Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Structuurschema Verkeer en Vervoer
to>rv
INHOUD VOORWOORD INLEIDING 2.
2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
PLANNEN MAKEN EN Actiegericht Fasering
UITVOEREN
10 10 10
2.5.
Wie maakt het plan? Samenwerking Mogelijkheden verkennen
12
2.6.
Promotie en
13
3.
3.1. 3.2.
INFRASTRUCTUUR De infrastructuur buiten het Het eigen bedrijfsterrein
4.
STALLINGS
4.1. 4.2.
De ideale fietsenstalling De inpandige stalling
20
4.3. 4.4.
De overkapte stalling Rekken, klemmen en aanleunrekken
21
4.5. 4.6. 4.7.
Criteria voor Fietskluizen
4.8.
De stalling
5.
26
5.1. 5.2.
VERGOEDINGEN Reiskostenvergoedingen Fiscale regelingen
5.3. 5.4.
Wat kost een fiets? Andere vergoedingen
27
6.
ANDERE
29
6.1. 6.2.
Kleedruimtes Was- en doucheruimte
7.
7.1.
FIETS EN OPENBAAR Fiets en trein
7.2.
Bus, tram en metro
10 11
communicatie
14
bedrijfsterrein
VOORZIENINGEN
14 15 19 20
fietsparkeervoorzieningen
22 22 24
Reparatieset
25
elders
25
26 27 28
FACILITEITEN
30 30
VERVOER
32 32 33
>
1
8. 8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 8.5. 8.6. 8.7. 8.8.
DE FÊETS IN DE De dienstfiets
BEDRIJFSVOERING
De bedrijfsfiets Fiets van de zaak voor divers Aanschaf van fietsen
gebruik
Onderhoud Verzekering Leasefiets Specifieke
38 39 39 39 40 40
mogelijkheden
voor een bedrijf
met de fiets
41
9.2.
Materieel Immaterieel
42 42 42
9.3.
Promotie
42
9. 9.1.
DIVERSE
35 35
STIMULANSEN
LIJST VAN ADRESSEN EN woon-werkverkeer 10.1. Algemeen 10.2. Fiets en overheid 10.3. Fiets en bedrijf 10.4. Infrastructuur 10
10.5. 10.6. 10.7. 10.8.
LITERATUUR
44 44 44 44 44
Produktinformatie Fietsbranche Fietslease Fiets en Openbaar Vervoer
45 45 45 45
BIJLAGE
46
VOORWOORD Reeds ruim voor mijn aantreden als voorzitter heeft het VNO een aantal fietsen aangeschaft, die medewerkers kunnen gebruiken als zij naar een of andere vergadering of ander overleg gaan. Van deze mogelijkheid wordt veel gebruik gemaakt. Dat verbaast mij niets. De ervaring leert dat velen die het experiment aangaan en voor een werkbezoek of vergadering in de nabije omgeving de fiets nemen in plaats van klakkeloos de auto, hiervan geen spijt hebben. Daarna behoren velen tot de geregelde gebruikers van de fiets. Overigens verdient het aanbeveling om voor dit experiment geen fikse regenbui uit te zoeken, want dan zijn de ervaringen meer genuanceerd. Zelf reed ik in mijn vorige werkkring ook geregeld op de fiets door Rotterdam. Het is, zeker als de zon schijnt, ontspannend. Geen stress of de bestemming op tijd bereikt zal zijn. De benodigde tijd per fiets is vrijwel exact aan te geven. Geen files, geen gezoek naar een parkeerplaats. De rit duurt daardoor in de grote steden vaak nog korter dan per auto. Fietsen is bovendien gezond. Voor u ligt een brochure met allerlei praktische informatie over de fiets en de mogelijkheden om daarvan meer gebruik te maken in het woon-werkverkeer en het dagelijkse bedrijfsgebeuren. Het gaat er daarbij niet om om de mensen zeer tegen hun zin zaken op te dringen. Dat heeft nog nooit tot langdurig succes geleid. Wel gaat het erom gewoonteprocessen te doorbreken. In de jaren '50 en '60 kwam nog vrijwel iedereen op de fiets naar zijn werk. Naderhand heeft de auto deze vooraanstaande plaats van de fiets overgenomen. Uit gewoonte, zonder er verder bij na te denken pakken we de auto. Inmiddels dreigen we met elkaar letterlijk in de files vast te lopen en zijn de binnensteden vrijwel onbereikbaar geworden. Er is dan ook alle reden om in het licht van deze situatie opnieuw naar ons gedragspatroon te kijken. De mogelijkheden van de fiets zijn daarbij groot, ze moeten alleen herontdekt worden.
3
Het feit dat u deze brochure ter hand heeft genomen geeft al aan dat u in enigerlei mate geïnteresseerd bent in deze mogelijkheden. Daarmee hebt u de eerste belangrijke stap gezet. Als deze brochure u ertoe brengt om heel concreet in uw eigen bedrijfssituatie na te gaan of de fiets mogelijkheden biedt om "onnodig" autoverkeer te verminderen, dan is het doel bereikt. Graag beveel ik deze brochure dan ook in uw aandacht aan.
Dr. A.H.G. Rinnooy Kan, voorzitter Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO).
INLEIDING "Deze brochure lijkt me volstrekt overbodig, want wij hebben al een fietsenrek." "Deze brochure zal wel nuttige informatie bevatten, maar de fiets is geen vervoermiddel voor onze mensen." "Als het regent, dan komt hier geen hond op de fiets". Er zijn veel varianten op deze reacties denkbaar. Fietsvoorzieningen lijken vaak zo logisch dat ze veelal worden vergeten. En veel bedrijven denken dat alleen de auto een volwaardig vervoermiddel is. Toch zijn de mogelijkheden van de fiets enorm. De betekenis van de fiets om bereikbaarheids- en milieuproblemen te verminderen is groot. Enkele cijfers: 39% van alle autoritten is korter dan 5 kilometer. 60% van het woon-werkverkeer betreft afstanden korter dan 10 kilometer. 46% van die korte ritten wordt per auto afgelegd.
De heer Hassink, voorzitter van de werkgroep Vervoermanagement van Stegeman Vleeswaren in Deventer: "Van onze 400 werknemers komt er nu 68% met de auto. Meer dan 50% van die ritten is korter dan 7 kilometer. Door die korte afstanden en omdat het openbaar vervoer hier in dit nieuwe industriegebied verre van optimaal is, ligt het stimuleren van het fietsgebruik voor de hand."
Voor de overheid waren deze cijfers een belangrijke aanleiding om het Masterplan Fiets op te stellen. Met de uitvoering van de in dit plan aangekondigde maatregelen wil de overheid het fietsverkeer krachtig stimuleren. Immers, afstanden tot vijf kilometer fiets je in minder dan een half uur, en dat is in een aantal gevallen net zo snel of sneller dan met de auto. Dat geldt zeker in de steden en ook als je de tijd van het zoeken naar steeds schaarser wordende parkeerruimte en het wachten in de file meerekent. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat gaat daarom de komende jaren, samen met gemeenten, vervoerregio's en particuliere organisaties, het fietsverkeer aantrekkelijker en veiliger maken. s
Er komt o.a. meer aandacht voor: - de aanleg van snelle, comfortabele en veilige fietsroutes; - maatregelen ter bestrijding van diefstal; - betere afstemming van fiets op openbaar vervoer.
Het bedrijfsleven heeft er ook belang bij dat de groei van het woon-werkverkeer per auto wordt tegengegaan. Op die manier kan het noodzakelijke verkeer, het goederenvervoer en het zakelijke verkeer tenminste de stad of het bedrijventerrein bereiken. Zowel werkgevers als werknemers hebben baat bij het stimuleren van de fiets. Het bedrijfsleven is al op veel plaatsen actief bezig met het oplossen van de bereikbaarheidsproblemen. Tientallen bedrijven zijn bezig met eigen plannen om het autogebruik in het woon-werkverkeer te verminderen. Het streven van het rijk is dat in 1992 alle bedrijven met meer dan 5000 werknemers een vervoerplan hebben. En in 1995 de bedrijven met meer dan 50 werknemers.
Bij een aantal bedrijven en in een aantal gebieden zijn vervoercoördinatoren aangesteld die een vervoerplan (helpen) opzetten en uitvoeren. De meeste vervoerplanners houden zich bezig met het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer, carpooling en bedrijfsvervoer. Maar steeds vaker duiken bij de maatregelen ook stimulansen voor het fietsverkeer op.
In de vervoerplannen kan ook de fiets als een aantrekkelijk alternatief voor de auto worden gepresenteerd. Er zijn tal van argumenten voor: - een besparing van ruimte en geld op autoparkeerplaatsen; - een mogelijke besparing op reiskostenvergoedingen; - een besparing in tijd omdat fietsers niet opgehouden worden door files of wachttijden in het openbaar vervoer; - minder ziekteverzuim omdat fietsende werknemers een betere conditie hebben. Bovendien levert iedere medewerker die de auto vervangt door de fiets een bijdrage aan een betere bereikbaarheid. Ook is de fiets een heel milieuvriendelijk vervoermiddel. Fietsen is bovendien gezond. Argumenten genoeg dus. In de praktijk zijn echter de voorzieningen voor de fiets in het algemeen slecht.
De heer Hassink (Stegeman): "We willen met ons vervoerplan inspelen op ontwikkelingen en verplichtingen in de toekomst. Bovendien geeft het een bedrijf een positieve uitstraling als het o.a. uit milieuoverwegingen daadwerkelijk maatregelen neemt om het autoverkeer in te dammen."
Deze brochure zet de mogelijkheden voor het bedrijfsleven om het fietsen te stimuleren op een rij. Het is geen kant-enklaar plan. De omstandigheden per bedrijf zullen immers sterk wisselen. Opstellers en uitvoerders van vervoerplannen, directies, functionarissen van de sector personeel en organisatie, medezeggenschapscommissies en andere geïnteresseerden kunnen echter uit deze brochure die informatie putten die past bij de specifieke 7
omstandigheden en mogelijkheden van hun eigen organisatie. Fietsgebruikers stellen, bewust of nog onbewust, prijs op voorzieningen die het fietsen aantrekkelijk maken of houden. Eenvoudige of meer ingewikkelde maatregelen, heel voor de hand liggend of innovatief. Comfort en tijd zijn belangrijke factoren bij de afweging tussen verschillende vervoermiddelen. Gecombineerd met de derde factor, de financiële prikkel, kan door het treffen van verbeteringen op dit gebied de fiets als aantrekkelijk alternatief worden gepresenteerd. Het doel van die maatregelen is niet-fietsers op de fiets te krijgen en af-en-toe-fietsers te stimuleren het vaker te doen. Maar net zo belangrijk zijn de huidige fietsers. De maatregelen kunnen ervoor zorgen dat zij fietsers blijven. Dat betekent aan de ene kant het aanbieden van voorzieningen om de fiets te kunnen gebruiken. En daarnaast de werknemers stimuleren om die voorzieningen ook te benutten. De inhoud van deze brochure is hierop afgestemd. In de brochure komt aan de orde: - het maken en uitvoeren van plannen (2); - prettige, snelle en veilige routes naar het werk, zowel binnen als buiten het bedrijfsterrein (3); - betrouwbare stallingsmogelijkheden (4); - vergoedings- en stimuleringsregelingen (5); - faciliteiten die het mogelijk maken bijvoorbeeld fris en representatief aan het werk te gaan (6); - combinatie met het openbaar vervoer om het bereik van de fiets te vergroten (7); - bedrijfsfietsen voor korte ritten: op het bedrijfsterrein, tussen dependances, voor lokale boodschappen en afspraken (8); - overige stimulansen (9). Er worden in deze brochure allerlei produkten en diensten genoemd. Er is afgezien van het noemen van namen en merken. Achter in deze brochure vindt u een lijst met aanvullende literatuur en adressen en telefoonnummers van organisaties die u op diverse gebieden verder kunnen informeren en adviseren.
Het stimuleren van het fietsgebruik houdt veel meer in dan alleen een fietsenrek plaatsen. Het bieden van goede voorzieningen, het gebruik van de juiste argumenten en het motiveren van de (potentiële) fietsers levert vaak verrassende resultaten op. En het regent in ons land volgens het KNMI maar 6% van de tijd!
De heer Bruggeman, milieucoördinator bij Nationale Nederlanden: "Daadwerkelijk iets doen aan de verbetering van het milieu, betekent ook inspanningen om het autogebruik terug te dringen. Door onze fietsstimulerende maatregelen is het aandeel van de fiets in het woon-werkverkeer van onze medewerkers verdubbeld." Mevrouw Groeneveld, medewerkster personeelszaken bij de AMEV: "Het aandeel van de fiets in het woon-werkverkeer onder onze 2200 werknemers is gestegen van 15% tot 23%. Wij waren al bezig met een vervoerplan om de bereikbaarheid van onze kantoren voor medewerkers en bezoekers in stand te houden."
9
PLANNEN MAKEN EN
UITVOEREN
Soms is het verbeteren van de situatie voor de fiets simpelweg een kwestie van een paar zaken aanpakken die tien jaar geleden al hadden kunnen gebeuren. Gewoon doen dus. Maar in andere gevallen moet eerst gekeken worden naar de omvang van het probleem, naar de verschillende oplossingsmogelijkheden en is een zorgvuldige besluitvorming essentieel. Ook is enig inzicht nodig in vragen als: wie fietsen er nu en wie zouden kunnen worden gestimuleerd vaker de fiets te nemen? En wat moet er gebeuren om hen vaker over de streep te krijgen? Zeker wanneer een bedrijf gaat verhuizen of uitbreiden is het aan te bevelen om van te voren het verwachte vervoersgedrag van de medewerkers onder de loep te nemen. 2.1.
Actiegericht Of het meer een kwestie is van aanpakken of van eerst plannen maken, het is altijd belangrijk om actiegericht te werken. Ook wanneer er eerst een uitgebreide inventarisatie wordt gemaakt, is het belangrijk om de tijd tussen voorbereiding en uitvoering zo kort mogelijk te houden. In die tussentijd moet de betrokkenheid op peil worden gehouden. Informeren en blijven motiveren.
2.2. Fasering Het is verstandig in de activiteiten een fasering aan te brengen, zodat de eerste stappen snel gezet kunnen worden. Het laten zien dat er iets gebeurt, is de beste basis voor een blijvend draagvlak voor de fiets binnen het bedrijf. 2.3. Wie maakt het plan? Grotere bedrijven maken bij vervoerplannen steeds vaker gebruik van vervoercoördinatoren. Zij zijn voor een deel van hun tijd belast met vervoermanagement. Er zijn ook adviesbureaus die bedrijven adviseren bij het maken van op het bedrijf toegespitste vervoerplannen en bij de fasering daarvan. Een vervoercoördinator geeft bijvoorbeeld desgewenst een vrijblijvend persoonlijk reisadvies voor iedere werknemer. De stimulerende maatregelen van het bedrijf zijn hierop afgestemd.
Binnen het bedrijf kunnen verschillende organen zich met vervoer bezighouden. Soms neemt de Medezeggenschapscommissie, de OR of de Personeelsvereniging het initiatief. In andere gevallen voelt de milieuafdeling zich verantwoordelijk voor het stimuleren van milieuvriendelijk vervoer. Maar ook blijkt in de praktijk dat de directie het voortouw neemt. Ook kan de personeelsfunctionaris een belangrijke rol vervullen, omdat een vlot woon-werkverkeer gerekend kan worden tot de secundaire arbeidsvoorwaarden (CAO). Ten slotte is het raadzaam de medewerkers die al fietsen te raadplegen en te betrekken bij de plannen. Zij zijn immers het meest deskundig. 2.4. Samenwerking Het bedrijfsleven werkt hier en daar al nauw samen met de overheid en andere betrokkenen aan de ontwikkeling van alternatieven voor de auto in het woon-werkverkeer. Bedrijven die samen een terrein of gebouw delen hebben meer mogelijkheden om oplossingen te realiseren als ze samenwerken. Ze staan sterker bij de gemeente of andere wegbeheerders als het over verbetering van fietsroutes gaat; ze hebben de mogelijkheid om stallingsvoorzieningen te delen; ze kunnen samen de fietsinfrastructuur op het bedrijfsterrein ter hand nemen, etc. Zeker bij het betrekken van nieuwe bedrijfsterreinen is overleg over de bereikbaarheid per fiets steeds gebruikelijker. In enkele gevallen is vorm gegeven aan deze samenwerking door voor zogenaamde bedrijfsgebieden vervoercoördinatiecentra in te stellen (bij voorbeeld Amsterdam Zuidoost, Den Haag Bezuidenhout). Ook voor bedrijven die geen terrein of gebouw delen, biedt samenwerking vaak een uitbreiding van de mogelijkheden. Ten slotte zijn met openbaar vervoerbedrijven, stallinghouders, fietsverhuurbedrijven en de fietsenbranche allerlei contracten op maat bespreekbaar.
11
Een woordvoerder van Stegeman: "Wij zitten hier op een nieuw bedrijfsterrein. Het openbaar vervoer en de route voor fietsers is slecht. Samen met andere bedrijven hier bieden we de gemeente binnenkort een pakket wensen aan. Voor fietsers betreft dat de beveiliging van een aantal gevaarlijke oversteekplaatsen en het aanbrengen van verlichting langs de route." AMEV: "Het contact met de gemeente liep via het Vervoercoördinatiecentrum Uithof/Rijnsweerd. Die onveilige oversteekplaats is nu verdwenen door de aanleg van een fietsbrug. Dat komt natuurlijk niet alleen ónze werknemers ten goede. Uiteindelijk hebben wij, het bedrijfsleven en de gemeente, een gezamenlijk belang om het autogebruik in de stad terug te dringen."
2.5. Mogelijkheden verkennen Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden, de wensen en de te verwachten aantallen fietsers is de enquête een geschikt middel. Bij kleine bedrijven kan dit misschien mondeling of via het prikbord. Grotere bedrijven kunnen het grootscheepser aanpakken. Ze maken gebruik van standaard enquêtes waarbij alle vervoeralternatieven in beeld worden gebracht en van postcodes van de werknemers. De vragen kunnen per bedrijf variëren. Ze hoeven niet beperkt te blijven tot het bedrijfsterrein. Uit de praktijk blijkt bijvoorbeeld dat bedrijven in overleg met de gemeente heel wat kunnen bereiken bij het verbeteren van fietsroutes naar het bedrijf. Gegevens uit een enquête kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. De gegevens uit de enquête kunnen informatie verschaffen over de mogelijke rol van de fiets in het totale bedrijfsvervoerplan. Tevens kunnen ze aanleiding zijn om alvast een aantal ontbrekende voorzieningen te treffen. Naast een enquête zijn er andere methoden om inzicht te krijgen in de potenties van de fiets in het woon-werkverkeer bij een bedrijf. Dit inzicht maakt het mogelijk om tot een adequate afstemming te komen van aanbod van
fietsvoorzieningen op de vraag. Eén van de methodes die gebruikt wordt om schattingen te maken van de aantallen werknemers die per fiets naar een bedrijf (kunnen) komen, is gebaseerd op vergelijkingen met soortgelijke bedrijven. Veelal is die informatie niet bij een bedrijf voorhanden. In de bijlage wordt een methode uitgewerkt en worden cijfers gepresenteerd, waarmee zo'n vergelijking gemaakt kan worden. 2.6. Promotie en communicatie Een inventarisatie op zich toont al dat het bedrijf iets van plan is en prijs stelt op de mening en medewerking van de werknemers. Artikelen in de personeelskrant of op het prikbord kunnen over de stand van zaken informeren. Ideeënbussen en personeelsbijeenkomsten betrekken de (potentiële) gebruikers ook bij de plannen. Geïnteresseerde en zichzelf deskundig achtende personen kunnen eventueel deelnemen in werkgroepen. De presentatie van het plan biedt mogelijkheden voor zowel interne als externe publiciteit. Positieve reacties van buiten het bedrijf zijn stimulerend. Het personeelsorgaan kan een belangrijke rol vervullen. Ook om te laten zien dat het fietsbeleid serieus ter hand wordt genomen. Als de directie met de regionale belastingdienst gaat praten over de aftrekbaarheid van fietskosten, is dat nieuws. Hetzelfde geldt voor de onderhandelingen met de gemeente over een slecht onderhouden fietspad of de beveiliging van een gevaarlijk kruispunt. Het beschikbaar komen van de daadwerkelijke voorzieningen gaat niet ongemerkt voorbij. De opening van, om wat te noemen, de nieuwe fietsenstalling krijgt een feestelijk tintje. Uit financiële en andere inspanningen wordt duidelijk dat de fietser serieus genomen wordt. Zo wordt de status van het vervoermiddel fiets hoger.
13
INFRASTRUCTUUR 3.1. De infrastructuur
buiten het
bedrijfsterrein
Fietsers maken net als ieder ander gebruik van de openbare weg. De fietsroute van huis naar werk speelt een belangrijke rol bij de afweging van verschillende vervoersmogelijkheden. De kortste of snelste route is niet altijd de plezierigste. Omwegen, onveilige kruispunten of oponthoud door veel stoplichten kunnen een belemmering zijn om - vaker - te fietsen. Een slecht wegdek met kuilen of open voegen in het beton zal de 'mountain biker' wellicht niet afschrikken maar de racefietser op zijn dunne bandjes wel. Onverlichte, afgelegen routes worden in wintertijd als onprettig en sociaal onveilig ervaren. Bedrijven met (veel) fietsende werknemers kunnen een beroep doen op de wegbeheerder (gemeente of provincie) om knelpunten op de routes naar het bedrijf te verbeteren. Gemeenten en provincies kunnen gebruik maken van een subsidieregeling van Verkeer en Waterstaat: 50% van de kosten van fietsvoorzieningen worden dan door het rijk gesubsidieerd.
Bij de voorbereidingen voor het vervoerplan Schiphol bleek de infrastructuur voor fietsers zowel op als buiten het Schipholterrein slecht te zijn. Men is nu begonnen in overleg met diverse instanties en de omliggende gemeenten de hoofdroutes naar de verschillende ingangen van het Schipholterrein te verbeteren. Daaronder vallen bijvoorbeeld een aantal maatregelen ter beveiliging van onveilige en tijdrovende oversteekplaatsen en de aanleg van een fietspad langs een gevaarlijke weg. Door de variabele werktijden van werknemers is ook de verlichting van de hoofdroutes en het wegnemen van sociaal onveilige situaties van belang.
Speciale aandacht verdient ook het onderhoud van fietspaden. Gegevens uit de enquête kunnen een belangrijke steun zijn bij het formuleren van de wensen; de wegbeheerder is vaak slecht op de hoogte van de problemen die fietsers op hun weg vinden. Voor kleinere bedrijven is een poging tot gezamenlijke actie met andere bedrijven aan te bevelen. 3.2. Het eigen bedrijfsterrein de ingang Sommige bedrijfsterreinen zijn erg groot. Als er maar één ingang is, kan dat voor fietsers en voetgangers een grote omweg betekenen en dus een belemmering om de fiets te nemen. (Soms maken medewerkers zelf een korte route door het struikgewas, inclusief gat in het hek.) Eén of meer extra ingangen scheelt soms kilometers reizen. Zo'n extra ingang voor fietsers en voetgangers dient aan te sluiten op de externe fietsroutes en op de plaats van openbaarvervoerhaltes. Soms betekent dat een aanpassing van de bedrijfsbeveiliging. Er zijn diverse mogelijkheden: een hek met magneetkaart, een sleutel voor de gebruikers, een extra videocamera of een bewakingsbeambte, eventueel op bepaalde tijdsstippen. Als het aantal fietsers dat tegelijk komt niet al te groot is, hoeft de extra ingang niet zo breed te zijn. Een ingang van 1 meter breed is dan voldoende. Als hij veel gebruikt wordt is het aan te raden de breedte van twee fietsen als uitgangspunt te nemen, dus minimaal 1,60 meter. 15
De extra ingangen kunnen ook worden gebruikt door voetgangers. de route over het bedrijfsterrein De route vanaf de ingang naar de fietsenstalling verdient ook de nodige aandacht en kan worden beoordeeld op de aspecten veilig, comfortabel en snel. Veiligheid heeft vooral te maken met het voorkomen van conflicten met snelverkeer. Bij de inrichting van het bedrijfsterrein valt hier rekening mee te houden. Het aanleggen of vrijhouden van een route die alleen door fietsers gebruikt wordt, is de meest ideale oplossing. Ontmoetingen met in- of uitparkerende auto's dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Het is soms aan te bevelen om 'barricades' op te werpen. Die zijn er in velerlei vormen: paaltjes, blokken, bloemenperken, hekjes etc. Voor comfort zijn met name de breedte van de fietsroute en de kwaliteit van het wegdek van belang. Voor een fietspad op een bedrijfsterrein met vooral eenrichtingsverkeer, kan worden volstaan met een breedte van ongeveer 1,50 meter. Bij grotere aantallen fietsers die tegelijkertijd komen dient die breedte aangepast te worden tot minstens 2 meter. Bij een fietspad met verkeer uit twee richtingen geldt 3 meter. De kwaliteit van het wegdek wordt vooral bepaald door het type verharding en de onderhoudstoestand. Asfalt rijdt ook op de fiets het lekkerst. Goed onderhoud van fietsroutes betekent: geen (grote) scheuren in het asfalt, vlakke ligging van tegels, geen overhangende struiken, zeker geen doornstruiken: glas en doornen op de fietsroute vergroten de kans op een lekke band aanzienlijk. De snelste route is de meest directe route met zo weinig mogelijk obstakels. Voorbeelden van obstakels: andere geparkeerde of rijdende vervoermiddelen, kruisingen, gaten in het wegdek, hekken, slagbomen, deuren etc. Ook een onduidelijke bewegwijzering voor fietsers kan oponthoud betekenen.
De verbetering van de infrastructuur voor de fiets op het Schipholterrein stuitte op onoverkomelijke problemen i.v.m. de onder het wegdek liggende bedrading. Daar is een oplossing voor gevonden. De drie hoofdfietsroutes (vanuit Amsterdam, Amstelveen en Hoofddorp/Aalsmeer) eindigen bij drie opstappunten van een speciale pendelbus. Op elk punt worden fietskluizen geplaatst, een omkleedruimte en een wachtruimte. De speciale personeelsbussen brengen de werknemers vervolgens snel naar de verschillende bedrijven op het terrein.
Fietspaden zijn uiteraard veel goedkoper dan autowegen. Niet alleen beslaan ze minder oppervlak, ook de fundering hoeft niet zo stevig te zijn. De kosten voor een zwart asfalt fietspad van 3 meter breed met rand, inclusief BTW, voorbereiding en arbeidsloon schommelen tussen ƒ 75 en ƒ 200 per vierkante meter. De bedragen blijken per situatie (per aannemer, per gebied) te verschillen. Dit geldt ook voor rood asfalt en paarse tegels. Bovendien blijken tegels niet overal goedkoper dan asfalt. ligging stallingsvoorzieningen Ten slotte moet de ligging van stallingsvoorzieningen gunstig ten opzichte van de ingang van de gebouwen zijn. De fietsroute van de ingang van het bedrijfsterrein naar de stalling moet snel en gemakkelijk zijn. Een korte loopafstand, of in het geval van een inpandige fietsenstalling een toegang 'binnendoor' maakt de fiets extra concurrerend t.o.v. andere vervoermiddelen. Op een groot bedrijfsterrein met verschillende gebouwen kan aan meerdere stallingsvoorzieningen worden gedacht.
Bij verzekeringsconcern AMEV hebben werknemers vanuit de fietsenkelder met hun pasje direct toegang tot de rest van het kantoorgebouw. Dit betekent een aanzienlijke tijdwinst.
17
verhuizen en uitbreiden Een verhuizende onderneming heeft de keuze van de bedrijfslocatie min of meer in eigen hand. De ideale locatie, op loopafstand van de woonadressen van de medewerkers, zal zeker voor grote bedrijven een utopie blijven. Uit het voorafgaande is al gebleken dat afstanden tot 5 kilometer een hoog percentage fietsers in het woon-werkverkeer opleveren. Een bedrijf dat zijn locatie kiest op maximaal 5 kilometer afstand van de woonadressen van veel werknemers heeft dus een streepje voor. Deze onderneming kan de kostbare grond die voor autoparkeerplaatsen bestemd zou moeten worden voor andere doeleinden gebruiken. Hetzelfde geldt wanneer bij de keuze van de bedrijfslocatie op toegankelijkheid voor het openbaar vervoer wordt gelet (in de buurt van belangrijke verbindingen). Bij de keuze van de locatie kan ook de fietsroute naar die locatie onderwerp van onderhandeling met de wegbeheerder (vaak de gemeente) zijn, zeker als het over nieuwbouw gaat. Een bedrijf dat gaat uitbreiden of een dependance zoekt kan ook mogelijkheden van de fiets bij de overwegingen betrekken. Een dependance op fietsafstand bespaart een bedrijf veel autokilometers. Ook in reistijd kan dat een belangrijke besparing opleveren (vermijden congestie en parkeerproblemen in de stad). De fietsafstand of de plaats van de openbaar-vervoerhalte kan ook uitgangspunt zijn bij het kiezen van de locatie voor een dependance. Dit geldt overigens niet alleen voor werknemers: een bedrijf dat veel bezoekers of klanten ontvangt kan ook kiezen voor een goed per fiets of openbaar vervoer bereikbare dependance.
Het Provinciehuis van Noord-Brabant ligt buiten het centrum van Den Bosch en is per openbaar vervoer niet echt goed bereikbaar. Sinds kort heeft de provincie een dependance in de buurt van het centraal station. De werknemers kunnen dienstfietsen gebruiken voor het vervoer tussen de dependances. Een extra voordeel in het kader van het autokilometerreductieplan: door de mogelijkheid van dienstfietsen gebruik te maken komen nu ook werknemers van het provinciehuis per trein i.p.v. auto en gebruiken de dienstfietsen om naar het Provinciehuis te gaan.
STALLINGSVOORZIENINGEN Goede stallingsvoorzieningen zijn van groot belang voor de fietser, omdat die de fiets beschermen tegen weersinvloeden, diefstal en beschadiging. Een goede stallingsvoorziening is dus iets anders dan een kwijnend rijtje roestige klemmen ergens tussen de vrachtwagens achter het gebouw. Stallingsvoorzieningen voor fietsen zijn ook van belang voor het bedrijf. Een goede accommodatie kan voorkomen dat er overal fietsen rondslingeren die het bedrijf een rommelig aanzien geven en voetgangers de doorgang belemmeren.
Een goede stallingsvoorziening kost geld en ruimte, maar betekent ook kosten- en ruimtebesparing: - De aanlegkosten voor één autoparkeerplaats op de begane grond bedragen - exclusief grondkosten circa ƒ 3000,- Een parkeerplaats in een kelder of op een parkeerdek kost ca. ƒ 15.000 tot ƒ 30.000. Deze bedragen zijn exclusief beheer en onderhoud. - Als 100 fietsende werknemers met de auto naar het werk zouden komen (bezettingsgraad van 1,5 persoon per auto), dan zijn er 67 parkeerplaatsen nodig a 15 vierkante meter = 1000 vierkante meter. Dit is bijna tien keer zoveel ruimtebeslag als het royaalste fietsenrek voor 100 fietsen.
Onder stallingsvoorzieningen wordt van alles verstaan. Daarom volgt nu een overzicht van soorten, onderdelen, gebruiksmogelijkheden en een indicatie van de prijzen.
4.1. De ideale fietsenstalling De ideale fietsenstalling is inpandig, heeft rekken geschikt voor alle wielmaten, de rekken hebben een minimale afstand van 60 cm t.o.v. elkaar, de rekken bieden de mogelijkheid er de fiets aan vast te zetten, de stalling heeft één niveau, de stalling heeft een directe verbinding, binnendoor, met het bedrijfsgebouw en is onbereikbaar voor onbevoegden. De stalling is snel en makkelijk bereikbaar. Op een groot terrein met meerdere bedrijfsgebouwen is per gebouw een stalling. De stalling is zo hoog dat de fietser er in kan staan. De stalling ziet er aantrekkelijk uit. Er is aandacht voor de vormgeving en het onderhoud. 4.2. De inpandige stalling De voordelen van de inpandige fietsenstalling gelden zowel voor het bedrijf als voor de gebruiker. Een voordeel voor het bedrijf is dat er geen extra ruimte op het bedrijfsterrein gezocht hoeft te worden. Voor de gebruiker telt dat de beveiliging optimaal kan zijn wanneer ze onderdeel is van de algemene interne bedrijfsbeveiliging, bijvoorbeeld via een videosysteem. Afhankelijk van de beveiliging en de ligging, kan besloten worden gebruikers een sleutel of magneetkaart te geven. De fietsenkelder is de meest bekende toepassing. Niet ieder bedrijf zal meteen mogelijkheden zien een inpandige fietsenstalling aan te leggen. Als er wel een grote inpandige autoparkeerruimte aanwezig is, zou men een deel daarvan voor fietsen kunnen bestemmen. Aandachtspunten zijn dan wel: een degelijke afscheiding i.v.m. de uitlaatgassen van de auto's, en een eigen ingang i.v.m. de veiligheid van de fietsers.
20
4.3. De overkapte stalling Voor bedrijven die (nog) geen ruimte hebben voor een inpandige fietsenstalling blijft de overdekte stalling op het bedrijfsterrein over. Voor alle duidelijkheid: in de vakliteratuur en in reclamemateriaal wordt het woord stalling dikwijls gebruikt voor uitsluitend de overkapping. Daar staat dan nog geen fietsenrek of wat ook in! Stallingen zijn er in allerlei soorten, prijzen en materialen. Een stalling bestaat meestal uit een ruimte met rekken voor fietsen en een ruimte zonder rekken om brommers te plaatsen. In een royale stalling is het oppervlak per fiets ongeveer één vierkante meter. De volledig afgesloten stalling is het beste. Alleen een overkapping biedt namelijk geen totale bescherming tegen weersinvloeden en diefstal c.q. beschadiging. Als de controle op de stalling goed is, bijv. door de ligging t.o.v. de bedrijfsingang, door een bewaker of door een videosysteem, hoeft de stalling niet afgesloten te worden. Als dat niet het geval is kan overwogen worden de stalling dicht te houden en de gebruikers een sleutel te geven. Het bedrijf kan zelf een fietsenstalling laten bouwen. Een voordeel daarvan is dat de stalling aangepast kan worden aan de architectuur van het bedrijfspand. Er zijn verschillende leveranciers van kant-en-klare stallingen in diverse materialen, maten en prijsklassen. Een goede fietsenoverkapping kost zo'n ƒ 150,- per fiets. Uiteraard is die prijs afhankelijk van het aantal fietsen.
21
4.4. Rekken, klemmen en aanleunrekken Voor het geordend en beschermd plaatsen van fietsen zijn diverse voorzieningen in de handel. Omdat de huidige ontwerpers van fietsparkeervoorzieningen de goede eigenschappen van diverse systemen combineren, is het traditionele onderscheid niet meer zo relevant. Toch lijkt het zinvol een aantal voorkomende termen te definiëren. rek/fietsrek - een aantal met elkaar verbonden plaatsen voor het parkeren van fietsen. wielklem - systeem waarbij het wiel van een fiets wordt ingeklemd. standaard - een zelfstandige eenheid voor het stallen van aanleunrek
wielgoot
de fiets. - een constructie waartegen het frame van een fiets zo kan worden geplaatst, dat de fiets stevig staat. - uitgespaarde ruimte in het wegdek, waar een deel van het voorwiel in geplaatst kan worden.
4.5. Criteria voor fietsparkeervoorzieningen Voor de keuze van een fietsenrek zijn een aantal criteria van belang. 1. Gebruikersgemak Eenvoudige, universeel bruikbare rekken verdienen de voorkeur. 2. Diefstalpreventie: aanbindmogelijkheid Als er buiten of binnen een kans op diefstal bestaat zijn aanbindmogelijkheden noodzakelijk. De fiets moet met een ketting-, kabel- of beugelslot kunnen worden vastgeketend. Dit geldt ook voor de rekken voor bezoekers van het bedrijf, ook als dat korte bezoeken zijn. Bij de traditionele fietsklemmen ontbreekt de mogelijkheid er het frame van de fiets aan vast te zetten. Men kan er alleen het voorwiel aan vast ketenen. Helaas, vele fietsers hebben het al ondervonden, een goede fiets zonder voorwiel is ook interessant voor een dief en het voorwiel is heel snel te demonteren. Voor de eigenaar rest dan slechts het voorwiel. 22
Inmiddels zijn er ook klemmen op de markt die wel de mogelijkheid bieden, er het frame aan vast te maken. Aanbindpalen of -rekken bieden ook de mogelijkheid de fiets vast te maken. 3. Kans op beschadiging van de fiets In sommige rekken is de kans op beschadiging van de fiets kleiner dan in andere. Een goede inklemmogelijkheid van de fiets is belangrijk. Het beste is een ondersteuning van vooren achterwiel. Daarbij moet rekening gehouden worden met de verschillende wielmaten en banddikten. Er zijn goede rekken in de handel die geschikt zijn voor zowel de dikke banden van de mountainbike als voor de dunne racefietsbanden. De traditionele fietsklem is ronduit slecht voor de fiets omdat het percentage van het wiel dat er in geklemd wordt, te laag is. Bij een flinke windstoot of een botsende voorbijganger is de kans op een slag in het wiel groot. Datzelfde geldt voor de zogenaamde wielgoten. Ter voorkoming van beschadiging van de fiets is een afstand van 60 tot 70 centimeter tussen de rekken aan te raden (de gewone herenfiets heeft een halve stuurbreedte van hoogstens 30 cm; een ATB fiets tot 75 cm). Veel rekken hebben om en om hoogteverschillen, waardoor een afstand van 30 centimeter tussen de rekken voldoende is: immers de sturen staan niet naast, maar boven en onder elkaar. 4. Kwaliteit, duurzaamheid Een goed fietsenrek gaat zo'n 30 jaar mee. Bij de keuze van het fietsenrek speelt ook mee of het binnen of buiten staat. Het fietsenrek buiten vereist een zwaardere kwaliteit i.v.m. weersomstandigheden en vandalisme. 5. Ruimtebeslag In een echt royale fietsenstalling neemt een fiets ongeveer een vierkante meter in beslag. Diverse toepassingen met niveauverschillen kunnen die oppervlakte verkleinen. Het ruimtebeslag geldt niet alleen de fiets maar ook de fietser. Loopruimte naar de fiets en ruimte om bijvoorbeeld een regenpak aan of uit te trekken behoort ook tot de aandachtspunten. Die ruimte moet zo groot zijn dat men niet tegen de fietsen stoot.
23
6. Prijs De prijs van een fietsenrek is afhankelijk van de kwaliteit en het aantal. Bij grotere aantallen loopt de korting fors op. Per fiets moet men rekenen op ongeveer ƒ 70,- bij een goedkoper rek en ƒ 120,- voor een duurder rek. 7. Design Er zijn allerlei vormen fietsenrekken in de handel. Sommige mooie rekken zijn echter niet echt gebruiksvriendelijk. Maar een mooi rek dat ook aan de gebruikscriteria voldoet verhoogt uiteraard de status van de fiets. 4.6. Fietskluizen Op plaatsen waar de kans op diefstal groot is, en een afsluitbare stalling of bewaking niet haalbaar is, daar is de fietskluis een uitkomst. De dichte kluizen bieden extra bescherming tegen diefstal omdat de dief niet kan zien wat voor fiets er in staat. Fietskluizen nemen relatief veel ruimte in. Een grote kluis, waarin ook een bromfiets past, meet 1,80 m2, maar in klusters van vijf daalt het oppervlak tot 1,40 m2. Let ook op de maat van (het stuur van) een mountainbike. Ter vergelijking: een autoparkeerplaats neemt 12 tot 15 m2 in beslag. De fietskluis kost ongeveer ƒ 1350,- en gaat zo'n 15 jaar mee. De fietskluis is ook heel geschikt voor afgelegen carpoolverzamelplaatsen of bushaltes.
4.7. Reparatieset Fietsers stellen het op prijs als er in de stalling of bij de dichtstbijzijnde portier een eerste hulp reparatieset aanwezig is. Die bestaat in ieder geval uit een fietspomp, bandenplakmateriaal, een tangetje, een schroevendraaier en een steeksleutelset.
4.8. De stalling elders 1. Samen met andere bedrijven Al eerder is de mogelijkheid genoemd een stalling te delen met andere bedrijven in de buurt. Dit kan een oplossing zijn bij ruimtegebrek. Bovendien verruimt het de - financiële mogelijkheden. 2. Bij de carpoolplaats Een stalling bij de carpoolplaats is een belangrijke faciliteit. Die dient echter goed afsluitbaar te zijn. Aan de gebruikers kan een sleutel ter beschikking worden gesteld. Bij kleinere aantallen fietsers kunnen er fietskluizen worden geplaatst. 3. De stalling bij het openbaar vervoer, (zie hoofdstuk 7) 4. Publieke voorzieningen Voor bedrijven die weinig ruimte hebben, maar wel dichtbij een openbare fietsenstalling liggen bestaat de mogelijkheid plaatsen in die fietsenstalling te huren voor het eigen personeel.
25
FINANCIËLE
VERGOEDINGEN
5.1. Reiskostenvergoedingen De fiets is een goedkoop vervoermiddel. Maar fietsen kost wel degelijk geld. Er zijn vaste lasten als afschrijving, verzekering, stallingskosten, fiets- en regenkleding en periodiek onderhoud. Uit een in 1991 gehouden enquête onder gemeenteambtenaren bleek dat 80% van de fietsende ambtenaren een reiskostenvergoeding zeer belangrijk vond. Uit de praktijk blijkt dat de hoogte van fietsvergoedingen van situatie tot situatie anders wordt berekend. Bij de overheid wordt tot 10 kilometer afstand doorgaans geen reiskostenvergoeding woon-werkverkeer gegeven. Verreweg de meeste fietsende ambtenaren ontvangen dus geen vergoeding. Bij het bedrijfsleven zijn regelingen van toepassing bijvoorbeeld volgens de CAO. Meestal gaat het hier om vergoedingen op basis van auto of openbaar vervoer. Verschillende bedrijven belonen werknemers die op de fiets gaan op grond van openbaar-vervoervergoedingen (CAO). Bij het ene bedrijf krijgen alle werknemers zo'n vergoeding en bepalen dan zelf of ze per auto, openbaar vervoer of fiets komen. Andere bedrijven hanteren deze regeling alleen voor fietsers en openbaar-vervoergangers. Automobilisten ontvangen dan geen vergoeding. Deze manier van vergoeden komt uitstekend tegemoet aan de wensen van fietsende werknemers die af en toe van het openbaar vervoer gebruik maken.
Fietsende (en lopende) medewerkers bij de provincie Groningen ontvangen 100 gulden per jaar bij een woon-werkafstand tot 10 kilometer en 200 gulden bij een afstand van meer dan 10 kilometer. De vergoeding wordt uitbetaald in cadeaubonnen omdat die niet fiscaal worden belast. De regeling maakt het tevens mogelijk om te combineren met de bus. Bijvoorbeeld in de winter 6 maanden met de bus (men ontvangt abonnement) en de overige 6 maanden op de fiets. Men ontvangt dan 6/12 van de fietsjaarvergoeding. (Automobilisten daarentegen betalen ƒ 200 voor de parkeerplaats en ontvangen geen vergoeding).
5.2. Fiscale regelingen Een reiskostenvergoeding voor fietsers is niet fiscaal aftrekbaar. Er worden op het ogenblik inspanningen gepleegd om hier verandering in te brengen. 5.3. Wat kost de fiets? Er zijn geen geaccepteerde normen om kosten van fietsgebruik te berekenen. Er zijn wel verschillende soorten berekeningen. Belangrijk hierbij is het kwaliteitsniveau dat wordt verondersteld. Het maakt nogal wat uit of (een deel van) de reparaties en onderhoud door de fietser zelf worden gedaan of door de fietsenmaker. Hoe duur de fiets is speelt ook een rol. Bij een berekening voor een hoog kwaliteitsniveau worden de fietskosten bepaald op 27 cent per kilometer. Een andere berekening, uitgaande van een minder hoog kwaliteitsniveau, komt uit op 10 cent per kilometer.
De Fietsersbond enfb berekende in 1991 de kosten van fietsgebruik. Zij gingen uit van een hoog kwaliteitsniveau. Er werd onderscheid gemaakt tussen vaste en variabele kosten. De vaste kosten betreffen afschrijving van de fiets (ƒ 700,- resp. / 1200,- in 5 jaar (korte periode i.v.m. diefstalrisico)), verzekering (maximaal 3 jaar), regenkleding en jaarlijkse onderhoudsbeurt. Men komt dan uit op een bedrag van ƒ 36 tot ƒ 45 per maand. De variabele kosten hebben betrekking op slijtage van onderdelen, kleine onderhoudsbeurten, e.d. en bedragen bijna 7 cent per kilometer.
Omdat over geldelijke vergoedingen belasting moet worden betaald en de fietser daar minder van overhoudt heeft de provincie Gelderland een ingenieuze constructie bedacht. Een werknemer krijgt voor vijf jaar een fiets in bruikleen, die hij zelf in goede staat moet houden. De werkgever betaalt een servicebeurt, een verzekering voor twee jaar en behoudt het juridisch eigendom van de fiets. Na vijf jaar mag de werknemer de fiets houden. Een ambtenaar die binnen die tijd van baan verandert, levert de fiets in of koopt hem tegen de resterende afschrijvingswaarde.
5.4. Andere vergoedingen (zie het laatste hoofdstuk 'diverse stimulansen')
28
ANDERE
FACILITEITEN
Bij de aanleg van fietsvoorzieningen denkt men vaak eerst aan de stallingsvoorzieningen en aan de routes. Maar er zijn ook andere voorzieningen waar fietsers prijs op stellen. Voor fietsers die grote afstanden afleggen of in hoog tempo fietsen moet er een mogelijkheid zijn om zich te verkleden en op te frissen. Uit onderzoek van TNO blijkt dat een aanzienlijk percentage van de fietsers - 18% - meer dan 10 kilometer naar het werk aflegt. Met name deze fietsers zullen douche en kleedruimte nodig hebben om representatief en fris aan het werk te gaan. Andere fietsers en voetgangers kunnen bij regenachtig of juist zeer warm weer ook van deze faciliteiten gebruik maken. Overigens kunnen zulke faciliteiten ook een heel nieuwe groep woon-werkfietsers aantrekken, bijvoorbeeld mensen die de fiets tot nu toe alleen voor recreatie- of sportbeoefening gebruiken.
De heer Folkert Jongma, bureau arbeidsvoorwaarden van de Provincie Friesland: "Bij de plannen voor de nieuwbouw kwam via de Medezeggenschapscommissie de vraag naar douches. Omdat onze bouwcoördinator een fervent fietser was en omdat het relatief goedkoop is in de toiletruimtes ook een douche aan te leggen, was dat snel beslist."
29
6.1.
Kleedruimtes
In de kleedruimte is ten eerste ruimte om regenkleding uit te hangen. Daarnaast kunnen fietsers die in fietskleding fietsen zich hier verkleden. De aparte fietskleding kan in kluisjes worden opgeborgen. Beter nog zijn kasten voor het uithangen van de kleding met ventilatiegaten. Ook de werkkleding kan hier 's avonds achtergelaten worden. Een aantal bedrijven met geüniformeerd personeel zal al over deze faciliteiten beschikken. Misschien is het mogelijk om die ook voor fietsers open te stellen of uit te breiden. 6.2. Was- en
doucheruimte
Douches moeten gescheiden zijn voor mannen en vrouwen. Het aantal douches is moeilijk te bepalen. Bedrijven die al douches hebben, blijken nauwelijks klachten over wachttijden te hebben. De kans dat iedereen tegelijk wil douchen is klein. Het is natuurlijk aan te bevelen de douche- en omkleedmogelijkheden dicht bij de stalling te plaatsen. Bij nieuwbouw is de aanleg van douches bij de toiletruimtes vaak maar een kleine investering. Hoeveel ruimte nodig is, hangt af van het aantal gebruikers en of hun werktijden variëren. Een douche neemt ongeveer 2,5 m2 in beslag. Op veertig vierkante meter kunnen ten minste zes douche- en kleedcabines en vijftig kledingkasten worden geplaatst. De douches moeten uiteraard ook worden schoongehouden. Als dat gebeurt door de bedrijfsschoonmakers zal dat per dag hooguit een uur extra kosten. Handdoeken kunnen door de gebruikers zelf meegenomen worden. Het is ook mogelijk de gebruikers tegen vergoeding handdoeken van het bedrijf of de bedrijfswasserij beschikbaar te stellen. Ook is het handig wanneer er een stopcontact, een haardroger en een spiegel is. Veel bedrijven beschikken al over douches voor de bedrijfsbeveiliging.
Mevrouw M. Odekerken, wetenschappelijk medewerker bij het CBS in Heerlen: "Mensen die lange afstanden fietsen naar het werk stelden prijs op een mogelijkheid zich even op te frissen voor ze achter hun bureau plaats namen. Achteraf denk ik dat dat toch wel het minimale is wat je fietsers kunt aanbieden als je het vergelijkt met de bedragen die zo vanzelfsprekend aan autorijdende collega's worden besteed. De werknemers maken nu gebruik van de douches van de bedrijfsbeveiliging."
31
FIETS EN OPENBAAR
VERVOER
Soms is de fiets geen alternatief, maar de combinatie fiets en openbaar vervoer wel, met name bij grotere afstanden. Een interessant alternatief voor de auto is de ritketen: fietsopenbaar vervoer-fiets. 7.1. Fiets en trein Van de treinreizigers komt meer dan 35% op de fiets naar het station, het zogenaamde voortransport. Als de plaats van bestemming vlak bij het openbaar vervoer ligt is deze combinatie ideaal. Veel werkgevers die reiskosten vergoeden, vergoeden ook de stallingskosten (bij NS ƒ 135 per jaar, ook per maand en per dag mogelijk).
In het natransport, van station naar de werkplek, is de rol van de fiets minder overheersend. Voornaamste struikelblok is het gebrek aan fietsfaciliteiten op het station van aankomst. Zeker als aansluitend openbaar vervoer lange wachttijden heeft of zelfs niet bestaat betekent een tweede fiets op de plaats van aankomst (station of bushalte) een snelle en handige uitkomst. Het bedrijf zou deze fietsen beschikbaar kunnen stellen. Dat hoeft niet duur te zijn. Een goede tweedehands fiets is bij de stationsstalling voor een paar honderd gulden te koop, bij grote aantallen vaak goedkoper. Ook zou het bedrijf de stallingskosten kunnen betalen. Ook hier valt over kortingen te onderhandelen.
Een medewerkster van het CROW in Ede: "Nee, ideologische motieven speelden geen rol bij onze beslissing om zelf zes fietsen bij het station te gaan neerzetten. Het was de meest praktische oplossing om bezoekers uit alle delen van het land hier zo snel mogelijk te laten zijn. Er gaat namelijk maar een keer per uur een bus van het station naar hier. Bezoekers bellen en krijgen een pasje toegestuurd. Op vertoon daarvan krijgen ze in de stalling een fietssleutel"
de vouwfiets Een andere mogelijkheid is de vouwfiets, die kosteloos in de trein en metro mag worden meegenomen. In het hoofdstuk over bedrijfsfietsen staat uitgebreidere informatie over vouwfietsen. de huurfiets Voor onregelmatige dienstreizen is de huurfiets geschikt. Op vertoon van een geldig plaatsbewijs is bij alle NS stallingen een fiets te huur voor 5 gulden. Slecht bereikbare bedrijven kunnen ook bezoekers op deze mogelijkheid attenderen. Een plattegrondje van de fietsroute naar het bedrijf bij de uitnodiging is dan meestal wel handig. de gastenfiets Bedrijven die niet op loopafstand van een station liggen, geen goed aansluitend openbaar vervoer hebben en regelmatig gasten ontvangen, kunnen ook denken aan een 'gastenfiets'. Er staat dan een aantal fietsen van het bedrijf klaar in de stationsstalling. In de uitnodiging voor de bijeenkomst worden de gasten geattendeerd op die mogelijkheid. Ook hier is een routebeschrijving welkom. De fiets kan bijvoorbeeld verkregen worden op vertoon van de uitnodiging voor de bijeenkomst (zie kader). 7.2. Bus, tram en metro Vooral bij het 'natransport' zijn er mogelijkheden voor bedrijven. Vaak wordt de afstand tussen de halte en het bedrijf te voet afgelegd. Als die afstand groot is kan het gebruik van de fiets een aanzienlijke tijdwinst opleveren. 33
Belangrijk is dan de aanwezigheid van diefstalbestendige stallingen. Het bedrijf kan de gemeente of het openbaarvervoerbedrijf verzoeken zo'n stalling te plaatsen. Verder kan het bedrijf de combinatie fiets en openbaar vervoer stimuleren door het beschikbaar stellen van fietsen voor dit natransport.
34
DE FIETS IN DE
BEDRIJFSVOERING
Wie 10 jaar geleden voorspeld had dat het fenomeen 'dienstfiets' zou uitsterven, werd wellicht serieuzer genomen dan iemand die de dienstfiets een rol in de bedrijfsvoering toebedacht. Gelukkig bestaat de dienstfiets nog in vele gedaanten en worden er zelfs allerlei nieuwe toepassingen bedacht. De 'fiets van de zaak' is duidelijk in opmars. We onderscheiden hier drie soorten gebruik. 8.1. De dienstfiets Voor postbodes, wijkverpleegkundigen, politieagenten, krantenbezorgers en brugwachters is de fiets altijd het ideale bedrijfsvervoermiddel gebleven. Het voordeel voor deze beroepsgroepen is duidelijk: er worden korte afstanden afgelegd en er moet vaak gestopt worden. Parkeerproblemen en oponthoud in het verkeer komen op de fiets niet voor. Soms is een sterke fiets nodig. De postbode en de krantenbesteller dragen vaak vele kilo's papier mee. In verschillende gemeenten zie je tegenwoordig agenten op mountainbikes. Ze verplaatsen zich daar vaak sneller op dan per auto.
In veel gevallen gebruikt de werknemer de eigen fiets voor verplaatsingen t.b.v. het werk. De meeste CAO's bevatten passende vergoedingsregelingen voor dit dienstverkeer. Toch zijn er ook nog bedrijven die - onbewust - alleen oog hebben voor autokostenvergoedingen. i
Maar ook andere beroepsgroepen gebruiken de fiets in het dienstverkeer. Huisartsen in dichtbevolkte steden ontdekken de snelheid en de financiële voordelen van de fiets. Ook medewerkers van technische diensten gebruiken de fiets bij het bezoeken van klanten. Maatschappelijk werkers en andere huisbezoekers maken ook graag gebruik van de fiets.
Een Haagse huisarts: "Als huisarts moet ik me in noodgevallen uiteraard snel kunnen verplaatsen. In stedelijke gebieden is de fiets vaak sneller dan de auto: nooit parkeerproblemen, files zijn nauwelijks hinderlijk. Een bijkomend voordeel voor mij: de lage bedrijfskosten. De dagen dat het echt slecht weer is gebruik ik een auto."
Voor deze niet-traditionele dienstfietsers is de financiële vergoeding vaak slecht, terwijl autorijdende collega's als vanzelfsprekend een passende kilometervergoeding krijgen. Wanneer de werkgever het fietsgebruik wil stimuleren, is een passende vergoeding een stimulans. Die vergoeding zal lager uitvallen dan de autovergoeding en is dus ook voor het bedrijf voordelig (zie ook Hoofdstuk 7 vergoedingen). 'Dienstfietsers' gebruiken vaak hun eigen fiets. Als een organisatie overweegt voor deze beroepsgroepen fietsen aan te schaffen is allereerst overleg met de gebruikers gewenst. Van belang is in ieder geval dat de fiets goed tegen diefstal beveiligd kan worden. Dat betekent een goed beugelslot en een kabelslot om de fiets ergens aan vast te kunnen zetten. Daarnaast kunnen, afhankelijk van de functie, fietstassen, transportverbreders, zadelhoesjes en regenkleding beschikbaar worden gesteld.
36
Wies van Leeuwen, projectleider Monumenten inventarisatieprojekt Brabant: "Wij inventariseren monumenten in de hele provincie. De fiets is daarbij makkelijker, efficiënter en goedkoper. Wij moeten namelijk voortdurend op onze qui vive zijn. Niets mag je ontgaan. Dat betekent veel stoppen, vaak plotseling stoppen om iets te bekijken. Dat kan niet met de auto, zeker in steden niet. Hier in Brabant reizen we per openbaar vervoer en huren een fiets bij het station of bij de plaatselijke fietsenmaker. In andere provincies nemen ze vaak de vouwfiets mee in de auto."
Voor dienstreizen op langere afstand kan men de vouwfiets in combinatie met het openbaar vervoer gebruiken. Een vouwfiets mag gratis mee in de trein en heeft op de plaats van bestemming alle inmiddels bekende voordelen t.o.v. de auto en het openbaar vervoer: geen oponthoud door files, geen parkeerproblemen, geen wachttijden bij het aansluitende openbaar vervoer. Er zijn op het ogenblik diverse nieuwe vouwfietsen op de markt. Waren de vroegere vouwfietsen alleen geschikt voor hele korte afstanden, tegenwoordig zijn ze er met meerdere versnellingen en doen ze qua snelheid niet onder voor gewone fietsen. Ook het gewicht en de opvouwbaarheid zijn sterk verbeterd. Een luxe negen kilo wegende vouwfiets met 7 versnellingen kost ƒ 3550. Maar tussen de 800 en 1200 gulden zijn er diverse goede vouwfietsen verkrijgbaar.
37
De heer A. Beljaars, hoofd afdeling informatievoorziening NMB: "De afstand tussen de twee vestigingen was te ver om te lopen. Met de auto had je te maken met de slechte bereikbaarheid en parkeerproblemen. De fietsen, mèt waterdichte fietstassen voor dossiers etc, zijn echt handig en snel. Het idee kwam vanuit het personeel van onze afdeling. In het begin werden we een beetje uitgelachen maar inmiddels is er sprake van een snelle olievlekwerking. De aanschaf en het gebruik neemt ook bij andere afdelingen hand over hand toe. De financiering is geen probleem: immers deze fietsen verhogen de efficiency binnen het bedrijf. Een bijkomend voordeel voor alle medewerkers: zij gebruiken de fietsen in de pauze om boodschappen te doen."
8.2. De bedrijfsfiets De bedrijfsfiets is eigendom van het bedrijf en wordt gebruikt voor verplaatsingen op omvangrijke bedrijfsterreinen en voor het verkeer tussen dependances. Ook wordt hij gebruikt voor externe boodschappen voor het bedrijf. De gebruiksmogelijkeden van deze fiets kunnen vergroot worden door de aanschaf van fietstassen, fietskarren, transportverbreders etc.
Hoogovens heeft een omvangrijk bedrijfsterrein waarop ongeveer 90 geel geverfde fietsen rijden. Ze worden beheerd en onderhouden door de algemene werkplaats. Afdelingen huren ze van de algemene dienst. In overleg met collega's mogen werknemers de fiets 's avonds naar het station meenemen. Vooral de medewerkers die gebruik maken van de verste ingang, op 5 kilometer afstand van het station, maken enthousiast van die gelegenheid gebruik.
8.3. Fiets van de zaak voor divers gebruik Fietsen kunnen ook beschikbaar zijn voor persoonlijk gebruik, zoals boodschappen doen in de pauze. Ook werknemers die met de auto komen, carpoolen of van bedrijfsvervoer gebruik maken blijken enthousiast te zijn over de mogelijkheid af en toe de fiets te kunnen gebruiken.
8.4. Aanschaf van fietsen Een goede fiets gaat, mits goed onderhouden, tien a vijftien jaar mee. Voor 800 gulden is zo'n kwalitatief goed rijwiel al te koop. Bij aanschaf van grotere aantallen wordt vaak korting gegeven. Hoewel de levering uiteindelijk via de detailhandel geschiedt, is direct overleg met de fabrikant altijd mogelijk. Er wordt op het ogenblik veel aandacht aan de ontwikkeling van nieuwe typen fietsen besteed. Zowel functie als vormgeving zijn de laatste jaren sterk verbeterd. Het gaat te ver om hier al die types te bespreken. Fabrikanten en leveranciers zullen u graag informeren over hun aanbod. Een redelijke tweedehands fiets is al verkrijgbaar voor 200 a 300 gulden. Ze zijn onder andere jaarlijks te koop bij fietsverhuurbedrijven, zoals bijv. de stationsstalling. 8.5. Onderhoud De levensduur van een fiets hangt mede af van het gebruik en het onderhoud. Bij het gebruik speelt uiteraard de intensiteit een rol, maar ook de blootstellinq aan weersomstandigheden. Een fiets die binnen gestald wordt, gaat langer mee. 39
De fietsenmaker rekent ongeveer 60 gulden voor een jaarlijkse servicebeurt. Fietsonderdelen worden gesteld, gesmeerd en versleten onderdelen worden vervangen. Sommige fietsenmakers zijn bereid de servicebeurt op het bedrijf uit te komen voeren. Ook hier bestaan vaak kortingsregelingen bij grote aantallen. Voor het onderhoud all-in wordt een prijs van ongeveer 240 gulden per jaar gerekend. Dit is dan inclusief vervanging van alle defecte onderdelen en het beschikbaar stellen van fietsen tijdens de reparaties. Ook deze prijs is afhankelijk van het aantal te onderhouden fietsen. Voor een bedrijf met een groot 'rijwielpark' kan het rendabel zijn een eigen fietsenmaker in dienst te nemen. Bij sommige organisaties is het fietsonderhoud een taak van de technische dienst of de algemene werkplaats. 8.6. Verzekering Als de fietsen op het bedrijfsterrein blijven is een verzekering niet echt nodig. Als ze ook extern gebruikt worden is een verzekering wel aan te bevelen. De meeste fietsverzekeringen verzekeren tegen diefstal en beschadiging. Voor de verzekering van een nieuwe fiets is de gebruikelijke contractduur drie jaar. Voorwaarden en kosten variëren sterk. In ieder geval is de verzekerde verplicht een goedgekeurd slot te gebruiken. De kosten verschillen per verzekeraar en per regio. In grote steden betaalt men meer dan elders. Gemiddeld ligt de prijs rond 100 gulden per jaar voor een fiets van 1200 gulden ( Voor consumentenonderzoek zie literatuurlijst). 8.7. Leasefiets Een geheel nieuw fenomeen in de fietswereld is de 'leasefiets'. Het werkt net als de leaseauto: het bedrijf tekent een leaseovereenkomst met een detaillist en krijgt gedurende een bepaalde periode een fiets ter beschikking. Onderhoud, reparatie en een vervangende fiets worden verzorgd. De fiets moet door het deelnemende bedrijf zelf worden verzekerd tegen diefstal, verlies en schade. Er is nog geen duidelijke markt. Gazelle, Didrikson en de ANWB zijn bezig met proefprojecten. De kosten worden geschat op 80 a 90 gulden per maand.
40
Ook elders bestaan lease-overeenkomsten op kleine schaal. Ze heten dan echter 'afspraken tussen fietshandelaar en gebruiker'. Ook hier geldt weer dat er van alles mogelijk is in overleg. 8.8. Specifieke mogelijkheden voor een bedrijf met de fiets - fietskoeriers. Diverse koeriersbedrijven gebruiken naast auto's en brommers ook fietsen. In de Verenigde Staten al enige tijd in opmars, maar inmiddels ook in een aantal grote steden in Nederland, zijn speciale fietskoeriersbedrijven. De voordelen: snel, behendig, goedkoop en schoon. - in Rotterdam is onlangs een fietstaxibedrijf opgericht.
41
DIVERSE
STIMULANSEN
Er zijn nog diverse andere middelen denkbaar om de fiets te promoten en de fietser te belonen. Hieronder een aantal in vogelvlucht. 9.1.
Materieel - Fietsreparatie- en o n d e r h o u d op kosten van het bedrijf, zo mogelijk in werktijd. - Het beschikbaar stellen van fietsaccessoires als de fietstas of de attaché-mee (een drager voor de attachékoffer). - Het beschikbaar stellen van fietskleding of regenkleding, eventueel in de bedrijfskleuren of met het logo van het bedrijf. - Een fietsverzekering op kosten van het bedrijf. - Bij gelegenheden als jubilea en afscheid kunnen de cadeaus in de fietssfeer gezocht w o r d e n . - Als gratificatie of winstdeling een fiets.
9.2.
Immaterieel - Extra vrije dagen voor fietsende w e r k n e m e r s , omdat fietsers in het algemeen fitter zijn en voor minder ziekteverzuim zorgen (onderzoek in VS en GrootBrittannië). - Respect in plaats van hoon voor de verwaaide w e r k n e m e r (zolang er nog geen douches zijn).
9.3.
Promotie - Diverse gelegenheden lenen zich voor promotie van de fiets. Het personeelsuitje is een van de meest voor de hand liggende. - Het personeelsblad kan aandacht aan de fiets b e s t e d e n . Mogelijkheden: de fietser van de maand; de fietstip van de maand; fietsbelevenissen etc. - De presentatie van gerealiseerde voorzieningen: feestelijk, opvallend. - Het vervaardigen en verspreiden van fietsroutes naar en rond het bedrijf
Fietsclubs van medewerkers stimuleren Sponsoring van de wielersport Ten slotte kan de directie een belangrijke voorbeeldfunctie bekleden en de status van de fiets verhogen door zelf op de fiets te komen.
43
ADRESSEN, TELEFOONNUMMERS A CHTERGRONDLITERA TUUR 10.1. Algemeen
EN
woon-werkverkeer
- Handboek woon-werkverkeer plus bijlage Wegwijzer woon-werkverkeer; Ir. R.W. Meilof; COB/ SER 1991 - Vervoermanagement van bedrijven en instellingen; H. Kaptein; Werkgroep '2Duizend, Amersfoort 1991 - Woon-werkverkeer in schone banen; F. Tuinstra; FNV, Amsterdam 1990 - Aktieradius, vierwekelijkse nieuwsbrief over vervoermanagement. Utrechtseweg 64, 3704 HE Zeist. Tel.: 03404- 58908 10.2. Fiets en overheid - Masterplan Fiets, Ministerie van Verkeer en Waterstaat 1991. Te bestellen bij de projectgroep Masterplan Fiets, Rijkswaterstaat, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag. Telefoon: 070-3744548/3744159 10.3. Fiets en bedrijf - Meer fietsen bij bedrijven; waar, hoeveel en wat kost het? doctoraal scriptie verkeer- en vervoerseconomie, 1991; Frank Goudsblom. Te bestellen bij RWS Dienst Verkeerskunde, Postbus 1031, 3000 BA Rotterdam. Telefoon: 010-4026771 10.4.
Infrastructuur
- Handboek Fiets Amsterdam; André Guit, Clasien Slebos. Projektbureau Fietsersbond enfb Amsterdam, 1991. - Wegwijzer Fietsvoorzieningen; CROW Ede, 1990 - Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs (ONRI), Koninginnegracht 22, 2514 AB Den Haag, tel.: 0703630756 (voorlichting over in verkeer gespecialiseerde bureaus) - Fietsersbond enfb, Postbus 3440 DD, Woerden. Tel.: 03480-23119
10.5. Produktinformatie - Consumentenbond, Leeghwaterplein 26, 2521 CV Den Haag. Tel.: 070-3806644 - Fietsbellijn: 03480 - 16250 ( woensdag en donderdag van 10.30-16.00 uur). De Fietsbellijn is de informatietelefoon van het servicebureau van de Fietsersbond enfb. Men kan hier terecht met vragen op het gebied van fietsen, fietsaccessoires en fietsvoorzieningen. Het servicebureau doet ook onderzoek naar fietsprodukten als vouwfietsen, verzekeringen, stallingen etc. 10.6. Fietsbranche - BOVAG-RAI, afdeling tweewielerbedrijven. Contactpersonen: De heer Everlo, telefoon: 03405-95211, of de heer L. Pellen, telefoon 070-3836359 (voor informatie over mogelijke samenwerking en contracten met de fietsdetailhandel). - NCBRM (bond van christelijke rijwielherstellers), Treubstraat 25, 2288 EH Rijswijk. Tel.: 070-3955183 - Stichting Fiets, Europaplein 2, 1078 GZ Amsterdam. Tel.: 020-5491212 10.7. Fietslease - ANWB, Postbus 93200, 2509 BA Den Haag. F.Smit, tel.: 070-3146446 of J.de Haas 070-3146934 - Du Nord, Keizerstraat 27, 2584 BA Den Haag. Tel. 070-554060 10.8. Fiets en Openbaar Vervoer - Fiets en Trein, huren, meenemen, versturen en stallen. NS 1991. Verkrijgbaar aan alle stationsloketten. - NS, Pauline Lucassen, stafmedewerker voor-, en natransport. Moreelsepark 1, 3511 EP Utrecht. Tel.: 030-353615
45
BIJLAGE: hoeveel
werknemers
kunnen op de
fiets?
Voor een bedrijf dat het fietsen in het woon-werkverkeer wil stimuleren is het van belang een indicatie te hebben van de aantallen werknemers die op de fiets naar het werk (kunnen) komen. Deze aantallen zijn uiteraard per bedrijf verschillend, en met name afhankelijk van de afstand die de werknemers gemiddeld van het bedrijf af wonen. Daarnaast zijn ze (in beperkte mate) afhankelijk van het type bedrijf. De methodiek die hier gepresenteerd wordt om het aantal potentiële fietsers bij een bedrijf te berekenen, is gebaseerd op vergelijking met gelijksoortige bedrijven. Gegevens daaromtrent zijn afkomstig van een TNO-enquête bij 26 bedrijven met in totaal ca. 2500 werknemers. Op basis van deze gegevens is een aantal zgn. bedrijfstypen vastgesteld, waarvan de belangrijkste zijn: Bedrijfstype 1 : ruimteëxtensieve industrie Bedrijfstype 3 : kantoren handel en industrie Bedrijfstype 7 : kantoren zakelijke dienstverlening Bedrijfstype 8 : kantoren overheid Bedrijfstype 10: publieke voorzieningen Per bedrijfstype is per afstandsklasse (klasse waarin de afstand tussen woning en bedrijf valt; er zijn 4 afstandklassen : < 5 km, 5-10 km, 10-15 km en > 1 5 km) bekend welke percentages van de werknemers fietsen. Deze gegevens zijn opgenomen in de tabellen 1 t/m 4 (per afstandsklasse een tabel). De te volgen methodiek is de volgende. Als een bedrijf tot een bepaald type behoort wordt aangenomen dat het percentage werknemers dat per afstandsklasse fietst (in het woon-werkverkeer) vergelijkbaar is met het percentage dat voor dat bedrijfstype geldt volgens de TNO-gegevens. Wat veelal wel per bedrijf, ook binnen de bedrijfstypen, verschilt zijn de aantallen werknemers per afstandsklasse. Door nu de aantallen werknemers per afstandsklasse te vermenigvuldigen met het percentage werknemers waarvan verwacht wordt dat ze zullen (gaan) fietsen, verkrijgt men een waarde van het aantal fietsers bij het bedrijf per afstandsklasse. Het totale aantal mogelijke fietsers verkrijgt men door de aantallen van de vier klassen bij elkaar op te tellen. Bij het 'schatten' van het percentage van de werknemers die (gaan) fietsen, kunnen volgens de tabellen 1 t/m 4 nog verschillende scenario's worden gekozen. Deze scenario's
vertegenwoordigen verschillende 'ambitieniveaus'. Het laagste ambitieniveau volgens de tabellen is het 'minimum'. Dit geeft de ondergrens aan van het aantal fietsers voor de diverse bedrijfstypen. Het hoogste ambitieniveau is uiteraard het 'maximum'. Daartussenin zit het 'gemiddelde'. Het ambitieniveau kan vrij per bedrijf worden gekozen en is slechts afhankelijk van wat men bij het bedrijf, waarvoor men de berekening uitvoert, denkt te kunnen bereiken. Hoort een bedrijf niet tot een bepaald bedrijfstype, dan kan het beste het gemiddelde van alle bedrijfstypen worden gekozen als leidraad voor de berekening. Tot slot een voorbeeld. Stel een bedrijf van het type 7 heeft 200 werknemers met de volgende verdeling van de afstandsklassen: - 80 werknemers wonen minder dan 5 km van het bedrijf; - 60 werknemers wonen tussen 5 en 10 km van het bedrijf; - 40 werknemers wonen tussen 10 en 15 km van het bedrijf; - 20 werknemers wonen meer dan 15 km van het bedrijf. Bij inzet op het laagste ambitieniveau is het aantal fietsers waarop wordt gerekend te berekenen uit: 80x0.43 (tabel 1, bedrijfstype 7) + 60x0.16 (tabel 2) + 40x0.15 (tabel 3) + 20x0.0 (tabel 4) = 50 Voor het gemiddelde en het hoogste ambitiniveau zijn deze aantallen resp. 66 en 87 (fietsers).
Bedrijfstype
Minimum [%]
Maximum [%]
Gemiddeld [%]
1
33
75
48
3
36
64
41
7
43
52
49
8
33
100
66
10
13
57
60
Alle
13
100
55
Tabel 1. Procentuele bijdragen van de fiets in het woonwerkverkeer voor de afstandsklasse < 5 km
47
Bedrijfstype
Minimum [%]
Maximum [%]
Gemiddeld [%]
1
31
50
39
3
27
54
38
7
16
50
29
8
19
79
44
10
10
72
48
Alle
10
79
41
Tabel 2. Procentuele bijdragen van de fiets in het woonwerkverkeer voor de afstandsklasse 5-10 km
Bedrijfstype
Minimum [%]
Maximum [%]
Gemiddeld [%]
1
0
20
15
3
0
12
10
7
15
33
23
8
7
22
15
10
0
57
35
Alle
0
57
15
Tabel 3. Procentuele bijdragen van de fiets in het woonwerkverkeer voor de afstandsklasse 10-15 km
Bedrijfstype
Minimum [%]
Maximum [%]
Gemiddeld [%]
1
0
7
4
3
0
2
1
7
0
9
3
8
2
10
5
10
0
31
8
Alle
0
31
3
Tabel 4. Procentuele bijdragen van de fiets in het woonwerkverkeer voor de afstandsklasse > 1 5 km
Redactie: Fietsersbond enfb Dienst Verkeerskunde Werkgroep '2Duizend. Projectgroep Masterplan Fiets Vormgeving en produktie: Koninklijke Van Poll Fotografie: Peter van Mulken Gé Dubbeldam (voorpagina)
Colofon Een uitgave van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat. Hoofdafdeling Infrastructuur en Verkeer (I). Distributie: Directie Voorlichting, Documentatie en Bibliotheek. Postbus 20901, 2500 EX DEN HAAG. Tel.: 070-3517086/3517049. V&W/RWS/013/92.