Religieus, daarom nog niet godsdienstig Herman-Emiel Mertens Onze rijke Nederlandse taal laat ons toe een onderscheid te maken tussen religieus en godsdienstig. In tegenstelling tot het Duits, het Engels, het Frans, en ga maar door. Wij mogen bepaalde kunstwerken religieus noemen, ook al hebben zij inhoudelijk niet veel te maken met een of ander godsdienstig thema. Is de Lierse belforttoren minder religieus dan de Sint-Gummarustoren? Is 'De Denker' van Rodin minder religieus dan Michelangelo's 'Pietá' in de Sint-Pietersbasiliek te Rome? Is van Goghs zelfportret minder religieus dan zijn 'Stilleven met open Bijbel'? Klinkt een sonate van Bach 'per se' minder religieus dan zijn 'Matthäuspassion'? Trouwens, louter vocale muziek kan moeilijk thematisch godsdienstig worden genoemd. Hetzelfde geldt voor de dans - waarschijnlijk de oudste der kunsten - die bezwaarlijk godsdienstig kan heten. Wat de literatuur betreft - roman, poëzie, toneel - is het eventuele onderscheid tussen religieus en godsdienstig wel zinvol. Vergelijk Zorba de Griek van Niko Kazantzakis met zijn eerste bestseller Christus wordt weer gekruisigd. Is Marnix Gijsens Joachim van Babylon religieuzer dan Gerard Walschaps Een mens van goeden wil? En wat te denken van Guido Gezelles Ego Flos of 0 wilde en onvervalste pracht in vergelijking met andere van zijn gedichten als Terug en 't Er viel 'ne keer. Het gedicht van de Hollandse mysticus Jan Luyken De Ziele betracht de nabijheid Gods is zo godsdienstig als maar kan. Toch zal niet iedere lezer er daarom door worden beroerd? Het huwelijk van Willem Elsschot daarentegen heeft weinig of niets met godsvrucht te maken, maar zal misschien velen sterk pakken. Ook uit de dramatiek kunnen voorbeelden worden geciteerd: T.S. Eliots The Cocktail Party of zijn Murder in the Cathedral; Paul Claudels Téte d'Or of zijn L'Annonce faite à Marie. Het is maar een grabbel want de voorbeelden zijn legio. Religieus of godsdienstig? Zo luidt de vraag die hier aan de orde is. Maar eigenlijk is het niet of/of. Het gaat hem niet om een tegenstelling of om een dilemma, wel om een begrippelijk onderscheid. Ook een inhoudelijk godsdienstig kunstwerk kan aanleiding zijn tot religieuze ervaring. Anderzijds, ook kunst zonder godsdienstige thematiek kan door sommigen als religieus worden ervaren. Met opzet gebruik ik hier de term 'ervaring'. Want daar is het bij het onderscheid om te doen. Ik weet het: door de meeste kunstenaars en kunstliefhebbers, zelfs door vele kunstcritici worden de termen ‘godsdienstig' en 'religieus' door elkaar gebruikt. De verklaring is niet ver te zoeken: de thematische benadering is de meest gebruikelijke. De artistieke weergave van een bijbelscène, een heiligenleven, een kerkelijk gebeuren, een mystiek symbool is sowieso godsdienstig en dus ook religieus. Echter, de 'dus' is er teveel aan. Dat de twee adjectieven helemaal geen synoniemen zijn, dat de ene kwalificatie niet noodzakelijk voortvloeit uit de andere, wordt hopelijk duidelijk in dit opstel. Alles hangt af van de betekenis van de twee termen. Nogmaals, het onderscheiden gaat in tegen het algemeen spraakgebruik. Menselijke ervaring De mens is een ervarend wezen. Leven is ervaren. Het leven is één vloeiende stroom van ervaringen: honger en dorst, koude en warmte, pijn en vreugde, ruimte en tijd, lichaam en geest, inspanning en ontspanning, haat en liefde... De hele dag door, soms zelfs bij nacht. Experientia docet. Niet zonder reden worden (vele) bejaarden als ervaren mensen aangezien, terwijl (vele) jongeren doorgaan als onervaren. Bij nader onderzoek blijkt dat menselijke ervaring gekenmerkt is door twee dimensies: een subjectieve en een objectieve. Ervaring is persoonlijk, strikt persoonlijk. Vandaar het moeilijke van de expressie tegenover derden, want deze kunnen niet diep en tenvolle aanvoelen wat ikzelf ervaar. Ik ervaar. Maar er is ook een objectieve pool. Steeds ervaar ik iets (of iemand, ook al is het voorwerp van
1
mijn ervaring het eigen ik, b.v. als ik mezelf ervaar als ziende en luisterende, als vrolijk of droef). De ervaring is een gebeuren: een toenadering van subject en object. In zekere zin voelt het ervarende subject zich enigszins vereenzelvigd met het ervaren object. Een soort identificatieproces. Uiteraard hangt hierbij veel af van de intensiteit en de diepte van de ervaring. Ik kan voorbij een boom wandelen, bijna achteloos. Ik kan er heel eventjes naar kijken of er blijven bij stilstaan, hem bewonderen, mij openen voor zijn schoonheid, er a.h.w. in opgaan, zodat ik een beetje boom word ('verboomd') terwijl ik de boom ervaar als begaafd met menselijke eigenschappen (praten, zingen, zwijgen, ademen, houden van ... ). Om die ening van subject en object poëtisch te illustreren wil ik twee gedichten citeren. Het eerste is de Boombeschrijving van Hans Andreus. Bomen zijn werkelijk. Hun bladeren praten werkelijk met woorden veelzeggend en letterloos. Hun toppen zingen. Hun stammen zwijgen hoorbaar. Hun wortels houden van de aarde. Bij een boom staande moet ik wel ademen als een boom Naar een boom ziende zie ik hemel en aarde in elkanders armen. Want een boom een boom is als een bruiloft. Heerlijk klinkt het ook in deze verzen van Jan Hammenecker, de zanger van de Scheldedijken met hun notelaars in Mariekerke, zijn geboortedorp. 'k zal zolang ik ademhale spreken met ontroerde tale over U mijn Scheldestroom! 't is al lang dat ik bedolven ben in uwe golven dat ik mij 'verschelderd' droom dat ik ben gelijk het water dat ik bij meselve tater zo de baartjes in het riet. Ervaren is méér dan louter zintuiglijk waarnemen - zien, horen, smaken, ruiken, voelen, tasten - want het is bovendien (min of meer) duidend. Wij zien méér dan wat wij in het oog krijgen weerspiegeld. Ervaring gaat spontaan gepaard met interpretatie. Ik zeg het Edward Schillebeeckx na: "Ervarend identificeren we het ervarene, en we doen dit door wat we ervaren onder te brengen in reeds gekende modellen en begrippen, schema's of categorieën, en te zien of het daarin past of niet. Ik zie iets, en zeg: een steen." (Gerechtigheid en liefde, Brugge 1977, 26). In een preektekst van de Duits- Amerikaanse theoloog Paul Tillich luidt het aldus: "Wij zien nooit uitsluitend wat we zien; samen ermede en erdoor zien we steeds iets anders. Het zien schept, het zien verenigt, maar vooral reikt het
2
boven zichzelf uit. Kijken we naar een steen, dan zien we op directe wijze slechts de kleuren en vormen van die zijde die naar ons is toegekeerd. Maar samen met en door die begrensde oppervlakte zijn wij ons bewust van de rondheid, de uitgestrektheid en de massa eigen aan de structuur van het gehele ding. We zien verder dan het geziene." (Seeing ond Hearing). De wijze van interpreteren is niet alleen geconditioneerd door onze vroegere ervaringen. Zij is ook sociaal en kosmisch beïnvloed. De sfeer van een vrolijk gezelschap kan mij meesleuren. De ambiance richt en versterkt ons zien, ons horen, ons smaken, ons ruiken, ons tasten. Meevoelend met rouwende vrienden ervaar ik mezelf als kwetsbaar en verdrietig. Menselijke ervaring is ook kosmisch gebonden. Klimaat en landschap, ruimte en tijd, lichamelijke conditie, voeden en kleuren onze ervaring. Religieuze ervaring Zoals hierboven gezegd laat onze Nederlandse taal ons toe een onderscheid te maken tussen religieus en godsdienstig. Dit komt uitermate gelegen in onze geseculariseerde cultuur. De werkelijkheid wordt door christenen niet langer opgedeeld in twee strikt gescheiden domeinen: het profane en het sacrale. Geen voorwerp, geen plaats, geen gebeurtenis, geen tijd is heilig 'op zich'. Wel kan het profane op religieuze wijze worden ervaren. Strikt genomen kan alleen de menselijke ervaring religieus gekleurd zijn. Deze kwalificatie is een kwestie van diepte en intensiteit. Met het beklemtonen van het subjectieve karakter wil ik geenszins de eigen inbreng van het object van de ervaring ontkennen. Voor godsdienstige mensen (en misschien ook anderen) zal allicht eerder de lezing van de 'Heilige' Schriften religieus getint zijn dan deze van romans. Men zou kunnen gewagen van een predispositie van het voorwerp van de ervaring. Velen zullen eerder een kathedraal religieus ervaren dan een sporthal. Alhoewel. Om het religieuze notioneel te verklaren kan het nuttig zijn ons te laten leiden door de drievoudige etymologie van de Latijnse term 'religio'. Deze heeft te maken met lezing en zin. Cicero spreekt van 're-legere': (her)-lezen, aandachtig lezen, ervaren, interpreteren. De christelijke Lactantius (4de eeuw) ziet een verband met 're-ligare': vastbinden. Naast deze twee etymologieën verwijst Augustinus naar een derde, een volkse etymologie: 're-eligere', opnieuw kiezen. Woordverklaringen zijn natuurlijk geen argumenten. Wel kunnen ze richtingaangevend zijn. Vanuit de drievoudige etymologie - zicht, binding, keuze - zouden wij het religieuze kunnen omschrijven als een diepe, aandachtige, interpreterende ervaring waarbij wij ons bestaan in een ander daglicht zien, onze bindingen herontdekken om ze positief te beamen. De godsdienstfilosoof William James noemde religie: "a man's total reaction upon life". Zo ongeveer iets als wat Goethe bedoelde met "Seit ich in deiner Liebe ein Bleiben und Ruhen habe ist mir die ganze Welt so heil und klar". In Schoonheid is Uw Naam (p. 35) omschrijf ik het 'religieuze' als "de intense en aangrijpende ervaring van de werkelijkheid van mensen en dingen waarbij wij onze diepste gebondenheden, sociale en kosmische, ontwaren en herinterpreteren om ze positief te duiden en te beamen als mogelijkheden tot persoonsgroei en gemeenschapsvorming, ook al is hierbij een klaar besef van een transcendente Andere afwezig". Dat betekent dus dat religieus en godsdienstig helemaal geen synoniemen zijn. Bijgevolg: noch een en-en; noch een of-of. 'Op zich' moet het religieuze dus losgekoppeld worden van alles wat te maken heeft met bijbel, dogma's, gebeden, liturgie, rituelen, sacramenten, devotiepraktijken, godsdienst, kerksheid. Anderzijds kunnen al deze spirituele handelingen en houdingen ook een religieus karakter hebben. Het hoeft daarom nog geen mystieke extase te zijn of een diepgaande bezinning op een 'gewijde' tekst. Ook volkse devotiepraktijken kunnen aanleiding geven tot ervaringen die én godsdienstig én religieus kunnen worden genoemd. Ervaringen waarbij het subject tot in merg en been wordt geraakt zodat het zijn bestaan opnieuw 'her-leest', zijn zin voor diepte, oorsprong en toekomst zo wordt aangescherpt dat het zijn sociale en kosmische gebondenheden sterk aanvoelt en ja-zegt. Echter, al deze componenten en eigenschappen
3
zijn niet in iedere religieuze ervaring in dezelfde mate aanwezig of herkenbaar. Er zijn verschillende niveaus en soorten. Te noteren valt ook dat het religieuze van een ervaring vaak spontaan, zelfs onverwacht verschijnt. Het komt meestal niet op geplande of voorziene wijze. Niet te berekenen. Niet te forceren. Het is nonsens te beweren: ik zal vanavond naar de sterrenhemel kijken en dan zal ik ongetwijfeld een religieuze ervaring hebben. Die komt niet op commando. Esthetische ervaring: gedeeltelijk of deelnemend Esthetische ervaring betekent schoonheidsbeleving. Bedoeld is evenzeer het natuurschoon als het artistieke. Esthetische ervaring kan zo aangrijpend zijn dat zij een religieus karakter krijgt. Zij kan religieus zijn of zij wel of niet betrekking heeft met godsdienstige thematiek. Religieus en esthetisch zijn hoegenaamd geen synoniemen. Zelfs als het gaat om een ervaring van godsdienstig geïnspireerde kunstobjecten mag men esthetisch niet gelijkstellen noch met godsdienstig noch met religieus. Men kan gregoriaanse kerkzang mooi vinden, zonder er sterk door ontroerd te worden. Idem voor de bewondering van een kerkgebouw, van een pietá, van een Christus op de koude steen, van een bijbelverhaal: je kan dat alles prachtig vinden zonder dat het een sterke en blijvende indruk nalaat. Dat ligt geenszins aan de artistieke waarde van het kunstobject 'op zich' maar aan de manier waarop het wordt ervaren. 'The beauty is in the eye'. Een kunst-minnend oog ziet anders. Er is zien en zien, luisteren en luisteren, lezen en lezen, bewonderen en bewonderen. En het ene moment is ook het andere niet. Bovendien, veel hangt af van de culturele vorming en de artistieke aanleg van de bewonderaar, van zijn momentane gemoedsgesteltenis. Een oppervlakkige kunstbeleving is bezwaarlijk religieus te noemen, in tegenstelling tot een intense en diepgaande esthetische ervaring. Met de Amerikaanse filosoof F. David Martin kunnen we een onderscheid maken tussen 'a partial or spectator enjoyment' en 'a complete or participative aesthetic experience'. Gedeeltelijk of deelnemend. In het eerste geval gaat het om een afstandelijk en oppervlakkig bewonderen zonder enige weerslag of naklank in het verdere leven. Wie zo maar wat rondwandelt in een museum, nu en dan eens blijft staan en "schoon" mompelt, maar dan rustig verder gaat, zal er nadien niet van wakker liggen. In contrast met dit voorbijgaand 'gedeeltelijk' kunstgenot van de toeschouwer staat het 'deelnemende' kunstgenot van de diep ontroerde kunstminnaar die zwijgend, 'stilstaande', bewondert, volop geniet en helemaal opgaat in zijn esthetische ervaring, die echt religieus mag heten, of zij godsdienstig is van inhoud of profaan. Een innige verbondenheid, een soort identificatie van object en subject 'gebeurt' in het intens en diep genieten van de schoonheid zowel van de natuur als van een kunstwerk (Vgl. Hammeneckers Scheldegedicht, Andreus' Boombeschrijving). Als geen andere heeft Guido Gezelle zich vereenzelvigd met de pracht van de natuur. Hij was betoverd door de wilde en onvervalste pracht der blommen langs de watergracht. Hij mocht zeggen Ego Flos. Zijn ziel kon stil luisteren naar de bomen, de wind, de stromen: Als de ziele luistert spreekt het al een taal dat leeft, 't lijzigste gefluister ook een taal en teken heeft: blaren van de bomen kouten met malkaar gezwind baren in de stromen klappen luide en welgezind, (…) als de ziele luistert. Maar dé voorwaarde is: stil luisteren. Een goede raad aan museumbezoekers (en nog meer aan de rondleidende gidsen die almaardoor praten). Om het met de Engelse dichter Wystan
4
Hugh Auden te zeggen: "Stand stable here and silent be". Een vers uit de eerste strofe van zijn gedicht Seascape: Kijk, vreemdeling, naar dit eiland nu een dansend licht voor uw lust onthult, blijf wachten hier en luister mee, dat door de kanalen van het oor, als een rivier mag dwalen de wiegende zang van de zee. (vert. H. Servotte) Voor een 'participant' is een schilderij, een sculptuur, een bouwwerk méér dan een bij de eerste aanblik verschijnende compositie van lijnen, kleuren, vormen, tegenstellingen, vlakken, perspectieven, achtergronden. Stil-staand, zwijgend, geconcentreerd be-ziet, beluistert, be-tast deze 'deelnemende' bewonderaar het kunstwerk, geraakt gefascineerd, ontwaart een nieuwe betekenis van het stukje werkelijkheid dat zich hier en nu reveleert. "Die Kunst lässt die Wahrheit entspringen", aldus Martin Heidegger, althans voor kunstminnend oog van de participant die zich hierdoor gelukkig voelt. Diep kunstgenot is "a joy for ever" (John Keats). Zelfs wanneer het in plastische of in literaire kunstwerken thematisch gaat om menselijke misère 'kan' de beleving door de bewonderaar vreugdevol zijn. Niet om zich sadistisch te verblijden, niet om de rouw en het verdriet op goedkope wijze te verdringen of te verwerken, maar om zich te verheugen over de ontroerende, artistieke weergave, ook al is er geen 'happy end'. Schoon maar lelijk. William Butler Yeats sprak van "a terrible beauty" (in zijn gedicht over de Ierse opstand in Dublin Easter 1916). Oorlog, geweld, ziekte, dood, armoede, verdrukking, bliksem, storm, aardbeving en andere natuurrampen: het 'kan' alles eventueel een mooie, sublieme expressie krijgen in de kunst. Denk aan Grünewalds lsenheimer-altaarretabel, aan Picasso's 'Guernica', aan Kollwitz' 'Treurende Ouderpaar', aan drama's van Shakespeare, T.S. Eliot, B. Brecht, aan Gezelles Kerkhofblommen, aan Elsschots Bormsgedicht, aan oorlogsromans van Remarque... Slechts een kleine greep uit de vele voorbeelden. Volgens de meeste critici moet een kunstwerk niet zozeer als nabootsing van het bestaande worden gezien zoals in Plato's mimèsis theorie. De waarde van een schilderij als kunstwerk wordt niet allereerst bepaald door de al dan niet trouwe gelijkenis met het afgebeelde (al kan deze belangrijk zijn zoals in de portret- en landschapstekening). Impressionisme, expressionisme, surrealisme beogen niet fotografische kopijen van de realiteit te leveren. In moderne kunst gaat het meer om uitbeelding dan om afbeelding of reproductie. Zoals iedere menselijke ervaring is de esthetische meer dan waarneming, zij is interpreterend. De 'participant' ziet méér dan wat hij ziet. Een bloem is méér dan een botanisch object voor wie er méér in ziet, er méér mee bedoelt - een 'surplus' - zoals een smoorverliefde die zijn schat een bloemenruiker schenkt om zijn intiemste gevoelens te uiten, misschien met de glimlach, romantisch zingend 'but there's never a rose like you'. Iets analoogs gebeurt bij de vervoering door literatuur. Een 'participant' leest méér dan wat er letterlijk staat geschreven. Dat vooronderstelt een onderkennen van de dubbele bodem van de tekst en een sensibiliteit voor de 'disclosure' bewerkt door de pointe van het toneel, het verhaal, het gedicht. In het opgaan in de tekst, in het 'deelnemend' bewonderen wordt een weidsere horizon ontwaard, een stukje een nieuwe wereld. Wat hoger werd genoteerd over het strikt persoonlijke karakter van de menselijke ervaring in het algemeen geldt a fortiori voor de esthetische, want 'de gustibus et de coloribus non disputatur'. Smaak is door en door persoonlijk. Wat door vele gevormde kunstcritici denigrerend wordt bestempeld als kitsch kan desondanks voor vele anderen bron zijn van esthetische en zelfs van religieuze ervaring. Wie zal met gezag beweren: dit is schoon?
5
Trouwens wat is schoonheid? - Niet te definiëren, niet te bewijzen. Niemand kan verplicht worden een landschap of een kunstwerk mooi te vinden. Kunstgenot is zaak van persoonlijk aanvoelen en inzicht. Over schoonheidscriteria bestaat er geen consensus. In deze materie gelden geen argumenten, zeker geen rationele, want esthetische ervaring is intuïtief en emotioneel. Een ervaring van de hele mens die zich met hart en ziel opent voor wat zich aan hem/haar als mooi openbaart, hier en nu. In zijn Kritik der Urteilskraft tekent de filosoof Immanuel Kant de schoonheidservaring als een aanvoelen en waarderen zonder eigenbelang, zonder rationeel begrijpen, zonder doelgerichtheid. Kunst om de kunst. Je vindt iets mooi, niet omdat het jou wat opbrengt, niet omdat je kan bewijzen dat het mooi is, niet om anderen dienst te bewijzen of te plezieren. Je zegt: "Dit is mooi gewoon omdat ik het mooi vind. Basta". "Schöne ist das Schöne und sonst nichts: A rose is a rose is a rose". (Gertrude Stein) En wat met een geloofservaring? Welke is de verhouding van de religieuze esthetische ervaring tot de christelijke geloofservaring? Wanneer deze tevens godsdienstig is van inspiratie en/of van inhoud kan zij uiteraard voeren tot vernieuwing van geloofsinzicht en geloofsovergave. Of in omgekeerde richting het gelovig zijn iedere esthetische ervaring op specifieke wijze tekent en kleurt, is een andere vraag. Maar vooraleer de relatie esthetisch - religieus - godsdienstig nader te omschrijven dient te worden verduidelijkt vanuit welke geloofsopvatting wordt vertrokken. Christelijk geloof wordt hier vooral als waardenbeleving opgevat: de integratie in de dagelijkse levenspraktijk van de door de evangelische boodschap aan de naar zin zoekende mens aangeprezen waardenschaal, met als hoofdwaarden vrijheid en gemeenschapszin beide reële aspecten van de Liefde: tot mezelf en tot de anderen. Authenticiteit en solidariteit: zichzelf worden door zichzelf in te zetten voor de anderen. Hierbij wordt gerefereerd naar het fascinerende voorbeeld van Jezus Christus die voor zijn ideaal van liefde zijn leven heeft gegeven, onvoorwaardelijk. Om het á la Tillich te zeggen: geloof is de toestand van onvoorwaardelijk betrokken zijn op het oneindige zoals deze is verschenen in de boodschap en het leven van Jezus. Deze ziens-wijze voorkomt vertekeningen: de intellectualistische (geloven is weten), de voluntaristische (geloven is willen), de emotionalistische (geloven is voelen). Geloof is meer een kwestie van waarden dan van waarheden. Een attitude die het hele bestaan tekent en het in een specifiek daglicht stelt. Het engagement van de gelovige is bron van nieuwe levenspraxis én van nieuw levensinzicht. Geloof doet zien, kleurt de ervaring. De gelovige leeft in dezelfde wereld als de niet-gelovige maar ervaart deze op specifieke wijze, daarom nog niet op ieder moment en in alle omstandigheden. Vele gebeurtenissen en situaties, vele mensen en dingen, vele taken en geneugten, vele problemen worden door de gelovige op juist dezelfde wijze ervaren als door de niet-gelovige. Maar soms kan er duidelijk een verschil zijn bij het interpreteren van problemen, het treffen van beslissingen, het aannemen van levenshoudingen. Dan spelen er prioriteiten. Gelden principes als 'business first', 'Wille zur Macht', ,eerst oompje dan oompjes kinderen', dan wordt het leven in een totaal ander perspectief ervaren dan wanneer absolute voorrang wordt verleend aan vrijheid en medemenselijkheid in al hun vormen: levensrespect, waarheidsliefde, oprechtheid, sociale rechtvaardigheid, dienstbetoon, mildheid, vriendelijkheid, verzoening, vrede, trouw. Geloof als antwoord op het evangelie heeft men niet eens en voorgoed, als een onontvreemdbaar bezit. Men 'is' geen gelovige, men 'wordt' het groeienderwijze, met ups en downs. Af en toe zijn er in dit groeiproces topmomenten waarop de globale geloofservaring plots zeer intens en diep aangrijpend wordt, qua levendigheid en kracht vergelijkbaar met de deelnemende esthetische ervaring (al komt er niet noodzakelijk schoonheid aan te pas). Om terug te keren tot 'deelnemende' esthetische ervaring: deze is niet altijd godsdienstig van inhoud of inspiratie en voert niet noodzakelijk naar christelijk geloof, noch qua praxis, noch
6
qua inzicht. Zij kan natuurlijk het pad effenen, maar zij bewerkt niet automatisch een bekering tot christelijk geloof. Dit is trouwens geenszins het doel van het kunstgenot dat in de optiek van ‘l'art pour l'art' zichzelf tot doel is. Anderzijds is het denkbaar dat de christen zijn esthetische ervaring spontaan associeert met zijn geloofs-inzicht en -praxis. De verblindende schoonheid van een kerkgebouw, de bedwelmende pracht van een landschap, kan de gelovige in vervoering brengen zodat er een link ontstaat van esthetische, religieuze, godsdienstige ervaring met de geloofservaring. Eens die schakel er is, wordt verdere interactie mogelijk. Geloofservaringen en esthetische kunnen elkaar beïnvloeden. Misschien dat bij een christen Bachs 'Matthäuspassion' ietwat anders klinkt dan bij een atheïst (ik zeg wel: misschien). Denk aan het kijkend bewonderen van de 'Pietá' van Michelangelo, van de kruisweg van Albert Servaes, van het romaans kerkje van Senanque ... Of aan het lezend genieten van bijbelse psalmen, van Dantes Divina Commedia, van Gezelles Ego Flos, aan Kazantzaki's Last Temptation, aan Claudels L'Annonce faite á Marie... In dat verband kan ook verwezen worden naar Augustinus die in zijn Belijdenissen (X,27,38) God 'Schoonheid' noemt: Laat heb ik u liefgekregen, o schoonheid, zo oud en zo nieuw, laat heb ik u liefgekregen! En gij waart binnen en ik was buiten, en daar zocht ik u, en ik rende, wanstaltig als ik was, op de schone dingen af die door u gemaakt zijn. (vert. G. Wijdeveld) Hier rijst natuurlijk ook de vraag of de esthetische ervaring van de christen 'per se' anders is gekleurd dan deze van de atheïst wanneer het gaat om niet-christelijke of profane kunstwerken zoals b.v. de Ilias, de Aeneis, Horatius' Oden, Mozarts 'Toverfluit', de 'Venus' van Botticelli, de 'Schaking van Prosperina' van Bernini, 'De Denker' van Rodin, de Griekse tempels van Paestum en van Segeste ... Wie zal het zeggen? Misschien dat als slot van dit bondige opstel mag worden verwezen naar een concreet voorbeeld dat ikzelf heb ervaren als én esthetisch, én religieus, én godsdienstig. Kollwitz’ Treurende Ouderpaar Ik zal niet de enige zijn die sterk beroerd wordt door Käthe Kollwitz' oorlogsmonument het 'Treurende Ouderpaar' op het militair kerkhof te Vladslo. Door de beeldhouwster is het ongetwijfeld bedoeld als herinnering aan haar zoon die in het najaar 1914 in Vlaanderen sneuvelde. Tegelijk is het een protest tegen het absurde oorlogsgeweld. Ik heb het met eigen ogen kunnen bewonderen en zoals talloze anderen vind ik het zeer mooi. Het heeft mij bovendien sterk aangegrepen. Wie geruime tijd 'stil-staat' op die gewijde plaats met al die eenvoudige zerkjes van gesneuvelden, in de schaduw van die gebeeldhouwde vader en moeder, mijmert spontaan en is diep geraakt. Mijmeren over zoveel onmenselijk leed van de slachtoffers, van hun vaders en hun moeders, van hun geliefden ... Wie zou er bij die twee beelden van het treurende ouderpaar niet diep geschokt worden. In ieder geval, wat mij persoonlijk betreft was het een diep religieuze, want 'deelnemende' esthetische ervaring. Ik kan het maar moeilijk verwoorden wat er bij het stil-staand, mijmerend bewonderen van die twee sobere maar prachtige kunstwerken in je intieme zelf omgaat. Daar moet je woordkunstenaar voor zijn. Naar mijn aanvoelen is Jan Coghe daar in geslaagd met zijn gedicht Kerkhof te Vladslo opgedragen aan Käthe Kollwitz:
7
Een vader kan niet anders dan met gekruiste armen een moeder niet dan met gebogen hoofd nu zij haar kind zo koud niet kan verwarmen nu levensloos ligt wat het leven had beloofd. Versteend de mond en heel het wezen zonder bewegen, net zoals hun kind: wie zal hen uit zijn dood genezen blijven zij voor het schaduwgroene gras verblind? Zelfs tranen wellen niet meer uit hun ogen tenzij de regen die zij niet meer duchten: als men de dood der jeugd hier moet gedogen waarvoor zou men nog willen vluchten? Een vader kan echt niet dan met gekruiste armen een moeder niet dan met gebogen hoofd tussen hen in de eeuwigheid omarmen als om te redden wat hun zoon ooit had geloofd. Aangrijpende poëzie die m.i. geen commentaar behoeft. Tenandere de tekst is eenvoudig: geen moeilijke woorden, geen ingewikkelde zinsconstructies. Natuurlijk wie nooit in levende lijve te Vladslo is geweest zal er waarschijnlijk minder door zijn geraakt. Eigenlijk is het een treffende meditatietekst: een waardig onderschrift van de twee beelden. Meermaals heb ik dit gedicht ‘langzaam' voorgelezen wanneer ik in een les of voordracht over 'Kunst en religie' dia's toonde van Kollwitz' beelden. Zelf kon ik geen betere commentaar bedenken. Telkens heeft de sterke aandacht en de absolute stilte van mijn gehoor mij diep getroffen. Telkens was ikzelf persoonlijk diep geraakt én bij het bekijken van de beelden (al is het dan via projectieplaatjes) en bij het mediterend beluisteren van het gedicht. Zien en horen, in stilte. Hoe indrukwekkend. Hoe mooi. Wat een ervaring! Een esthetische? Een religieuze? Heel zeker. Ook een godsdienstige, al wordt er met geen woord gerept over God, kerk of hiernamaals? Ook een geloofservaring? - Hier kan ik maar alleen voor mijzelf op antwoorden. Herman-Emiel Mertens Literatuur W.A. De Pater, Taalanalytische perspektieven op godsdienst en kunst, Antwerpen, 1970. F.D. Martin, Art and Religious Experience. The Language of the Sacred, Lewisburg, 1972. L. Dupre, The Other Dimension. A Search for Mcaning of Religious Attitudes, Ncw York 1972. L. Van Haecht, Inleiding tot de filosofie van de kunst, Assen, 1978. H. Küng, Art and the Question of Meaning, Ncw York, 1981. G.J. Hoenderdaal, Het esthetische, een weg tot geloof Gedachten over godsdienstige en esthetische ervaring, Baarn, 1982. H, Küng 1 W. Jens, Wereldliteratuur en religie, Hilversum, 1986. A.Sheppard, Filosofie van de kunst (Ned.J.A. Schalekamp), Utrecht, 1989.
8
F.B. Brown, Religious Aesthetics. A Theological Study of Making and Meaning, Ncw Jersey, 1998. J.A. Martin, Jr., Beauty and Holiness. The Dialogue between Aesthetics and Religion, New Jersey, 1990. G. Pattison, Art, Modernity and Faith, Londen, 1991. J. Aler, De waarheid van de kunst. Kunstfilosofische opstellen, Amsterdam-Meppel, 1996. H.E. Mertens, Schoonheid is Uw Naam. Essay over esthetische en religieuze ervaring, Leuven, 1997. R. Viladesau, Theology ond the Arts, New Jersey, 2000. Het gedicht van H. Andreus op p. 246 komt uit: H. Andreus, Zoon van Eros, uit: Verzameld werk, uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 1983, p. 247. Uit: Openbaar. Tijdschrift voor leesbevordering 31 (2001) 5, blz. 245-251 Themanummer: Het religieuze in de poëzie
9