rijkswaterstaat
ministerie van verKeer en waterstaat
-a»^-^=
TB&^r«
I i-iiSRaaw*^'
CONCEPT ONTWERPBELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING NZ - R -
88-10
REF. NR.
DATUM
SIGN.
PR:JO.
V]obb
^ C bS\0
^,rv^
FLO,00
K o o ' c ^ * d;o V. cl. V/atc::taat Kon!ng;kic!s 4 2596 A A 's-Gravenhage
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING
bid. Inhoudsopgave Samenvatting
1 «
2
1. Inleiding
4
1.1 Aanleiding tot uitbrengen beleidsplan 1.2 Gevolgen van calamiteuze verontreinigingen 1.3 Noodzaak tot bestrijding 1.4 Internationale samenwerking 1.5 Historie bestrijdingscapaciteit in Nederland 1.6 Doel en opzet van het beleidsplan 1.7 Procedures ^ 2. Overzicht verontreinigingen en mogelijke bestriidinasmethoden
4 4 5 5 5 7 7 8
2.1 2.2 2.3
Categorien verontreinigingen die voor bestrijding in aanmerking komen Beatrijdings methoden die in aanmerking komen. Bestrijdings methode die niet meer in aanmerking komt.
8 9 Il
3. Uitwerking in aanmerking komende bestrijdings methoden
12
3.1 3.2 3.3 3.4
12 12 13 14
Mechanisch dispersie methode Opruimen op kust/oever Verwijderen van de bodem De mechanische verwijderings methode
4. Uitwerking mechanische verwijderingsmethode voor bestrijding van olie verontreinigingen 15 4.1 4.2 4.3 4.4
Aannames bij de keuze bestrijdings materieel Effectieve kapaciteit Keuze van de gewenste kapaciteit. Mogelijkheden tot invulling van de gewenste kapaciteit.
15 17 17 19
5. Realisatie van de gewenste kapaciteit
21
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
21 21 22 23 24
Rijksschepen In te huren capaciteit Hulpmiddelen Stationering van het materieel Financiële consequenties
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING Samenvatting Het oliebestrijdingspotentieel is vanaf 1978 gebaseerd op het in drie dagen bestrijden van 30.000 ni^3 olie. Deze hoeveelheid kan uit een grote tanker stromen indien twee zijtanken t.g.v. een aanvaring beschadigen. Hierbij wordt er van uitgegaan dat van deze 30.000 m^3 olie, 50% op natuurlijke wijze verdwijnt door verdamping en natuurlijke dispersie. De kapaciteit van zowel de verwijderingsmethode als de chemische dispergeermethode moest voldoende zijn om deze verontreiniging te kunnen bestrijden. In 1981 is door de Tweede Kamer der Staten Generaal de motie Zijlstra/Lambers-Hacquebard aangenomen waarin wordt aanbevolen de bestrijdingskapaciteit te richten op een uitstroming van tenminste 60000 m3. Xn dit "beleidsplan olie en chemicaliën bestrijding op de Noordzee" wordt aangegeven wat, uitgaande van de te beschermen belangen,-de aard en omvang van het bestrijdingsmaterieel moet zijn en waar dit moet worden gestationeerd. In de eerste plaats zijn de mogelijke bestrijdingsmethoden geëvalueerd; en Voorts is een keuze gemaakt, met welke verontreiniging nog rekening gehouden dient te worden. Tenslotte is de optimale omvang en spreiding van het materiaal ingevuld Uit de analyse komt dat er ter vermindering van de gevolgen van een verontreiniging een kapaciteit aan materieel standby moet staan om 15.000 m3 olie in drie bestrijdingsdagen op te kunnen ruimen.(binnen deze kapaciteit moet tevens rekening worden gehouden met de bestrijding van drijvende chemicaliën). Rekening houdend met verdamping en dispersie kan hiermee afhankelijk van de windrichting en de afstand tot de kust een ramp waarbij 30.000 m3'olie vrijkomt in de meeste gevallen worden bestreden. Hierbij wordt ernaar gestreefd om de kosten zo laag mogelijk te houden. De chemische dispersie methode voldoet niet en zal om die reden dan ook niet meer standby worden gehouden. Uitgaande van de huidige stand van de techniek zijn olie, drijvende chemicaliën en gezonken chemicaliën verwijderbaar. Bij de overige chemicaliën (verdampers, oplossers) kunnen soms wel de gevolgen worden beperkt maar zullen de vrijgekomen acute verontreinigingen bijna altijd in het mariene milieu achter blijven. Een aantal bestrijdingsmaatregelen vereisen alleen maar een goede organisatie (b.v. evacueren e t c ) . De volgende methoden, die een zekere mate van investering vereisen om standby te hebben worden in dit beleidsplan nader uitgewerkt: -mechanisch verwijderen van het wateroppervlak; -verwijderen van de bodem; -verwijderen van de oever -mechanische dispersie; De gewenste kapaciteit wordt als volgt gerealiseerd:
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING
Met betrekking tot overheidsschepen bestaat de kapaciteit uit de Smal Agt, de Mitra en de Volans.(kapaciteit ca. 20% van de gewenste kapaciteit). Met betrekking tot baggerschepen bestaat de kapaciteit uit een tweetal RWS bagger + oliebestrijdings contracten (IJmond en Rijnmond contract) en 2 a 3 oliebestrijdings contracten met in Nederland aanwezige overige baggerschepen (kapaciteit ca. 80% van de gewenste kapaciteit). Het oliebestriidingsmaterieel bestaat uit 10 veegarmen, 7 mobiele hydraulische aandrijfsets, 1 offloadingset en 6 sets oliekerende schermen. Deze middelen worden over genoemde bestrijdings schepen verdeeld. Voor de planperiode is, voor het standby houden van de eerdergenoemde gewenste kapaciteit, een budget nodig van bijna 4 miljoen gulden per jaar op gesplist in uitgaven i.v.m. het remote sensing vliegtuig, proefnemingen, exploitatie schepen Rijk, contracteren baggerschepen e.d. Om de bestrijding adeguaat uit te kunnen voeren, inclusief de internationale verplichtingen zijn ca. 4 mensjaren per jaar nodig. Echter tijdens een calamiteit zijn adhoc veel meer mensen nodig
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 1. INLEIDING 1.1
Aanleiding tot uitbrengen beleidsplan
In het actieprogramma van de nota Harmonisatie Noordzeebeleid TK 17408, nr.33, is als actiepunt opgenomen:"Planvorming voor de bestrijding van olie- en andere verontreinigingen van de zee" (aktie punt 5). In dit "beleidsplan olie en chemicaliën bestrijding op de Noordzee" wordt dit beleid weergegeven. Uitgaande van de te beschermen belangen, wordt aangegeven wat de aard en omvang van het bestrijdingsmaterieel moet zijn en waar dit moet worden gestationeerd. In 1981 is door de Tweede Kamer der Staten Generaal de motie Zijlstra/Lambers-Hacquebard aangenomen waarin wordt aanbevolen de bestrijdingskapaciteit te richten op een uitstroming van tenminste 60000 m3. Voor de opstelling van het beleidsplan is een beleidsanalytische studie uitgevoerd. 1.2
Gevolgen van calamiteuze verontreinigingen
Calamiteuze verontreinigingen door olie of chemicaliën kunnen grote gevolgen voor het aquatische ecosysteem van de Noorzee hebben. Naast de directe effecten van olie en chemicaliën op organismen, kunnen er indirecte effecten optreden. Het dynamische evenwicht van een systeem kan door een calamiteit voor vele jaren worden verstoord. Bij de Torrey-Canyon ramp zijn bij de levensgemeenschappen in de getijdezone de verstoringen van zeer lange duur geweest. Pas na zo'n 10 jaar is op de meeste plaatsen de oude toestand weergekeerd. Op sommige plaatsen was dit ook na tien jaar nog niet het geval. Gebleken is dat de bestrijdingsmethode vergaande invloed kan hebben op de herstelduur. Soms is de economische schade groot (toerisme, visserij). Veel effecten zijn echter niet economisch kwantificeerbaar. Deze effecten hebben in de, beleidsafweging wel een rol gespeeld. De aard en omvang van de schade is sterk afhankelijk van de wijze, waarop een calamiteit tegemoet wordt getreden. Bij het laten drijven van een verontreiniging is er schade aan vogels, vislarven en viseieren mogelijk, alsmede aan de kust. Het in de waterkolom brengen van een verontreiniging kan, met name in stagnante waterbekkens plaatselijk tot hoge concentraties aan verontreiniging in de waterfase aanleiding geven en daardoor vissen, garnalen en planktonische organismen schade berokkenen. Niet alleen de grote calamiteiten veroorzaken schade aan het mariene milieu ook de kleinere verontreinigingen kunnen veel schade veroorzaken. Bij een lozing van minder dan 1 m^3 in de buurt van de Waddenzee, januari 1987, kwamen honderden vogels om.
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 1.3
Noodzaak tot bestrijding
Ondanks alle preventieve maatregelen blijft de mogelijkheid aanwezig dat zich op de Noordzee rampen voordoen. Ter beperking van de gevolgen van milieurampen wordt er veel belang aan gehecht om te komen tot een toereikende bestrijdingskapaciteit. Planvorming m.b.t. maatregelen die tot doel hebben de effecten te verminderen is van belang daar calamiteuze verontreinigingen door olie of chemicaliën grote gevolgen voor de kust, de recreatie en het aquatische ecosysteem van de Noorzee kunnen hebben. Het uitgangspunt is dat een verontreiniging indien dit^ technischmogelijk en zinvol is bestreden dient te worden . Het niet bestrijden van een eenmaal opgetreden olie of chemicaliën verontreiniging kan zeer grote gevolgen hebben zowel kwantifceerbaar (o.a. opruimen op de kust van aangespoelde verontreiniging) als niet kwantificeerbare milieu gevolgen. Tenopzichte van deze gevolgen zijn de kosten van een beperkte hoeveelheid bestrijdingskapaciteit betrekkelijk laag, nog afgezien van het feit dat een deel van deze kosten verhaald kunnen worden op de eventuele vervuiler. 1.4
Internationale samenwerking
In 1969 is te Bonn een overeenkomst voor de samenwerking, bij de signalering en de bestrijding van olie verontreinigingen, tussen de Noorzeestaten tot stand gekomen. Ter vervanging van de overeenkomst van Bonn 1969 is in 1983 een nieuwe overeenkomst tot stand gekomen. Dit verdrag voorziet ook in de samenwerking bij de bestrijding van zeeverontreiniging door andere stoffen dan olie. 1.5
Historie bestriidingscapaciteit in Nederland
Er zijn sinds de ramp met de "Torrey Canyon" verschillende methoden ontwikkeld om de olie op zee te bestrijden. Zo gebruikte de Rijkswaterstaat in de jaren 1970 tot 1977 met name de chemische dispergeer methode. Daarnaast werden de verbrandingsmethode en de zandbezinkmethode standby gehouden. Naast de Smal Agt waren een drietal schepen van de Directie Noorzee ingericht voor de chemische dispergeer methode.Sinds mei 1977 is het oliebestrijdingsvaartuig "Smal Agt" uitgerust met een mechanisch verwijderingssysteem. Na een experimentele fase is bij de oliebestrijdingsakties de operationele waarde van het systeem gebleken. De opgedane ervaringen hebben geleid tot het ontwerp van een mobiele veegarm. De zandbezinkmethode werd in verband niet meer standby gehouden.
met dé milieubezwaren vanaf 1978
Het gewenste oliebestrijdingspotentieel was vanaf 1978 gericht öp het bestrijden van 30.000 m^3 olie, die uit een grote tanker zal stromen indien twee zijtanken t.g.v. een aanvaring beschadigen, lokatie van de
BELEIDSPLAN OLIE ÉN CHEMICALIËN 'BESTRIJDING verontreiniging op 40 km west van Hoek van Holland en de veronderstelling dat van deze 30.000 in^3 olie, 50% op natuurlijke wijze verdwijnt door verdamping en dispersie). De kapaciteit van zowel de verwijderingsmethode als de chemische dispergeermethode moest voldoende zijn om deze verontreiniging te kunnen bestrijden. In de periode vanaf 1978 tot 1988 werd steeds minder gebruik gemaakt van de chemische dispergeermethode en werd olie steeds meer op de mechanische wijze verwijderd. Vanaf 1978 werden naast het Rijksoliebestrijdingsvaartuig "Smal Agt" ook baggerschepen uitgerust met het veegsysteem. Daardoor varieerde de kapaciteit sterk afhankelijk van de gecontracteerde baggerschepen. De overeenkomst betreffende de inzet van de oliebestrijder/ sleephopperzuiger "Cosmos" over de periode 1981-1985 is hier een goed voorbeeld van. Bij de beëindiging van dit contract viel een deel van de kapaciteit tijdelijk weg. Sinds 1983 wordt er naargestreefd om het gewenste oliebestrijdings materieel in de vorm van complete olieveegsets bestaande uit veegarmen, hijsportalen, powerpack en oliegeleidings- schermen in elk geval standby te hebben. De permanent benodigde opslag kapaciteit kon niet continu worden gerealiseerd. Daarom moest ingeval van een oliecalamiteit adhoc worden teruggevallen op de dan in Nederland aanwezige opslagsystemen zoals baggerschepen, kusttankers en pontons. In Januari 1988 bestond het oliebestrijdingsmaterieel uit 10 veegarmen, 7 mobiele hydraulische aandrijfsets, 1 offloadingset en 6 sets oliekerendscherm. Vaartuigen die hiermee uitgerust kunnen worden zijn in tabel 1 weergegeven.
NAAM VAARTUIG Smal Agt (1) Mitra; (1) Volans (1) Hein; (2) Lesse (2) Soliman Reijs Stella Procyon Dutch Engineer Rotterdam (3) reserve TOTAAL
CONTRACT PERIODE
adhoc basis tot 31/03/1988 tot 15/10/1988 tot 01/12/1988 tot 01/12/1988
AANTAL VEEGARMEN
OLIESCHERM
AANDRIJFSET
2 1 1 eigen fa. 1 1 1 2 1
1 set
1 set 1 set 1 set
2 mobiele set 2 mobiele set
10 stuks
6 sets
8 mobiele sets
1 set 1 set 1 set
ingebouwd 1 offl. set 1 mobiele set eigen 1 mobiele set 1 mobiele set
Tabel 1 Overzicht middelen Januari 1988 (1) = overheidschepen (2) = baggervaartuigen (sleephopperzuigers) (3) = betonner DGSMDe overige schepen zijn multipurpose schepen
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 1.6
Doel en opzet van het beleidsplan
1.6.1 Doelstelling Als doelstelling wordt geformuleerd het realiseren en instand houden van een adequate kapaciteit ten behoeve van de bestrijding van acute verontreinigingen op de Noordzee. Met de kapaciteit moeten de negatieve effecten van een verontreiniging zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt. Hierbij wordt ernaar gestreefd om de kosten zo laag mogelijk te houden. 1.6.2 Opzet beleidsplan Het plan is ingedeeld volgens het analytisch schema dat ook by de analyse en planvoorbereiding is gehanteerd. De in dit plan opgenomen beleidsuitgangspunten zijn stapsgewijs gekozen. -In de eerste geëvalueerd; en
plaats
zijn
de
mogelijke
bestrijdingsmethoden
-Voorts is een keuze gemaakt, met welke verontreiniging rekening gehouden dient te worden voor het standbij houden van kapaciteit. -Tenslotte ingevuld
is de optimale
omvang
en
spreiding van
het
materiaal
1.7 Procedures Het plan is voorbereid door Rijkswaterstaat. Het hieruit resulterende concept-ontwerpplan is door de Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat aan de ICONA voorgelegd ter afronding van de ambtelijke afstemming én vervolgens door de Minister van Verkeer en Waterstaat als verantwoordelijke Minister voor dit beleidsvoornemen als ontwerp-plan vastgesteld. Nadien is het ontwerp-plan door de Raad van de Waterstaat-Noordzeecommissie behandeld ((advies en inspraak volgens gebruikelike procedures). Het resultaat hiervan is na ICONA vervolgens op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat ter vaststelling aan de Ministerraad aangeboden. Tenslotte is het plan toegezonden aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten- Generaal.
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 2. OVERZICHT VERONTREINIGINGEN EN MOGELIJKE BESTRIJDINGSMETHODEN 2.1
Cateqorien verontreinigingen die voor bestrijding in aanmerking komen
De diverse categorieën verontreinigingen zijn: 1-Verdampers; stoffen die in gasvorm overgaan indien zij t.g.v een ongeval vrijkomen in het mariene milieu; 2-Drinvers; stoffen die op het wateroppervlak blijven drijven als ze vrijkomen bij een ongeval; 3-Oplossers; stoffen. die in het water oplossen als ze zouden vrijkomen; 4-Zinkers; stoffen die naar de bodem van de zee zakken en daar blijven liggen als ze zouden vrijkomen; 5-Verpakte stoffen; stoffen die t.g.v. een ongeval in het mariene milieu terecht komen maar nog steeds in een verpakking (drum, cylinder enz) zitten en dus een potentieel gevaar kunnen worden als de verpakking beschadigd wordt. Een aantal stoffen heeft een combinatie van genoemde eigenschappen hebben. Bij de bestrijding wordt dan hiermee rekening gehouden. Voor deze categorieën stoffen is een evaluatie uitgevoerd om een aantal bestrijdings methoden te selecteren waarvoor materieel standby gehouden moet worden. In het volgende zal per stof-categorie in het kort een toetsing plaats vinden op basis van het huidige bestrijdingsmaterieel. Verdampers. zijn onder druk of bij zeer lage temperatuur vervoerde stoffen (LNG, LPG, Ammonia etc) en stoffen met een laag kookpunt (benzeen, tolueen), die bij het vrijkomen binnen zeer korte tijd in gasvorm overgaan. Met het huidige bestrijdingsmaterieel is het onmogelijk om binnen deze termijn terplaatse te zijn om eventuele effecten te verminderen. De enige mogelijkheid waarbij het zinvol is om materieel standby te hebben om op te kunnen treden (bv scheepvaart regelend) is in het geval van een dreiging. Ingezette vaartuigen dienen dan ie lijns te zijn en voorzien van een overdruksysteem. Het huidige materieel voldoet deels (Smal Agt) aan deze eisen. Driivers zijn stoffen die langer dan 1 uur op het wateroppervlak blijven drijven zoals plantaardige olie en een groot aantal geraffineerde producten. Bij deze stoffen kan men gebruik maken van dezelfde apparatuur als voor de oliebestrijding mits Ie Lijns. Deze stoffen kunnen zowel giftige als explosieve gassen afgeven. Bestrijdingsschepen dienen dan ook met een overdruk systeem te zijn uitgerust. Het huidige materieel voldoet deels (Smal Agt) aan deze eisen. Oplossers zijn stoffen die bij het vrijkomen binnen een uur in het water opgelost zijn. Voorbeelden zijn alcoholen, zuren en basen; in het water zullen deze stoffen zich snel verspreiden door turbulentie en stromingen. Voor deze groep stoffen is verwijderen niet mogelijk; preventieve maatregelen zullen zoveel mogelijk moeten voorkomen dat
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING deze stoffen in het mariene milieu terecht komen. Zinkers zijn stoffen die langer dan 1 uur op de bodem blijven liggen. Voorbeelden zijn zwavel en phenolen. Deze stoffen kunnen m.b.v. bagger- en pomptechnieken worden verwijderd. Het huidige materieel voorziet niet in deze mogelijkheden. Gezien de kleine kans van optreden van verontreinigingen uit deze specifieke groep en het feit dat op adhoc basis maatregelen met beschikbare middelen getroffen kunnen worden, wordt het niet nodig geacht om hiervoor speciaal materieel standby te houden. Verpakte stoffen zijn stoffen die in wezen alleen een dreigende vervuiling vormen omdat de stof nog in de verpakking zit. Toch zijn het juist de verpakte gevaarlijke stoffen die, doordat ze vaak aandek worden vervoerd en bij slecht weer overboord geslagen kunnen worden, een groot gevaar voor het mariene milieu, de vissery , het toerisme en de scheepvaart kunnen vormen. Giftige, radioactieve en andere gevaarlijke stoffen worden vaak verpakt over zee vervoerd en kunnen bij een ongeval in het water terecht komen. Deze groep stoffen komt naast de olieverontreiniging relatief het meest in het mariene milieu terecht zij het vaak in kleine hoeveelheden, een aantal drums, containers,cylinders e.d. Belangrijk is dat deze stoffen uit het water worden gehaald. De drijvende verpakkingen vormen in dit opzicht geen probleem. Met de huidige middelen aan boord van de bestrijdings schepen kunnen deze eenvoudig worden verwijderd. De in de waterkolom zwevende en de op de zeebodem terecht gekomen verpakkingen kunnen met de huidige middelen wel worden verwijderd maar het zoeken van deze verpakkingen vormt vaak een probleem. 2.2
Bestriidinas methoden die in aanmerking komen.
1. De niets doen optie; hierbij wordt de verontreiniging aan zijn natuurlijke lot overgelaten. In een aantal gevallen (bijvoorbeeld storm) is dit een verantwoorde keuze. Door verdamping, natuurlijke dispersie, oplossing en andere processen blijven de effecten van de vrijgekomen verontreiniging beperkt. 2. Bescherming objecten; In een aantal gevallen kunnen de effecten t.g.v. het vrijkomen van een verontreiniging worden beperkt door bepaalde objecten te beschermen zoals evacueren, ontstekingsbronnen verwijderen enz., bijvoorbeeld tegen een giftige/explosieve gaswolk. 3. Mechanische dispersie; Door de verontreiniging m.b.v. mengenergie in de waterkolom te dispergeren kunnen bepaalde effecten worden verminderd. In die gevallen waar de golfhoogte of de omvang van de verontreiniging dit vereist zal de optie van het kunstmatig in de waterkolom brengen van een verontreiniging moeten worden gehandhaafd. 4. Verwijderen van de oever; In een aantal gevallen kan worden overwogen om de verontreiniging doelbewust op de oever te laten aanspoelen en die daar dan te verwijderen. Bijvoorbeeld bij slecht weer buiten het toeristenseizoen. Ondanks alle technische mogelijkheden is het onmogelijk om in alle
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING gevallen van een verontreiniging te voorkomen dat deze op de oever komt. Een aanvaring vlak onder de kust of een stranding op een oever of haven hoofd is hiervan een voorbeeld. Hoe goed men ook uitgerust is men komt te laat om nog te voorkomen dat de olie of andere verontreiniging op de oever zal aanspoelen. 5. Verwijderen van de bodem; Zowel bulkstoffen als verpakte stoffen kunnen bij het vrijkomen t.g.v. een ongeval op de bodem van de zee terecht komen. Om deze stoffen van de bodem te verwijderen zijn een aantal technieken beschikbaar. Baggeren/ airlift voor vloeibare stoffen en diverse bergings technieken voor verpakte stoffen. 6. Mechanisch verwijderen van het water oppervlak; Aan deze optie moet de voorkeur worden gegeven omdat de verontreiniging daadwerkelijk uit het mariene milieu wordt verwijderd. Helaas is deze methode niet altijd toepasbaar, indien: -de windkracht meer is dan 5 Beaufort; -de verontreiniging hoog visceus of niet meer vloeibaar is; -de verontreiniging niet (meer) drijft aan het wateroppervlak en; -de plaats waar de verontreiniging drijft niet toegankelijk is voor een vaartuig (ca. 2 m) Alle besckikbare kapaciteit is op deze methode ingesteld. In tabel 2. is indikatief weergegeven in hoeveel procent van de ongevallen met een verontreiniging van het aquatisch milieu de methoden toegepast kunnen worden voor de verschillende categorieën stoffen. CATEGORIE STOFFEN METHODEN
verdampers
NIETS DOEN OPTIE BESCHERMING OBJECT. MECH. DISPERSIE VERWIJD. V/D OEVER VERWIJD. V/D BODEM VERWIJD. V/H WATER
50% 80%
GEEN BESTRIJDING MOGELIJK
10%
Tabel 2 Toepasbaarheid stoffen
oplossers zinkers verpakte dri" vers olie andere stoffen 43% 43%
19% 5% 47% 10%
85% 5% 30%
6%
10% 5%
1% 50%
10% 30% 36%
38%
22%
68% 14%
14%
methoden
voor
12%
de verschillende
categorieën
Alleen bij de 4 laatste van de genoemde methoden is het nodig om materialen en middelen aan te schaffen. In een aantal gevallen kan van bestaand materieel worden uitgegaan Bij de methode bescherming objecten kan men volstaan met bepaalde waarschuwingsprocedures. (Deze worden opgenomen in het "Rampenplan Noordzee") In alle gevallen dient er- een organisatie te zijn die beschikt over hulpmiddelen om de besluitvorming te ondersteunen ingeval van een 10
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING calamiteit. Hulpmiddelen zoals verkenningsvliegtuig, meet- apparatuur, simulatiemodellen, veiligheidsmiddelen en dergelijke. Uitgaande van de huidige stand van de techniek zijn olie, drijvende chemicaliën en gezonken chemicaliën verwijderbaar. Bij de overige chemicaliën (verdampers, oplossers) kunnen soms wel de gevolgen worden beperkt maar zullen de vrijgekomen acute verontreinigingen bijna altijd in het mariene milieu achter blijven. Voor de chemicaliën zoals "gaswolken", "drijvende stoffen", "oplossende stoffen", " zinkende stoffen" en "verpakte stoffen" zullen op adhoc basis, effect beperkende, maatregelen (zoals bijvoorbeed het regelen van de scheepvaart) genomen worden. De kans dat een specifieke methode een keer toegepast gaat worden is zeer klein. Hierdoor loont het standby houden hiervan qua kosten/baten niet de moeite. Er is om die reden voor deze groepen stoffen dan ook gezocht naar alternatieven die geen investering vooraf met zich meebrengen. Door de complexiteit van de materie dient echter wel gebruik te worden gemaakt van het beslissimulatie model "Seabel" om m.n. deze adhoc beslissingen te vereenvoudigen. Dit model is in de loop van 1988 beschikbaar gekomen. Doel van dit model is dat men voor relevante chemicaliën die in het mariene milieu terecht kunnen komen vooraf de eventueel te nemen maatregelen vastlegt en snel een selectie kan maken van welke middelen toepasbaar zijn en waar deze middelen te verkrijgen zijn. Het grootste probleem bij ongevallen waarbij een "Zinker" vrijkomt is het opsporen ervan. Verschillende technieken zijn beschikbaar bij het Rijk (R.W.S. Directie Noordzee en Koninklijke Marine). Onderzoek naar verbeterde of nieuwe opsporings technieken verdient gezien recente ervaringen aanbeveling. 2.3
Bestriidinas methode die niet meer in aanmerking komt.
De chemische dispersie methode berust op de vorming van een dun laagje dispersiemiddel om een gevormde oliedruppel waardoor de olie zijn typische olie eigenschappen zoals de kleverigheid en de concentrering aan het wateroppervlak verliest. Olie die in aanraking komt met dispergeermiddelen, verdeelt zich in kleine bolletjes, die niet meer op het water blijven drijven maar zich over de bovenste waterlagen verdelen. De fysische en biologische afbraak doet de olie uiteindelijk verdwijnen. Deze methode voldoet niet en zal dan ook niet meer standby worden gehouden. De chemische dispersie methode heeft als grootste nadeel dat de olie niet daadwerkelijk uit het mariene milieu wordt verwijderd terwijl anderzijds chemicaliën worden toegevoegd,die op zich ook giftig zijn. Daarnaast kent deze methode een groot aantal technische beperkingen zoals: -niet toepasbaar beneden windkracht 2; -niet toepasbaar boven windkracht 7; -niet toepasbaar ingeval van een water-in-olie emulsie (mousse) -niet toepasbaar bij een viscositeit >3000 cSt -niet toepasbaar bij dunne lagen. Daarbij komt nog dat momenteel als aanvulling op de mechanischeverwijderings methode en als alternatief van de chemische dispersiemethode de mechanische dispersiemethode beschikbaar is. Deze mechanisce dispersiemethode is enerzijds goedkoper en vormt anderzijds geen extra belasting voor het mariene milieu. 11
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 3. Uitwerking in aanmerking komende bestriidinas methoden In dit hoofdstuk worden de methoden meebrengen verder uitgewerkt, dit zijn:
die
investeringen
met
zich
-mechanische dispersie; -verwijderen van de oever -verwijderen van de bodem; -mechanisch verwijderen van het wateroppervlak; 3.1
Mechanische dispersie methode
In sommige situaties ter bestrijding van de olie- en chemicaliën verontreinigingen, is de mechanische dispersiemethode (toevoeging van mengenergie) toepasbaar. Deze methode kan door bijna elk vaartuig worden toegepast. De snelheid van de vaartuigen moet om zoveel mogelijk energie aan het wateroppervlak toe te voegen zo groot mogelijk zijn. De werkbreedte kan variëren tussen de 30 en 100 meter, afhankelijk van de wijze van energie toevoeging. Deze methode is toepasbaar vanaf windkracht 6, dus aanvullend op de mechanische verwijderingsmethode. Mechanische dispersie kan niet worden toegepast op hoog visceuse vloeistoffen (zware olie) en of op mousse. Boven windkracht 8 zal deze methode meestal niet meer nodig zijn omdat de golfenergie voldoende is om voor een volledige en snelle natuurlijke dispersie te zorgen. Als uitgegaan wordt van een gewenste bestrijdings kapaciteit met deze methode van 15000 m3 in drie dagen, hiervoor zijn op basis van op aannames gebaseerde berekeningen 10 tot 33 vaartuigen vereist. Het is niet nodig om schepen speciaal uit te rusten met optimale energie overdracht systemen. Veel meer effect bereikt men door de dichtst bij zijnde vaartuigen (korte mobilisatie en vaartijden) de mechanische dispersie methode toe te laten passen. Bij een vlek tot 100m3, kan 1 vaartuig gemakkelijk de gehele vlek in 1 uur eenmaal behandelen. Bij een actieve strategie m.b.t. de mechanische dispersie methode zullen stappen moeten worden ondernomen t.a.v. voorbereiding en planning om de benodigde mensen en middelen standby te krijgen. Passief kan uitgelegd worden dat slechts op adhoc basis gewerkt zal worden met deze methode indien de situatie zich voordoet. Het voornemens is om voor de passieve strategie te kiezen. Praktijk metingen moeten worden verricht naar de toepassing van deze methode om enerzijds de optimale taktiek en anderzijds de dispersie per behandeling vast te stellen. 3.2
Opruimen op kust/oever
In het kader van de Wet Bodem Bescherming is het opruimen van een acute verontreiniging op de Noordzee oever de verantwoordelijkheid van de waterbeheerder in casu de directie Noordzee. Het geven van een pasklare oplossing (beleid) voor het schoonmaken van met olie of andere drijvende verontreiniging vervuild strand/kust is 12
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING niet mogelijk, aangezien veel uiteenlopende factoren hierbij een rol spelen. Globaal kan gesteld worden dat het gebruik van middelen uit de wegenbouw danwei uit de, landbouw meestal toereikend is. Met name zullen omstandigheden als de hoedanigheid en de mate van verontreiniging, de plaatselijke situatie, weersomstandigheden, de technische mogelijkheden alsmede de tijdsfactor van invloed zijn op de wijze waarop de bestrijding het meest doeltreffend kan worden aangepakt. Het belang dat met een snelle opruiming van de verontreiniging is gemoeid zal in het algemeen afhankelijk worden gesteld van de recreatieve waarde (seizoen), de ecologische aspecten en de technische mogelijkheden. Per geval zal op adhoc basis gereageerd moeten worden. Voor het bestrijden/opruimen van op de kust aangespoelde verontreiniging kan op adhoc basis gebruik worden gemaakt van materieel uit de wegenbouw danwei de landbouw. Alle kosten die voortvloeien uit een opruimaktie kunnen nu eenduidig aan die aktie worden toegeschreven en worden verhaald op de veroorzaker indien die bekend is. Speciaal materieel waarin geïnvesteerd dient te worden is slechts op zeer beperkte schaal nodig. Handmiddelen, communicatiemiddelen en nareinigingsmiddelen dienen in beperkte mate te worden aangeschaft en standby gehouden. 3.3
Verwijderen van de bodem
Een bepaalde groep acute verontreinigingen (de z.g "Zinkers") zullen bij het vrijkomen naar de bodem zakken en daar blijven liggen. Stoffen met een soortelijk gewicht zwaarder dan zeewater, die niet of zeer slecht oplossen zoals b.v. Phenol, Tetraethyllood maar ook verpakte stoffen zoals Chloorcylinders vallen onder deze groep stoffen. Een aantal van deze stoffen die op termijn schadelijk zijn voor het milieu danwei voor de mens (vissers) of de economie (visvangst), zullen verwijderd dienen te worden. Gezien de kleine kans van optreden van dit soort ongevallen en het specifieke benodigde materieel per geval, afhankelijk van de stof, de diepte waarop verwijderd dient te worden en de hoeveelheid die verwijderd dient te worden, wordt het niet opportuun geacht om hier materieel voor standby te houden. De hoeveelheden van dit soort verontreinigingen zijn veel kleiner dan by olie. Per geval dient op adhoc basis het benodigde materieel te worden gecontracteerd zoals pompen, baggerschepen, airlift of ander bergings materiaal Binnen IMO (International Maritime Organization) en in het kader van het Verdrag van Bonn vindt momenteel een discussie plaats over stoffen uit de categorie "Zinkers"; welke niet, en welke eventueel en welke wel moeten worden verwijderd. Op basis van deze z.g. Search and Recovery categories kan dan ingeval van een ongeval eenvoudig worden bepaald welke inspanning gewenst is uit milieu overwegingen en of gevaarsaspecten voor de mens. De voornemens zijn gericht op het vooraf vaststellen van de noodzaak van verwijdering per categorie stoffen. Dit voorkomt tijdverlies en onnodige discussie ingeval van een ongeval. In dit kader dient te worden vastgesteld: een categorie stoffen die ten alle tijde verwijderd dient te worden, een categorie die afhankelijk van de omstandigheden (hoeveelheid, diepte, lokatie enz) eventueel verwijderd 13
. BELEIDSPLAN OLIE.EN CHEMICALIËN BESTRIJDING dient te worden en een categorie die niet verwijderd hoeft te worden. Het streven van Nederland is er op gericht om in het kader van het verdrag van Bonn te komen tot internationale richtlijnen 3.4
De mechanische verwinderinqs methode
Omdat olie en een aantal chemicaliën op het water blijven drijven is verwijderen mogelijk. Hiertoe zijn diverse technieken ontwikkeld.(lit 2). Olie is maatgevend; voor drijvende chemicaliën zou met een veel kleinere kapaciteit kunnen worden volstaan.Voor het bestrijden van olie verontreinigingen op zee zijn de dynamische veegsystemen, zoals in de praktijk is gebleken, het meest geschikt. De mechanische verwijderings methode, voor het opruimen van olieverontreinigingen, is in verband metde brede toepasbaarheid en de kosten verbonden aan het standby houden van deze methode bepalend voor het beleid. Ter bepaling van het beleid m.b.t. de gewenste kapaciteit wordt in het volgende deze methode voor olie verontreinigingen nader uitgewerkt.
14
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 4. Uitwerking mechanische verwerkincrs methode voor bestrijding van olieverontreinigingen 4.1
Aannames bij de keuze bestriidings materieel
De bestrijdings kapaciteit. de kosten en de inzetbaarheid bepalen welke middelen het meest optimaal zijn. Bij de kapaciteits berekeningen zijn een aantal aannames gedaan die in het volgende nader zullen worden uitgewerkt. Deze aannames zijn: - 72 bruto bestrijdings uren; - veegsnelheid 2 mijl/uur; - veegbreedte 100 m (incl. schermen) ; - effectiviteit 50% - gedrag olie verontreiniging volgens "Transspill simulatie model" 4.1.1
Bruto bestriidings uren
Behalve eerder genoemde factoren zijn er nog een aantal variabelen die de bestrijdingsaktie kapaciteit bepalen, zoals: -itieldings tijd verliezen (incl de besluitvorming tot aktie) ; -mobilisatie tijden; -vaartijden . Globaal laat een bestrijdingsaktie zich als volgt beschrijven. LOZING I MELDING I MOBILISATIE SCHIP/SCHEPEN I AANKOMST SCHIP (EN) BIJ VERONTREINIGING I VLAMPUNT CONTROLE/UITBRENGEN MATERIAAL I OLIE VEGEN (tot opslag ruimte vol is) I LOSSEN (inclusief varen naar loslocatie) I Het tijdstip van lozing is het begin van deze cyclus. Elke keer als een bestrijdings unit zijn opslagtanks vol heeft moet er eerst gelost worden, weer opnieuw naar de locatie van de verpntreiniging worden gevaren waar de cyclus weer wordt hervat. Uit praktijk ervaringen blijkt dat bestrijding zinvol is gedurende de eerstea 72 uur. Daarna is de verontreiniging meestal zodanig verwaaid en verspreid dat verwijderen niet meer effectief mogelijk is. Dit betekent voor de theoretische kapaciteitsberekening dat alle olie binnen deze tijd opgeruimd moet zijn. Na deze période kan er nog wel hier en daar verspreid, bestrijdbare olie liggen maar dit moet meer gezien worden als nareiniging. Deze heeft geen invloed op de beslissing met betrekking tot de té kiezen kapaciteit aan materieel. De invloed van de mobilisatietijd op 15
de veeguren is duidelijk.' Van de
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 72 uren waarbinnen een verontreiniging effectief verwijderd kan worden blijft maar een beperkt aantal veeguren over indien de mobilisatie tijd groot wordt. Een mobilisatie tijd van 48 uur is in de meeste gevallen zinloos (bij assistentie van uit het buitenland moet men met dergelijke mobilisatie tijden rekening houden). Bij de overgebleven veegtijd moet men tevens beseffen dat de mobilisatie tijd van het begin van de 72-uurs periode afgaat, juist de meest effectieve veeguren zijn i.v.m de grotere laagdikte in het begin. 4.1.2 De veeqsnelheid
-2 miil/uur
De maximale veegsnelheid van een varend olieverwijderingssysteem is afhankelijk van de ingestelde veeghoek. Bij een optimale veeghoek van 60 graden t.o.v. de gevaren koers is de maximale veegsnelheid 2 mijl/uur (1 m/s). Bij een snellere vaart zal een deel van de olie onvermijdelijk onder het systeem doorschieten, langzamer varen is op zich gunstig, maar gaat tenkoste van de effectiviteit. 4.1.3 De veegbreedte - 100 m De veegbreedte van een veegsysteem wordt bepaald door de breedte van het veegschip en de breedte van het bestrijdingssysteem zelf. De lengte van de veegarm is bijvoorbeeld beperkt door de ruimte die op het veegschip beschikbaar is. Een veegsysteem kan worden verbreed met behulp van een oliekerend scherm. Algemeen wordt aangenomen dat een oliekerend scherm t.g.v manouevreer beperkingen de veegbreedte tot maximaal lOOm kan verbreden. 4.1.4 Effectiviteit
50%
De effectiviteit van dè verwijderingsmethode m.b.v. veegarmen wordt voornamelijk bepaald door de golven, door het dag/nacht ritme en door de effectieve veegtijd De eerste is de invloed van het weer. Met toenemende windkracht krijgt men te maken met een zekere kapaciteitsvermindering. Het dag/nacht ritme heeft in zoverre invloed op de capaciteit dat men gedurende de nacht minder goed de olie kan vinden, met name de kleinere verontreinigingen. Ook het werken aan boord van de bestrijdingsschepen is minder effectief. In de kapaciteitsberekeningen is een overall effectiviteit van 50% aangenomen. 4.1.5 Eisen bestriidinqs schepen i.v.m explosie gevaar Veiligheidseisen noodzaken onderscheid te maken tussen de verwijdering, opslag, overslag en transport van olie met een vlampunt beneden 60 graden celcius en boven 60 graden celsius. Gesteld wordt dat voor bestrijding van olie en andere stoffen dan olie met een vlampunt beneden de 60 graden, het vaartuig aan voor olie bestrijding aangepaste tankereisen moet voldoen (de z.q. Ie liinsschepen). Voor de bestrijding van olie met een vlampunt boven 60 graden worden geen (of zeer beperkt) eisen (Scheepvaart Inspectie) ten aanzien van de 16
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING constructie van het vaartuig opgelegd fde z.q. 2e liinsschepen). Afhankelijk van de soort olie, de omvang van de olieramp, de temperatuur en de windsnelheid bedraagt de "<60 graden vlampunt periode" maximaal 10 uur voor een momentane lozing. Met andere woorden in zee gestroomde olie is zo snel ongevaarlijk m.b.t. mogelijke explosies a/b van de bestrijdingsschepen dat de vergaande en kostbare veiligheidsvoorzieningen in de praktijk in de meeste gevallen niet behoeven te worden gebruikt. Alleen het Rijksvaartuig Smal Agt is als le-lijnsschip beschikbaar. De andere Rijksvaartuigen en overige gecontracteerde vaartuigen zijn alle 2e-lijns. 4.2
Effectieve kapaciteit
In tabel 3, is de effectieve kapaciteit van 1 standaard unit, gebaseerd op de eerder genoemde aannames (zie 4.1) weergegeven voor verschillende uitstromiingeh van 15.000, 30.000 en 60.000 m^3. Uit deze tabel is af te lezen wat de gemiddelde kapaciteit van een standaard bestrijdings unit is. Onder een standaard unit wordt hier verstaan een unit met een veegsnelheid van 2 mijl/uur, een veegbreedte van lOOm (m.b.v een oliegeleidendscherm) en een effectiviteit van 50%. KAPACITEIT PER STANDAARD UNIT EERSTE TWEEDE DERDE GEMIDDELD
DAG DAG DAG
HOEVEELHEID VRIJGEKOMEN OLIE M3 15000
30000
60000
132 M3/UUR 86 63
160 M3/UUR 104 77
217 M3/UUR 144 106
114
156 M3/UUR
94
Tabel 3 De effectieve uitstromingen. 4.3
kapaciteit standaard
unit bij
verschillende
Keuze van de gewenste kapaciteit.
Het uitgangspunt is dat er ter bescherming en vermindering van de gevolgen van een verontreiniging een kapaciteit aan materieel standby moet staan om 15.000 m3 olie in drie bestrijdingsdagen op te kunnen ruimen.(binnen deze kapaciteit moet tevens rekening worden gehouden met de bestrijding van drijvende chemicaliën) Deze kapaciteit is een optimum tussen de effecten bij het niet hebben van een kapaciteit aan bestrijdings materieel en de kans op een ongeval aan de ene kant en de kosten die gemoeid zijn bij het hebben van een zekere kapaciteit en de reductie van de effecten hierdoor aan de andere kant. Een kapaciteit aan bestrijdingsmaterieel om 15.000 m^3 olie in drie dagen op te kunnen ruimen is reëel om als bovengrens te kiezen. Hierbij is de bescherming van kwetsbare aangrenzende wateren zoals de Waddenzee meegerekend. De hoeveelheid olie die door bestrijding wordt verwijderd is slechts dat deel van de uitgestroomde hoeveelheid, welke na verdamping en 17
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING andere processen zoals natuurlijke dispersie achterblijft op het water. Bijvoorbeeld van 30.000 m3 olie die in het water stroomt, verdwijnt er gedurende de drie bestrijdings dagen globaal de helft door natuurlijke processen Redenen om niet meer kapaciteit standby te houden ziin; -een grotere kapaciteit geeft nooit een garantie dat er dan geen effecten op zullen treden. In 28% van de ongevallen waarbij olie vrijkomt zal het door weers- en of omgevingsomstandigheden niet mogelijk zijn om de verontreiniging uit het mariene milieu te verwijderen onafhankelijk van de kapaciteit of de middelendie standby staan. -met de kapaciteit van 15000 m^3 in drie bestrijdings dagen kunnen de meeste ongevallen, indien technisch bestrijdbaar, worden bestreden: Een uitstroming vanaf 9000 m^3 indien slechts een halve bestrijdingsdag beschikbaar is tot meer dan 50000 m^3, die uit een tanker stroomt indien voldoende bestrijdingsdagen beschikbaar zijn voordat de olie op de kust of in een kwetsbaar gebied terecht komt. -bij meer kapaciteit nemen de kosten meer dan evenredig toe (omdat het steeds moeilijker wordt om "geschikte" vaartuigen te vinden.; -de meerwaarde die aanvullende materieel (>15000 m^3) biedt is zeer klein. Volgens een kansberekening, zou dit slechts eens in de enkele honderden jaren nodig zijn. -minder potentieel geeft slecht een marginale kosten reductie, de kosten worden dan overwegend bepaald door het in stand houden van een organisatie. In de meeste gevallen kan worden volstaan met het gebruik van schepen die beschikken over voldoende ruimte voor de opslag van olie met een vlampunt boven 60 graden en die instaat zijn met het olieveegsysteem te werken. Een zekere eerste lijns kapaciteit zal echter nodig blijven ter bestrijding van een continue lozing van "verse" olie, zoals bijvoorbeeld: -een beschadigde tanker, waarbij opweg naar een haven nog steeds olie uitstroomt of; -een ongecontroleerde spuiter van een offshore installatie (momenteel is de kans daarop op het Nederlandse deel van de Noordzee minimaal, gezien de huidige olieproductie, maar ontwikkelingen wijzen erop dat dit in de nabije toekomst gaat veranderen ). -een pijpleidingbreuk waar continu olie uitblijft stromen. -een potentiële vervuilingssituatie; de olie dreigt er elk moment uit te stromen. Het materieel dat hier standby ligt moet rekening houden met een zeer laag vlampunt en moet dus aan de tankereisen voldoen. Daarnaast heeft een le-lijnsunit in tegenstelling tot een 2elijnsunit de mogelijkheid om ingezet te worden bij incidenten waarbij chemicaliën vrij (kunnen) komen. Met name de groep drijvende chemische stoffen bevat veel toxische en explosieve chemicaliën Het aandeel Ie lijns kapaciteit t.o.v. het totale potentieel wordt bepaald door de inzet bij chemicalienverontreinigingen en door een eventuele "dreigende uitstroming" waarbij het bestrijdingsvaartuig al standby ligt. Gekoppeld aan de routinematige inzet (brandweerfunctie op de Noordzee) kan worden volstaan met een betrekkelijk kleine Kapaciteit (enkele honderden m3) 18
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 4.4
Mogelijkheden tot invulling van de gewenste kapaciteit..
De kapaciteit in drie dagen kan worden uitgedrukt in % t.o.v de gewenste kapaciteit van 15.000 m3 (15000 = 100%). Naast de primaire parameters zoals de veegsnelheid , de veegbreedte, de pompcapaciteit en de opslag kapaciteit van het systeem zijn er in de berekening ook een aantal secondaire parameters zoals laagdikte, mobilisatietijd, vaarafstand, lostijd, storing, het minder effectief zijn s'nachts en inhomogeniteit meegenomen om de uiteindelijke kapaciteit te bepalen. Binnen het bestrijdingsmaterieel kunnen 3 categorieën vaartuigen worden onderscheiden t.w.: -Categorie 1 Rijksschepen; -Categorie 2 Gecontracteerde bagger/oliebestrijdingsschepen; -Categorie 3 Overige gecontracteerde multipurpose schepen; Bij deze categorien kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden, wanneer de gewenste bestrijdingskapaciteit op 100% gesteld wordt. -Riiks(meet)vaartuigen leveren elk slechts een beperkte kapaciteit op; in de orde van 5% tot 12.5 % van de gewenste kapaciteit. Dit wordt m.n. bepaald door de beperkte opslagkapaciteit van deze vaartuigen; -Bagger/oliebestriidingsvaartuigen; door de over het algemeen grote opslag kapaciteit (meer dan 1000 m3) draagt dit type vaartuigen elk ca. 8% zonder, en 19% met oliekerende schermen bij aan de gewenste kapaciteit; -Multipurpose vaartuigen Dit type vaartuigen heeft tengevolge van een lange mobilisatietijd (12 tot 48 uur), slechts een geringe kapaciteit. Afhankelijk van de mobilisatietijd en het gebruik van oliegeleidende schermen van 2 tot 8% van de gewenste kapaciteit; De volgende strategie de ramp;
wordt nu gevolgd afhankelijk van
de omvang van
1. Inzet van Rijks materieel heeft de hoogste prioriteit. Dit materieel is direct inzetbaar en vervult gedeeltelijk ook de funktie van "brandweerboot". Veelal zal sprake zijn van verhaalbare kosten zodat een deel van de kosten terug komt. Momenteel wordt 19 % van de kapaciteit gedekt met de Rijksschepen. 2. Als volgende prioriteit komt inzet van bagger/ oliebestrijdingsvaartuigen in aanmerking . De praktijk heeft aangetoond dat de categorie bagger/ oliebestrijdingsvaartuigen qua continuiteit een probleem vormt. Enerzijds door de beperkte duur van de contracten (gemiddeld enkele jaren, in ieder geval niet langer dan 5 jaar) en anderzijds door het verloren gaan van de investeringen in de aanpassingen van deze schepen bij het beëindigen van een contract of door het vertrek van deze vaartuigen naar het buitenland. De gemiddeld haalbare kapaciteit (gezien de lopende baggercontracten) uit deze groep heeft geschommeld rond de 40 a 50 % van de gewenste kapaciteit en wordt ca 80% van de 19
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING gewenste kapaciteit. 3. In het verleden zijn ook de categorie Multipurpose vaartuigen ingezet. Gezien de lage bijdrage aan de gewenste kapaciteit moet deze groep ook meer worden gezien als een sluitpost om de gewenste kapaciteit te halen, en wordt inprincipe niet meer uitgegaan van deze categorie Naast het gebruik van bestrijdingsschepen zijn er hulpschepen nodig. Deze schepen worden o.a. gebruikt voor het slepen van de oliekerende schermen. Ofschoon deze schepen geen bijdrage leveren aan de gewenste kapaciteit, zijn ze toch onmisbaar om deze kapaciteit te halen. Voor de veelvuldig voorkomende routinematige akties (gemiddeld 20 per jaar) zal tenminste een van de units, ongeacht de werkzaamheden snel inzetbaar moeten zijn (binnen 1 uur, brandweer functie op de Noordzee). Deze unit zal gezien het karakter van de werkzaamheden (olie/chemicaliën bestrijding, verkenning, monstername enz.) de le-lijnsunit moeten zijn. Deze rol zal door het Rijksoliebestrijdings- vaartuig Smal Agt worden vervuld. In verband met het bestrijden van chemische verontreinigingen anders dan olie en olie met een vlampunt <60 graden Celsius zal de Ie lijnskapaciteit, binnen het totale potentieel worden meegenomen. Het huidige materieel (Smal Agt) dekt als Ie lijnsschip ca 12% van de gewenste kapaciteit en kan als zodanig de brandweerfunctie vervullen.
20
BELEIDSPLAN OlilE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 5.Realisatie van de gewenste kapaciteit 5.1
Rinksschepen
Met betrekking tot de overheidsschepen is de kapaciteit in de volgende tabel 4 samengevat: NAAM VAARTUIG VOLANS MITRA SMAL AGT
MOBILISATIE TIJD (uren) 6 6 1
KAPACITEIT %
AANWEZIG T.B.V OLIE BESTRIJDING
3.4 3.2 12.3
100% 100% 100%
Tabel 4 kapaciteits overzicht Rijksschepen 5.2
In te huren capaciteit
Vanuit de huidige situatie ( inmiddels zijn reeds stappen ondernomen om het een en ander te contracteren) kan de gewenste kapaciteit het beste (evenwichtige opbouw met een redelijke verdeling van de kapaciteit over de verschillende categorien en locaties)) gehaald worden, door de volgende units hiervoor te gebruiken en te contracteren: Met betrekking tot baggerschepen is de kapaiciteit in de volgende tabel 5 samengevat: SOORT VAARTUIG Baqaer + oliebestriidinas contracten: -Rijnmond gebied -IJmond gebied Uitsluitend oliebestriidinas contract: -Baggervaartuig Rotterdam -Baggervaartuig Rotterdam -Baggervaartuig W Schelde
MOBILISATIE TIJD (uren)
KAPACITEIT %
BESCHIKBAAR OLIE BESTR.
4 4
19% 19%
75% 50%
4 4 4
19% 19% 19%
50% 100% 70%
Tabel 5 kapaciteits overzicht baggerschepen. Met genoemde baggerschepen kan een aanzienlijk deel van de gewenste kapaciteit worden gehaald. Ca. 95%, hierbij dient echter te worden aangetekent dat m.n. het Rijnmond en het IJmond contract voor kortere périoden (enkele weken tot max 6 maanden) onderbroken kan worden indien elders (in het buitenland) werk wordt uitgevoerd. De schepen hebben een overkapaciteit waardoor dit mogelijk is. 21
BELEIDSPLAN OLIE EN. CHEMICALIËN BESTRIJDING De groep baggerschepen vormt qua kapaciteit de grootste onzekerheid. Het beleid dient er op gericht te zijn de oliebestrijding te koppelen aan de door Rijkswaterstaat uitgegeven baggercontracten m.b.t. het Rijnmond en het IJmond gebied. Hierdoor wordt voor een stuk continuiteit aan kapaciteit gezorgd. In de baggercontracten zal hiertoe een clausule opgenomen worden die de inzet als oliebestrijdingsvaartuig regelt; waarbij het Rijk de oliebestrijdingsmiddelen toelevert. Met het IJmond en Rijnmond contract kan op deze wijze ongeveer 38% van de gewenste kapaciteit voor langere termijn worden gedekt. Voorwaarden die in de contracten IJmond en Rijnmond worden opgenomen: -mobilisatie tijd max 4 uur; -standby gedurende baggertijd en weekend -niet standby bij onderbreking contract t.b.v. werk elders Daarnaast wordt met in Nederland aanwezige of voor derden werkzame baggerschepen oliebestrijdings contracten afgesloten, daarmee kan naar verwachting eveneens minimaal 38% van de behoefte gedekt worden (2 baggerschepen). Gestreef wordt naar contracten met drie baggerschepen mede i.v.m. de onzekerheden t.a.v. daad werkelijke inzet. 5.3
Hulpmiddelen
Het oliebestrijdingsmaterieel bestaat uit 10 veegarmen, 7 mobiliele hydraulische aandrijfsets, 1 offloadingset en 6 sets oliekerendscherm. Deze middelen worden als volgt over de eerder genoemde bestrijdings schepen verdeeld (zie tabel 7). De middelen zijn eigendom van het Rijk en worden door gecontracteerde schepen zonodig ingezet. NAAM VAARTUIG SMAL AGT MITRA; VOLANS 3 baggerschepen met 1 alleen een oliebestrij- 2 dings contract 3 RIJNMOND CONTRACT IJMOND CONTRACT TOTAAL
VEEGARMEN 2 1 1 eigen 1 2 2 1 * 10 stuks
OLIESCHERM 1 set
AANDRIJFSET
set set set set set
eigen set 1 offloading 1 mobiele set eigen set 1 mobiele set 2 mobiele sets 2 mobiele sets 1 mobiele set
6 sets
8 mobiele sets
-
.1 1 1 1 1
* Dit vaartuig zou eigenlijk met twee veegarmen moeten worden uitgerust, door de veegarm van de Mitra of de Volans hiervoor te gebruiken ingeval van een grote calamiteit is dit probleem op te lossen. (Deze schepen kunnen ingeval van een grotere aktie nodig zijn als hulpvaartuig om de olieschermen te slepen). Overwogen wordt een extra veegarm aan te schaffen. Tabel 7 Overzicht verdeling van de middelen
22
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING 5.4
Stationering van het materieel
Bij het te kiezen potentieel staat voorop het voorkomen danwei beperken van effecten die redelijkerwijs verwacht kunnen worden. Het Waddengebied wordt gezien als het gebied waar een olie of chemicaliën verontreiniging de grootste gevolgen zal hebben. De stationering van het potentieel wordt bepaald door het gebied waar het potentieel aan bestrijdingsmeterieel het meest nodig is om de gevolgen te beperken De keuze van de stationering van de bestrijdings vaartuigen kan worden gedaan met verschillende uitgangspunten t.w: a. Het stationeren van het oliebestrijdingsmaterieel in die gebieden waar het risico t.g.v ongevallen met tankers het grootst is; of b. Het stationeren van het oliebestrijdingsmaterieel daar waar de effecten het grootst zijn; of c. Het stationeren van het oliebestrijdingsmaterieel zodanig dat het gebied volgens het Verdrag van Bonn zo goed mogelijk wordt gedekt;of d. Het stationeren van het oliebestrijdingsmaterieel daar waar in het verleden de meeste keren aktie is gevoerd dus op basis van de historie In eerste instantie wordt de kapaciteit door de maatgevende ramp bepaald. De ervaring leert echter dat het niet de grote ramp is waar regelmatig tegen opgetreden moet worden maar dat het de incidenten waarbij tussen de 100 en 1000 m3 olie vrijkomt zijn waar tégen opgetreden moet worden. Het blijkt dat er drie locaties zijn waar de akties zich concentreren t.w. dwars van Den Helder, aanvaarroute naar Rotterdam en de aanlooproute naar de Westerschelde. De locatie Den Helder is met name het gevolg van de offshore activiteiten in dat gebied. De locatie bij Rotterdam is het grootste risicogebied voor ongevallen met schepen. Spreiding van het materieel met name voor de veel voorkomende middelgrote verontreinigingen heeft als grootste voordeel dat de vaartijd naar de verontreiniging wordt beperkt. Opgemerkt wordt dat de locaties Den Helder en Vlissingen aan weerszijden van het meest risico lopende gebied voor wat betreft de maatgevende ramp, waar de totale kapaciteit ingezet zou moeten kunnen worden. Probleem is dat gezien de meervoudige functie van de in te zetten bestrijdingsschepen dat het accent van de werkzaamheden altijd bij de andere werkzaamheden dan bestrijding ligt, baggeren, meten e.d., zodat de thuishaven meestal gekoppeld is aan het werkgebied. Wat betreft de stationering wordt gestreefd naar een spreiding van het potentieel, overeenkomstig het risico, de te beschermen belangen (o.a de Waddenzee en de Zeeuwse wateren) en de dekking van het gebied. In de praktijk moeilijk te realiseren i.v.m. de koppeling met het baggeren.
5.5
Financiële consequenties 23
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING
5.5.1 Algemeen Als planperiode wordt aangehouden 1989-1993. De feitelijke planning heeft als vertrekpunt het huidige potentieel en geeft invulling aan de wenselijke en noodzakelijke aanvullingen in de plan periode. Omdat er sprake is van een beslissing voor langere termijn (infeite een investeringsbeslissing), is gekozen voor de, in het bedrijfsleven veel gehanteerde, netto contante waardemethode (discounted cash-flow). 1. Voor Mitra en Volans zijn de kosten t.b.v. de olie,- en chemicalien-bestrijding zeer laag (tot een bepaald maximum aantal dagen), de cash-flow verandert nauwelijks door de oliebestrijdingstaak. 2. De Smal Agt is het goedkoopst om in te zetten om de kleine olieveegakties uit te voeren (de variabele extra kosten per dag zijn relatief gering). De cashflow van dit schip bestaat voornamelijk uit de jaarlijkse contract kosten, die gedeeld worden met de door het schip uitgevoerde andere milieutaken. Van invloed is het aantal benodigde dagen (oliebestrijdings en oefen programma) in de komende jaren. 3. T.a.v. de gecontracteerde schepen is er een grote mate van onzekerheid t.a.v. de kosten. Veel contracten zijn namelijk kortlopend. Investeringen in deze schepen leiden tot een hoge (negatieve) cashflow. Er wordt naar gestreefd de vaste jaarlijkse kosten zo laag mogelijk te houden, als gevolg waarvan de kosten bij inzet (vaak te verhalen!) hoog zullen zijn. 4. Zoals reeds gesteld wordt de uiteindelijke keuze bepaald door de kapaciteit, de kosten en door de inzetbaarheid. Deze inzetbaarheid heeft o. a te maken met de continuiteit en met het werkgebied/ thuishaven. De continuiteit hangt samen met de wijze van contractering, en de zekerheid dat het materieel beschikbaar is op het moment dat het nodig is. Overheidsmateriaal en daarnaast lang lopende contracten verdienen dan ook de voorkeur. Ook wordt hiermee opgebouwde ervaring voor langere tijd behouden. De beschikbaarheid wordt met name bepaald door het werkgebied van het vaartuig voor andere dan olie/chemicalien bestrijdings taken. De financiering van de te nemen maatregelen voortvloeiend uit dit beleidsplan zal geschieden vanuit de begroting van Verkeer en Waterstaat. De opruimkosten kunnen in het algemeen worden verhaald op de veroorzaker van de verontreiniging indien deze bekend is. Dit zal in het algemeen het geval zijn bij verontreinigingen van grotere omvang. Deze inkomsten worden echter voor het grootste deel ten gunste van de algemene middelen gebracht. De financiële consequenties van dit beleidsplan hebben, naast het standby houden van een organisatie betrekking op het jaarlijks 24
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING contracteren van bagger/oliebestrijdingsschepen. kosten gemaakt moeten worden voor onderhoud, vervanging van materiaal.
Daarnaast zullen aanpassingen en
5.5.2 Finnancieel-economische aspecten Onderscheid wordt gemaakt tussen budgettaire aspecten, . d.w.z. de jaarlijkse uitgaven ten laste van de begroting van het departement van Verkeer en Waterstaat en bedrijfseconomische kosten. Budgettaire aspecten De jaarlijkse uitgaven m.b.t. de bestrijding verontreinigingen op zee bedragen ongeveer Fl 3,85 miljoen en zijn als volgt onder te verdeeld: * exploitatie -inzet eigen vaartuigen (*) -standbij contracten inzet vaartuigen derden -onderhoud materieel en materiele kosten organisatie -inzet patrouillevliegtuig sub totaal
Fl 65 min 55 min Fl 25.min Fl Fl 0,90 min Fl 2,35 min
* personele kosten
Fl 0,50 min
* onderzoek
Fl 0,25 min
* investeringen bestrijdingsmateriaal
Fl 0,75 min
Fl 3,85 min
totaal (*) Hoofdtaak eigenvaartuigen m.u.v. oliebestrijding.
Smal
Agt
is een
andere
dan
Het in de meerjaren cijfers opgenomen bedrag voor investeringen en onderzoek daalt van Fl 1,75 min in 1988 tot Fl 0,7 min in 1992. De hiervoor genoemde uitgaven voor de bestrijding van verontreinigingen op zee hebben alleen betrekking op de z.g.n. standbij uitgaven van de organisatie. Met de inzet van de organisatie en middelen zijn extra uitgaven gemoeid, die soms hoog kunnen oplopen. Deze uitgaven zijn het gevolg van bijvoorbeeld inzet vaartuigen derden, contracteren bergingsbedrijven voor het lichten van schepen met milieugevaarlijke stoffen (m.s. Olaf, m.s. Junior), overuren personeel e.d. Voor deze extra-uitgaven zijn in de begroting geen budgetten gereserveerd. De eventuele inkomsten uit verhaalbare akties op derden worden voor het grootste deel ten gunste van de algemene middelen gebracht.
25
BELEIDSPLAN OLIE EN CHEMICALIËN BESTRIJDING Bedrij fseconomische kosten De vervangingswaarde van de investeringen in middelen voorde bestrijding van verontreinigingen op zee bedraagt ongeveer Fl 22,9 miljoen, en is als volgt onder te verdelen: -Eigen vaartuigen -Bestrijdingsmaterieel -Opsporen en waarnemingsapparatuur vliegtuig -Beslissing ondersteunend systeem "Seabel"
(*)
Fl 13,5 min Fl 5,8 min Fl 2,3 min Fl 1,3 min
(*) inclusief bijdrage EEG De jaarlijkse kapitaalslasten van deze investeringen bedragen Fl 2,4 min waarvan Fl 1,7 min afschrijvingen en Fl 0,7 min rente kosten. Het totaal van de bedrijfseconomische kosten, te weten exploitatie, personele kosten, onderzoek en kapitaalslasten komt hiermee op Fl 5,5 min op jaarbasis. Personele aspecten De strategie van de Directie Noordzee is, de kern van direct met de bestrijding betrokken medewerkers zo klein mogelijk te houden en de medewerkers van andere afdelingen te trainen en in te zetten voor akties c.q. calamiteiten. De vaste kern t.b.v. de bestrijding verontreinigingen bestaat uit 3 mede werkers. Terwijl t.b.v. een z.g.n. storingswachtdienst rooster 13 medewerkers op roosterbasis direct oproepbaar zijn. Tijdens calamiteiten kan een beroep worden gedaan op nog eens 30 medewerkers uit andere afdelingen.
26