VZW ERKEND REGIONAAL SAMENWERKINGSVERBAND LIMBURG (vzw ERSV Limburg) Universiteitslaan 1 3500 Hasselt Correspondentieadres: Kunstlaan 18 (6de verdieping) te 3500 Hasselt
RESOC 10/05/05
VERSLAG 2
RESOC Limburg Plenaire vergadering van 10 mei 2005 Provinciehuis Limburg, Kempenzaal, Hasselt, 19u00 tot 21u30
Aanwezig: Fonny Anthonissen, Stad Genk Eric Awouters, Stad Borgloon Jeroen Bloemen, VOKA KvK Limburg Jos Broekmans, VOKA KvK Limburg Paul Buekers, Provincie Limburg Raf Drieskens, Gemeente Neerpelt Paul Geraets, ACLVB-Limburg, plaatsvervanger voor Jo Froyen Jos Haagdorens, ACV-Limburg Gerald Kindermans, Gemeente Heers Peter Kunnen, ACV-Limburg Johann Leten, VOKA KvK Limburg Riet Leynen, Provincie Limburg, plaatsvervangster voor Jules Essers Joke Loomans, Stad Lommel Rik Mondelaers, VOKA KvK Limburg André Remans, UNIZO-Limburg Roger Renders, Provincie Limburg, plaatsvervanger voor Stefan Govaerts Herman Reynders, Stad Hasselt Nico Schepers, VOKA KvK Limburg Robert Urbain, ABVV-Limburg Jean-Claude Van Rode, ABVV-Limburg Marc Vandeput, Provincie Limburg, Voorzitter RESOC Limburg Marie-Paule Vandormael, ACV-Limburg Luc Vanoirbeek, Boerenbond Limburg Frank Vols, UNIZO-Limburg Andere aanwezigen: Tjeu Arits, ERSV Limburg, Directeur a.i. Bruno Bamps, Provincie Limburg, Kabinet Gedeputeerde Marc Vandeput Yves Houben, ERSV Limburg, Coördinator RESOC Limburg Verontschuldigd: Francis Bellefontaine, Provincie Limburg Noël Deckers, Gemeente Maasmechelen Jules Essers, Provincie Limburg Jo Froyen, ACLVB-Limburg
Contactpersoon: Yves Houben – Tel.: 011 30 02 30 - Fax: 011 30 02 31
VERSLAG
Stefan Govaerts, Provincie Limburg Marcel Mondelaers, Provincie Limburg Lydia Peeters, Stad Dilsen-Stokkem Luc Purnelle, ACV-Limburg Sven Lieten, Provincie Limburg Mathieu Verjans, ACV-Limburg, Ondervoorzitter RESOC Limburg Afwezig: Patrick Buteneers, UNIZO-Limburg Joel Stockmans, UNIZO-Limburg Mark Vanleeuw, Provincie Limburg
1. Verwelkoming en goedkeuring verslag vorige vergadering dd. 21.03.2005
Voorzitter Marc Vandeput verwelkomt alle aanwezigen in de Kempenzaal, die werd gekozen omdat de Provincieraadzaal vergadertechnisch niet interessant bleek voor RESOCvergaderingen. Het verslag van 21 maart 2005 wordt zonder opmerkingen goedgekeurd.
2. Reacties op Aanzet tot Streekpact (document van 21.03.2005) Tjeu Arits licht toe: Op de vergadering van 21 maart 2005 werd een eerste aanzet tot streekpact besproken. Aansluitend op deze vergadering diende er vóór 31 maart een jaarprogramma bij Vlaanderen ingediend te worden (zie ook agendapunt 4), ter verantwoording van Vlaamse subsidies. Aan de vergadering van vandaag wordt gevraagd of er reacties zijn op beide documenten. Het secretariaat van het ERSV Limburg ontving 1 schriftelijke reactie, met name van ACVLimburg, dat een vergaderdocument voor de vergadering van SERR Limburg op 3 mei 2005 werd en dat tevens de basis vormde voor het uiteindelijke SERR-advies. (bijkomend RESOCdocument 10, in de vergadering uitgedeeld). Jos Haagdorens licht de bespreking binnen SERR Limburg toe: (zie bijkomend RESOC-document 10 voor alle details). Reactie Marc Vandeput: Uit het advies blijkt duidelijk dat de SERR de missie en de visie uit de aanzet tot streekpact bijtreedt, om Limburg onderscheidend te ontwikkelen als een eenheid in een diversiteit van subregio’s. Voor ERSV en RESOC Limburg is het uitermate belangrijk dat de 5 Limburgse subregio’s (Noord-Limburg, West-Limburg, Midden-Limburg, Maasland en Haspengouw) voldoende aan bod komen in het streekpact. Vraag Fonny Anthonissen: Wat wordt bedoeld met “onderscheidend”? Is het voor Limburg al niet belangrijk genoeg om de rest van Vlaanderen bij te benen? Reactie Jos Haagdorens: Het begrip “onderscheidend” werd genoemd in het Streekforum Midden-Limburg (prof. Wim Vanhaverbeke), dat een goede basis legt voor een lange termijnontwikkeling. Het
2
begrip dient inderdaad uitgeklaard te worden, maar het is wel duidelijk dat hier vertrokken wordt van de eigenheid van Limburg, met respect voor een duurzame welvaartsontwikkeling. Aanvulling Marc Vandeput: Limburg heeft inderdaad nog heel wat achterstanden, en moet daarin bijbenen, maar tegelijkertijd is het belangrijk om de verdere sociaal-economische ontwikkeling te enten op de sterkten en kansen van de provincie. Op die manier kan Limburg zich beter diversifiëren t.o.v. andere regio’s. Hierbij dient zeker rekening te worden gehouden met grensoverschrijdende ontwikkelingen zoals de toptechnologieregio Eindhoven-Aken-Leuven. Limburg ligt in het midden van deze technologieregio en het is belangrijk dat hierbij aansluiting wordt gevonden. Ook in Nederland loopt de discussie inzake de verdere ontwikkeling van de verschillende regio’s/provincies en inzake de noodzakelijke financiering van deze ontwikkeling via de bijzondere budgetlijn ‘Pieken van de delta’. Aanvulling Jos Broekmans: Vanuit de sociaal-economische context is het belangrijk om maximaal gebruik te maken van de sterkten van Limburg. Er is weliswaar een achterstand t.o.v. Vlaanderen, maar Limburg heeft heel wat sterkten: de centrale ligging in een grote consumentenmarkt, potentieel aan beschikbare industrieterreinen, …. Vraag Eric Awouters: In het document van de SERR is sprake van het bijbenen van de publieke sector in het RESOC. Hoe kan dit gebeuren? Reactie Tjeu Arits: Binnen de SERR is de afspraak gemaakt dat de studiediensten van de sociale partners de koppen bij elkaar zullen steken (zie p. 3 bovenaan van het document 10), ondersteund door het team. Ook de lokale besturen kunnen dit doen, maar het is aangewezen dat het initiatief hiervoor uit de RESOC-vergadering zelf komt. Het ERSV-team staat uiteraard ter beschikking van de besturen om deze initiatieven te ondersteunen. Aanvulling Marc Vandeput: Dit kan inderdaad opgestart worden, best in subregio’s, zodat de lokale besturen de dossiers eventueel in aparte fora/streektafels kunnen voorbereiden (vb. burgemeesteroverleg). Reactie Joke Loomans: Op dit moment zien we toch wel een “splitsing” tussen SERR en RESOC, waarbij beslissingen van de SERR op de tafel van het RESOC worden gelegd. Is er wel een mogelijkheid voor de lokale besturen om bij te benen? Blijft er een dubbele agendering van dezelfde documenten op SERR en op RESOC? Reactie Marc Vandeput: Het bestaan en de samenstelling van SERR en RESOC is decretaal bepaald. Het voorliggend document 10 is te zien als inbreng van alle partners van de SERR, zodat zij in het RESOC met één stem kunnen spreken. Het document van de SERR is een waardevolle aanvulling voor het streekpact, dat nu ter bespreking aan RESOC wordt voorgelegd. Ook de publieke sector heeft deze mogelijkheid. De agendering en bespreking van het advies van SERR mag niet beschouwd worden als een uiting van frontvorming, maar wel als gelijke bewegingen van alle partners in SERR en RESOC. Reactie Johann Leten: De insteek vanuit de SERR dient te worden beschouwd als een discussiedocument. Dit is voorbereidend werk vanuit de sociale partners, dat zeker bijgestuurd kan worden vanuit RESOC. SERR ziet dit als gedeeltelijk richtinggevend, maar zeker niet als te nemen of te laten.
3
Reactie Marc Vandeput: Het SERR/RESOC-gebeuren is een nieuw verhaal, waarin de onderlinge verhoudingen nog gezocht moeten worden. Beide organen werken in ieder geval aan hetzelfde doel, voor de hele provincie. Reactie Jean-Claude Van Rode: Het is nog wat zoeken en tasten. In de toekomst moeten we echter vermijden dat er op verschillende snelheden gewerkt wordt. De sociale partners hebben inderdaad een eigen organisatie van studiediensten, maar de lokale besturen hebben de mogelijkheid van streektafels. Ik zie wel een belangrijke rol voor de staf van het ERSV in deze regionale ondersteuning. Via regionale insteken uit de streektafels (vertrekkend uit diversiteit) kunnen we dan daadwerkelijk tot één geheel komen. De werking in Noord-Limburg kan mogelijk als voorbeeld dienen voor andere subregio’s. Reactie Marc Vandeput: In de afsprakennota’s die afgesloten werden met de vroegere Streekplatformen was ook de ruimte voor formele afspraken m.b.t. streektafels. Dit artikel werd in Noord-Limburg en Haspengouw geconcretiseerd. Terzake werd reeds een afsprakennota ondertekend. Voor het Streekplatform Midden-Limburg blijft dit open, omdat we hier met 3 subregio’s (WestLimburg, Midden-Limburg, Maasland) zitten. De streektafels hebben via hun vertegenwoordigers in RESOC een koppeling met RESOC. Reactie Raf Drieskens: Het team van het ERSV speelt hier een belangrijke rol, zeker naar de praktische coördinatie (vastleggen data, versturen uitnodiging, …), om de werking van de streektafels te verzekeren. Reactie Marc Vandeput: Momenteel zijn er wat problemen in de samenstelling van het team, door het wegvallen van Kris Bloemen (Noord-Limburg) en Patrick Maes (Haspengouw) en het feit dat er nog geen definitieve directeur is aangeduid. Wij hopen dat dit zo snel mogelijk aangevuld kan worden, om tot een volwaardige ondersteuning vanuit het team te komen voor de streektafels. Opmerking Raf Drieskens: In Noord-Limburg komt het burgemeestersoverleg samen op 11 mei. Er is afgesproken om hier reacties uit Noord-Limburg te verzamelen op de aanzet tot streekpact, en ze dan schriftelijk over te maken aan het ERSV. Reactie Marc Vandeput: Het streekpact moet een basis bieden voor de lange termijnwerking, dus hier moet zeker niet overhaast aan gewerkt worden. Alle (schriftelijke) reacties uit verschillende regio’s blijven in ieder geval welkom om mee te verwerken in de aanzet tot streekpact. Besluit: RESOC gaat, evenals de SERR, akkoord met de grote inhoudelijke lijnen van de aanzet tot streekpact: missie, visie, beleidsingangen. Idem voor wat betreft de prioritaire volgorde van behandeling: het Limburgplan heeft de grootste prioriteit terwijl het streekpact een langetermijnvisie betreft. De verdere concretisering van het streekpact en de creatie van een voldoende draagvlak voor het streekpact is een voortschrijdend proces Alle opmerkingen op de aanzet tot streekpact (document van 21.03.2005) blijven welkom. Het initiatief voor subregionale inbreng vanuit de lokale besturen (via streektafels, burgemeestersoverleg, …) ligt bij de lokale besturen zelf. Het ERSV-team staat ter beschikking van de lokale besturen voor inhoudelijke en logistieke ondersteuning.
4
3. Bespreking Besluitvaardige Slagkracht van RESOC en SERR Limburg (document 6) Tjeu Arits licht toe: Op de RESOC-vergadering van 21 maart deden wij een “uitdagend” voorstel over de organisatorische werking van SERR en RESOC (plenair versus commissies). De SERR heeft dit voorstel besproken, is akkoord gegaan met het idee van streektafels en heeft verder enkele alternatieven geformuleerd. In het bijkomend RESOC-document 10 doet SERR Limburg ook een aantal uitspraken m.b.t. haar werking. SERR stelt dat de regionale klemtonen in de werking van ERSV en RESOC kunnen worden geïntegreerd door de oprichting van streektafels. Dit werd in het agendapunt m.b.t. het streekpact ook bevestigd door RESOC. M.b.t. de behandeling van de adviezen (p. 6 van RESOC-document 6) zijn er uiteraard een aantal adviesdossiers die plenair behandeld zullen moeten worden. SERR stelt echter voor om geen commissies op te richten voor andere adviesdossiers, maar om hier te werken met een schriftelijke besluitvormingswijze (per e-mail) na voorbereiding van het team. Dossiers waar geen opmerkingen op komen worden gunstig geadviseerd; indien er wel opmerkingen worden geformuleerd, wordt het dossier alsnog plenair behandeld. Voorstel om dit na 6 maanden te evalueren. Opmerking bij de voetnoot op p. 6 van dit document 6: ESF3 zwaartepunt 1&2 dienen door RESOC plenair behandeld te worden; dit kan niet naar SERR plenair (is gecheckt door Bruno Bamps). SERR stelt ook voor om niet zomaar vaste (thema)commissies op te richten, maar om dit te laten groeien van onderuit volgens noodzaak (ad hoc - geen institutionalisering). Voorstel om dit na 6 maanden te evalueren. Vraag wordt gesteld of RESOC zich bij deze werkwijze kan aansluiten voor wat betreft haar werking? Reactie Marc Vandeput: RESOC is vragende partij voor een pragmatische behandeling voor de behandeling van adviesdossiers die niet plenair aan bod moeten komen. De sociale partners hebben hier meer ervaring mee uit hun STC-verleden, en kunnen dit ongetwijfeld ook beter inschatten. Reactie Rik Mondelaers: Het voorstel van schriftelijke consultatie is een goede pragmatische oplossing. M.b.t. IBO’s (Individuele Beroepsopleiding) is dit OK voor individuele dossiers, maar de principiële dossiers dienen wel nog plenair goedgekeurd te worden. Vraag Raf Drieskens: De dossiers i.v.m. Interreg III staan bij SERR. Is dit geen RESOC-materie? Moet dit niet op RESOC komen als er een lokaal bestuur als partner in zit? Reactie Bruno Bamps: Het gaat hier om specifieke projectvoorstellen m.b.t. arbeidsmarkt en opleiding in prioriteit 5 van de Interreg-programma’s; niet om toeristische of economische Interreg-projecten. Het heeft zich totnogtoe niet voorgedaan dat een lokaal bestuur betrokken is in projectvoorstellen van prioriteit 5 van het Interreg-programma. Besluit: RESOC Limburg stelt dat de streektafels een verantwoordelijkheid hebben in de inbreng van subregionale klemtonen in de werking van RESOC Limburg.
5
RESOC gaat akkoord met het voorstel van pragmatische werking voor de adviesdossiers die niet plenair behandeld dienen te worden (schriftelijke besluitvormingswijze via e-mail) met evaluatie na 6 maanden. Principiële dossiers worden geagendeerd op de plenaire RESOC-vergadering. RESOC gaat akkoord met ad hoc commissies, die opgezet kunnen worden op het moment dat een concrete vraag zich aandient. Het ERSV-team maakt een aangepast voorstel van werking op, rekening houdend met de opmerkingen uit SERR en RESOC.
4. Reacties op Jaarprogramma 2005 (document bezorgd per mail dd. 30.03.2005) Jos Haagdorens licht de bespreking binnen SERR Limburg toe: (zie bijkomend RESOC-document 10 voor alle details). Reactie Marc Vandeput: Het jaarprogramma diende op korte termijn door het team opgemaakt en ingediend te worden, rekening houdend met een aantal formele vormvereisten, ons opgelegd door de administratie van de Vlaamse Gemeenschap. Het document dient om de Vlaamse subsidies te verantwoorden, maar dient niet gezien te worden als bijbel voor SERR en RESOC. Alle bedenkingen uit SERR en de lokale besturen zijn dan ook welkom Besluit: RESOC onderschrijft het voorliggende jaarprogramma 2005 Alle opmerkingen op het jaarprogramma voor 2005 (document per mail bezorgd op 30.03.2005) blijven welkom.
5. Limburgplan Marc Vandeput licht toe: Het Vlaamse Regereerakkoord spreekt over “bijzondere inspanningen voor een geïntegreerd plan om het werkloosheidssurplus van Limburg weg te werken”. Vanuit Limburg is dan een actualisatie gebeurd van het Actieplan Limburg van het LPW (Limburgs Platform Werkgelegenheid, opgericht n.a.v. aangekondigde herstructurering bij Ford Genk), om te kijken naar de realisaties sinds november 2003. Deze realisaties werden in hoofdzaak uitgevoerd door de provincie (verantwoordelijkheid Management Comité: EFRO en provinciale cofinanciering), en niet zozeer door Vlaanderen. Het is niet de bedoeling om te komen tot een nieuw “plan”, maar wel een (afdwingbaar) pact tussen Vlaanderen en Limburg. Daarom wordt een projectmatige benadering gevolgd, met projectfiches (concrete initiatieven met vermelding van o.m. partners, tijdspad, kostprijs en financiering (reguliere middelen of externe kanalen)). In februari 2005 was er een persconferentie van de Vlaamse Minister-President (Statistisch profiel Limburg) waar niet alleen werd ingegaan op “Limburg als normale provincie” (Kop HBvL), maar was er ook een duiding van de penibele Limburgse situaties (werkloosheid, lagere participatie onderwijs, …) die het onderwerp uitmaken van de onderhandelingen tussen Vlaanderen en Limburg. Op Vlaams niveau werd aan alle kabinetten gevraagd om een input (projectfiches) te leveren voor dit nieuwe pact voor Limburg, deadline 30 april. Er werd echter vastgesteld dat de input van de Vlaamse kabinetten niet alle Limburgse prioritaire projecten bevatte. In sommige
6
beleidssectoren was de input zeker onvoldoende. Daarom heeft de Bestendige Deputatie, die in de werkwijze door de Vlaamse regering wordt beschouwd als primaire gesprekspartner, dan zelf het initiatief genomen voor bilaterale contacten met de verschillende kabinetten, om fiches met de Limburgse prioritaire projecten voor te bereiden. Elke gedeputeerde heeft deze verantwoordelijkheid opgenomen, elk voor zijn of haar beleidsbevoegdheid. Alle fiches werden geïnventariseerd tijdens een interkabinettenwerkgroep. Inmiddels werden ook de sociale partners bij de Minister-President uitgenodigd. Alles zit dus nu terug op Vlaams niveau, waar tegen 30 mei een ontwerpnota wordt verwacht. Daarna (in de weken van 6 en 13 juni) start het overleg tussen Vlaanderen en respectievelijk de Bestendige Deputatie en de Limburgse sociale partners. Het gesprek met de Deputatie vindt plaats op donderdag 9 juni. Een goede input vanuit SERR en RESOC is welkom in dit nieuwe Limburgplan. De Bestendige Deputatie heeft haar verantwoordelijkheid duidelijk opgenomen om in een zeer kort tijdsbestek projectfiches voor te bereiden en over te maken aan de bevoegde Vlaamse kabinetten. Hierbij werd de tekst van het LPW, die in consensus werd opgemaakt, als basis genomen.
Vraag Jos Haagdorens: Er is sprake van het bestaan van 200 projectfiches, terwijl er voor het LPW bewust werd gekozen voor een prioriteitennota… Gaan we niet verdrinken in het alledaagse? Reactie Johann Leten: Voor de sociale partners is het van belang dat er communicatie is tussen de politieke en sociale partners, omdat we nu inderdaad zien dat een gecondenseerde prioriteitenlijst heel uitgebreid wordt. Reactie Marc Vandeput: Het Actieplan Limburg van het LPW is in zekere zin uit elkaar getrokken, om op basis van elke Limburgse vraag een aparte fiche voor de betrokken Vlaamse Ministers op te stellen. Wat is alledaags? Alle gevraagde punten zijn belangrijk voor Limburg: - Vb. infrastructuur (fiches voor Noord-Zuid, Klaverblad, ontsluiting Sint-Truiden, N76 omleiding rond Meeuwen, …). - Vb. logistieke poort (gezamenlijke fiche voor Ministers Van Mechelen en Moerman: vraag herziening RSV in 2007). - Vb. RVT. - Vb. achterstand innovatie (account managers). - Vb. fruitsector. - … Het is belangrijk dat er op basis van al deze fiches duidelijke uitspraken kunnen gebeuren over waar Limburg aan toe is, en wat vanuit reguliere middelen gerealiseerd kan worden, of waar extra financiering voor nodig is (herschikking LRM-middelen, heroriëntering van middelen LISOM (vb. nieuw project Winterslag)). Er is inderdaad een groot aantal fiches, maar uiteindelijk probeert iedereen in het belang van de provincie zoveel mogelijk te realiseren in de onderscheiden beleidssectoren. Vraag is hoeveel er van de fiches zal overblijven, na behandeling op Vlaams niveau. Reactie Jos Broekmans: De sociale partners hebben gedaan wat zij nodig vonden: een condensering van de prioriteiten voor Limburg. Het belangrijkste signaal uit de verslaggeving van de Voorzitter is dat dit een bevestiging van de prioriteiten van het LPW van november 2003 is. De belangrijkste boodschap in dit verhaal is in ieder geval dat Limburg een grote stap vooruit heeft gezet, aangezien de Vlaamse Regering erkent dat de Bestendige Deputatie een centrale rol in het nieuwe Limburgplan moet spelen.
7
Ik ben dan ook verheugd om te horen van de Voorzitter dat de Deputatie deze rol opneemt. Het RESOC kan dit niet, wegens te groot en te verscheiden. De Bestendige Deputatie is het enige organisme dat deze acties kan aansturen, en dat kan instaan voor de contacten met Vlaanderen. Als het RESOC via de Voorzitter een verslag krijgt van het overleg van de Deputatie met Vlaanderen, en er ook nog input in kan leveren (“we staan achter u”), en zo als één Limburgs front kan optreden, dan is er goed gewerkt. Al de rest (hoeveel fiches er nu zijn en dergelijke) zijn details. Reactie Joke Loomans: Het gevaar in een focus op prioriteiten is dat kleinere/lokale belangrijke elementen uit het oog verloren worden. De lokale vragen mogen niet te vlug van tafel geveegd worden. Een uitgebreide lijst van vragen is nuttig om te kijken of er aan alle verwachtingen tegemoet kan gekomen worden. Reactie Marc Vandeput: Het huiswerk voor het Limburgplan is inderdaad wat in stilte gebeurd, maar ten gepaste tijde (als er meer duidelijkheid is van Vlaanderen m.b.t. de gestelde vragen) wordt hiermee naar buiten getreden. Aanvulling Jos Broekmans: In het RESOC zit Limburg rond de tafel. Het is niet de bedoeling dat de RESOC-discussies naar Vlaanderen geëxporteerd worden, maar als er consensus binnen RESOC is, dan is het de taak van de Bestendige Deputatie om dit naar Vlaanderen over te brengen. Het is niet de bedoeling dat iedere gemeente of organisatie apart moet gaan lobbyen; Vlaanderen erkent de rol ven de Bestendige Deputatie in het Limburgplan. Vraag Jos Haagdorens: Wat gebeurt er nu binnen SERR en RESOC met het Limburgplan? Komt er een terugkoppeling vanuit de Bestendige Deputatie naar het RESOC. Een frontvorming binnen het RESOC is nodig, zeker als RESOC dient verder te werken op de inhoud van het Limburgplan (koppeling naar streekpact). Voorwaarde is dan wel dat alle info goed gekend is. Reactie Raf Drieskens: RESOC wilt zeker een rol spelen in het verdere Limburgplan-verhaal. We hebben hiervoor niet direct alle projectfiches nodig, maar is het mogelijk om en overzicht van de fiches te bezorgen aan de RESOC-leden (thematisch gebundeld per Député)? Na 30 mei (ontwerpnota Vlaanderen) en 9 juni (overleg Vlaanderen met Bestendige Deputatie) is een degelijke terugkoppeling gewenst, zodat RESOC en SERR kunnen adviseren met kennis. Reactie Marc Vandeput: Het gevraagde overzicht van de projectfiches zal overgemaakt worden aan alle RESOCleden, zodat dit in SERR en RESOC besproken kan worden. Besluit: RESOC erkent de rol van de Bestendige Deputatie als formeel contactorgaan met de Vlaamse regering en RESOC geeft input en ontvangt feedback m.b.t. deze besprekingen. Op de volgende RESOC-vergadering zal uitgebreid verslag gegeven worden van de contacten tussen Vlaanderen en de Bestendige Deputatie i.v.m. het nieuwe Limburgplan. De Voorzitter bezorgt een overzicht van alle opgemaakte projectfiches aan de RESOC-leden.
6. Advies Europese Programma’s na 2006 6.1. Werkdocument “Strategisch beleidsdocument m.b.t. de Europese programma’s voor de provincie Limburg 2007-2013” (document 7)
8
6.2. Adviesvoorstel (document 7bis (advies ERSV-team) en document 7ter (advies SERR)) Tjeu Arits licht toe: Europese middelen zullen ook na het verstrijken van de huidige programmaperiode 2000-2006 belangrijk blijven voor Limburg. Voor de periode 2007-2013 voerde de Provincie Limburg (4e Directie) een uitgebreide consultatie met het Limburgs sociaal-economisch werkveld. Hieruit werd een beleidsdocument (RESOC-document 7) afgeleverd met een brede neerslag van mogelijkheden en prioriteiten binnen het (totnogtoe) bekende kader voor de nieuwe Europese subsidiefondsen. De Bestendige Deputatie bespreekt op 11 mei 2005 de laatste versie van dit beleidsdocument, vooraleer het over te maken aan Vlaanderen, dat gesprekspartner is voor Europa m.b.t. deze fondsen. Het document wordt echter eerst ter advisering voorgelegd aan SERR en RESOC. Het team van ERSV/SERR/RESOC bereidde een inhoudelijk advies voor (RESOC-document 7bis), dat op 3 mei 2005 door de SERR werd besproken. SERR schaarde zich achter dit advies, en gaf bovendien nog een aantal bijkomende opmerkingen (zie RESOC-document 7ter). Jos Haagdorens licht dit advies van SERR Limburg kort toe: Is het document krachtig genoeg geargumenteerd voor Limburg (relevante data)? Is er aansluiting met de analyse van Vlaanderen (cijfers gepresenteerd door Yves Leterme)? Wat is de rol van SERR en RESOC in dit verdere verhaal? Reactie Marc Vandeput: De nota is het resultaat van een uitgebreide consultatie in heel Limburg, en werd opgemaakt door ervaren mensen binnen het Programmasecretariaat. De consultatie verliep via een aantal thematische invalshoeken zoals technologie en innovatie, economie, toerisme, cultuur, zorg, plattelandsontwikkeling. De situatieschets van cijfers voor Limburg is ook te zien als algemene duiding voor Vlaanderen en Europa inzake de noodzaak voor nieuwe Europese middelen na 2006. In de uitvoering van de lopende programma’s, zowel Doelstelling 2 als de Interregprogramma’s, worden een aantal knelpunten vastgesteld die een vlotte uitvoering van het programma hinderen. Wij verwijzen terzake naar de N+2-regel. Maar ook naar de zeer recente opmerking van de vertegenwoordiger van de Europese Commissie inzake de bestending van de Interreg-middelen. Het betreft hier de zogenaamde 80/20 verhouding, waarbij 80 % van de Interreg-middelen kunnen worden ingezet in de grensgebieden en 20 % in de aangrenzende gebieden. Deze verhouding geeft problemen voor de uitvoering van projecten van promotoren die gevestigd zijn in het arrondissement Hasselt. Bovendien dienen wij ons bewust te zijn van het feit dat Limburg momenteel geniet van twee Interreg-programma’s, m.n. Euregio Maas-Rijn en Euregio Benelux-Middengebied. Er circuleren standpunten inzake de gebiedsafbakening voor de nieuwe Interreg-programma’s waarbij sommige lidstaten stellen dat de Interreg-subsidies dienen te worden ingezet aan de nieuwe grenzen van de Europese Unie en niet aan de binnengrenzen van de lidstaten. SERR en RESOC werden gevraagd om advies, om een laatste aftoetsing en een grotere gedragenheid van dit document te krijgen. Qua verdere procedure en onderhandelingen met Europa is het momenteel niet duidelijk waar we staan. De nieuwe Europese Commissie moet de definitieve lijnen voor de nieuwe programma’s nog vastleggen (het huidige kader is aangeleverd door de oude Commissie, maar is niet definitief). Bovendien is er op lidstaatniveau nog de discussie betreffende het percentage van het BNP dat kan worden ingezet voor de financiering van de Europese
9
programma’s nog niet afgerond. Het Belgisch standpunt stelt 1,15 % van het EU BNP. Dit cijfer ligt tussen het voorstel van de Europese Commissie (1,26%) en dat van de zes landen die voorstander zijn van besparingen (1%). Ook Vlaanderen en Wallonië hebben terzake geen eensgezind standpunt. Pas als de Commissie heeft beslist, kunnen de gesprekken gevoerd worden met de lidstaten. Vraag Jean-Claude Van Rode: Wat gebeurt er als de nota naar Vlaanderen is verstuurd? Reactie Bruno Bamps: Er is geopteerd voor 1 geïntegreerd document, in plaats van 4 documenten voor de verschillende programma’s (EFRO/ESF, 2 Interreg-programma’s, Platteland). Het signaal van dit document voor Vlaanderen is dat Limburg nood blijft hebben aan Europese middelen om de achterstand bij te benen, via alle beschikbare fondsen voor de periode 2007-2013. Deze nood dient later vertaald te worden bij de opmaak van de operationele programma’s voor de programmaperiode 2007-2013. Gelet op het gesteld debat zowel op Europees als op Belgisch niveau zal deze opmaak pas in 2006 gebeuren. Het doel van het voorliggend beleidsdocument is om een éénvormig verhaal te schetsen, om zo een maximum aan Europese programmamiddelen voor Limburg binnen te halen. Aanvulling Marc Vandeput: Het is belangrijk dat de Vlaamse overheid overtuigd wordt van de Limburgse noodzaak aan Europese middelen na 2006. Voor Limburg zijn de 2 grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden Euregio Maas-Rijn en Euregio Benelux Middengebied van belang, omdat er in Nederland stemmen opgaan om samen te werken op de lijn Venlo-EindhovenAntwerpen, dus zonder Belgisch en Nederlands Limburg… Dit is een voorstel van Economische Zaken in Nederland, die ook zal onderhandelen met Europa. Er is in dit kader ook nog onzekerheid over het vervolg van het plattelandsverhaal voor Haspengouw, dat nu bijvoorbeeld in Doelstelling-2/EFRO zit. In de toekomst zal het plattelandsgebeuren waarschijnlijk enkel binnen het nieuwe EOGFL (ELFPO) vallen. Vraag Raf Drieskens: Wat is er nog te verwachten qua phasing out? Reactie Marc Vandeput: Ook hier is nog geen zicht op. Aanvulling Bruno Bamps: Vraag is uiteraard wat de Europese Commissie zal doen. Het beleidsdocument vanuit de Provincie is bedoeld om de Europese programma’s in elkaar te laten schuiven voor heel Limburg, om zo projecten in heel de provincie aan dezelfde snelheden te ontwikkelen. Aanvulling Marc Vandeput: In Nederland wil men de programmasecretariaten uit de provincies weghalen. Een dergelijke evolutie in Vlaanderen zou slecht zijn voor Limburg. Enerzijds omdat de regio een eigen stem heeft in het Management Comité, en dus mee beslist over de toewijzing van de middelen. Anderzijds omdat er binnen het programmasecretariaat heel wat know-how is opgebouwd. In dit kader wil ik ook erop wijzen dat de passage in het SERR-advies (document 7ter) m.b.t. “hier trekt de provincie alle taken naar zich toe” niet correct is. In de BBB- en kerntakendebat-besprekingen is bepaald dat voorbereiding en beheer van de Europese programma’s een provinciale taak is. Reactie Jos Haagdorens: Deze passage in het SERR-advies is gerelateerd aan de hervorming van SERR/RESOC en POM, die door Vlaanderen werd opgestart om beleidsvoorbereiding en -uitvoering uit elkaar
10
te trekken. Ofwel worden denken en doen gescheiden, ofwel is er een eenheid van denken en doen... Mogelijk creëert Vlaanderen hier dus de onduidelijkheid? Reactie Marc Vandeput: De voorbereiding gebeurt door het Programmasecretariaat, de beslissingen worden genomen door het Managementcomité (waarin verschillende politieke en sociaal-economische actoren zitten) en de uitvoering gebeurt door de promotoren, zodat er toch wel een scheiding is. Aanvulling Bruno Bamps: Het voorliggend beleidsdocument is een verantwoordingsnota naar Vlaanderen. Ook voor het programma 2000-2006 werd op basis van een dergelijke ruime consultatie gewerkt. Voor de concrete operationalisering zal sowieso nog een beheersovereenkomst tussen Vlaanderen en de provincie opgesteld moeten worden, met een werkkader inzake de uitvoering. In het lopende doelstelling2- programma werd voor de advisering van een aantal dossiers een beroep gedaan op derden (vb. STC), dus kan het ook verwacht worden dat SERR en RESOC in de toekomst in deze materie een rol kunnen spelen, ter advisering op het Managementcomité. Maar nogmaals, het is momenteel niet duidelijk op welke manier Vlaanderen en Europa de nieuwe programma’s zullen operationaliseren. Aanvulling Marc Vandeput: Ik neem aan dat SERR en RESOC niet vragende partij zijn om alle dossiers op deze vergaderingen te bespreken…? RESOC stelt dat de huidige werkwijze inzake goedkeuring van Doelstelling 2-projecten dient te worden verdergezet. Opmerking Eric Awouters: In het SERR-advies dient “pag. 39” (laatste punt, vragen aan de Vlaamse Regering) gewijzigd te worden in “pag. 37”. Besluit: RESOC Limburg gaat akkoord met het adviesvoorstel van het ERSV-team (RESOCdocument 7bis). RESOC Limburg neemt kennis van het advies van SERR doch onderschrijft het SERRadvies niet.
7. Projectfiche Limburgs Platform Dienstencheques (document 8) Tjeu Arits licht toe: Er is een vraag om samenwerking tussen het Limburgs Platform Dienstencheques (LPD) en het RESOC (document 8). Dit kan gezien worden als een “variant” in de RESOC-werking, naast de streektafels, de schriftelijke consultaties en de eventuele ad hoc commissies. Jos Haagdorens, Voorzitter van het LPD, licht toe: Het LPD werd opgericht als werkgroep in de schoot van het STC, en organiseerde al verschillende studiedagen rond de dienstencheque-materie. Op dit moment wordt er een federaal besteld rapport van Idea Consult verwacht over de evaluatie van het systeem dienstencheques. Het LPD wenst hier dan opnieuw een studiedag rond te organiseren. De vraag betreft of het Limburgs Platform Dienstencheques haar naamsverandering (i.p.v. werkgroep) kan behouden, een werking kan ontplooien en hiervoor ondersteuning van een teamlid ERSV en eventuele financiële ondersteuning voor o.a. een studiedag krijgt. Reactie Johann Leten: Is dit geen SERR-materie?
11
Reactie Tjeu Arits: Lokale besturen spelen hier een rol in, dus daarom wordt dit geagendeerd op het RESOC. Reactie Frank Vols en André Remans: Wij willen dit graag eerst in de SERR bespreken op 7 juni. Vraag Marc Vandeput: Is er hier een principieel probleem? Reactie Johann Leten; We moeten oppassen met een teveel aan werkgroepen, vandaar dat we opteren voor ad hoc werkgroepen. We moeten oppassen met het institutionaliseren van dit platform binnen het RESOC. Het voorstel van samenwerking op p. 4 van het RESOC-document 8 is nogal verregaand; dit lijkt geen losse werkgroep maar een institutie op zich… Reactie Rik Mondelaers: Het LPD werkte als werkgroep van het STC goed; een institutionalisering is inderdaad niet echt nodig. Waarom wordt eigenlijk de naam “Platform” gebruikt in plaats van “Werkgroep”? Reactie Jos Haagdorens: Voor de studiedag op 17 maart 2005 was het kader van het STC weggevallen, zodat er moeilijk nog gesproken kon worden over een “Werkgroep Dienstencheques van het STC”. De naam Limburgs Platform Dienstencheques werd gekozen als een onafhankelijke naam. Het geheel blijft echter een ad hoc werkgroep, die de laatste maanden weliswaar wat actiever is geweest. Reactie Marc Vandeput: Volgens Vlaanderen is de dienstencheques-materie de bevoegdheid van het RESOC, en ik merk bij de aanwezige lokale besturen een bereidheid tot samenwerking met dit LPD. Voor de studiedag van 17 maart heb ik trouwens mee de uitnodiging vanuit het ERSV Limburg ondertekend, en heeft het ERSV ook een bijdrage in de kosten geleverd. Als de werkgeversorganisaties een bespreking in SERR wensen om het eens te worden over de relatie tussen SERR/RESOC en het LPD en het kostenplaatje en de tijdsbesteding van een ERSV-teamlid, dan dienen zij dit te agenderen op de SERR-vergadering van 7 juni. Reactie Jos Haagdorens: Het probleem is de federale snelheid: wanneer zal het rapport van Idea Consult klaar zijn? Het LPD zou dan nog graag voor de grote vakantie een studiedag organiseren. Hoe kan dit praktisch geregeld worden als er dan nog geen duidelijkheid is over de samenwerking met ERSV, SERR of RESOC? Reactie Johann Leten: Het LPD heeft toch geen fiat nodig van RESOC voor een goede werking? Reactie Jos Haagdorens: Het LPD is en blijft ad hoc, tot ze niet meer nodig is. Er is geen nood aan een structuur of institutionalisering, maar aan een ondersteuning vanuit het ERSV (via een teamlid). Besluit: De projectfiche wordt vervolledigd met o.a. inzet van personele en financiële middelen. De sociale partners bespreken de vraag tot samenwerking met het Limburgs Platform Dienstencheques in de SERR-vergadering op 7 juni 2005.
12
8. Adviesdossier Aanvraag verlenging WEP-plus BLM Genk (document 9) Tjeu Arits licht toe: Dit advies werd door het team voorbereid, na een consultatie per e-mail van een aantal experten ter zake. Dergelijke dossiers zullen in de toekomst via e-mail voor advies aan de RESOC-leden voorgelegd worden. Besluit: Gunstig advies voor verlenging WEP-plus BLM, deelproject Groenland.
9. Vastleggen vergaderdata rest van 2005
De volgende vergadering van RESOC Limburg vindt plaats op dinsdag 14 juni 2005 van 19u00 tot 21u00 in de Kempenzaal 1 van het Provinciehuis. De leden van de vergadering vragen om een strikte timing te hanteren, en de RESOCvergaderingen ook daadwerkelijk ten laatste om 21u00 af te sluiten. Ter info: de volgende vergadering van SERR Limburg is op dinsdag 7 juni 2005 om 17u00.
10. Varia
Verslag Yves Houben Coördinator RESOC Limburg
13