Regionaal Economisch en Sociaal OverlegComité
RESOC Limburg Ontwerp van streekpact 2007-2012 Werkdocument Versie Consultatie 09.2007
Opgelet: Dit werkdocument bundelt de volledige input van een breed werkoverleg (d.d. juni 2007) met eerdere inhoudelijke interne voorbereidingen (2005-2006) voor het streekpact. Deze ontwerptekst wordt in het najaar van 2007 nog geconsolideerd tot een concreet voorstel van streekpact van RESOC Limburg, en reflecteert in de huidige fase nog niet de visie van RESOC Limburg.
Inhoud
1. Situering
2
Missie
2
Visie
2
Kernopdrachten
2
Beleidsingangen
3
2. Inhoudelijke kernopdrachten en beleidsingangen
5
Kernopdracht 1: Creëren en opwaarderen van het menselijk kapitaal Beleidsingang Arbeidsmarkt Beleidsingang Onderwijs en kennis/innovatie Beleidsingang Welzijn en gezondheid
5 5 11 13
Kernopdracht 2: Uitbouwen van het ondernemend en innoverend vermogen Beleidsingang Economie en ondernemersbeleid Beleidsingang Onderwijs en kennis/innovatie
14 14 20
Kernopdracht 3: Creëren en opwaarderen van de maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit Beleidsingang Ruimtelijke economie en infrastructuur Beleidsingang Mobiliteit en verkeersinfrastructuur Beleidsingang Plattelandseconomie Beleidsingang Toerisme en cultuur Beleidsingang Milieu, ecologie en natuur Beleidsingang Welzijn en gezondheid Beleidsingang Wonen en huisvesting
25 25 28 31 33 35 37 40
Kernopdracht 4: Uitbouwen van het organiserend vermogen van de regio Kwalitatieve criteria streekpact
43 43
3. Implementatie en realisatie
45
Bijlage: projecten uit gesynthetiseerde studies en plannen
Werkdocument
1
1. Situering
Missie De algemene doelstelling van RESOC/SERR Limburg is Limburg te ontwikkelen tot een unieke, aantrekkelijke, dynamische en florerende regio waar het goed is om te werken, te ondernemen, te wonen en te leven.
WERKEN Werkgelegenheid
ONDERNEMEN Economische groei
WONEN EN LEVEN Leefkwaliteit
In de missie van RESOC/SERR Limburg worden de twee evenwaardige domeinen werkgelegenheid en economische groei centraal geplaatst. Deze twee met elkaar verbonden facetten dragen, indien zij in harmonie zijn, rechtstreeks bij tot een verbetering van de leefkwaliteit van de (Lim)burger. Werken en ondernemen worden geleid door werkgelegenheid en economische groei. Wonen en leven slaan dan weer - in al hun facetten - terug op de leefkwaliteit. Belangrijk is dat de werking van RESOC/SERR Limburg stoelt op een basis van intraregionale en interregionale samenwerking, met het oog op een optimale kennis- en ervaringsuitwisseling.
Visie Het kernidee in de visie van RESOC/SERR Limburg is 'Limburg onderscheidend uitbouwen als een eenheid in socio-economische diversiteit, met een brede waaier van opportuniteiten'. Deze visie onderscheidt zich door te investeren in het menselijk kapitaal, het ondernemend en innoverend vermogen, de maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit en het organiserend vermogen van de provincie. De domeinen economie en werkgelegenheid in Limburg zijn niet te herleiden tot één dominant thema. Ze laten zich kenmerken door een brede diversiteit aan activiteiten, die te vertalen zijn binnen de context van de grote verschillen tussen de subregio’s (streken). Zij hebben elk hun eigen finaliteiten, hetgeen opportuniteiten biedt voor de socio-economische ontwikkeling van heel de provincie. De RESOC/SERR-werking dient maximaal gebruik te maken van het positieve spanningsveld tussen provinciale, subregionale en lokale invalshoeken. Het Europese en Vlaamse beleidskader biedt hier heel wat kansen, niet het minst omwille van de (co)financieringssystemen. Vanuit RESOC/SERR kunnen aanbevelingen voor deze overheden geformuleerd worden, met de bedoeling alle kansen te bieden voor de ontwikkeling van een unieke Limburgse eenheid, die zich onderscheidt van de andere provincies.
Kernopdrachten Ter concretisering van de algemene missie van RESOC/SERR Limburg worden de kernbegrippen werken, ondernemen en leven/wonen vertaald in drie overkoepelende kernopdrachten (kritische succesfactoren) voor een dynamiserende streekstrategie: Creëren en opwaarderen van het menselijk kapitaal (Werkgelegenheid). Uitbouwen van het ondernemend en innoverend vermogen (Economische groei). Werkdocument
2
Creëren en opwaarderen van de maatschappelijke en maatschappelijke leefkwaliteit (Leefkwaliteit).
Uitbouwen organiserend vermogen
Creëren en opwaarderen menselijk kapitaal
Uitbouwen ondernemend en innoverend vermogen
Creëren en opwaarderen maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit
Voor de realisatie van dit streekpact is een inhoudelijk resultaatgericht regionaal-economisch beleid in Limburg cruciaal, zodat nog een vierde kernopdracht geformuleerd wordt: Uitbouwen van het organiserend vermogen van de provincie. Deze vierde kernopdracht dient gezien te worden als een operationele randvoorwaarde voor de werking van het socio-economisch beleid in het algemeen en de drie hoger vermelde kernopdrachten in het bijzonder. De vierde kernopdracht omvat daarom een aantal criteria voor de bepaling van de hefbomen en projecten binnen dit streekpact. De vier kernopdrachten fungeren als kritische succesfactoren voor een onderscheidende ontwikkeling van Limburg.
Beleidsingangen Om de missie en visie te realiseren wordt er gewerkt vanuit 10 “beleidsingangen”: Economie en ondernemersbeleid Onderwijs en kennis/innovatie Mobiliteit en verkeersinfrastructuur Ruimtelijke economie en infrastructuur Toerisme en cultuur Arbeidsmarkt Welzijn en gezondheid Wonen en huisvesting Plattelandseconomie: dynamiek stad en platteland, landbouw en leefbaarheid kleine kernen Milieu, ecologie en natuur
De respectieve beleidsingangen zijn als volgt gelinkt met de eerder genoemde kernopdrachten: Kernopdracht
Beleidsingang
1. Creëren en opwaarderen menselijk kapitaal
Arbeidsmarkt Onderwijs en kennis/innovatie Welzijn en (gezondheids)zorg
2. Uitbouwen vermogen
Economie en ondernemersbeleid
Onderwijs en kennis/innovatie
Ruimtelijke economie en infrastructuur
ondernemend
en
innoverend
3. Creëren en opwaarderen maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit Werkdocument
3
Mobiliteit en verkeersinfrastructuur Plattelandseconomie Toerisme en cultuur Milieu, ecologie en natuur Welzijn en (gezondheids)zorg Wonen en huisvesting
De vierde kernopdracht vertaalt zich bijkomend in twee (horizontale) beleidslijnen, die doorheen alle beleidsingangen en onderliggende hefbomen lopen: 4. Uitbouwen organiserend vermogen Netwerken en partnerschappen Strategievorming en regiomarketing
De tien genoemde beleidsingangen zijn vertaalbaar naar heel Limburg, met regiogebonden accenten, aandachtspunten en prioriteiten.
Werkdocument
4
2. Inhoudelijke kernopdrachten en beleidsingangen
Kernopdracht 1: Creëren en opwaarderen van het menselijk kapitaal
Het menselijk kapitaal is een essentieel onderdeel van het competitief vermogen van Limburg. Maatregelen voor de uitbreiding en kwalitatieve ontwikkeling (met aandacht voor instroom, doorstroom en uitstroom) van het arbeidsaanbod zijn cruciaal voor de economische groei van Limburg. Onderwijs- en opleidingsinstellingen spelen hierin een vitale rol, via het experimenteren met flexibele leermethodes en pilootprojecten in een continu proces van leren en groeien. Tegelijkertijd dient gewerkt te worden aan een uitbreiding van de curricula in het hoger onderwijs, de vorming van multidisciplinaire kenniswerkers en de creatie van een klimaat om hogergeschoolden te houden en aan te trekken. Ook blijvende aandacht voor alle kansengroepen is nodig, door maximaal om te gaan met de diversiteit en het potentieel van deze opportuniteitsgroep. Zij kunnen ingeschakeld worden in ondersteunende socioeconomische activiteiten en voorzieningen, in de verdere uitbouw van een aangenaam woon- en werkklimaat. Tegenover dit alles staat natuurlijk de attractiviteit van de bedrijven en de creatie van meer en kwalitatief interessante jobs in Limburg, als “afzetmarkt” voor al het menselijk kapitaal.
Beleidsingang Arbeidsmarkt Aan de basis van een economisch en arbeidsmarktbeleid liggen twee belangrijke pijlers: Het aanwezige menselijke potentieel, als kwantitatief gegeven: de socio-demografische samenstelling van de provincie en de evoluties hierin (ontgroening, vergrijzing, verkleuring, …) bepalen het huidig en toekomstig aanbod aan arbeidskrachten. De aanwezige competenties, als kwalitatief gegeven: het gaat hier niet enkel om vakinhoudelijke competenties, maar om algemene flexibele vaardigheden, leervaardigheden, bereidheid tot initiatief, …. Kiemen van economische activiteit zijn aanwezig bij individuen, bij bedrijven en organisaties en bij de maatschappij in het algemeen. Competente mensen bepalen de toekomst. Voor de detectie en ontwikkeling van deze competenties zijn belangrijke (ondersteunende) rollen weggelegd voor onderwijsen opleidingsinstellingen, voor onderzoekscentra en voor overheden. De snelle groei van de bevolking op actieve leeftijd, in combinatie met de relatief lage scholingsgraad, heeft er toe geleid dat de werkloosheid en werkloosheidsgraad in Limburg sneller toenamen dan in de rest van Vlaanderen. Ook de vraag naar arbeid nam de afgelopen decennia sneller toe dan in de rest van Vlaanderen, ten gevolge van de snelle economische groei in de regio, maar deze groeide niet vlug genoeg om de groei in het arbeidsaanbod bij te benen. Op termijn kan de krapte op de arbeidsmarkt in knelpuntberoepen nog toenemen, maar om de werkloosheidskloof met Vlaanderen verder te kunnen blijven dichten en de participatiegraad van vrouwen en ouderen te verhogen zal de Limburgse economie sneller moeten blijven groeien dan deze van Vlaanderen. Als gevolg van de Limburgse werkloosheidsparadox dringt een dubbele (kwantitatieve en kwalitatieve) aanpak van de arbeidsmarktproblematiek zich op. Om de toenemende krapte op de arbeidsmarkt in een groot aantal knelpuntberoepen op te vangen, dient enerzijds het arbeidsaanbod maximaal te worden aangepast aan de arbeidsvraag via een specifieke aanpak van opleidingen, herscholing, …. Tegelijk dringt een meer geïntegreerde aanpak zich op voor de kansengroepen teneinde de vicieuze cirkel te doorbreken ten gevolge van de elkaar versterkende effecten van werkloosheid, lage scholing en sociale context. In dit kader is een continuering van Europese middelen, specifiek voor het kansengroepenbeleid, noodzakelijk. Centraal staat het creëren van meer en kwalitatief interessante jobs in Limburg, als “afzetmarkt” voor het menselijk kapitaal. Dit dient echter doordacht te gebeuren, met het oog op een betere koppeling van vraag Werkdocument
5
en aanbod op de arbeidsmarkt, en rekening houdend met het groeiend belang van kennis en creativiteit als kritische succesfactor in bedrijven, de samenstelling en inzetbaarheid van de arbeidsreserve, de reïntegratie van werkzoekenden, de vestigingsfactoren van Limburg, de opportuniteiten voor hooggeschoolden, de lokale tewerkstelling voor laaggeschoolden en minder arbeidsmobielen, ontwikkeling van het ondernemerschap, de binding tussen bedrijven, onderwijs en opleidingen, de bevordering van de instroom in technische opleidingen, een afgestemde acquisitiepolitiek, …. De huidige werkloosheid kan evenwel ook geïnterpreteerd worden als een grote strategische arbeidsreserve, en kan in die optiek in de toekomst een troef zijn in Euregio-perspectief. Strategische hefbomen voor een duurzame werkgelegenheid en arbeidsmarktintegratie zijn:
Bijkomende investeringen en innovatieve ontwikkelingen in de speerpuntsectoren en in de dienstensector (tertiair en quartair) Hieronder wordt verstaan het investeren in sectoren met een comparatief voordeel en groeikansen voor de toekomst, onder meer: toerisme (en horeca), life sciences en zorgsector, ICT & nieuwe media (belangrijk i.f.v. de uitbouw dienstensector en e-government), milieutechnologie, bouw, logistiek, automotive, chemie, industrie in het algemeen, …. Overheden kunnen in een socio-economisch ontwikkelingsbeleid niet sector per sector kiezen en plannen, maar moeten wel alle mogelijkheden bieden om kiemen van economische activiteit te detecteren, aan te moedigen en te ondersteunen. Dit vereist alerte overheden en performante samenwerkingsverbanden van overheden, bedrijven, socio-economische actoren, onderwijs- en opleidingsinitiatieven en onderzoekscentra. Uiteraard zijn keuzes belangrijk om middelen efficiënt te kunnen inzetten, maar het is dan ook belangrijk om oog te hebben voor en/en/en-mogelijkheden in verschillende sectoren. Voor een kwalitatieve input naar toekomstgerichte sectoren met een toegevoegde waarde is meer afstemming vereist met het onderwijs (basis, secundair en hoger niveau) en met de vormings- en opleidingsinstanties (voor continue bijscholing en levenslang leren, maar ook voor werkzoekenden (herscholing, heroriëntering)). Het economisch belang van onderwijs en opleidingen dient ten volle erkend te worden, met een goede koppeling tussen theorie en praktijk. De schakel naar het bedrijfsleven via onderzoek, valorisatie en spin-offs is uiteraard een cruciale uitdaging, en dient niet enkel aandacht te hebben voor “hi-tech”, maar voor alle ontwikkelingsmogelijkheden - ook in de dienstensector. Zowel de private als publieke dienstensector dienen verder ontwikkeld te worden in Limburg. Een decentralisatie/deconcentratie van zowel overheidsdiensten als diensten uit de privé-sector kan een katalysator zijn voor de competentie-ontwikkeling in Limburg (door het creëren van werk en toegevoegde waarde, en door het leveren van economische impulsen). Voor decentralisatie dienen de Limburgse troeven vanuit een Vlaams én Euregionaal perspectief ingezet te worden: centrale ligging, ruimte, bereikbaarheid, leefkwaliteit, … Een aantal van de vermelde sectoren (o.m. toerisme en logistiek), maar zeker de dienstensector - en meer specifiek de lokale diensteneconomie - biedt tevens mogelijkheden voor de arbeidsintegratie van de kansengroepen, een niet onbelangrijke doelgroep in Limburg (jongeren, ouderen, kortgeschoolden, vrouwen en arbeidsgehandicapten). De lokale besturen hebben hierin een cruciale rol te vervullen, en dienen dan ook ondersteund te worden. Lokale initiatieven en experimenten spelen een belangrijke rol in de uitbreiding en ontwikkeling van het arbeidsaanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief. Waar mogelijk dient de tewerkstelling van specifieke doelgroepen gekoppeld te worden aan de noden in zorg van ouderen en welzijn. Voor de arbeidsintegratie van de specifieke doelgroepen zijn maatregelen essentieel rond: - het vertragen van de uitstroom (oudere werknemers); - het bevorderen van de doorstroom in de bedrijven (competentiemanagement); - het vergroten van de instroom (verhogen van de activiteitsgraad). In het economisch en arbeidsmarktbeleid dient echter continu aandacht te zijn voor een mix van laag- én hooggeschoolden. Tewerkstellingsmogelijkheden voor hooggeschoolden - zowel aandacht voor het tegengaan van een brain drain van de eigen hooggeschoolden als voor een brain gain van nieuwe competente geschoolden - bieden extra economische troeven op lange termijn. Enerzijds is het hierin belangrijk om (grote) bedrijven aan te trekken en te ontwikkelen waar hooggeschoolden ingezet kunnen worden en waar aan onderzoek en valorisatie van onderzoek gedaan kan worden, anderzijds dienen alle stimulansen geboden te worden voor de opstart van eigen bedrijven door deze hooggeschoolden.
Werkdocument
6
Kernwoorden: uitbouw speerpuntsectoren, samenwerking tussen sectoren, onderwijs en opleidingsinstanties, uitbouw dienstensector, bestuurlijke decentralisatie/deconcentratie, ontwikkelen van lokale diensteneconomie, integratie doelgroepen in dienstensector, koppeling tewerkstelling specifieke doelgroepen aan noden in zorg van ouderen en welzijn, acties rond het vertragen van uitstroom, bevorderen van doorstroom en vergroten van instroom in bedrijven Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Werken aan alertheid voor het detecteren en ondersteunen van kiemen van economische activiteit in sectoren met een comparatief voordeel en groeikansen voor de toekomst: o Uitbouw van samenwerkingsverbanden van overheden, bedrijven, socio-economische actoren, onderwijs- en opleidingsinitiatieven en onderzoekscentra, ook over de provinciegrenzen heen; o Continue alertheid voor opportuniteiten in verschillende sectoren, maar verstandige keuzes om middelen efficiënt te kunnen inzetten. o … - Voorzien van een kwalitatieve input vanuit arbeidsmarktaanbod naar sectoren: o Afstemming met onderwijs op alle niveaus (basis, secundair, hoger) en opleidingsinstanties (herscholing, bijscholing, werkzoekenden) o … - Aandacht voor de ontwikkeling van de dienstensector: o Zowel private als publieke dienstensector. o Werken aan decentralisatie/deconcentratie dienstensector naar Limburg. Aandacht voor Limburgse troeven vanuit een Vlaams én Euregionaal perspectief: centrale ligging, ruimte, bereikbaarheid, leefkwaliteit, …. o … - Inzetten op tewerkstellingsmogelijkheden voor een mix van hoog- én laaggeschoolden: o Werken aan de arbeidsintegratie van kansengroepen (zie ook verder): Binnen verschillende sectoren (dienstensector, toerisme, logistiek, …). Ondersteuning van lokale initiatieven en experimenten van lokale besturen. Onderzoeken van mogelijkheden om de tewerkstelling van specifieke doelgroepen te koppelen aan de noden in zorg van ouderen en welzijn. … o Investeren in tewerkstellingsmogelijkheden voor hooggeschoolden: tegengaan van brain drain van de eigen hooggeschoolden en aandacht voor brain gain van nieuwe competente geschoolden: Aantrekken en ontwikkelen van (grote) bedrijven waar hooggeschoolden ingezet kunnen worden. Impulsen voor onderzoek en valorisatie van onderzoek. Impulsen voor de opstart van eigen bedrijven door deze hooggeschoolden. … - Voor de arbeidsintegratie van de specifieke doelgroepen zijn maatregelen essentieel rond: o het vertragen van de uitstroom (oudere werknemers); o het bevorderen van de doorstroom in de bedrijven (competentiemanagement); o het vergroten van de instroom (verhogen van de activiteitsgraad).
Het voeren van een geïntegreerd kansengroepenbeleid gericht op zowel de activering van kansengroepen als op de invulling van de knelpuntberoepen De creatie van tewerkstelling voor de moeilijkst te bereiken doelgroepen (de restgroep van werkzoekenden is een belangrijk aandachtspunt voor Limburg). De focus bij een geïntegreerd kansengroepenbeleid komt meer en meer te liggen op competentieontwikkeling en loopbaan(visie)ontwikkeling en dienstverlening. Een mogelijke sleutel voor de jobcreatie van kansengroepen in de reguliere bedrijven is de 'projectontwikkeling diversiteit', waarbij bedrijven met behulp van diversiteitsplannen en -acties in hun HRM-beleid extra aandacht kunnen geven aan de instroom en doorstroom van kansengroepen. De situatie van de huidige werkzoekenden kan enkel verbeterd worden door een inclusief beleid en vormt dan ook een opdracht voor iedereen. Het begrip kansengroepen vervaagt ondertussen echter meer en meer - in de samenleving dient aandacht te gaan naar alle groepen. Wel dienen bepaalde groepen in dit inclusief beleid gedurende een bepaalde tijd overgeaccentueerd te worden. Sociale mobiliteit is hierin belangrijk, om de allerzwaksten te kunnen meenemen in economische ontwikkelingen.
Werkdocument
7
Voor wie niet aan de slag geraakt in de reguliere sector dient Limburg alternatieven te creëren om dit potentieel aan werkkrachten in te schakelen in ondersteunende sociaal-economische activiteiten en voorzieningen met een maatschappelijke meerwaarde. Hierbij kan gedacht worden aan projecten rond toerisme, milieu en natuur, flexibele kinderopvang, aanvullende thuishulp ouderen, … Dergelijke faciliteiten en voorzieningen met alternatieve tewerkstellingsmogelijkheden dragen ook bij tot de uitbouw van een aangenaam woon- en leefklimaat in Limburg (interessant voor hogergeschoolden en bedrijven). De uitdaging hierbij is een actieplan uit te werken dat bruggen slaat tussen de reguliere en de sociale economie. Een andere Limburgse troef kan uitgespeeld worden door concrete stimulansen te geven aan de innovatieve projecten binnen het goed uitgebouwde netwerk van sociale economieprojecten en promotoren (de ‘derden’) in Limburg. Voor de invulling van de knelpuntberoepen (of kansenberoepen), de moeilijk(er) invulbare beroepen, moet maximaal ingezet worden op een heroriëntering/heropleiding van 'andersgeschoolden' met weinig tewerkstellingsperspectieven. Voor deze werkzoekenden dienen zorgvuldige acties opgezet te worden, om hen te motiveren naar beroepen en beroepsopleidingen met een knelpuntkarakter. Het is hierbij aangewezen gebruik te maken van bijscholing, maatgerichte en integrale begeleiding en opleiding (cf. find-bind-mind methodiek, met specifieke aandacht voor jobcoaching). Belangrijk in dit kader is de versterking van de begeleiding van werkzoekenden (consulenten voor intake en begeleiding en specifieke lokale acties voor bepaalde doelgroepen) en de uitbouw van een toekomstgericht opleidingsaanbod. Vanuit het loopbaanperspectief dient de geïntegreerde maatwerkbegeleiding doorheen het gehele traject aanwezig te zijn, vanaf de start tot het einde. Er dient zeker ook ruimte te zijn voor lange termijn trajecten. De dienstverlening evolueert naar een onderbouw en een bovenbouw. De onderbouw bestaat uit een basisdienstverlening die voor iedere burger noodzakelijk is en aangeboden (gegarandeerd) moet worden. De bovenbouw bestaat uit een gespecialiseerde dienstverlening (bijkomende opleidingen, ….). Opleidingen in de bovenbouw moeten vooral resultaatsgericht, maatgericht en flexibel zijn (met een goed leerplan of opleidingsplan). Bovenbouw is intensieve begeleiding voor diegenen die hiervoor kiezen. De onderbouw en bovenbouw zijn gelijkwaardig. Vooral in de bovenbouw kan Limburg een rol spelen. Bovendien zitten er ook heel wat opportuniteiten voor nieuw ondernemerschap in de multiculturele bevolking van Limburg. Kernwoorden: geïntegreerd kansengroepenbeleid, begeleiding, vorming en opleiding, (her)oriëntatie naar knelpuntberoepen, samenwerking tussen sectoren, onderwijs en opleidingsinstanties, optimaliseren activeringsbeleid, alternatieve tewerkstellingsmogelijkheden via sociale economie, projectontwikkeling diversiteit, diversiteitsplannen en -acties, evenredige arbeidsdeelname, jobs met maatschappelijke meerwaarde, koppeling tewerkstelling specifieke doelgroepen aan noden in zorg van ouderen en welzijn Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Een aantal basisbegrippen vragen meer en meer een goede definiëring en afbakening. o Competentiegericht werken veronderstelt een goed zicht op welke competenties noodzakelijk zijn of gevraagd worden. o En duidelijke definiëring van de kansengroepen. Momenteel wordt te zeer cijfermatig gewerkt. Men vertrekt beter van een grondige screening om tot een definiëring van kansengroepen te komen. o Nood aan “behoefteverwoording” door bedrijven (wat moet men kennen?) (koppeling beroepsprofiel aan opleidingsprofiel). o Definiëring van knelpuntberoepen. o Meer realistische beroepsprofielen. - I.p.v. een werkwinkel overgaan naar een loopbaanwinkel. Dit veronderstelt wel dat er eveneens aangepaste methodieken ontwikkeld moeten worden. - Er moet werk gemaakt worden van een toekomstgerichte afbakening van de kansengroepen, waarbij rekening wordt gehouden met diverse factoren. Dit vraagt een lange termijn visie. Momenteel wordt te conjunctureel gedacht en gehandeld. Op deze lange termijn visie kunnen dan ook de nodige initiatieven worden gebaseerd. - Het activeren van de kansengroepen moet maatgericht (en op het ritme van de kansengroepen) gebeuren. Hierbij vormt het aantal openstaande vacatures geen criterium. - Limburg moet investeren in de “bovenbouw” van de dienstverlening. o Aanbieden van additionele projecten; o Zorgen voor een goede coördinatie, samenwerking, ….
Werkdocument
8
-
-
Kansengroepen moeten kansen krijgen in de reguliere economie. Dit is een opdracht voor iedereen, waaronder de bedrijven. o Bedrijven moeten hierbij ondersteund worden: Enclavewerking (invoegbedrijven, …); Diversiteitsplannen; Investeringen in opleidingen op de werkvloer. Er dient zeker rekening gehouden te worden met bedrijfscontext in Limburg waar meer dan 90% van de bedrijven KMO’s zijn, die voldoende externe begeleiding moeten krijgen om met kansengroepen te gaan werken. o Activeringsbeleid moet blijven. o Sensibilisering (“imago”) trajecten naar bedrijven verbeteren. o Werken aan engagementen (van zowel de kansengroepen als de bedrijven/organisaties). o Werken aan een meer sectorgerichte aanpak voor acties, met gezamenlijke acties vanuit vraag en aanbod. Afstemming en samenwerking van alle initiatieven (regisseurschap) en betrokkenheid (werkgevers/sectororganisaties/welzijnswerk,…) is nodig en zinvol (zie ook gezamenlijke inspanningen in jeugdwerkloosheidsplannen). Investeringen zijn noodzakelijk om kansengroepen een beter arbeidsethos mee te geven (arbeidsattitudes, motivatie) Er moet ruimte blijven voor “arbeidszorg” voor die kansengroepen die omwille van diverse factoren nergens nog kans krijgen. Aandacht voor sociale mobiliteit: werken aan doorgroeikansen en persoonlijke versterking van kansengroepen. Nood aan orde/vereenvoudiging van tewerkstellingsmaatregelen. Nood aan faciliteren van initiatieven (structurele basis), andere financieringsbasis. Derden-opleidingsinstanties inschakelen in bedrijvennetwerken (opbouw kennis bedrijfsleven). Gelijke kansen: werken aan gezinnen en ouderschap: via opvoedingswinkels actief naar ouders stappen en aanbod bekend maken, ter bevordering van sociale integratie (specifieke ondersteuning allochtonen) en het zetten van stappen naar de arbeidsmarkt. Initiatieven voor ondernemerschap bij allochtonen continueren, versterken en uitbreiden …
Bijdragen aan de oplossing van aanbodbelemmerende knelpunten Het is belangrijk dat de drempel naar de arbeidsmarkt verlaagd wordt door een aantal randvoorwaarden te flexibiliseren. Knelpunten situeren zich onder meer in volgende domeinen: - Mobiliteit: bedrijven zijn moeilijk of niet bereikbaar met het openbaar vervoer (door ligging bedrijf en routes openbaar vervoer), of zijn op bepaalde tijdstippen (wisselende ploegen) niet bereikbaar met openbaar vervoer. Gezamenlijke bedrijfsvervoersplannen kunnen moeilijk zijn wegens verschillende uurregelingen en wisselende werking. - Kinderopvang: naast een tekort aan kinderopvang in het algemeen, is er zeker een grote nood aan flexibele kinderopvang (zeker voor mensen in wisselende ploegen). - Sollicitatieprocedure: functiebeschrijvingen zijn vaak te zwaar (voor kansengroepen) waardoor deze bepaalde kandidaten afschrikken. Daarnaast ligt echter ook een belangrijke verantwoordelijkheid bij de werkzoekende (attitude en sollicitatie uit interesse en wil om te werken). - Versnippering van verschillende diensten: er is nood aan afstemming en duidelijkheid omtrent wie wat doet op de arbeidsmarkt, zowel voor de werkzoekende als voor de actoren in het werkveld. - Personeelsbeleid: veel KMO’s zijn niet klaar om kansengroepen aan te werven wegens een beperkt personeelsbeleid, en kennen vaak de voordelen en financiële tegemoetkomingen niet. In bepaalde bedrijven moeten structuur en cultuur veranderen, of ontbreekt een onthaalbeleid of opleiding: mensen moeten onmiddellijk meedraaien en productief zijn. - Interim-arbeid schrikt af: de interimsector levert een bijdrage in de opleiding van kansarmen en in de ontwikkeling van een onthaalbeleid, en biedt een belangrijke invalspoort naar bedrijven, maar opvolgende interimcontracten bieden geen zekerheid. - Taal. - Validering van ervaring/opleiding allochtonen: het is meestal niet duidelijk voor werkgevers welke waarde deze hebben, en bovendien is er een lange wachttijd voor gelijkschakeling van diploma’s allochtonen (zeker in publieke sector). - Werkloosheidsval: er is nood aan een actualisering van de huidige regelgeving, aangezien het verschil tussen loon en uitkering te gering blijft (zeker na aftrek van kosten indien men gaat werken, bv. Kinderopvang, vervoer, …). - Randvoorwaarden voor de werkzoekende: (langdurig) werklozen kampen vaak met een mindere zelfwaarde, en hebben schrik van of ervaring met “stress op de werkvloer”. Cultuurbemiddeling op
Werkdocument
9
de werkvloer is nodig om de sociale omgang te bevorderen. Bovendien moet de sociale problematiek van bepaalde werkzoekenden eerst opgelost worden vooraleer deze mensen naar werk toe te leiden (bv. daklozen). - Ontbrekende link tussen onderwijs/vorming en bedrijfsleven (zie verder). - Digitale kloof: werkzoekenden beschikken vaak niet over moderne communicatiemiddelen om vacatures op te sporen, of hebben moeite met het gebruik van openbare computers. - Tewerkstelling +45-jarigen: hebben wel ervaring, maar creëren ook een hogere loonkost terwijl ze in een nieuw bedrijf nog weinig bewezen hebben. Voor deze groep is het belangrijk om de motivatie te vergroten om aan het werk te blijven (o.a. door verschil loon - uitkering te vergroten, brugpensioen tot een minimum herleiden…), continu aan opleiding en levenslang leren te werken, maar ook om alle flexibele mogelijkheden om te blijven werken aan te bieden. Ouderen zijn meestal niet geïnteresseerd in een voltijdse job wanneer ze pensioengerechtigd zijn; ze zijn wel geïnteresseerd in een parttime job of in een bijklusactiviteit. Er dient evenwel opgemerkt te worden dat ook hier de focus niet enkel op laaggeschoolden mag liggen, maar moet er ook aandacht zijn voor de hooggeschoolden (tegengaan brain drain en versterken brain gain). In dit kader dient vermeld te worden dat er door de aanpak van aanbodbelemmerende knelpunten eerst alternatieven uitgewerkt dienen te worden voor het eigen arbeidsmarktaanbod (met ook een maximale toeleiding van kansengroepen naar knelpuntberoepen - zie hoger). Een gerichte economische immigratie dient pas daarna overwogen te worden. Kernwoorden: verlaging drempel naar de arbeidsmarkt, oplossing aanbodbelemmerende knelpunten (kinderopvang, mobiliteit, …) Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Mobiliteit: o Organisatie van carpooling op gemeentelijk of regionaal niveau; o Sluiten van afsprakenkaders met openbaar vervoer; o … - Samenwerking en betere afstemming tussen verschillende organisaties: o Gepersonaliseerde en doelgroepgerichte dienstverlening - maatwerk (Droomjobfabriek = voorbeeld goede praktijk); o Goede en gerichte trajectbegeleiding - levenslang leren; o Begeleiding van werkgevers én werknemers: zeker meer betrekken van KMO’s; o Brain drain tegengaan; o … - Kinderopvang o Samenwerking tussen overheid en bedrijven stimuleren, maar ook samenwerking tussen bedrijven onderling; o Duidelijke voorwaarden scheppen om misbruiken te voorkomen; o Werken aan een voldoende, goedkoop en flexibel aanbod van (bestaande) onthaalmoeders en crèches met het oog op voor- en naschoolse opvang; o Inschakeling van een dienstenchequesysteem voor kinderopvang; o Inschakeling van ouderen (mits erkende opleiding); o Invoering van flexibele arbeidssystemen die gelijk lopen met de schooluren, om de nood aan kinderopvang te beperken; o … - Attitude en werkloosheidsval: o Analoge aanpak qua bewustmaking/attitude als bij rookgedrag; o Werken moet lonend zijn (financieel en maatschappelijk); o Communicatiecampagne (TV-uitzendingen) series om knelpuntberoepen aantrekkelijker te maken en om arbeidsethos bij te brengen; o Ook focussen op werkenden (om ze aan het werk te houden), niet alleen op werklozen; o … - Personeelsbeleid: o Algemene bewustmaking belang goed personeelsbeleid en onthaalbeleid; o Goede praktijken zichtbaar maken en goed gedrag belonen: zowel bedrijf als werknemers; o Sociale omgang op de werkvloer bevorderen; o Interim: vereenvoudigde procedures; o Thuisarbeid stimuleren (vb. mogelijkheid telewerken voor laaggeschoolden via call centers); o … - Ouderen: Werkdocument
10
-
-
o Financieel aantrekkelijker maken om langer te blijven werken; o Flexibele deeltijdse uitstapregelingen; o … Allochtonen: o Diploma-erkenning vereenvoudigen; o Allochtonen toeleiden naar de sociale sector; o … …
Beleidsingang Onderwijs en kennis/innovatie De onderwijs- en kennisvoorzieningen in het algemeen en de samenwerking tussen de verschillende opleidingsverstrekkers en het bedrijfsleven vormen kritische succesfactoren voor het competitief vermogen en de welvaartsontwikkeling van Limburg. UItdagingen voor het Limburgs onderwijs zijn o.m.: Het verbeteren van de aansluiting tussen scholen en het bedrijfsleven, waardoor jongeren aan het einde van hun opleiding over een startkwalificatie beschikken om volwaardig deel te nemen aan de kennismaatschappij. Belangrijke doelstellingen hierin zijn de structurele verbetering van de arbeidsmarkt in toekomst en het vermijden van het risico op langdurige (jeugd)werkloosheid. Naast werken aan de instroom van afgestudeerden (basisopleiding, preventieve aanpak) en werkzoekenden (bijscholing, curatieve aanpak) in het bedrijfsleven, dient er ook aandacht te gaan naar de doorstroming van werknemers naar hogere niveaus binnen bedrijven en sectoren, veelal te rechtvaardigen op basis van ervaringskennis en competenties verworven via niet-formeel leren. Deze doorstroming creëert trouwens bijkomende ruimte voor de instroom van nieuwe werknemers. Het flexibiliseren van de educatieve voorzieningenstructuur op vlak van tijd, ruimte en tempo van de leerprocessen, waardoor meer mensen kunnen deelnemen aan het levenslang leren (vorming, opleiding, zelfstudie, afstandsleren, …). De inschakeling van ICT-technologieën (PC, CD-rom, internet, …) draagt bij tot deze flexibilisering. Het transparanter maken van het vormings- en opleidingsaanbod, met afstemming van programma’s en instapvoorwaarden van de verschillende opleidings- en vormingsinstanties. Samenwerking en taakafbakening tussen de verschillende opleidingsinstanties binnen lokale of regionale netwerken en partnerships is essentieel. Voor specifieke doelgroepen/kansengroepen (o.m. allochtonen, vrouwen) kan een optimaal opleidingsen scholingsklimaat uitgebouwd worden, aangepast aan hun eigen noden en aan de economische situatie van de regio. Belangrijk is ook dat deze doelgroepen breed gescreend worden, om inzicht te verwerven in hun bezwaren om in een opleiding te stappen. De specifieke samenstelling van het Limburgs bedrijfsleven, met name veel KMO’s, vraagt ook om een flexibele aanpak en organisatie van het opleidingsaanbod. Opleiding op de werkvloer is hierin een belangrijke pijler. Volgende hefboom wordt geformuleerd in dit kader:
De versteviging van de aansluiting en de kenniscirculatie tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt De “wereld van het werken” dient meer binnengehaald te worden in het onderwijs. De uitdaging is om een stevige interactie tussen het onderwijs en het werkveld op te zetten, met het oog op o.m. een structurele verbetering van de arbeidsmarkt in de toekomst (specifieke aandacht naar afstemming onderwijs met knelpuntberoepen) en het vermijden van risico op langdurige (jeugd)werkloosheid (instroom en doorstroom kansengroepen in zowel onderwijs als bedrijfsleven). Een cruciale factor in deze hefboom is de samenwerking en het structureel overleg tussen onderwijs, opleidingsinitiatieven, onderzoekscentra en bedrijven. Afstemming kan leiden tot flexibel onderwijs en opleidingen op de werkvloer en tot de uitbouw van (technologie)platformen tussen bedrijven en scholen voor sectoroverschrijdende kennistransfers. De voordelen van een stevige kenniscirculatie uit de afstemming tussen onderwijs en werkveld zijn o.m.: probleemoplossende ondersteuning voor bedrijven, meer uitgebreide stagesystemen, informeel netwerk tussen bedrijfsleven, leerlingen/studenten en (universitaire) medewerkers en een verhoging van de kwaliteit van de afgestudeerden vanuit een continu proces van leren groeien in onderwijs en werk. Een aantal knelpunten terzake kunnen benoemd worden in volgende domeinen:
Werkdocument
11
-
-
-
Imago leren en werken (systemen van alternerend leren en deeltijds onderwijs): maken deel uit van een watervalsysteem in het onderwijs, bedrijven halen hier “goedkope” arbeidskrachten uit, problemen met waardering van het getuigschrift door de overheid. Stageplaatsen: problemen met attitudes van leerlingen, maar ook rond de organisatie, de begeleiding en de inhoud van stages. Eindverhandeling/thesis: beperkt aanbod en nut voor de bedrijven? Afstemming tussen verschillende types van onderwijs / vorming / opleiding, en afstemming tussen onderwijs en bedrijfsvragen. Betrokkenheid van bedrijven in het algemeen onderwijs- en opleidingskader: afroming van goede kandidaten; kandidaten met “werkpunten” vallen uit de boot? Onderzoekscentra: nood aan meer infodoorstroming tussen verschillende centra en tussen centra en bedrijven, socio-economische organisaties en overheden. Ondernemerschap: blijvende nood aan meer promotie in scholen, met meer aandacht voor kenmerken en attitudes m.b.t. ondernemerschap. Begeleiding op de werkvloer: het is belangrijk om hiervoor tijd te voorzien vanuit bedrijven, met aandacht voor kwaliteit en voor het inschakelen van externe expertise indien nodig. Gezamenlijk gebruik van technologieën door bedrijven en scholen. Overgang van secundair onderwijs naar hoger en universitair onderwijs.
In het kader van deze hefboom is er nood aan een geïntegreerd Overlegplatform onderwijs/vorming arbeidsmarkt, dat opgericht zal worden in de schoot van SERR/RESOC. Aandachtspunten m.b.t. de herwaardering van het technisch en beroepsonderwijs tot eerste keuze optie en de bevordering van de deelname aan het hoger en universitair onderwijs worden opgenomen in kernopdracht 2 “ondernemend en innoverend vermogen”. Kernwoorden: aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, onderzoekscentra en bedrijven, kennistransfers
samenwerking
onderwijs,
opleiding,
Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Imago leren en werken: o Is de leerplicht tot 18 jaar een noodzaak voor alle opleidingen? Laat bedrijven mee opleiden in deeltijds onderwijs; o Werk aan gezamenlijke huisvesting in één overkoepelend gebouw: voor ASO, TSO en BSO; o Versterk de koppeling tussen opleiding en job (imago technische opleidingen) o Investeer in informatie m.b.t. de mogelijkheden van leren en werken naar alle doelgroepen; o Werk aan de gelijkschakeling van de getuigschriften van de verschillende vormen van deeltijds leren; o … - Stageplaatsen: o Voorzie stages in alle opleidingen: ASO - TSO - BSO - Hogeschool - Universiteit - Syntra …; o Jongeren beter voorbereiden op de stage; o Voorzie voldoende begeleiding op de werkvloer: mentorship in bedrijven; o Inhoud: werk aan afstemming tussen vraag en aanbod, met nuttige taken (meerwaarde) voor zowel stagiair, bedrijf als school; o Werk aan directieven op Vlaams (Minister van Onderwijs én Werk) en provinciaal niveau m.b.t. de organisatie, inhoud en begeleiding van stages: naar bedrijven én naar het onderwijs; o Stage-organisatie: beter aantal dagen na elkaar of opbouwen (niet slechts 1 dag per week, of slechts 3 weken op een jaar); o Voorzie ook stages voor leerkrachten; o Experimenteer met een verplicht (betaald) jaar stage na de opleiding, met een vergoeding van de kosten van de opleiding indien de opgeleide overstapt naar een ander bedrijf; o … - Eindverhandeling/thesis o Koppel de inhoud van eindverhandelingen aan een stagedatabank; o Investeer in netwerken tussen scholen en bedrijven voor kwalitatieve eindverhandelingen met een socio-economische meerwaarde; o Bekijk een eindverhandeling niet fragmentair, maar bewust als een geïntegreerde proef doorheen en op het einde van een opleiding. o Maak resultaten van thesissen meer bekend via media; o …
Werkdocument
12
-
-
-
-
-
-
Afstemming tussen verschillende types van onderwijs / vorming / opleiding en afstemming tussen onderwijs en bedrijfsvragen: o Bepaal de inhoud van opleidingen meer in overleg met de sectoren: start met o.m. kennismakingsmomenten tussen sectoren en scholen; o Werk aan een afstemming en aanvulling van het opleidingsaanbod tussen onderwijs en vormingsinstellingen; o Investeer in een inventarisatie en bekendmaking van initiatieven tussen bedrijven en scholen, ter inspiratie van verdere samenwerking; o Bekijk een mogelijke fragmentering van jobs en beroepsprofielen, met basisfuncties en functies met moeilijkere taken, en stem het (bij)scholingsaanbod hier meer op af; o … Onderzoekscentra: o Werk aan de communicatie over en een verbetering van de toegang tot onderzoekscentra (d.m.v. business development managers); o Stel vanuit het bedrijfsleven ook meer interfacemanagers aan, ter bevordering van de doorstroming met de interfacediensten van het hoger onderwijs; o Onderneem specifieke acties naar de KMO’s voor structurele contacten; o … Ondernemerschap: o Werk continu aan de wisselwerking tussen opleiden en ondernemen; o Neem ondernemerschap op in de opleiding van leraars: moeten praktijkervaring hebben; o … Begeleiding op de werkvloer: o Investeren in tijd, kwaliteit en expertise (train the trainer) heeft een kostenfactor: Loyaliteit van de jongeren beklemtonen na stage in een bedrijf. Zie ook kostentegemoetkoming hierboven bij stageplaatsen; o … Overgang van secundair onderwijs naar hoger en universitair onderwijs: o Voorzie voldoende voorbereiding en studiebegeleiding in het secundair onderwijs (zeker m.b.t. ingangsexamens); o … Geïntegreerd overlegplatform onderwijs/vorming-arbeid: o Verbreding van de expertise van LOOA in schoot van SERR en RESOC; o Niet enkel secundair onderwijs, maar uitbreiding met hoger onderwijs; o Voorzien van sectorale verankering; o …
Beleidsingang Welzijn en gezondheid Hoe verzorg ik het menselijk kapitaal dat aanwezig is in Limburg? De snelle vergrijzing vraagt om een aangepaste en professionele groei van de welzijns- en verzorgingssector. De uitdagingen en prioriteiten m.b.t. de welzijnssector worden in de kernopdracht “maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit” omschreven. In dit kader van het menselijk kapitaal wordt de prioriteit wel kort benoemd, en worden de achterliggende kernwoorden ook aangegeven.
Het ontwikkelen van de welzijns-, gezondheids- en verzorgingssector, door te voorzien in specialisatie- en samenwerkingsmogelijkheden, in aangepaste infrastructuur en in de opleiding van (gespecialiseerd) personeel in de verzorgingssector Kernwoorden: infrastructuur en opleidingen, ouderenzorg, kinder- en jongerenopvang, welzijnswerk, geestelijke gezondheidszorg, toegankelijkheid, welzijnscampus, sociale economie, erkenningen, werkingstoelagen, specialisatie, samenwerking, netwerkhulpverlening, kennisinstituut, senioreneconomie
Werkdocument
13
Kernopdracht 2: Uitbouwen van het ondernemend en innoverend vermogen
Innovatie en ondernemerschap zijn twee centrale begrippen voor Limburg in de transitie van een industriële naar een kennisgerichte economie. Vanuit de eigenheid van de Limburgse economie is het belangrijk om innoveren niet te verengen tot technologie. Innovatie dient zich te richten tot alle sectoren waar bedrijven kunnen groeien door de vermarkting van creatieve inzichten of ideeën. Innoveren is een kwestie van creativiteit, ondernemerschap, strategie, samenwerking en institutionele omkadering. Een brede focus op sectoren met een maximaal rendement voor de groei van Limburg is aangewezen. Naast investeren in meer toegevoegde waarde-activiteiten en bijkomende dienstverlening, dient verder gezocht te worden naar innovatieve speerpuntsectoren. Voor de ontwikkeling van het innoverend en ondernemend vermogen is het essentieel om alle partijen in te schakelen: het onderwijs, onderzoeksinstituten, spin-offs aan de ene kant en overheden, het bedrijfsleven aan de andere kant. Innoveren draait om creativiteit op alle niveaus van de maatschappij. De doorstroming van de bottom-up creativiteit is hierbij van het grootste belang. Het beleid dient innovatieve inspanningen en onderzoeksresultaten te valoriseren en te werken aan randvoorwaarden voor innoverende organisaties (locatiebeleid, regio-investering na screening op innovatieve ideeën, …).
Beleidsingang Economie en ondernemersbeleid De groei van de Limburgse economie en tewerkstelling tijdens het afgelopen decennium is afhankelijk van een positieve evolutie van zowel de exogene als de endogene groei enerzijds, en aan een succesvolle continue transformatie of ‘verdienstelijking’ van de Limburgse industriële economie naar een kenniseconomie, onder meer gekenmerkt door een verstrengeling van industriële en industriegerichte dienstverlenende activiteiten, anderzijds. Het is cruciaal om in het omkaderend economisch beleid voorwaardenscheppend te werken: zowel voor het bevorderen en stimuleren van een ondernemers- en bedrijfsvriendelijk klimaat, als voor het aantrekken en ondersteunen van binnenlandse en buitenlandse bedrijven. Dit beleid vormt een kritische succesfactor voor een succesvolle exogene en endogene economische groei. Meer aandacht in dit retentie- en acquisitiebeleid moet daarbij ook gaan naar bedrijven in innovatieve groeisectoren. Via sectorgerichte en -overschrijdende initiatieven gericht op innovatie, kennis en netwerking (ontwikkeling van clusters, maar ook industrie-ondersteunende diensten en toeleveringsactiviteiten) kan de competitiviteit van de Limburgse speerpuntsectoren ondersteund worden, om zo uit te groeien tot "centers of excellence" in Euregionaal perspectief. In samenspraak met de sociale partners, lokale besturen, POM, LRM, VLAO, … dienen alle krachten in Limburg gebundeld te worden voor de betere aanlijning van een economische strategie in de komende 10 jaar. Teneinde een sterke economische groei te bestendigen, worden volgende strategische hefbomen naar voren geschoven:
Het voeren van een doelmatig acquisitiebeleid en retentiebeleid in functie van het aantrekken en ontwikkelen van bedrijven in groeisectoren samen met het bevorderen van complementaire grensoverschrijdende economische en technologische samenwerkingsverbanden en partnerschappen Verschillende factoren, zoals de goede geo-economische positie, de beschikbaarheid van industriegronden, de kwaliteit en de loyaliteit van de werknemers, de goede bereikbaarheid en inspanningen en subsidies gericht op investeringen van binnen- en buitenlandse bedrijven, bepalen het welslagen van een exogene en endogene groeistrategie. Er is nood aan een actief merkbeleid voor de provincie Limburg - als aantrekkingspool voor investeringen - en voor de Limburgse producten - om op internationale markten meer kansen te realiseren. In de strategische regiomarketing van de provincie moet voldoende aandacht gaan naar het ontwikkelen en aantrekken van bedrijven in speerpunt/groeisectoren, vanuit een kwalitatief en
Werkdocument
14
gecoördineerd acquisitiebeleid. Bij de verdere uitbouw van de Limburgse economie dient de nodige aandacht te gaan naar innovatieve en duurzame bedrijven uit midden- en hoogtechnologische sectoren. De continuering van de rol van GOM-Limburg op dit vlak in het verleden, dient alleszins verder gegarandeerd te worden. Dit acquisitiebeleid dient echter deel uit te maken van een integrale aanpak, waarbinnen ook voor het retentiebeleid een belangrijke pijler wordt uitgebouwd, om bestaande sterktes in industrie (automotive, chemie, …) en andere sectoren (bouw, betoncentrales, grindsector, …) blijvend te ondersteunen en alle ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Binnen dit retentiebeleid is ook de ontwikkeling van spin-offs en niches een mogelijke denkpiste. De uitdaging ligt er in om te bouwen aan een inhoudelijk resultaatgericht regionaal-economisch beleid voor Limburg. En dit in netwerken, clusters, partnerschappen en samenwerkingsverbanden binnen en buiten de regio met lokale overheden (provincie en gemeenten), sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties), onderwijs- en onderzoeksinstellingen en andere socio-economische actoren. In dit kader is het essentieel om grensoverschrijdende internationale netwerken concreter uit te bouwen. Deze contacten mogen enerzijds niet te vrijblijvend zijn en anderzijds niet puur ontstaan op basis van subsidiemiddelen. Met de omliggende regio's kunnen flexibele en gedifferentieerde samenwerkingsverbanden opgezet worden voor verschillende projecten of (beleids)domeinen. Het is belangrijk om vanuit een multidimensionele aanpak te leren van goede voorbeelden uit andere streken in binnen- en buitenland. Het is in het organiserend vermogen van de regio ook van belang om het draagvlak van het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk te ontwikkelen voor de hele provincie. Hasselt-Genk moet zich positioneren in een bovenregionaal netwerk (met onder meer Brussel, Leuven, Antwerpen, Eindhoven, Maastricht, Aken, Luik) én in netwerkverband met niet-stedelijke gebieden in de provincie (voor gespecialiseerde dienstverlening). Belangrijke randvoorwaarden in heel het acquisitie- en retentiebeleid liggen uiteraard in de domeinen van ruimtelijke economie en mobiliteit: een continu aanbod van bedrijventerreinen op provinciaal niveau (met aandacht voor subregionale eigenheden, overschotten en tekorten) en provinciegrensoverschrijdend niveau, voorzien van economische (trimodale) ontsluiting, ruimte voorbehouden voor specifieke activiteiten (vb. watergebonden bedrijventerreinen, logistieke zones, kantoorparken, …), …. Op deze randvoorwaarden worden verder ingegaan in het kader van kernopdracht 3 “maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit”. Kernwoorden: acquisitiebeleid, retentiebeleid, omkaderend economisch beleid, verbeteren van het regionaal productiemilieu, strategische regiomarketing, merkbeleid, profilering Limburg als ondernemende provincie, socio-economische partnerschappen, netwerken, clusters, samenwerkingsverbanden Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Uitbouw van een gecoördineerd acquisitiebeleid vanuit het provinciale niveau: o Creatie van een one-stop shop met een sterk team van professionelen voor acquisitie; o Investeren in communicatiemiddelen voor Limburg als vestigingsplaats; o Uitbouw van grensoverschrijdende netwerken voor dit acquisitiebeleid: positionering en samenwerking; o … - Aandacht voor een integrale aanpak, met ook de ontwikkeling van een provinciaal retentiebeleid: o Stimuleren van spin-offs en de ontwikkeling van niches; o Aandacht voor de aflevering van (nieuwe) “eindproducten”; o Verlenging en verbreding van de waardeketen, door het ondersteunen van initiatieven van onderzoek tot distributie; o Aandacht voor de ondersteuning van clusters rond bestaande activiteiten (clusters creëren visibiliteit, hebben kritische massa); o … - Ontwikkeling van een actief merkbeleid voor Limburg: o Werken aan een gedurfd beleid, met ruimte voor onderzoek/innovatie en continue aandacht voor valorisatie en de aflevering van (nieuwe) “eindproducten”; o Stimuleren van spin-offs van bestaande bedrijven of aantrekken van spin-offs van elders; o … Werkdocument
15
…
Het stimuleren van (inter)sectorale clustervorming en de uitbouw van een industrieondersteunend dienstenaanbod, met de uitbouw van “centers of excellence” in speerpuntsectoren Via sectorgerichte initiatieven dient de competitiviteit van de Limburgse (industriële) speerpuntsectoren te worden ondersteund. Daarenboven zijn ook nieuwe, te ontwikkelen, toekomstsectoren van belang: innovatieve sectoren met een competitief voordeel en groeikansen voor de toekomst. Deze hefboom is daarom ook intrinsiek gelinkt aan bovenvermelde hefboom m.b.t. het acquisitie- en retentiebeleid. Een brede focus is aangewezen en kan de volgende innovatieve sectoren, waarin met een goede dosis lef gezocht wordt naar voorsprong en evolutie, omvatten: - Industrie in het algemeen - Automobielnijverheid - Logistiek - Toerisme - Landbouw: duurzame landbouw, tuinbouw en fruitteelt - Voedingsindustrie (+ link naar bio-sector) - Mobiliteit - Milieutechnologie, alternatieve energie en afvalverwerking (clean tech); - ICT - Bouw en duurzaam bouwen - Chemie - Life sciences - Zorg- en medische sector - Nutssectoren (elektriciteit, gas, drinkwater, TV-distributie, …) - …. Onderwijs- en onderzoeksinstellingen kunnen zorgen voor een wetenschappelijke onderbouw, voor de uitbouw van niches en concurrentiële voordelen in deze sectoren vanuit een Euregio-perspectief. Zeker binnen de kennisdriehoek Eindhoven-Leuven-Aken dient het potentieel van Limburg gescand en ingeschat te worden, om goede projectideeën te kunnen omarmen en ondersteunen. Bottom-up initiatieven en experimenten binnen KMO’s dienen alle kansen te krijgen. De uitbouw van ondersteunende diensten zoals inzake toegepast technologisch onderzoek moet daarbij evenwel uitgaan van het “local for global” principe, d.w.z. dat die kennisinfrastructurele voorzieningen worden uitgebouwd die aansluitend bij bestaande competenties of inspelend op de noden van het bestaande bedrijfsleven, tot een “center of excellence” in Europees perspectief kunnen uitgroeien. Om een regio sterk te kunnen ontwikkelen, is het van belang om dit in relatie en in netwerking met omliggende regio’s te doen. Naast aandacht voor netwerking via cluster- en niche-ontwikkeling binnen de sectoren, is ook vertikale netwerking cruciaal in een regionaal-economisch beleid: op een cross-sectorale manier aan kruisbestuiving en open innovatie werken. Het is essentieel om alle (Limburgse) partijen in te schakelen: de universiteit met haar transnationale samenwerking, hogescholen, onderzoeksinstituten en spin-offs (Wetenschapsparken) aan de ene kant, en overheden en bedrijfsleven aan de andere kant. Belangrijk voor het uitbouwen van dergelijke, vaak gespecialiseerde diensten is het bestaan van een voldoende (stedelijk) draagvlak en de noodzaak van een pro-actief vestigingsbeleid. In dit kader kan ook de decentralisatie van een aantal diensten naar Limburg heel wat opportuniteiten bieden, zowel van administratieve diensten (decentralisatie van bevoegdheden, activiteiten, middelen en tewerkstelling naar lokale overheden) als van diensten binnen marktsectoren (back-offices van banken, verzekeringen, consultants, …). Naast de strikt sectorale benadering is het ook belangrijk om in dit kader aandacht te hebben voor: - Veranderingsmanagement (m.b.t. strategie, management, innovatie, technologie, alternatieve energie, …); - Menselijk kapitaal (vernieuwende arbeidsorganisatie, arbeidsmobiliteit, creativiteit, initiatief en ondernemerschap, koppeling onderwijs-bedrijfsleven, …). Kernwoorden: speerpuntsectoren, (inter)sectorale clustervorming, toekomstsectoren, innovatieve sectoren, groeikansen, decentralisatie
Werkdocument
16
Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Uitvoeren van een scan van sectoren (in kaart brengen van sectoren via sectorfoto’s (cfr. Actieplan Logistieke Poort), zowel voor tewerkstellings- als economische aspecten (in kaart brengen, clustervorming, afbakening mogelijke werkpunten rond o.m. innovatie, en netwerking, opengooien van relaties in de waardeketen, …): o Voor sectoren waar al ondersteunende (cluster)instanties voor bestaan, ligt het initiatief bij deze organisaties (o.m. bouw, ICT, logistiek, toerisme, fruit, automotive); o Voor andere sectoren ligt een initiatiefrol bij de provinciale ontwikkelingsmaatschappij, i.s.m. VLAO, sociale partners, sectoren, UHasselt, …; o Aandacht voor bottom-up ontwikkelingen en experimenten bij kleine en middelgrote ondernemingen; o Belangrijk is om de scans in Euregionaal perspectief uit te voeren, met aandacht voor bestaande ontwikkelingen en opportuniteiten in (en samenwerking met) de ons omringende regio’s; o Aanduiden van (neutrale) trekkers / “projecteigenaars” per sector, als aanspreekpunt (maakt ook deel uit van het organiserend vermogen van de regio); o … - Blijvende aandacht voor decentralisatie van diensten (overheid en privé) naar Limburg. - Ontwikkeling van meer vertikale netwerken: cross-sectorale contacten tussen verschillende sectoren bevorderen (o.m. via de hogervermelde projecteigenaars). - Aandacht en ondersteuning voor veranderingsmanagement en menselijk kapitaal, via de uitbouw van een ondersteunend“center of excellence” in dit domein. o Veranderingsmanagement (m.b.t. strategie, management, innovatie, technologie, alternatieve energie, …); o Menselijk kapitaal (vernieuwende arbeidsorganisatie, arbeidsmobiliteit, creativiteit, initiatief en ondernemerschap, koppeling onderwijs-bedrijfsleven, …). - Versterking ontwikkeling spin-offs - ...
Het stimuleren en versterken van het ondernemerschap in de provincie, zowel bij de lokale ondernemer als in het onderwijs Om een ondernemers- en bedrijfsvriendelijk klimaat te bevorderen, dient ook het voorwaardenscheppend lokaal economisch beleid te worden versterkt. Belangrijk voor Limburg is het versterken van de ondernemersdynamiek en het innovatie- en aanpassingsvermogen van de lokale ondernemers, met het oog op een verdere professionalisering van het Limburgs ondernemerschap. Opleiding en begeleiding van (kandidaat-)ondernemers en de aanpak van een aantal randvoorwaarden (reglementering, onderwijs, ruimtelijke ordening, kapitaal en subsidiëring, …) zijn belangrijke elementen in dit ondersteunend beleid. Initiatieven in dit kader hebben aandacht voor o.m. de ondersteuning van starters en van interne groei bij KMO’s, de beschikbaarheid van economische managers en één-loketten voor ondernemers (zowel reëel als virtueel), winkelstraat- en centrummanagement en de bevordering van de kenniseconomie (kennisoverdracht binnen en tussen ondernemingen en innovatiestimulering). Veel beleidsaandacht gaat de laatste jaren uit naar starters en financiele incentives. Voor de financiering bestaan er ondertussen dan ook al heel wat instrumenten en ondersteunende instanties. Probleem is hoe bedrijven kunnen gestimuleerd worden om door te groeien? Hoe kunnen we het ambitieniveau van bedrijven opkrikken en zorgen voor een ondersteunend en stimulerend kader? - Initiatief: o Omwille van allerlei redenen (groter risico, controleverlies, delen van beslissingsmacht, vakbonden, …) bestaat er een schrik om te groeien, en kiezen bedrijven er eerder voor om het beperkt en beheersbaar te houden. o Risico nemen wordt niet beloond. Failliet is een levenslang stigma. Men moet aangemoedigd worden om risico te nemen, en het recht hebben om te falen. Als je faalt mag je dat iets kosten, maar je moet een degelijk vangnet voorzien. o Rolmodellen uitspelen is cruciaal: tonen dat risico nemen kan lonen. Ook verhalen van mensen die niet succesvol zijn geweest bevatten bovendien heel wat nuttige informatie. o Overheidsdiensten gericht op het bedrijfsleven worden niet gerund door ondernemers maar door ambtenaren.
Werkdocument
17
Een aantal initiatieven worden veelal ook tegengehouden door bewuste tegenwerking en jaloezie vanuit andere partijen (mentaliteit “wat boven het maaiveld uitsteekt moet afgeknipt worden”). Netwerking: o Er bestaat nog heel wat koudwatervrees, waardoor bedrijven liever apart iets opzetten, dan samen. o Er wordt te weinig gebruik gemaakt van netwerkingsmogelijkheden, vooral ook grensoverschrijdende netwerken. Het is belangrijk om te investeren in netwerking tussen bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen en overheden. o Technologie moet gezocht worden bij de bron, bij universiteiten, kenniscentra, zorginstellingen, …. Experten en vorsers moeten in contact gebracht worden met ondernemers die hun ideeën kunnen vermarkten. o Er bestaan sterke horizontale netwerken (werkgeversorganisaties), maar nog te weinig zichtbare vertikale netwerken. o
-
Het ondersteunend beleid dient ook aandacht te besteden aan experimentele projecten voor ondernemerschap en tewerkstelling in “zachtere” sectoren (tertiaire en quartaire sector, sociale huisvesting, sociale economie, onderwijs, …), die inspelen op veranderende maatschappelijke en economische contexten. Bovendien zitten er heel wat opportuniteiten voor ondernemerschap in de multiculturele bevolking van Limburg. Initiatieven voor ondernemerschap bij allochtonen moeten dan ook gecontinueerd, versterkt en uitgebreid worden. Ondernemersvaardigheden zijn talenten die van bij de geboorte aanwezig zijn. De omgeving en de opvoeding bepalen of en hoe deze talenten ontwikkeld worden. M.a.w. ondernemend gedrag kan worden aangeleerd. Vandaar dat het onderwijs een belangrijke rol speelt. Volgende knelpunten kunnen benoemd worden: - Het onderwijs start te laat met het stimuleren van ondernemend gedrag. Projecten als miniondernemingen, KID@BIZ starten op te late leeftijd. Eigenlijk zouden leerlingen al in de kleuterklas aangemoedigd worden om creatief te zijn. - Het onderwijs beknot creativiteit: lespakketten zijn zeer sterk afgelijnd en gedefinieerd. Leerkrachten weten vaak zelf niet wat ondernemen is. Ondernemerschap en creativiteit zou de rode draad moeten zijn doorheen alle lespakketten. Ook bij de leerkrachten en directeuren zijn er gemotiveerde rolmodellen: gebruik hen om anderen te overtuigen. - Ondernemerschap wordt vaak gelinkt met TSO. Ook ASO en BSO leerlingen verdienen de nodige aandacht in dat verband. - Opleidingen in het hoger onderwijs zijn te individualistisch: waarom geen kruisbestuivingen tussen verschillende studierichtingen (vb. werken met cases die in gemengde groepen opgelost moeten worden: ingenieurs met TEW'ers, juristen, ... - dit sluit veel meer aan bij de reële werksituatie). - Opleidingen in het hoger onderwijs zijn te weinig bedrijfsgericht. Eindwerken zijn theoretisch en weinig relevant voor het bedrijfsleven. Docenten hebben vaak zelf geen affiniteit met het ondernemerschap. - Onderwijs moet meer werken met rolmodellen: ondernemers voor de klas brengen. - Risico nemen moet je leren. - Lespakketten zijn nog te veel theorie. Het is belangrijk om ook voldoende praktijk in de opleidingen te voorzien, vb. door kwalitatieve stages. Belangrijk bij stages is dat men niet alle last op de schouders van de bedrijven legt. Scholen moeten hun duit in het zakje doen bij begeleiding en opvolging van leerlingen. - Het onderwijs bereidt te weinig voor op jobs. Veel mensen die afstuderen hebben nog altijd geen inzicht in het bedrijfsleven of het beschikbare jobaanbod, en zijn veroordeeld tot trial and error. Wat het onderwijs betreft is het stimuleren van de ondernemingszin d.m.v. samenwerkingsprojecten en kruisbestuiving tussen (secundair en hoger) onderwijs en bedrijfsleven belangrijk: enerzijds opleiding van toekomstige ondernemers, maar anderzijds belangrijk om te werken aan informele netwerken rond innoverend ondernemerschap tussen bedrijfsleven, academici en lokale instellingen/overheden. De koppeling ondernemerschap-onderwijs is ook essentieel vanuit een visie van kennismanagement en valorisatie van bestaande know-how in bedrijven via koppeling aan het onderwijs: via managementondersteuning voor bedrijven vanuit het onderwijs, maar ook via de inschakeling van ((brug)gepensioneerde) entrepreneurs in het onderwijs). Het stimuleren van het ondernemerschap is ook een factor in het verminderen van de Limburgse brain drain.
Werkdocument
18
Belangrijk is dan ook om aandacht te hebben voor een structurele versterking van de Limburgse economie. De brain drain is een cruciaal knelpunt: veel talent stroomt weg uit de provincie, voornamelijk omdat het aanbod aan hooggekwalificeerde jobs te beperkt is in Limburg. Limburg heeft nood aan een structurele versterking van haar economie, met nieuwe bedrijven en hooggekwalificeerde jobs. We verwijzen hierbij naar de twee voorgaande hefbomen binnen deze kernopdracht. Kernwoorden: stimuleren van ondernemerschap, ondernemersvriendelijk klimaat, starters , versterking ondernemerschap in onderwijs, kennismanagement, managementondersteuning voor bedrijven, netwerking innoverend ondernemerschap, brain drain Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Ontwikkelen van een ondersteunend en stimulerend kader voor ondernemers: o Stimuleren van initiatiefname voor opstart en groei van bedrijven: Beloon risico’s. Werk aan een mentaliteitsverbetering m.b.t. initiatiefname. Rolmodellen uitspelen is cruciaal: tonen dat risico nemen kan lonen. Ook verhalen van mensen die niet succesvol zijn geweest bevatten heel wat nuttige informatie. Heb aandacht voor het ondernemerschap binnen overheidsdiensten gericht op het bedrijfsleven. … o Netwerking: Investeer in alle netwerkingsmogelijkheden tussen bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen en overheden. Werk aan structurele contacten tussen onderzoeks- en kenniscentra en het bedrijfsleven (via business development managers), om experten en vorsers in contact te brengen met ondernemers die hun ideeën kunnen vermarkten. Investeer in horizontale netwerken én vertikale netwerken. … - Stimuleren van ondernemerschap in het onderwijs: o Experimenteer met projecten rond creativiteit in het kleuter- en basisonderwijs. o Voer ondernemerschap en creativiteit in als rode draad doorheen alle lespakketten. Werk met gemotiveerde rolmodellen (leerkrachten en directeuren) om anderen te overtuigen. o Ondernemerschap wordt vaak gelinkt met TSO. Ook ASO en BSO leerlingen verdienen de nodige aandacht in dat verband. Concrete doelstelling: mini-ondernemingen of gelijkaardige intitiatieven in alle opleidingen en scholen van Limburg. o Experimenteer met kruisbestuivingen in het hoger onderwijs vb. werken met cases die in gemengde groepen opgelost moeten worden: ingenieurs met TEW'ers, juristen, … , die veel meer aansluiten bij de reële werksituatie Cursus economie of ondernemerschap in alle studierichtingen. Alles is eigenlijk economie. Ook in de sociale sector moet finaal ergens een rekening betaald worden. Economie mag niet onderwezen worden als exacte wetenschap, het is een sociale wetenschap. Focus op eindwerken die relevant zijn voor het bedrijfsleven. Heb meer aandacht voor de wereld van werken: voorzie leerlingen en studenten van inzicht in het bedrijfsleven en het jobaanbod. … o Werk meer met rolmodellen: breng ondernemers voor de klas, en breng leerkrachten in het bedrijfsleven. o Werk aan de beeldvorming van “ondernemen”: uiteraard is ondernemen hard werken, maar het is ook nog meer “slim werken” en “waarde creëren”: voor het individu zelf, maar zeker ook voor Limburg en haar economische en maatschappelijke ontwikkeling. o Voorzie voldoende praktijk in opleidingen, door kwalitatieve stages. o … - Structurele versterking van Limburgse economie: focus op nieuwe bedrijven en hooggekwalificeerde jobs: o Aandacht voor een onderscheidende uitbouw van de provincie: zeker niet willen herdoen wat in andere provincies al gebeurt, maar op zoek gaan naar een eigen identiteit en niches. o Verdere ontwikkeling van de dienstensector: beschikbare aanbod aan diensten bepaalt de aantrekkelijkheid van een regio voor buitenlandse investeerders. o Overheidsdiensten naar Limburg: de overheid geeft zelf het slechte voorbeeld met al haar activiteiten te concentreren in Brussel. Voor heel wat diensten is dat niet noodzakelijk. o Limburg is sterk in halffabrikaten. Meer aandacht voor eindproducten. Werkdocument
19
-
-
o Stimuleren van ondernemerschap bij allochtonen o … Limburgse eigenheid behouden o Fier zijn op Limburg, eigen succesverhalen van succesvolle ondernemers of ondernemende personen uitdragen. o Voldoende aandacht voor de vraag of we altijd wel origineel genoeg zijn? o Succescultuur promoten. komaf maken met label achtergestelde regio, reconversiegebied. Limburg is een snelgroeiende dynamische regio. o Limburgse leefkwaliteit is uniek en moet bewaard blijven. o … …
Beleidsingang Onderwijs en kennis/innovatie De onderwijs- en kennisvoorzieningen in het algemeen en de samenwerking tussen de verschillende opleidingsverstrekkers en het bedrijfsleven vormen kritische succesfactoren voor het competitief vermogen en de welvaartsontwikkeling van Limburg. In de kernopdracht 1 “menselijk kapitaal” werden een aantal uitdagingen voor het Limburgs onderwijs benoemd, met specifieke aandacht voor de aansluiting en kenniscirculatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. In het kader van de kernopdracht “ondernemend en innoverend vermogen ligt de focus voor onderwijs en kennis/innovatie op de twee onderstaande hefbomen:
Versteviging van het kennisniveau in Limburg via de herwaardering van technische scholing tot eerste keuze optie en de bevordering van de deelname aan het hoger en universitair onderwijs Het is een aandachtspunt om te werken aan de beeldvorming van het technisch en beroepsonderwijs vanuit een integrale visie op de economische ontwikkeling van de regio (als essentiële schakels in de waardeketens van sectoren). Het technisch en beroepsonderwijs spelen een belangrijke rol in het verbeteren van het regionaal productiemilieu ten behoeve van nieuwe exogene/endogene groeikansen. Volgende knelpunten doen zich echter voor binnen dit technisch en beroepsonderwijs: - Technisch onderwijs en de industrie in het algemeen hebben een slecht imago. Technisch geschoold personeel blijft echter nodig want de dienstensector kan enkel groeien als de industrie groeit. - In het lessenpakket van het lager onderwijs is er een gebrek aan sensibilisering van technische beroepen/onderwijs. Leerkrachten lager onderwijs worden te weinig geïnformeerd over technisch onderwijs. - Ook ouders worden te weinig geïnformeerd/betrokken over (keuze voor) technisch onderwijs. Er is een onduidelijk toekomstbeeld na het technisch onderwijs, zowel qua beroep als qua verloning. - Er is een gebrek aan motivatie bij jongeren. Er zijn (samenhangend met hogervermeld punt) ook geen stimulansen van thuis uit. - Scholen bouwen het aantal technische studierichtingen af. Er zijn ook te weinig middelen voor de scholen, zeker voor technische scholen met o.a. als gevolg verouderde machines. - Er bestaan heel wat taalproblemen in deze richtingen - die bovendien veelal in concentratiescholen gegeven worden. - Er is een negatieve beeldvorming in bepaalde probleemwijken waar de werkloosheid hoog is. Door talrijke werklozen in de familie, vrienden- en kennissenkring zijn jongeren minder gemotiveerd om zelf wel aan het werk te gaan. - Er is een ondervertegenwoordiging van meisjes in technisch onderwijs, zeker in de hardere sectoren. Er dient ook gewerkt te blijven aan de uitbouw van een duurzame competitieve positie van de UHasselt en de Associatie Hoger Onderwijs Limburg met andere universiteiten en hogescholen binnen een Euregionale context, met aandacht voor een verhoging van de kwaliteit van afgestudeerden via bijkomende curricula en via een internationale werving van kenniswerkers: buitenlandse studenten, universitaire onderzoekers en gastprofessoren. Met betrekking tot het hoger onderwijs zien we o.m. nog volgende knelpunten: - We kampen met een uitstroom van hoger opgeleiden uit de provincie (brain drain). - Na het hoger onderwijs is er een gebrek aan aandacht voor alternerend leren: opleidingen tijdens de loopbaan.
Werkdocument
20
-
Stages zijn zeer belangrijk maar zijn nu niet aantrekkelijk voor bedrijven. Financiering, taal en motivatie (ook van ouders) zijn hindernissen voor deelname van allochtonen aan hoger onderwijs Wetenschappelijke richtingen worden al gepromoot maar de instroom moet nog verhogen.
Kernwoorden: aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, samenwerking onderwijs, opleiding, onderzoekscentra en bedrijven, kennistransfers,werkleren en leerwerken, stagesystemen, probleemgestuurd onderwijs, entrepreneurs in het onderwijs, technisch en beroepsonderwijs, eerste keuze optie, hoger onderwijs, universiteiten, hogescholen, bijkomende curricula, kenniswerkers Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Herwaardering technisch en beroepsonderwijs: o Imago: Werk aan de beeldvorming van technisch en beroepsonderwijs vanuit een integrale visie op de economische ontwikkeling van de regio (als essentiële schakels in de waardeketens van sectoren). Het is belangrijk om de koppeling tussen onderwijs en de beroepsvelden te versterken: investeren in ervaringsgetuigenissen, rolmodellen, praktijkinfo, zowel voor hoog- als laagopgeleiden. Breng ASO, TSO en BSO samen op 1 campus, geen strikte opsplitsing. Dit is in een aantal scholen reeds gebeurd en verdient navolging door andere scholen. Stimuleer integrerende middenscholen. … o Sensibilisering: Neem in lessenpakketten (vanaf lager onderwijs) sensibilisering omtrent technische beroepen op. Die onderbouwing in scholen is nodig. Dit kan via bepalingen in de eindtermen en via sensibilisering en bewustmaking van de leerkrachten voor TSO/BSO. CLB moet belangrijke rol opnemen bij bepaling studiekeuze. Ook hier is aandacht en info over technisch en beroepsonderwijs noodzakelijk. De rol van het CLB is cruciaal voor de beeldvorming en de verstrekte informatie moet dus objectief en onafhankelijk zijn. Nu gebeurt de studiekeuze te vaak onder invloed van de school. Organiseer kennismakingsavonden (zowel voor leekrachten, leerlingen als ouders) met getuigenissen van technische beroepskrachten, technische leerkrachten, …. Maak ouders bewust van de opportuniteiten van ASO, TSO en BSO. … o Aantal richtingen: Overheden dienen in elke regio alle verschillende opleidingen te voorzien. Stem meer op elkaar af (binnen en tussen onderwijsnetten!) voor een efficiënt aanbod. … o Attitudeprobleem: Aanpakken vanaf lager onderwijs. Dit is een heel proces waarbij ook ouders een belangrijke rol spelen. De verantwoordelijkheid bij de leerlingen zelf leggen zodat ze weten waarom ze naar school gaan. … o Instroom in TSO/BSO: Spelenderwijs (vanaf de kleuterklas) technologie aanleren. Specifieke aandacht voor instroom en begeleiding bepaalde doelgroepen (meisjes). Heropstart van Beroepen Infobeurs (BIP’je), waar verschillende (technische) beroepen worden toegelicht en in praktijk beleefd kunnen worden. … o … - Deelname hoger onderwijs: o Werk aan een stroomlijning van opleidingen en subsidies van de Associatie Hoger Onderwijs Limburg met andere universiteiten en hogescholen binnen een Euregionale context: Continue alertheid voor bijkomende of aangepaste curricula. Stem gelijke opleidingen meer op elkaar af voor een efficiënt(er) aanbod. Aantrekken van internationale kenniswerkers: buitenlandse studenten, universitaire onderzoekers en gastprofessoren. … Werkdocument
21
o o o
o
o
o
Stimuleer ondernemerschap in het hoger onderwijs door het expliciet in het lessenpakket te voorzien. Stimuleer meer samenwerking tussen hogeschool en universiteit enerzijds en de bedrijfswereld anderzijds. Ook voor het stimuleren van de instroom van studenten in het hoger onderwijs (universiteit en hogescholen) is het belangrijk om met rolmodellen en referentiekaders, met een koppeling naar beroepsvelden/vacatures na de opleiding. Voor het bereik en de instroom van bepaalde doelgroepen (allochtonen) kunnen 2e en 3e generatie allochtonen mogelijk sneller instromen in het hoger onderwijs maar een goede begeleiding is hierbij noodzakelijk: begeleiding in de overgang van secundair naar hoger onderwijs; begeleiding en ondersteuning bieden binnen eigen culturele gemeenschap; profilering vanuit werkgeversorganisaties op toegankelijke manier (belang van allochtone geschoolden en ondernemers); … Alternerend leren stimuleren: tijdens de loopbaan verder opleidingen volgen die een erkend diploma opleveren. De kosten hiervoor moeten gedeeld worden tussen bedrijven en overheid. In dit kader is het ook van belang om in Limburg in postacademische vorming en in Master-na-Masteropleidingen (MBA, Internationaal Management, …) te blijven voorzien. …
Versterking van de kenniseconomie en economische innovatie, met specifieke aandacht voor de verhoging van de kwaliteit en kwantiteit van de in- en uitstroom in het Limburgs onderwijs door vernieuwende onderwijsvormen Binnen de uitbouw van Limburg als lerende regio spelen onderwijs en permanente vorming een belangrijke rol in de verdere groei en transformatie van de Limburgse economie. Dit dient uiteraard gekaderd te worden binnen optimaal vormings- en opleidingsaanbod (naar inhoud en spreiding). In deze optiek is het belangrijk om te werken aan opbouwende experimenten in onderwijs- en opleidingsinstituten met flexibele leermethodes en pilootprojecten (talentenacademies, probleemoplossend onderwijs, intensieve stagesystemen, virtuele oefenfirma’s, competentiegericht onderwijs, werkleren en leerwerken (trajectbenadering in het deeltijds onderwijs)) en aan de versterking van het aanbod levenslang leren over alle sectoren heen en op diverse niveaus van het arbeidsaanbod (met specifieke aandacht voor EVC (Extern Verworven Competenties) en EVK (Extern Verworven Kennis)). Acties kunnen zowel op lokaal als op provinciaal niveau ondernomen worden. Niet enkel het onderwijs, maar ook het bedrijfsleven, overheden en de hele gemeenschap hebben een verantwoordelijkheid m.b.t. flexibele systemen van opleidingen (combinatie van leren en werken) en van levenslang leren. Bijkomende aandacht dient ook te gaan naar gelijke kansen voor jongeren in het onderwijs (met bijzondere aandacht voor de zwakste groepen in deeltijds onderwijs, BUSO, hoger onderwijs (instroom en doorstroom in hogescholen en universiteit), …) en aan de opportuniteitsgroepen in de Limburgse samenleving (allochtonen-anderstaligen). Competentiemanagement, vertrekkend van het menselijk potentieel, staat centraal in dit kader. Het is belangrijk om talenten bij alle bevolkingsgroepen te ontginnen. Niet enkel o.w.v. maatschappelijke redenen, maar als factor in kenniseconomie: enerzijds moet iedereen beschikbaar kunnen zijn voor de arbeidsmarkt, anderzijds om een aantal onderbenutte talenten (vb. door taalprobleem) om te buigen tot economische opportuniteiten/troeven voor export en internationalisering. In dit kader is ook de uitbouw van een Limburgs draagvlak voor innovatie en een sterk innovatiesysteem in de regio van belang: kennisinstituten, wetenschapsparken, onderzoekscentra, informele en formele technologienetwerken, … Innoveren mag niet verengd worden tot puur onderzoek of technologie, maar betekent wel een accent op een valorisatiebeleid t.a.v. innovatieve inspanningen en onderzoeksresultaten, het stimuleren van spin-offs (eigen spin-offs op en rond de 2 wetenschapsparken, maar ook aantrekken van spin-off activiteiten uit technologieregio Leuven, Eindhoven, Maastricht en Aken), samenwerking met omringende universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten, en ruimte om te experimenteren. Het is essentieel om alle (Limburgse) partijen in te schakelen: de universiteit met haar transnationale samenwerking, hogescholen, onderzoeksinstituten en spin-offs aan de ene kant, en overheden en bedrijfsleven aan de andere kant. Vanuit samenwerking en afstemming kan gewerkt worden aan kritische massa, visibiliteit en beeldvorming.
Werkdocument
22
Innoveren draait om creativiteit op alle niveaus van de maatschappij en het bedrijfsleven, waarbij de doorstroming van bottom-up creativiteit van het grootste belang is. Het stimuleren van creativiteit op de werkvloer is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Dit vereist een efficiënt HR-beleid, met bewustwording over het kunnen van de eigen medewerkers, bewustwording over het eigen kunnen, en de mogelijkheid om onderbenutte talenten in te schakelen en te ontwikkelen. Innovatie en experimenten brengen onzekerheid met zich mee, maar innovatie is cruciaal in een socioeconomisch ontwikkelingsbeleid: kiezen voor zekerheid nu is kiezen voor onzekerheid in de toekomst. Het onderwijs kan een belangrijke gangmaker zijn in de innovatieve ontwikkelingen in de regio en in de zoektocht naar nieuwe niches. De inschakeling van onderwijs- en onderzoeksinstellingen als wetenschappelijk draagvlak voor de detectie van nieuwe niches, innovatie en technologische ontwikkelingen in Euregionaal perspectief is een te benutten opportuniteit. In dit kader is het van belang om ondernemerschap en innovatie te incorporeren in onderwijs en opleidingen op secundair en hoger niveau, met aandacht voor succesverhalen, experimenten, rolmodellen, …. Beeldvorming is een belangrijk instrument in de bewustwording van het eigen kunnen van Limburg. Kernwoorden: lerende regio, levenslang leren, vernieuwende onderwijsvormen, flexibele leermethodes, gelijke kansen in het onderwijs, optimaal vormings- en opleidingsaanbod (naar inhoud en spreiding), innovatie, valorisatiebeleid, kenniseconomie, onderzoek en ontwikkeling, spin-offs, wetenschappelijk draagvlak Mogelijke acties en verbetervoorstellen: Kennisniveau: - Werken rond gelijke kansen in het onderwijs: op basis, secundair en hoger niveau: o Wegwerken van taalachterstand en aandacht voor cultuurverschillen. o Acties om te werken aan de instroom/participatie van doelgroepen (allochtonen), zeker specifiek naar universiteit en hogescholen. o Acties rond doorstroom en slaagcijfers. o Wetenschappelijk vergelijkend onderzoek naar verschillen in instroom (potentieel, waarom wel/niet, …?) en slaagkansen tussen Limburg en andere regio’s. o Belangrijke aandacht voor alle jongeren (niet enkel doelgroepen) voor instroom in en voor doorstroming vanuit ASO (als “voorbereidende richtingen) naar hoger onderwijs. Waarom wordt stap doorstroming wel/niet gezet? o … - Gelijke kansen koppelen aan economische opportuniteiten: o Onderbenutte talenten bij allochtonen (vb. door taalprobleem) ombuigen tot economische troeven, door ze mee in te zetten in export en internationalisering. o … - Impulsen voor flexibele leermethodes: o Experimenten voor continue onderwijsvernieuwing, maar met kwaliteitsbewaking en vooruitgang van het onderwijs - niet doen o.w.v. besparingen: talentenacademies, probleemoplossend onderwijs, stagesystemen, virtuele oefenfirma’s, competentiegericht onderwijs, werkleren en leerwerken, … o … - Aanmoedigen van levenslang leren: o Blijven aanmoedigen van werken en leren: stimuleren van combinaties door werkgever (alternerend leren, educatief verlof, opleidingscheques, …) en voorzien in flexibele systemen (via stages, maar ook via afstandonderwijs (Open Universiteit), …). o Belang van erkenning van EVC (Extern Verworven Competenties) en EVK (Extern Verworven Kennis) o … - Aandacht voor vernieuwende arbeidsorganisatie binnen wijzigende arbeidsomstandigheden (flexibiliteit, toenemende automatisering, …): o Ervoor zorgen dat mensen mee kunnen en mee willen in economie en maatschappij. o Wijzen op “meerwaarde” van werken: vermijden van dualisering maatschappij en verhogen van de betrokkenheid van individuen in het bedrijf en in de economie in het algemeen. o Aandacht voor de ontwikkeling van creativiteit op de werkvloer. o … Innovatie: - Voor initiatieven en ontwikkelingen m.b.t. innovatie wordt in eerste instantie verwezen naar het Limburgs innovatieprofiel, het innovatiepact in opmaak en het Limburgs Innovatiecentrum. Meer uit te diepen in functie van de hoofdlijnen van innovatieprofiel en innovatiepact Werkdocument
23
-
Uitbouw van een (vertikaal) innovatienetwerk met de universiteit met haar transnationale samenwerking, hogescholen, onderzoeksinstituten en spin-offs aan de ene kant, en overheden en bedrijfsleven aan de andere kant. o Uitbouw van sterk innovatiesysteem van kennisinstituten, wetenschapsparken, en onderzoekscentra met gestructureerde contacten met het bedrijfsleven. o Aandacht voor versterking van een universitaire nucleus met onderzoekscentra en de ontwikkeling van innovatieve (hoogwaardige) jobs in spin-offs. o Alertheid voor nieuwe (toekomstige) technologieën en kennis, met afstemming van opleidingen en investeringen in automatiseringscentra. o Werken aan kritische massa, visibiliteit en beeldvorming. Aandacht voor inhoud: ondersteuning voor onderzoek en valorisatie. Aandacht voor marketing: succesverhalen, rolmodellen. Belang van bewustwording/awareness van eigen potentieel. Bewustwording van het belang van innovatie: nu kiezen voor zekerheid is kiezen voor onzekerheid in de toekomst… Relatie naar onderwijs: incorporatie van ondernemerschap en innovatie in opleidingen in secundair en hoger onderwijs. … o Coördinatie van dit innovatienetwerk: professionele ondersteuning en samenwerking. o …
Werkdocument
24
Kernopdracht 3: Creëren en opwaarderen van de maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit
De uitbouw van een kwalitatief, duurzaam en aangenaam leefklimaat is cruciaal in de ontwikkeling van Limburg. De omgevingskwaliteit op zowel maatschappelijk als ruimtelijk vlak is een belangrijke factor voor het wonen, werken, ondernemen, investeren, leven en ontspannen in de provincie. De kwalitatieve ontwikkeling van Limburg en haar leefklimaat dient afgestemd te zijn op belangrijke uitdagingen en noden: op socio-demografisch vlak (o.m. vergrijzing, ontgroening, verkleuring), op socioeconomisch vlak (o.m. transformatie van de industriële economie), op socio-cultureel vlak (o.m. informatiesamenleving, belevingseconomie en toegenomen consumentisme) en op ruimtelijk-ecologisch vlak (o.m. eindigheid van grondstoffen, belang van bereikbaarheid én beheersbaarheid van de mobiliteitsvraag). Voor de ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkeling van Limburg is het belangrijk om uit te gaan van een netwerkhiërarchie. In eerste instantie binnen de provincie tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden, met een genetwerkte spreiding, ontwikkeling en ontsluiting van terreinen voor “economische” bedrijvigheid (industrie, diensten, landbouw, logistiek en onderzoeksinstellingen, maar ook toerisme, cultuur en sport). Hierop aansluitend moeten we een netwerkverband uitbouwen om heel Limburg vlot bereikbaar en mobiel te ontwikkelen. Belangrijk is om in de ontwikkeling van een aangename en duurzame ruimtelijke en maatschappelijke leefkwaliteit zeker rekening te houden met de samenstelling en eigenheden van de Limburgse bevolking, o.m. op het vlak van de welzijns- en verzorgingssector (voor het hele spectrum van kinder- en jongerenopvang tot ouderenzorg) en op het vlak van woningbouw (zowel voor kenniswerkers als voor minder begoeden). Daarnaast kan Limburg alleen functioneren in een bovenlokaal netwerk, met een sterk regionaalstedelijk gebied als spil tussen Brussel, Leuven, Antwerpen, Eindhoven, Maastricht, Aken en Luik. Een optimale mobiliteit tussen Limburg en de omringende centra - zowel infrastructureel als digitaal - is een economische en maatschappelijke basisvereiste. Een belangrijke opportuniteit in het Limburgs beleid ligt ook in technologische innovatie. Deze provincie kan een rol spelen als expertise- en pilootregio op het vlak van o.a. mobiliteit, duurzaam wonen, ecologie en milieutechnologie. Leefkwaliteit en duurzaamheid zijn cruciale randvoorwaarden in de socio-economische ontwikkeling van een regio, en ze bieden tegelijkertijd heel wat opportuniteiten om innovatief te antwoorden op hogergenoemde uitdagingen en noden. Werken aan de maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit betekent ook werken aan een onderscheidend imago voor de provincie Limburg, waar het goed is om te wonen, te werken, te ondernemen, te investeren, te leven en te ontspannen.
Beleidsingang Ruimtelijke economie en infrastructuur Ruimte voor werk is cruciaal voor de welvaartsontwikkeling in Limburg. Limburg heeft nog diverse mogelijkheden voor economische ontwikkelingen. In deze aanwezige ruimte moet alles in het werk gesteld worden om ondernemen mogelijk te maken, via een voldoende kwantitatieve en kwalitatieve beschikbaarheid en een differentiatie van (thematische) bedrijventerreinen, dienstenzones en kantoorparken. Limburg kent echter ook reële tekorten aan bedrijventerreinen, ondanks grote voorraden in enkele gemeenten. De spreiding van het aanbod over heel de provincie dient beter aangepakt te worden. Om de continuïteit in de bedrijfsinvesteringen te waarborgen, dient het locatiebeleid een buffer van beschikbare en bereikbare bedrijvenzones te voorzien in de hele provincie en dit vanuit het principe van gedeconcentreerde bundeling. Limburg beschikt bovendien over de potenties om verder uit te groeien tot een logistiek knooppunt. Het is dan ook aangewezen om de economische ontwikkeling te koppelen aan de mobiliteitsproblemen waarmee Limburg al decennia geconfronteerd wordt.
Werkdocument
25
De beschikbare ruimte is uiteraard ook belangrijk voor de toeristische sector, een sector met een belangrijke impact op tewerkstelling (ook voor kansengroepen) en inkomensvorming. Toeristische, recreatieve, culturele, sportieve en groene projecten dienen daarom als een complementaire ontwikkeling bekeken te worden t.a.v. de industriële, logistieke en dienstverlenende activiteiten in de provincie. Het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk moet gezien worden in een netwerkbenadering en interactie met de rest van de provincie, vanuit een zoektocht naar de specifieke rol die het gebied kan vervullen om de attractiviteit van het leven en wonen in heel Limburg te verbeteren. Een te sterke concentratie van bedrijventerreinen, de dienstensector of andere infrastructurele voorzieningen binnen het regionaalstedelijk gebied die ten koste gaat van de dynamiek van kleinstedelijke gebieden in de provincie staat haaks op deze visie. Ook omgekeerd, is het van belang de (streekeigen) rol van het plattelandsbeleid en het buitengebied in de provincie beter te kunnen duiden. Met betrekking tot het aanbod bedrijventerreinen, moet er uitgegaan worden van meer bottom-up input in de spreiding, ontwikkeling en ontsluiting van bedrijventerreinen. Dit geldt uiteraard ook voor de lokalisatie en afbakening van landbouwgebieden, de voedingssector en toeristische projecten Onderstaande hefbomen kunnen uiteraard niet los gezien worden van de hefbomen in de beleidsingang mobiliteits- en verkeersinfrastructuur.
Uitvoeren van een doelmatig economisch locatiebeleid en doordacht ruimtelijk ordeningsbeleid, met de ontwikkeling van de economische knooppunten met een voldoende (kwantitatief en kwalitatief) aanbod van regionale en lokale bedrijventerreinen en dienstenzones voor bedrijvigheid en distributie Dit betekent enerzijds de beschikbare ruimte als troef uitspelen in de regiomarketing van de provincie, en anderzijds het behoud en een optimale benutting van de beschikbare ruimte voor ondernemingen (met een deskundige ondersteuning van lokale besturen, een spaarzame en duurzame ruimtebesteding, de inschrijving van zonevreemde bedrijven in de ruimtebalans ter vrijwaring van uitbreidingszones en de opwaardering van bedrijventerreinen). In het kader van een efficiënt economisch locatiebeleid voor Limburg is het wenselijk om: - Lokale overheden maximaal in de mogelijkheid te stellen om het lokale vestigingsbeleid te sturen via haar ruimtelijke ordeningsbeleid en een gedifferentieerd prijs- en belastingsbeleid t.a.v. de soorten/types van bedrijven of sectoren die zich op bepaalde terreinen kunnen vestigen. Dit alles met het oog een optimale benutting van bedrijventerreinen, zonder echter de ontwikkelingskansen en de continuïteit van de gevestigde bedrijven in het gedrang te brengen. - De ontwikkeling van bedrijventerreinen te organiseren via een gecontroleerde bundeling van bedrijventerreinen in economische knooppunten mede met het oog op de ontsnippering van de bestaande (dikwijls sterk versnipperde) toestand. De ontwikkelingsperspectieven voor de economische knooppunten zijn m.a.w. bepalend voor de omvang en de differentiatie van de bedrijventerreinen. De ontwikkeling van de economische knooppunten dient, in navolging van het RSV, zoveel mogelijk te gebeuren in de nabijheid van de bevolkingsconcentraties, rekening houdend met de hiërarchie van de stedelijke kernen, de locatie van bestaande terreinen, bestaande ontsluiting en ruimtelijke context, wenselijkheid van uitbreiding m.b.t. andere functies, …. Om de continuïteit in de bedrijfsinvesteringen te waarborgen, dient een voldoende buffer van beschikbare industriegrond voorzien te worden. Deze buffer (ijzeren voorraad) is van belang, omdat de ontwikkeling van bedrijventerreinen gecompliceerd is: er dient rekening gehouden te worden met Europese regelgeving (habitat, vogelrichtlijn, …), er is tijd nodig voor administratieve planologische besprekingen en vergunningen, plannen kunnen het tempo van de economie niet volgen, …. Belangrijk is ook dat er voor de uittekening en ontwikkeling van bedrijventerreinen voldoende geïnvesteerd wordt in een draagvlak, vanuit een ruimtelijk-economische visie waarbij verschillende belanghebbenden betrokken zijn (zowel beleidsniveaus als socio-economische organisaties als bevolking (NIMBY-syndroom: Not in my backyard)). Het gaat hierbij om: - De ontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen: ontwikkelen en bouwrijp maken, hoogwaardige bedrijventerreinen, kwaliteitsbevordering en revitalisering, ontwikkeling tot kantoorparken en dienstenzones. Onderbenutte bedrijventerreinen (veelal strategische voorraden van bedrijven) verdienen in dit kader uiteraard ook de nodige aandacht en impulsen voor ontwikkeling.
Werkdocument
26
-
De bestemming en ontwikkeling van bijkomende bedrijventerreinen: voorzien van nieuwe locaties, ontwikkeling tot bouwrijpe terreinen via infrastructuuraanleg en uitrusting, multifunctionele bedrijfsverzamelgebouwen, locaties voor (grootschalige) kleinhandel, ….
Een belangrijke uitdaging is de ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen, met aandacht voor parkmanagement, gezamenlijke infrastructuur en groenvoorzieningen, efficiënt inzetten van energie- en materiaalstromen, bedrijfsinterne milieuzorg, afvalstoffenbeleid, …. Ook de verdere sanering van brownfields is een aandachtspunt in dit kader. Binnen het ruimtelijk-economisch beleid voor Limburg is het spreidingsaspect op subregionaal vlak van belang: ondanks grote voorraden in enkele gemeenten, bestaan er reële tekorten aan bedrijventerreinen in andere delen van de provincie. Voor het voorzien van ijzeren voorraden is er meer nood aan flexibiliteit in de planningslogica: vervloeiing van zones in elkaar, in plaats van strikte afbakening, experimenten om 5 ha voor lokale bedrijventerreinen in buitengebied te bekijken in “consortium” van een aantal kleine gemeenten, … Ruimtelijk-economische ontwikkeling dient continu oog te hebben voor een voldoende groot draagvlak/schaalniveau, met incorporatie van lokale en bovenlokale/subregionale noden en opportuniteiten. Limburg is zowat de enige provincie waar er geen intercommunale is die zich bezig houdt met de ontwikkeling van (bedrijven)terreinen. Hierdoor ontbreekt het aan een drijvende kracht en kan er veel tijd verloren gaan bij de uitvoering. Coördinerende kerntaken ter zake zijn weggelegd voor de POM Limburg, in samenwerking met de LRM en met de participatie van de privésector. Kernwoorden: economisch locatiebeleid, beschikbare ruimte, ijzeren voorraad, ruimtebesteding, ruimtelijke economie, duurzame bedrijventerreinen, parkmanagement, economische knooppunten, kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkeling bedrijventerreinen, bijkomende bedrijventerreinen, dienstenzones Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Ontwikkeling van een “nieuwe kaart voor Limburg”: geïntegreerde ruimtelijk-economische visie: o Vanuit een bottom-up input met socio-economische, maatschappelijke en politieke keuzes komen tot een nieuw ruimtelijk masterplan. o Vertrek van de realiteit en van wensen van de verschillende partners in Limburg, met aandacht voor alle ruimtewensen (industrie, handel, landbouw, wonen, recreatie, …) - en biedt individuele gemeenten die opteren voor vb. wonen, landbouw, toerisme ook alle kansen. Komen tot een totaalpakket van ieders wensen - in eerste instantie los van beperkende ruimtelijke regels - als basis voor een discussiedocument voor een nieuwe kaart van Limburg. o … - Ontwikkeling van een performant ruimtelijk-economisch beleid: Kerntaak voor POM Limburg, in samenwerking met LRM: o Voeren van eigen acquisitiebeleid (i.s.m. werkgevers, VLAO, …) voor Limburg. o Onderbouwing en ondersteuning van ijzeren voorraden vanuit een geïntegreerde visie (met afweging van ruimtegebruik door ruimteverslindende activiteiten, aandacht voor toegevoegde waarde en katalysatoreffecten, …). o Organisatie van overleg met ruimtelijk-economische partners op Euregionaal, provinciaal en subregionaal (gemeentegrensoverschrijdend) niveau. o Ontwikkeling van terreinen: verzameling van middelen, ondertekening van samenwerkingsakkoorden (risico’s inperken), … o Aandacht voor inhaaloperaties m.b.t. dienstenzones, kantoorparken en zones voor kleinhandel. o Aandacht voor de herinschakeling van onderbenutte bedrijventerreinen (strategische voorraden van bedrijven). o Ruimtelijk-economische ontwikkeling van terreinen via PPS. Verankering van bedrijven/sectoren met aandacht voor multiplicatoreffect door investeringen. Bedrijven niet (enkel) laten investeren in “gebouwen”, maar wel (ook) laten gebruiken: d.w.z. een betere organisatie van de aanleg van bedrijventerreinen: gebouwen voorzien die bij verhuis ook door andere bedrijven benut kunnen worden (cfr. bedrijvencentra en doorgangsgebouwen). … o … - Werken aan “ondernemersgeest” binnen overheden en administraties m.b.t. ruimtelijke ordening. Werkdocument
27
-
Aandacht voor draagvlak met omwonenden en andere stakeholders bij afbakening, inkleuring en ontwikkeling van nieuwe terreinen: o Parkmanagement en duurzame bedrijventerreinen zijn meer dan een “doekje voor het bloeden”; o Aandacht voor milieu en omgeving bij de afbakening, ontsluiting en (thematische) invulling van terreinen; o Organisatie van open bedrijvendagen: investeren in dialoog; o … …
Uitbouw van het stedelijk draagvlak van het regionaalstedelijk gebied in netwerkbenadering met de omgeving, met aandacht voor de versterking van de werking en draagkracht van lokale overheden en actoren De economische rol van het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk moet gezien worden binnen een netwerkbenadering met de omliggende economische knooppunten en met de buitengebiedgemeenten in Limburg. Sommige voorzieningen zoals logistieke poorten, hoogwaardige kantoorparken, dienstenzones, wetenschapsparken, thematische bedrijventerreinen (via randvoorwaarden en ondersteunende diensten), gespecialiseerde medische centra, universitaire centra, belangrijke culturele centra, , … kunnen enkel gedijen binnen een stedelijk gebied met een groot draagvlak. Omliggende gebieden profiteren daarvan, waardoor de attractiviteit van het leven en wonen in heel Limburg verbetert. In deze optiek is het ook wenselijk dat meer administratieve en overheidsdiensten zich vestigen in het regionaalstedelijk gebied, en dan meer specifiek in Hasselt, als administratieve hoofdplaats van de provincie. Binnen de netwerkbenadering dient ook het aspect van regionale spreiding van bedrijventerreinen vanuit een bottom-up strategie bekeken te worden, op basis van de reële nood aan nieuwe terreinen. Het stimuleren van initiatieven inzake verbetering overheidsdienstverlening en bestuurlijke vernieuwing gericht op de ontwikkeling van professionele lokale besturen via een stroomlijning van de beleids-, ambtelijke en adviesorganen past ook binnen dit kader. Omwille van de kleinschalige gemeenten komt het platteland het eerst in moeilijkheden door de steeds complexere eisen die de hogere overheden hen stellen. Samenwerking op subregionaal niveau kan hier een oplossing bieden. Om initiatieven op te starten die bijdragen tot de leefkwaliteit van de burger, is er lokale draagkracht nodig vanuit de besturen maar ook vanuit de andere actoren (bedrijven, socio-culturele en socioeconomische organisaties, …). Kernwoorden: regionaalstedelijk gebied, stedelijk draagvlak, netwerkbenadering, regionale spreiding van bedrijvigheid, decentralisatie van overheidsdiensten, draagkracht lokale besturen en actoren, overheidsdienstverlening, bestuurlijke vernieuwing Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Organisatie van gemeentegrensoverschrijdend overleg (subregionaal niveau) m.b.t. economische en ruimtelijk-economische ontwikkelingen: o Voorstellen van nieuwe locatie van economische bedrijvigheid; o Ervaringsuitwisseling en gezamenlijke visie-ontwikkelingen; o Gezamenlijke ontwikkeling van (lokale) bedrijventerreinen; o Uitgiftebeleid bedrijventerreinen; o Ontwikkeling en subregionale impact van handelszones; o … - Netwerkeconomie: voor regionaalstedelijk gebied maar ook voor vb. bedrijvigheid langs Kempische as en andere economische clusterlocaties werken aan geïntegreerde aanpak en overleg (cfr. ENA) vanuit ruimere visie (subregionaal-provinciaal-Euregionaal). - Decentralisatie van overheidsdiensten, als katalysator voor andere economische activiteiten. - …
Beleidsingang Mobiliteit en verkeersinfrastructuur Verkeersinfrastructuur en openbare vervoersverbindingen bepalen de bereikbaarheid van de provincie, als één van de voornaamste vestigingsfactoren voor bedrijven, en is derhalve mee verantwoordelijk voor de economische ontwikkeling. Werkdocument
28
Het is dan ook cruciaal om een doelmatig mobiliteits- en verkeersinfrastructuurbeleid te voeren. Zowel de economische bereikbaarheid als de verplaatsingsmogelijkheden van de verschillende bevolkingsgroepen dienen op een selectieve, duurzame en verantwoorde manier gewaarborgd en bevorderd te worden. Dit geïntegreerd mobiliteitsbeleid dient zowel gericht te zijn op een verbetering van de interne vervoersmogelijkheden als op een versterking van de externe vervoersmogelijkheden van de regio met de omliggende stedelijke netwerken en centra in de Euregio, en dit zowel voor personen- als goederenvervoer. Bereikbaarheid binnen Limburg en tussen Limburg en de omringende centra is een economische basisvereiste. Op het vlak van het interne mobiliteitsbeleid (binnen de provincie) dienen de noord-zuid en oost-west verbindingen te verbeteren. Dit geldt zeker voor de verbindingen van en naar het regionaalstedelijk gebied, als sterke tewerkstellingspool. Vooral het openbaar vervoer is onvoldoende uitgebouwd. Wat het externe mobiliteitsbeleid betreft, kan gesteld worden dat de succesvolle ‘exogene’ groei in Limburg onder meer te danken is aan de goede geo-economische positie van het oostelijk deel van Vlaanderen: Limburg ligt tussen grootstedelijke Euregionale netwerken en wordt doorkruist door een aantal transportassen van internationaal niveau. Dit resulteert in een interessante geografische positie voor heel wat bedrijven die op mondiale of Europese schaal opereren. Tegelijk bieden de aanwezige vervoersmodaliteiten en de ruimtelijk-economische potenties Limburg de mogelijkheid om uit te groeien tot een logistieke poort. Om deze gunstige ruimtelijk-economische positie van Limburg binnen de Euregio te verzekeren en de opportuniteiten als logistiek knooppunt te exploiteren dient er echter geïnvesteerd te worden in verbeterde en nieuwe lijninfrastructuren via weg, spoor en water. De bereikbaarheid voor personen- en goederenverkeer met de omliggende (buitenlandse) gebieden dient geoptimaliseerd te worden. Binnen een internationale netwerkeconomie zien we namelijk een toename van de transnationale vervoersstromen, een toename van de pendelstromen, een toenemend belang van de bereikbaarheid van economische centra. Hierbinnen is ook nood aan een duurzame visie op de afwikkeling van het grensoverschrijdend goederenvervoer. De transnationale verbindingen zijn gateways naar de rest van Europa en de wereld. Ook de verbetering van de ontsluiting van een aantal bedrijventerreinen en andere strategische locaties langs de weg dient een belangrijk aandachtspunt te zijn. Onderstaande hefbomen kunnen uiteraard niet los gezien worden van de hefbomen in de beleidsingang ruimtelijke ordening en infrastructuur.
Ontwikkelen van Limburg als economische en logistieke poort, met een versterking van de speerpuntsectoren logistiek en mobiliteit en het garanderen en verhogen van de bereikbaarheid van Limburg door verbeterde economische infrastructuur In dit kader is de ondersteuning van de groeisectoren logistiek en mobiliteit, zowel infrastructureel als organisatorisch, uiteraard essentieel, met het oog op de uitbouw van Limburg als logistieke en economische poort (logistiek-economisch netwerk rond Genk). Belangrijk hierin is een consequent overheidsbeleid: de beleidslijn “logistieke poort” dient doorgetrokken te worden bij adviezen over ruimtelijke uitvoeringsplannen t.b.v. nieuwe terreinen voor logistieke bedrijvigheid. Aandachtspunten in deze hefboom zijn: openbare werken, trimodale infrastructurele investeringen (weg, spoor en water - ook watergebonden bedrijvigheid en multimodale overslag), kerndoorstroming en ontsluiting van projecten en bedrijventerreinen, verbinding met omringende stedelijke netwerken. De opvolging van de optimalisering van de verkeers- en vervoersinfrastructuur kan via een task force verkeers- en vervoersinfrastructuur verzekerd worden. Ook dient er aandacht te zijn voor het belang van technologische innovatie in logistiek en mobiliteit, met als opportuniteit de uitbouw van Limburg als expertise- en pilootregio (“mobility valley”) op het vlak van mobiliteitsinnovatie. Ook investeringen in datamobiliteit (glasvezel, informatiesnelwegen en e-netwerken) zijn van belang in dit kader. Kernwoorden: logistieke poort, speerpuntsectoren logistiek en mobiliteit, (technologische) mobiliteitsinnovatie, openbare werken, verkeers- en vervoersinfrastructuur, ontsluiting, bereikbaarheid,
Werkdocument
29
kerndoorstroming, trimodale infrastructurele investeringen, multimodale overslag, watergebonden bedrijvigheid Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Investeren in technologische innovatie in mobiliteit en logistiek: o Ontwikkeling en profilering van Limburg als “mobility valley”. o Ontwikkeling van technologiepool ter ondersteuning van de logistieke sector (cfr. Flanders’ Drive), met aandacht voor onderwijs en onderzoek. o … - Oprichting van een task force verkeers- en vervoersinfrastructuur: o Opvolging van prioritaire investeringen in wegeninfrastructuur. o Aandacht voor evenwicht economische en sociale vervoersstromen vanuit een geïntegreerde visie op mobiliteit (zie ook verder). o Aandacht voor grensoverschrijdende verbindingen. o Aanpak van en overleg m.b.t. modal shift (weg-spoor-binnenvaart): afstemming van ruimtelijke ordening (nieuwe watergebonden bedrijventerreinen) en investeringsprogramma’s (Albertkanaal, sluizencomplexen, …). - …
Werken aan een duurzame visie op mobiliteit, met aandacht voor een geïntegreerd openbaar vervoersnetwerk en vanuit een doelmatig grensoverschrijdend mobiliteitsen verkeersinfrastructuurbeleid Er is nood aan een duurzame visie die rekening houdt met economische (mobiliteit als economische basisvereiste: belang van de bereikbaarheid van economische centra), sociale, milieu- (toename pendelstromen) en veiligheidsaspecten. Mobiliteit en bereikbaarheid spelen een rol in werk en economie, maar ook in een kwalitatieve en aangename woon- en leefomgeving. Het is ook belangrijk om aandacht te hebben voor het herlokaliseren of decentraliseren van (overheids)activiteiten met het oog op een vermindering van mobiliteitsstromen (telewerken). Voor decentralisatie dienen de Limburgse troeven vanuit een Vlaams én Euregionaal perspectief ingezet te worden: centrale ligging, ruimte, bereikbaarheid, leefkwaliteit, … Overleg m.b.t. gemeentegrensoverschrijdende mobiliteitsproblemen: basismobiliteit, woon-werkverkeer, intergemeentelijke verbindingswegen, … is een ondersteunend instrument hierin. Daarnaast is de uitbouw van het openbaar vervoersnetwerk van spoor, sneltram (light rail) en bus in de provincie prioritair, voor de netwerkverbindingen en bereikbaarheid binnen de provincie en van de provincie met omliggende gebieden. Deze uitbouw dient te vertrekken vanuit een hiërarchie van netwerken. Goed openbaar vervoer heeft uiteraard een sociale dimensie (basismobiliteit, bereikbaarheid van (lokale) voorzieningen (administratieve centra, winkels, ziekenhuizen, …), …), maar is ook een belangrijke randvoorwaarde voor een socio-economische ontwikkeling. Bovendien dienen de aanbieders van openbaar vervoer continu oog te hebben voor de (veranderende) vragen vanuit de individuele gebruikers, om hier waar nodig op in te kunnen spelen via ingrepen in het aanbod (uitbreidingen, nieuwe initiatieven, herstructureringen, …), ook afgestemd op socio-demografische wijzigingen (vergrijzing, …). Ook de optimalisatie van het woon-werkverkeer past binnen deze hefboom, met als aandachtspunten bijvoorbeeld ook de bereikbaarheid van bedrijventerreinen via openbaar vervoer (dubbel aandachtsveld: zowel m.b.t. de inplanting (ruimtelijke ordening) als m.b.t. het uitwerken van een goed openbaar vervoersaanbod), de promotie van de carpooldatabank, de aanleg van veilige functionele woonwerkfietspaden op en naar de bedrijventerreinen, …. Op mobiliteitsvlak dient ook gewerkt te worden aan een doelgerichte positionering van Limburg via de uitwerking van een geïntegreerde en grensoverschrijdende Euregionale mobiliteitsvisie ter optimalisering van de interne en externe economische en sociale verkeersstromen Binnen een netwerkeconomie dient aandacht te gaan naar het ontwikkelen van transnationale en bovenprovinciale (Euregionale) verbindingen. Hierbinnen dienen alle communicatielijnen opengebroken te worden, zowel sociaal-cultureel als economisch, als naar mobiliteit, naar de omliggende (grens)regio’s. Kernwoorden: duurzame mobiliteit, evenwicht economische en sociale vervoersstromen, decentralisatie overheden, telewerken, openbaar vervoer, spoorontsluiting, optimaliseren woon-werkverkeer, intergemeentelijk mobiliteitsoverleg geïntegreerd netwerk, netwerkhiërarchie, provinciale netwerkverbindingen, grensoverschrijdend mobiliteitsbeleid, geïntegreerd mobiliteitsbeleid, netwerkeconomie, bovenprovinciale (Euregionale) netwerkverbindingen
Werkdocument
30
Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Uitbouw geïntegreerd openbaar vervoersnetwerk. o Netwerkhiërarchie binnen provincie; o Verbindingen naar omliggende gebieden vanuit Limburg; o Monitoring van vraag (socio-demografische wijzigingen, socio-economische noden, individuele wensen, …); o … - Ontwikkeling van duurzame visie op mobiliteit: evenwicht van economische en sociale vervoersstromen binnen een Euregionaal kader. - Optimalisatie van het woon-verkeer, via overleg en samenwerking van bedrijven, lokale besturen, beheerders van bedrijventerreinen, (openbaar) vervoeraanbieders, …. - Organisatie van intergemeentelijk mobiliteitsoverleg. - Stimuleren en ondersteunen van telewerken en decentralisatie van diensten (overheid en privé), met positieve invloed op zowel mobiliteit als op economische ontwikkeling. - …
Beleidsingang Plattelandseconomie: dynamiek stad en platteland en leefbaarheid kleine kernen Stad en platteland in Vlaanderen hangen samen: men dient ze vanuit hun maatschappelijke en economische functionele samenhang te zien. Mensen optimaliseren het gebruik van hun leefruimte: deze valt niet samen met de stad of het platteland maar door de toegenomen mobiliteit strekt de leefruimte zich uit over een groter gebied: bijvoorbeeld werken in de stad, residentieel wonen aan de stadsrand, recreatie en toerisme in de natuur (platteland), …. Voor Limburg is de uitbouw van een regio met een kwalitatief hoogstaand imago belangrijk, in evenwicht van stad en platteland (in een netwerk met het regionaalstedelijk gebied als kern). De betekenis van het “platteland” is de laatste jaren gewijzigd, onder invloed van nieuwe economische en maatschappelijke dynamieken. Terwijl vroeger het platteland geïdentificeerd kon worden met de landbouw is dat al lang niet meer zo: De landbouw zelf is hard veranderd (schaalintensief, mechanisatie, innovatie: nieuwe culturen, technieken en teelten, …). Denk ook aan de mogelijkheden van bijvoorbeeld de voedingsindustrie als innovatieve toekomstsector. We zien ook een stelselmatige groei van nieuwe economische activiteiten: zowel (kleinschalige) industrie als diensten. Op het platteland wordt er al geruime tijd gewerkt rond kernversterking en de ontwikkeling van basisdienstverlening. Het platteland krijgt andere betekenissen voor de stedelingen, als nieuwe rurale ruimte: - Toeristisch-recreatieve infrastructuur, ook gericht op bijvoorbeeld educatie. - Ruimte, groen en rust/stilte als nieuwe activa van het platteland. Residentieel wonen op het platteland: leidt tot een mix van oorspronkelijke bewoners en inwijkelingen vanuit de stad. Beide groepen hebben een verschillend socio-cultureel profiel. Een permanente dialoog tussen de traditionele landbouwsector en de nieuwe belangengroepen binnen een bredere invulling van het plattelands- en buitengebiedbeleid is belangrijk, om niet te verzanden in een permanente discussie en conflict tussen landbouw, toerisme, woonbeleid en ondernemerschap. De analyse van het buitengebied en kleine kernen dient te gebeuren in termen van een evenwicht tussen economie, ecologie en sociaal-cultureel kapitaal, met de identificatie van pijnpunten en mogelijkheden van het Limburgse platteland en de consequenties voor de stedelijke gebieden. Hierbij moet ook aandacht zijn voor bestuurlijke moeilijkheden van kleine gemeenten. Het resultaat moet een bottom-up visie zijn op de opwaardering van het platteland die zich richt op de reële noden en problemen van het platteland en er tezelfdertijd antwoorden voor formuleert (verantwoording van nieuwe gediversifieerde activiteiten en sectoren). De Europese landbouw staat voor heel wat uitdagingen voor de toekomst: de agrarische sector zal garant moeten staan voor een minimale voedselonafhankelijkheid, maar gerealiseerd in een omgeving die alsmaar meer een milieubewust en ruimtelijk verantwoord beheer en kostenefficiënte bedrijfsvoering vereisen. Limburg heeft in dit Europese kader heel wat troeven, als regio met de meest vruchtbare gronden en de meest productieve landbouw in Europa, in de ontwikkeling van een meer gedifferentieerd beleid, binnen een duidelijke ruimtelijke landbouwstructuur. In dit kader wordt volgende strategische hefboom vernoemd:
Werkdocument
31
Ontwikkelen van een gediversifieerd, streekeigen en leefbaar (plattelands)beleid met economische kansen voor buitengebied en kleine kernen, en met ondersteuning en professionalisering van de landbouw Ondersteunen van een vernieuwde economische dynamiek voor de kernen in het buitengebied, met tegelijkertijd ook een verzekering van de leefbaarheid van het buitengebied. Er is nood aan een maatschappelijk debat en analyse van de Limburgse gebieden in termen van een evenwicht tussen economie, ecologie en sociaal-cultureel kapitaal: identificatie van pijnpunten en mogelijkheden van het Limburgse platteland en de consequenties voor de stedelijke gebieden. Het is belangrijk om de economische dynamiek en leefkwaliteit te bekijken vanuit een hedendaagse visie op het platteland en vertrekkend vanuit de eigenheden van het platteland. Haspengouw is een ander soort buitengebied dan Noord-Limburg. Overal in Limburg is een afgestemd kleine kernenbeleid nodig (ook in kleine kernen van grotere gemeenten), met overal andere maatschappelijke, economische en ruimtelijke eisen en opportuniteiten. Aandachtspunten in dit kader zijn: - Diversificatie plattelandseconomie: landbouw, teelten, plattelandstoerisme, …. - Beleid rond het hergebruik van leegstaande hoeven en loodsen. - Bedrijventerreinthematiek koppelen aan bestaande concentraties van zonevreemde bedrijven. - Landschappelijke integratie van bedrijven en landbouwbedrijven. - Verbeteren van de kwaliteit en het comfort van de landelijke woningen en hun woonomgeving. - Leefbaarheid en sociaal woonbeleid in de kleine kernen: aandacht voor verdoken armoede op het platteland. - Verhogen en versterken van de functionele mobiliteit in de kleine kernen. - Ontwikkeling van lokaal gedragen en uitgevoerde kleinschalige toeristische projecten. - … De landbouwsector blijft uiteraard de belangrijkste sector binnen de economische dynamiek van het platteland, en is de basis voor andere activiteiten (verbreding en diversifiëring). Belangrijke actiepunten dienen gericht te zijn op o.m.: - Versterking van de speerpuntsectoren binnen de landbouw (fruit- en groenteteelt). - Ontwikkeling van streekeigen landbouw met streekproducten, profilering in niches en kwaliteit binnen een mondiale landbouw met open grenzen. Landbouw enkel voor eigen gebruik biedt weinig perspectief. - Verbreding met afgeleide producten en distributiekanalen (verlenging waardeketen). - … - Diversificatie van de landbouw binnen een ruimere plattelandseconomie: nieuwe teelten, nieuwe technieken (groen management), maar ook verhogen van economische meerwaarde door diversificatie naar andere activiteiten: natuur (onderhoud landschap), cultuur, toerisme, ecologie, …. - Ondersteuning en uitbouw van onderzoek en ontwikkeling en innovatie op hoogtechnologisch en academisch vlak. De ambitie moet een Vlaams onderzoekscentrum zijn, voor strategisch onderzoek m.b.t. landbouw en fruitteelt. - Bedrijfsadvies, (management)ondersteuning en netwerking voor landbouwers: - Verbreding van visie: verweving van activiteiten en diversificatie (zie hoger). - Initiatief leren en laten nemen. - Netwerking vanuit kleine schaal naar groter draagvlak/schaalvergroting (vb. individuele zelfstandige landbouwers als werkende vennoten in cvba-samenwerking). - Ook aandacht voor armoedebestrijding. - … - Tewerkstelling: - Het landbouwareaal blijft, maar het tewerkstellingsbestand neemt af. - Aandacht voor knelpuntvacatures. - Aandacht voor mogelijkheden van sociale economie in de landbouw (opportuniteiten voor o.m. landschapsbeheer). - Seizoensarbeid: creëert nood aan tijdelijke huisvesting, en heeft effecten op plattelandsmaatschappij (sociale opvang). - Duidelijkheid inzake ruimtelijke randvoorwaarden: studie open ruimtegebied, aftasten mogelijkheden beheerslandbouw, uitwerken ruimtelijke landbouwstructuur, …. - … En dit alles rekening houdend met evoluties en hervormingen binnen het Europees landbouwbeleid. Belangrijk in heel dit kader is het “terug in de maatschappij plaatsen” van de landbouw, en tegelijkertijd ontwikkelingslinken naar de toekomst te leggen. Met betrekking tot de leefomgeving dient altijd de kwaliteit in het oog gehouden te worden:
Werkdocument
32
-
-
-
Bij de herbestemming van leegstaande hoeves moet er aandacht zijn voor zowel de maatschappelijke meerwaarde (vb. ontwikkeling als rusthuis voor eigen bewoners) als de economische opportuniteiten (vb. deels ontwikkeling als hotel, wellnesscentra, …). Bij herbestemmingen enkel kiezen voor grootschalige activiteiten vergroot de tegenstellingen tussen de oude en nieuwe bewoners van het platteland. Woonkwaliteit is een belangrijk aandachtspunt voor overheden: sociale huisvesting (aanbod, kwaliteit, zorgondersteuning (aangepaste woonvormen - Universal design, thuiszorg, serviceflats, dagopvang, …), woonbegeleiding (zowel van ouderen als van andere culturen in de bevolking of in de tijdelijke seizoensarbeid), … zijn cruciale elementen). Bij de herbestemming van leegstaande gebouwen kan eventueel ook gezocht worden naar gemeenschappelijke woonvormen met ondersteuning, die op hun beurt het sociaal weefsel weer ondersteunen. Basisvoorzieningen ontwikkelen in het buitengebied, op maat van de bevolking: sociale huisvesting en zorg, maar ook buurtwinkels en vb. buurtwinkelbussen met een uitgebreide dienstverlening (kruidenier, post, …). Hier is een dubbele aanpak vereist: enerzijds dienen de diensten naar de mensen gebracht te worden, en anderzijds dienen de mensen ook naar de diensten gebracht te worden (belbus, minder mobielencentrale). Kleinschaligheid dient leefbaar gehouden te worden via een aantal experimenten.
Kernwoorden: streekeigen plattelandsbeleid, plattelandseconomie, diversificatie, economische kansen buitengebied, ruimtelijk-economische dynamiek, kleine kernen, sociaal woonbeleid, leefbaarheid, landbouw, speerpuntsectoren fruit- en groententeelt, onderzoek en ontwikkeling, ruimtelijke landbouwstructuur Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Ondersteuning van de landbouwsector als kern van economische dynamiek in het buitengebied: o Managementondersteuning en netwerking voor landbouwers; o Onderzoek, ontwikkeling en innovatie (onderzoekscentrum); o Ondersteuning van speerpuntsectoren, niches; o Diversificatie en verbreding; o Tewerkstelling: aanpak knelpuntvacatures en onderzoek opportuniteiten sociale economie; o Ruimtelijke randvoorwaarden; o … Globale en parallelle aanpak van alle verschillende bovenvermelde aspecten. - Ontwikkeling van een globale visie over de wisselwerking tussen stad en platteland: o Analyse in termen van een evenwicht tussen economie, ecologie en sociaal-cultureel kapitaal, met de identificatie van pijnpunten en mogelijkheden van het Limburgse buitengebied en de consequenties voor de stedelijke gebieden. Hierbij moet ook aandacht zijn voor bestuurlijke moeilijkheden van kleine kernen en gemeenten. o Aandacht voor kwaliteit in de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling van het platteland (herbestemming van gebouwen, sociaal weefsel, …). o Dialoog tussen de oude en de nieuwe bewoners van het platteland. o Resultaat = bottom-up visie op de opwaardering van het platteland die zich richt op de reële noden en problemen van het buitengebied en er tezelfdertijd antwoorden voor formuleert (verantwoording van nieuwe gediversifieerde activiteiten en sectoren). o Experimenten met basisvoorzieningen (vb. buurtwinkelbus) op maat van de omgeving, om diensten naar de mensen of de mensen naar de diensten te brengen. o … - …
Beleidsingang Toerisme en cultuur Algemene opmerking Toerisme Limburg is momenteel bezig met de opmaak van het Strategisch Toeristisch ActiePlan (STAP). Dit plan wordt in september 2007 ter goedkeuring voorgelegd aan de provincieraad en is geldig tot 2012 (einde legislatuur provincie- en gemeenteraden). Dat betekent dat de termijn van het STAP gelijk is aan die van het streekpact. Het STAP kent een breed draagvlak omdat het wordt opgesteld i.s.m. o.a. de schepenen van toerisme, de werkgeversorganisaties en de toeristische ondernemers. In het STAP worden alle aandachtspunten die met toerisme (en cultuur) te maken hebben uitvoerig belicht, met als uitgangspunt dat toerisme een sterke economische sector is in Limburg die heel wat werkgelegenheid oplevert en die verder ontwikkeld moet worden. Het STAP ondergaat een interne en externe analyse en er wordt een SWOTanalyse aan gekoppeld. Dit resulteert in 8 strategische doelstellingen. Hiertoe worden een aantal indicatoren bijgehouden zoals de omzet van het toerisme, de hoeveelheid toeristische ruimte… Werkdocument
33
Wanneer we in het streekpact onder de kernopdracht “Maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit” spreken over de strategische prioriteit “Toerisme en cultuur” is het niet meer dan logisch dat voor de inhoud van dit onderdeel wordt teruggegrepen naar de inhoud uit het STAP. Het merendeel van de onderstaande aangehaalde aandachtspunten wordt bijgevolg ook reeds besproken in het STAP.
Het toerisme is een sector met een belangrijke impact op tewerkstelling en inkomensvorming. De uitbouw van een dynamisch cultureel-toeristisch-recreatief aanbod, met een link naar natuurbeleid, is dan ook een belangrijke pijler binnen het regionaal-economisch beleid. Limburg is een heterogeen gebied. In de verschillende deelgebieden van de provincie kunnen andere troeven worden uitgespeeld zoals toerisme, waterrecreatie, het mijnerfgoed, het Nationaal Park Hoge Kempen, … Toerisme moet daarenboven als een complementaire ontwikkeling bekeken worden t.a.v. de industriële, logistieke en dienstverlenende activiteiten in Limburg. Bij de verdere ontwikkeling van toerisme en recreatie dient aandacht te worden besteed aan de daarmee gepaard gaande werkgelegenheidscreatie, in het bijzonder ten behoeve van laaggeschoolde vrouwen. Daarbij moet evenwel rekening gehouden worden met bepaalde knelpuntfuncties die de Limburgse horecasector kenmerken. De ontwikkeling van de sector toerisme en recreatie dient ook het woon-, werk- en leefklimaat van Limburg te versterken. De opwaardering van de woon- en leefomgeving vergt dat doelbewust wordt omgesprongen met het cultuurhistorische en identiteitsbepalend erfgoed en met de groene troeven van Limburg. Gegeven het groeiend belang van het leefklimaat bij geschoolde werknemers is dit een belangrijke troef, zeker in het licht van de kenniseconomie. In die zin is de uitbouw van het toeristisch, recreatief en cultureel aanbod van vandaag in Limburg een investering in de opwaardering van het woon- en leefklimaat van morgen. Opdat de economische opportuniteiten van de aanwezige natuurlijke en cultuurhistorische rijkdommen maximaal worden benut, en opdat de toeristisch-recreatieve ontwikkeling een zo gunstig mogelijk effect heeft op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat, dient aandacht te worden besteed aan de volgende strategische hefboom:
Versterking van de speerpuntsector toerisme, door te investeren in een (hoog)dynamisch en gedifferentieerd toeristisch en recreatief aanbod, met blijvende aandacht voor de valorisatie van het materieel en immaterieel cultuurhistorisch en industrieel-archeologisch erfgoed Centraal staat het voeren van een doelmatig toeristisch beleid dankzij een integratie van verschillende strategische toeristische plannen in Limburg en een versterking van de netwerkvorming en productontwikkeling in het toeristisch-recreatief aanbod. Belangrijk hierin is een overkoepelend, coördinerend en integrerend beleid vanuit het Strategisch Toeristisch Actieplan (STAP) Limburg, met aandacht voor een verhoging van de toeristische attractiviteit door de ontwikkeling van streekeigen, middelgrote en weersongebonden attracties (publiekstrekkers); het concentreren van ruimte en middelen, het clusteren van kleinschalige attracties, het ondersteunen van de bestaande toeristische infrastructuur, het onderscheiden en complementair zijn t.o.v. omliggende regio’s, het promoten van Limburg als bestemming (thema onthaasting), de ontwikkeling van hefboomprojecten en het verzorgen van een kwalitatief onthaal. Een kwalitatief toeristisch beleid heeft aandacht voor een geïntegreerde aanpak via drie pijlers: - Infrastructuur; - Communicatie; - Kwaliteitsbewaking (via professionalisering, subsidiereglementen, …). Daarnaast dient er ook aandacht te zijn voor: - Tewerkstellingsmogelijkheden: versterking van de koppeling tussen toerisme en sociale economie. - Ruimtelijke ordening: ruimte voor toeristisch ondernemen is cruciaal in de verdere ontwikkeling van de sector. Bovendien werkt de relatie met natuur en cultuur dubbel: enerzijds is dit de basis van het toerisme in Limburg, en moet de kwaliteit en de omvang hiervan bewaard worden om het toerisme te versterken, anderzijds kunnen heel wat toeristische bedrijven moeilijk uitbreiden o.w.v. conflicten met de groene omgeving. - Mobiliteit: infrastructurele ontsluiting van toeristische projecten en het voorzien van openbare vervoersverbindingen. - Draagvlakvorming voor toeristische projecten: investeren in en onderhouden van de relatie met de omgeving en belanghebbenden (natuurverenigingen, …) - met aandacht voor mobiliteit, maar ook voor tewerkstelling van mensen uit de directe omgeving. - Publiek-private samenwerking in de ontwikkeling van toeristische projecten.
Werkdocument
34
-
Overleg m.b.t. onderwijs en opleidingen naar toerisme. …
Via een aantal projecten wil Limburg zorg dragen voor het materiële en immateriële cultuurhistorische en industriële erfgoed en het toekomstgericht gaan herbestemmen, uitbouwen, beheren en ontsluiten voor het publiek. Ontsluiting van het cultureel erfgoed heeft bovendien ook een belangrijke sociaalmaatschappelijke meerwaarde voor de eigen bevolking. Naast het valoriseren van de cultuurhistorische en natuurlijke rijkdommen dient ook werk te worden gemaakt van de duurzame en kwaliteitsvolle ontwikkeling en uitbouw van andere (zowel grootschalige als kleinschalige) toeristisch-recreatieve voorzieningen. Aandachtspunten hierin zijn: het organiseren van een attractief, gediversifieerd en herkenbaar aanbod, het versterken van het verblijfstoerisme, de ontwikkeling van lokaal gedragen en uitgevoerde kleinschalige toeristische projecten en het investeren in congresfaciliteiten voor de uitbouw van het congrestoerisme tot een volwaardige sector. Kernwoorden: strategische toeristische plannen, productontwikkeling, netwerkvorming, STAP, toeristische attractiviteit, gedifferentieerd toeristisch aanbod, hoogdynamisch aanbod, recreatie, duurzame en kwaliteitsvolle ontwikkeling, Versterking toeristisch-recreatief aanbod, congrestoerisme, erfgoed, herbestemming, ontsluiting, cultuurtoerisme Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Ondersteuning en opvolging uitvoering van het STAP Limburg. - Aandacht voor toerisme binnen een geïntegreerd beleid: als economische speerpuntsector, met randvoorwaarden m.b.t. tewerkstelling, ruimtelijke ordening, mobiliteit, draagvlakvorming, publiekprivate samenwerking, onderwijs/opleidingen, …. - …
Beleidsingang Milieu, ecologie en natuur Milieubeleid wordt traditioneel als een begrenzer van de economische groei bekeken, maar een goed ontworpen milieubeleid biedt opportuniteiten voor de economische groei van een land of regio. Om milieudoelstellingen (zoals de Kyotonormen) te halen zonder de economie te laten krimpen, zal men moeten grijpen naar radicale innovaties op het vlak van milieutechnologie. Stapsgewijze verbeteringen van de bestaande technologieën zijn een eerste stap in de goede richting (en voor kleine bedrijven ook dikwijls de enige manier om aan innovatie te doen), maar zijn op lange termijn ruim ontoereikend. Om radicale innovaties door te voeren zijn de meeste bedrijven te klein: men dient over te stappen op een collectieve aanpak die de grenzen van individuele bedrijven en organisaties overstijgt. Ook in dit kader kan er niet genoeg gewezen worden op het belang van netwerken tussen overheden, bedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Milieutechnologieën zijn interessant omdat de vraag naar een beter milieu een universeel gegeven wordt. Wie het verst staat in de milieutechnologie kan een competitief voordeel opbouwen door milieuproducten te gaan exporteren. Overheden dienen een innovatiebeleid terzake te stimuleren, in tegenstelling tot een eerder restrictief milieubeleid. Het gros van de beleidsvoorstellen kan onmogelijk doorgevoerd worden op Limburgse schaal. Vooral de gewestelijke en federale overheid zouden één en ander kunnen veranderen, zeker met betrekking tot een stabiliteit en rechtszekerheid van de wetgeving terzake en een vermindering van de stroeve administratieve rompslomp die aan ecologische investeringen vasthangt. Op lokaal of regionaal niveau zijn er mogelijkheden voor creatieve initiatieven, zowel bij de lokale overheden als bij grote en kleine bedrijven. Bovendien kan men voldoende tijd geven voor de incubatietijd van nieuwe technologieën en milieumanagementsystemen. Acties terzake kunnen opgezet worden op het vlak van levenscyclusanalyse, mileukeurmerken/ecolabels, eco-efficiency, bedrijfsinterne milieuzorg, afval- en emissiepreventie, milieucommunicatie en duurzame bedrijventerreinen. Ook investeren in duurzame landbouw kan in dit kader heel wat opportuniteiten bieden voor de regio: "traditionele" sectoren zoals de voedingsindustrie en fruitteelt zijn ondertussen uitgegroeid tot
Werkdocument
35
hoogtechnologische en innovatieve economieën. Limburg kent traditioneel heel wat spelers, waarvoor in verschillende schakels van de duurzame voedselketen een aantal opportuniteiten ontstaan. Het ecologische is bovendien een imago-aspect voor Limburg: het groen gaat verder dan "fiets- en wandelprovincie", er ligt ook een hele weg open voor een innovatieve ecologische (milieutechnologische) provincie. Prioriteiten stellen houdt in dat men nagaat welke competenties Limburg op het ecologische vlak heeft en welke technologieën interessant zijn om radicale innovaties door te voeren. Het komt neer op het definiëren van speerpunten op basis van de toekomstige vraag en de lokale technologische competenties. Volgende hefbomen kunnen terzake geformuleerd worden:
Het benutten van de ‘groene’ troeven ter versterking van een aangenaam en kwalitatief woon- en leefklimaat, met een integratie van ecologie en milieutechnologie in een nieuw groen imago Door het groene karakter van Limburg te ontwikkelen met het oog op zachte recreatiemogelijkheden dient te worden bijgedragen aan een aangename en kwalitatieve leefomgeving. Deze hefboom vertrekt van het groene imago van Limburg, en biedt bovendien extra tewerkstellingsmogelijkheden voor sociale economie en de uitbouw van de tertiaire en quartaire sector in de sectoren toerisme, milieu en natuur. Ook innovatieve ontwikkelingen van duurzaamheid (vb. bedrijventerreinen, huisvesting, …) en milieutechnologieën passen bij het imago van Limburg: goed om te wonen, te leven, te investeren en te (tele)werken. De investeringen in deze nieuwe “groene” pijler dienen dan ook in de regiomarketing van Limburg als ondernemende provincie gecommuniceerd te worden. Belangrijk in dit kader is om te investeren in overleg en samenwerking om tegenstellingen tussen verschillende belangengroepen om te buigen tot opportuniteiten. De ecologische en milieugerichte sectoren bieden tewerkstellingsmogelijkheden voor gespecialiseerde werknemers en onderzoekers, maar we mogen ook niet vergeten dat de sectoren milieu, natuur en toerisme heel wat kansen bieden voor sociale tewerkstelling. Kernwoorden: groen, natuur, aangenaam woon- en leefklimaat, imago, regiomarketing, kwalitatief leefmilieu, telewerken, tewerkstelling, sociale economie Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Integratie van de “groene” thematiek in het socio-economische beleid en in de regiomarketing voor Limburg. - Concrete vertaling van de betekenis van “milieu, ecologie en natuur” m.b.t.: o Levenskwaliteit. o Economische ontwikkeling. o Tewerkstellingskansen. o … Investeren in en experimenteren met concrete projecten: in bouwsector, in energiewinning, groenbeheer, … - …
Stimuleren van milieu-innovatie en van samenwerking tussen overheden, bedrijven en onderzoeksinstellingen op het vlak van ecologie We dienen te werken aan randvoorwaarden om ecologische principes te integreren in de economische ontwikkeling van Limburg. De uitdaging van eindige bronnen van lucht, water, energie en ruimte kan via milieu-technologische innovaties resulteren in opportuniteiten voor de ontwikkeling van competitieve economische voordelen. Hogere overheden dienen te zorgen voor de randvoorwaarden m.b.t. de regelgeving en administratieve behandeling terzake. Regionale partners dienen samen te werken rond transitiemanagement, met volgende aandachtspunten: - Lange termijndenken. - Opdoen van ervaring en stimuleren van leereffecten (van diffusie van bestaande technieken naar radicale innovaties). - Openhouden van technologische opties voor de toekomst. - Oriëntatie op oplossingen i.p.v. problemen.
Werkdocument
36
-
Denken in termen van meerdere beleidsdomeinen en interacties tussen verschillende actoren op diverse niveaus (ook vb. koppeling met ICT: versterken van telewerken via data-infrastructuren). Uitwerking van het beleid samen met alle stakeholders.
Samenwerking en netwerking tussen overheden, bedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen is cruciaal in het organiserend vermogen van de regio. De provincie, intercommunales en gemeenten zijn van dichtbij betrokken bij allerhande activiteiten die verband houden met afvalrecyclage en -verwerking, energieproductie, bodemsanering, … Er zijn ook al initiatieven lopende bij grote en kleine bedrijven en onderzoeksinstituten in de regio, waarop kan ingehaakt worden. Indien men nu met alle betrokken stakeholders rond een concreet, nieuw initiatief of project zou kunnen samenwerken zal dit de kans op doorbraken in deze activiteiten drastisch verhogen. De economische impact en de uitstraling ervan kan doorwegen, ook via het ontwikkelen en aantrekken van nieuwe high-tech milieubedrijven. Concreet kan ook gedacht worden aan de oprichting van een Limburgs Ecoplatform waar de ervaringen m.b.t. ecologische problemen van grote bedrijven gebundeld en uitgedragen worden naar kleinere bedrijven (“innoverend ecologisch netwerken”). Ook een screening van de portefeuilles van ‘venture capitalists’ en ‘business angels’ op ideeën of opstartende bedrijfjes in de milieutechnologie die interessant maar té risicovol zijn om in te investeren is een denkpiste. Gecombineerd aan de aanwezige topexpertise in onderzoeksinstituten kan in een paar van deze projecten geïnvesteerd worden (door zgn. ‘educational investments’) tot ze voldoende ontwikkeld zijn om overgenomen te worden door ‘venture capitalists’. Kernwoorden: milieu-innovatie, uitdagingen, economische transitiemanagement, samenwerking, ecologisch netwerken
voordelen,
randvoorwaarden,
Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Investeren in netwerking tussen overheden, bedrijven en onderzoeksinstituten m.b.t. milieutechnologie en milieu-innovatie: o Oprichting van een Limburgs Ecoplatform om ecologische ervaring van grote bedrijven te bundelen en uit te dragen naar kleinere bedrijven (“innoverend ecologisch netwerken”). o Organisatie van een cluster voor innovatie en samenwerking (en imagovorming!) m.b.t. afvalverwerking en recyclage (clean tech). o … - Concrete vertaling van de betekenis van “milieu en ecologie”: o Levenskwaliteit. o Economische ontwikkeling. o Tewerkstellingskansen. o … Investeren in en experimenteren met concrete projecten: in bouwsector, in energiewinning, afvalrecyclage, …. - Koppelen van een ecologische return aan economische steun - …
Beleidsingang Welzijn en gezondheid De snelle vergrijzing vraagt om een aangepaste en professionele groei van de verzorgingssector. Hierbij moet in de eerste plaats gedacht worden aan een aangepaste infrastructuur en de opleiding van gespecialiseerd personeel. Voor infrastructuur is zowel nood aan gespecialiseerde infrastructuur als aan basisopvanginfrastructuur gespreid over heel Limburg. Voor de aanwerving van personeel is er een bijkomend probleem wegens de scherpe concurrentie vanuit omliggende (buitenlandse) gebieden, met name de Vlaamse Ruit en Nederland, waar al langer tekorten bestaan. Er dient voldoende aandacht te gaan naar de zorgsector als economische sector, omwille van de gevolgen op andere economische sectoren. Indien wij geen goede (ouderen)zorg op maat uitbouwen, zal men meer moeten kiezen om terug deeltijds te gaan werken omdat de zorg van de (groot)ouders op de schouders van de kinderen terechtkomt, waardoor er te weinig arbeidskrachten zijn in andere sectoren… De verzorgingssector is echter niet enkel de sector van een “probleem” dat moet opgelost worden (de vergrijzing opvangen en betalen), maar biedt tegelijk een potentieel voor economie en tewerkstelling. Het is bovendien ook een sector die niet kan delokaliseren. Om tot een optimale medische dienstverlening te komen, dient ook aandacht besteed te worden aan de kwaliteitszorg. Een verdere uitbouw - en universitaire koppeling - van de samenwerking tussen ziekenhuizen Werkdocument
37
- niet alleen binnen de provincie, maar ook grensoverschrijdend (vb. i.h.k.v. de Euregio Maas-Rijn) - kan de kwaliteit van de dienstverlening stimuleren en opwaarderen. Ook zou beter moeten kunnen ingespeeld worden op onvervulde behoeften, zeker in de thuiszorg. Kritische succesfactoren om adequaat een professioneel welzijns- en gezondheidsbeleid uit te bouwen, zijn:
Het ontwikkelen van de welzijns-, gezondheids- en verzorgingssector, door te voorzien in specialisatie- en samenwerkingsmogelijkheden, in aangepaste infrastructuur en in de opleiding van (gespecialiseerd) personeel in de verzorgingssector Uitdagingen in de kwalitatieve uitbouw van infrastructuur en personeel (opleiding en tewerkstelling) in de welzijns- en verzorgingssector (tertiaire en quartaire sector) liggen er op het vlak van: - Ouderenzorg (opvang vergrijzing); - Kinder- en jongerenopvang (toenemende nood, zeker als de arbeidsmarkt verwacht dat er méér mensen geactiveerd moeten worden); - Geestelijke gezondheidszorg (psychosociale problematieken); - Algemeen welzijnswerk; - Toegankelijkheid; - … Op infrastructureel vlak dienen specifieke initiatieven ondersteund te worden die de opvang van het vergrijzingsfenomeen willen verzekeren. Prioritair binnen de verzorgingssector is dan ook de ouderenzorg, maar dan in al haar aspecten, zoals - De thuiszorg (zowel zorggericht als werken rond randvoorwaarden en ondersteunende diensten, zoals bijvoorbeeld klusjes aan huis en boodschappendiensten) - De tussenoplossingen of overgang van thuismilieu naar residentiële opvang: dagcentra, serviceflats, … - De residentiële en intensieve opvang. In deze optiek wordt het traditionele rusthuisconcept uitgebreid naar een ruimer welzijnsconcept, waarbij complementaire diensten binnen het algemeen welzijns- en meer specifiek seniorenbeleid op welzijnscampussen gegroepeerd kunnen worden. De rol van ouderen in onze samenleving en de kwaliteit van ouderenopvang (niet enkel medisch en fysisch) moet een aandachtspunt zijn. Het gaat hier niet alleen over het “aantal bedden”, maar ook over de maatschappelijke meerwaarde. Niet alle formules zijn hier opgesomd maar het is belangrijk om alle verschillende opvangpistes te omschrijven en te ontwikkelen . Opportuniteiten voor ondersteunende diensten in de zorgsector liggen ook in de sociale economie (flexibele kinderopvang (combinatie gezin/arbeid), bijkomende plaatsen dienstencheques (gezinsarbeid), aanvullende thuishulp ouderen). Kansengroepen kunnen deels terecht in de verzorgingssector, maar er zijn echter te weinig aangepaste jobs in deze sector (soort logistieke hulpen). Jobs in de zorgsector zijn bovendien zware jobs, zowel fysiek als psychisch. Wel liggen er opportuniteiten om via herscholing/opleiding mensen uit kansengroepen toe te leiden naar jobs in de zorgsector. Geef iedereen een taak in de maatschappij: arbeidszorg wordt vermeld in dit kader, vanuit de invalshoek dat veel meer mensen kunnen ingeschakeld worden in een zinvolle dagbezigheid bij ouderen in rusthuizen, of niet-actieven (die niet meer via officiële tewerkstelling aan de slag gaan) inschakelen in hun eigen woonbuurt in een takenpakket rond ouderen. Er is een bredere invulling mogelijk van taken buiten het formele “jobgedeelte”. Zorg mag echter zeker niet gelijk gesteld worden met sociale economie: dit is een belangrijke economische sector, met heel wat tewerkstellings- en specialisatiemogelijkheden. Ook voor innovatie in technologie, ICT en domotica liggen heel wat opportuniteiten binnen de zorgsector: zowel voor patiënten/cliënten als voor professionelen. Er is daarnaast ook potentieel voor het creëren van jobs binnen de “georganiseerde vrijetijdsmarkt” voor ouderen (als actieve consument). Opdat de bestaande spelers in het welzijns- en gezondheidsbeleid (ziekenhuizen, rusthuizen, OCMW’s, …) hun rol optimaal kunnen vervullen, dienen zij terdege voorzien te worden van de nodige erkenningen en de daaraan gekoppelde werkingstoelagen. Zeker met het oog op het versterken van bestaande en ontwikkelen van nieuwe specialisaties, in overleg en samenwerking met de andere medische en zorginstellingen in de regio, zijn bijkomende erkenningen en de bijhorende middelen een noodzaak.
Werkdocument
38
In het kader van een netwerkhulpverlening dient een volwaardig zorgaanbod op maat van de cliënt ontwikkeld en aangeboden te kunnen worden. Op het vlak van kwaliteitszorg voor de welzijns-, gezondheids- en social profit-sector in het algemeen, is een duidelijke visie en beleid nodig, met aandacht voor professionalisering, afstemming en organisatieontwikkeling. De uitbouw van een kennis- en opleidingsinstituut voor zorgeconomie kan ondersteunen in de totstandkoming van een visie en een doelmatig beleid op. Dit kenniscentrum kan via overleg, onderzoek en benchmarking structurele veranderingen (problemen én uitdagingen) ondersteunen die een in Limburg sneller vergrijzende bevolking meebrengt: vraag van seniorengebonden behoeften, goederen en diensten, arbeidsmarkt, huisvesting, zorg, toerisme, …. Kernwoorden: infrastructuur en opleidingen, ouderenzorg, kinder- en jongerenopvang, welzijnswerk, geestelijke gezondheidszorg, toegankelijkheid, welzijnscampus, sociale economie, erkenningen, werkingstoelagen, specialisatie, samenwerking, netwerkhulpverlening, kennisinstituut, senioreneconomie Mogelijke acties en verbetervoorstellen: - Over opleidingen en tewerkstelling o Zorgen voor betere afstemming tussen werkgevers binnen de zorg en de opleidende instanties: voorstel om sectorgerichte matching op maat tussen vraag en aanbod te voorzien; o Aandacht verhogen voor psychosociale zorg binnen de opleidingen én binnen de tewerkstelling (is vaak kwestie van meer tijd); o Kansengroepen meer inschakelen bij ouderen in: klussen, gezelschap houden, vervoer, containerpark, kleine aanpassingen, boodschappen, … zowel in de reguliere als de sociale economie; o Masterplan opleidingen in de ouderenzorg opstellen (coördinatie door Provincie); o Imagocampagne en sensibiliseringsacties opzetten over werken in de zorgsector: deze zeker richten op jongeren, maar ook naar de “klanten” (er zijn bij ouderen ook heel wat vooroordelen over jongeren); o Alternerende opleidingen, veel meer praktijkgericht werken; o Verdere uitbouw van experimenten in rusthuizen, vb. enclavewerking in rusthuizen (via sociale werkplaats); o Opleidingen van ouderen zélf: hun eigen competenties verhogen, emancipatie van de oudere en zelfredzaamheid verhogen, mensen voorbereiden op de oude dag, informeren over hulpmiddelen en voorzieningen, …; o De tewerkstellingsvraag zal sterk toenemen in de zorgsector, zowel in de residentiële sector als in de thuiszorg. Er moet dringend onderzocht worden welke personeelsnood er zal zijn, welke competenties men nodig heeft om aan vraag te voldoen, welke mogelijkheden zijn er binnen de lokale diensteneconomie, …?: - organisatie van een causerie: “Waar willen we naartoe met tewerkstelling in ouderenzorg?”, met o.m. onderwijs, werkgevers, werknemers, mantelzorg, gemeentebesturen, OCMW’s, Provincie, VDAB, Syntra, …. - oprichting van AMO (Arbeidsmarktobservatorium) in de schoot van het kennisinstituut zorgeconomie (zie verder); o … - Randfactoren tewerkstelling: o De opvangnood in verzorging is hoog: het aspect “langer werken” is belangrijk in functie daarvan alsook de aandacht voor andere en soepele systemen van werk. Er is daarom nood aan onderzoek naar versoepeling van sociale wetten om inschakeling van zoveel mogelijk mensen in de ouderenzorgsector te bevorderen: - een betere activering van niet-actieven en de uitkering creatiever gebruiken; - soepele jobs van vb. 10 u/week mogelijk maken; - idee om “dagmoeders” in te zetten: vb. 1 dag per week; - jonge senioren inzetten in zorg: ouderen in de ouderenzorg inzetten om tekort aan personeel op te vangen; - … o Aandacht voor gezondheid en preventie: een gezonde bevolking is economisch belangrijk: kost minder aan verzorging en opvang, blijft langer aan het werk, …. - Aandacht voor “wellness” - gezondheid in het groen in Limburg. o … - Maatschappelijk
Werkdocument
39
Ethische discussie is nodig over dilemma: welke taken in de ouderenzorg kan je onderbrengen onder een betaald statuut en wat onder een vrijwilligers- of mantelzorgstatuut. Vb.: kunnen kinderen personeel betalen om hun ouders drie maal per week in het rusthuis te gaan bezoeken omdat ze zelf geen tijd hebben? Waarvoor kunnen PWA- en dienstencheques gevraagd worden? … o Ook aandacht hebben voor de sociale druk tussen ouderen en hun kinderen o Campagne rond beter waardering van de oudere, maatschappelijke betrokkenheid rond ouderen, solidaire samenleving Innovatieve acties: o Vrijwilligerswerk promoten, actieve 50 plussers inschakelen, ook opleidingen voor deze groepen organiseren en dit professioneel aanpakken; o Promoten om ‘groepsmatig’ of ‘in partnerschap’ te starten met thuisverpleging, een rusthuis, thuiszorg, …; o Aandacht voor nieuwe woonvormen: thuiszorg is zeker te verdedigen maar iedereen “alleen” laten wonen is ook niet de oplossing; systeem van serviceflats toepassen op ‘reguliere’ woningen door gemeenschappelijke dienstverlening te voorzien; o ICT en domotica meer ontwikkelen en inzetten in de thuiszorg; o Technologie inschakelen om de job van verzorger minder zwaar te maken; o Taken in ouderenzorg afsplitsen en meer werk creëren voor laaggeschoolden: o.a. in de vrijetijdssector ziet men heel wat mogelijkheden; o Markt van eenvoudig te bedienen toestellen voor ouderen bevorderen (0-1-2-3 technologie), ook ‘moderne’ loopwagens ontwikkelen, oubollige karakter van heel wat hulpmiddelen veranderen; o Herscholing van werkzoekenden; o … Specialisatie en samenwerking: o Oprichting van een kennisinstituut voor zorgeconomie, met een koppeling met verschillende disciplines om innovatieve projecten te ontwikkelen (zorg - arbeidsmarkt - huisvesting - ICT - …). Dit kennisinstituut kan instaan voor een goede kennisdeling op basis van beschikbare expertise binnen Limburg en de Euregio, met het oog op een coherent en gecoördineerd beleid; o Versterken van de koppeling van de zorgsector met het onderwijs, de onderzoeksinstituten en bedrijven in andere economische sectoren; o Werken aan specialisaties van de verschillende Limburgse zorginstellingen en ziekenhuizen (chronische revalidatie, oncologie, …); o Ontwikkelen van universitaire koppeling van de Limburgse ziekenhuizen: toegepast onderzoek, kwaliteit in de dienstverlening, tewerkstelling, … o Creëren van ruimte voor innovatie en pilootprojecten in de zorgsector; o Onderzoek naar innovatie in financieringsmogelijkheden; o Creatie van ruimte voor meer privé-initiatief in deze van oudsher sterk gesubsidieerde sector, met bewaking van arbeidsomstandigheden en zorgkwaliteit; o … o
-
-
Beleidsingang Wonen en huisvesting In aansluiting op de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve hefbomen, die onmiskenbaar een functie hebben in het versterken van de woon-, werk- en leefomgeving, is het eveneens van vitaal belang om acties te ondernemen die rechtstreeks deze woon- en leefomgeving duurzaam beïnvloeden. Kwaliteit staat centraal binnen dit kader: integrale kwaliteit is een voorwaarde om op een duurzame manier de inkleding en renovatie van gebouwde omgeving, het open landschap, het economisch functioneren en de integratie van socio-culturele waarden te ontwikkelen. Een duurzame ontwikkeling van de woon- en werkomgeving (inclusief alle vrijetijdsmogelijkheden) is een belangrijke troef in het behouden en aantrekken van gekwalificeerde werknemers en investeerders, en dus mede voor de welvaartsontwikkeling van Limburg. Met het oog op het voorzien van een aangename woon- en leefomgeving voor de minder begoeden in de regio, dienen de inspanningen voor een verbetering van de woon- en leefomgeving verder te gaan dan enkel het (passief) voorzien in sociale huisvesting. De aandacht moet ook gaan naar andere aspecten zoals architecturale kwaliteit, bijvoorbeeld bij individuele of collectieve renovatieprojecten (zeker in historisch waardevolle mijncités), openbare ruimte enz. Ook wordt de nood aangevoeld van een betere informatieverstrekking in het bijzonder naar de kleine eigenaars.
Werkdocument
40
De strategische hefboom voor de ontwikkeling van een aangenaam en veilig woon-, werk-, recreatie- en leefklimaat is:
Het ontwikkelen van een kwalitatief woonbeleid ter promotie van het wonen in de regio en het stimuleren van kwaliteitsvol wonen, met aandacht voor de uitbouw en het versterken van sociale huisvesting Limburg wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid van woonomgevingen en nederzettingsvormen. Hierbij dient vertrokken te worden van een aantal ruimtelijke principes: - Een kerngericht beleid voor stedelijke gebieden en voor het buitengebied, met versterking van de stedelijke gebieden en tegengaan van verdere versnippering van de open ruimte in het buitengebied (gedeconcentreerde bundeling); - Een hiërarchie van kernen, met een gedifferentieerd aanbod van nederzettingen en voorzieningen volgens schaalniveau van de kernen; - Een versterking van het stedelijk aanbod zonder algehele verstedelijking, met een evenwichtig patroon (in spreiding en verhouding van onderlinge grootte) van steden en verstedelijkte gebieden met een geleidelijke maar welbewuste groei tot een prettige en beheersbare schaal, voor een betere positionering in een Euregionale context; - Het ordenen van nieuwe vormen van stedelijkheid in stedelijke netwerken, met concentraties van wonen en bedrijvigheid in knooppunten, die complementair zijn ten opzichte van elkaar, gebonden door lijninfrastructuren en landschappelijke elementen. De promotie van wonen in Limburg dient uiteraard gekoppeld te worden aan de verdere ontwikkeling van het provinciaal en gemeentelijk woonbeleid en de uitbouw van de provinciale en gemeentelijke dienstverlening en begeleiding inzake wonen en huisvesting. Een bijkomend aandachtspunt is het voorzien van laagdrempelige informatieverstrekking en advies op maat aan huurders en eigenaars via een integrale aanpak van informatieverstrekking, advisering, bemiddeling en begeleiding op het vlak van huisvesting. Belangrijk is via de ondersteuning te komen tot verbeteringen in de kwaliteit en het comfort van woningen en woonomgevingen, in stedelijke en landelijke kernen: aandacht voor renovatie, toegankelijkheid, verdichting en open ruimte, …. Naast de gemeentelijke woonbegeleidingsdiensten, ten dienste van alle (toekomstige) inwoners van een gemeente of stad, kan ook voorzien worden in “woonwinkels” waar in eerste instantie kansarme bewoners in woningen van een laag comfortniveau, terechtkunnen met allerlei vragen rond huisvesting en waar via maatwerk, ondersteuning wordt geboden op technisch, financieel, sociaal en administratief vlak. Voor deze woonwinkeldiensten zijn een goede afstemming en samenwerking met het algemeen gemeentelijk huisvestingsbeleid noodzakelijk. Ook blijft het cruciaal om te werken aan het aanbod van sociale huisvesting: bijkomende woningbouw voor huur- en koopwoningen, ontwikkeling sociale verhuurkantoren, …. Belangrijk is om niet alleen aandacht te hebben voor het sociaal woonbeleid in stedelijke kernen, maar ook in kleinere kernen van het buitengebied. Het platteland behoeden van een functie als stedelijke restruimte veronderstelt een sterker sociaal beleid (met specifieke aandacht voor huisvesting, basisvoorzieningen en openbaar vervoer), zowel in ruraal als stedelijk verband. Leefkwaliteit staat uiteraard centraal in het hele woonbeleid, dat rekening dient te houden met sociodemografische wijzigingen in de bevolking (aanpassingen van woningen voor ouderen, gezinsverdunningen, meer eenoudergezinnen, …). Binnen de open ruimte is er nood aan nieuwe woonvormen die ruimte besparen en die de sociale cohesie bevorderen (ook m.b.t. kangoeroewoningen, begeleid zelfstandig wonen, …). Naast de huisvesting zelf dient uiteraard ook aandacht te gaan naar de hele omgeving: lokaal buurtleven, basisvoorzieningen, schoolaanbod, kinderopvang, verbindingen via openbaar vervoer, …. Bovendien mag in het kader van een socio-economisch ontwikkelingsbeleid de link tussen wonen en werken niet uit het oog verloren worden: een aangename leefomgeving is ook een troef voor (hoogopgeleide) werknemers, en een troef in het tegengaan van de brain drain. Kernwoorden: woonbeleid, promoten van wonen, kerngericht beleid, informatieverstrekking, advies op maat, kwaliteit, comfort, woonwinkel, woonbegeleiding, sociale huisvesting, basisvoorzieningen in ruraal en stedelijk verband Mogelijke acties en verbetervoorstellen:
Werkdocument
41
-
-
-
-
Aandacht voor wonen en huisvesting binnen een geïntegreerd beleid: o als randvoorwaarde en opportuniteit in een socio-economisch ontwikkelingsbeleid (tegengaan van brain drain via kwalitatieve en aangename leefomgeving); o rekening houdend met ruimtelijke beperkingen (collectieve woonvormen met gemeenschappelijke voorzieningen die ruimte besparen en de sociale cohesie bevorderen); o als schakel in de maatschappelijke ontwikkeling (lokaal buurtleven, basisvoorzieningen, schoolaanbod, kinderopvang, verbindingen via openbaar vervoer, …). o … Investeren in ondersteuning van een kwalitatief woonbeleid, via “woonwinkels” en gemeentelijke woonbegeleidingsdiensten: o Informatie- en adviesverstrekking; o Aandacht voor duurzaam wonen en bouwen (toegankelijkheid, thuiszorg, renovatie, domotica, …); o Begeleiding bij renovatie; o … Aandacht voor sociale huisvesting in alle vormen, zowel in steden als in het buitengebied. Ontwikkeling van een kenniscentrum voor wonen en woonproblematieken. Investeren in innovatie in (duurzaam) wonen (verschillende disciplines samenbrengen om innovatieve projecten te ontwikkelen: bouwsector, overheden, onderwijs, onderzoekscentra, ICTsector, …): o Ontwikkeling van een Innovatienetwerk Duurzaam bouwen en wonen in Limburg. o Aandacht voor Universal design - design voor iedereen o … …
Werkdocument
42
Kernopdracht 4: Uitbouwen van het organiserend vermogen van de regio
In een groeiende netwerkeconomie in een Euregionale, Europese en mondiale context, is regiomarketing en imagebuilding belangrijk. Limburg is veel meer dan een groene provincie: het is een ambitieuze provincie waar het goed is om te wonen, te leven, te ondernemen en te (tele)werken. Om vooruit te willen moet Limburg verder bouwen aan nieuwe troeven en strategische regiomarketing met oog voor het acquisitie- en retentiebeleid. Het is belangrijk dat Limburg in dit kader werkt aan een beeldvorming als positieve en dynamische regio die, vanuit een afstemming tussen politieke, sociale en economische partners, eensgezind bouwt aan de toekomst. Daarom dat het RESOC/SERR middels het streekpact investeert in een positieve en eenduidige beeldvorming van Limburg als kwaliteitsregio. De uitdaging van het streekpact ligt in de creatie van een inhoudelijk resultaatgericht regionaal-economisch beleid voor Limburg, waarbij RESOC en SERR Limburg in consensus staan achter de kernopdrachten, de geformuleerde beleidsingangen, de concrete hefbomen en de verder te ontwikkelen projecten. Om deze consensus te versterken is het belangrijk de beleidslijnen af te toetsen binnen de netwerken binnen en buiten de regio met alle stakeholders op politiek, socio-cultureel en economisch niveau: lokale overheden (provincie en gemeenten), sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties), bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen (universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten, maar ook andere opleidingsinstanties) en andere socio-economische actoren. Een bottom-up input dient hierin te allen tijde gestimuleerd te worden. Via interregionale en transnationale netwerking heeft Limburg bovendien een goede en snelle toegang tot de uitwisseling van kennis en ervaringen in een Euregionaal verband.
Kernopdracht 4 zal in het finaliseringsproces van het streekpact vorm krijgen en verder uitgediept worden, op basis van: De toelichting van prof. Hans Kasper op het Limburgforum d.d. 16.02.2007 Elementen m.b.t. netwerking, partnerschappen en strategievorming in de 3 voorgaande kernopdrachten De consultatieronde langs de RESOC-partners in september 2007 Besprekingen in de schoot van RESOC Limburg
Kwalitatieve criteria streekpact De socio-economische streekstrategie in dit streekpact biedt een heldere structuur, focus en samenhang, met een hiërarchie in kernopdrachten → beleidsingangen → hefbomen → projecten. Met het oog op kwalitatieve evaluatie van het streekpact is het aangewezen vooraf duidelijke kwalitatieve ‘inhoudelijke’ criteria te omschrijven als toetsstenen voor de concrete uitvoering van de beleidslijnen. Volgende criteria worden voorop gesteld: Toekomst- en kansengericht: het is belangrijk om pro-actief in te spelen op nieuwe economische en maatschappelijke opportuniteiten (kenniseconomie, ondernemerschap, …), geformuleerd vanuit de concrete situatie voor Limburg en haar subregio's; Integrerend en multifunctioneel: economie en werkgelegenheid dienen gesitueerd te worden binnen het ruimer maatschappelijk gebeuren. Precies op de raakvlakken met andere maatschappelijke domeinen liggen vaak de meest interessante en vernieuwende uitdagingen; Samenwerking en netwerking: samenwerking tussen verschillende instanties is essentieel voor het draagvlak en de realisatie van het streekpact. Dit betekent dat men pragmatisch en resultaatgericht gaat werken over de klassieke (administratieve) grenzen van organisaties heen en dat men alle relevante actoren betrekt; De regionale 'scope' of de 'samenhangende regio' dient bepaald te worden vanuit de inhoud van de hefbomen of actieterreinen. Binnen de provincie (tussen subregio’s) en op Euregionaal vlak (met de omliggende regio's) kunnen flexibele en gedifferentieerde doelgerichte samenwerkingsverbanden Werkdocument
43
opgezet worden voor verschillende hefbomen, waarbij de samenwerkende partners kunnen verschillen van project tot project; Een reëel engagement van alle partners die mee willen werken aan het regionaal-economisch beleid voor de regio is cruciaal, met goede afspraken over de rol van elke partner;
Werkdocument
44
3. Implementatie en realisatie
Voor de realisatie van de beleidsingangen en de respectieve hefbomen dienen acties geformuleerd te worden, op korte, middellange en/of lange termijn. Deze acties kunnen de vorm aannemen van beleidslijnen, adviesformuleringen, het opzetten van overleg of de ontwikkeling van concrete (hefboom)projecten. Het streekpact mag echter niet verworden tot een loutere opsomming van projecten. De verwezenlijking van het streekpact via de beleidsingangen en hefbomen staat centraal. Elk project dat RESOC/SERR Limburg ondersteunt of naar voren schuift staat dan ook duidelijk ten dienste van het streekpact. De hefbomen binnen de verschillende beleidsingangen zijn inherent met elkaar verbonden (geïntegreerde visie binnen het streekpact), zowel binnen éénzelfde beleidsingang als tussen verschillende beleidsingangen. De acties kunnen zich op verschillende niveaus richten. • Hefboomprojecten: projecten van provinciaal belang met een duidelijke hefboomfunctie of provinciaal effect. • Hefboomondersteunende projecten van subregionaal (bovenlokaal) belang, met een duidelijke ondersteuning van de hefboom (of “actieterrein”). Hier is ook ruimte voor pilootprojecten, die in een latere fase een ruimere toepassing kunnen krijgen in andere subregio’s. • Hefboomondersteunende projecten van lokaal belang, op het niveau van een (deel)gemeente, met eveneens de ruimte voor meer kleinschalige experimentele projecten. • Te onderzoeken projectvoorstellen: mogelijke nieuwe projecten en ideeën die verder onderzoek verdienen naar draagvlak en concrete invulling. Deze rubriek wordt opengehouden voor de insteek en ontwikkeling van potentiële projecten en ideeën in een embryonale fase (nadruk op een dynamische socio-economische werking). Het is duidelijk dat de door RESOC/SERR Limburg ondersteunde projecten getoetst worden aan de geformuleerde kwalitatieve (inhoudelijke) criteria aansluitend op de kernopdracht van het organiserend vermogen, te weten: • Toekomst- en kansengericht. • Integrerend en multifunctioneel. • Samenwerking en netwerking van verschillende instanties. • Regionale ‘scope’ bepaald vanuit de inhoud van het actieterrein/project. • Reëel engagement van alle partners. Daarnaast zijn er ook een aantal kwantitatieve criteria, die vormvereisten bepalen voor de weerhouden acties. De acties dienen niet te vaag en vrijblijvend geformuleerd te worden als goede voornemens, maar wel als SMART-doelen: • Specifiek: Een duidelijke en correcte omschrijving van het doel. Zes W-vragen: Wat willen we bereiken? Wie zijn erbij betrokken? Waar gaan we het doen? Wanneer gebeurt het? Welke delen van de doelstelling zijn essentieel? Waarom willen we dit doel bereiken? Er moet voor de betrokkenen een duidelijk verband zijn tussen de doelstelling en de gevraagde activiteiten. • Meetbaar: Er moet een methode en procedure zijn om te bepalen in welke mate het doel (als een waarneembare actie met een kwantitatief gegeven) op een bepaald moment bereikt is. Een SMARTdoelstelling is normerend: het is een maat voor de kwaliteit van de te leveren inspanningen. • Acceptabel: Is er een draagvlak? Is het in overeenstemming met het beleid en de doelstellingen van de organisatie? Zijn de betrokkenen bereid zich te verbinden aan de doelstelling? De "A" in SMART staat ook voor "Aanwijsbaar": het moet duidelijk zijn wie wat moet doen om het doel te bereiken. De "A" staat ook voor "Activerend" of "Actiegericht": de doelstelling moet positief geformuleerd zijn en uitnodigen tot actie. • Realistisch: Is het doel haalbaar? Kunnen de betrokkenen de gevraagde resultaten daadwerkelijk beïnvloeden? Hebben ze voldoende know-how, middelen en bevoegdheden? Moeilijk bereikbare doelstellingen kun je opsplitsen in kleinere haalbare subdoelstellingen. De "R" staat ook voor "Relevant": een haalbare en zinvolle doelstelling is motiverend en maakt energie los.
Werkdocument
45
•
Tijdsgebonden: Wanneer beginnen we met de activiteiten? Wanneer zijn we klaar? Wanneer is het doel bereikt? Een SMART-doelstelling heeft een duidelijke startdatum en einddatum (dit geldt zeker voor korte-termijndoelen; bij lange-termijndoelen ligt dit moeilijker). SMART-doelstellingen zijn richtinggevend: het geeft aan wat RESOC/SERR wilt bereiken en stuurt het gedrag van de medewerkers en de partners. Bovendien wordt aangegeven welke resultaten wanneer moeten bereikt worden.
Acties kunnen ook gebeuren in de vorm van signaalfuncties of aanbevelingen van RESOC/SERR naar Vlaamse en provinciaal georganiseerde overheden en organisaties. Deze aanbevelingen vragen aandacht voor het scheppen van (rand)voorwaarden voor de realisatie van de doelstellingen voor elke beleidsingang en de onderliggende projecten. Deze punten kunnen niet rechtstreeks ontwikkeld worden door RESOC/SERR, maar dienen actief opgevolgd te worden om zowel top-down als bottom-up signalen te geven. De aanbevelingen kunnen in die zin dan ook gericht zijn aan de federale en Vlaamse overheid, maar ook aan o.m. de provinciale overheid (Provinciale Diensten), sociale partners, POM, VLAO, VDAB, Toerisme Limburg, derden-organisaties, ….
Werkdocument
46
RESOC Limburg Ontwerp van streekpact 2007-2012 Regionaal Economisch en Sociaal OverlegComité
BIJLAGE Projecten uit gesynthetiseerde studies en plannen Werkdocument Versie Consultatie 09.2007
Onderstaande tekst betreft een werkdocument als onderdeel in de aanzet voor het streekpact 2007-2012 van RESOC Limburg. Deze tekst is het resultaat van een synthese van bestaande studies en plannen in Limburg (opgemaakt 07.2006). Deze tekst focust op de benoemde projecten uit de gesynthetiseerde studies die passen binnen de respectieve beleidsingangen en hefbomen (zie discussietekst visie).
Inhoud Synthese van projecten uit Limburgplan 2005-2009 en andere plannen
2
Projecten binnen de kernopdrachten en beleidsingangen Kernopdracht 1: Creëren en opwaarderen van het menselijk kapitaal Beleidsingang Arbeidsmarkt Beleidsingang Onderwijs en kennis/innovatie Beleidsingang Welzijn en gezondheid
3 3 4 4
Kernopdracht 2: Uitbouwen van het ondernemend en innoverend vermogen Beleidsingang Economie en ondernemersbeleid Beleidsingang Onderwijs en kennis/innovatie
5 5 8
Kernopdracht 3: Creëren en opwaarderen van de maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit Beleidsingang Ruimtelijke economie en infrastructuur Beleidsingang Mobiliteit en verkeersinfrastructuur Beleidsingang Plattelandseconomie Beleidsingang Toerisme en cultuur Beleidsingang Milieu, ecologie en natuur Beleidsingang Welzijn en gezondheid Beleidsingang Wonen en huisvesting
Werkdocument
10 10 12 14 15 16 17 18
Bijlage - p. 1
Synthese van projecten uit Limburgplan 2005-2009 en andere plannen
Bijgaand document biedt een overzicht van genoemde projecten en initiatieven uit de gesynthetiseerde Limburgse studies en plannen. De projecten worden geordend per kernopdracht, beleidsingang en hefboom. Bij de projecten wordt ook vermeld in welke studie(s) ze vermeld staan. Op deze manier kan beter in kaart gebracht worden wat door het Limburgplan (LP) opgenomen werd en wat niet.
Opmerkingen: Verschillende projecten kunnen onder meerdere hefbomen en beleidsingangen ingeschoven worden. Een aantal projecten uit historische studies zijn uiteraard al afgerond; een aantal projectideeën zijn zelfs nooit opgestart. Van deze niet-realisatie wordt in deze discussietekst even abstractie gemaakt, om een zo volledig mogelijk overzicht te krijgen van projecten en projectvoorstellen.
Gebruikte afkortingen in hiernavolgend overzicht (alfabetisch gerangschikt): Heller: Prioriteitennota Economische ontwikkeling Peter Heller i.o.v. LRM januari 2004 HPG: Streekplatform Haspengouw streekvisie mei 2004 LIESOP: oktober 2002 LP: Limburgplan juli 2005 LPW1: Limburgs Platform Werkgelegenheid november 2003 LPW2: Limburgs Platform Werkgelegenheid actualisatie januari 2005 ML: Streekplatform Midden-Limburg streekvisie november 1999 en streekcharter oktober 2002 NL: Streekplatform Noord-Limburg streekvisie februari 2000 en streekcharter oktober 2002 SF: Streekforum Midden-Limburg mei 2004 SG: Staten-Generaal voor de Limburgse Economie en Werkgelegenheid (LUC - UHasselt) maart 2004
Werkdocument
2
Kernopdracht 1: Creëren en opwaarderen van het menselijk kapitaal
Beleidsingang Arbeidsmarkt
Bijkomende investeringen en innovatieve ontwikkelingen in de speerpuntsectoren en in de dienstensector (tertiair en quartair) Project Duurzame werkgelegenheid Ontwikkeling en ondersteuning van de lokale werkgelegenheid o Uitdragen van de know-how van de pilootprojecten in de buurt- en nabijheidsdiensten (TEAM, ISIS, Gansbeek, Schoonbeek, …) via een peterschapsproject o Ontwikkeling (behoud) van een opleidingscentrum met flexibele infrastructuur te Brustem o Ontwikkeling en flankering van de lokale toeristische tewerkstellingsprojecten (zie Toeristisch Haspengouw) Uitbouw speerpuntsectoren: Zie bij Economie en ondernemersbeleid Ouderenzorg o Impulsprogramma voor opleiding en onderwijs voor tewerkstelling in de ouderensector (Zie ook bij Welzijn en gezondheid) Uitbouw tertiaire en quartaire sector in Limburg (Zie ook bij Economie en ondernemersbeleid en bij Welzijn en gezondheid) o Sociale tewerkstelling in de sector toerisme (kwalitatief houden van netwerken knooppuntensystemen, bosonderhoud, landschapswerkers Regionale Landschappen), milieu (inzameling en hergebruik van elektronische en elektrische apparaten, milieuvriendelijke sloop en demontage van auto’s) en natuur
LP
Andere plannen LIESOP HPG
HPG HPG
X
LPW1
Het voeren van een geïntegreerd kansengroepenbeleid gericht op zowel de activering van kansengroepen als op de invulling van de knelpuntberoepen Project Versterking begeleiding werkzoekenden o Uitbreiding aantal consulenten voor intake en begeleiding werkzoekenden en hun dossiers o Specifieke lokale acties voor o.a. jongere en oudere werkzoekenden o Bijscholing langdurig werklozen (VDAB) Verdere uitbouw toekomstgericht opleidingsaanbod o Oprichting van een nieuw competentiecentrum Genk-Zuid voor machinale bouwberoepen, vervoer en logistiek (Mobility Center) o Renovatie van en nieuwbouw bij het technologisch competentiecentrum voor metaalberoepen (Hasselt) o Continuering van de opleidingsmiddelen voor opleidingsprojecten (o.m. toerisme, logistiek, social profit) Ondernemen voor etnisch-culturele minderheden (Stebo) SOFIA, opleidings- en mentorprogramma voor vrouwen in niet-traditionele functies (SEIN) Sociale economie o Oprichting regionaal incubatiecentrum o Onmiddellijke uitvoering van strategisch plan sociale economie, vrijmaken middelen sociaal reconversiefonds, rechtmatig aandeel dienstencheques o Uitbouw Provinciaal Steunpunt Sociale Economie: ondersteunen lokale besturen bij ontwikkeling lokale diensteneconomie, intermediairen en promotoren op projectniveau o Initiatieven voor kansengroepen o Initiatieven in de sociale economie en diensteneconomie o Noord-Limburgs Open Atelier vzw: werkervaringsproject in samenwerking met OCMW’s en deeltijds onderwijs
Werkdocument
LP
Andere plannen
X X LIESOP X X X ML ML
X LPW1
LIESOP
LIESOP ML NL
3
Plan sociale economie o Flexibele kinderopvang (combinatie gezin/arbeid) (Zie ook bij Welzijn en gezondheid) o Bijkomende plaatsen dienstencheques (gezinsarbeid) (Zie ook bij Welzijn en gezondheid) o Buurt- en nabijheidsdiensten aanvullende thuishulp (ouderen) (Zie ook bij Welzijn en gezondheid) o Groenjobs (toerisme en leefmilieu) (Zie ook bij Toerisme, natuur en cultuur en Milieu en ecologie)
X
ML
X X X
LPW1
Bijdragen aan de oplossing van aanbodbelemmerende knelpunten Project Flexibele buitenschoolse kinderopvang (OCMW Heusden-Zolder)
LP
Andere plannen ML
Beleidsingang Onderwijs en kennis/innovatie
De versteviging van de aansluiting en de kenniscirculatie tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt
Beleidsingang Welzijn en gezondheid De uitdagingen en prioriteiten m.b.t. het de welzijnssector worden in de kernopdracht “maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit” omschreven. In dit kader van het menselijk kapitaal wordt de prioriteit wel kort benoemd, en worden de achterliggende kernwoorden ook aangegeven.
Het ontwikkelen van de welzijns-, gezondheids- en verzorgingssector, door te voorzien specialisatie- en samenwerkingsmogelijkheden, in aangepaste infrastructuur en in de opleiding van (gespecialiseerd) personeel in de verzorgingssector
Werkdocument
4
Kernopdracht 2: Uitbouwen van het ondernemend en innoverend vermogen
Beleidsingang Economie en ondernemersbeleid
Het voeren van een doelmatig acquisitiebeleid en retentiebeleid in functie van het aantrekken en ontwikkelen van bedrijven in groeisectoren samen met het bevorderen van complementaire grensoverschrijdende economische en technologische samenwerkingsverbanden en partnerschappen Project Acquisitiebeleid o Extra promotie van Limburg met het oog op het aantrekken van buitenlandse investeringen (FIT - Flanders Investment and Trade) o Systematische opvolging dossiers expansiewetgeving door GOM o Opvolging dossiers nieuwe bedrijven door GOM i.s.m. Dienst Investeren Vlaanderen (DIV) o Aantrekken van kantoorachtige bedrijven: diversificatie naar zakelijke dienstverlening o Acquisitiebeleid gericht op stuwende tertiaire activiteiten o Onderzoek naar decentralisatie van overheidsdiensten Limburg als ondernemende provincie o Administratieve vereenvoudiging: ondernemersreflex bij beleidsverantwoordelijken o Profilering Limburg als “ondernemende” provincie: extern communicatiebeleid en actieplan Actief merkbeleid voor Limburg en de Limburgse producten Tertiaire en quartaire sector (Zie ook bij Arbeidsmarkt en bij Welzijn en gezondheid) o Creatie van bijkomende jobs door specifieke situatie Limburg: demografisch (sneller toenemende vergrijzing), afnemende draagkracht van sociaal weefsel, te grote maatschappelijke ongelijkheid, verspreide ruimtelijke structuur J nood aan innovatieve tewerkstellingsprojecten om achterstand t.o.v. Vlaanderen in te halen + aandacht voor doelgroepwerknemers (kortgeschoolden, allochtonen, vrouwen, …) Flexibele netwerking (aanpassingsvermogen): regionale netwerkvorming Samenwerking Euregio Maas-Rijn o Gezamenlijke promotie EMR (acquisitiebeleid) o Samenwerking tussen diensten van arbeidsvoorzieningen EMR en sociale partners in het kader van EURES Uitvoering Actieprogramma Interregio Brabant-Limburg o Grensoverschrijdend industrieterrein Lanaken-Maastricht ontwikkelen o Grensoverschrijdend Actieprogramma Interregio: Cluster Toelevering/uitbesteding, samenwerking logistieke centra, kennistransfer (vouchers) Samenwerking Euregio Benelux-Middengebied Samenwerking MHAL-steden Samenwerking met regio’s in Centraal en Oost-Europa o Strategische samenwerking met partnerregio’s: handelsrelaties en partnerzoektocht in Centraal- en Oost-Europa (o.m. Polen en Slovenië) o Trainingscentrum voor bedrijfsopleidingen in Herkenrode-abdij te Hasselt: voor KMO-bedrijfsleiders uit Centraal- en Oost-Europa Projectidee: oprichting van een neutraal aanspreekpunt, als overkoepelende en faciliterende instantie, voor een overzicht, stroomlijning en doorverwijzing van alle mogelijke (grensoverschrijdende) samenwerkingsverbanden (niet puur gericht op Europese subsidiefondsen)
Werkdocument
LP X
Andere plannen LIESOP LPW1 LPW1 LPW1 LIESOP LPW1, LPW2 LIESOP LIESOP SG
LPW1
LIESOP LIESOP LIESOP
LIESOP LIESOP
LIESOP LIESOP LIESOP
LIESOP SF
5
Het stimuleren van (inter)sectorale clustervorming en de uitbouw van een industrieondersteunend dienstenaanbod, met de uitbouw van “centers of excellence” in speerpuntsectoren Project Speerpuntsector Mobiliteit (zie ook bij Mobiliteit en verkeersinfrastructuur) o Oprichting Vlaams Instituut Mobiliteit (VIM) o Oprichting Limburgs Verkeerseducatief Centrum Speerpuntsector Logistiek (zie ook bij Mobiliteit en verkeersinfrastructuur) o Genk als logistieke poort o Promotie logistieke troeven van Limburg o Logistiek Forum Limburg o Rol Vlaams Instituut voor de Logistiek voor Limburg o Relaties met Antwerpen en Luik o Mobility Center Genk Zuid o Ford Genk Europees Distributiecentrum o Containerterminal en trimodaal knooppunt Meerhout o Kenniscentrum Logistiek Clusterorganisatie, samenwerkingsverband met aandacht voor onderzoek, ontwikkeling, scholing, consulting en dienstverlening o Busdistributie Center Limburg: renovatie en revisie van bussen Speerpuntsector Fruit- en Groententeelt (voeding) (zie ook bij Plattelandseconomie) o Structurele financiering voor toegepast wetenschappelijk onderzoek aan de vzw Proefcentrum voor Fruitteelt-Koninklijk Opzoekingstation van Gorsem (PCF-KOG) o Centralisatie werking PCF-KOG op één locatie o Financiering demonstratief onderzoek in sector houtig kleinfruit o Verbreding appelassortiment met nieuwe rassen en inschakeling daarvan in vernieuwing appelareaal o Grove groententeelt: landbouweconomisch onderzoek en herschikking naar grotere en beter bewerkbare kavels o Wetenschappelijk onderzoek naar alternatieve (nieuwe en aanvullende) teelten in de akkerbouw en fruitteeltvernieuwing gekoppeld aan afzetmogelijkheden o Uitbouw fruitsector, vervijfvoudiging van R&D-middelen en samenwerking tussen veilingen en onderzoeksinstituten o Uitbouw diepvriescapaciteit voor groenten- en fruitsector o Verkenning expansie-opportuniteiten voedingsbedrijven o Bevordering groei in arbeidsintensieve segmenten fruitteelt o Versoepeling sociale wetgeving tuinbouw Speerpuntsector toerisme (zie ook bij Toerisme, natuur en cultuur) o Strategisch Toeristisch Actieplan (STAP) Limburg: verhoging toeristische attractiviteit door ontwikkeling streekeigen middelgrote en weersongebonden attracties (publiekstrekkers) o Uitbouw fietsroutenetwerk (aanleg, uitrusting, fietsinrijpunt) in Voeren ter aanvulling Limburgs netwerk o Communicatiecampagne “Groen Vlaanderen” in Duitsland o Additionele middelen voor uitbouw Nationaal Park Hoge Kempen (aankoop en heroriëntering enclave Molenberg, versterking ecologisch impulsprogramma, bestendiging projectstructuur, parkrangers (12 FTE)) o Herbestemming van het monumentaal erfgoed voor verblijfstoerisme (18 locaties) o Toeristische herbestemming van mijnsites (Winterslag, Beringen en Eisden-Lanklaar) o Gethematiseerde regionale bezoekerscentra (6 locaties: Maasmechelen, Genk-Winterslag, Beringen, Bilzen, Sint-Truiden, Tongeren) Speerpuntsector Automotive o Grensoverschrijdend netwerk Automotive Regions o Grensoverschrijdend technologisch kennisnetwerk Autonet.eu o Specifiek accountmanagement voor auto-assemblages en toeleveringsbedrijven o Flanders Drive o Valoriseren van competenties en knowhow bij toeleveranciers naar andere sectoren o Researchvoorzieningen afgestemd op automotive sector o Opleidingscentrum als automotive support center
Werkdocument
LP
Andere plannen
X X X
X
LPW1 LPW1 LPW1 LPW1 LPW1 LPW1, ML, Heller LPW1 LPW1 ML, LIESOP
Heller
X
LIESOP, LPW1, HPG
X X X X LIESOP
Heller LPW1 Heller LPW1 LPW1 LPW1 LPW1
X X X
X X X
X X X LPW1, NL LPW1 LIESOP ML 6
Toeleveringspark en conveyor-toeleveringssysteem rond Ford Genk (gerealiseerd) o Kenniscluster automotive Speerpuntsector Bouw o Invulling knelpuntberoep “gekwalificeerde arbeider bouw” o Ondersteuning sociale woningbouw via rollend fonds o Wegenwerken o Centrum Duurzaam Bouwen o Permanente bouwtentoonstelling - Building World: permanent bouwen infocentrum o Kenniscentrum “Betonica” voor betonindustrie en grind Speerpuntsector Multimedia o Centre of excellence in ICT (Flanders Multimedia Valley) Andere sectoren o Algemeen: uitbouw clusterwerking in stimuleren van speerpuntsectoren o Kenniscentrum Kunststof en aluminium (Zie ook Onderwijs en kennis) o Kennisinstituut voor senioren-economie (Zie ook Welzijn en gezondheid) o Uitbouw windmolenpark om Limburgse expertise terzake uit te bouwen en te valoriseren (zie ook Milieu en ecologie) o Ondergrondse stockering van CO2 (zie ook Milieu en ecologie) o Economische en industriële vliegactiviteiten (Brustem): opleiding en onderhoud o Commercialisering plofkoffer voor waardetransporten o Productie en commercialisering nieuw vloersysteem Airdeck o Productie en commercialisering nieuwe polypropyleen-folie
ML
o
ML LPW1 LPW1 LPW1 LPW1, ML LPW1, Heller LPW1 LPW1 ML LIESOP NL LIESOP Heller Heller Heller Heller Heller Heller
Het stimuleren en versterken van het ondernemerschap in de provincie, zowel bij de lokale ondernemer als in het onderwijs Project Snelle opstart van het Vlaams Agentschap Ondernemen, met intensifiëring van het accountmanagement, specifiek voor de KMO’s o Subsidieloket: informeren en begeleiden van Limburgse ondernemers o Aanstellen van economische managers als bedrijvencontactpersoon (go-between) voor Limburgse groei-KMO’s: begeleiding van bedrijven van start tot finish en versneld realiseren van randvoorwaarden Acties m.b.t. starters en interne groei bij KMO’s o Reconversievennootschappen opnieuw mogelijk maken o Aanmoedigen van ondernemerschap via managementbegeleiding en financiële ondersteuning o Bedrijvencentra: intensifiëring van ondersteuning en begeleiding starters door GOM o vzw Limburg BAN (Business Angels Network): bemiddeling in risicokapitaal voor jonge en sterke groeiende ondernemingen o Versterken van strategisch ondernemen - Innovatie: verlenging en uitbreiding VIS-programma GOM - EFRO-project “Strategisch ondernemen” voor 80 Limburgse KMO’s (GOM) (Export en e-marketing + Strategie 2010) o Promotie Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) o Promotie van toelevering over de grens (project Toelevering/Uitbesteding clusterontwikkeling) + intensivering vakbeurzen, databanken, publicaties o Kapitaalverstrekking: promotie van producten van LRM m.b.t. startkapitaal, Partnerkapitaal KMO en Groeikapitaal + start- en groeikapitaal van business angels o Realisatie van KIZOK, Kennisinstituut Zelfstandig Ondernemen en KMO Leer- en ontwikkelingscentrum voor de KMO (Zie ook Onderwijs en kennis) o Ondersteunende opleiding en begeleiding voor de zelfstandige ondernemers in kleine-kernenmanagement o Bedrijfsadvies en ondersteuning voor landbouwers (Zie bij Plattelandseconomie) Stimulering ondernemingszin schoolgaande jeugd d.m.v.
Werkdocument
LP X
Andere plannen
LIESOP LPW1, LPW2
LPW1, LPW2 LPW1, LPW2 LPW1 LPW1 LPW1, LIESOP
LPW2,
LPW1 LPW1, LIESOP
LPW1, LIESOP
LPW2,
LPW1, LIESOP NL HPG HPG X
LPW1 7
samenwerkingsprojecten scholen-bedrijfsleven Onderwijs en arbeidsmarkt (Zie ook bij Onderwijs en kennis): o Opwaardering technisch en beroepsonderwijs o Flexibiliteit in het onderwijs en interactie met het bedrijfsleven (stages en innovatie) o Stimuleren van ondernemerschap in het onderwijs o Tewerkstelling van kansengroepen in KMO’s (begeleiding, alternerend leren/werken, maatregelen voor financiële ondersteuning). Werken in een virtuele kantooromgeving (Zie ook Onderwijs en kennis) Toekomstige ondernemers opleiden: o Ondernemerschap in het onderwijs op secundair en hoger niveau Versterking van de kenniseconomie: o Universitair Starterscentrum: opvang, begeleiding en advisering van starters en spin-offs - Uitbouw van spin-offs rond de Universiteit Hasselt en aanstelling van een manager voor spin-offs o Stimuleren van spin-off bedrijven van kennisinstellingen + uitbouw Wetenschapspark en Research Campus Hasselt o Subregionale Innovatie Samenwerkingsverbanden (GOM) o Samenwerking met KU Leuven inzake innovatie (onderzoek en spinoffs)
LPW1
NL LIESOP
LIESOP, Heller
LPW1, LIESOP LIESOP LIESOP
LPW2,
Beleidsingang Onderwijs en kennis/innovatie
Versteviging van het kennisniveau in Limburg via de herwaardering van technische scholing tot eerste keuze optie en de bevordering van de deelname aan het hoger en universitair onderwijs Project Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt o Proeftuinen m.b.t. (her)waardering van het beroeps- en technisch secundair onderwijs - overlegplatform(en) rond leren en werken o Aanscherping arbeidsattitudes bij schoolverlaters o Aanmoediging instroom jongeren naar tewerkstelling in de bouwsector o Ondersteuning met het oog op succesvolle studiekeuze en doorstroming bij de overgang van basis- naar secundair onderwijs in de mijnregio Specifieke aandacht naar afstemming onderwijs met knelpuntberoepen en tewerkstellingsmogelijkheden in toekomstgerichte sectoren die eigen zijn aan Limburg Acties voor interne groei bij KMO’s o Onderwijs en arbeidsmarkt (Zie ook bij Economie en ondernemersbeleid): - Flexibiliteit in het onderwijs en interactie met het bedrijfsleven (stages en innovatie) - Tewerkstelling van kansengroepen in KMO’s (begeleiding, alternerend leren/werken, maatregelen voor financiële ondersteuning). Uitbouw van (technologie)platformen tussen bedrijven en scholen voor sectoroverschrijdende kennistransfers o Regionaal Technologiecentrum Limburg o Werken in een virtuele kantooromgeving (Zie ook Economie en ondernemersbeleid) o Kenniscentrum Kunststof en aluminium (Zie ook Economie en ondernemersbeleid) o Leer- en ontwikkelingscentrum voor de KMO (Zie ook Economie en ondernemersbeleid) o Brugproject met Hogeschool Limburg o Samenwerkingsproject tussen scholengemeenschap WICO en Industrieclub Overpelt Stagedatabank, kennisuitwisseling, ondersteuning. Proefproject voor eventueel verdere implementatie in de regio. Opwaardering technisch en beroepsonderwijs tot eerste keuze onderwijs Via ambitieus en innovatief project (Accent op Talent - geïntegreerd werken aan projectwerking, leerproces, uitrusting nijverheidsscholen, samenwerking onderwijs-bedrijfsleven en wegwerken van schotten tussen
Werkdocument
LP
Andere plannen
X X X X
LPW2
LPW1
ML NL NL NL NL NL
LPW1, LIESOP
LPW2,
8
onderwijsvormen). Limburg wil voortouw nemen in dit project. Bevordering / deelname aan hoger onderwijs o Regulier maken van de financiering van de opleiding Verkeerskunde o Inrichten van de Pop- en Rockacademie als nieuwe studierichting o Versterking tUL met opleiding Rechten van de Universiteit Maastricht: opstarten opleiding Rechten aan UHasselt, investeringen uitbreiding infrastructuur UHasselt Uitbouw van een duurzame competitieve positie van de UHasselt (tUL) in samenwerking met andere universiteiten en hogescholen binnen een Euregionale context o Uitbouw transnationale Universiteit Limburg (tUL)
LIESOP X X X
ML
Versterking van de kenniseconomie en economische innovatie, met specifieke aandacht voor de verhoging van de kwaliteit en kwantiteit van de in- en uitstroom in het Limburgs onderwijs door vernieuwende onderwijsvormen Project Versterking van het aanbod levenslang leren over alle sectoren heen en op diverse niveaus van het arbeidsaanbod Projectidee: experimenten met flexibele leermethodes en pilootprojecten Talentenacademies, probleemgestuurd onderwijs, participatie van entrepreneurs aan het onderwijs, stagesystemen, werkleren en leerwerken … binnen een totaalaanpak: laat studenten uit verschillende opleidingen/richtingen werken met echte problemen Innovatie o Evaluatie en versterking van de RIS-werking (Regionale InnovatieStimulering) o Versterking van de interfacedienstwerking verbonden aan de Universiteit Hasselt o Verdere uitbouw van wetenschapsparken - Wetenschapspark Diepenbeek (derde fase) - Wetenschapspark op het hoogwaardig bedrijvenpark Waterschei o Innovatiepact, aansluitend bij opmaak innovatieprofiel Limburg Projectidee: oprichting van een “contact- en informatiepunt voor innovatie”, een neutraal aanspreekpunt of “innovatiesecretariaat” Ontwikkeling van bedrijvencentra (kantoor, atelier, labo, …) in de landelijke kernen ten behoeve van niet-omgevingsbelastende hoogtechnologische diensten en onderzoeksinstellingen (ICT, O&O) Ondersteuning en uitbouw van Onderzoek en Ontwikkeling in de landbouw op hoogtechnologisch en academisch vlak (Zie bij Plattelandseconomie)
Werkdocument
LP
Andere plannen ML SF
X X
LIESOP
X
X SF HPG
HPG
9
Kernopdracht 3: Creëren en opwaarderen van de maatschappelijke en ruimtelijke leefkwaliteit
Beleidsingang Ruimtelijke economie en infrastructuur
Uitvoeren van een doelmatig economisch locatiebeleid en doordacht ruimtelijk ordeningsbeleid, met de ontwikkeling van de economische knooppunten met een voldoende (kwantitatief en kwalitatief) aanbod van regionale en lokale bedrijventerreinen en dienstenzones voor bedrijvigheid en distributie Project Behoud en optimale benutting van de beschikbare ruimte voor ondernemingen o Deskundige ondersteuning voor de lokale besturen en bedrijven bij de opmaak van BPA’s voor zonevreemde bedrijven o Kritische analyse en remediëring van de bestaande en te ontwikkelen bedrijventerreinen naar spaarzame en duurzame ruimtebesteding o Inschrijving van de zonevreemde bedrijven in de ruimtebalans ter vrijwaring van de uitbreidingszones Uitbreiding aantal bedrijventerreinen o Voorzien van nieuwe locaties (ca. 375 ha) op korte of middellange termijn o Ontwikkeling tot bouwrijpe terreinen via infrastructuuraanleg en uitrusting (ca. 450 ha) o Multifunctionele bedrijfsverzamelgebouwen o Promotie kwalitatieve terreinen Doordacht ruimtelijk ordeningsbeleid o Herziening RSV rond economie o Uitvoering RSL: industrieterreinen (RUP’s) Ontwikkeling bedrijventerreinen o Lommel-BALIM (uitbreiding Kristalpark fase III - Dorperheide) o Tessenderlo-Ravenshout o Tongeren-Oost (uitbreiding met aanleg van wegenis, riolering, nutsleiding en groen) o Genk-Zwartberg o Beringen-Ravenshout-N73-Zone Electrabel o Dilsen-Stokkem-Rotem o Genk-Zuid - Gemeente Bilzen o Ham-Zwartenhoek o Zolder-Lummen-Zuid o Lanaken-Europark (revitalisering via inbreiding en aanleg spoorbundels en overslagstations + reactivering spoorlijn MaastrichtLanaken voor goederenvervoer) o Research Campus Hasselt: bijkomende investeringen Ruimtelijke bestemming van bijkomende bedrijventerreinen i.h.k.v. het Economisch Netwerk Albertkanaal (doorvoering van de procedures voor GRUP’s) o Genk-Zuid-West (Diepenbeek) o Genenbos (Ham en Tessenderlo) o Tervant (Beringen) o Ravenshout-Noord (Beringen) o Lanaekerveld (Lanaken) o Ham-Zwartenhoek o Genk-Zuid-Oost o Zolder-Lummen-Zuid Wetenschapsparken (Zie bij Onderwijs en kennis) Bedrijventerreinen o Ontwikkelen en bouwrijp maken van bedrijventerreinen die voorzien zijn in gewestplanzonering (Ravenshout-Tessenderlo, ZwartbergGenk en Genk-Zuid) o Nieuwe bedrijventerreinen buiten de huidige gewestplanzonering (Bree-Kanaal, Maasmechelen, Zolder-Lummen, …) o Hoogwaardig bedrijventerrein: voormalig mijnterrein WaterscheiGenk (zie ook verder)
Werkdocument
LP
Andere plannen HPG HPG HPG
LPW1 LPW1 LPW1 LPW1 LIESOP LIESOP X X X
NL
X X X X X X X
X
X X X X X X X X X LIESOP
LIESOP LIESOP
10
Kwaliteitsbevordering op bedrijventerreinen en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen: inzake vestiging en ontsluiting o Dienstenzones: op locaties in de binnenstad of aan de stadsrand in Hasselt en Genk (Zie ook verder) Ontwikkeling van de economische knooppunten met een voldoende (kwantitatief en kwalitatief) aanbod van bedrijventerreinen o Visievorming afbakening bedrijventerreinen Economisch Netwerk Albertkanaal (is.m. GOM-Limburg) o Bestemmen regionale en lokale bedrijventerreinen (i.s.m. GOMLimburg): overzichtslijst van paars in te kleuren bedrijventerreinen o Thematisch bedrijvenpark bouw- en milieusector in Heusden-Zolder o Gedifferentieerde invulling mijnterrein Houthalen-Helchteren o Realisatie aaneengesloten industrieterrein van 475 ha (Balendijk Lommel) o Realisatie van de uitbreiding industrieterrein Kanaal-Noord te Bree o Sanering van historisch vervuilde sites (Lommel Maatheide en Dorperheide; Zinkfabriek Overpelt) o Ex-PRB-terrein Kaulille: omgevingsstudie o Opwaardering bedrijventerrein Hoeselt Duurzame bedrijventerreinen (zie ook bij Milieu en ecologie) Samenwerking bedrijven op lokaal niveau, met het oog op zo efficiënt mogelijk inzetten van de aanwezige energie- en materiaalstromen (uitwisselen rest- en bijproducten, gezamenlijk benutten van nutsvoorzieningen, combineren van goederenstromen) Euregionaal omgevingsplan (zie ook bij Mobiliteit en verkeersinfrastructuur en Milieu en ecologie) Integraal plan over beleidssectoren mobiliteit, ruimte, milieu, water, economie en welzijn, om betere sturing te geven aan gewenste ontwikkelingen in de hele Euregio (i.p.v. aparte plannen per domein en per deelregio) Bedrijfsinterne Milieuzorg (zie ook bij Milieu en ecologie) Introductie van genormeerd milieuzorgsysteem in bedrijven Afvalstoffenbeleid (zie ook bij Milieu en ecologie) Concretisering zowel voor huishoudelijk als industrieel afval
LIESOP
o
LIESOP
ML ML ML ML NL NL NL NL HPG LIESOP
LIESOP
LIESOP LIESOP
Uitbouw van het stedelijk draagvlak van het regionaalstedelijk gebied in netwerkbenadering met de omgeving, met aandacht voor de versterking van de werking en draagkracht van lokale overheden en actoren Project Doordacht ruimtelijk ordeningsbeleid o Uitbouw stedelijk gebied Hasselt-Genk: projecten TT-wijk, Kanaalkom (Blauwe Bouelevard), stationsomgeving Hasselt en omgeving stadhuis Genk Uitbouw van het stedelijk draagvlak van het regionaalstedelijk gebied HasseltGenk in netwerkbenadering met de regio, via de ontwikkeling van specifieke vormen van bedrijfshuisvesting (kantoorparken, dienstenzones en thematische bedrijventerreinen) o Research Campus Hasselt o Dienstenzone Genk-Centrum o Dienstencentrum Hasselt-station o Bedrijvenparken Waterschei (hoogwaardig bedrijvenpark) o Bedrijvenpark Zwartberg (KMO-zone) o Pilootstudie naar de problematiek van het buitengebied grenzend aan regionaalstedelijk gebied (kernversterking As) (Organiserend vermogen) Stimuleren van initiatieven inzake verbetering overheidsdienstverlening en bestuurlijke vernieuwing gericht op de ontwikkeling van professionele lokale besturen via een stroomlijning van de beleids-, ambtelijke en adviesorganen Pilootproject gemeente Opglabbeek
LP
Andere plannen LIESOP
X
X X
ML ML, LIESOP ML, LIESOP ML, LIESOP ML ML
ML
Beleidsingang Mobiliteit en verkeersinfrastructuur Werkdocument
11
Ontwikkelen van Limburg als economische en logistieke poort, met een versterking van de speerpuntsectoren logistiek en mobiliteit en het garanderen en verhogen van de bereikbaarheid van Limburg door verbeterde economische infrastructuur Project Speerpuntsector Mobiliteit (zie ook bij Economie en ondernemersbeleid) o Oprichting Vlaams Instituut Mobiliteit (VIM) o Oprichting Limburgs Verkeerseducatief Centrum Speerpuntsector Logistiek (zie ook bij Economie en ondernemersbeleid) o Genk als economische en logistieke poort bij herziening RSV
o Promotie logistieke troeven van Limburg o Logistiek Forum Limburg o Rol Vlaams Instituut voor de Logistiek voor Limburg o Relaties met Antwerpen en Luik o Mobility Center Genk Zuid o Ford Genk Europees Distributiecentrum o Containerterminal en trimodaal knooppunt Meerhout o Kenniscentrum Logistiek o Busdistributie Center Limburg: renovatie en revisie van bussen Task force Economische Poort Genk/Lommel Lobbying voor erkenning poort in RSV, extra investeringen in ontsluiting, verbindingen en ruimte, optreden van Genk-Lommel in bovenregionale logistieke rol Investeren in een betere digitale ontsluiting en een betere communicatieinfrastructuur voor Limburgse bedrijven Opprtuniteiten van technologische innovatie in mobiliteit (zie ook verder bij duurzame mobiliteit) o Concreet projectidee: “Project integrale mobiliteit” J totale mobiliteitsorganisatie voor provincie, met aandacht voor vervoersmanagement, decentralisatie van administratieve overheidsdiensten, datamobiliteit (informatiesnelwegen), veiligheidssystemen, aansluiting van verschillende vervoerssystemen, milieutechnologische verbeteringen en opportuniteiten, verbindingen op Euregionaal vlak, … J Limburg als expertise- en pilootregio (“mobility valley”) o Ontwikkeling van interactieve e-netwerken en informatie- en communicatieplatformen met regionale diensten Openbare werken en ontsluiting over de weg o Wegwerken Klaverblad Lummen - Ontsluiting industrieterreinen (Kolenhaven, Zolder-Lummen en Lummen-Gestel: aanleg wegeniscomplex en vervanging brug B65) en herinrichting verkeerswisselaar (boven- en onderbruggen) o Noord-Zuidverbinding: wegwerken knelpunten Houthalen-Helchteren - N74 - Fase 1 van 3 (wegwerken flessenhals) o N76 Bree-Genk - Doortrekken N76 Bree, aanleg fietspaden N76 Bree-Meeuwen, omleiding N76 Meeuwen, N76 Meeuwen-Genk van omleiding Meeuwen tot N702 o Omleidingsweg N71 Neerpelt o Studie mogelijkheden/kosten-baten aansluiting E40 op Sint-Truiden o N73: tracé Beringen, Ham, Tessenderlo o Afrittencomplex 26 aan E313 (Ontsluiting Ravenshout, PaalBeringen) o Ontsluiting bedrijventerrein De Schacht (Zolder-Koolmijn) o Ontsluiting mijnterrein Eisen naar E314 (gerealiseerd) o Ontsluiting mijnterrein Waterschei (Wetenschapspark) o Ontsluiting industrieterrein Meerhout (incl. containerterminal) naar E313 via Ham o Ontsluitingswegen voor de bedrijventerreinen in Sint-Truiden (doorsteek naar E40; zie hoger) en Tongeren (Omleidingsweg) Trimodale infrastructurele investeringen (water en multimodale overslag) o Infrastructuuringrepen ten behoeve van het Albertkanaal als transportas o Realisatie multimodaal overslagcentrum (Balendijk, Lommel) o Nieuwe sluis aan de Blauwe Kei in Lommel o Moderniseren Kempische kanalen Speerpuntsector Logistiek: zie verder
Werkdocument
LP
Andere plannen
X X X
X
LPW1, LPW2, LIESOP LPW1 LPW1 LPW1 LPW1 LPW1, ML, Heller LPW1 LPW1 ML Heller LIESOP
LPW2
SF
SF
X
LPW1, LPW2, LIESOP
ML,
X
LPW1, LPW2, LIESOP, LPW1, NL
NL,
X
X X
NL LPW1, HPG ML ML ML ML ML ML HPG
ML NL NL, LIESOP LIESOP
12
Task force verkeers- en vervoersinfrastructuur Monitoren, lobbyen, gegevensverzameling, bevorderen modal shift van weg naar spoor en binnenvaart, realisatie dringende infrastructuurprojecten (zie hogergenoemde projecten)
LIESOP
Werken aan een duurzame visie op mobiliteit, met aandacht voor een geïntegreerd openbaar vervoersnetwerk en vanuit een doelmatig grensoverschrijdend mobiliteitsen verkeersinfrastructuurbeleid Project Euregionaal omgevingsplan (zie ook bij Ruimtelijke economie en Milieu en Ecologie) Integraal plan over beleidssectoren mobiliteit, ruimte, milieu, water, economie en welzijn, om betere sturing te geven aan gewenste ontwikkelingen in de hele Euregio (i.p.v. aparte plannen per domein en per deelregio) Verhogen en versterken van de functionele mobiliteit in de kleine kernen in een tweerichtingsverkeer (zie ook bij Plattelandseconomie) o Verdere uitbouw en decommercialisering van Mobidesk en de carpooldatabank o Verdere uitbouw van de belbussystemen en andere vormen van vraagafhankelijk vervoer o Ondersteuning van mobiele dienstverlening en decentrale schaalvergrotingen (rijdende winkels, online service, …) Opprtuniteiten van technologische innovatie in mobiliteit (zie ook hoger bij speerpuntsector mobiliteit) o Concreet projectidee: “Project integrale mobiliteit” J totale mobiliteitsorganisatie voor provincie, met aandacht voor vervoersmanagement, decentralisatie van administratieve overheidsdiensten, datamobiliteit (informatiesnelwegen), veiligheidssystemen, aansluiting van verschillende vervoerssystemen, milieutechnologische verbeteringen en opportuniteiten, verbindingen op Euregionaal vlak, … J Limburg als expertise- en pilootregio (“mobility valley”) o Ontwikkeling van interactieve e-netwerken en informatie- en communicatieplatformen met regionale diensten Openbaar vervoer o Opstelling concreet investeringsplan voor uitvoering Spartacusplan (tracés, budget, procedures, …) - Uitwerken eerste lightrailverbinding tussen Hasselt en Campus Diepenbeek - Prioritaire realisatie verbinding tussen Universiteit Hasselt en Universiteit Maastricht o Snelle interstedelijke verbindingen, functioneel ontsluitende verbindingen, lokale landelijke verbindingen o Afstemmen van het openbaar vervoer op de noden van de bedrijven(terreinen) Spoorontsluiting o Algemeen: volwaardige spoorontsluiting Limburg (snelle verbinding tussen Hasselt en Brussel via bocht van Leuven en dubbelspoor Hasselt-Landen) o IJzeren Rijn mét overslagmogelijkheden in Noord-Limburg én aftakking Midden-Limburg via spoorlijn 18 o Investeringen ten behoeve van de spoorontsluiting van het Maasland via Lijn 21 Hasselt-Genk-As (zie Spartacusplan) o Realisatie van Lijn 20 Hasselt-Lanaken-Maastricht voor goederenvervoer o Onderzoek naar de mogelijkheden van lightrail verbindingen in de regio (zie Spartacusplan) o Doortrekken lijn Antwerpen-Neerpelt; rechtstreekse verbinding met Brussel o Verbeterde spoorontsluiting voor de industriële bedrijventerreinen van Tongeren Overhaem en Brustem - Sint-Truiden Optimalisatie van het woon-werkverkeer via de promotie van de carpooldatabank, Mobidesk en de aanleg van veilige functionele woon-werkfietspaden op en naar de bedrijventerreinen (Brustem, Tongeren, doortocht Munsterbilzen, …)
Werkdocument
LP
Andere plannen LIESOP
HPG HPG HPG
SF
SF
X ML ML NL HPG
LPW1, LIESOP
LPW2,
LPW1, LPW2, ML ML ML, LPW1 ML NL HPG HPG
13
Uitwerking van een geïntegreerde en grensoverschrijdende mobiliteitsvisie ter optimalisering van de interne en externe economische en sociale verkeersstromen Openbreken van de communicatielijnen, zowel sociaal-cultureel als economisch, als naar mobiliteit, naar de omliggende (grens)regio’s (Luik (HST of busverbindingen), Maastricht, Aken, Midden-Limburg, Vlaams-Brabant) Structureren intergemeentelijk mobiliteitsoverleg
ML
HPG
ML
Beleidsingang Plattelandseconomie: dynamiek stad en platteland en leefbaarheid kleine kernen
Ontwikkelen van een gediversifieerd, streekeigen en leefbaar (plattelands)beleid met economische kansen voor buitengebied en kleine kernen, en met ondersteuning en professionalisering van de landbouw Project Speerpuntsector Fruit- en Groententeelt (voeding) (zie ook bij Economie en ondernemersbeleid) o Structurele financiering voor toegepast wetenschappelijk onderzoek aan de vzw Proefcentrum voor Fruitteelt-Koninklijk Opzoekingstation van Gorsem (PCF-KOG) o Centralisatie werking PCF-KOG op één locatie o Financiering demonstratief onderzoek in sector houtig kleinfruit o Verbreding appelassortiment met nieuwe rassen en inschakeling daarvan in vernieuwing appelareaal o Grove groententeelt: landbouweconomisch onderzoek en herschikking naar grotere en beter bewerkbare kavels o Wetenschappelijk onderzoek naar alternatieve (nieuwe en aanvullende) teelten in de akkerbouw en fruitteeltvernieuwing gekoppeld aan afzetmogelijkheden o Uitbouw fruitsector, vervijfvoudiging van R&D-middelen en samenwerking tussen veilingen en onderzoeksinstituten o Uitbouw diepvriescapaciteit voor groenten- en fruitsector o Verkenning expansie-opportuniteiten voedingsbedrijven o Bevordering groei in arbeidsintensieve segmenten fruitteelt o Versoepeling sociale wetgeving tuinbouw Bedrijfsadvies en ondersteuning voor landbouwers (Zie ook bij Economie en werkgelegenheid) o Uitbouw van een geïnformatiseerd waarschuwingssysteem voor teelten o Bedrijfs- en managementsopleidingen voor landbouwbedrijven via opleidingscheques en peterschapsprojecten Ondersteuning en uitbouw van Onderzoek en Ontwikkeling op hoogtechnologisch en academisch vlak o M.b.t. fruitsector: zie hoger o Ontwikkeling van een informatie- en vormingssysteem voor telers o Erosiebestrijding; studie en implementatie Stabiliteitspact en een permanent overlegorgaan o Afsluiten van een stabiliteitspact en vastleggen van een agenda voor de omschakeling o Oprichting van een permanent intersectoraal overleg ter begeleiding van de omschakeling Duidelijkheid scheppen inzake ruimtelijke randvoorwaarden o Studie open ruimtegebied en implementatie Leefbaarheid van het buitengebied verzekeren o Opmaken van een geïntegreerd gebiedsgericht strategisch plan voor het buitengebied in de subregio Kempen Diversificatie plattelandseconomie Nieuwe functies van land- en tuinbouw met het oog op plattelandsontwikkeling en recreatief medegebruik Uitbouw en versterking van het sociaal woonbeleid in de kleine kernen (Zie ook bij Wonen en huisvesting) o Inbreidingsprojecten en herbestemmingsprojecten voor sociale wooneenheden in de kleine kernen o Verdere uitbouw en versterking van het sociaal verhuurkantoor o Herbestemming van leegstaand gemeentelijk patrimonium tot noodopvang voor acute woonproblemen, eventueel gecombineerd
Werkdocument
LP
X
Andere plannen
LIESOP, LPW1, HPG
X X X X LIESOP, HPG
Heller LPW1 Heller LPW1 LPW1 LPW1
HPG HPG
HPG HPG HPG HPG
NL NL
LIESOP
HPG HPG HPG
14
met een systeem van “trekkershutten” Verbeteren van de kwaliteit en het comfort van de landelijke woningen en hun woonomgeving (Zie ook bij Wonen en huisvesting) o Inrichten van verkeersremmende en aantrekkelijke dorpskernen in functie van een veilige doortocht door de dorpskernen o Heropwaardering of herintroductie van open en overdekte ontmoetingsplaatsen in de dorpskernen ter versterking van de sociale cohesie Verhogen en versterken van de functionele mobiliteit in de kleine kernen in een tweerichtingsverkeer (zie ook bij Mobiliteit en verkeersinfrastructuur) o Verdere uitbouw en decommercialisering van Mobidesk en de carpooldatabank o Verdere uitbouw van de belbussystemen en andere vormen van vraagafhankelijk vervoer o Ondersteuning van mobiele dienstverlening en decentrale schaalvergrotingen (rijdende winkels, online service, …) Ontwikkeling van lokaal gedragen en uitgevoerde kleinschalige toeristische projecten (Zie ook bij Toerisme, natuur en cultuur) o (Her)introductie van een minimale onthaalinfrastructuur o Begeleiden van de gemeenschappen in de kleine kernen tot een herontdekking van de dorpsidentiteit, en in de vertaling daarvan naar concrete projecten (dorpsraden) o Uitstippelen en bewegwijzeren van lokale routes en organisatie van lokale evenementen die openstaan voor toeristen en autochtonen
HPG HPG
HPG HPG HPG
HPG HPG
HPG
Beleidsingang Toerisme en cultuur
Versterking van de speerpuntsector toerisme, door te investeren in een (hoog)dynamisch en gedifferentieerd toeristisch en recreatief aanbod, met blijvende aandacht voor de valorisatie van het materieel en immaterieel cultuurhistorisch en industrieel-archeologisch erfgoed Project Speerpuntsector toerisme (zie ook bij Economie en ondernemersbeleid) o Uitbouw fietsroutenetwerk (aanleg, uitrusting, fietsinrijpunt) in Voeren ter aanvulling Limburgs netwerk o Communicatiecampagne “Groen Vlaanderen” in Duitsland o Additionele middelen voor uitbouw Nationaal Park Hoge Kempen (aankoop en heroriëntering enclave Molenberg, versterking ecologisch impulsprogramma, bestendiging projectstructuur, parkrangers (12 FTE)) o Herbestemming van het monumentaal erfgoed voor verblijfstoerisme (18 locaties) o Toeristische herbestemming van mijnsites (Winterslag, Beringen en Eisden-Lanklaar) o Gethematiseerde regionale bezoekerscentra (6 locaties: Maasmechelen, Genk-Winterslag, Beringen, Bilzen, Sint-Truiden, Tongeren) Strategisch Toeristisch Actieplan Concentreren van ruimte en middelen Onderscheiden (en complementair zijn) t.o.v. omliggende regio’s Promoten van Limburg als bestemming Clusteren van kleinschalige attracties Hefboomprojecten: (Herkenrode-abdij, attractiepark Plinius, Oude Stad Bokrijk, mijnsite Beringen, Nationaal Park Hoge Kempen, Dierenpark Molenheide, Leisure Valley Maasmechelen) Verhoging toeristische attractiviteit door ontwikkeling streekeigen middelgrote en weersongebonden attracties (publiekstrekkers) Plan sociale economie Groenjobs (toerisme en leefmilieu) (Zie ook bij Arbeidsmarkt en Milieu en ecologie) Voeren van een doelmatig toeristisch beleid dankzij een integratie van verschillende strategische toeristische plannen in Limburg en een versterking van de netwerkvorming en productontwikkeling in het toeristisch-recreatief aanbod Ontwikkelen en versterken van attracties en voorzieningen: opmaak van Strategisch Toeristisch Actieplan Noord-Limburg i.s.m. Toerisme Limburg en coördinatie-centrum Limburgse Kempen
Werkdocument
LP
Andere plannen
X X X
X X X
LIESOP, LPW1
X
LPW1 ML
NL
15
Verzorgen van een kwalitatief onthaal o Uitwerken van een promotie- en publiciteitsplan voor het gebied (Kempengebied in samenwerking met Antwerpse Kempen en NL Noord-Brabant en Limburg) Ondersteuning van de bestaande toeristische infrastructuur o Promotie van Haspengouw als fiets-, wandel- en recreatieregio voor verblijfstoerisme o Boekingscentrale voor evenementen, logementen en horeca (telefonisch en/of online) o Gelijkwaardige normeringen voor diverse logiesvormen o Ontwikkeling van een winterprogramma en/of -evenement Ontsluiting van patrimonium - Valorisatie materieel en immaterieel erfgoed o Mijnsite Beringen o Toeristisch Kolenspoor o Mijnterrein Winterslag o Recreatiegebied Zwartberg Zoo o Herkenrode abdij, Hasselt o Versterking socio-culturele identiteit Limburgse Mijnstreek o Operationaliseren van het Masterplan Haspengouw o Uitbreiding van het Gallo-Romeins museum tot archeologisch platform o Achelse Kluis Versterking samenhang water-/landrecreatie (Interreg-project “Beleef het water”) Transperpunt Bree, milieustations in jachthavens Kinrooi en Leopoldsburg, waterfront Neerpelt, waterfront Maasmechelen Versterken van verblijfstoerisme - Investeren in een (hoog)dynamisch en gedifferentieerd toeristisch en recreatief aanbod ter realisatie van duurzame en kwaliteitsvolle toeristisch-recreatieve voorzieningen o Toeristische ontwikkelingszone Eisden-Maasmechelen o Herbestemming Kelchterhoef o Circuit Zolder o Golfpark Paalse Plas, Beringen o Papendaalheide, Zutendaal o De Lieteberg, Zutendaal o Sportinfrastructuur omgeving KRC Genk o Pliniusproject Tongeren o Themapark Fruit o Ontwikkelen van het kampeertoerisme a) opwaarderen van bestaande campings en kampeercentra en b) ontwikkelen van een areaal aan kampeerweides i.s.m. de landbouw o Ontwikkelen van plattelands-, erfgoed- en natuurklassen (o.m. i.s.m. Gallo-Romeins museum) o Promotie van en investering in hoeve- en plattelandstoerisme Investeren in congresfaciliteiten voor de uitbouw van het congrestoerisme tot een volwaardige sector o Congresplatform Hasselt o Oude Stad - Domein Bokrijk Verbindingsnetwerk van fietspaden, wandelwegen, ruiterpaden en waterwegen: knooppuntensysteem aansluitend op fietsroutenetwerk; Interregproject “grensoverschrijdend watertoerisme” Ontwikkeling van lokaal gedragen en uitgevoerde kleinschalige toeristische projecten (Zie ook bij Plattelandseconomie) o (Her)introductie van een minimale onthaalinfrastructuur o Begeleiden van de gemeenschappen in de kleine kernen tot een herontdekking van de dorpsidentiteit, en in de vertaling daarvan naar concrete projecten (dorpsraden) o Uitstippelen en bewegwijzeren van lokale routes en organisatie van lokale evenementen die openstaan voor toeristen en autochtonen Diversificatie plattelandseconomie Nieuwe functies van land- en tuinbouw met het oog op plattelandsontwikkeling en recreatief medegebruik
NL
HPG HPG HPG HPG X X
ML, LIESOP ML ML ML ML, LIESOP ML HPG HPG NL
X
X
ML, LIESOP ML, LIESOP ML ML ML ML ML HPG, LIESOP HPG HPG
HPG HPG
ML ML, LIESOP NL
HPG HPG
HPG
LIESOP
Beleidsingang Milieu, ecologie en natuur
Werkdocument
16
Het benutten van de ‘groene’ troeven ter versterking van een aangenaam en kwalitatief woon- en leefklimaat, met een integratie van ecologie en milieutechnologie in een nieuw groen imago Project Benutten van de ‘groene’ troeven o Nationaal Park Hoge Kempen o Poort Bosbeekvallei, Opglabbeek Oprichting van een Regionaal Landschap voor Noord-West Limburg Plan sociale economie o Groenjobs (toerisme en leefmilieu) (Zie ook bij Toerisme, natuur en cultuur en Arbeidsmarkt)
LP
Andere plannen
X
ML, LIESOP ML NL
X
LPW1
Stimuleren van milieu-innovatie en van samenwerking tussen overheden, bedrijven en onderzoeksinstellingen op het vlak van ecologie Project Duurzame bedrijventerreinen (zie ook bij Ruimtelijke economie) Samenwerking bedrijven op lokaal niveau, met het oog op zo efficiënt mogelijk inzetten van de aanwezige energie- en materiaalstromen (uitwisselen rest- en bijproducten, gezamenlijk benutten van nutsvoorzieningen, combineren van goederenstromen) Euregionaal omgevingsplan (zie ook bij Mobiliteit en verkeersinfrastructuur) Integraal plan over beleidssectoren mobiliteit, ruimte, milieu, water, economie en welzijn, om betere sturing te geven aan gewenste ontwikkelingen in de hele Euregio (i.p.v. aparte plannen per domein en per deelregio) Bedrijfsinterne Milieuzorg Introductie van genormeerd milieuzorgsysteem in bedrijven Afvalstoffenbeleid: Concretisering zowel voor huishoudelijk als industrieel afval Projectidee: oprichting van een Limburgs Ecoplatform van grote en kleine bedrijven, met het oog op communicatie en innoverend ecologisch netwerken rond problemen en uitdagingen Uitbouw windmolenpark om Limburgse expertise terzake uit te bouwen en te valoriseren (zie ook bij Economie en ondernemersbeleid) Ondergrondse stockering van CO2 (zie ook bij Economie en ondernemersbeleid)
LP
Andere plannen LIESOP
LIESOP
LIESOP LIESOP SF
Heller Heller
Beleidsingang Welzijn en gezondheid
Het ontwikkelen van de welzijns-, gezondheids- en verzorgingssector, door te voorzien specialisatie- en samenwerkingsmogelijkheden, in aangepaste infrastructuur en in de opleiding van (gespecialiseerd) personeel in de verzorgingssector Project Ouderenzorg o Realisatie van 1.900 bijkomende rustoordbedden: Wegwerken van bestaande wachtlijsten van 400 bedden en versnelde realisatie van 1.500 bedden o Facilitering dossiervorming initiatiefnemers/ exploitanten en zorgstrategische planning o Impulsprogramma voor opleiding en onderwijs voor tewerkstelling in de ouderensector (Zie ook bij Arbeidsmarkt) Toegankelijkheid o Oprichting van een Vlaams Kenniscentrum Toegankelijkheid Sociale economie o Plan sociale economie (Zie bij Arbeidsmarkt): - Flexibele kinderopvang (combinatie gezin/arbeid) - Bijkomende plaatsen dienstencheques (gezinsarbeid) - Buurt- en nabijheidsdiensten aanvullende thuishulp (ouderen) Tertiaire en quartaire sector (Zie ook bij Economie en ondernemersbeleid en Arbeidsmarkt) o Ouderenzorg: bijkomende investering in rusthuissector door bouw van residentiële voorzieningen op korte en lange termijn (zie ook
Werkdocument
LP
Andere plannen
X
X X
X X
LPW1, LPW2
17
hoger), uitbreiding van diensten gezins- en thuiszorg, uitbreiding capaciteit voor opleidingen voor werknemers en potentiële ondernemers, tewerkstelling in begeleiding van bejaarden in thuisverzorging, onderzoek naar nieuwe technologieën om bejaarden lang(er) zelfredzaam thuis te laten blijven o Kinder- en jongerenopvang: buitenschoolse opvang, flexibele kinderopvang en opvang van pubers tussen 12 en 15 jaar o Algemeen welzijnswerk: bijzondere jeugdzorg, gehandicaptenzorg en nieuwe noden van specifieke doelgroepen (woonbegeleiding, intensieve crisisopvang, kansarmoede, nieuwe gevangenis) o Geestelijke gezondheidszorg: gerichter aanbod naar bepaalde regio’s en bepaalde doelgroepen, kinderen met psychologische en psychiatrische problemen, dementieproblematiek Opleiding en tewerkstelling van langdurig werklozen tot "verzorgenden" (OCMW Heusden-Zolder) Uitbouw welzijnscampus Genk Kennisinstituut voor senioren-economie (Zie ook Economie en ondernemersbeleid) Structurele veranderingen ondersteunen die een in Limburg sneller vergrijzende bevolking meebrengt: vraag van seniorengebonden goederen en diensten, arbeidsmarkt, huisvesting, zorg, toerisme, … Professionalisering, afstemming en organisatie-ontwikkeling binnen de social profit gericht op kwaliteitszorg en de uitbouw van een kennis- en opleidingscentrum voor een behoeftengericht seniorenbeleid o Buurtdienst Senioren Limburg o Uitbouw seniorenbeleid en thuiszorg (OCMW Genk) Streven naar bijkomende erkenningen en daaraan gekoppelde werkingstoelagen met het oog op verdere specialisatieen samenwerkingsmogelijkheden in de gezondheidssector Aanbieden van een zorgaanbod op maat van de cliënt in het kader van een netwerkhulpverlening o Uitvoering masterplannen van de verschillende zorginstellingen o Bouw regionaal ziekenhuis te Overpelt
LPW1 LPW1
LPW1
ML ML LIESOP
ML ML ML
NL NL
Beleidsingang Wonen en huisvesting
Het ontwikkelen van een kwalitatief woonbeleid ter promotie van het wonen in de regio en het stimuleren van kwaliteitsvol wonen, met aandacht voor de uitbouw en het versterken van sociale huisvesting Project Verbeteren van de kwaliteit en het comfort van de landelijke woningen en hun woonomgeving (Zie ook bij Plattelandseconomie) o Inrichten van verkeersremmende en aantrekkelijke dorpskernen in functie van een veilige doortocht door de dorpskernen o Heropwaardering of herintroductie van open en overdekte ontmoetingsplaatsen in de dorpskernen ter versterking van de sociale cohesie Infocentrum wonen - Wooninformatiecentrum Stebo Woonwinkel Sociale woningbouw o Sociale huur- en koopwoningen o Versterking van het Limburgs woonfonds Sociaal verhuurkantoor Uitbouw en versterking van het sociaal woonbeleid in de kleine kernen (Zie ook bij Plattelandseconomie) o Inbreidingsprojecten en herbestemmingsprojecten voor sociale wooneenheden in de kleine kernen o Verdere uitbouw en versterking van het sociaal verhuurkantoor o Herbestemming van leegstaand gemeentelijk patrimonium tot noodopvang voor acute woonproblemen, eventueel gecombineerd met een systeem van “trekkershutten”
Werkdocument
LP
Andere plannen
HPG HPG
ML X X
LPW1, LPW2 LPW1, LPW2 NL
HPG HPG HPG
18