliotheek model kan men verbreken. De representatie van het detail blijft. Loskoppelen standaarddetail van bibliotheek (menu 6) 0. of C/C Vorig menu 1. Selektie door aanwijzen detail item 2. Selektie door NAAM detail 3. Alle details in een window Geef menukeuze:
Update CAD 1998
blad 69 van 82
9 juni 1998
De werking van dit menu is beschreven bij menu 5 Keuze 3 menu 4: Start menu 7 Geplaatste details kan verwijderen.
Verwijderen standaarddetails
(menu 7)
0. of C / C Vorig menu 1. Selectie door aanwijzen detail item 2. Selectie door NAAM detail 3. Alle details in een window Geef menukeuze:
De werking van dit menu is beschreven bij menu 5
Keuze 4 menu 4: Start menu 8 Bij het binnenhalen van details worden plaatsingsgegevens vastgelegd. Verplaatsen van een detail brengt wijziging van deze gegevens met zich mee. Verplaatsen standaarddetails
(menu 8)
0. of C / C Vorig menu 1. Selectie door aanwijzen detail item 2. Selectie door NAAM detail 3. Alle details in een window Geef menukeuze: De werking van dit menu is beschreven bij menu 5 Na de detail selectie moet de verschuiving bepaald worden: Verplaatsen standaarddetails
(menu 9)
0. of C / C Vorig menu 1. Twee punten 2. Vector (DX, DY) Geef menukeuze: Diverse keuzen stellen een of meer vragen. Keuze 1 menu 9: Selecteer twee punten:
Update CAD 1998
blad 70 van 82
9 juni 1998
De twee punten definieren de vector waarover de geselecteerde details verplaatst worden. Keuze 2 menu 9: Geef de verschuiving in X richting (DX): Geef de verschuiving in Y richting (DY): De twee verschuivingen definieren de vector waarover de geselecteerde details verplaatst worden. Keuze 5 menu 4: Start menu 10 Als er veel details in een model worden opgenomen kan dit omvangrijk worden (en daardoor minder snel). O m deze groei te beperken kan het tonen van details uitgezet worden. Tonen standaarddetails UIT
(menu 10)
0. of C/C Vorig menu 1. Selectie door aanwijzen detail item 2. Selectie door NAAM detail 3. Alle details in een window Geef menukeuze: De werking van dit menu is beschreven bij menu 5 Na de detailselectie worden de elementen ervan verwijderd. Keuze 6 menu 4: Start menu 11 Dit is de tegenhanger van Keuze 5 menu 4. Details opgenomen in een model maar niet getoond zijn kunnen weer zichtbaar gemaakt worden. De geometrie wordt dan weer geregenereerd. Tonen standaarddetails AAN
(menu 11)
0. of C/C Vorig menu 1. Selectie door NAAM detail 2. Alle details in een window Geef menukeuze: De werking van dit menu is beschreven bij menu 5. In tegenstelling tot menu 5 ontbreekt de selectie door aanwijzen detail item. Nadat de details geselecteerd zijn worden ze opnieuw gegenereerd.
Update CAD 1998
blad 71 van 82
9 juni 1998
Keuze 6 menu 1: Er wordt een overzicht gegenereerd van alle details opgenomen in het model. Dit overzicht bevat tevens de status van de details. Detailnaam DET1 DET2 DET3 DET4
Submodelnaam BDHAALKOM BDLEUNING1 BDLEUNING2 BDLEUNING1
Window
Status
Psf
Invoegdatum
Tijd
HK01 LN01 LN03 BB02
AAN UIT AAN AAN
1 0.1 1 0.5
12-JAN-1992 15-AUG-1992 15-AUG-1992 20-AUG-1992
14:20 8:10 9:05 9:10
Up to date? JA NEE NVT NEE
etc. 5.2 5.2.1
BDDECOMP Algemeen.
Het programma BDDECOMP geeft de mogelijkheid vanuit een model een submodel aan te maken van een reeds bestaande active list. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een submodel met alleen maar geometrie en een submodel waarin (ook) arceringen, maatvoering, etc. voorkomt. In het eerste geval wordt een submodel gemaakt met alleen pictureindependent items. In het tweede geval wordt een submodel gemaakt in window STAD dat bestaat uit alleen maar picture-dependent items. In dit geval is de PSF van dit window gelijk aan die in het model van waaruit het submodel is aangemaakt. Het model van waaruit gewerkt wordt moet een nieuw type startmodel zijn. Het programma controleert zelf of er sprake is van een meter- of millimeter-model. 5.2.2
Start programma.
Intikken van de programmanaam: 1.
BDDECOMP C/C
2.
Aanroep vanuit een ander programma: BDDECOMP PUNT ANTWOORD C/C
5.2.3
Verwerking programma.
Starten volgens methode 1. Na het starten verschijnt de volgende vraag: Moet het huidige model gefiled worden (J/N)? N Ja: Het model wordt gefiled onder de huidige naam (zonder viewfile). Nee (C/C): Het model wordt niet gefiled.
Update CAD 1998
blad 72 van 82
9 juni 1998
Het programma vervolgt nu met het volgende menu: Bepaling origin submodel 1 2 3 4
Punt. PDG. PIN van 2 items. PCR van 1 item.
5
PND van 1 item.
6
PON van een punt op een item.
7
PON van een PDG op een item.
8
PON van een PIN op een item.
PON van een PCR op een item. 9 PON van een PND op een item. 10 Invoer X, Y (en Z). 11 12 of C/C Einde punt generatie. Geef menukeuze: & Via de opties 1 t/m 11 kan een origin voor het submodel opgegeven worden. Let op! Na digitize items geen C / C geven. Via de optie 12 kan het programma worden verlaten. Het programma maakt nu een tijdelijk model (BDDECOMPTEMP.M2) van de reeds bestaande active list en schrijft deze weg naar de home directory. Let op! Indien u al een model heeft met de naam B D D E C O M P T E M P . M 2 dan wordt dit model overschreven. Dit model wordt nu opgehaald; alle items worden gekopieerd naar window STAG of STAD en het model wordt opnieuw gefiled. Vervolgens wordt een startmodel BDSTART2M.M2 of B D S T A R T 2 M M . M 2 opgehaald en wordt het model B D D E C O M P T E M P . M 2 hierin als submodel binnengehaald. Het submodel wordt geexplodeerd en weer weggegooid. Ook het Text-data-item dat bij het exploderen wordt aangemaakt wordt verwijderd. Daarna worden de 2 versies van het model B D D E C O M P T E M P . M 2 uit de directory verwijderd. Hierna verschijnt het volgende menu: Huidige directory: Filen model 1 Filen onder huidige directory 2 Filen onder nieuw op te geven directory 3 Niet filen Geef menukeuze:
Update CAD 1998
blad 73 van 82
9 juni 1998
de volgende boodschap verschijnt op het scherm:
Keuze 1
Geef naam waaronder model bewaard moet worden Filenaam : U kunt hier een naam opgeven en het model wordt onder deze naam en onder de current directory gefiled. Als het model in de directory reeds bestaat wordt er gevraagd of het model overschreven dient te worden. Keuze 2 :
de volgende boodschap verschijnt op het scherm:
Geef nieuwe directory naam Directory: U kunt hier de nieuwe directory opgeven. Daarna verschijnt de boodschap: Geef naam waaronder model bewaard moet worden Filenaam : U kunt hier een naam opgeven en het model wordt onder deze naam en onder de nieuw opgegeven directory gefiled. Als de nieuw opgegeven directory niet bestaat dan zal het model gefiled worden onder de current directory. Als het model in de directory reeds bestaat wordt er gevraagd of het model overschreven dient te worden. Keuze 3 :
U verlaat het programma zonder dat het model wordt gefiled.
of Starten volgens methode 2. De invoerparameters hebben de volgende betekenis: PUNT : ANTWOORD: NIL:
Een originpunt in de vorm van een digitize (bijv. een PNTDIG van een punt uit BDPUNT). 0 indien het huidige model niet gefiled hoeft te worden; 1 indien het huidige model wel gefiled moet worden; Indien de keuze van het wel of niet filen van het huidige model aan de gebruiker wordt overgelaten.
Het programma verloopt verder zoals omschreven bij methode 1. 5.2.4
Opmerkingen.
Indien er geen active list bestaat verschijnt de volgende melding op het scherm: Geen items in active list Het programma wordt verlaten.
Update CAD 1998
blad 74 van 82
9 juni 1998
Het programma werkt alleen met nieuwe startmodellen aangezien alle geometrie en/of arceringen, maatvoering, etc. naar het window STAG of het window STAD gekopieerd wordt. Het programma controleert opgegeven directory naam en filenaam op onjuiste karakters en van kleine letters worden hoofdletters gemaakt 5.3 5.3.1
BDMDLCOPY Algemeen
Het programma BDMDLCOPY geeft de mogelijkheid in een model een submodel te plaatsen met picture dependent items, dit te exploderen en picture dependent door te kopieren naar het voorstaande window. Het submodel dat wordt binnengehaald bestaat uit picture dependent items in window STAD (bijvoorbeeld aangemaakt m.b.v. B D D E C O M P ) . 5.3.2
Start programma
Intikken van de programmanaam: BDMDLCOPY C/C 5.3.3
Verwerking programma
Na het starten verschijnt de volgende vraag: Geef naam te plaatsen submodel: De naam van het te plaatsen submodel moet nu worden ingetypt. Het programma vervolgt nu met het volgende menu: Bepaling origin submodel 1 2 3 4
Punt. PDG. PIN van 2 item's.
5 6 7 8
PCR van 1 item. PND van 1 item. PON van een punt op een item. PON van een PDG op een item. PON van een PIN op een item.
9 10
PON van een PCR op een item. PON van een PND op een item.
Invoer X, Y (en Z). 11 12 of C/C Einde punt generatie. Geef menukeuze: & Via de opties 1 t/m 11 kan een origin voor het te plaatsen submodel opgegeven worden. Let op! Na digitize items geen C / C geven.
Update CAD 1998
blad 75 van 82
9 juni 1998
Via de optie 12 kan het programma worden verlaten. Het programma haalt nu het submodel binnen, explodeert het en kopieert de activelist naar het voorstaande window. Indien de picture mode niet aan staat dan wordt deze aangezet voordat de activelist gekopieerd wordt. Maatvoering, tekst en arcering zouden anders verloren gaan. Het submodel wordt vervolgens weggegooid en het programma wordt verlaten. De picture mode wordt - afhankelijk van de oorspronkelijke instelling in het model eventueel weer uitgezet. 5.3.4
Opmerkingen
Als in het voorstaande window de PSF niet is ingesteld dan zullen de maatvoering en de teksten nog niet goed zijn geschaald t.o.v. de geometrie. Dit is op te lossen door de PSF in te stellen en daarna het commando D D M P S F M O D of RDI ALL te gebruiken. 5.4
Vergelijking gebruik van BDDET, BDDECOMP en BDMDLCOPY
Deze DAL programma's zijn alle bedoeld om geometrie/detailgeometrie van het ene model naar het andere model hoe te kopieren. De werking en het gebruik van deze drie programma's zijn onderling funtaneel verschillend, in onderstaande tabel worden deze weergeven. BDDET j Beschrijving j Modelsoort i Moedermodel j actieve lijst naar submodel; j -standaarddetails (STAD) j keuze 1 I -standaardgeom. (STAG) keuze 2
j BDDECOMP i ja (verplicht) j nee j nee
lijst opgeven of anders I opgeven verplicht het W C S
] plaatsingspunt I
j BDMDLCOPY i n.v.t. ! n.v.t. j n.v.t.
j n.v.t.
i Submodel Submodel
I Werkmodei
i plaats van het submodel j eigen keus of default huidige dir. eigen keus [ naam submodel in current window i plaatsing submodel ] koppeling met submodel
eigen keuze
j eigen keus of I default huidige dir. j eigen keus j alleen in STAD of i in current window I STAG j explode van het | explode van het i submodel j submodel
Samengevat zijn er in D D M een drietal mogelijkheden mogelijkheden om geometrie over te nemen: 1. FSM (File SubModel)+ M D L (MoDeL) plaatsen van het model nadeel: - het gehele model (incl. alle windows gaat mee naar het werkmodei). 2. BDDET maken en plaatsen m.b.v. een programma nadeel: - geometrie is alfanumeriek + TDI (text data items).
Update CAD 1998
blad 76 van 82
9 juni 1998
voordeel; - alleen data overnemen wat nodig is. - plaatsen in elk gewenst window. - reproduceerbaar. 3. B D D E C O M P maken van submodellen samen met B D M D L C O P Y voor het plaatsen van geometrie. voordeel: - geen TDI. - alleen data overnemen wat nodig is. - plaatsen in elk gewenst window. - geen temporary modellen.
Update CAD 1998
blad 77 van 82
9 juni 1998
Verklarende woorden lijst
Tijdens de cursus worden een aantal begrippen en afkortingen gebruikt, die hieronder kort worden toegelicht. ACL
Advanced Concrete Layout ontwerp-applicatie voor betonvormen.
ASCII
American Standard Code for Information Interchange. Een standaardisering in de computerwereid om tekst uit te kunnen wisselen; elke letter en leesteken is gedefinieerd door een getal van 1 tot 256. Er is onderscheid tussen hoofd- en kleine letters.
ASCII-file
Een file met uitsluitend leesbare tekens erin, deze file kan in een tekstverwerker worden ingelezen en bekeken. Onder (MS-)DOS-file wordt hetzelfde bedoeld (in W P en Word). Dit in tegenstelling met een binaire file, deze is niet als tekst leesbaar.
AutoCad
CAD-pakket voor het maken van 2D en 3D tekeningen
Benchmark
Testprogramma onder voorgeschreven condities.
Binaire file
Een gegevensbestand, waarin de gegevens binair (gecodeerd) zijn opgeslagen. Deze file is niet als tekst leesbaar in een tekstverwerker, behalve soms in zijn eigen bijbehorende programma. Bijv.: Een (binaire) .DOC-file is op te roepen in Word, maar bevat nog veel meer (gecodeerde) gegevens over instellingen, lettertypes etc.
Bitmap
(ook wel :rasterbestand) Een afbeelding, opgeslagen als binaire file (bestand) in een computersysteem met als kenmerk dat aan elke pixel een bepaalde kleur is toegekend. Er zijn veel verschillende types van bitmaps, te herkennen aan de extensie van de filenaam, bijv. . B M P , .WPG, TIF of .GIF. Een Bitmap kan niet direct in het CAD-pakket van de bouwdienst gebruikt worden, deze dient men dan eerst te vectoriseren.
CADOBE
C A D Documentbeheer.
CV
Computervision, leverancier van DIM-III.
DAL
Design Analyse Language. Programmeertaal binnen DIM-III.
Diana
Eindig elementenprogramma
Digitaliseren
Een tekening van papier overbrengen naar een vectorbestand door op een soort tekentafel (met een electronisch raster onder het blad) de tekening 'over te trekken' m.b.v. een muis of een pen. Dimension III, het CAD-ontwerppakket van de Bouwdienst.
DIM-MI DIN
Update CAD 1998
Duitse Industrie Normen
blad 79 van 82
9 juni 1998
DXF
DRAWING
EDM EDMADMIN
Elementair Fast
Een binnen TreeCM (Optegra) gedefinieerde gebruiker (account) met administratieve bevoegdheden op systeemniveau. Het bij de Bouwdienst gehanteerde ISO-9001 gecertificeerde kwaliteitssysteem. Applicatie-programma van de firma Falko voor DIN bibliotheken.
FM
Facilities Management; het uitbesteden, inclusief de verantwoordelijkheid, van automatiseringstaken op het gebied van beheer en onderhoud en wel in het bijzonder het gedeelte van die taken dat geen specifieke W e g - en/of Waterbouwkundige kennis vereist F M wordt binnen de Bouwdienst door de firma EDS verzorgd.
FTP
File Transport Protocol Uitwisseling van bestanden via E-mail
Geometrie
Grafische entiteiten in een CAD-vectorbestand; elk CAD-pakket kent eigen types en een eigen methode om deze te definieren en op te slaan in een file. Een lijn kan bijv. worden vastgelegd door 2 punten, maar ook door 1 punt en een vector. Geometrie kan ook eigenschappen hebben, bijv. lijndikte en/of een laagnaam. Het uitwisselen van geometrie tussen 2 verschillende CAD-tekensystemen zal nooit 100% zijn.
GIS
Geografisch Informatie Systeem, hierin worden thematische gegevens opgeslagen zoals natuurgebieden, oeverlijnen, wegtrace's, praatpalen en zelfs broedvogelkolonies. De gegevens worden vervolgens bewerkt en op verschillende manieren gepresenteerd.
HP
Hewlett Packard (fabrikant Computer-hardware) Hewlett Packard Graphics Language (standaard plot taal)
HPGL ISO
Isometrie Standaard Organisatie
MODEL
Een type CAD-document. Het digitale bestand, zoals dat gebruikt wordt door Dimension III. Deze kan D R A W I N G informatie bevatten. Systeem voor wegontwerp
MOSS
Update CAD 1998
Een type CAD-document. De vertaling in digitaal formaat van een D R A W I N G , op basis waarvan uitwisseling van en naar derden geschiedt. Een type CAD-document. Het deel van een M O D E L , welke de logische informatie van een tekening bevat. Engineering Document Manager
NENGEO
Formaat in programma ten behoeve van het opslaan en neerschrijven van sondeergegevens.
Optegra
Engineering Document Manager van de firma C o m puter Vision.
Oracle
Database.
PBMS
Planning en Tijdschrijfsysteem Bouwdienst.
blad 80 van 82
9 iuni 1998
Pixel
: Afkorting voor Product Data Management. P D M is een stuk gereedschap, dat helpt zowel bij het beheer van data als bij het beheer van processen. : PC-programma, om met behulp van Optegra (CAD-)documenten te raadplegen. : PC-programma, om o.m. digitale tekeningen op het beeldscherm van de PC te kunnen bekijken. : Beeldpunt op het computerscherm of in een bitmap.
PVS
: Project Visualisatie System.
Rasterbestand
:zie Bitmap
RED-LINING
: Het aanbrengen van opmerkingen t.b.v. correcties, aanpassingen via (het beeldscherm van) een PC. : Een binnen TreeCM (Optegra) gedefinieerde gebruiker (account) met administratieve bevoegdheden op projectniveau. Deze 'rol' zal in werkelijkheid door de CAD-begeleider vervuld worden. : Specifieke Aspecten Tunnel Ontwerp bibliotheek
PDM
PC-LOCATOR PC-VIEWER
RWSADMIN
SATO Scannen
: Een bestaande afbeelding op papier (plaatje, foto of tekening) inbrengen in een computersysteem, zodat het grafisch op het beeldscherm weergegeven kan worden; bij scannen ontstaat een bitmap-file van een bepaald type.
SL
: Steellayout ontwerp-applicatie voor profielen.
SNAPSHOT
Softdesk
: Een type CAD-document. De momentopname van een D R A W I N G , die blijvend wordt vastgelegd; feitelijk de plotfile, die geplot kan worden. : CAD-pakket voor wegontwerp
SP
: Steelplate ontwerp-applicatie voor platen.
Spline
: Kromme door een aantal punten; zal in verschillende CAD-pakketten ook een (iets) andere kromme opleveren. Er zijn ook meerdere typen Splines te onderscheiden.
TreeCM
: De buitenkant, de 'schil' van het documentbeheer. Door Tree C. ontwikkelde applicatie, volledig geTntegreerd met Dimension III. Via TreeCM kan de uitgebreide functionaliteit van Optegra naar behoefte beschikbaar worden gesteld. : Tree C. Technology B.V. de V A R (Value Added Reseller) van Computervision in Nederland, de firma die TreeCM ontwikkeld heeft. : (HP-UX) Het besturingssysteem, waarop de C A D omgeving van de Bouwdienst draait. : Een file in een computersysteem, met daarin opgeslagen geometrie, bijv. lijnen en cirkelbogen, waaruit m.b.v. een bepaald (CAD-)computerprogramma een afbeelding kan worden opgebouwd. Er zijn veel verschillende types vectorbestanden, te herkennen aan de extensie van de filenaam, bijv. .DXF, . D W G , IGS of EPS. Kan een ASCII- of binaire file zijn.
Tree C .
UNIX Vectorbestand
Vectoriseren
Update CAD 1998
: Van een bitmap een vectorbestand maken. Dit kan geschieden d.m.v. een computerconversieprogramma; dit converteren is niet eenvoudig en de resultaten zijn niet echt geschikt om in een C A D programma verder te bewerken. Bij kruisingen van lij-
blad 81 van 82
9 juni 1998
nen treden vaak vreemde zaken op. Een stippellijn zal bestaan uit allemaal losse lijntjes. M e n kan bijv. wel een handtekening scannen en vervolgens vectoriseren, zodat deze in een CAD-tekening te gebruiken is.
Update CAD 1998
blad 82 van 82
9 juni 1998