ministerie van verkeer en waterstaat directie algemene zaken en kabinet
•t
1
INVENTARIS van het archief van de NEDERLANDSE AFDELING van de INTERNATIONALE COMMISSIE TOT REGELING VAN DE AFWATERING VAN VLAANDEREN 1890-1922
J. GAILLARD 1986
ministerie van veiiceer en waterstaat directie algemene zaken en kabinet
INVENTARIS van het archief van de NEDERLANDSE AFDELING «an de INTERNATIONALE COMMISSIE TOT REGELING VAN DE AFWATERING VAN VLAANDEREN 1890 - 1922
J . GAILLARD 1986
•'.faMj^uJ''~JSf"
IRERNR.
/
/
^'jélé
(^5250
I
[DATUM
'
1
icPjoi' m \ | F L cOföó
Ho:.'>•:J;i-i.f:CD V. d. Wstsrstaat
^
75y& A A 's-Gravemfiage
t
- 1 -
INHOUDSOPGAVE blz. INLEIDING
2
GESCHIEDENIS
2
VERANTWOORDING
6
Noten
7
Bijlage
8
Samenstelling van de Nederlandse Afdeling
I N V E N T A R I S STUKKEN VAN ALGEMENE AASD
9
VERGADERINGEN
9
STOKKEN BETREFFENDE BIJZONDERE ONDERWERPEN
9
SAMENSTELLING
9
ARCHIEFBEHEER
10
CONTACTEN MET DE BELGISCHE AFDELING
10
INVENTARISEREND ONDERZOEK
11
TUSSENTIJDSE RAPPORTAGE
13
CONTRADICTOIR TERREINONDERZOEK
13
ONDERZOEK VERLANDING BRAAKMAN
16
OPSTELLEN VAN EEN ONTWERP-OVEREENKOMST
16
DOCUMENTATIE
16
Index
19
- 2 INLEIDING GESCHIEDENIS Een van de problemen, die na 1830 waren ontstaan door de afscheiding van België, was de regeling van de afwatering in het Zeeuws-Vlaamse grensgebied. In het eindverdrag met België, het Tractaat van Londen van 19 april 1839, werd in artikel 8 gesteld, dat de waterlozing van Vlaanderen in een afzonderlijke overeenkomst tussen België en Nederland geregeld zou worden. Verwezen werd naar het Tractaat van Fontainebleau van 8 november 1785, waarbij het Oostenrijkse ultimatum om de Schelde voor de scheepvaart open te krijgen was afgekocht. Artikel 6 van het verdrag van 1785 bepaalde, dat er een gemeenschappelijke regeling zou moeten komen ten einde overstromingen te voorkomen. Uiteindelijk werd door het sluiten van de Overeenkomst van Gent op 20 mei 1843 de regeling van de afwatering van Vlaanderen een feit. In de loop der jaren bleek, dat deze regeling niet voldeed. De grenspolders, de zogenaamde polders-mixtes, waren aan het toezicht van hoger gezag onttrokken en vormden voor wat de waterhuishouding betreft als het ware een soort niemandsland. Om hier een oplossing voor te vinden werd in 1875 door de Belgische en Nederlandse regering de Internationale Commissie tot regeling der polders-mixtes ingesteld. Doordat bij het ontwerpen van een reglement misverstanden rezen, heeft deze commissie haar werkzaamheden niet kunnen afrondenl). In 1885 kwam het de Gedeputeerde Staten van Zeeland wenselijk voor om toch tot een regeling van de polders-mixtes te komen met inbegrip van de sedert 1843 sterk gewijzigde afwatering van Vlaanderen. In een schrijven verzochten de Gedeputeerde Staten aan de Nederlandse regering pogingen aan te wenden om de Belgen van de noodzaak hiervan te overtuigen^). Omdat de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken, jonkheer mr. A.P.C, van Karnebeek, vreesde, dat België moeilijk te weerstreven eisen zou kunnen stellen, had hij behandeling van dit verzoek achterwege gelaten. Hij baseerde deze mening op ervaringen uit de tijd, toen hij nog het ambt van Commissaris der Koning iri de provincie Zeeland bekleedde^). Nadat Van Karnebeek door jonkheer C. Harsten was opgevolgd als Minister van Buitenlandse Zaken, werd contact gezocht met de Belgen. Dit had tot resultaat, dat België instemde met de instelling van een Internationale commissie tot regeling van de afwatering van Vlaanderen. Bij Koninklijk Besluit van 19 november 1890, Staatsblad nr. 73, werden de commissarissen van de Nederlandse Afdeling benoemd. Het Belgische Koninklijk Besluit is gedateerd op 26 december van datzelfde jaar.
- 3 De opdracht die de Nederlandse Afdeling meekreeg, was tweeledig. Ten eerste zou in samenwerking met de Belgische leden een onderzoek ingesteld moeten worden naar de toestand van de afwatering van Vlaanderen en een voorstel gedaan moeten worden, hetzij tot wijziging van de Overeenkomst van Gent, hetzij tot het sluiten van een nieuwe overeenkomst. Hierbij zou de afwatering opnieuw geregeld en de belangen van de beide landen aan de bestaande toestand getoetst moeten worden. Ten tweede zou een regeling ontworpen moeten worden voor het beheer van de in Nederland en België gelegen polders. Dit tweede gedeelte van de taak was tot dan toe opgedragen aan de eerder genoemde Internationale Commissie tot regeling der polders-mixtes, die was opgeheven bij Koninklijk Besluit van 19 november 1890, Staatsblad nr. 72. De Nederlandse Afdeling kon zich in de werkzaamheden laten bijstaan door de arrondissements-ingenieur te Terneuzen en door de ingenieur van de Provinciale Waterstaat eveneens te Terneuzen. In de eerste jaren bleven de contacten tussen de Belgische en de Nederlandse Afdeling beperkt tot schriftelijke informatie-uitwisseling. Pas onder het voorzitterschap van J.C. de Marez Oyens kon in 1907 voor het eerst een gemeenschappelijke vergadering worden belegd. Voor die tijd had de Nederlandse Afdeling zich slechts bezig gehouden met de inventarisatie van de problemen. In de tweede vergadering van de Nederlandse Afdeling van 16 mei 1891 werd besloten het voorlopig rapport van de leden Hooff en Hogerwaard omtrent de toestand van de kunstwerken zoals die in artikel 38 van de Overeenkomst van Gent waren opgesomd te laten circuleren^) . in december van datzelfde jaar verscheen aan de hand van Hogeraard de "Nota omtrent de afwatering van Vlaanderen". Hierin heeft hij het verschil weergegeven tussen de toestand van de afwatering uit 1843 en de op dat moment bestaande toestand^). De aanstelling van de civiel-ingenieur A.Th. Baert volgende hierop. Deze functionaris werd belast met het onderzoek van de oostelijke waterleiding, waarover in mei 1893 en in februari 1894 werd gerapporteerd^). In augustus 1894 verschafte de toenmalige voorzitter W. Six aan de minister van Waterstaat inlichtingen omtrent de stand van zaken. Naar aanleiding hiervan ontving Six een reeds in 1892 door Hogerwaard opgestelde "Memorie"6). Over deze "Memorie" ontstond een meningsverschil tussen Hogerwaard en het in november 1894 nieuw benoemde lid Bekaar. Volgens de eerste zou België kunnen eisen, dat Nederland het onderhoud van de afwatering en de kosten
- 4 hiervan op zich zou nemen. Bekaar kon zich met deze zienswijze niet verenigen en Nederland zou naar zijn mening dan ook niet nalatig zijn in de uitvoering van de overeenkomst, In februari 1895 werd hierover het oordeel van de Nederlandse regering gevraagd?), uit het antwoord van 8 juni 1899 bleek, dat de Nederlandse Afdeling zich op het standpunt diende te stellen, dat de reeds in 1843 bestaande waterleidingen door de onderhoudsplichtigen verzorgd moesten worden onder toezicht van het provinciaal bestuur, terwijl het oppertoezicht bij de Koningin berustte8)_
De benoeming van J.C. de Marez Oyens tot voorzitter in 1905 zorgde voor een opleving van de Nederlandse Afdeling. Op verzoek van de nieuwe voorzitter werd G. van der Meulen benoemd tot secretaris. Hij kreeg mede tot taak om bij de totstandkoming van een nieuwe regeling voor de afwatering van Vlaanderen te assisteren. In 1907 werd in een vergadering van de Nederlandse Afdeling en een paar maanden later ook in de eerste gezamenlijke vergadering van de Internationale Commissie besloten tot het doen van het zogenaamde contradictoir terreinonderzoek: het gemeenschappelijk opnemen van de terreinomstandigheden door zowel een Nederlands als een Belgisch ingenieur. De rapportage volgende in oktober 1909 en in januari 1911°). Hiervan kon dankzij de medewerking van de Nederlandse regering de uitwerking in gedrukte vorm verschijnen^O). Vooral de kaarten, die als bijlagen bij deze gedrukte nota's behoren, geven een duidelijk beeld van de afwateringstoestand zowel ten tijde van het afsluiten van de Overeenkomst van Gent in 1843, als in de periode (ca. 19081912) van het contradictoir Terreinonderzoek. In de vergadering van de Internationale Commissie van 23 september 1912 heeft de Nederlandse Afdeling de nota "Beginselen voor de herziening van het Verdrag van 1843" ingebracht. Deze nota is besproken en in principe goedgekeurd, zodat deze als leidraad zou kunnen dienen bij de verdere werkzaamheden. Tevens zijn in diezelfde vergadering een administratieve en een technische subcommissie ingesteld om de rapporten inzake het contradictoir terreinonderzoek te controleren en aan te vullen. De Technische Subcommissie heeft in juni 1913 gerapporteerd inzake de zienswijze van de betrokken polderbesturen omtrent de mogelijkheid van afdamming van de poldersmixtesll). De werkzaamheden waren nu zo ver gevorderd, dat alle aandacht gericht kon worden op het ontwerpen van een nieuwe overeenkomst. Maar voordat het overleg hierover goed en wel op gang kon komen, maakte het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een einde aan alle aktiviteiten van de Internationale Commissie.
- 5 Gezien de tijdomstandigheden werd er zelfs vanaf gezien de opengevallen plaatsen op te vullenl2)^ Nocht de Nederlandse Afdeling, noch de Internationale Commissie is ooit weer bijeengekomen. Toen in 1922 Van der Meulen op eigen verzoek uit de functie van secretaris werd ontheven, ging het Ministerie van Buitenlandse Zaken er mee akkoord, dat het archief van de Nederlandse Afdeling van de Internationale Commissie tot regeling van de afwatering van Vlaanderen aan het Ministerie van Waterstaat in bewaring werd gegevenl3)^
- 6
VERANTWOORDING Het archief is in eerste instantie beschreven door mevrouw J.C. Hannema. Noodgedwongen is deze taak overgegaan op ondergetekende. Bescheiden zijn door hem samengevoegd en de beschrijvingen hebben hun definitieve vorm gekregen. Het archief is niet in geordende staat aangetroffen. Wel waren de stukken inzake de plenaire commissie en de Nederlandse Afdeling gescheiden geborgen. Bij de ordening van de beschrijvingen is uitgegaan van een indeling van algemeen naar bijzonder, waarbij de diverse onderdelen van de taakuitoefening door de Nederlandse Afdeling bepalend zijn geweest. In een apart hoofdstuk is de aangetroffen documentatie ondergebracht. Behoudens dubbelen zijn geen stukken vernietigd. De lengte van het archief bedraagt thans een halve meter. Een index op persoonsnaam sluit de inventaris af.
oktober 1986
Jill Gaillard
- 7 NOTEN 1) Zie inv. nr, 3. 2) Brief van de G.S. Zeeland aan de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 18/25 september 1885, nr. 4606/4, 2e Afd.; Archief Wst. A, l-lUB, doos 2281. 3) Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Minister van W. H. en Nij. van 20 juli 1888, nr. 6505, 2e Afd.; Archief Wst. A, 1-lllB, doos 2281. 4) Zie inv. nr. 18. 5) Zie inv. nr. 22. 6) Zie inv. nr. 29 en 30. 7) Zie de notulen van de 5e vergadering, inv. nr. 1. 8) Zie inv. nr. 24. 9) Zie inv. nr. 33. 10) Zie inv. nr. 39-44. 11) Zie inv. nr. 38. 12) Zie port. nr. 1, doos 2657; Archief Ministerie van Waterstaat, 19061929. 13) Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Minister van Waterstaat van 15 maart 1922, letter DEZ, nr. 5084; Archief Minister van Waterstaat, 1906-1929, port. nr. 1, doos 2657.
- 8 -
Bijlage
Samenstelling van de Nederlandse Afdeling.
ir»
a\
co
00
TOOBZITTERS J . P . E . Tak Ton P o a r t r l l a t tf. S i s A.P.C, van Kmrbabaalc J.C. da KaxAs Cyena A..A. Bakaar
Q o o\
o CM
o
^
m
C<J Ov
feb
1 t
^ i
1 d( c .
1 co.l ^ II
•
n KV,
^ . (k 1. 1 -»i«-
IIIBS ciOD
0pn.
TJThieW
1d( c.
J . P . J . Butaux H.X. da Brui^ J.E.C. Hajaa M.B.0. H o g a m a r d l . van Eooff L.J.H. TBS V a e a b a r ^ Janaaai\a J.k. Taa Roopu 0 . Tan dar Maulan E.A.0. da Caaam'broot J . C . Baoaar J . A . J . Siteaobar Zipao H. Taa Oordt
nc i 16 3 . '
| f
il>.
iEEEfll 1de 0.
••••
14'
?• .
101 ••
tagi
de 3 .
3k
1d " 1oWt.
c
'téi rt
.[
'C<
dl 0
k11
M M
- 9 -
STOKKEN VAN ALGEMENE AARD VERGADERINGEN
1.
Notulen van de vergaderingen.
, feb. 1891 - mei 191A 1 omslag.
2.
Convocatiebrieven.
jan. 1891 - apr. 1914 1 omslag.
3.
Tekst houdende h e t openingswoord van v o o r z i t t e r J.C. de Marez Oyens u i t gesproken in de v e r g a d e r i n g op 19 j u n i 1906 t e Middelburg. gedrukt.
j u n i 1906 1 stuk.
4.
Brief van de voorzitter aan de secretaris, waarin wordt gevraagd aan de leden mee te delen, dat "wegens de tijdomstandigheden" voorlopig geen vergaderingen zullen worden uitgeschreven; met de desbetreffende minuut-brief aan de leden.
aug. 1914 1 stuk.
STOKKEN BETREFFENDE BIJZONDERE ONDERWERPEN SAMENSTELLING 5.
Stukken betreffende de samenstelling van de Nederlandse Afdeling. mrt. 1890 - okt. 1912 1 omslag.
6.
Stukken betreffende de benoeming tot en het ontslag van mr.dr. G. van der Meulen als secretaris.
juni-aug. 1906, jan. 1922 1 omslag.
- 10 ARCHIEFBEHEER 7.
Brief van oud-voorzitter W. Six aan A.P.C. Karnebeek, waarbij hij zijn archief, bestaande uit een portefeuille met een rol kaarten, aanbiedt, dec. 1899 1 stuk, N.B. De genoemde bescheiden zijn niet aangetroffen.
8.
Register aangelegd door J.C. de Marez Oyens houdende "Index van A. Stukken van - of betreffende de Internationale Commissie voor het ontwerpen van eene regeling voor het beheer der in Nederland en België gelegen polders, B. Stukken van - of betreffende de Internationale Commissie voor de afwatering van VLAANDEREN en het beheer der gemengde polders". (c. 1906) 1 katern.
9.
Register van ingekomen en uitgaande stukken, losbladig. 1908 - 1922 3 stukken.
N.B. Dit register is niet volledig. 10.
Plaatsingslijst van: "A. boekwerken behorende tot het archief, B. gegevens en bescheiden behorende tot het archief, C. tekeningen behorende tot het archief". (c. 1922) 1 stuk,
CONTACTEN MET DE BELGISCHE AFDELING 11.
Correspondentie inzake de pogingen om de leden van de Belgische en de Nederlandse Afdeling in een gezamenlijke vergadering bijeen te brengen, mei 1891 - nov. 1892 1 omslag.
11 12.
Stukken betreffende de benoeming van de leden van de Belgische Afdeling, jan. 1891 - jan. 1913 1 omslag.
13.
Notulen van de plenaire vergaderingen van de Internationale Commissie; met bijbehorende correspondentie.
sept. 1907 - juli 1914 1 omslag.
INVEHTARISEREND ONDERZOEK 14.
Brieven, waarin J.P.J. Buteux zijn kennis van en zijn mening over de afwateringskwestie weergeeft.
dec. 1890 - jan. 1891 3 stukken.
15.
Stukken betreffende archivalia inzake de afwatering van Vlaanderen berustende bij andere instellingen en de raadpleging daarvan. jan. 1891 - dec. 1908 1 omslag. N.B. Zie ook inv. nr. 8.
16.
Staat van de toestand van de kunstwerken, die in artikel 38, alinea 4, van de Overeenkomst van 1843 zijn opgesomd, ondertekend door M.B.G. Hogerwaard.
mrt. 1891 1 katern.
N.B. De bijbehorende brief van 14 maart 1891 is niet aangetroffen. 17.
Correspondentie tussen J.P.R. Tak van Poortvliet en M.B.G. Hogerwaard inzake de door Tak van Poortvliet opgeworpen ideeën omtrent de afwateringskwestie.
mrt. - apr..l891 1 omslag.
18.
"Nota omtrent de afwatering van Vlaanderen", op 1 december 1891 door M.B.G. Hogerwaard opgesteld; gedrukt exemplaar met de bijbehorende correspondentie,
apr. - juni 1892 1 omslag.
- 12 19. Minuut-brief van waarnemend-voorzitter W. Six aan het College van Gedeputeerde Staten van Zeeland houdende het verzoek tot aanwijzing der onderhoudsplichtigen van de waterleidingen; met bijlage. mei 1892 2 stukken. 20.
Stukken betreffende de aanstelling van de civiel-ingenieur A.Th. Baert in dienst van de Nederlandse Afdeling ten behoeve van de opnemingen inzake de afwatering van Vlaanderen.
juni 1892 - okt. 1893 1 omslag.
21.
Correspondentie tussen W. Six en A. van Hooff inzake de vordering van de werkzaamheden van A.Th. Baert.
mrt. 1893, jan. 1894 4 stukken.
22.
Brieven van A. van Hooff aan H.E. de Bruijn en M.B.G. Hogerwaard, waarbij worden aangeboden de rapporten van het onderzoek inzake de oostelijke waterleiding, uitgevoerd door J. Nelemans bijgestaan door A.Th. Baert.
mei 1893 - feb. 1894 1 omslag,.
23.
Brief, waarin J.A.J. Sibmacher Zijnen informatie geeft, omtrent de sluizen in Gent en de afwatering van de St. Fran^oispolder; met kaarten. dec. 1893 1 omslag.
24.
Correspondentie inzake het verzoek aan de regering om nadere instructie inzake de zorg voor het onderhoud der afwateringen en de scheiding der zg. "polders mixtes".
jan. 1895 - juni 1899 1 omslag.
25.
Notitie (van A.P.C, van Karnebeek) inzake de werkzaamheden over de periode 1891-1894.
(c. 1899) 1 stuk.
26.
Brief van oud-voorzitter A.P.C, van Karnebeek, waarbij een exemplaar van de krant "Zelandia" wordt aangeboden, waarin is opgenomen een artikel inzake de vordering der werkzaamheden van de commissie. mrt. 1906 2 stukken.
- 13 27.
Nota-wisseling tussen J.C. de Marez Oyens enerzijds en G. van der Meulen, M.B.G. Hogeraard en A.A. Bekaart anderzijds inzake de wijze waarop de werkzaamheden hervat moeten worden. jan. - mei 1907 1 omslag.
28.
Brief, waarin J. Lely informatie geeft omtrent de sluizen in Gent; met kaart.
sept. 1910 2 stukken.
TUSSENTIJDSE RAPPORTAGE
29.
Minuut-brief aan de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, waarin W.. Six inlichtingen verschaft omtrent de stand van zaken; met bijlagen.
aug. 1894 3 stukken.
30.
Brief aan W. Six, waarin M.B.G. Hogerwaard adviseert zijn "Memorie over de afwatering van Vlaanderen" van 19 november 1892 aan de regering te overleggen; met de daarop aansluitende correspondentie en de nota van A.A. Bekaar houdende aan- en opmerkingen inzake de memorie. sept. 1894 - jan. 1895 1 omslag. N.B. De memorie is slechts in een naderhand gedrukte versie aanwezig.
COMTRADICTOIR TERREINONDERZOEK 31.
Correspondentie inzake de aanwijzing door de Minister van Waterstaat van de adjunct-ingenieur J. Lely voor het verrichten van het contradictoir terreinonderzoek.
juli - dec. 1907 1 omslag.
32.
Stukken betreffende het opstellen van de instructie voor de ingenieurs, die zijn belast met het contradictoir terreinonderzoek. okt. 1907 - feb. 1908 1 omslag.
- 14 33.
Correspondentie inzake de werkzaamheden en de rapportage hieromtrent van J. Lely en zijn Belgische collega's.
mei 1908 - juni 1912 1 pak.
3A. Minuut-brief van A.A. Bekaar aan de Minister van Buitenlandse Zaken houdende het verzoek tot machtiging om de rapporten van J. Lely en zijn Belgische collega's te laten drukken; met de daarop binnengekomen machtiging.
feb. 1912 2 stukken.
35.
Notulen van de gecombineerde vergadering van de administratieve en technische subcommissie, die zijn belast met de uitwerking van de rapporten van J. Lely c.s.; met bijlagen.
okt. 1912 1 omslag.
36.
Proces-verbaal, opgemaakt door J.A.J. Sibmacher Zijnen en E.A.0. de Casembroot, van de bijeenkomst met de ontvangers-griffiers van de Nederlandse waterschappen, die grensoverschrijdend afwateren; met bijlagen.
nov. 1912 1 omslag.
37.
Staat van de door de administratieve subcommissie verzamelde gegevens inzake de gronden die grensoverschrijdend afwateren; met bijlagen. dec. 1912 - juli 1914 1 omslag.
38.
Rapport van de technische subcommissie inzake de zienswijze van de betrokken polderbesturen in het geval van afdanming van de grensoverschrijdende afwateringen.
juli 1913 1 katern.
39-44.
Gedrukte nota's A - F houdende de "Uitkomsten van de terreinopnemingen en verdere onderzoekingen langs de Nederlandsch-Belgische grens"; met bijlagen en kaarten.
apr. 1912 - apr. 1913 6 omslagen.
- 15 39. A. Gedeelte van het voormalig Zwin (grenspaal no. 369) tot aan de Clarapolder (grenspaal no. 326).
apr. 1912.
40. B. Gronden, behoorende tot de Isabellawatering; van den Clarapolder (grenspaal no. 326) tot aan de St. Albertpolder (ongeveer grenspaal no. 317).
1912.
41. C. Afwatering door het Kanaal van Gent naar Terneuzen . - Afwatering door de Langeleede. - Rijkswaterleidingen wederzijds het Kanaal van Gent naar Terneuzen.
sept. 1912.
N.B. De bijbehorende kaarten ontbreken. 42. D. Gronden, ter linker- of westzijde van het Kanaal van Gent naar Terneuzen, waarop de artikelen 8-12 van de overeenkomst van 1843 betrekking hebben; van den St. Albertpolder (ongeveer grenspaal no. 317) tot aan het genoemde Kanaal (grenspaal no. 309). okt. 1912. 43. E. Gronden, ter rechter- of oostzijde van het Kanaal van Gent naar Terneuzen, waarop artikel 5 van de overeenkomst van 1843 betrekking heeft; van het genoemde Kanaal (grenspaal no. 308) tot aan de straatweg van Hulst naar St. Nicolaas (grenspaal no. 279). dec. 1912. 44. F. Gronden, ter rechter- of oostzijde van het Kanaal van Gent naar Terneuzen, waarop artikel 5 van de overeenkomst van 1843 betrekking heeft;
van den straatweg van Hulst naar St. Nicolaas (grenspaal
no. 279) tot aan den Groot Kieldrechtpolder (grenspaal no. 273). Gronden, ter rechter- of oostzijde van het kanaal van Gent naar Terneuzen, waarop de artikelen 6 en 7 van de overeenkomst van 1843 betrekking hebben; van den Groot Kieldrechtpolder (grenspaal no. 273) tot aan de Schelde (grenspaal no. 269A). apr. 1913. 45.
Correspondentie inzake de wijzigingen van en de aanvullingen op de gedrukte nota's A - F.
apr. 1912 - juli 1914 1 omslag.
- 16 ONDERZOEK VERLANDING BRAAKMAN 46.
Stukken betreffende de afwatering door de Isabellasluis in verband met de verlanding van de Braakman en de voorgenomen bedijking; met kaarten. mei 1909 - nov. 1912 1 omslag.
OPSTELLEN VAH EEN ONTWERP-OVEREENKOMST 47.
Stukken betreffende het opstellen van schets-ontwerpen ter vervanging van de Overeenkomst van 1843.
feb. 1909 - dec. 1910 1 omslag.
48.
Brief van de Minister van Waterstaat houdende het verzoek om bij het opstellen van het ontwerp-verdrag er rekening mee te houden, dat de Zwarte Brug in de Canisvlietpolder vervangen wordt door buizen. dec. 1912 1 stuk.
49.
Stukken betreffende het voorstel van de Nederlandse Afdeling inzake de grondbeginselen die bij herziening van de Overeenkomst van 1843 gehanteerd kunnen worden.
sept. 1912, juni 1914 1 omslag.
DOCDMENTATIE 50.
Staat houdende de hoogten van de verkenmerken boven het Amsterdams Peil volgens de Eerste en Tweede Waterpassing ter bepaling van de gemiddelde hoogte van de kerk te Roode Sluis; met verwijzing naar de nummers van de betreffende kunstwerken, waaronder die in artikel 4 van de Overeenkomst van 1843 zijn opgenomen.
z.d. 1 stuk.
51.
Uittreksels van diverse internationale verdragen inzake de afwatering van Vlaanderen.
1785-1902 1 omslag.
- 17 52.
Description de 1'écoulement actuel des eaux des Flandres et des modifications apportées è la convention conclue entre la Hollande et la Belgique, Ie 20 mai 1843. afschrift
z.d. '
53.
1
stuk.
Convention du 20 mai 1843 pour regier 1'écoulement des eaux Flandres (Bulletin officiel, no. LV). kopie
z.d. 1 katern.
54.
Reglement van policie voor de polders, (in de departementen der Schelde, 'der monden van de Schelde, der Lys, der twee Nethes, der monden van den Rhijn en van de Roer.) voorgeschreven bij Keizerlijk Decreet van 16 december 1811. Te Nijmegen, bij de wed. J.C. Vieweg en zoon. gedrukt.
1835 1 deel.
55.
Rapport van de secretaris-tresorier van de watering van Grevening houdende de "Beschrijving van alle de onderhoudingswerken ten laste der watering Grevening".
mrt. 1864 1 katern.
56-57.
Recueil de lois, arrêtés. règlements etc. concernant 1'administration des eaux et polders de la Flandre oriental, par M.J. Wolters. Gand, H. Hoste, libraire-éditeur, Rue des Champs. gedrukt.
1869, 1874 2 delen,
56. Tomé premier, troisième édition, revue, augmentée et completée jusqu'en 1874, par G. Wolters.
1874.
57. Tomé secound. troisième édition, revue, augmentée et completée jusqu'en 1869, par G. Wolters.
1969.
- 18 58.
Provinciale bladen van Zeeland houdende besluiten inzake aanvullingen op waterschapsreglementen, beheer en onderhoud van sluizen van de Kapitale Dam en het Polderreglement (incompleet).
1870 - 1894 1 omslag.
59.
Verzameling der meest in gebruik zijnde wetten en verordeningen inzake van beheer der Polders en gelijkaardige vereenigingen buiten de regelmatig ingerichte wateringen. Gent, druk F. en R. Buyck, Gebroeders.
(na 1898) 1 deel.
-19 Index naam
i n v . nr,
A.Th. Baert A.A. Bekaar H.E. de Bruijn J.P.J. Buteux E.A.0. de Casembroot M.B.G. Hogerwaard A. van Hooff A.P.C, van Karnebeek J. Lely J.C. de Marez Oyens G. van der Meulen J. Nelemans J.A.J. Sibmacher Zijnen W. Six J.P.R. Tak van Poortvliet
20, 21,, 22, 27 30, 34 22 14 36 16, 17, 18, 22,. 27, 30 21, 22 7, 25, 26 28, 31,, 33, 34 en 35 3. 8, 27 6, 27 22 23, 36 7, 19, 21. 29, 30 17.